Mm

.■ jF^v"

■:*',p'^

'M'/:M

. . H^..'

#.„,3^*<. *■'•■«■''

m : n

^%^^-

m- m

»Z*Z*

'»*»''

*:.t.W.f'

~'\|>'-:-'/V'^V':^-\ :;'-'':. -^V'

V<>^'

^!::'^:>:;V■ (♦•")

i

ONZE KUNST

DEEL XXIII

Digitized by the Internet Archive

in 2010 with funding from

University of Toronto

http://www.archive.org/details/onzekunst23antw

ONZE KUNST

VOORTZETTING VAN DE VLAAMSCHE SCHOOL HOOFDREDACTEUR Dr. P BUSCHMANN

Rubriek Ambachts- en Nijverheidskunst onder Redactie van de

Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst

Redactie-Commissie : S. H. de Roos, Jac. Ph. Wormser, H. Pels,

Jac. van den Bosch, Corn. Van der Sluys, Secretaris.

DEEL XXIII

12^ JAARGANG r HALFJAAR JANUARI-JUNI

igiS

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP -. ONZE KUNST » ANTWERPEN AMSTERDAM : L. J. VEEN.

N

if, MAR 2 1966 !!

\t^

•fe

10542?!

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD

(GEBEELDHOUWD DOOR JACQUES DUBRCEUCQ)

Aan M. Poncelet, voorzitler van hel Museum- bestuur te Dowaai.

noeh de kunslweiken in het Museum te Dowaai, trekt een ligbeeld in aliiast bijzonder onze aandacht. Op een grove rieten mat, waarvan de beide uiteinden aan het hooi'd en de voeten opgeiold zijn, ligt de starre gedaante van een doode, enkel in liet midden met een wrong van de lijkwade, waarop hij uitgestrekt ligt, bedekt. Hij ligt daar, zooals Bossuel, met zijn krach- tigen eenvoud, zou gezegd hebben « tel que la niort la fait, » in de kracht van zijn jaren; een meedogenlooze ziekte heeft liaar stempel op dal hoi gelaat met de ver vooruitstekende jukbeenderen gedrukt, en de smartelijk vertrokken mond, die zoo juist den laatslen zuchi lieei't uilgeblazen, laat twee tandenrijen zien. Hel werk is uitgevoerd met een machtig realisme en duidt bij den kunstenaar niet enkel een zeer ver doorgevoerde studie van het menschenlijf, maar tevens de voile beschikking over de hnlpbronnen der beeldhouwkunst aan, terwijl het patina van den tijd die aan het albast de rijke tinlen van het ivoor verlecnde, "t aangrijpende van het geheel nog verhoogt,

II

Dit beeld stelt voor : den grootmachtigen beer Karel II, graat' van Lalaing, ridder van het Gulden Vlies, Landvoogd en Hoogbaljuw van Henegouwen, gouverneur-generaal der Nederlanden, geboren in 1506, geslor- ven aan dyssenterie te Brussel, den 21«" November 1558. Hij huwde de eerste maal met Margaretha van Croy, barones de Wavrin, jongste dochter van Karel, prinsvan Chimay, welke hem twaalf kinderen schonk, waarvan slechts een haar overleefde en stierf zelvc in het kraambed te Bergen in Henegouwen den "iK" Jnli 1550. Kort daarna trad Karel van Lalaing voor de tweede maal

Onjp. KiNST. Dei-\ XXUI. .lamiari I'JI.f.

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD in het huwelijk met Maria de Montmorency, die hem in November 1551 een zoon sclionk. Margaretha van Croy lag liegraven in de kerk te Lalaing, waar nog andere leden van liaar doorluclitig geslachl bijgezet waren en waar, door de goede zorgen van hunnen eenigen omstreeks 1540 geboren zoon Filips, het lijk van den graaf naast het hare werd gelegd « en pieuse m^moire de ces tres nobles progenileurs « en waar hij bun ter eere een prachtige marmeren tombe oprichtte.

Dit monument bestond nog in de xvni'= eeuw en wordt in de Voijage litteraire de deux Benedictins (*) op de volgende wijze bescbreven :

Nous reslames 10 jours t\ Anchin, comblez (ies honiietelez de monsieur le grand prieur el des relioieux. Comnie nous nous disposions ^ prendre conge d'eux, ils nous conseillerent d'aller voir Ies lombeaux des messieurs de I'Alaing, qui out fait autrefois une assez grande fioure dans Ies Pays-Bas. lis nous firent meme tant d'instances que nous ne piimes nous en drspenser. Monsieur le grand prieur eiit la bonte de nous donner deux religieux qui nous accompagnerent. Nous y vimes quelques tombeaux qui ne sont pas indifferens, nous Ies aurions dessine si nous avions eu le terns, niais nous primes au nioins Ies epitaphes... Entre la chapelle S. Jean et le grand autel, sous une pyramide, il y a une lame de cuivre sur laquelle est gravee une epitapbe.

Er is bier sprake van bet gral'schrift 't weik i)etrekking bad op Karel II en Mar'Hierite de Croy, waarvan we reeds in de xvii'' eeuw, melding vinden gemaakt in Le Blason de tons Ics chevaliers de I'ordre de la Toison d'or en waaraan de scbrijver van dat werk bet volgende toevoegde :

Messire Charles comic de Lalain estoit Ires bien cognii par celuy qui fit I'epitaphe cy jointe qui ce trouve inscripte en une lame de cujvre dore posee sur un liclie tombeau de marbrc blanc en I'Kglise de S. Aldegonde ;i Lalain, qui fail parliculiere mention, tanl de ses verluz et bonnes parties, que des dignilez et charges dont ses Princes naturels ont voulu cjuil ful honore (-).

Lang was de lijst der litels en waardigbeden welke door den edelen beer gedragen waren. Hij was : « doyen des pairs de Hainaut, l)aion de Conde, sencclial de Flandres, siigiieiir de Bracle, de Wasiers, de Saint Albin, chef des finances de Charles Quint et de Philippe II, etant de leur cbambre et conseil prive, gouverneur general des Pays-Bas, ambassadeur desdits en diverses circonstances imporlanles, notamment lorsdu mariage de Philippe II avec Marie Tudor ». Al deze waardigbeden werdcn ecbter gewetligd door de hoogc verdicnslen van den dignitaris, waarvan o. a. een kroniekschrijver, Louis iiressin, coiiire de la prevole de Walten, bet volgende getuigenis aflegt :

I.efpiel sieur esloil done de tonics vertus ap])arlenans a ung bicn grand prince, lant au fail <les lellres, conime aux armes, gaiiiy de justice, priuicncc, temperance, force, magna- iiiniite, piele, religion el seniblables vertus: dc sorle que lempereur Charles ¥>•■ et le roi Phil'', sou lilz, le lindrent lousjours en grande recommandalion et alleclion (').

(') I). Marlenc el Dnrand, 172-I. biz. 8C.

(*) Maurice, Le HIason de tons Ies chevaliers de I'ordre de la Toison dor, 1667, bl. 133. (') Clironl<|ues <lc l-"laiidi<! el d'Arlois, l.'jV'i. Aangehaald door F. Hrassart in zijn Souvenirs de la I'landrc WalUnnic, decl XX.

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD

Geclurenile de beroerlijke tijden die volgden, werden de grafmonu- menten in de kerk te Lalaing verbrijzeld en veistrooid en van de tombe die graaf Filips aan de nagedachtenis zijner ouders gewijd had ontkwamen slechts twee fragmenten aan de algeheele veinieling, namelijk iiet beeld zelf van graaf Karel den tweede en de verguld bronzen plaat, die al zijn namen en titels vermeldde en die door den Hertog van Areniberg aan bet Museum te Dowaai geschonken zijn.

Ill

In den loop der xv" en xvi<= eeuw werd de gisant der gothische graftomben tot bet « lijkbeeld » dat, met niets verschoonenden werkelijk- heidszin, naakt werd voorgesteld. Geluige bijvoorbeeld bet beeld van den hertog de Breze in de cathedraal te Rouaan en verder nog in de abdij van Sint Denis, de ligbeelden van Lodewijk XII en Anna de Bretagne. Deze werken zijn terecht beroemd. Yolgens den beer Gonse doet, wat karakter en uitvoering i)elreft, bet ligbeeld van Karel de Lalaing ecbter geenszins voor deze onder en al bewonderende betreurt men, dat de naam van den maker onbekend is, dat men niet weet aan wien de bulde voor dit scboone werk toekomt.

Nu bevindt zich ecbter in de cathedraal van St Omer, deel uitmakend van een mausoleum dat omstreeks 1540 werd opgericht en later herbouwd, een ander ligbeeld in albast, vrijwel gelijkend op bet boven vermelde. Een lijk ligt uitgestrekt op een rieten mat ten halve met een tip van de lijkwade bedekt. Hel is dat van Eustachius de Croy, bisschop van Atrecht, die den 5^" October 1538 overleed en achter den gisant onlwaren we bet beeld van den prelaat, zooals hij bij zijn leven geweest was, in zijn priesterlijk ornaat en geknield in gebed en op de plint van den bidsloel leest men in gouden hoofdletters deze woorden :

Jacobus DU BROEVCQ I'aciebat.

Tusschen bet ligbeeld van Dowaai en dat van St Omer, is de overeen- komst treilend en onmiskenbaar : zelfde composite, zefde factuur. ^Yijlen Henri Hymans had bereids de meening geopperd, dat Charles de Lalaing zeer wel toe te schrijven zou zijn aan Jacques du Broeucq (')• Eeon Palustre en L. Gonse schrijven bet niede zonder aarzelen aan dezen kunstenaar toe ('). En indien enkelcn bij gebreke aan een overtuigden tekst,

(*) Notes sur (|uclques ccuvres dart coiiscrvees en Flandrc ct dans Ic Nord de la Fiance, bl. 225.

(') Louis Gonse, Les cliefs d'ceuvie des Miisees de France, biz. 172.

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD al zouden weigeren oni dit oordeel te onderschrijven, zouden we aan de opmerkiiig van Courajod willen herinneren : « II faut admfllre qu'en fait d'art, tout ne se passe point devant notaiie et ne se juge pim, comme en justice, sur dossier. Un chef-d'oeuvre longtemps interroge, compare et confronle avec les pieces similaires, vous en dit plus long sur ses origines que tons les papiers d'archives compulses loin de lui. Enfin les mailres se revelent, sans I'intermediaire du document, a ceux qui les recherchent avec opiniatrete et qui les etudient avec amour » (*).

Wij, van onze zijde, liebben een aaiital bewijzen hijeen vergaard, weike alle ten gunste van deze attributie spreken. AUereerst is bet waarschijnlijk dat Philippe de Lalaing als landvoogd van Henegouwen lot bet vervaardigen van de graftonibe zijner ouders, zicb zou wenden tot een kunslenaar van zijn eigen streek. Hij woonde te Bergen in hel paleis, dat hij van zijn oom Philippe de Croy, hertog van Aerschot, gemaal van Anna de Croy, prinses van Cbimay, de oudste zusler zijner moeder, geerfd had. Daar was bet, dat die moeder overleed en dat hij in 1577 koningin Margaretha van Navarre, eerste gemalin van Hendrik IV op haar reis door Vlaanderen ontvangen zou. In diezelfde stad Mons, bad zicb scderf ongeveer 1540 een beeldbouwer Jacques Dubroeucq gevestigd, die er bad « taille, travaille et sculte » ver- scheiden werken voor bet oksaal in de kerk van Sle Waudru en zicb zoo wel van zijn laak gekweten liad, dat bet kapillel hem bij g'elegenheid zijnei- bruiloft, een zilveren drinUschaal had vereerd.

Deze marmerversiering van bet oksaal bestond uit zeven standbeelden oj) natuurlijke grootte en elf bas-reliefs. De standbeelden slelden de goddelijke en wereldlijke boofddeugden en de bas-reliefs o. a. Hel Avomimaal, De Geesrliny, De Vcroordccling ixin Jcziis door Pilaliis, Dc Kruisdraging en bet Laalsle Oordeel voor. Aan de aciiterzijde waren aangebracbt de levensgroote beelden van .lesus, van Mozes en David en nog drie aiidere bas-reliefs met de Verrijzenis, de Hemelvaurt en de Uitslortiiig van den Heiligen Geest.

Hoe zou 't mogelijk zijn geweest dat Philippe met deze werken onbekend ware gebleven en met den man, die ze bad gemaakt, vooral onulal sederl geruimen tijd zijn geslacbl met de kerk van Ste Waudru in betrekking gestaan bad. in deze keiU lagen nam. begraven » devant I'luiys du cbci-ur » : den Margaictha en een .lacqueline de Lalaing, gestorven de eene in 1444, de andere in 1410, heide « chanoinesses « ('), terwiji 'I bewezen is dat deze litel in II. 57 door een Margaretha, in 1513 door een Anna, in 1.555 door een Isabeau was gedragen. Tevcns was er, in dezcll'de keik, een lijkdieiist

{*) Gazelle (les Heaiix-.\rls, 188.5, (led i, J allevcr inn.

(*) '/Ac K. iii'iissurl : Nolicc liis(()ri(|iio et f;e"eiit<)f>i(|ui' elf laiicicniie ct illusltc luinillc lies seigneurs el coiiiles dii iioni dc L:il:iin<{.

NAAR AANLEIDISG VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD

gevierd voor de nioeder v;m Filips eii Karel de tweede's eersle gemalin.

Nog een aiidcre, iiiet oiil)elaiiL;rijke bizondeilu-id : Dubrceucq wooiide

JACQUES DUBBCEl-CQ : Mausoleum van Eiiblachius de Cioy, Bis^cliop \ :im Atrcchl.

(Cathedraal van Saint-Onier),

te Bergen in de straat die sedeit eeuweii den naam had gedragen van : Rue derriere I'hulfl dii Prince de C/jj7?iay, want de woning van graaf Filips werd met den naam der prinsen van Cliimay, de eerste bezitters aangeduid ('). Naar bet voorbeeld barer doorlucbtige tante Margaretba van Parma, die zij in bet algemeen bewind der Nederlanden was opgevoigd, bezat Maria van Oostenrijk, gewezen koningin van Hongarije, een nitgesproken smaak voor scboone kunsten. Ze bad bet voornemen om te Bincbe een pracbtig paieis te doen l)ou\ven en wendde zicb te den einde tot Dubrceucq, die niel enkel de verscbillende bouwplannen ontwierp, maar tevens de tuinen en zaien met vele sciioone beelden versierde. Eveneens bouwde en versierde bij voor dezelfde voistin, op eenigen al'stand van Bincbe, iiet Uislslot Mariemont. En die vorsteUjke verblijven wekten niet enkel de bewondering barer tijdge- nooten op, docb men vergeleek ze, zoowcl wat den bouwstijl als den rijkdom der versiersieringen bctrol", bij de hislsloten, die door de Franscbe koningen,

(') Ik (i;ink (lit delail, cveiials de bizoiiderhcid van dc zilvercii driiikscluial, aan de welwillende mededecliiif^ van dcii liccr L. Dcvillcis.

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD

met medewerking van kunstenaars als il Primatice, il Rosso en della Robbia

waren opgerichl.

De voorzaten van nioeders-zij van Philippe de Lalaing, bezaten een goed te Rinche, waar zijn oiidersin 1528 hun l)ruiloft hadden gevierd. Hij zelf was in die stad opgevoed en wij lezen dal onder de gil'ten bij bet overlijden zijner moeder, o. a. weid nitgedeeld :

A la (ierniere iiourisse ile Philippes, demorant a Biiicli, lui at este donne pour Dieu en aulmosiie, ung pliilippus dor ('j.

Stellig werden in 1554, de paleizen van Rinche en Mariemont, door Hendrik II verbiand, docb Philippe was op dat tijdstip reeds ongeveer veer- tien jaar en overal in den omtrek had men nog de herinnering aan al die schoone zaken in de verbrande paleizen bewaard.

Al die verschillende werken hadden bijgedragen lot verhooging van den roem van Jacques Dubroeucq en « Maitre Jacques « zooals hij in bet midden der xvi« eeuw genoenul werd, bekieedde dan ook de eerste plaats onder de kunstenaars van zijn tijd.

Laten we bier verder nog vermelden, dat de geslachten van Croy en de Lalaing door nauwe banden van bloedverwantschap verbonden waren. Reeds in 1428 was een Maria de Lalaing met een Jean de Croy, graaf van Chimay gehuwd. En, zooals wij hooger gezien liebben, beetle de moeder van Graaf Filips Margarelha de Croy, terwijl Paul de Lalaing nit zijn tweede buwelijk een zoon had, die op zijn beurt in den echt trad met Anna de Croy, terwijl Margarelba's zuster huwde met Filips van Croy, liertog van Aerschot. Rij bet afsterven zijner eerste gemalin, vaardigde Karcl de Lalaing een edelman van zijn huis naar Kamerijk af om de doodstijding te brengen aan den bisschop Robert de Croy en zond tevens bcricbten van bet overlijden aan Maximiliaan van Rourgondie, beer van Reveren, gouverneur van Holland, die met een Louise de Croy, nicht van den overledene, in den echt verbonden was. En verder zien we dat I'^mmanuel de Lalaing, Gouverneur en Hoog- baljuw van Ilenegouwen, gehuwd was met Anne de Croy, terwijl zijn dochter Jeanne Irouwde met Jean de (^roy. Toen dan ook Filips de Goede in 1451, gezanlen wenschle te zenden naar de koningen van Frakrijk en Aragon om met hem te beraadslagen tot het beraden van een gezamelijken locht, ter hevrijding van (>onstantinopel van de overbeersching der ongeloovigen, koos bij daarloe Jacques de Lalaing en Jean de Croy, oindat zij wapcnbroeders waren en aan elkaar verwant.

(') Wc viiidcii (lit evciiuciis vcriiicld hij 1" lliassarl, Souvciiiih dc la l-laiidie Waloime, dcclXX.

NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD

Onder deze gegevens, kan het cUin ^een twijfel nieer oiulerhevig zijii, dat Philippe de Lalaing, hetzij uit eigen beweging, hetzij op raad van zijn oom en voogd Antoine de Lalaing, toen hij het plan had opgeval om een graftonibe ter eere zijner overieden ouders op te lichten, het eerst het oog moest laten vallen op Jacques Diibroeucq, die het Mausoleum voor Eustachius de Croy uitgevoeid had,

Deze laatste was in 1523 Provoost gevveest van de collegiale kerk van Onze- Lieve-Vrouw te St. Omer en bleefaltijd sterk gehecht aan die stad, waar hij later wenschte te worden begraven. Naar alle waarschijniijkheid is hij daar bekend geweest met Dubrceucq, aangezien naar het zeggen van Guichardini de kunstenaar van St. Omer geboortig was (*). En het is tevens aannemelijk dat deze rcdenen de nioeder van den Kerkvoogd : Dame Lamberte de Brimeu later hebben doen besluiten om Dubrceucq le l)elasten met de uitvoering van het Mausoleum aan de nagedachtenis van haren zoon gewijd. Tevens zou men geneigd zijn om te veronderstellen, dat Eustachius de Crov den beeld- houvver aan andere leden zijner familie moet hebben aanbevolen toen hij de uitvoering van het oksaal in de St. Waudrukerk le Bergen op zich nam, dat als het preludium van zijn latere glorie zou zijn.

IV

En ten slotte geeft de nauwkenrige studie van den ghnnt te Dowaai, het beste argument voor onze l)ewering. Door de aangrijpende naieveteit van zijn realisme doet het werk op het eerste gezicht al dadelijk aan een kunstenaar uit het Noorden denken en de onmiddellijke invloed van Albrecht Diirer doet zich gevoelen in het streven naar een schilderachtige uitdrukking van het gevoel, in het starre van de uitdrukking dat geheel gothiek was, en in iefs van sappigiieid en ruwheid tegelijk in het heele werk. Nu had, alvorens hij zich te Bergen ging vestigen, Dubrceucq eenigen lijd te Antwerpen gestudeerd, terwijl deze stad nog vol was van de herinnering aan de feesten, waarmee men den zegevieren doortocht van Albrecht Diner hadgevierd, terwijl langen tijd onder de beeldhouwers en schilders de navolging van den Duitschen meester overheerschend bleef. Ook Dubranicq had zich op zijn manier geinspireerd, toen hij de ligbeelden van Eustachius de Croy en Karel de Lalaing vervaardigde.

En wanneer men beide werken in de oiiderdcelen bestudccrt, staat men verbaasd over de groole anatomische kennis van den meester! Onder de strak gespannon opperhuid, ontbreekt geen enkel gevvricht, geen enkele spier welke de zoo ingewikkelde machine van het nienschelijk lichaam in beweging brengt.

(<) Bladzijde 101.

NAAR AAM.EIDING VAN EEN ALBASTKX IJGBEELD

Deze nauwkeurigheid is, iinar men weet, ceii der kenmerkende eigeiischappen van de Italiaansche beelden iiit dieii lijd, vooral die van Michelangelo, die met dat doel in het Heilige-Geest hospitaal lijken ging ontleden zie bijv. de onvergelijkelijk schoone handen van zijn Mozes I Dubroeucq had Italie bezochl en een diepen indrnk van wal hij daar zag met zich meegedragen en ongetwijfeld heeft hij ook nagebootsl wal hij liad gezien en we wcten dat hij onderzijn overige leerlingen vooral Jan van Boulogne uit alle niachl heeft aan- gespoord om een dergelijken kunst-pelgrimslocht te ondernemen (/). Want gediireiule langen lijd heefl, hoewel zonder eenigen grond van waarschijn- lijkheid, om de beellenis van Karel de Lalaing, den naam van Jean de Boulogne gezweefd. Toen de edele heer, sedert zestien jaar ongeveer, gestor- ven was, was Jean naar Italie vertrokken om nimmer vandaar weer te keeren. Bovendien is niets meer in tegenspraak met zijn karakler en zijn talent dan het accent en de wijze uilvoeiing van dil monument. Hoewel in den aanvang goed ingelicht zou het geheugen van het volk geeindigd zijn met 's meesters naam te vergeten om enkel dien van zijn leeiling te onlhouden! In de levens- beschrijving van dezen laatste door Perkins ('), lezen we dat Dubroeucq te Dowaai heeft gewoond, terwijl hij zonder eenige kwestie het grootste deel van zijn leven te Antwerpen en te Bergen heeft doorgebracht. Indien hij ooit te Dowaai heeft verbleven zal het enkel geweest zijn voor een tijd, voor de oprichting van het mausoleum van Lalaing iienoodigd.

V

De bewijzen vereenigen zicii hier alle naar men ziet, om Jacques DubrcL'ucq aan te duiden ais den maker van het beeld op welks bezit het Museum te Dowaai zoo Icrecht tier is. Naast den doorlnchtigen edelman, die in de geschiedenis van de Nederlanden zulk een belangrijke rol heet't gespeeld, behoorl de naam van den groolen kunstenaar genoemd te worden, die met zijn beitel zijn slerfelijk ovcrschot onslerfelijk had gemaakt, en het was niet meer dan billijk dat de bewonderaars van den grooten bewoner van Dowaai, Jan van Boulogne, tevens in kennis zou worden gebracht met den man van talent en hart, die het eerst het iieilig vuur der kunst in hem heeft aange- wakkerd en het later onderhield (^).

A. DUBRULLE,

('i Niiiir onze joiit^sle op/.oi'kingcti was de ware i)a;iin van dcii bceldliouvvcr nil Dowaai Jc.in (Ic MouluKne en iiiut Jean de liolognc. Zie de Rcviw \rcln'ol()(ii<ine van 1912.

'') Lcs sculplcurs ilaliens, d. I, 1)1/.. 465.

(') l)c folofjrafle van den (/isaiil le Dowaai is van den licci- Uonle, die van luislacliius de Croy van den liecr Snielle.

TENTOONSTELLING VAN MODERN- GODSDIENSTIGE KUNST te BRUSSEL

BELGIE EN HOLLAND

I ET is eencrnsligc lijd voor de godsdieiistigekunst, die nog slechts zeldeii door het opperst schoonheidsleven wordt l)C'zield ; en er wordt niels of bijna niets gedaan om liet scheppend temperament onzer kunstenaars been te voeren naar en te hoiiden in een godsdienstige steer. Wei ingelichten, in de kennis van het verleden ervaren,verklarenv6oronzehislorisclie meesterwerken : « Dat is de ware kiinst, alles wat schoon is, is reeds gemaakt, stel u daar mee te vreden en begin weer van meet-at' op dezelfde wijze «. Deze lieden i>an smaak l)e\veren onze oiide tradities boog te houden, en ze dooden ze door verstikkiiig van de scbeppende kracbt. Men kent die verschrikkeHjk ware woorden van Nietzsche, waar bij waarscbuwt voor diekennersvan kunsl, die de kiinsl zoiidrii nullen doen i>erdivijnen, die geneeslieeren, die niet beler dan gift- mengers zijn, die rechtrrs, die 'I groole beleiien van zich te vormen. Wat al waarbeden in den mond van dezen ongeloovige ! De levende kracblen der sclioonbeid moelen terng worden gevoerd naar de Kerk, hun natnurlijke bron en linn biijvend steunpnnt. Het is niet voldoende dat de lange en vrncbt- bare loojibaan van een Meunier, drie of vier godsdienstige meesterwerken beeft opgeleverd, dat een F"rederic slechts eenniaal, bij een nitzonderlijke gelegenbcid, en zonder dat bij er toe was aangezocbt, zijn talent aan den tlicnst del- kerkscbildering gewijd beeft !

De godsdienstige kunsl lijdt onder de fantaisieen en excentriciteilen der moderiie knnst, zeggen onze ondheidminnaars. Maar in welk tijdvak beeft dat gevaar niet bestaan? Vergeet men de oneerbiedigbeden der middeleeuwscbe houtsnijders, de boosaardigbeden van een .leroen Bosch'.' En wie zou nog hel provincialisme bezitten om te betnigen, dat de wereldscbe pracht afbreuk gedaan beelt aan de giootbeid der knnst van Bernini '.' Wij moelen leven in onzen cigen tijd en ons wenden tot bet echte, ware talent, waar en zoodra het zich vertoont. Waarom zooveel gestrengbeid voor onze kunstenaars en

TENTOOySTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE

zooveel zwakheid legenover de kooplui? Welken vromen zin vermag men toch te ontdekken in dat industrieele schilder- en beeldhouwwerk, dat onze kerken ongehinderd binnenstroonit ? Naast de groote magazljnen van bon- dieuseries schijnt mij een zekere categorie van halfkunstenaars, met een atelier vol beeldhouwwerk volgens tarief, vooral te vreezen. En we beklagen onze goede nonnekens als ze 't plan opvalten om een nieuw beeld te plaatsen in bun kapel. Ze worden door prijslijsten van allerbande kooplui en goed- koope aanbiedingen van modeleiirs en vergulders letterlijk overstroomd, en als een enkele maal de begeerte bij hen opkomt om zich liever tot een degelijk kunstenaar te wenden, met welke argwanende blikken worden ze dan niet beschouwd !

Ja, het verleden was groot, bet past ons om bet te vereeren, maar daarom hoeven de dooden de levenden niet te begraven ! En is 't een inder- daad godsdienstige zin die in onze middeleeuwscbe kerken meedoogenloos de mooie xvni«^ eeuwsche altaren omver sloot, om ze te vervangen door neo- gothieke namaak ? Men meent bet verleden te vereeren en sluit de oogen voor 't bekoorlijke van gansch een tijdvak. Men meent te bandelen in naam van den goeden smaak en men doet het product van koude beredeneering de plaats innemen van een werk vol uitdrukking en leven. De schacberaars zijn de scbuldigen. Maar waaruit ontstaat het kwaad? Uit vrees voor de kunst ! En het was om te tracbten deze vrees te verdrijven, dat enkelen de tentoon- slelling in den Cinquantenaire badden ingericbt, zonder voorkeur voor eenigerici bepaalde school, enkel met bet doel om een bij uitstek moreele zaak te bevorderen.

Doch laten we onzen toorn tegenover de gewone kerkversierders opscborten en liever aan al de ter tentoonstelling vereenigde Belgiscbe kunstenaars vragen, wat ze van den godsdienst hopen en wat zij er ons van medcdeelen. De schilders vooral waren talrijk. En, waar in de Fransche aldeoling Hippolyte Flandrin, Puvis de Chavannes, Maurice Denis ons de onuitputtelijke hulpbronnen deden bewonderen van een ras, sedert lang aan klassieken tucbt onderworpen, vonden we in de zalen van onze eigen kunst, de verscbillende zijden van een cigenaardig mysticismc, dat bij enkelen een onbetwistbare rcinbeid van ziel openl)aarde. We ontnioetten bij <le onzen een ingeboren godsdienstig gevoel en deze traditie wordt door een instinktmatigen eerbicd gevoed. Men zal toegeven dat bet niet is om bun toevlucbt te nemen tot de een of andere wijze van uitdrukking lot de besclieiden weergave van de werkelijkiieid juist als ze is, veredcling der decoratievo lijnen enz. dat onze scbildcrs lul verwijt verdienen van

10

J^^.

^

Q >

KUNST TE BRUSSEL bezweken te zijn voor de verleiding van de « kiinst om de kunst ». En wie zou in staat zijn om le zeggen, waar op dit gebied de zuivere virtuositeit begint of eindigt ?

De kindsheid van Leon Frederic verliep heel vroom, in liet college der paters Jozefieten te Melle. Bij zijn terugkeer van een reis naar Italie debuteerde de jonge kunstenaar in 1881, met den Dood van den H. Franciscnfi. Het gecxalteerde gevoel zijner jeugd koos zich een held, waaraan zich later ook de gerijpte bewondering van den meester zon hechten. En in den tusschentijd deed de menschlievende droom van den ponerello de gedachte van den meester neigen naar den socialen nood en zijn Krijtlenrders zagen 't licht. Zonder onderbreking dezer serie bracht de ontdekking van een klein dorpje in de Ardennen, den knnstenaar weldra tot het schilderen van drie, sedert beroenid geworden godsdienstige werken. Te Nafraiture (prov.Namen), waar hij nog telken jare gednrende geruimen tijd verblijft, schilderdc hij zijn Dooden Boer, Het Begrafenismnal, de Boechelles, de Leeftijden van den Boer en eindelijk de Heilige Drievuldigheid, die hij aan de dorpskerk ten geschenke aanbood.

In t bezit van een bijna teugellooze verbeelding, met moeite zijn visioenen terugvoerend tot verstaanbare gegevens van een Iradilioneel sujekt, hoewel hij zijn dichterlijke vindingen altijd op verrassend reeele wijze weergaf, zoo leeren wij den grooten mystieken meester kennen, die de drie stukken van Nafraitnre geschilderd heeft. God de Vader, verheft zich in 't gestarnte der hemelen en hondt in Zijn handen werelden vast. Het is het unr van hel Laatste Oordeel en de opstandings-engelen voeren de recht- vaardigen in den schoot des Scheppers terug. De hemelsche boden en de verrezenen, weer in de Alziel opgelost, zijn in lange, blanke waden gehuld, zoodat het hoofd met den eerwaardigen baard en de handen van den Eenwige te voorschijn konien als nit een maagdelijken golf van licht en damp. Het gelaat van sommige der engelen laat zich raden, doch de nitvcrkorenen hullen luin aangeziclit in hnn hemelsch gewaad. Er bestaan geen op zich zelf staande schepselen meer. Allen smelten in Godseenheid samen en wenden zich wellichl al te gaarne de weeke slniers om het hoofd. De Heilige GeesI zwceft boven den aartsengel, die Adam en Eva uit bet Paradijs verdrijft (').

(*) We hieldeii op het eerste gezicht dezeii aarlsengel voor den Verkondigingsbode. De lieer Frederic heeft ons liiensaangaande trouwens zelf gezegd : a L'ange qui chasse Adam et Eve du Paradis, est eii meme leiiiiis cclui qui viciidra amioiicer la naissaiice du Sauveur. J'ai pensc qu'il etait plus rals<)nnal)ie et plus consolaiit que celui qui punit duniiat en memt temps I'espoir des temps mcillcurs ».

TENTOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE

De uitvoerder van den goddelijken wil verlaal de engelengroep die hun mystieke dansen staken om den zondenval te beweenen. In zijn vlucht omhoog gehonden op zijn wieken van azunr, bovennatunrlijk licht in zijn wijd afhangend gewaad, slant de engel voor ons en schijnt neer te buigen onder het gewichl der uit te oefenen wraak. Zijn voeten beroeren niet den groenenden bodeni, waar de slang en de appel aan den val van den mensch herinneren. En met een vleugelslag zal hij zich weldra weer gevoegd hebben bij zijn goddelijke genooten. Wat bier nu volgt, God de Zoon, is het schoonste van de drie Nafraituursche stiikken. Twee engelen, begaafd met bovenmenschelijke kracht, loopen onvermoeid door de velden met den glorieusen zweetdoek waarop het bloedig gelaat van den Verlosser, lusschen hen in. De uitgestiekte landen zijn vol vrede en als verheerlijkt in een heiligenden dageraad ; de herder buigt zich en vouwt de handen ; de landbouwer doet zijn vee stilstaan en bidt mede. De hemelsche kinderen echter worden niet in hun loop gestuit. De eene heft de lelie omhoog, de andere vertrapt de slang. Zoo werden de beide extremen der menschen- natuur, elkaar tegenovergesteld, wijlhet beeld van den Verlosser voorbijgaat. De kleine dragers van bet goddelijk lijnwaad zijn in rouwsluiers gehuld, maar van bun gezichtjes straalt verrukking. Het bloed stroomt van het gelaat van Jezus neer, doch dat bloed doet rozen ontbloeien. Het werk der verlossing is volbracht. (')

Wei is het waar dat het gelaat van Jezus wat al te zeer verstoffelijkt is en dat we de kleui' wat minder scherp en droog zouden gewenscht hebben, doch we hebben ons slechts neer te leggen bij de opvatting van het kunstwerk en de indcrdaad verwonderlijke weergave er van. De verbeeldingskracht en het sterke werkelijkheidsgevoel, dat men saam vereenigd, in het talent van Frederic aantreft, vinden we tevens meer of min geslaagd in zijn serie Franciscus-tooneelen weer. St. Franciscus als t ware tot uitgangspunt nemend, keert de kunstenaar eerst tot dezen weder als zijn kunst zich lang gelaafd zal hebben aan de bronnen van de vadcrlandsche natuur. Frederic wijdde meer dan twintig composities aan den Anne van Assisi, vier daarvan, waaronder twee grootc Drieluiken, vvaren oj) de tenloonslelling aanwezig, en het is bier niet meer den I'mbriscben Poveiello dien hij ons toont, maar een goeden monnik uit Vlaanderen of Walenland. St. Franciscus ver- schijnt ons in land.schappen van West-Vlaanderen, van de Kenipen of de Ardennen. Hij wandell van Knocke naar Nafraiture en praat met de konijntjes nil de duineii en de scba|)en op de lu-i. Hij rust in den groenen schemer-

i"; Zijuf l-jniiiciitic M(<r. Mcrcicr, Kaidiiiaal-Aarlsbissclioi) van Mccliclcii, liccl'l hij zijn bczock iian dc lenloonslcllini^ (lit stuk gehccl spoiilaan locjjeiicht ; zijiic woordcii staan ons hier no(4 voor den «fcsl.

KUNST TE BRUSSEL

schaduw der groote ardeensche wouden, of rept zich langs een Brabanlsche vlakte naar een oud paard, dat zijn groote silhouet tegcii onweerswolken

JACOB SMITS : De Nood Gods. (Eig. van den heer Bouloin).

afteekent. Zoo veriijken zich de Fioretti, die hem noch door Bonaventura, noch door Giovanni di Muro ingegeven zijn, maar de grootst mogelijke waarschijnlijkheid, volgens de Franciscaansche legende, vertoonen.Klaarblij- kelijk heeft Frederic zich niet als Giotto van Assisi, tevreden gesteld met het weergeven der essentieele gel)eurtenissen in de legende, zooals die door de Umbrische bevolking werden verhaald ; we vinden de heihge geschiedenis getransfoi'meerd door een Vlaanische verbeelding, die verliefd is op duizend kleine details, die zich dikwijls meer met de natunr dan met den held zelf bezig houdt met vlaktcn, duinen, boomen, stroomen, dorpen en dieren, die iiem omlijsten en l)egeleiden. Zoo zien we in hem een meester van ons eigen land, sterk gelocaliseerd, bedeeld met een analytische verbeelding die als instinctief volgens de wijze van Breughel te werk gaat. Die Franciscaansche stukken zijn niet alle van gelijke kracht, doch men weerstaat niet aan de bekoring van die Preek aan de konijnen en de Preek aan de schapen (Drieluik, verz. Combaz). En onder al de tooneelen van de op de lontoonstelling vereenigde legenden, kan men zich niet verzadigen aan de bewondering van

TENTOOXS TELLIMi \ A S MODER\-G ODSDIESS TIGE

dat Oiide Paard (verz. Bruylants) liel armc, goede dier, dat in nood verkeerl en rustig wordt, zoodra het den kleinen man inzijn pij met groote sla|)|)en naar zich toe ziet komen.

Jacob Smits is een mysticus. minder c()ni])lex, zijn inspii'alie is nieer volgehouden religieus. Hij verhoogt zijn volksche godsdienst door een wel- sprekend en door lijden verfijnd gevoel. De eenvoud zijner kleuien past uitnemend bij die zijner onderwerpen en indien een overdadig aanwenden van bilunieuse schaduwen, te veel aan de kunstmatige hulpmiddelen van Israels doet denken, verzinnelijkt de kracht van enkele zuivere tonen heel hetinnerlijk vuur, dal in den kunstenaar gloeil. In ieder gevaj deden deaclit, ter tentoonstelling ingezonden stukken, een duidelijk licht op een zuivere en harmonieuse persoonlijkheid vallen. wien een plaats loekomt naasl F"rederic. De omtrekken op den Jiidaxkus (verz. F. Speth) roepen een grootsch omsluierd, hallucinant beeld voor onzen geest op. De Christiiskop (verz. van Staatsminister Beernaert) is een studie waardig den tijd van Rogier van der Weyden of Quinten Metsys. Maar vooral de Xood Gods (verz. Boulain), gunt ons een blik op het innig gevoel van den schilder en zijn groote, aangel)oren kwaliteiten. Zooals men weet woont Jacob Smits in de Kempen, te Moll en is het dus zeer begrijpelijk dat hij zich zijn modellen uit zijn onmiddellijke omgeving kiest. Op zijn Pieta, is de moeder van den Heiland een arme, vermagerde Kenipische boerin, met oogen zwaar van lijden en franen. De achtergrond van het stuk is goud en evenwel roept hij in onze herinnering de grootsche eenzaamheid en de hooge Kalvarien van de Kempen voor ons op, terwijl ons naar de lippen stijgt, het naieve en verheven Lijdensverhaal, zooals het door de boeren in de Kempen wordf gezongen ;

\V(il slakrii zr onzni Lici'en Heer door zijn hert ?

Kfirie eleisoii, Eene schcrpe lan.te, dal was smert!

Gratia V A. \ plena Ave sanrla. (jeloofd zij Maria!

Dal zelide lokale en lolkloristische gevoel. doordringi het werk van Auguste Donnay ; doch bier geldt bet een droeriuid. die zich uKdrukt in meer leedere harmonieen en een werkelijkbeidszin, die zich aanpast aan de anec- dotisclie bonhomie, den waalschen geest eigen. Donnay woont winter en zomer in een klein dorpje, aan deoeversvan de Ourlhe, te Mery bij TilfT, en leefl daar op de eenvoudigste wijze der wereld het leven van een 'Moot

[o4^

TENTOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE

dat Oiide Paard (verz. Bruylanls) het armc, goede dier, dat in nood verkeerf en rustig wordt, zoodra het den kleinen man inzijn pij met groote slappen

naar zich toe ziet komen.

*

Jacob Sniils is een mysticus, minder complex, zijn inspiratie is meer volgehouden leligieus. Hij verhoogt zijn voiksche godsdienst door een wel- sprekend en door lijden verfijnd gevoel. De eenvoud zijner kleuien past uitnemend bij die zijner onderwerpen en indien een overdadig aanwenden van bitumeuse scluidnwen, te veel aan de kunslmatige hulpmiddelen van Israels doet denken, verzinnelijkt de kracht van enkeie zuivere tonen heel hetinnerlijk vuur, dat in den kunstenaar gloeil. In ieder geval deden deacht, ter tentoonstelling ingezonden stukken, een duidelijk licht op een zuivere en harmonieuse persoonlijkheid vallen, wien een plaats toekomt naast Frederic. De omtrekken op den Jiidaskus (verz. F. Speth) roepen een giootsch omsiuierd, hallucinanl beeld voor onzen geest op. De Christnskop (verz. van Staatsminister Beernaert) is een studie waardig den tijd van Rogier van der Weyden of Quinten Melsys. Maar vooral de Nood Gods (verz. Boulain), gunt ons een biik op het innig gevoel van den schilder en zijn groote, aangeboren kwaliteiten. Zooais men weet woont Jacob Smits in de Kempen, te Moll en is het dus zeer begrijpelijk dat hij zich zijn modellen uit zijn onmiddellijke omgeving kiest. Op zijn Pieta, is de moeder van den Heiland een arme, vermagerde Kempische boerin, met oogen zwaar van lijden en Iranen. De achlergrond van het stuk is goud en evenwel roept hij in onze herinnering do grootsche eenzaamheid en de hooge Kalvarien van de Kempen voor ons o]), terwijl ons naar de lippen stijgt, het naieve en verheven Lijdensverhaal, zooais het door de hoeren in do Kempen wordt gezongen :

\\V;/ sUdvcn :i' onzen Licveti I leer door zijn bci I ?

Kijiie (dcison, Ecnc sclirrpc Umse, dal was smcii!

Gidlia VAN j)len(i Ave siincid, ([cloofd zij Mdiid!

Dat zellrie lokale en lolkloristische gevoel, doordringi het werk van Augusle Doiinay; doch hier gold! Iiel een droelheid, die zich uitdruktin meer Icedere haiinonieen en een werkclijkluidszin, die zich aanijasl nan de anec- dolisciie bonhomie, den waalschen geest eigeii. Donnay woont winter en zomer in een klein dorpje, aan deoeversvan de Oniihe, le Mery bij TiliV, en ieel'l daai- op de eiiivondigsle wijze der wereld het leven van een groot

KUNST TE BRUSSEL

kunslenaar. Hef omringcnde land heeft geen geheimen voor zijn oog en voor zijn hart en de wolken liel)l)en hem in hun vertrouwen genonien. Niels van de behaagzucht, de heftigheid, de bevaUigheid, het kwaad en het goed humeur van de Ourthe is hem ontgaan. Hij is haar dichter. En de droom van den meester ontrolt zich in landschappen, waarin we dikwijls een gods- dienstige gedaante zien wandelen ; een zilveren engel die aan twee verbaasde houthakkers verschijnl of de Heihge FaniiUe, die moeizaam een keiweg in de omstreken van Mery bestijgt. Een kleine Kalvaricherg, waar het lieflijke der schildering het smartelijke van wat er voorvalt, verzacht, gaven den bezoekers der tentoonstelling een hoogen dunk van dezen uiterst godsdienstigen schilder, met zijn sterk sprekend gewestelijk gevoel. Het laatste schilderijtje is een allerliefst stukje vol innig, vroom sentiment; de Bethlehemsche huisjes reien zich langs de oevers van de Ourthe, waar de Maagd zich op een mijlpaal heeft neergezet. Wat is ze teeder en bevallig in haar half verkleumde bonding ! St. Jozef vraagt den weg aan een voorbij- ganger, die daar heel niirakuleus voorbijkomt en die door een goeie, dikke overjas met een kraag, tegen de kou wordt bescbermd. De voorbijganger is even milddadig en gastvrij als August Donnay zeif, en bet buisje dat hij aanduidt is misscbien wel de gezellige woning van den meester zelf, die zich schuchter tegen den rotsenheuvel van Mery verschuilt ! En bij i zien van dit mooie stuk scbieten ons weer allerhande aardige, oude Waalsche rijmpjes te binnen. Het gebeurt wel eens dat Donnay in dicbterlijk proza zijn godsdiens- tige stukken beschrijft en men vindt daarvan een alleraantrekkelijkst staaltje in een der laatste nummers van Wallonia, dat aan den meester van Merj', den waalschen breeder van den dichtei-verbeelder Max Elskamp gewijd is. Na eenige moeite zien we er hoe n la benoite Vierge Marie avec Jesus et Monseig- neur saint Joseph arriverent un soir de hme sur la terre violette aux lointains sombres, la terre oil les pierres sont pensives comme des visages, au vieux pays de Wallonie. » (') Het zelfde nummer bevat tevens alle verlangde inlicht- ingen aangaande de voorgenomen versiering van de kerk van Hastiere-par- dela. De ijverige geestelijke van dit eerwaardige Romaansche gebouw h reve de refaire un sanctuaire oil tout serait a la hauteur du culte. » (') Aan Aug. Donnay is een belangrijke wandversiering besteld, waarvan de schets op de tentoonstelling te zien was. Dit werk illustreert het leven en den dood van St. Walherius, pastoor-deken van Ouhaye, die in het begin der xiii^ eeuw geleefd heeft. Op een der zijpaneelen verwijt St. Walherius (of St. Vohi, zoo- als 't volk zegt) zijn neef zijn losbandig gedrag, op het tweede drijft het lijk

(') Wallonia. Juni 1912. La Fiiile en Ec/yple par Aug. Domioy.

(') Zelfde tijdschrifl, zelfde nummer. Les Punneaiix decoralifs d'Aiigtisle Donnay pour Veglise d'Hastiere par dom Bruno Deslree O. S. B.

15

TENTOONSrELLING VAN MUDERN-GODSDIENSTIGE

van den heilige, door bovennatuurlijk licht omstaald op t water (de neef heeft zich op zijn oom oewroken door hem in Iiet water te f>ooien). Eindelijk, op het

W. UKCOUVE Dli NUNCQUl'.S. li.- si.uip >;u. J./.u^.

middenpaiieel, zieii we de l)e<>rafenis van den heilige. Nadat de ])aarden geweigerd hehl)en oin het lijk te (rekkeii, werden, op raad eener oude vrouw, twee, nog iiooit het juk gedi-agen hel)l)eii(!e vaarzen, voor de lijkbaar gespan- nen, die langzaani de helhng optrekt... We twijleien iiiet aan het welslagen dezer onderneming, Aug. Domiay l)ezit de ware gnven van den decorateur : gevoel voormoreele syntheseen phistische vereenvoudiging. Zijne schels voor de L('<ieii(ie ixin Sl.Walhcriiis, wa.s op zich zcHai een allcrl)ekoorlijkst werk en lieel ecri progianiiua voor waiuiver-sierings-esllieliek.

\)e kunst van een Frederic, een Jacob Smil.s, een Angusl Donnay, is tot liet niee.slcrscha|) ontloken. Twee hiinncr, iMcchMic en Donnay liadtien reed.s in 1894 deel genomen aan het Salon ideulisic, da! Ic Hrus.sel, onder leiding van de lUtse-Groi.r wa.s gehouden en Icgen « les representations de la vie conteni- poraiiie, le portiail noii ironi(|ue, les paysanneries, les paysages etc : » gericht was. I-'rederie cii Donnay zijn liians ver verwijderd van het opgeschroefd

16

KLIN ST TE BRVSSEL

JAMES ENSOn ; De Troostende Maagd. (Ex-voto van den schilder).

myslicisme, dat er lieerschfe in die kapel, waar men nog enkele van deze exposanten van de jongsle godsdienslige tentoonstelliiig aantrof : Constant Montald, G. M. Stevens en Karel Doudelel. Een al te ver gedreven streven naar een preraphaelitisch esthelisme en neo-latijnsche ideologie, verslikten er de oprechtheid onzer overgeleverde aspiraties. Nietemin liadden zekere voortbrengselen onzer kunst er een zekere peinzende en sierlijke bevalliglieid, zoo al niet een iiooge mate van oorspronkelijkheid nit overgeiioiideii. Zoo o. a. de yerkondhjimf van G. M. Stevens, een dor beste werken van dezen kunstenaar, zoo de Gcwijde Hof van Middeleer, waaruil men den

TENTO(l\STELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE

mystieken geiir der Brugsche schilderkunst in kon ademcii. Heefl men Arthur Craco niet eeii weinig als het slachtoffer te beschoiiwen van die al te intelleclueele eii wijt'elzieke godsdienstiglieid van het einde der xix« eeuw ? Men kent die bliksemfitsen van geloovigheid die het zeer verscheidene, visionnaire en moeilijk te begiijpen werk van dezen kunstenaar bepalen. De groote kwaiiteiten van vei-l)eelding, grootheid en zelfs van techniek, zijn overvloedig aan te wijzen in iiet Visioen van St Hnberlus (opgehoogde teeke- ning) en de Trois vertiis iheologales (id.). Doch zekere afTectaties in de bewegingen, doen onstandvastigheid van sentiment vermoeden en het deco- ratieve streven van den schilder komt in de fijne lijnen zijner gekleurde teekeningen niet duidelijk genoeg uit. Indien ik James Ensor niet kan beschoiiwen ais behooiend tot de school van Peladan (hij zou 't mij zijn leven lang niet vergeven !) kan ik evenniin spreken van de niystieke naieveteit van dezen geduchten pince-sans-rire. Maar is het al niet veel dat hij zooveel spiritueel ontroerd gevoel in zijn Troostende Maagd (Ensor zelf geknield voor een sprookjes-Madonna), zooveel traditioneele hnmor in zijn Legions fantasliques, een der goede Bosschiades, waarvan de Anglo-Ylaamsche schilder het anti-puriteinsche geheim bewaart, heeft weten te leggen en verder zulk een verrukkelijk teedere bekoringin zijn Aanbidding der Herders, waar de boeren in een troepje bijeengcdrongen voor den ingang van den stal, zulk een wondermooie gee.xtasieerde groep vormen. En welk een kleurenfeeenspel ligl er niet in dien hemel en die zee iriseerend in haar sclK'l])tinten en in zijn Chrisliis die den storm hedwingl. Is dit kunst om de kiinsi ? En zou Ensor's werk ons zoo dierbaar wezen indien we voelden dat 01- geen zicl in lag? Neen, de meester die in 1884 van de Brnsselsche lentoonstelling werd uitgeslolen en in wien de jeugd van heden een barer meest gelicfde voorgangers ziet. iicett de hem rechfmatig toekomende plaats op de tenloonstelling van godsdienstige kunst ingenomen.

De beeren De (louve de Nunccpies, van de Woestyne, Albert Servaes, vertegenwoordigen naar on?e opvalling, de opkomst van het jeugdig mysti- cisme ; ze zijn de lioop van 'I vaderland, waar ErOderic, Jacob Smits en Aug. Donnay de nieeslers zuIKmi zijn. Maai- zooals 'I gebeurt, de leerlingen zijn van (ie ouderen verscliiilend en de jonge school neigt er toe, om zicb van de onmiddellijke werkelijkheid los te maken. Ilnn godsdienstzin richt zich naar liet ai)solule, dat zc nicl uilloope in inconsistenle en oppervlakkige cxtases ! De Gouve de Xuncqucs, de oudsle van de drie, bezil de leederste, zachtsle, meesl cbrislelijk bcscbeiden zicl, waarvan hij (k' sciiallen in een heerlijk

la'SST IE BIU'SSEL

gedicht. De s/na/; van tie Mdagd, lieefl iiitgestort. Hct is een sink waarvoor de aUademiekers ecu iiemakkelijke triiinit kiiiiiicn iKlutlen. Het valt nietlichl om

I.L M AAF VAN DK WOKSTIJNE : « Chiislus .. (Eig. van den volksvcrtegenwoordiger Frans van Cauwclacrt).

zich in deze weinig doorgevoerde lecliniek lerecht te vindeii. En lioe zouden dooven kunnen liooren onzichtbare engelenkoren, die het goddelijke Kindje wiegen ! In den Kalvarieherg van denzelfden kuiislenaar leeft een diep-zede- lijke realiteit in een rouwzware ainiosfeer gelnild. De Jiidoskiis is enkel maar, hoewel op nobele en jniste wijze, aangegeven. Van de Woeslyne en Servaes, behooren lot de school die door den l)eeldhouwer Minne te Sint Maertens Laethem tiisscheii Deynze en Gent geslichl is. Er is hier geen sprake van een schohistische prograninia-groep, noch zelfs van een kolonie zooals die te Terviieren en Genk bestaan hebben ; enkele jongelieden, alle van verschillend temperament, hebben zich enkel in het door Minne ontdekte dorpje willen vestigen en het valt gemakkelijk om de affiniteiten

19

TENTOOXSTELIJSG VAN MOnERS-dODSDlENSTICK

ISIDOOn OPSOMKIi : Jc/.iis pi (dikciul lu I.ier. (Muscimi to I.iiT).

Vim \';in i\v Woeslyiic cii Scrv;u's mcl dcii oiooU-ii bcc'ldliouwci- v;ui liet Rodciibncli-moiHiiiieiil li- oiulcikcinu'ii. V;ni <lc Wofslyiic zicl iillcs overigens /eer scIr'I|), in cimi sli't'iii; pcTsooiilijk I'li iKiiilrc'kkc'liJk lic-liI, zijii Ilorn-Alba, (Ic iiiiiii^^il (lie w.iink'll in dcii zilvcrcn morj^i'ii oiidcr Ir-I Ix'scIiuIUmuI loover- diik, is lot hii'iloe Ic woinig brgrcpcii en tncii licdl lu'clc'iiuinl gct'ii nog gchad voor ziJii lu-cr Homo, ecu Icckciiin^, wn.ifvoor liij do still v;iii den ecu of iindcicii t^roolcii Ciolickcii mccstcr- lici'lt wccini'vondcn. Dizc wcrkiMi ziiilcii

20

KiWST TE BRUSSEL

echter eeist later op Inin juiste waarde woiden gcscliat en van deii Heiligen Avoud van All)erl Servaes. meenen we helzelt'de te niogen zeggen. Op dil

LOUIS G. CAMHIER: IK- Vkiclit naar Esyplc

stnk zijn de bruine oevers, het groenachlig water, de veernuin die links zijn pont voorlsUuut, alle, op 't eerste gezicht verrassend. En nictleniin welk een diep mysteriense en inderdaad godsdienstige harmonie ligt er : En ces heurcs de soir el de brumes i)loyees...

Het streven en liet werk van Hieliir, van Aise, Opsomer, .1. Leempoels, Delaunois, Beanck, Caml)ier en Laml)ert zijn bekend. Het zijn alien knnste- naars van verdienste, die op verschiliendcn prijs werden geschat en wier deelname aan de tentoonstelling van godsdienstige kunst om zeer verschil- lende redenen gewelligd was. Van wijlen van Aise was er een schels voor den in 1883 geschilderden St. Lieven, tlians in het mnsenm te (lent. Van Richir de

rEMOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE

Mnagd der Annuncialie, een beetje wereldsch, maar met mooie scliilderiiig in lie haaromwolUende tulle. Van Leempoels, vroeger eeii enistig mededinger

KAIU:i, DOfDKI.ET: Jeziis doo. lu-t strantvolk hespot.

van F'rederic, eeii Johannes den Dooper waariii de techiiische straklieid van vroeger wal verzaclit is. Van Camille Lambeit een tamclijk uitdrukkings- loozen .S7. lieniaclins (waarin echler zonder voorhehoud den goeden wil van een virtuoos valt te roenien, die zich wel een weinig vernioeid moet gevoelen van zijn gewone onderwerpen, van een slaj)pe elegantie) ; van Beauck, een in zijn plechlige sfarheid een weinig al te doodschen Chrislushop (niettemin zeer zeker nog een aan te nioedigen |)oging!) Bij Isidoor Opsonier en L. Canibier, is liet godsdienstig gevoel minder loevallig. Het groote doek van den eerste, zijn CJirislns predikend le l.ier, met zijn zoo juist opgcmerkte, schilderaclitige toelioordersgroep, het mooie hoekje van de oude stad, met de aardige, roode geveltjes en hel koor van de kerk dal hoven de hooiden i\i:v luisterenden uitsteekt, liebben we met genoegen weergezien. Het is een sterk geklcurd, echt Antwerpscb sink, dat ons doet hetrciuen dat men nog nooit aan Opsomcr heeft gedaclil voor hot scliildercn van een Kiniswecj in lict icn of aiider l)lank Vinainscli ki'rkjc. De lu'er I,. C.aniljier hcffi vroeger de Ileiligc Stcdcn lic/ociil en i r latidsilKippcn en coniijosilies,

Kl SST TK BHISSEL

die iiuiriik op hem haddeii oeniaakl, van meegebracht. Doch in dat eersle werk lag nog te veel convenlie. De kunstenaar is echler in alle oprechl- heid met zichzelf le lade gegaan. Hij heeft zelfs den moed gehad om zich aan de lucht van een meester (Maurils Denis) te onderweipen en heden zien we hier het resultaat van in zijn werk. Zijn Vliichi naar Egypte is een moot sink, van eenedel decoratieve kalnite, waar een bestarnde nacht het HeiHg gezin voorlicht onder de wijd uitge- spreide takken van een dooden olijf, als synil)ool van de droefheid dezer wereld.

De hernieuwde kunst van Cani- bier voert ons als van zelf tot de schil- ders met monumenlale strekking. Eugeen Smils, in wien de ziel van een Veronese herleeft, iiad hier als een voorman aanwezig moeten wezen. Helaas wie heeft ooit het decoralief genie van dezen meester gesleund en welke wanden werden ooit toever- trouwd aan zijn penseel'.' Smits had op deze tentoonstelling niets dan een overigens allerliefst stukje, het Won- der van de Rozen, terwijl Mej. d'Ane- than haar groote schets voor een deco- ratief ontwerp voor de kapel van het Hopital Cochin en een fragment dier- zelfde decoratie had afgestaan; vooral in de schets merkten we meer dan een uiterst welgeslaagd gedeelte op. Van Karel Doudelet, den mysticus, die eertijds tusschen Minne en De Gonve de Nuncques geplaatst kon worden,

KMUX IAIJUY: Oe lU-ilini- Mi.-li^icl.

2:5

TE\TnO\STELLISG VAN MOf)ERN-(i()f)SI)IE\STlGE

was er het gioole dock de liespotling van CJiristus, waar tie Heilaiul, op dcii Laocoon geinspiiecrd, onder de woeste volksmeiiigte vcriiwijnt, maar waaiop

de l)lik zicli gaarne hecht aan een iiiooi verliclil en liaiidig aange- l)rachtklassiek decor. (Bij den Ruys- brocck van denzelfden kunstenaar, (linl' ik niel stil te slaan, lioewel zijn aclitergiond van met nios be- groeide l)oomen, mij waai- en dicli- terlijk vanopvatting schijnt lezijn). Fabry was er met zijn vlammenden St. MichicI, van een l)ijna bovenna- tuurlijke impetiiositeit en met een dooden Cbristus (ninimer lieeft hij een ziiiverder, soberder,grootscher ligunr geteekend en gemodeleerd dan dezen op den grond uitgestrek- len Heiland). Verder vonden we de goede eigenscbappen van liet de- bunt van Langaskens weer, in zijn (Jirisliis (Kill het Kriiis en zijn St. .loris en we voelden bij onze be- scliouwing van iiet teeken- en schil- derwerk van Alfred Delaunois. vooral ))ij zijn eenvoudig-levendige silbouetten van monniken, dat ook iiij niet beter vraagt dan om de decoratie van een kapel, een tran- sept of een koor aan zicli le zien opdragen. Montald schilderde een de kriiiswoiiden onlvangenden St I'^ranci.sciis en denzelfden beilige met de vogels in gesprek, die de door den aiebitecl Van de Voorde opgeslelde kapel versierden. Men beeft aan al dat scbilderwerk, een al Ic sterk op den voorgrond tredend (liottisme verweten. Gave de bemel dat (iifdio, oj) gelijke W'ijs, al onze kerkversierders geinspi- reerdbaii! dal ze alien in staat waren om met gelijke zoellieid en gelijken smaak, de benvelen en eampanilen van linbiie voor ons op te roepen en met gelijke vvaarlieid de broeders van SI. l-'raneiseus te scbilderen, zooals ze met verrnkking naar den monnik van Assisi hiisteren; als bij lot de dniven

JLI.I.S JOLDAIN: Sink: A\i.

KUSST TE BHUSSEL

VICTOa ROUSSEAU : Maagd met hcl Kiiui (sclicls).

sprcekt. Bij werk van zulke belangrijkheid spreken we liever van de goede eigenschappen dan dal we de aandacht op de gebreken zouden vestigen!

De afdceling beeldhouwkunst vereenigde werk van Mounior (Cliristusbeeld in Iioiit, verz. Al, Braun), Dillens (moulage van zijn eenvoudigcn en eleganten Hi'Uiijen Ludcwijk in het Musenm le Elzene), Kemmericli, met ile woinig

25

TENTOONSTELLING VAN MUDERN-GODSDIENSTIGE

uitvoerige schcts voor een overigens schoon opgevat nioniinient voor Ruys- broeck rAdmirabh', van Valeriola een groote Chrislns aan 'I Kriiis, van Jourdain een bevallige, kleine Ste. Alice, heel gelukkig gekozen als propagan- dabeeldje door den pastoor eener Brusselsche parochie en verder Minne, Rousseau en Verbanck. Het werk van Minne is bekend. We vinden bet, dank zij de welwillende tusschenkonist van den beer Ostbaus, den inricbler der Duitsebe afdeeling, op de tentoonsleliing. Verbanck is de maker der beide Si. Januen, die in de kapel van Van de Voorde, aan weerszijden van bet altaar waren aangebracbt. Ik geloof dat men niet voldoende aandacbt gescbonken beeft aan deze beelden, die met vaste band zijn uitgevoerd en gebeel in architecturalen geest opgevat. De vervaardiger ervan, een Gentenaar, is ecbter in zijn onmiddellijke omgeving niet onopgemerkt geldeven en 't is aan bem dat men de uitvoering van bet gedenkteeken voor de Gebr. van Eyck beeft opgedragen, Laten we bopen dat onze monumenten- conimissies veel werk voor bem in onze kerken zuUen vinden en dat ook Victor Rousseau in de gelegenbeid zal worden gesteld om zijn Madonna voor de kerk van Hastiere-par-dela uit te voeren, waarvan de groote beeld- bouwer ons bet onlwerp beeft geloond. Het is een pracbtige figuur, die de kunstenaar gemakkelijk zal kunnen afwerken (alleen de bals van de Maagd scbeen me wat lang) en tocb de doordringend-intime bekoring er van bewaren, dat als de moreele signatuur is van den beeldsnijder Rousseau. In de internationale afdeeling van godsdienstige medaljeerkunst, zoo uitstekend ingericbt door den beer V. Tourneur, vraag ik andermaal voor enkele namen van Belgiscbe beeldbouwers de aandacbt : Jules Jourdain, Vermeylen, Wissaert en F. Dubois, terwijl we bet alleen betreuren dat deze laatste, zoo oprecbt godsdienstig en zoo beel oorspronkelijk in zijn goud- smeedwerk, er ninimer in beeft toegestemd om op ruimere schaal te exposeeren. De kunsten van bet metaal waren enkel door de beeren Alexandre en L. Rion vertegenwoordigd. De laatste bad een wijwatervat, versierd met koperen syml)olen der vier Evagelisten, tentoon gesteld. Rion is onze eenige kopersmid, maar bij is een meester in zijn vak. De kritiek stelt ecbter z6o weinig belang in dezen vorm van sierkunst, dat ze niet bij deze stijlvoUe ornamenten beeft stil gestaan. Wanneer zal men zicb dezen groot- en werkmeester eens berinnercn om bem een officieele bestelling te doen ? Of wie zal op den goeden inval komen om bem aan te stellen als hoofd van een scbool voor « Dinanderie » ? De gekleurde kerkramen en onlwerpen daarvoor van Cbarles Baes, Hagemans, Evaldre en Craco, waren niel van verdicnste onlbloot, docb ze geleken in de verste verle niet op de werkcn die nil den vreomde waren ingezondcn. De iniacjeries van Gisbert Conibaz, de ijniffUi van den iieer (^auciiie, de Hlurgiscbe gewaden van

26

KUNST TE BRUSSEL

Mej. Grosse, lict biiidwerk van Mej. Serville, muntten enkel door hun gewetensvolle uitvoering uit.

Drie architecten hadden aan de tenloon- stelling deelgenomeii. Vaes en Creten hadden in « staff » en op de uitvoerings-groolle, de kapel ingezondcn, die hun besteld was voor het volks-sanatorium van ter Hulpe-Water- loo. Een al te haastig monteeren had dit ont- werp een zekere mate van elegantie doen ver- hezen, die zich in de kleinereproducliesvan den catalogusnogmeer gevoelen deed. Het werkzondigt overigens door overdaad van de- tail en al te bonte kleu- ren. lloe zelden ont- moet men eenvoud bij onze Belgische architecten ! Van de Yoorde echter is in 't bezit van deze onmisbare deugd. Zijn kapel ward in ditzelfde tijdschrift reeds uitstekend beschreven en ik heb slechts te verwijzen naar het artikel van den beer de Rudder over de tentoonstelling in het paviljoen Marsan, waar het ingezonden was (0. Uit een litiirgisch oogpunt ware het zeker beter geweest, indien er, in plaals van de twee treden die naar het altaar voeren, een ot drie waren oeweest. Doch in welk opzicht verminderdert dit de kunstwaarde of ook maar het godsdienstig gevoel van het geheel? Met zijn frisch gekleurd kerkvenster, zijn discreet aangebracht borduurwerk, zou de kapel van Van de Voorde, eenigszins gewijzigd een allerbekoorlijkst type kunncn vormen voor een particuliere bidkapel. En welk een waarde zal er later niet worden toegekend aan die eerste en zoo levensvatbare poging tot rcactie tegen de alles ver- mogende scholen der naboolsers en pasticheurs (=).

(<, Tentoonstelling van Modern-cliiistelijke Uunsl (Onze Ktinsl, Maart 1912) O Te veigel. met w;it wij zeir, nnar ;i:inlei(lin« dezer moderne kapel, gezegd hebben in (ien calalo!'us''(ler lentoonstellinj^ in het lunillon tie M;us;in 1911.

J AX TH.TOOROP: De Apostel Simeon. (Teekening, fragment van het H. Avondmaal).

27

TENTOONS TELLI^iG VA N MODERX-GODSDIEXS TIGE

JAN Til. TOOItOP: CluiMiis Kucliiii isliriis.

Ill (le kk'iiie Hollandsche afdeeling voegde het werk van den heer Jan Broni, ^oiidsmid le Utrecht, door Ouzo Kimst reeds in den breede be- sprokeii (') en van zijn /oon K. Broni, den rijkdoni zijner cisehiren en edele nielalen. I)ij de zeldzanie scboonheid van het werk van Jan Toorop. Dil Ilollandsehe hoekje zal een blijveiulen indiiik bij ons aebteilaten ! Men heell aloni hiid veikondij^d dat de licer Jan Hroni, de golliieiseerende kiinst van zijn land verle{^en\voordif^<ie-en de Hei^iseiie pastieliems ineenden daai- (' Dci-I XX, biz. 62, Aiit!iistus Mill.

KUNST IE BRUSSEL

mee het publiek het best van de onrechtvaardigheid van de inrichters der tenlooiistelling te hunnen opzichte te overtuigen ! Ze hebben echter de waarbeid verdiaaid ! Ja, de naam van den beer J. Brom, beteekende eerlijds Gotbiscbe kunst in Holland. Maar de knnstenaar zelf heeft ons veiield boe hij er lien jaren geleden loe gekonien is, oni eeii nieer persoonlijUe iiispiratie te zoeken. Zijn toetreden tot bet prograninia onzer tentoonstelling was z6o volkomen, dat de bekwanie goudsniid zelt l)cboet'te gevoelde oni zijn warnie overtniging, bij wijze van propaganda aan de geestelijke bezoeUers van den Cinqnantcnaire mee te deelen !

Jan Toorop is evenzeer in dit tijdscbrift (*) te wel en te uitvoerig beban- deld, oni bier nog eens te meer zijn terugkeer tot bet symbolisnie en de leerstellingen der Katbolieke Kerk nader te omscbrijven. Laten we enkel een woord zeggen over den diepen indruk dien zijn drieluik-lithografie El verbiim carofactum est (■) en zijn Christus Eiicharisticus.\an kleine HoUandscbe eerste comniunikantjes onigeven, zijn boekband de Katbolieke Kerk en vooral zijn apostelfigurcn, met bet oog op een Avondmaal geteeUend, op ons gemaakt hebben. We nieenen niet te overdrijven met de bewering, dat laatst genoemd werk, bij al de, door den beer .lulins de Boer genoemde, gevoegd, Jan Toorop op de eerste rij der godsdienstige meesters van alle tijden plaalst. Wat we voor ons zien, zijn menscben uit het volk, krachtig, vol vuur en door een wonderbare inwendige vlam verlicbt. De Christus (niet bij dcze inzending gevoegd) beeft, bij 't uitspreken van zijn aangrijpend woord, elk dier verschil- lende karakters aan een plotselinge en moeilijke proef onderworpen; voor bet volledige werk zou men kunnen herhalen wat (ioethe van Leonardo's Avondmaal gezegd heeft ; « Zwolf Lichter und ein Strabl i^. Evenals de schil- der van Sanla-Maria-delle-Grazie, beeft Toorop in een enkel drama al de onwillekeurige, onoverlegde uitingen en bewegingen der verschillende gemoe- deren weergegeven en de uitdrukking van de gezichten, van de handen, zoo levend de laatsten, zoo juist opgemerkt, zoo echt volksch, zijn des te krachtiger weergegeven, naarmate ze in meer nederige wezens l)elicbaamd zijn, (men denke slechts aan de Herders op Et verbum en St. Paiiliis op den Areopagus, voorgesteld als eerlijke volksnienschen, als afstammelingen zou men zeggen van de geextasieerde boeren, zooals die door onzen grooten Hugo van der does, onder de beilige personen op zijn goddelijke Florentijnsche tripliek gemengd zijn!

Fierens-Gevaert.

('i Jai) Toorop iloor Julius de Hoci. Oiize A'lin.s/ .Inn.. Feh., Ajiril 11111. ,'i Versclieneii in ons ApiiliuiniiiuT I'JIl.

29

im^:/WMW

MEVR. W. DUSSELHOF-KEUCHENIUS : Boi duurwcik.

NEDERLAND OP DE IDEAL-HOME EXHIBITION TE LONDEN 1912

Tp de « Ideal Home Exhibition », welke van 12 tot 28 April 1912 in het « Olympia Palace « te Londen werd gehouden, had een « Gioep van Nedeilandsche Kunst- nijveren » een serie interleurs ingezonden, in welke de verschillende takken van Nederlandsche Kunst- nijverheid, als in een welgeordend geheel, waren ondergebracht. De inzending was er dus geen van afzonderlijke kunstvoorwerpen, of van bepaalde rubrieken van dcrgelijke voorwerpen, maar wel van met zorg ingerichte kamers, in welke al datgene, wat in een kamer tehuis behoort, aldus was geplaatst en gerangschikt, als men dit in een goed en mooi ingericht vertrek in het dagelijksch leven zou mogen verwachlen. Meubels, tapijten, wandbespanning, lalelgoed, naald- werU, glaswerk, aardewerk, metaalwerk, vlechtwerk, lithografie en houtsnede niaakteii liet interienr tot een ingewoond verblijf, waarin als het ware alleen de l)ewoners ontbraken, om het geheel te voleindigen. Zoo drong zich dan ook niets naar voren, om voor zich alleen de aandachl te vragen, maar werkte alles naar zijn aard mede om het stemmingsbeeld te voltooien, om het algemeen karakter vast te stellen en toch de bijzonderheden tot haar reclil te brengen.

Dat (lit mogelijk is geweesl pleit, bij alle verscheidenlieid in de persoon- lijke opvaltingen, voor de overeenstemming in het algemeen slreven van hen, die deze tenloonslelling hebben tot stand gebrachl, en het is ook den vreemdeling opgevallen dat er een draad loopl door de Nederlandsche Kimslnijverheid en dal deze kunsl, tenminsle voor zoover ze zich bier vertoonde, bezig is zicii te ontwikkelen langs l)anen, die vast genoeg zijn oin tot grondslag voor een geregeld en ordelijk voorlschiijden le dienen,

30

AMBACHTS- EN MJVERHEIDSKUNST

maar toch ook vveer riiimte lalen voor elke, op zuivere basis gegrond- veste, persoonlijke opvatting. En dit is ook het beste wat men op dit oogenblik van de Nedcrlandsche Kunstnijverheid zou kiinnen zeg- gen. Liel ze zich geheel gaan, gaf ze de vrijheid aan elken persoon- lijken gril, aan elken fanlastischen inval zonder deugdelijken onder- grond, dan zou ze al heel spoedig ontaarden in willekeur en bande- loosheid en met de absolute vrij- heid ook haar eigen vonnishebben geteekend ; snoerde ze hare be- oefenaars in een keurslijf van kleingeestige voorschrilten,maak- te ze van enkele gevonden am- bachtsgeheimen een offeraltaar, waarvoor men slechts had te knie- len cm tot de uitverkorenen te behooren, dan zou ze ten gronde gaan aan verstijving en verstar- ring en het leven, het levenbren- gende leven, zou uit haargeweken zijn voor het nog tot een echt en waar leven had kunnen worden. DeNederlandsche Kunstnijverheid koos dus het goede deel door zich van uitersten te onthouden, maar inlegen- deel te zoeken naar de wegen, die tot een vast- en hoogstaand doel kunnen leiden. En waar men dus in hare voortbrengselen de resultaten mag zien van dit ernstig en moeitevol streven, daar bestaat reden om zich te verheugen en te gelooven in de toekomsl.

De inteiieurkunst is de kunst van de binnenruimte, de kunst om deze ruimte aldus te vormen en te vullen dat een stemmingsbeeld ontstaat. Want de interieurkunst is voor alles stemmingskunst. De mensch brengt een goed deel van zijn leven, en zeker niet het minste, door in zijn huis, in zijn vertrekken, en dit huis en deze verlrekken kunnen daardoor van groo- ten invloed zijn op zijn welbevinden. Erkent men iiet gewicht van het interieur in dezen zin, dan moet men er zich wel over verwonderen dat de mensch het meer dan een halve eeuw zoo goed als zonder interieurkunst heeft kunnen doen, en dat wel juist in een tijd dat de intelleclueele ontwik-

A. P. SMITS : Rieten stoel. (Uitgevoerd door W. F. van Vliet, 's-Gravenhage.

31

AMBACHTS- E\ NIJVEHHEIDSKUNST

keling een hoogen vluclit liad genomeii, in dieu v;in de wonderweikcii op het gebied van welenschap en lechniek, en ook in dienzclfden lijd dal de vrije schilderkunst tot ongekenden bloei geraakte, dat dus en versland en hart onlvankelijk waren, niaar niet in dien zin dat beide tot elkaar konden komen, cm te zamen datgene te scheppen waaraan de mensch toch zoo ifroole behoefteJiad : een goed en mooi binnenhuis. Dat er een interienrkunst was of zou kimnen zijn, men wist het zelfs niet meer. Meende men voor het uiterlijk van zijn hnis nog een deskundig bonwmeester noodig te hebben, voor de binnenruimte dacht men het wel met een koopman in meubelen te kunnen afdoen of wel, men vulde zijn vertrekken met een samenraapsel van de meest heterogcne bestanddeelen, die men hier en daar kocht of, nog erger, van. vrienden en kennissen ten geschenke kreeg, en zoo schiep men een beeld van zoo groote wanorde en zoo verregaande smakeloosbeid, dat het een wonder mag heeten hoe een besehaafd mensch en aan beschaving op verschillend gel)ied heeft het tweede helft der negentiende eeuw toch niet ontbroken het erin kon nithouden. En toch hel)ben onze ouders het in deze interieurs uilgehouden en de meeste menschen houden het er nog in nil, omdat jii omdat, naar het schijnt, liet schoonheidsgevoel van de menschen partieel tijdelijk ten gronde kan gaan, wanneer de factoren, die dit schoonheidsgevoel kunnen opwekken en onderhouden, blijven ontbreken. Hoe geheel anders hadden onze voorouders ons dat geleerd. Wie, te midden van de verwarring, nog oog had voor de stemming die van een goed en mooi interieur kan nitgaan, kon zich niet onttrekken aan de beUoring die er lag in de kamer uit den onden tijd, een enkele maal nog van geslacht op geslacht overgegaan, een ander maal in de musea opgeborgen en aldus voor iu'l nageslacht hewaard. Er was lets dat weldadig aandeed in deze oude vertrekken, iets dat tot rust, tot kalmte, tot vreugde stemde. Er was iets van zelf sprekends in deze gevulde ruimten, iets natunrlijks, iets eenvoudigs zelfs bij alle voornaamheid, iets gevondens, iets afs. lets dat was om jaloersch op te worden, omdat bet in de eigen interieurs zoo geheel en al ontbrak en zoo kon bet dan ook gebeuren, dat zij, die dit ontbrekende nog vselden, een poging aanwendden om het bekoorlijke oude vormelijk na te maken, in de hoo|) dal deze namaak weer dezelfde stemming zou kunnen opwekken als het voorbeeld uit vervlogen dagen. Maar dil laalsle was toch niet goed mogelijk, want de tijden en zeden en gewoonlen waren intusschen veranderd, en wat l)ij een zeventienden- of achliendeneeuwer paste, sloot zich niet meer aan l)ij den modernen mensch met zijn nieuwc opvallingen en nieuwe gewoonlen, zijn nieuwe levenseischen en nieuwe levensbehoeften, zijn nieuwe malerialen en nieuwe tecbnieken, zijn nieuwe liul])bronnen en nieuwe vervoermiddelen. Het karaklerislieke van de oude interieurs was juisl geweest dal ze een

32

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

spiegelbeeld gaven van den eigen tijd, en nu mochten ze ons, twintigste- eeuwers, nog treffen door hun opvatling, door hun harnionie, door hun eenheid in verhouding, schaal, vorm en kleur, hel meest kenmerkende, het essentieele van hun wezen konden ze pas terugkrijgen wanneer we ze weer gevuld dachten met hun eigen bewoners, met de menschen voor wie ze gemaakt waren, die erin waren opgegroeid en er in geleefd hadden en ze juist door dit leven ook het leven hadden ingeblazen. En die menschen waren niet wij en ook niet onze ouders, maar de verdere v66rgeshichten, zij die leefden voor het tweede vierde deel van de negentiende eeuw.

Zoo waren dan beide opvattingen verkeerd. Eenerzijds kon een toevallig samenraapsel van onbeduidendheden moeilijk met den naam van interieur- kunst worden bestempeld, anderzijds mocht een vormelijke copie van een vroeger stemmingsbeeld loch niet voor een zuiver stemmingsbeeld worden aangezien. Om weer tot een echte interieurkunst, tot een waarachtig stem- mingsbeeld te kunnen komen, moest men terugkeeren tot de bronnen daar- van, en hiervan uitgaande zou het misschien mogelijk blijken weer een zuivere interieurkunst op te bouwen, een kunst, die voor den modernen mensch zou kunnen zijn wat de zoogenaamde hislorische stijlen eenmaal waren voor hen, die leefden en dachten en gevoelden in de lijden die aan deze historische stijlen het aanzijn hebben gegeven.

Als vanzelf dringt zich dus de vraag op, wat dan de grondslagen van de interieurkunst, dus ook van onze interieurkunst, kunnen zijn.

Het interieur is een ruimte gevuld met een aantal lichamen, die elk een deel van deze ruimte innemen. Deze inlerieur-ruimte en de zich daarin bevin- dende voorwerpen worden afwisselend door natuur- en door kunstlicht beschenen, terwiji dit natuurlicht voor het grootste gedeelte teruggekaatst licht is en het kunstlicht meerendeels uit een centrale bron voortkomt. Een enkele maal, maar dit is een uitzondering, valt het daglicht van boven in (gewoonlijk geschiedt dit van terzijde, door de vensters), soms is ook het kunstlicht verspreid. De interieurkunst stelt dus in de eerste plaats de studie van de ruimte aan de orde en wel in dubbelen zin. Want de beschouwer bevindt zich in het interieur, dus ziet de ruimtewerking van het interieur van binnen, maar hij bevindt zicii buiten de meubels, dus aanschouwt de ruimte- werking van de meubels van buiten. Deze dubbele ruimtestudie onder zoo verschillende verlichting is, hoe eenvoudig zij ook moge lijken, buitengewoon moeilijk, en er zijn jaren van ervaring noodig alvorens de, zelfs zeer talent- voile, interieur-kunstenaar zich in de ruimtewerking en lichtwerking vol- doende heeft kunnen indenken.

Verhouding, schaal, vorm en kleur spelcn in het interieur een rol van beteekenis en bepalen voor een goed deel de aesthetische werking ervan. Elk

.S3

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

gevoelig menscli onderoaal gevvaanvordingcn, die op virliouding, schaal, vorm en kleur betrekkiiig hebben en al weet de gevoelige l)escliou\ver nil niel waarom deze gewaarwordingen van nicer of minder aangenamen aard zijn, en al kan iiij de grenzen niet trekken tusschen deze factoren, de interieur- kunstenaar heei'l ze wel degelijk in hiinne grondslagen fe onderzoeken, cm bewust in zijn werk datgene te leggen, wat de bescbouwer weer onbewiist in zicb zal opnemen, en waardoor l)ij beni een stemming zal worden o])ge\vekt, die voorzien was en berekend door degenen, die de gave badden om slem- mingen in levenloos maleriaai le vertoiken. Vooral voor goede verbondingen is de menscb uiterst gevoelig en eigenlijk sbiilen de goede verbondingen de goede scbaal, den goeden vorm en de goede kleur van zelf in zicb. Maar ook daar, waar dit mogelijk niet gebeel en al bet geval mocbt zijn, waar dus de scbaal niet gebeel juist is, de vorm niet gebeel uitgedacbt, de kleur niet gebeel getroffen, kan de licbaamsverbouding voor zicb nog weer een factor van booge beteekenis zijn, zoodat men wel baasl zou kunnen zeggen dat bij een niet getroffen licbaamsverbouding alle verdere arbeid vergeefs genoemd kan worden en deze dns als een der eerste eiscben voor de aestbetiscbe werking van bet inlerieur kan worden bescbouwd.

Of dan de fantaisie niet de eigenlijke grondslag is van de inlerieurkunst en zelfs van de arcbitectuur in baar gebeelen omvang? Wanneer bet waar is dat de inlerieurkunst een stemmingskunst is, dan zal bet wel even waar zijn dat er fantaisie noodig is om de aan de orde komende stemmingen te vertoi- ken. De interieurkunstenaar kan onmogelijk een ander in stemming brengen, zonder zelf gestemd te zijn, kan niet een ander roeren zonder zelf geroerd te wezen, en de beelden die de ontroering opwekt kunnen niet kunstmatig worden opgeroepen, maar komen ongevraagd, als de kinderen van de fantasie. De fantaisie is dus de iioogste faktor op bet gebied van de inlerieurkunst, die factor welke bet oer-denkbeeld, de oer-gedacbte als bet ware vastlegt, terwijl alles wat daarop volgt als de aestbetiscbe en tecbniscbe daad, slecbts de meer of minder geslaagde uitwerking is van bet beeld dat de fantaisie beeft ingegeven. Maar juist daarom kan de fantaisie niet als de algemeen erkende groudshig van de inlerieurkunst gelden, want de grondslagen van deze kunst steunen op algemeene waarbeden, die dooi- de natuur, bet leven en de weten- scbap worden voorgebouden aan alien die de wetten van natuur, leven en wetenscbap tracbten te doorgronden, terwijl de fantaisie een gave is, aan enkele i)evoorrecblen gescbonken, om baar te leeren l)eheerscben en te gel)ruiken lot vreugde van zicb zelven en van anderen ; maar ook als een zeer zcldzaam iels, dal, in zijn zuiverste wezen, de kracbt bezit om door een cenige en kenmerkende daad bet kunstgeballe in zijn gebeel booger op le voercn en op nicuwe wegen te leiden, zoodat soms voor een beel geslaebt een

34

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

niemv pad is gebnand geworden, oeu wijdere horizonl is geopend, waarop men veilig gaan kan en verder zien kaii dan tot diisver iiet geval was geweest.

G. W. DUSSELHOF : Scherm.

De inlerieurkunstenaar is een stemmingskunstenaar. Rust, kalnite, tevredenheid, veitrouwelijkheid, weelde, prachtlievendlieid, vreugde, uitge- latenheid, verdriet, ingetogenheid, ernst, pleclitigheid, wereldschheid, verhe- venheid, alle menschelijke gewaarwordingen kunnen door hem in een stemmingsbeeld worden vertolkt. De rnimte, de verhouding, de vorm, de kleur en het licht zijn tot zijn beschikking en hij gebruikt ze als een solied en schoon instrument, waarop hij zijn fantaisie uitspeelt om het doode materiaal te doen leven. En de beschouvver, hij l)emerkt den opzet niel en kent ook de wegen niot, die de inlerieurkunstenaar is gegaan om zijn doel te bereiken. Hij ondergaat de stemming en voelt er zich wel bij. Maar hij ondergaat deze stemming in zuiveren zin. Hij komt niet onder den indruk van een bepaalden vorm, omdat bij geleerd heeft dal bepaalde vormen bepaalde aandoeningen kunnen opwekken, of omdat hij van te voren is ingelicbt geworden omtrent zekere dingen, waaraan men bepaalde bedoeiingen lieeft vastgeknoopl (als Gothisch = ernstig, Oud-Hollandscb = deltig-gezellig, Haroe = pracbllievend.

35

AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST

Rococo = sierlijk), niaar omdat in den inlerieuikunstenaar ids is onifJe- gaan dat door een daad blijvend is geuit geworden, en de inneiliji<e Uracht

van deze daad zoo groot was, dat ze kon nawerken op anderen, wier

gevoel, gestemd als de kunstenaarsziel, mede kon trillen waar deze was bewogen geworden.

iWorMuoortgezen. C. W. NlJHOFF.

CHRIS I.ANOOY : Polterij.

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)

DD UIT AMSTERDAM

SH^^BHj KNTOONSTKLLIXG VAN V^^H^^ SCHILDHRIJRX DOOR ^^Ip^Tj '-OHXELIS KUYPKRS^ V^llSSiK '-ARKNSCHR KUXST-

s3t^^tS^^ ' gedrang der nieiiwer- wetsche sirevers, die, haast aleei- zij het pcnseel ter hand netiien, met de pen liel publiek tot aaiidaclil willen dwingeii, huii leuzeii uilschreeuwen en liuii theorieen op de siraat l)ieiigeii, terwijl zij, in eli<en criticus een vijand wanend, reeds bij voorbaat de gevecbtsbouding aannenien, ver van 't nervcuze mondaine kunstge- woel vverkte Cornelis Kuypers vredig en bescheiden in de stille der Gelderscbe en HoUandsche natnur.

Zonder voorkeui- voor oud of nieuw waar- deerl decritiek slecbts de schoonbeid. Kuj'- pers zet de scboonbeids-traditie der Haag- scbe scliool voort ; en boewel hij niet zoo zuiver ontroert als Weissenbrucb, niet zoo breed van gebaar en weeldeiig van verbeel- ding is als De Bock, niet zoo fijiizinnig en diep doordringi in de natuurpoezie als Mauve of Gabriel, en geenszins z66oorspron- kelijk is als een dezer groote voorgangers, verniag hij tocli tegelijk zooveel nalutir en zooveel slemmiiuj in zijnc landscliappen tc brengen, dat deze nieesters zelve bebagen zouden bebben geschept in deze bun zoo gelijkgczinde kunsl. Cornelis Kuypers' schil- derijen zijn natuur-stemmingen. Ovcreen- konisl met voorgangers sluil nog geens- zins oorspronkelijkbeid van aandoening en verbeelding uit. Hem is bijzonder eigen eene weeke dichterlijke stemming, in een

scala van slillen weemoed tot even stille vreugde, weemoed en vreugde om niets anders dan de schoonbeid, die bij in de naluur en in zichzelf vond.

Als alles hem werkelijk lukte wat bij wenschte le scbilderen, dan zou hij een dicbter met bet penseel zijn. Een ruslig plekje. de herfst, het voorjaar, een win- tertje, een grijze dag, avonden en zons- oiidergangen, dat zijn de onderwerpen.

Een der W'inlers tn" 13) is een-en-al stem- ming. In Grijze dag (17) is een zacht dichter- lijk gevoel neergelegd. Het landschap Uiler- waarden (21) is mooi evenredig van bouw en zeer zuiver van kleur. Even degelijk schilderwerk geeft hij verder in zijn Knot- wilgen (27) te zien.

Minder gelukkig is hij in Voorjaar (7), in Zomer (39), in ....; doch laten wij maar liever in die richting niet verder zoeken, den scliilder nog vele gehikkige momenten toewenschend.

TEXTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN EN AQUAR ELLEN DOOR JAC. ZOX BIJ FRAXS BUFFA & ZONEN /c». Figuur- schilders zijn in Holland betrekkelijk zeld- zaam. Dit is wel vreemd als men bedenkt hoe onze schildcrkunst in baar bloeilijdperk talrijke uilniuntende figuurschilders lelde, in allerlei genres. Ook in de tvveede bloei onzer schilderkunst, die wij gewoon zijn de Haagsche te noemen, werd de wenscli niet zoozecr op en voor zichzelf geschilderd. Typisch is, dat ook het portret op den achtergrond kwam. De 17'' eeuw wenschte, in welgestekle zelfvoldaaiibcid ol zicli be- wust van haar karakteristickc eigenaardig-

KUSSTBElilCHTEN UIT AMSTERDAM

heden, in al liaar nienschelijUlieid, 'zichzelf te zien ; de 19^ eeuwsclie scliilders keereii de burgerlijke maalschappij, die er niet op gesteld scliijnl ziclizelf diepcr dan noodig is te annscliouwen, den rug toe, gaan de nalniir in, oni zooals 1). v. Weissenbrnch,

in dezen tijd! Gcnieen zijn zeldzaani over de eeuwen verdceld. Wellicht lieel't deze lijd op schilderkundig gebied geen enkel groot en zuivcr genie, een geesl die de niaehlen van t verleden en van eigen tijd onivaamt, onihoog en verder sluwt, de grcnzen alzij-

door liaar diep ontiocid te worden. De dig verwijdt en zoo de loekomst beheerscht.

scbilder ging op in de naluur en zoo ook de Maar kleine en gioole talcnten verdringen

mensch, demenschelijkheid, (loch zoodanig elkaar op de kunstmaikl. Vele kunsllief-

dat de natunr zich veimenscheiijkte, zicb hebbers kunnen zicli nu goedkoop een

bezielde. ' Impiessionisme ' is de niacht- verzameling tcekeningen en schilderijen

spreuk : wisselwerkiiig Inssclien de iialinir verscbafl'en van lalentvolle jongeren. Waar

en de nienschelijke ziel. En niocht men hel werk diUwijls in resllietiscb oi)zichl zeer

soms Jozef Israels willen noemen alsfiguur. ongelijk is bij eenzelfden kunslenaar kan

scbilder... Welaan, doch stel dan in de men door een juisle keuze zicb een durende

plaats van de 'naluur' hel ' leven ' of bet vreugde bereideii, die uil enkele sclioon-

'lol',\vaarin zich de menscli vernatuurlijkt, heidsaandoening bestaal. Zij hebben nog

en men heeft in de wisselwerking van lei'eiis- lot en ziel liet wezen van Israels' kunsl. Het zijn ten slotle geen ' figuren', die bij teeUent of schildert, het zijn ' stemmingen ' (de weemoed, de droefheid, bet tragische), welke hi) dicbl.

Jac. Zon nu gelijkt uilerlijk iels op Israels, zooals bij soms op Neubuys en Mauve gelijkt , maar bij is veel minder stemmiiigs-

geen groolen naam, die scbilders, zoodat bun werk alleen om der schoonheid wille bewonderd wil worden.

Merk bet zuivere schilderschoon op van die Boeieiuuoniitg i32; en van dien BoscIwijt>er (36). Bewonder de friscbbeid en kracbl der kleuren in dnt Limdschap (41) of den naar lets boogers dan enkel naluur wijzenden zweem van romantiek in dien Heuveluchligen

scbilder, veel meer figuurschilder. Hoe £osc/i((W/ (41). Op ongekunstelde wijze gecfl

ongelijk bij ook in zijn werk mag zijn de schildei- is in de laalste jaren zeer vooruit- gegaan , het heeft steeds in de eerste plaats waarde als figuur, in de Uveede plaats als slenimingssluk.

verdei- menige teekening eene aanduiding van ecble kunst.

Er is een lindere Mondriaan, die niet de schoonheid nog, maar het vreemde of wondere zoekt, op cubistische of caleido-

.Sc/io/"////rf(8)b.v.,een der groolste en beste scopische wijze. Op zoek naar het geniale?. schilderijen, is vooral bclangrijk om de zeer Deze is blijkbaar levreden met zijn lalent.

goedgeschilderde karakterislieke figuren der drieschaftende arbeiders. Zijn binnenhuizen zijn typecrend door dc verscheideribeid der huiselijke bcdrijvcn, zelfs op een sluk. Daarentegen zijn dc naluurmomenlen, die bij weeigeefl, veelal mislukt (14 b. v.). Ook llnisclijk (ifliilc (1), is valscb van kleur.

(loed schilderwerk vormen Uoiitwcik (5). lintiiiicnlnmw (!);. Op liel Aarduppelveld (19). Vroiiivljc under de Sclwiiw {21 j, de Handeii- sleeper (28) en Larensch Inlerieiir (31 .

'•'S- '•'5; ^'& ^'^ ^'^ ^'^ '*'& ^'& ««^' '^"^ <«'5 ti;nto()Nsti;i.lin(; van sciiii.dkmi.ihn HN 'n:i;Ki;N'iN(;i;N noon I'lurs mon-

DKIAAN m.I II. W. VAN DI'.l.DI.N /l.^ lid is verbazend, zoo lalrijk als dc lab'nlcn zijn

Wie het verst komt moge de toekomt leeren. Voorshands wil schoonheid niet gekunsteld, maar kunst zijn. Zou het mogelijk zijn, dat de ziel van bet schoone zoo verzadigd kail zijn, dat zij grijpt of last naai- hel bui- lengevvone, langs dwaalwegen, een onbe- kcnde loekomst tegemoel ? Laten wij dan een eind weegs meegaan. Mogelijk, dal men ons als gidscn verlrouwl, als men ruerkt vei-dwaald Ic zijn.

Airii i;t amicitlk t thntoonstkl-

I.INC; VAN SC,II1I,I)KH1.IKN KN I5I:i:LI)- IIOUWWKKK /C». Met ivslbelisch genii<l- delde dezei- gioole Icnioonslelling staal /(•kcr niel hoog en dc algcniccnc Indruk,

38

KUNSTBEIUCHTES LIT AMSTEHDAM

die (ieze chaotisclie uitslalliiig als gelieel iiiaakt, kan zelfs heeleiiiaal iiiet ffislheliscli genoeiiui wordeii. Hel schijiit wel of de ophaiig-cominissic liel met ziclizelf iiicl eeiis was, en daaroiii loeii maar alles luUraak langs de waiuien en over de zalen verdeeld heeft Midden aan den wand hangl b. v. een schildersluk, dat alleen doorzijn afmetingen groot is, terwijl ergens in een lioelvje een kunsiwerk veniwaald is, dal later op een beteie plaats nog sclioonlieid zal uitstralen, als liet andcre uit liet heldere liclit, waarin hel nu liangt, docli dat Iiet niet waard is, weer zal verzonken zijn in liet duisler. En naast een bloemen-fanlasie, zoo grillig als Parijschcubisnie en zoo wild als Italiaansch futurisme, liangen academisehe voorstellin- gen, die slechts een droogsloppel zouden behagen. Laten wij bij enkele der kunst- werken even stilstaan.

Lizzy Anzingh's geestig-voornaani iioppen- spel De ongeiioode Gasl verbaast vooral door haar kleur-veiTijning ; zij stelt in de klenrige kleedij een verblulTend seslhetische verfbehandeling ten toon, waaibij zij ook de wondeien van het loevallig schoone, die als vanzeir ontstaan, beheeischt. Dit werk lijkt mij, vooral in tecliiiisch opzicht, het besle wat zij schilderde.

Van builengewone schooidieid, zoowel uiterlijk-technisch als innerlijk-psychisch, is W. H. van den Berg's Kind met Fiuit- schaal. Diep van kleur, zuiver-eenvoudig van actie, classiek van opvatting, lijkt mij dit werk voorbestemd om een museumsluk Ic worden. Dal doordiingende studie onzer 17« eeuwers en der romantische Franschen de spontane'ileit van kleur en verbeelding niet behoef't te verdocven, toont dit werk voorbeeldig aan.

Ook Th. Goedvriend's schilderij I'addc- stoelen, dat, hoe phantaslisch van licht en duister ook, de realileil geen geweld aan- doel lenzij het geweld eener machlig zich opdringende begeerte naar sclioonlieid van kleur , is het rcsultaal van diepen studie- zin en nieuw-roniantische gevoclighcid. /ijn streven wijsl naar 't hoogste in sehilder- kunst. Doch in dat wondere claii-obscur bestaan schitterende voorbeelden. Kn dan stellen we ons voor hoc 't nog volniaakler kon.

Behoort ook J. C. W. Cossaar niet bij deze kuiistenaarsgroep? Alls de menschendrom in den MorgendiensI nog chaolisch, nog niet in een sclioonc harmonie van vorm en kleur opgelosl, nochlans wat een slraling van gulden kleuren, wat prachl van opwaart- sche lijnen ! Hier is ten minste eene aandui- ding van de reslhetische categoric van het ' verhevene '. En loch is ook dil werk ver af van 't volmaakte. Zou het inlusschen mogelijk zijn dat na Bosboom nog een kerk- schilder lol grootheid konil'.'

P. van der Hem... Hij geeft een blik in een andere wereld, de demi-monde. Van den hcmel in de hel ? Zal ook dit, cvenals Dante's Inferno, de meeslc aantrekkiiig hebben '? Zoo grotesk iieme men het geval niet op. De paarse kleur slenit wel overeen met een scliijnwereld, een splicer van psychische verdorvenheid, maar er is ook psychische verfijniiig. En wal de teekenaar bedoclt is slechts de karakterisliek dier Parijsche psyche, waarvaii de schijn schoon is. De karaktcristiek is weer meeslerlijk.

J. H. Jurres beieidt ons steeds een aan- gename ontmoeting op onze wandelingen door teMloonstcUingszalen. Als men veel cendenslooljes en molenljes is langs gegaan, is t belangwekkend op een gcestelijken tocht de manneii van Richard III te zien verschijnen. Wat een actie in die figuren, vooral in Ricliards lieraul ! Jammer, dal ik hier niet ook Dirk Schafei's romantische kuiisl ter vergelijking aanlrcf.

H. Hijenbrock vermag in zijn Stcialwerk (Lotharingen) cenigszins te voldoen aan een kunstverlangen, dal naar een grootere we- reld gaat. Toch is hij te reeel ; zijn verbeel- ding is niet veel grooter dan de uitcrlijke werkelijkheid van iedereen, en zijn gevoci dringl niet diep in 't wezen der dingen, der menschcn. Dezelfde uiterlijkheid en psy- chische beperklheid heell ook J. 11. van Masteiibroek, maar de Uolterdamsche Maas ziet hij toch veel groolscher. Zijn kleuren zijn glanzender. Dc lucht is helaas onschoon. Prachtigc brokken in de schcpen en in het water. Zeker Bcdrijvigheid, zoo is 't. Een veelheid van vormcn en kleuren, maar zonder ccnheid, zondcr harnionic. Diepcr grijpl Martin Monnickendani naar hel

39

KUNSTBEHICHJHN HIT AMSTERDAM

wezen der tliiigen. Zijii Balconscene is nog veel kleuriger, en toch is er eeiiheid in de veelheid. Hoe gevvangd zijn de tegenslel- lingen, hoe stout de breede verfopzetsels,

doch lioe weet liij in liet scliel verliclite

balcori alle kleuren tot een groot geheel te doeii samenwerlien. Hn wat een bijzondere venlieiisle is: eris liaraiiteristiek in de naar 't tooiieel gerichle gezicliten, al zouden deze psychisch nog lieel wat verder doorgevoerd kunnen wordeii.

Wij willen Prof. N. van der Waay's aca- demisGli-knap figuurstuk In ufwachting van hel Bezoek niet aclileloos voorbijgaan. Van onze 17<^ eeuwsche meesters-genreschilders mist het de hoogere eenheid van tech- nisch vermogen en psycliologiscli besef; maar wat doel anders ziilk Jjescliaafd werk aangenaam aan tusscheii zooveel grove makelij en onhandig mistasten naar het schoone ! Hoe weinigen knimen als W. Zwart breed en forsch zijn en praciitig van schil- dering. In zijn Ypolder bij Amslenhim zijn knapheid en schildersbescbaving voor- waarde en factor, zoo iniierlijk geworden, dat men haar nauwelijks opmerkl, alleen de schoonheid der schildeiij gewaarwor- dend. In A. Briets Nnnxpeelsche Deel is de knapheid ook moment; bij liem is alles fijner, maar ook 'kleiner'. Men kan van deze drie althans leeren wat de techniek van schil- deren is, -- docli bij Zw^arl vooral beseffe men wat een ' scliilder ' is.

Nog op een tweetal weritjes willen wij wijzen, die het tegendeel van opdringerig zijn. Ken wandvol opziclitige schilderijen is in ' iEsthetischen ' ziii minderwaardig aan een schijnbaar onaanzienlijk schilderijtje als Zuiderzeeslrund van H. A. Havcrkorn van Rijsewijk. Het zien en opnemen bewonderend in zich ophelfen van veel schilderschoon, en zoo dus zinnclijke en gceslelijke verlijning is de voorwaaide van zulk ecu ziiiver schilderij, waar de natuur gfheel lot kunst geworden is. Als deze scliilder allijd oj) deze hoogte werkte... ; lalen wij niet voors|)ellen, maar af'wachlen. Iloe men eclilcr zonder dieper.e of (ijnere scliilileisbescliaving, o. m. door het bestii- cleeren der beste schilderijen, ja, hoe men enkel met de natuur meelevcnd en o|) zijn

eentje zichzelf vormend soms een heel mooi stuk inaakt, toont A. H. Koningin zijn Winter. Dil is ' gezien ' ; het is zuiver door de zinnen gegaan en beeld der ziel geworden. Het is gevoelig, poelisch werk en toch... natuur. Het is naluurgetrouw en marchentreu tegelijk.

De aanleekeningen laadplegend zie ik ze nog de werken vergezellen van N. Bastert, Mej. A. C. van den Berg, A. M. Broekman Jr., G. de Groot, Kd. Karsen, A. L. Koster, F. Laiigeveld, J. C. Ritsema, H. M. Savry, Mevr. Th. Schwartze, C. Vreedenburgh en J. H. Wijsmuller. Deze waren stellig de aandacht waard.

Onder de beeldhouwwerken was de groep Ond eiyen leed herleefd, oni de psychische verdieptheid van de vrouw, bevvonderens- waard. Zou het mogelijk zijn dat in Noord- Ncderland de beeldliouwkunst eene schoo- nere toekomst wacht? Daarin zijn de Belgen ons zeker een heel eind voor

Vergeefs zocht ik op deze tentoonstelling naar Th. Molkenboer's in den catalogus vermelde Eeuwige Eva. . Heeft zij zich weer onlrokken aan 't oog van den sterveling, nadal men haar een oogenblik aanschouwd had '?

^^9i ^9i {g,f^^•!l ^9i ig,»5 ^ ^ a^ cgjft HET BEHLDHOUWWERK DE EEUWIGE EVA VAN TH. MOLKENBOER BIJ H. W. VAN DELDEN /l^- Floutarchos verhaalt in een gesclirift over Isis en Osiris dat te Sais in "t Oude ^Egypte de tempel van Isis het opschrift had, of wel, dat een opschrift bij het z. g. gesluierde beeld der Godin Neith de diepzinnige gedachle verkondigde : « Ik ben al wat was en is en komt, en niijnen sluier heefl geen sterveling ooit ojigelicht ».

Deze gedachle kwam mij te binnen toen ik in een zaal door den Heer Van Delden geheimzinnig geleid werd naar een groot gordijn, (hit van <len zolder tot den grond necrhing. Daar achter was het beeld ver- borgen. De bladcn haddcn het gerucht ver- sprcid van een strijd tusschen het bestuur van Arti en dell bceldhouwer. Het bestuur had beweerd : hel is geen kunstwerk, het is naluiir. De beeldhouvver hield vol en slaafde met bewij/.cn : het is Icunsl.

KUNSTBERICHTES' UIT AMSTERDAM ARNHEM DEN HA AG

Heefl geen der aanschouwers hel beeld gezien zoiider verdvvaasd te woideii als de jongeliiig in Scliillei's gedicht over de Godiii Ne'ilh'.'

Daar zoii de sluier opgelicht worden ! Wat zou zij verbergen? De Natuur'? De Kuiist? De Waarlieid '? Das ewig Weibliche ? « Die Mfllter siiid's », meende ooli Goethe. Eva aeterna...

Ik heb het gezien, en werd niet ver- dwaasd als Schiller's Jiingling. Ziehier dus niijii oordeel over het beeld : het is een zeer knap werk. Levensgroot verheft zich eene jonkviouwelijke gestalte. Het beeld is uitge- voerd in gepolychroraeerd gips. Als het doel van den Heer Molkenboer was een zeer ' natuurlijk ' beeld te niaken, dan is hij wonder wel geslaagd. Vooral het lichaam is natuur-gelrouw. De vleeschkleur zelfs is bedriegelijk nagebootst. Als Aristoteles' begiiisel der mimesis (iiavolging) het eenig juiste was, dan zou dit beeld een buiten- gewoon kunstwerk zijn. Alleen het gezicht is niet natuurlijk-psj'chisch ; er is geen leven in ; het is niet bezield.

Doch wij weteii dat het Aristotelische beginsel niet het Eesthetisch... volmaakte weergeeft. De kuiist verheft de natuur tot de schoonlieid, en deze is psychisch-noetisch, ziinielijk-geestelijk.

J. D. B.

^^'^^^^^^^'^^^^

nana UIT ARNHEM annn

N het gebouw der Koiiink- lijke Socieleit heel't de nieuw opgericlite kunst- vereeniging Arlihiis Sa- crum Ihans haar tweede lenloonslelliiig ingericht. Van de twaalf tenloon- slellingen, welke hot Vercenigingsjaar zal schenken is, na Vaarzon Morel, deze tweede, aan het werk van de schilders C. Brciteii- stein en G. W. Van Blaaderen gewijd. Van Blaaderen is de belangrijkste, met het work uit Frankrijk tiat liij toonl. In deze Seine- landschappen is Van Blaaderen een oprechle werker, die in de richling welke hij tluins uitgaat de eerste passen lijkt te hebbcn

gezet. Dat wil zeggen : hij bereikte reeds de klare uitbeelding van verschillende land- schapaspecten, doch heeft te beginnen met het sentiment 't welk hij te vertolken heeft, hier nu in te brengen. Zooals zijn werk nu is, is het aandoeningloos, onbezield. De oude werkman daarentegen, een gaaf por- tret ten voeten uit, is verder gebracht ; op deze hoogte staat het stilleven. En toch, dit alles is nog zeer valbaar voor dieper, tril- lender weergave. Zooals dit goede werk is, laat het onberoerd, uitgezonderd het werk- mansbeeld.

C. Breitenstein heeft de woeligheid van de zee het liefst tot onderwerp. Dat hij vooruit is gegaan zou ik niet mogen zeggen, doch veel gewerkt heeft hij blijkbaar wel. Er is groot verschil in het werk. Naast weinig ver gebrachte doeken, hangen andere met knappe gedeelten, doch jammer is het dat de schilder zoo zelden geheel en al bereikt wat hem blijkbaar trof. Zoodat de wensch opkomt dat deze schilder wat minder hoeveelheid niochl schenken, en de qualiteit van zijn werk brenge op dit peil van kunst, waarnaar enkele arbeidsproeven in gelukkige brokjes reeds heenwijzen.

Alb. de Haas.

a a a UIT DEN HAAG a a a

lOLLANDSCHE TEEKEN- MAATSCHAPPIJ /:-». Waar vroeger de land- schapschilders en die van hel interieur een eerste rol speelden op de ten- loonstellingen dezermaat- scluippij, daar is nu de porlretkunsl aan het woord.

Na den dood van dc Marissen en van Israels, nu de Haagsclie school haar groot- meesters lieeft vcrloren, komt de opbloci der figuurschildering, als (iguur, en niet als belichlings-ohject nicer en mecr op den voorgrond.

Waardcopenlucht-schildcring haarhoog- ste troeven heeft uilgcspeeld, waar de studie van de atmospherische verhoudingen in Israels wel haar groolslen onderzoekcr en

41

KUNSTBERICHTEN - UIT DEN HAAG

vertolker heeft gevonden, daar komen nu Velh, Haverman en W. Maris Jbzn., oni het portret, karakter van den persoon die zich laat uitbeelden, weder op de gaafste wijze weer te geven, liefst in zoo neutiaal nioge- lijk licht.

Het niooie schilderen, het zuivere uitbeel- den, het luodeleeren konit nu meer naar voren, de studie der oude Meesters krijgt waarde, zij die zulke uitneinende voorbeel- den achterlieten van portretschilderen. Haverman gaat van de analyse naar de synthese, hij verbreedt zijn teekenwijze, Veth daarentegen blijft steeds dezelfde, .zelf is er eerder achter- dan vooruilgang te benierken, waar zijn manier van teekenen riiet zoo veel zeggend meer is als die vroe- ger in een teekening van Dr. Bode kon zijn. Nu, waar hij als in het portret van de Ko- ningin Moeder zijn toevlucht neemt tot kleine zetjes en streepjes, wordt wel een levender effect bereikt, maar de karakter- aanduiding minder vast en beslist.

Haverman daarentegen is in het portret van Kuyper veel minder beschrijvend, veel grootscher van opvatting, veel slcrker en krachtiger van modele dan in zijn vroegere vlak verlichle portretten. Hij zoekt naar expansie, tervvijl Velh het meer vindl in inlimiteit.

Meer colorist is Willem Maris Jbzn. Hij ook tracht door scherpe observatie meer vastlieid te geven aan zijn vaak alleen kleur en weinig cor|)s bezitlende conlerfeitscls. In het gelaat vail iiet portret van zijn vrouvv zijn beide eigenschappen van kleur en vorm al heel gelukkig lot uiling gekomen.

Therese Schwartze en Willy Sluyler, de eersle de schilderes, de Iweedc de leckenaar bij uilncmcndiieid, sluiten zich bij de boven- gcnocmden aan, het decoralief en illuslralief karaklcr in de tcekenUunsl vcrlegenwoor- (ligCMid.

Ken van de mooiste portrcljes zond Me- vrouw Hobcrlson, gccn portretschilderes ill do eigcnlijke bcleckenis van liet woord (jciijkenis zal dil kopje misschien nict lub- bcii, karaklcr en leven des le meer.

Voor het ecrst exposeerl bier dc Zvveed Larson, de bekeiKJe illustraleur aan zoovccl aardigc boeken, hel leven van zijn gezin

gevend in het prettige « Sundborn ». De teekeningen hier zijn niet van zijn besten, zij zijn wat vlak en eentoonig, en doen in bun encadrementen als achter glas gezette uitgekniple en opgeplakle illustraties.

Eveneens illustraties zond de bollen schil- der A. I^. Koster, uitnemende door vastheid en typeering, heel anders de bloemen ge- vend dan in de oude bollenboeken, zonder kleur in zwart en wit. De landschapschil- ders ten laatste waren zeer in de minderheid qualitatief. Wel zonden Tholen, Masten- broek en Bauer goede specimen van bun kunnen, ze konden echter niet voldoende de plaals innemen die de groote Haagsche school openliet.

^9i ^9i ^9i ^ t^ ^9t ^9i ^9i ^9i ^fi ^fS

HART NIBBRIG BIJ SCHULLER yC*. Bree- der en lichter wordt het werk van Nibbrig. Is er in het landschap in Limburg in de panoramas aan den Ruhr nog een bijna vlakke schildering, waar het poinlille heel fijn is aangebracht, in de doeken uitZeeland waail een ruimer wind. Krachtiger is hier geschilderd, met grooter stippen en strepen een lichlheid bereikt, die zijn vroegere wer- ken er tam en goedig bij doen schijnen. Hoe sterk is niet de golving onder den zilten zeewind uilgedrukt in het helm op het duin, waar de zon door de wolken heenbreekt. In Veilli den vedelaar tracht Nibbrig een hislo- risch gegeven op luministische wijze op te vatten. Dit gelukt hem uitnemend, alleen de actie in de veischillende dansende figu- ren is niet voldoende, is te verstard.

^^ c^* aK* ^^ %^ ^* 55*1 S.* S* %^ ^

KUNSTHANM)EL THKO NEUHUYS Na zijn afscheiden van den Larenschen Kunsthandel heeft Theo Neuhuys een eigen zaak opgericbt, die geen vaste woonplaats heeft, maar van verschillende gelegcn- heden gebruikt maakt als hospilanl. Zullcn er onder zijne leiding in 't vervolg tenloon- stcllingen, die vroeger van de Larenschc Kunsthandel uitgingen, gehouden worden in de bekende zalcn der lirma Kleykamp, tbans heeft bij om zich aan hel piibliek voor le slellen de zaien van Fulcbri Studio geluuird. Ii)cn ulgeniecn kcnmerk van deii

KUSSTBERICHTEN UIT DE\ HAAG UIT HAARLEM

smaak van liezeii kunslhaiuielaar is dat liij het fijne, het subiele beiniiit, het gevoelige zooals Tholen, A. R. Mauve, Gabriel Alike- ringa, Floris Anitzenius, dat als hoofdken- merkeii van hun werk vertoonen. Vooral de teekeiiingeii, die Tholen van de papier- iiuiustrie inaakte, deze romnielige, vuil grijze inlerieurs, liij heeft ze zonder eenige opsinuk zoo triesl niogelijk gegeven. Het rafelige, goi-e, het kleurlooze, grauwe vond in den zoo biiitengewoon gevoeligen artiest al een heel uiliiemenden verlolker. Mauve is zijn geestverwant. Hij is echler niet zoo levend ; door ver doorvoeren wel wat dooiisch geworden in zijn groote grasvlak- ken. Toch is het simpele, het doodgewone van zijn visie zeer eigen.

De Vijverberg van Arntzenius en de land- schappen van Gabriel vertegenwoordigen hun makers al heel gelukkig. Teerder aqua- rel van Arntzenius is ons niet bekend.

De landschapschilder Emile Clans geeft hier de buitenlandsche noot. Zijn werk beeft het frische spontane van het buitene, de factuur is echler veel te onverzorgd, dan dat de doeken nil de verf kwamen. Alleen op grooten afstand zijn ze le genielen, wanneer hel oog niet meer gehinderd wordt door dikke klodders en grove penseelstre- ken, die wel de natuur trachlen na te boolsen, maar waardoor deze niet als abstraclie gelransfornieerd werd.

Monnikendam is een kracht, niaar een ongebondene, die fijnheid mist en daardoor hier dan ook al heel ongelukkig uitkomt, te midiien van ben, die deze eigenschap in zoo sterke mate bezitten. Zijn werk doet geforceerd, pijnlijk aan. Rustiger zijn de doeken van Suze Robertson, zwaar van donUerte. Ze bebben echter eenheid en zuivere toon, waardoor haar werk steeds echt aandoet.

Nog zijn te vermelden Hel Witle Paiird van Pieters om een zekcre natuurlijkheid in de almospherische uitbeelding, de wat eniotielooze elscii van Ilarling en de bloe- men van J. H. Kever, die in deze vaak zooveel zuiverder en natuurlijker is dan in de interieurs, die wel eens bet karakter dragen van gemaakt te moeten worden.

G. 1). CiHATAMA.

^•S^»b^Sft»5cg,»> S*&»i ^•i $>* S,*5 S^

D D G UIT HAARLEM nan

UNST-FOTOGRAFIE •♦-y In het Kunslnijver- heidsmuseun> bebben zeer mooie fotografische opnamen in kooldruk, oliedruk, broomolie, broomzilver en gomdruk, den bond nog eens opnieuw gelegd lusschen kunst in 't algemeen en (olografischen kunst.

Een keurcollectie is daar door meesters op fotogiafisch gebied bijeengebracht. Zoo blijkt hier dal de geoefende fotografische werker steeds aan het karakter van de opname zijn procede heeft aan te passen en dit procede heeft te kiezen 't welk hel meest doeltrefTend vertolkt de stemming en atmospheer van portret, landschap, in- teiieur.

In De oiide Keiiken van Adriaan Boer wordt men getroflen door een zeldzaam niooien lichtval, terwijl het geheel uitste- kend in de ruimverdeeling is geplaatst. Een eenzame niolen, van wijlen den beer W. Husselman beoogt de loutere stemmings- kunst van den schilder. In oliedruk is dit werk uitgevoerd, voor ingewijden dus om van te genieten zoo'n groote atmeting in dergelijke uitvoering te zien. Hoe goed leent zich de gomdruk voor senliraentvolle onder- werpen, deze, uit het armoeleven; J. Huj'sen geeft er een aantal voorbeelden van. Mooi blond zijn weer de kinderbceltenissen in fijne broomzilverdruk ! In zorgvuldige kooldruk- uitvoering komt E. A. Loeb uit ; zijn Waler- lelies, fijn van balftoon, blank in de scha- duwen zijn bepaald mooi. N" 27, Wiiiler is een zoogenaamd tegenlicht, lintelend van licht en schaduw, mooi van sneeuw, als geheel een prachtig werk ! Hollandsche luchten in gomdruk, een majestueus wol- kengevaarle, waarbij de ondergrond zich bescheiden aanpasl is een tecbnisch knap werk. De Spinster, is een in alle opzichlen mooi belicbt interieur, door .\. J. Weinberg. De meeste werken van dezen fotografischen kunstenaar zijn kooldrukken. Een eerste klaswerker loont zich B. Zweers. Kooldruk- ken, (loch van hoc scboone qualiteit. De

43

KUNSTBEHICHTEN - HAARLEM - MOSS - BOEKEN & TUDSCHWFIEN

nieesteii op Japansch papier {>elinnsporleer(i hebbeii liierdoor eeii vooniaam cacliel vei- kret;eii. Voor lie doorkiieede tecliiiiek van hier uil hulde !

Zoozijn hiereenif^e der meesl iiilslckeiide staleii van Fotokunsl geiioemd. Voorlieelden, waar. uit den fotograaf, dc kunslenaar voor

den da<> liad.

Alb. be Haas.

««'a5 5«'S««'S 5»^; '^'^ ^'^ ^^ '•^^ '•'S? «•'?' «•■$

GDnnn UIT MONS ddddd

TENTOONSTELLING VAN DEN KUNST- KRING L'ESSAIM /C^

jMwg^pgpij?! KN bescheiden tentoon- iBhiigr^lijr* slellinkje in twee zaleii nW^Sxi^^^ ^'''^" ''P' niooie Bergen- nBf W^ ^ffM sclie sladluiis, ingericht JUvsLfiiMt door een liring, die haar JIBS^mSh^ nieeste leden in den om- Irek van de stad zelf viiidl. Dil is ecn poging tot artisliekc decen- tralisalie, die alle aanmoediging vei-dient. De meesl l)elangiijl<c iiizending was die van Georges Janiolle, vooral bewonderde ik zijn niooie, geeslige paslelleekeningen Eliennelte en linperia. De decoralieproeven van Ante Carte, die een kolorist is, verdieiiden made zeer- <le aandaclit Louis Buisseret was er met een tanielijk koude Aanbiddiny der Koniiijien en enkele niooie poitretlen ; de koppen van oude mensclien, van Goffint, warcn gocd, een beelje buiselijk opge- vat, de lii'delaars \'an Louis Martin, onlbrak bet eclitcr gebeel aan de benoodigde lenig- lieid. Dil verwijt geldt ecbter niet den beer Rene Mollet, die kna|)pc loodkrijtleekenin- gen, o. a. een Joni/e Mcisjeskopje liad inge- zonden Van de liiiidscha|)pen van Locuficr zou men ecbter gewenseiit bebben dat ze mcer waren gedrenkt in liclit en hicbt. Nestor .lonet ei) Eugene Lue(|. waren er beide met een goed doek, de Pijnbooinen en Doorf/tinnsuaarl. De eenigzins artifieieele Naaktstudies van iuiiiel Baes zijn niet erg in onzcn smaak gevailcn, en geven we verre- weg de voorkeur aan ecn eenvoudige studie van dezeli'de liand, een Vroiiuieiii>orliel. Eniiei Mode, ecu een dergenoodigden.toonde dal liij van alles aandiir It. Ilij was liier met

zijn Hwig weibliche en een Porlrel van den Eere-vrederechter Oscar Biichel, aangeboden door de bewoneis van bet Kanloii Fonlaine- rEi>i'<Iiie. Iwcc slnkkeii die ijskoud en peu- terig in de uilvoering zijn, en verder met kranige en met maestria gepoinlilleerde landscbappen.

A. (;.

^9i %9i ^,9i ^9i ^9i ^9i ^9t {^fi '^9i ^9> ^9i

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

DKH ClCi^iiONI-: /C».

]^g^N liet September-nuninier mS^k n'*''" Kurt Freise een gK;^ overziclil van Nieuive ap^jl schiiderijen in Nederland- JKwl sclie i'er:amelirii/eii. De >Br I verzameling van Dr A. Bredius in Den Haag verrijkte met een Chrisliissliidie van Rembrandl, een voor- studic misschien voor dc Discipelen ran Emmaiis van Parijsof Kopenbageii, en alsdan ontstaan omstieeks 1648 ; ook mogelijk l)e- lioorend tot de door Bode van 1656-59 gedateeide studies voor eene of meer niet uitgevoerde of verloren gegane Christus- voorstelliiigen, die den kunstenaar in bet midden of in de tweede belft der viji'liger jaren bezig liielden, belgeen overigens is op te maken uit verscbillende etsen van die periode.

Het Mauritsbuis in Den Haag onlving in bruikleen de vroeger aan Sir George DonaUi- son en nu den kunstliandelaar A. Preyer toe- beboorende Moeder ixin Rembrandt, bene- vens ecn plafondsluk getcckend Jakob de Wit 1743, vroeger eigendom van den beer C. Cock te Leiden.

Het Amsterdamsebe Hijksmuscum ver- rijkte met een Viscltnuirkl van Emmanuel de Witle, een liankel in een Paleis van Hen- drik Aerts (geteekcnd 1602', een Laalsle Oordeel van Aert Pielersz., 2'ie" zoon van Pielei' Aerlzen, een liedelaar \:\ni\ei\ weinig bckcnden Utreciilsciien scliildei' Jacob van Hassel (1659), een ramiiie|)orlret van Micbiel Adriaensz. de lUiyler door Jurriaen Jacob- son, Ic'TliiiH van Frans Siiijders. In bruik- leen wcrd aan lietzelfdc museum afgcstaan <loor lien beer Jobii Allard le (ieerlruiden-

BOEKEX & TUnSCHRfFTEN

berg eeii Opstandiiig van Chrislus door Rem- braiuit's leerling Pieter Laslman (1610).

Het Renibrandthuis te Aiiisteniam kreeg in briiikleen eeii door den heer J. O. Kroiiig le Louden onldekte Golqolha van denzelfdeii schilder 1 1616).

Het Museum Boymans te Rolterdam ont- ving, eveneens in biuikleen, van Dr. Lilien- feld (Den Haag) een Ahasverus van Arent de Gelder en een Hagar en Ismael van Jan Steen.

In liet Oclober-nummer bespreekt de heer Karl Lilienfeld de dit jaar geliouden Zomei- tentoonstellingbij Frederik Midler te Amster- dam. Het voornaamste gedeelte daarvan beslond uit schilderijen in t begin van 't jaar in de veiling Weber te Berlijn aangekocht : een jeugdwerk van Albert Cuyp Heljonge Melknieisje. een Winler van Aerl van der Neer, een Landschap van Hobbenia, een Portrel van Ferd. Bol. Uit de verzameling Joseph te Louden waren er een Ahasverus en Human van Arenl de Gelder en een Ma- ziekscene van J. Ochlervell. Verdei- werken van Jan Steen, J. ^L Molenaer, Dirk Hals, Thomas de Keyser, Miereveld, G. Dou, Jan Wynanls, Jac. Ruysdael, W. van de Velde, Backhuysen, Pieter Claesz, A. van Beyeren en J. D. de Heem. De lentoonstelling om- vatte verder eene kleine verzameling zoo- genaamde primitieven », waarvan, zegt de heer Lilienl'eld, de reeks van zeven voor- stellingen uit het leven der H. Dymphna het meest interessant waren. De zeven tafereelen komen rechlslreeks uit het klooster van Tongerloo, waarvoor Gosewijn van der Weyden ze in 1505 geschilderd lieeft. Bekend is het dat de nieester, nadat hij in 1513 \ve- duwenaar werd, zelf in het klooster geleefd heeft. Men kan in de schihlerijen opnierken dat ze af konistig zijn van een kunslenaar die geliecl aan het einde iler I5<' eeuw zijn op- leidlng kreeg. Zij zijn van die viottende tcchiiiek van het begin der lt)>^ eeuw, die met de kunsl van 's meeslers groolcn voor- vader, Rogicr van der Weyden niels ge- meens nicer heeft. Gosewijn staat, wat i\'^n stijl betrefi, ongeveer tusschen de generatie van Geeraarl David en die van P. Brueghel den ()u<le.

^ Sft* ^2^* S* ^ £* 2^* C?,* ^ 3^

GAZETTP: DES beaux-arts September;.

De heer F. <le Mely meent dat de men- schelijke voorsteiling van den Dierenriem een miniatuur uit de Ties riches Heures du due Jean de Berry (Musee Conde te Ghantilly) die volgens hem duidelijk een Ilaliaan- schen invloed vertoonen geinspireerd werd door een antiek beeldje voorstellende de Drie Gracien en bewaard in de Biblio- theek van den Dom van Siena.

In een werk tot nu toe geheelen Portrel van een jongen Man in het Louvre- museum, toegeschreven aan Angelo di Cosimo di Mariano, gezegd Bronzino, meent de heer A. Dubrulle, door vergelijking met beslaan- de conterfeitsels en met een borstbeeld, een portret te ontdekken van den beeldhouwer Jan van Bologne, die te Dowaai geboren werd en na een jaar te Antwerpen te hebben doorgebracht. naar Italic trok.

repertorium fur kunstwissen-

SCHAFT ± (Bd. XXV. Heft I) yC».

Prof. Dr. Karl Doehlemanii en G. Joseph Kern trachten elkaarop slreng wetenschap- pelijke en methodische gronden te weerleg- gen omtrent perspectief en architecluur in de schilderijen van Jan van Eyck. De niathe- maticus Doehlemann onlkent dat de gebroe- ders van Eyck theoretische kennissen op het gebied van perspectief zouden bezeten hebben.

moxatshefte fCr kunstwissen-

SCHAFT yc».

In de nummeis van Juni en Juli levert August Grisebacli ccne zeer belangrijke sludie over architecluur in Xederlandsche en Fiansche schilderijen der XV' eeuw, ecu bijdrage tot onlwikkeling der vorinenlaal van de Noordsche Renaissance. Zijn onder- zoek strckt zich uit over den lijd van het realisnie (het realistischc stad- en straat- beeld, lie ideale gebouwen van den van Eyck-tijd, het gothische architectuurpor- Ireti, de grondvesten van het nieuwe vorm- gevoel(deroinaansche Renaissance. Fouquet en lie eersle Italiaansclu' inilrukken. de

BOEKEN ct TIJDSCHRIFTEN

voorslelling van Jerusalem en liaren invloed op de archileclonische fantazie), de archi- tectuur-fantazie der Renaissance.

Hermann Nasse schrijl't in iiel Augustus- nummer over een tot nu toe onbekenden Abel Grimmer, De Torenbouw van Babel (verz. Freiherr von Bissing) geteekend en gedateerd 1595, schilderij dat veel gelijkenis vertoont in de samenstelling ten niinste met bet bekende stuk van P. Brueghel te Weenen. Van Abel Grimmer, den tot nu toe weinig gekenden Anlwerpschen architect en schilder (geb. + 1570, gest. + 1619) zijn heden als onderteekende slukken bekend een in het Museum te Brussel en zes te Ant- werpen. Wiirzbach en Waagen vermelden nog een ander voorbanden in de verzame- ling van den Earl of StafTord. Toegescbreven worden hem nog eenige scliilderijen in bet Boj'mans-museum te Rotterdam, in bet Haagsche Mauritshuis, en in particulier bezil, alle inlerieurs of landschappen.

In het Seplember-nummer ontwikkelt Pierre Bautier twee puiiten waaroj) hij niet voldoende de aandacht heeft kunneii inroe- pen in zijne (vo()rloo|)ige) monografie over Justus Sultermans, den portretschilder der Medici in de xviie eeuw ('), nl. aangaande eenige godsdienstige tafereelen toegescbre- ven aan dezen meester, een H. Faniilie in bet Pitti-paleis en een H. Maagd met het Jeziiskind en een Hngel in aanhidding, (Galerij Gorsini te Klorencie), dit laatste veeleer, meent de beer Bautier, een werk uit bet atelier van van Dijck. Ken I'orlrel nan een jonijen man in de Pinacotheek van Modena, waarin de beer Bautier aanvanke- lijk de inanier van .Sutternians bad meenen te berkciinen, schrijl't hij nu, na nieer ingaande bescbouwing, niaar weifelend toch, toe aan Mignard.

Metzelfde nuinnier beval ecu nota van Ivrwin Rosenthal over een tafereel van den Utrecblscben schilder Luemen van Porten- j{en, een quasi-onbekenden kunstcnaar, die ten jare Ifi.'iS in dc .St Lucas-academie te Utrecht trad. Ken geteekend stuk, voorstel- lende een niusicecrend en zingend gezel-

(') I'Icrre lluiillcr. Jiixir. Sitllermunx, iieiiilie (hs MeiUeh. Coll. <Ich Gniiids Arllslirs di-s I'ays-ltns. Ilruxnili!-!, (;. Vmi Ofsl * (/' MVi.

schap, heeft de schrijver in de verzameling Olschki te P^lorence oiitdekt.

OUD-HOLLAND

In aflevering II begon Dr. Hofstede de Groot een reeks arlikelen over Meenings- verscliillen omirent werken van Rembrandt. In zijn catalogus van Rembrandt's teekenin- gen bad bij de echtbeid van de teekeiiing De ongehoorzame jongen te Berlijn, in tv^'ijfel getrokken, en een ander exemplaar daarvan in bet Prentenkabiiiet te Budapest als bet origineel bestempeld. In de Amlliche lie- richle ans den Koniglichen Kunslsammhmgen bad Prof. Dr. Jaro Springer getracht deze bewering te vveerleggen. Dr. Hofstede de Groot vergelijkt derhalve opnieuw bedoelde teekeningen, en met de bijna voorlreffelijke reproductie's daarvan onder de oogen, zai men zeker geneigd zijn hem gelijk te geven. Hij heeft het verder over Rembrandt's prentje Vroulgen met een pappotgen, waar- over Titus van Rijn in 1664 sprak tot den Leidschen boekverkooper Daniel van Gaas- beeck. Men verwijlde in gissingen omtrent dit prentje, dat Dr. Jan Veth in Onze Knnst meende te kunnen vereenzelvigen met bet- geen dat tot dusver beUend stond als De Teekenaur en het Model. Dr. Hofstede de Groot bestrijdt deze bewering, en is eerder de meening toegedaan dat van het bedoelde Vroutgen met een pappotgen geen enkel exemplaar meer overgebleven is.

Een derde « meeningsverscbil » bestaat er omtrent bet portret van Elisabelh Bas, vroeger aan Rembrandt, later door Dr. A. Bredius, eerst weifelend aan Jacob Backer, maar nu in voile overtuiging aaii F. Bol toegescbreven. Dr. Hofstede de Groot be- ijverl zich om het beroemde portret weer tegc veil aan Rembrandt, hetgeeii Dr. Bredius maar niet schijnt te kunnen gedoogen. Het « meeningsverscbil d wordt aldus tot eene alles/.iiis inlercssante discussie, waarvan wij geduldig en beiangstellend bet rcsultaat zuUen afwacbtcn.

In helzclfde nummer eene nota van Dr. Bredius over een vcrgeten schilder Giiilliam Frenwuts of Fremont aliax Strazio Volulo (Williiim Jans:. I'rfinonts (\'clnto->) van

BOEKEN & TJJDSCHRIFTEN

wien tot nu toe geen enkel schilderij be- kend is.

In eene aiidere nota geeft ook Dr. Bredius een aardig document over Hindostaiische teekeningen en andere Oosleische rariteiten, voorkomeiide in den inventaris van Julian van Hoorn, gewezen Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie en Maria van Rie- beck, zijne weduwe (20 October 1711 opge- niaakt door notaris Servaes te Amsterdam .

In nummer III zetlen I)i'. C. Hofslede de Groot en Dr. A. Bredius bun bijna tot twist ontaarde discussie voort over de Elisabeth Bas van Rembrandt, steeds echler zonder resultaat.

Dr. Hotstede de Groot meent verder niet te kunnen nieegaan met den beer F. Scbmidt- Degener, waar deze in Onze Kunst onlangs Rembrandt's grauwschildering De Een- dvacht van het Land i Boymans-museum te Rotterdam) aanzag als een voorstudie van De Xaclilwachl ; de beer de Groot betreurt het dat de beer Degener « zijn fantaisie geen teugelen beeft aangelegd en met gebeele miskenning der gescbiedkundige feiten een verband tracbt te leggen, waarvoor geen zweem of scbaduw van bewijs voorhan- den i.s. »

Ook Dr. Jan Vetb's eveneens in Unze Kiinsl gepubliceerde bewering, als zou bet door de Scudery in een zijner versjes bedoelde « portraict de Monsieur le Marquis d'Andelot de la main de Rbeimbrand » te vereenzel- vigen zijn met een portret van een jeugdig geharnast krijgsmaii die den gesp van zijn gordel vastmaakt (Bode III, n" 205), wordt bestreden door Dr. Hofstede de Groot, die in het bedoelile sluk eerder « een studie van een model vvil zien waaraan Rembrandt zijn eigen gelaatstrekken zou bebben gegeven ».

In zijn nota over hel yeboorlejaar oan Caret Fabriliiis stelt de beer F. Scbmidt- Degener vast dat Bleyswyck in zijn BeschriJ- ving van Delft, zicb 10 jaren vergiste, toen bij den meesler op 30-jarigen leeftijd in een ramp deed omkumcn. Verder loont bij ook treirende faniiliegelijkenissen tusscben bet Zelfportret van Carcl in Boymans en een portret van Bernbart Fabritius in de Miin- chenscbe Pinacolbeck. Zoodal dit laatste zeker eveneens als een Zelfportret kan wor-

den bescbouwd, en wij voorlaan gerustelijk van de broeders Fabritius mogen spreken, lets waar tot nog toe geen document ons bet volstrekte recbt toe gaf.

Dr. A. Bredius komt bij de door hem en wijlen den beer E. \V. Moes opgemaakte lijst der talrijke schilders Camphuysen, nog een voegen, nl. Govert Rafaeisz. Camphuysen (blijkbaar een zoon van den verdienstelijken Rafael Campbuyseii), en van wie wellicht enkele scbilderijen verscbolen zijn onder de stukken aan Govert Dircksz. Camphuy- sen loegescbreven.

In nummer IV beschrijft Dr. Bredius een merkwaardig portret van Cornelis Ketel (firma Knoedler, Louden) in 1601 zonder penseel, met vingers en duim gescbilderd.

De geschiedenis van Gerrit Lundens' kopie van Rembrandt's Nachtwacht, tot nu toe bekend tot 1712, wordt door Dr. Bredius verder aangevuld.

Dr. Bredius deelt verder zijne oiitdekking mede van eene notarieele acte (die bij ge- heel overdrukti, aangaande den aankoop door Rubens den 1 November 1610 van bet buis <t De Wapper >., waarnaast bij zijn pa- leis bouwde : « De prijs, vcr over de/" 10.000 was voor dien tijd aanzienlijk. Rubens zou dan ook niet alles in eens betalen. Maar bij belooft nog twee extra's. Eerst zal bij eigen- bandig voor den verkooper (Hans Tbijsz. te Amsterdani)een stuk scbilderen; bij beboudt zich voor de grootte er van nader te bepa- len, en den niet verder genoemden zoon van den verkooper zal bij de schilderkunst leeren, gebeel en al kosteloos, en « niets voor hem secreet houden ». Tevergeefs beeft Dr. Bredius in de a Liggeren » naar dien zoon gezocht. De koop is blijkbaar doorgcgaan, maar wellicht zijn er sommige bepalingen in gewijzigd.

A. D.

47

AMBACHTS- £A' NIJVERHEIDSKUNST

DDDDDDna AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

RCHITHKTUUR yc^. Onl- liaan van de lijdens den bouw zoo prachlige ijle gevaarlen deistijgersslelt liel reuzenlichaani, liet- wclk liel niodemagazijn der firma Hiisch & C''' le Amslerdani zal herbergen, zijne pronkende leden met veel aannialiging tentoon. Welis- waar zijn stucadoors en beeldhouvvers nog druk in de weer cm vele constriiclies weg te pleislcren en grove piofileeringen in de cemenlkleurige naluursteen le hakken, doch allerduidelijkst valt reeds in bet oog met wat voor nieuw soort decor bet tooneel van bet Leidscbe plein is verzorgd.

Het uiterlijk van bet gebouw lieeft iets speciiieks on-Hollan<iscli ja, oiidefinieer- baars. Wanneer men van nit de Leidscbe slraat komende bet plein overziel zou men zich kunnen verbeelden te San-Fraiicisko, Buda-Pestli of Slockbobii te zijn.

Wat bet gebouw zelf betreft, zou men bet, wist men niet, dat daar een niodemagazijn gevestigd wordt, gevoegebjk kunnen ver- sbjten voor bet paleis van den een ot ander Balkanvorsl, die de rust van ons kabii Am- sterdam verkoos boven de van kiemen van moord en doodslag bezwangerde atmosfeer te Cettinje of le Belgraib).

Dat liel gebouw een zooiiaiiig karnkter- loos uiterlijk beeft, lioe kon iiel andcrs.

Hen niodemagazijn, dat zoozecr waarde becbt aan bet Parijsche cacbet, dat al iiet- geen in scbrifl van baar uitgaat in de Fransche taal is opgesleld, wier onderne- ming van Duilschers geleid wordt, en baar bedrijf uitoefent in Nederlaiid's boofdslad, moest immers eene arcbilectuur preferee- ren, die teruggrijpt naar de Ilaliucmsche en Fransche lienciissance, welke zelve eene renovatie was van de Romeinsche zuilenor- den, zooals deze allereerst in de Grieksche bouwkunst voorkwamen, en die na door een Engelsch arcbitect te zijn toegepasl, door een Nederlandschen bouvvmeester zoo scboon was bevonden, dat bij bet Engelscbe voor- beeld van zeer dicbtebij volgde.

Het zal den bescbouwer dus wel begrijpe- lijk voorkomen dat ingevolge bet passeeren van <le velerlei zeven der verscbillende slijl- vormen, karakter iiu juist niet de deugd van bet onderbavige bouwwerk is.

Docb treurig is bet te moeteii conslatee- ren, dal, waar nu tocb reeds sederl jaren den oninzicbligen vooroogen gesteld wordt, welk een miserabel aspect onze steden ver- kregen bebben door bet bouwen van onbe- voegdeii, bet ontstaan van een dusdanig product als bet besprokene er de fevende getuigenis van is, hoe reactie en oiikunde nog vrij spel bebben in ons gezegend Vader- land.

Sepl. W13.

JOH. G.

48

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE

TENTOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST C)

DE FRANSCHE AFDEELING

EN tentoonstelling van godsdienstige kunst moet inter- iiationaal zijn, dan eerst komt ze tot haar voile lecht; en de plechlige katholieke eeredienst stemde hier op veiheven wijze, met den ritns van vele andere kerken saam. Elk volk looft God op eigen wijs en men vermag dit algemeen vcrschijnsel slechts op de juiste waarde te schatten, waar men de veischillende vormen van den godsdienst onderling vergelijken kan.

De a Exposition Internationale d'Art religieux moderne », in de lente van 1912 te Brussel gehouden, gaf ons voor de eerste maal, aan deze zijde van den Rhijn, de gelegenheid tot een vergelijking van al de plastische uitdrukkings- middelen van den eeredienst; maar noch het belangrijk initiatief van een « Salon d'Art religieux, » in December 1899-Januari 1900, te Brussel door het tijdschritt « Durendal » ingericht, noch het « Salon d'Art chretien », Parijs 1911, door de « Societe Saint-Jean I'Evangeliste » gehouden, hadden geheel aan de eischen voldaan. Hiermee wordt geenszins bedoeld, dat de hier besproken tentoonstelling volledig was, want we weten o. a. maar al te wel dat wijlen Dulac, een reeks lithografieen heel't uitgegeven, Emile Bernard beeldekens heeft gekleurd, Filiger miniaturen verlucht heeft en dat Scandi- navie eenige decorateurs, Moscou een goudsniid, en Milaan een glazenniaker bezit, die ik iiier al vast gemist heb.

Maar tocii, iioe bekoorlijk waren de toon aangevende afdeelingen : de Engelsche Prerafaeliten, met hun vormelijkc gratie en voorname uitvoering, de soms wat gewilde oorspronkelijkheidszin en de gewetensvolle ernst, die wel eens in 't kinderachtig peuterige vervalt, van de Duitschers, den gloed van den Spanjaard Sert, het rijke temperament van den Fool Mehoft'er en de

(') Zie Onze Kunst, decl XXIII, l)lz. 0; (Jaiuuiri 1913).

OsiE Kunst. Ueel XXIU, Febiuari 1'J13.

49

DE VREEMDE AFDEELtNGEN 6P l)E TENTOONSTELLING VAN

gevoeligheid van een Maurice Denis ! Maar tocli stond dit alles wel lieel ver afvan ons en liet meerendeel der Belgische schilders, mot uilzondeiing van Fabry, met zijn mannelijk ideaiisme, Frederic met zijn strai\iieid en Degouve de Nuncques met zijn opreclile aandoeing, sclienen enkel iuin profaan geble- ven zinnen aan den godsdienst le iiel)l)en gewijd; ze naderen hem enkel van buiten af en bepalen zicii bij haar scbildciacbtige episoden wal waren er bijv. niet een anniinciaties, een vlncblen naar Egypte en welk een moeite iuid l luin i)lijkl)aar niet gekost om zich op bet gel)ied dier vergeeste- lijking le bewegen !

En toch is deze gelukkige en tegelijk fatale verscbeidenheid van aanleg, ais de gist dezer tenloonsleliing geweesl. De leek vreesde dat een uilstalling van christelijke kunst al te monotoon zoii worden; als men in Rusland voor een iconoslasr blijf't staan, beel't men ze alle gezien en al die met elkaar wedijverende Madonnas werken vermoeiend. Maar nii geviel bet, dat de aangrenzende afdeeling van bet « Lente Salon » met zijn eeuvvige ai'wisseling van een landscbap, een slilleven en een ligunr, z6o banaal scbeen, dat de nieuwsgierigbeid der snobs zicb naar de zalen der godsdienstige kunst verplaatste, waar de oneindige verscbeidenbeid van bet repertorium nog door bet verscbil in de bebandeling werd verhoogd, zoo dat er soms een toeloop was voor de H. Drieviildiyheid van Frederic, den Cliristiis met de Kindcrcn van Denis, bet Avondmaal van Toorop, de glasramen nit de catbedraal van Freiburg, van Meboffer, ol'de Fresco's nit de « Cbapelle Saint-Maur »> te Bcuron.

Daardoor zag men dadelijk dat de jonge Belgiscbe kunstenaar. tot biertoe weerbouden door bloobeid, door de wetten der nabootsing en bet vooroordeel van den amateur om een Driejaarlijkscbe met een sticbtelijk sluk te alTronteeren, zich voortaan op dit precedent zal kunnen steunen, dank zij de « Kon. Maatscbappij voor Schoone Kunsten «, die met haar gezag onze onderneming gedekt beel't.

De Franscbe ai'deeling was ge])laalsl onder de bescberming van drie groole dooden : Hippolyte Flandrin, Pater Besson en Puvis de Cbavannes. Die hulde was recbtmatig en gepast. Hel zijn alle drie mcesters, die school gemaakt bebben ; Maurice Denis zelf erkeni in brii zijn voorgangers, anderen zouden wel doen, bij ben in de leer te gaan. De ordonnanlie van Flandrin, iiet bescbeiden gevoel van Besson, het w^l volgebouden gevoel van I'uvis, zijn zeer leerrijk voor de beminnaars van een pretintieus gewirwar, zell's vor)r den maker van een in alle onderdeclen veizorgd moeslerwet k als het Drieluik van NalVaituic. De I'landrin-zaai \\;is dan ook ii'ii iciil Flandrin- niusenin /onder Iccnilcn. De decotalie \an de kerk Sl-\'iiucnl de Paul, le

50

MODERN-GODSDIENS TIGE KUNS T l';uijs, uii ilit- Villi Saint-Gerniain-des-Pres, viiult men in alle handl)ot'l<en ; men viiidt er in krij (studies en geschilderde sclielseii, die door de juisllieid en vastlu'id van liim omiiekken, de vaste. zekere hand van Ingres" geliefkoosden

St.llOUL VAN BEUKON : \Vanclschil(k-i ing nil ile CIkiih-II.- Sninl-Maur U- lU-

leerling venaden. Veider onlwerpen voor andere, minder l)ekende fresco's, zooals die van de Chapelie Saint-Jean in de kerk Saint-Severin, te Farijs, of van de St-Paul's te Nimes, verUleinde copieen van liet Avondmaal le Saint- Severin en iiel museum te Lisieux : Laal de IdndciLeiis lol niij kuinen. Onder al die, door de kritiek zeer bestudeerde werken, werd een eereplaals ingeno- men door een groole Pictd, eig. van den Heer en Mevronw P. H. Flandrin. Al is dit sluk niet af, wal men in dezen lijd van Pocliadrs nauwelijks opmerkt, verdienl 'I locli zeker een plaals in een museum. Niet dat de meesler iiier van zijn eenvoud, van zijn al te groote geslrengheid bijna, is afj,e\veken! Jezus en zijn Moeder zijn, zonder bijwerk, de eenige figuren oj) dit groote doek. De moeder der smarten slaal eenzaam als een zuil legen den liorizont, voor hel OJ) den groiid uitgeslrekle lijk van liaar zoon geen enkel gebaar haar wee is sprakeloos! De grootschheid dezer zoo welsprekend ledige conipo- silie impressioneert en is, in haar ingetogenheid, aangrij])end.

■< Flandrin », zei Beule. " est iin peiiilrc c-iiielien. nourri dans iin temple grec », allerliefsl uitgedrukl en ook wel op anderen toepasselijk, in een eeuw waarin men neigt om de incantalie van hel « Genie du christianisnic » le

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE TENTOONSTEUJSG VAX

verzoenen met de leering van Ingres en liet gebed op den Aciopolis te versmelten met hel gebed op den hoek des daks. Het was dns natiuirlijk dat Roliault de Fleury in liet werk van P. Besson, eveneens iets « je ne sais quoi d'antique cliristianise « ontdekte.

Dit is, meen ik, de eerste maal geweest dat er een werk van I'ater Besson op een tentoonstelling was ingezonden en het was vreemd dat dit niet reeds gedaan werd door de vereeniging « Saint-Jean I'Evangeliste », op de door liaar te Parijs ingericlite tentoonstelling van christelijke kunst. Het kan diis zijn nut iiei)ben om den iezer even op de hoogte le brengen. Al had Overbeck, zijn vriend te Rome, dikwijls van hem gezegd « c'esl notre maitre a tons ». is de iiivloed van Besson individueel en zijn zijne producties mysteriens gehlcven. Een vlugschrift van Touionse-Lautrec (*) en de goede biografie van zijn helper en vertrouwde Cartier (*), had zijn oude kameraden verlroost, zonder hel groote publiek te bereiken ; nu is echter onlangs een naar 't schijnt nog betrouwbaarder document van een broeder Dominikaan verschenen : een album met uitstekende reproducties, voorafgegaan door een studie van R. P. Berthier (^).

Besson, in 1816 op een dorpje bij Besan^on geboren, werd te Parijs, waar zijn moeder in betrekking was, opgevoed. In zijn vurigen sludentenlijd, maakte hij zich zeif en zijn makkers van de Ecole Biichez, het hoofd warm over sociale hervorming en in 't bizonder over verjonging der zielen door populaire kunsl. Na een eerste reis naar Rome en op de werkplaats van Paul Delaroche, voelde hij, 21 jaar oud, zijn geloof ontwaken. Twee jaar later leruggekeerd naar de Eeuwige stad, onderging hij den invloed van Lacor- daire, die van het herstel der Predikheeren-ordre in Frankrijk droomde en stichtte de Broederschap der christen knnslenaars van St-Jan den Evangelist, een soorl van artistieke licrs-ordre van St-Dominicus, te Parijs en le Rome gevesligd, waarin o. a. ook Gounod opgcnomen werd. Besson voelde veel voor hel plan van Lacordaire en zag zich bij de « twaalven » ingelijfd die van de « Province de France » droomden. Onder hen bevond zich ook Danzas, eveneens bekend geworden door Berthier, die later de Dominikaansche kapel te Lyon opgericht heeft en Piel, die met medewerking van Montalembert en de commissies ten spijt, le Nantes een neo-golhieke kerk, de eersle in Frankrijk, stichtte.

In 1845 tot priesler gewijd, keerde Besson naar Frankrijk wrdcr om hel

(•) 17/1 Religieux dominicain, Toulouse, I8(i(J.

(') Vie dii P. Besson, mcl cfii nanh:iu^scl van een deel " l.ellres ».

(') Un pcinlre dominicain L'u-iii'ie aiiistiqiie dn l{. P. Besson, uil j^inivi-ii door de Palers Behthieh en Vai.l^k (T. R. P. I.-(i. Vallee, Le Saulclioir-KniM-liil-i(|nc en/.. 19()',», getrokken op 500 ex.).

62

MODERN-GODSDIESSTIGH Kl'NST

heslnur van het kortelings te Cha- lais, ill de Iseri- sclie bergen opi^e- richle noviciaal der Paters-Pie- dikheeien op zich te neiiieii. Als prior van Sinte- Sal)iiia, iveert liij naar Rome terug, niaaronderbreekl zijn veri)lijf al- daar, eerst om zicli in zijn kwali- teit van aposto- lische zendeling, van de missie van Mossoul, naar Kurdistan te be- geven en vervol- gens om op zijn lerugtochteenpei- griniage naar bet H. Land te onder- nenien,en daarna het klooster (^or- baraop Corsica in le richten. En als hij dan naar Ho- me sveeriieert, zai bet enki'i zijn om de decoralie van Sl-Sixtus te vol- tooieneneindelijk

den dood te vinden te Mossoiii, waar bij in ISfil, 45 jaar ond, aan lyiibus bezwijkt.

Men leze liet « Testament " \an Lacordaire, indien men de groollieid \an ziilke zielen wil meten, die (hoonideii van de believing der kunsten, van liel

l<KI>

.lOHAN THORN PHIKKlilU'): Di- Annhidding der Herders. (Kerkraam, iiilgrvocrd door Gottfried HeindorflT).

(') Tliorn I'rikkcr stelde ten k

de Duitschi- Afilceliiig.

53

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE TENTOONSTELLING VAS

adelen der democratie, de redding van Fiankrijk, Iiet winnen der wcitld voor dcM Christus. Pater Besson was cen Heilige !

Was Iiij een groot kunslenaarV Hij had een, eon weinig incoherenlc vor- niing genolen. Zijn reizen naar Ilalie haddeii lieni in verrukking gel)raclil voor de kunstwonderen van Florence, Siena, Perugia en Assisi. In sanienslein- niing met Hio, om de cliristelijke knnst in de Florentijnsclie seliool te /oeken, bevrijdde hij zich nooit van die Iradilie, die hem maar a! te gemeenzaam geworden was en indien men iiem den Fra Angelico der xix'i'' eeuw iieeft genoemd, was zulUs helaas niaar al le juisl. Te lU)me daaientegen, in de Romeinseiie C'.ampagna. \(ind hij de schadnw \an i'onssin en liok van diens grootsciie lessen iiarlij tot in zijn late vertolkingen der enge hergpassen en keiige vlakten van Mesoi)olamie.

Besson heelt sleehts een heteekenisvol vverk nagelaten : de veisiering van de kai)ittelzaal, ingerieht tot kapel van hel kloosler St-Sixtus le Rome. In 1852 ondernomen, door de eerste reis naar het Ooslen onderbroken en in 1859 beeindigd, beslaal ze een oppervlakte van 200 meters. In de drie groote al'deelingen schilderde Besson de mirakelen, die op de plaats zelve hadden plaats gegrepen : de opstanding van den bouwheer van het klooster, van den jengdigen Napoleon Orsini en van een kind. Daaromheen de overige gebeur- fenissen uit hel leven van St-I)ominicus. Het isgansch een poeem, ongehikkig reeds nitgevaagd ten deele dc Fresco's zijn vochtigzwart, op "t pnnt van te verdwijnen.

De, op de godsdienstige tenloonslelling aan Besson gewijde zaal, heree- nigde vcle schetsen voor deze wandversiering. De moeile die de knnstenaar zich getroosl heeft, is ongeloofelijk wan! de raadgevingen van Ingres golden nog er waren lot in de 75 piojellen voor een zell'de tigiiiir ! en gevoegd hij een Iwijfelachtige oorspronkelijkheid, is de lechniek dikwijls lamelijk vaag.

Besson liad geen modellen, daardoor moesi hij zijn loevlncht nemen lot zijn cartons, die hem maai' al le gemakkelijk poncifs van de Florentijnsclie gratie verschat'len en lot kleine beeldjes, die hij zelT kneedde en waarop hij met speiden nalle linnen lappen bevestigde. Mel (ill procede kreeg hij vaak een zeer i)ekoorlijk elTect : hij heelt er schemalisclie en bescheidcn drapee- ringen mee gemaak!, die den sloel van kaarsciidragcnde Maagden o. a. voor- Ireirelijk kleedl op de OixThrciuiiiifi ixtii dc M(uu](l. gez. van Sl-I,iicas, te St-Sixtns. Al leekende Besson sli'chl, hij slaagde er niellemin in om de bewe- gingen zijner figuren zeer harmoniens le maken en zijn compositie nilslekend le rylhmeeren, maar wal zijn schep|)ingen vooral boven hel gewone verhell, is het gevoel dal hij aan al zijn peisonages weel mee te deelen en dal hij nil zijn eigen harlgrondige ovei|)einzingen, nil zijn eigen reinen geesi had gepul hel is hel verslaan dei- verschiilcnde karaklers de niorci'le nildrnkkinij

MODERN-GODSDIENSTIGE KUXST

zijner flguren. En ik nicrk die supeiioriteit vooral op in zijn akwarellen en vluchtige leekeniiigen, in die heiUijvnbeeldvkenx, die de kunstenaar aan zijn nioeder en zijn viienden vvijdde, o. a. in die sanguine, met lieel vaag maar, lu't gelaat van den sleivenden Clirislus, de lialf Ijezwijmende Catiierina van Siena, de welgelukzalige Inieida, die niet nieer is dan een schuciitere adeni der goddelijke liefde, of die Maagden, die iiet kindeken Jezus aanliidden in de kril), een onderweip, telkens door Besson liernomen, met a! de venuk- king van een man, die jong van hart is en rein.

Die onuitpultelijke portefeuiiles van Besson, voor de eerste maal voor de « Exposition inlernalionale d'Art religieux » geopend, werden in bewaring gegeven aan de Fransclie Dominicanen, die op t oogenhlik leKain, l)ij Door- nik, verbiijl' lionden, terwiji liet fonds van den lieer Carlier, den i)iograaf van Besson, aan de Benedictijnen van Ste-Cecilia vverd nagelaten en dat van Claudius Lavergne aan de Fransclie Dominicanen, aan wie Eacordaire, de door Besson aan de Minerva te Rome vermaakte leekeningen ter hand had gesteld, toen de novice, uit vrees voor die verdeeling van zijn hart Uissciien God en zijn knnsl, geen de minste waarde meer hechlte aan die « mechants bonis de papier, gribonilles d'encre «. Besson had in llalie en de Romein- sclie Campagna, niet minder dan 65t)() figuren geschetsl ! Bij het I'onds van Eavergne, da I met Besson's eersle manier overeen komt, hebben de Domini- canen het fonds van Descend, een vriend van Besson, kunnen voegen, dat duizenden van penteekeningen en in Kurdistan gemaakte akwarellen, zoowel als het album van het H. Eand, bevat. Het is een heel Besson-museum, dat in bet Broederhuis te Kain opgeborgen is.

i'uvis de Eliavannes vuide iiet ondeniebl (h'zer groole keikversierders aan met zijn beide cartons van de Kindshcid ihiii (icnourixi uit liel Pantiieon, afjieslaan door den beer Durand-Ruei.

in (le voetslappen van die drie groote doodi'n, gingen diie levende Fransclie decorateurs.

Paul F"landrin arbeidl in de scliaduvv van zijn eigen naam. HiJ had (wee zijner zeven groole, correct gecomponeerde, maar lanulijk dor geschilderde doeken ingezonden, een met Hel leucn van St. Anlonius van Vadaa en een wal levendiger schels van de Bekronuhj van de Maacjd, die hij voor de kapel van Notre-Dame de France, te Jerusalem heett geschilderd.

De beer A. Besnard beefl aller acbtiiig gewonncn en dal reeds van jaren tier, op die gedenkwaardige lenlooiistelling van lUO.'). waai- hij 'I werk van een

55

DE XREEMDE AEDEELISCEN OP DE TENTOOXSTELLIXC, VAN

dertig jaar l)ijeeii had gebraclit. De beide carious voor /.ijn iresco's voor liel Kinderziekrnliitis it- Back aan Zee, hevvezcn dal liet godsdicnslii) "evoel iiiet vrij is jfebleven aaii de/cii schitterendeii dfcoraUiii- van lirl platond del' Comedie-Francaise, de gelioorzaal dtM- I^haiiiiac-ciilisc he school en hel scliei- kiindig amphitheater der Sorbonne.

De Chrislus daalt neer, in bet midden van lien, die bet gocde in Zijn naam gedaan hebben; naast de noii, die den beelmeeslei' bij de snijlafel helpt of die anderc zusters, die aaii de kloosleipoorl aalmoezen nilreiken aan de ouden van dagen, of onderwijs geven aan hel kind. In die scbildering van vverken van i)armhartigheid, die op Fransche nnircii de gaslvrijbeid en milddadigheid der bonnes seems vereeuwigen, liet'l ons, in onze, vaak onnatuurlijk opgeschroef'de omgeving, bet volkomen gemak en eenvond van den toon. En dit is wel een echt Fransche eigenschap; als wij bet woord « compositie « gebruiken, denkt men dadelijk aan iels heel ingewikkelds.

Maurice Denis, inspireeii zich sonis op Fiandiin en ook op Pnvis, bij wien bij vooral bet moreei-majesliiensc op prijs stelt. Ook houdl bij veel van Pater Besson en ik beschouw de communianljes en voorover gebogen nonnetjes op de gravuren « Sagesse » en de ('Imitation du Christ » alsverwant aan de Maagden der Processie van San Sisto Veccbio. Hij miskent geenszins de traditie, maar houdl loch aliereerst aan zijn eigen diepc oorspronkeHjk- beid vast.

Denis is op dit oogenblik wat compositie betreft, de eerste schilder van Frankrijk; omdat hij goed en ernstig is en ongezocht vroom, is er veel oprechtheid in zijn naUiialisme en verhel't hij de gev^'one dingen van bet leven van alle dagen bet vverk, bet spel, bet moederscbap tot een sereene boogte, zoodat ons zijn meest profane stukken voorkomen als tooneelen nil hel paradijs voor de zonde ot uit onze hedendaagscbe samen- leving, door de goddelijke genade gered.

Ik gelool'dat binnen enkele eeuwen de pelgrims in stoel zuUeu gaan naar bel leelijke kerkjc van Vesinel (Seiue-et-Oise) zooals men Ihans naar het Arena van Padua gaal. Daar, in de blauvv-blaiikc slilte van de kapel van de Maagd, of in de purjieren exallalie van die van het Heilig Hart, kan men Denis eersl lecbt l)eoordeelen ('). Op de lentoonslelling waren hiervan enkele scbelsen. Allereersl een kleine schels in kleur op twee paneelen en drie roodkrijl-studies op carlon, voor de aclil afdeelingen van dc ka|)el van de

('j Zic : Maurice Denis aii Vesinel, van Auocsth Deskossks, vooni-dc v;in AniuiiN MrrHOL'AHl). iii-4", ficlrokkcn op 200 ex. (Paiis, IJibliollicque dc « rOccidi'iil », 1904); Loiis RoLAHT |)iil)licfiM<k' ill de Nonvelle Heinie 10 Mei 1907, 1)1/.. 52() eii V{5t<., ecu heUiiopI en diiidclijk ai likel over Les a-unres ile Maurice Denis; en Oenis zelt lieefl oiilaiiHs ill : Theories IS'.ltl-l'JtO. du stjuiholisnie el tie (Unuiuin vers un nouvel ardre el(issi<iue in-So, I'arls. Hildiollieqiie dc •< I Occidcnl . . /Ijn sl:nHl|)iuil vcidcdi^d.

MODERN-GOnSDlENSTIGE KUNST

Maagd : boveii de aanliidtionde, imisiceerende en bloemen slrooieiide engelen, /weel't de Madonna in l l)Iaii\v. Vervolgens zijn er zes kerkiamen-cartons, drie voor elke kapel.

Die van het Leven van de Maagd : 1) Ecce ancilla Domini : aan den voet van een bloem-bla li- ken boom, waar de Heilige (ieesl in straall, ontvangl de van onlroe- ring l)ijna bezwijmende Maagd, den ring met een diepe neiging uit de banden van den engel; 2) .!/<;- (fiiifuat anima men Dominum : Onder een l)oog van saamgegroei- de takken, in de laan van een bof, omhelzen de Maagd en Elisal)etb elkaar, terwijl terzijde Jozef en Joacbini samen spreken; 3) Fili, cirr fecisli nobis sic'? : De Maagd, door Jozef gevolgd, voert bet nog opgewonden Kind zacbtkens weg van de hen van uit het HeiUge der Heiligen, naoogende scbriftgeleer- den, drie ecbte ouwe joden-tro- nies, wijzend op den tekst, waar- over ze aan 't discuteeren zijn ge- weest, en die ze voort zullen gaan, met naar de letter te volgen. In de hoeken van eiken spitsboog, geeft een engel uitdrnkking aan het gevoel van elke episode : op de Verkondiging breidt hij, bet hoofd buigend, de armen uit; op de Visitatie, heft hij ze vol vreugd ten hemel, bij het vinden van Jezus in den tempel, opent bij wijd de oogen en slaat de banden verbaasd en ontroerd ineen.

Niet even mooi zijn de drie kerkraam-cartons met het Lenen nan Cliris- tus, het Avondmaal, Mmjdalena nan Jezns voetcn en Jezns die de zieken genecsi. In de emails met het « Leven van de Maagd « overbeerscbl het wit met het geel en oranje, met bet bruin der pijen en in de boordsels schitlerl vroolijk bet blauw ; daarentegen in de kapel van het H. Hart, neigt bet symbolisme naar een wat al te bard rose en violet, in de zoomen met druiven en rozen, gestyliseerd op de, een weinig mechanische, manier van Grasset en Verneuil. Aan den ecnen kant zijn de niet bescbaduwde liguren, met bijna plooienlooze gewaden al te eenvoudig, aan den anderen de personages mecr gedetailleerd

ANTON HOFER : Dalmatiek. meling Priesterlijke prachtgewaden, uit het Klooster Kloslerneuburg, uitgevoerd door de Kunstgewerbeschule, Weenen).

(Uitde Ver

57

I)E VREEMDE AFDEELINGEN OP DE THNTOONSTELLING VAN

en geindividiialiseerd, en de Mchteigrondeii meer bewerkl giiids scliijnl nlles l)ieed, los daarheen geworpeii, liarmoiiieus hiei- meer doorwerUl, op eeii oesteld en eenUIeurig. Doch men oordeele lievcr nict volgens deze hionillons en ga zelf naar Vesinet!

Verder vermeld ik nogeen Uerkraani-earton en een rnitjes-teekening, die twee verscliillende dala, Iwee veischillende manieren van den kunstenaar kenschetsen. Op liel kerkraam ziet men, onder een klassieke colonnade van een Toskaansch lenas, een gesluierde engel, die de Maagd bloemen aanhiedt. Dil is nil den lijd loen Denis dezellde regelen geiioorzaamde als Paul Ranson : de te lange tignren maken hoekige gebaren en de draperieen zijn als lot arabesken gestyliseerd ; terwijl Denis later de gezicbten gevoelder zoii maken, de gebaren afgeronder, de plooien minder omvangrijk en zwaarder afbangend en de figuren meer gesyntbetiseerd. De leekening zelf vverd later ook vereen- voudigd ; de Cbristus lioudt een groep van vier werklieden, die elkaar bij de hand houden en waarvan een een Macfarlane draagi, met de armen omvat en Denis is er in geslaagd om dit onderwerp met groole soberbeid te behandelen hi) beeft zijn tiguren zoo eenvondig mogelijk voorgesleld, zoo als Cezanne een landscbap ineen zette. Dan was er nog een, in 1898 gescbilderde Annuiiciati(\ die ik vroeger reeds in de Libre Eslhcliquc bad gezien en een Vliicht ncuir Egijple, in 1907 te Venelie gescbilderd en de Roeping der Aposle- len, een, in zijn luminositeit nilerst indrnkwekkend tooneel, met iets pallie- tisch, dat men anders bij Denis zelden opmerkt. In al die werken geelt bij blijk van groote bandigbeid en van al de hnlpbronnen, waarover zijn uiterst beschaafde geest bescbikt; hoe pittig werden bij hem niet die insipide, vlakke tonen dat pleisleracbtig-blanw, dat bessennat-klenrig rose, dat wijuklenrig violet, met bet vermiljoen van de kleeren van de koorjongens en de pantolleltjes der Maagd, hoe goed weet bij, met al de kinderlijkheid van een Patenier, een bijbelsebe episode in een liedendaagscb Veneliaansche omgeving weer te geven en hoe rijk is zijn talent, dat in zijn dramatiseb leliel' aan een Ilaliaan nil de xvie eeuw berinnerl.

Maar daar waar we bem bet liel'ste zien, waar bij de voile maat toont van zijn gevoel en zijn t'igcnaaidig genie, is in zijn Christiis met de Kinderen. Jezus versebijnl in een dier landscbajipen, die bij Denis allijd bet midden honden tusscben een imilen op de benvels van Snresnes en de Florenlijnscbe cam|)agna. \)v moeders \ i'rlr()n\\en(l op zijn bt'lol'lc : « Laal ze tot mij komen » i)rengen lum kinderen in luui mooisle kleertjes bij Hem. Let vooial op dal kkine meisje met de kurkelrekkers-krnlleljes, die de bloemen in iiaarniandje vergeet en bet verrukte gezicbl van de moeder als .lezns haar jongskcn op hel voorbool'd kusl. Met zien van een dei'geiijk werk is als een zielebeproe- ving sommigen gaan vooibij en zeggen : « Ilcb jc die oiiwe lanle mi'l 'r

58

MODERX-aODSDIENSTIGE KUSST

kiiidjc gezieii?" Andereii voelcii liiiii oogen voclitig wordcii un ik vraiig nic afol' de gioole en geduclile Ingres zelf, voordit sInU niel lierluiald zon liehben wat liij voor de IVeseo's van Assisi zei : « Dien, cjiie eest l)ean ! Moi anssi, je sais bien que celle-la a le nez trop poiiitu et celle-ci des yenx de poisson, mais il taut se metlre i\ ge- noux devant, car Ra- phael lui-meme n'a jamais atleinl nne expression pareilie!"

MAIRICE OENIS: Cluislus met de Kindeien.

De wet! M we van Eugene Caniere had begrepen, dal deze openl)aring van nio- dern-godsd ienslig knn.slleven onvolle- dig zou zijn, zonder den overleden mees- ter, en op de lenloon-

steUing vond men dan ook vier sliikUen van hem i)ijeen. Hel is onnoodig cm hier tot Remhrandls Ucht en donker op te kiimnien of, om volgens Charles Morice, nit le wijden over de heleekenis van Carrieres bitumeuse grijssciiiUlering ; hetzij iiij een aannemelingetje schilderl, neergezegen in haar wiltt' wolk van i)hinke tniie, of een vrouw, met ten hemel geheven oogen en handen, of die groep van Ellendigen, waarvan er een, met de viiisten tegen de l)orst gedrnkt, om hulp smeekt wijl de andere, van nilpulting niel ianger smeeken k;in - ailijd zijn hel hewonderenswaardige, eehl mcnseiielijke gegevens. onlledingi it van een /.icieslaal. De dhrisliis luut hel A'/7;/.s-, sehijnl voor allt- t'ciiwigheden huilen lijd en sl'eer, mel hel iijdende, \von(ieri)aar verhielite liehaam, sehijnl hij in de riiimie le zweveii een lichlende lignur, in de voil)e\vogen riiimle.

(leorges DesvaJlieres (iaarenlegen voerl Jezns naar de aarde lerng. Ilel inlens realisme van zijn gi'geesehien Heihind, doel aan ^hdhias (iriinewald, aan de Spaansehe heeldhouweis en de telle visioenen van Calherina Emme- rieh denken. Zonder eenig sleiinnnnt voor de hloedig, door de koorden

;')!!

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP I)E TENTOONSTELLl^G WIA'

geschrijnde enkels en polsen, met de leden, van de heeiicii lot ;ian dc scliou- ders rood gestrlemd en druipend van bloed, sleekl hel lichaani van diMi Verlos- ser, bijna afkeerwekkend tegen den witten geeselpaal en den diiisleren acliter- grond af. Dit is inderdaad het ijzingwekkende de Man van Smarten, die onze ongereclitigheden lieeft gedragen en met onze strienien gegeeseld is. Dit doek, dagteekenend van 1910, handhaaft Desvallieres in een soort van gruwe- lijk vroomheidsgenre, waarin hij zich, sedert 190(), zoo superieur had getoond. We hebben hier het oog op zijn H. Hart, mede op de tentoonstelling aan- wezig. Hier nadert het naturaHsme de allegorie. Het lijf, bruin als gelooid leder,van den goddelijken Gekruisigde, met den met bloed gedrenkten ienden- doek, lost tegen den hiank-blauwen dom van de Baziliek van Monlmartre af. De spieren zijn sterk gespannen, de aderen hoog gezwollen, hel gelaat door pijn vervrongen en het bloed, dat onder de doornenkroon uitdruipt, mengt zich met zijn tranen. Wijd en gapend, bloedig rood, is de wonde in de zijde; maar de aanblik van Parijs, waarover het slachtofler zich buigt, is zoodanig, de nood der wereld is zoo hoog gestegen en de liefde van den Verlosser zoo oneindig groot, dat hij de wonde met beide handen nog verwijdt en in nog volkomener overgave, zijn eigen hart schijnt uit te rukken.

De inspiratie van Marcel Roiix beweegt zich eveneens om den voet van iiet Kruis. Zijn vier etsen, het Agnus Dei en de drie platen van zijn zeven- parabelen-serie, geven in even zoovele, buitengemeen knappe en met veel lyrisch gevoel saamgestelde bladen, de zinnebeeldige of realistische aanblik van het Kruisdrama weer. Een balk van lichl, die den doodstrijd van den Christus verheldert of een zwarle, stormgezwecpte nacht, waartegen de drie ontredderde galgen afsteken.

Mev. Jeanne Simon en Mej. Thiollier, doen ons deze heilige vervoering vergeten. De Annonciulie en de Maagd met het Kiiuleken Jeziis, zijn allerliefst als twee sprookjes-idyllen. De Maagd, een mooi boerinnetje, met rond voorhoofd, gezonde wangen en heldere oogen, leeft haar looverleven uit in een landhuisje half modern-Engelsche cottage, en half ingericht volgens de tradities der vlaamsche primitieven.

MejufFer Thiollier daarentegen verplaalsl haar legende niet naar hel exotische of retrospectieve. Ze kijkt om zich been en teekeiit, zonder veel voorstudies, naar de natuur. In enkele van haar aanlrekkelijksle teekeningen, brengt ze de engelen onder de kinderen van het gezin en doet de Maagd en de Heiligen nederdalen in de donkergewelfde vertrekjes van Forez. Doch die eenvoud en die natuurlijke wending hei)l)en liaar uitstekcnd gediend voor haar schets, ler versiering van een kapel in een kinderhospitaal ; De Kinderen hij de H. Krib, heel begrijpehjk en passend bij hel onderweij).

Dit aantiekkelijk werk heefl Mej. 'riiiollier echter ver oveilroil'en in een

60

MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST

brons, dat ik reeds op de Parijsclie teiitoonstelling v;iii 1909 had opgemeikt :

De H. Vvomven op wcy nnar hel Gvaf. Het iialiuirlijke in de hoiiding liij alle

drie, hel ware en geconceiitreerde in de nildiiikkini>, vereenigd met groote

schoonlieid en lij-

nenharmonie,maken

deze groep lot het

verdienstelijke werk

eener leerlinge van

de Bourgondische

beeldhoinvers der xV

eeiiw en was liet l)este

der al te zeldzame

heeldhouwerken in

de Fransche en

vreemde afdeelingen .

De niooie kwaliteiten

van den Chrisliis aan

7 Kniis, van Bartho-

lome, vallen echtei"

evenniin te niisken-

nen. Het lichaam van

den Heiland zakt in-

een, zijn voelen bie-

den Hem geen steun-

punl meer en Hij

hangt enkel aan de armen : het hootd is naar achteren op den rechterschou-

der gezonken, de oogen zijn reeds binnenwaarts gekeerd en de ziel keert

weer tot den Vader.

Onder de inzending van Eugene Bourgoin vermehlen we : Het Gvbcd, een volslagen inerte Jeanne (fArc, een Bekioniny i>an hel H. Hart en twee Miskelken, waarvan de zinnebeeldige decoratie, zeer wel overwogen en zeer ingenieus was.

Van de inzending mnnten en penningen, zij t voldoende om te zeggen dat Roty in de eerste plaats was vertegenwoordigd met zijn l)eroemde medaille van de H. Genoveva. van de Maayd, enz., opvallcnd door iuin schoone lijnen en dat de heerThos, door het bewerken der patina van enkele medaljons, bun een zekere kiminositeit had weten niee te deelen, die hij echler nuer aan een sehildersrecept dan aan de techniek van den gravenr ontieend bad.

I'.DMOND i>i: iiiu VK.

OKOKGKS DESVALLIERES : De Geeseling.

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE

TENTOONSTELLING VAN

MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST

DE ENGELSCHE AFDEELING

I.I iiUen die met niij, op de teiitooiisfelliiio v;ui j^ods- dieiistige kunst, de Engelsclie afdeeliiig l)ezochleii. nam il< deiizeU'den gunsligen indriik waai". Hetzij men ze vaiuiit de Fransche of de Duitsclie afdeeling bimien- Irad, altijd was de overlieerscheiide impressie die van een gevoel van sympathie voor de kunstenaars, waar- van men de onderiegdheid hij den eerslen oogopslag e. Deze indruk werd nog bevestigd bij nader onderzoek van kwaliteilen, meesle kunslwerken met elkaar gemeen liadden nl. een verfijnden , kiindige feekening en compositie, en gioote tecbnische bekwaamheid gebieti van ambachls- en nijverheidsknnst.

erken die de sniaak op het

Reeds elders (') |)rees ik deze tenfoonslelling in luiar geheel, en gaaine beveslig ik iiier dit gunstige oordeel, en verklaar mij solidair met de inrichters. Wanneer men, zei ik, de Binsselsche tenloonslelling te samen brengl met de Aussteliung fiir Christlicbe Knnst te Diisseldorf (1909) en met het Salon dart chrclien te Parijs (1911), mag men zeggen dat de werken, die het succes van deze drie tentoonstellingen uilmaakten, een geheel vormen, waarin ieder lielderziend criticns den nanvang eener wedergeboorte der godsdienstige kunst zal kunnen begroeten. En, a! moesi ik voori)eiu)ud maken i)ij de smakeloosheid en bet gcbrek aan godsdicnslig gevoel van sommige te lirnssel tentoongeslelde werken, sprak ik mijne i)ewondering nil, niet enkel voor de werken der Engelsehe afdeeling, niaar ook voor die van een Frederic, een Donnay, een Rousseau en een Miiine - voor een

(') In di' S'oli's (t'lirt et d'unhcotiKiic, Aii{;iisliis en SfplcnihiT Illlli. P:ii ijs, liloiul.

62

1)E VREEMDE AFDEELlSGEh' OP DE TENTOONSTELLISG

I)e Goiive eii eeii Delaunois ondei tie Belgen, voor de Apostelen van Toorop L'li het drijfwerk van Broni onder de Hollanders, voor de cartons van Fuvis, voor dv schiiderijen en carlons van Maurice Denis, en voor de meeste werken der leden van de Societe de St Jean. Nu we dil gezegd hebben, om, door een bloote vermelding van enkele werken, het belang der Brnsselsche tentoonstelling te doen uitschijnen, en, om anderzijds aan te toonen, dat onze voorkeur voor de Engelscbe kunst ons de verdiensten der andere afdeelingen niet doet vergeten zij het ons vergund om te wijzen op de superioriteit der Kngelsche at'deeling vooral wegens de zoo heilzame leering welke wij er vinden.

Dit overwicht heel't niij niet verbaasd. De echt-godsdienstige kunst, welke, volgens het programma « devait servir a la decoration des eglises et des edifices religieux » is inderdaad slechts een zijtak van de versieringskunst en zooals ik lang geleden bij niijn terugkecr van een bezoek aan een der jaarlijksche tentoonstellingen van Arts and Crafts te Louden reeds schreef: « Pour celni a qui il a ete donne d'etudier avec soin, el de comparer le mouvement artistique de ces dernieres annees, en Angleterre, en France, en Belgique, en HoUande, dans certaines parties de I'Allemagne el notamment en Baviere, la superiorile de I'Angleterre ne pent etre mise en doute. En aucun autre pays nous ne voj'ons un renouveau aussi artistique, des innovations aussi heureuses rej)ondant aussi bien aux besoins de la vie nioderne, d'anssi part'aits chefs-d'oeuvre dans les diflerentes branches des arts industriels ». En bij he! zoeken naar de oorzaak van dil overwicht der Engelsche sierkunst, vonden we die in het f'eit dat : « Les arts decoralifs n'avaienl pas ele separes en Angleterre de I'arl propremenl dit, mais qu'au contraire les premiers peinlres de ce pays, les Madox-Brown, les Rosselti, et les Burne-Jones en avaient ete aussi les premiers artistes decoraleurs >■>. (')

In ISii? (■) had Buskin reeds gezegd : « The sole distinction between decorative and any other form of art, lies in the fad that the former has been executed for a certain spot, in connection with other works of art, which il dominates or by whicii il is dominated, and the greated art, that tiie world ever knew, was made tor a certain spot and made subject lo a certain determined destination. There has never existed any leally elevated art, which was not at the same time decorative. The best sculpture, hitherto produced, has been the decoration of a temple, the best picture, that of

(') I,es Prciaplmclilcs. Notes siir I'arl dccoiiilil ol l;i pciiilurc en Aiifijelerre. liriissel, Dieliich 1891.

(•') Op eon le/.int> le Hi adl'ord : Mullein nuimifticliire and (lesiyii.

ti3

DE VREEMDE AFDEELJ.\GEN OP DE TENTOONSTELLING VAN

a room. Raphael's masterpiece is nolhiiig hut a wall-painting for a suite of apartmenis in the Vatican ant! his iiesl cartoons were made for same pieces of tapestry. CoiTegf>io's greatest work was the decoration for a ceiling

in the pope's private chapel, that of Tin- torette for the ceiling and walls for the hall of a Humane Society at Venice, while Ti- tian and Veronese put their most beau- liful thoughts, not (iiily in hut also out- ride the walls of Ve- nise, built in com- mon brick and plas- ter. »

Bij de overtui- gende voorheelden, door Rusk in ge- noemd, voegen we nog andere aan de hedendaagsche kuusl ontleend, waaronder, als de meest trefTende in Frankrijk, de decoraties van Puvis de Chavannes in het Pantheon, in deSorbonne en in de groote hal van het Museum te Amiens en, bij ons, de Leys-schilderingen in het Stadhuis le Autwerpen. Maar indien deze voor- heelden ook al kunnen worden genoemd, bleven ze op het vasteland, door het misverstaan van hun zending van puhliek en kunstenaar beide, toch lang in een toestand van minderwaardigheid.

In Engeland daarentegen, hadden onder Ruskin's invloed, de meest begaafde kunstenaars als Madox-Brown, Watts, Rosetti, Burne-Jones, William Morris en Walter Crane, nooit van de scheiding tusschen de groote kunst en de toegepaste kunsten willeu hooren en al naarmate de omstandigheden en hun iiispiiatie, gingeu zij nu'l de/.elfde hefde van het schilderij op het fresco, van de pcjntiirc de rhcixtlcl op cailons voor kerkramen en schilderijen over. En zoowel in bevestiging van Ruskin's theorieen en als antwoord aan zekere ciitici, onkundig naar het schijul van de godsdienstige kunst van onzen tijd, zij 't mij vergund bier op le uu'rkeii, dal, nadat Ik nog heel onlangs de feeenachlige verzameling wandtapijieii van South Kensington

REGINALD FRAMPTON : De Kindslieid van de Maagd van Orleans.

64

MODERN-GODSDIE^S TIGE K UNS T

c'li lii'l liecrlijU inoza'iek dev i<escliilderde kerkramcn le Straatslniig heb wee-iiJe/ien, mij oiider de lueestei-wfrUen van glasschilder en tapijtweefkunsl van do Middeleeuweii vn de Renaissance, niels be- kend is, waarvan de ver- dienstein inijn oogen, dal van liet heerlijk kerkiaam niel de Oiujcli niuvc Wijn- <l(utrdeiiii'rs door Rosetli voor het kleine kerl^je van SI. Martin on the Hill te Searhorougli nitgevoerd, de figuren der H. ('.ccilid. van de Maliijhiid, de Hoop en de Lief'dadkjheid die Buine-.Iones voor de kerk- lamen van Christ Church te ONtoid teekenile, of het poetisch lapijtwerk van de AaiibiddiiHi dev Koniiuim door Burne-Jones en Mor- ris te samen voor Exeter- College der zelfde stad uit- gevoerd, overlreft.

i

1

1

HIBbh

i

ffl

in

R

hb

m/-r

wK

W^-

wH m

^^ ^p^u

R

j^^jl jj^^fSa

H^M

rlPMf ^^iS

Wm B^iB

t^

gwB^

1

m^^

w^^

UQj^

^p ¥s^m

HI

^^i Ev^mH

LjG^Mi

r^E^flH

i

mH

ioK

9^

wt

i^^

ij

j^i rlraDB

^^ ^t

X

W ^^

ISB

■Bh f^^^

_S

^ BHI:

* WALTKK (;R.\N1:; l)iil«.i|. \..,h .un K.rkr.iaiu.

Om een juist denkbeeld van het prodiictie-verniogen der godsdienstige kiinst in Engeland te geven, had men een toover middel moeten vinden om al deze wonderen, met de serie wandtapijten van den H. Graal, niede door Morris en Biirlie-Jones samen voor Stanmore-Hall uitgevoerd, zoowel als de nog veel sehoonere reeks van 300 glasramen als versiering voor Engelsche, Anierikaansche en Australische kerken vervaardigd, naar hier le doen over- komen; maaraangczien dit toovermiddel onlbrak, hcbben we tocli ons best gedaan om de hoofden der Preraphaelilische school hier te doen vertegen- woordigen. En dank aan de nitnemende wehvillendheid der Engelsche artisten'^en verzamelaars, die we hierbij onzen dank l)etuigen. waren we in staat om meer dan een i)ekoorli.ik wandtapijt dr lundr lissc van William Morris, o. a. d<- \'cvkomU(iuuj, een gekleurde teekening van Madox-Brown voor bet beroemde Si-Michael's kloosler te Brighton le toonen, dat de luer

65

'i'^^k^i^^

M VREEMDE AFDEELINGKN OP DE TENrOONSTELLlNC VAN

Selwyn Image, Riiskin's opvolger op den leeistoel der esllietica aan de Uiii- versiteit van Oxford, ons onlangs als hel sclioonsle lieni l)ekende, modeine kerkraam aanduidde.

De Enoelsche afdeeling behelsde hovendien Hosetli's niooie keikranien- serie, fei- verlucliting der St-Joris-Legende, waarin men de vriielithare en poelische verbeelding van liet Hoofd der Piera|)liai'li.selie sehool, zoowel als zijn volkomen begrip van al de eischen der glasscliilderkunst kan bewonderen.

\

Naast deze geslorven Meesters toonde beel een reeks van levcnde kuns- tenaars, hoezeer ze zieb bij voorlduring lot godsdienstige kunsl en gods- diensti"e onderwerpen voelden aangelrokken. Onder ben vermelden we vooral Walter Crane, de verniiftige en vrnebtiiare sebepper van die niooie prentenboeken die bem alom bekend bebl)en gemaakt, die tevens voorzilter is van bet knnstgenootscbap Ails and Crafls, waarvan de jaarlijkscbe len- toonstelHngen in Engeland zooveel tot de herleving der sierkunst bebben bijgedragen. Hij bad ons een groot, gekleurd carton toegezonden voor een kerkvenster in de Catbedraal te Hull, en iiet Belgiscbe gouvernement is op den goeden inval gekomen van liet aan te koopen voor bet Museum van decora tieve kunst.

Dezelfde eer werd door bet Miiiislerie van Scboone Kunsten bewezen aan liet lapijt met de Aaiihidding, van H. Dearie en aan de venstercartons van (^bristopber Wball en Selwyn Image. We voegen er bij : tot onze vreugd, want we rekenen ben tot de beste tecbnici van de lapijt-, weef- en glasscbil- derknnst en naar onze besebeiden meening zouden al de bezoekers van den (jncpiantenaire, die bun sniaak wenscben te vormen of te louteren, er wel aan doen, oni de teedeic idcurenliarnionieen in bet lajiijt van H. Dearie en de knappe eomposiiies vol oorspronkelijkbeid en dicblerlijk gevoel van Selwyn Image en ('.. Wball te raadplegen en le besludeeren.

i

Henry Holiday zijnerzijds, bad een scrie cartons afgestaan, betrekking iicbhend op de Passie en andere e|)is()(l(ii nil (leu Hijbel en toonde in zijn gebeele zending, tegelijk met die keiniis van leekeiiing en composite, welke we bij bijiia alle b>ngelsebe kimslenaars bewonderden, een eenig aanpassings- vermogen aan die, in onze dagen le zeldcii beoefende zijiakken der kunsl : bet lunail en bet Mozaiek, die, zooals bij in zijn werk toonde, evenwel loi belang- rijke deeoralieve bnlpbronnen zouden kunnen worden.

X014 liuilcngemi'ener, nil licl op/icbl ecner geniakkelijke aanpassing aan

t

MnL)ERX-(, ODSniEXS TICrE K I 'XS T

ins

zeer vcischeidi-'ii liikkin van kuiisl, is de voor allt's areliiteci scliijiifiKk' Hl-iu y Wilson, die oclitcr (evens deeoiatieschikier, gondsniid en ijeeldliouwer is

een grootc verselieidenheid van gaven, die

men eertijds weliswaar hij de groote bouw- meesters der Ilaliaansche Renaissance vond vereenigd, docli die men heden nog niaar zelden aantieil. linilen twee zeldzaam ooi- spronkelijke luclilers, iiad Henry Wilson nog half verlieven werk en waterverf schil- deringen ingezonden, nitgevoerd voor liet altaar van de Maagd en liet doksaal in de St-Bartholomeus te Brighton. De inrichling onzer iokalen gedoogde helaas niet,om al het werk van dezen zeer inleressanten kiinste- naar in een zaal le vereenigen en ik nil den wensch dal, bij gelegenheid eener volgende lenloonstelling,dezeldzame verselieidenheid zijner talenlen door een gelnkkige groepee- ring, die buiten het te Brussel tentoonge- slelde ook het goudsmeedwerk, dat hem naam heeft doen maken onder de Engelsche artisten en waarover ik slechts volgens een prachlig heiligenschrijn, dit jaar in het Aitiiicer's Gnild le Londen geexposeerd, heh kunnen oordeelen, beler tot haar reeht zal komen. hhmu holiday :

De Engel van het Jongste rierichl.

het

Indien we dan nog, bij deze reeds lange lijst, de xermelding voegen van belangrijke voorwerpen, bij den R. K. en Anglikaansehen eeredienst in gebruik, als een prachtig ('.iburiiiin van C-harles Spooner, een l)isscho|)krnis en een monslrans nit de (!alhedraal \an Weslminslei \an C.arr en Ramsdeii, halt'-verheven werk van tiill, met de Doves Press gedrnkte boeken van Cobden Saunderson en miniatiiren van Ciraily Hewit, en ten slotte opmerken dat dit geheel van oorspronkelijk werk gecompleleerd werd door allerbekoorlijksle lilhografieen in kleur, door de Eitzroy Socicly nilgegeven als versiering voor de Engelsche volksscholen en een reeks prachtige lotografieen. door Fred Hollver naar het godsdienstig schilderwerk van de Prerat'aeliten vervaaidigd, zal men zich een oppervlakkig denkbeeld van het belangrijke dezer Engelsche

()7

DE VREEMDE AFDKELINGEN OP DE TENTOONSTELUNG VAN

Selwyn Image, Buskin's opvolf^er op den leerstoel der esllietica aan de Uni- versiteit van Oxford, ons onlanj^s als liel schoonsle liem hekende, moderne kerkraam aanduidde.

De Enoelsche afdeeling behelsde bovendien Roselli's niooie kerkiamen- seiie, fer veilucliting der St-Joris-Legende, waarin men de vriiclilbare en poelische vcrbeelding van liel Hoofd der Prerapbaeliscbe school, zoowel als zijn volkomen begrip van al de eischen der glasseliildiikiinst kan bewonderen.

Naast deze geslorven Meeslers loonde heel een reeks van levende kuns- lenaars, hoezeer ze zieh bij voorUluring lot godsdienstige kunst en gods- dienstioe ondervverpen voclden aangelrokken. Onder hen vermelden we vooral Walter Crane, de verniiflige en vruchlbare sehepper van die mooie prenteniioeken die hem aloni bekend hebben gemaakt, die tevens voorzitter is van bet kunstgenootschap Ails and Crajh, waarvan de jaarlijksche ten- loonstellingen in Engeland zooveel tot de herleving der sierkunst hebben bijgedragen. Hij had ons een groot, gekleurd carton loegezonden voor een kerkvenster in de Calhedraal le Hull, en bet Belgische gouvernement is op den goeden inval gekomen van bet aan le koopen voor bet Museum van decoratieve kunst.

Dezelfde eer werd door bet Minislerie van Schoone Kunsten bevvezen aan bet tapijt met de Aanhidding, van H. Dearie en aan de venstercarlons van Ciuislopber Whall en Selwyn Image. We voegen er bij : tot onze vreugd, want we rekenen hen tot de beste technici van de tapijt-, weet- en glasschil- deikunsl en naar onze beseheiden meening zouden al de bezoekers van den Cincpianlenaire, die bun sniaiik wenscben le vormen of le louteren, er wel aan docii, oni de leedere kleurenbarmonieen in bet lapijt van H. Dearie en de knappc coniposilies vol ()()rs|)ronkeli|kheid en dieblerlijk gevoel van Selwyn image en ('.. W'ball le raadplegen en le besludeeren.

Ilcnrv llolidav zijnerzijds, bad een seiie earlons afgeslaan, belrekking bebbend op de I'assie en andere eijisoilen nil den Hijbel en loonde in zijn gcbccle /ending, legelijk niel die kennis van leeki'iiing en eomposilie, welke we bij bijna alle Kngelsebe kunslenaars bewonderden, een eenig aanpassings- veiinogen aan die, in onze dagen le zelden beoel'ende zijiakken der kunst : bet I'juaii (11 licl Mozaiek, die, zooals liii in zijn wcrk loonde, evenwel lol bi'hing- rijke deeoralieve hulpbronnen zouden kunnen worden.

Nog builengemeener, nil iui opziebl eciu r gi'inaiikelijke aanpassing aan

MODERX-(i ()I)SI)Ii:\S TIGE KUSS 7

zeer vcrscheiiii'ii lakkeii van kuiisl, is de voor alles aichitect scliijnciule Hem y Wilson, die echler levens decoiatieschilder, goiuisniid en beeldhoiiwei- is

een groote versclieidenheid van yaven, die

men eeilijds weliswaar bij de gioote bouw- meesteis der Italiaansche Renaissance vond vereenigd, doch die men heden nog maar zelden aanlrel't. Bnilen twee zeldzaam ooi- spronkelijke luciilers, had Henry Wilson nog half verheven werk en watervert' schil- deringen ingezonden, nitgevoerd voor het altaar van de Maagd en het doksaal in de St-Bartholomens te Brighton. De inriehting onzer lokalen gedoogde heiaas niet,om al het werk van dezen zeer interessanten knnste- naar in een zaal te vereenigen en ik nit den weiiscii dat, bij gelegenheid eener volgende lenloonstelHng,dezeldzame versclieidenheid zijner talenten door een gelnkkige groepee- ring, die buiten iiet te Brnssel tentooiige- stelde ook het goudsnieedwerk, dat hem naam heeft doen maken onder de Engelsche artisten en waarover ik slechts volgens een prachtig heiligenschrijn, dit jaar in het Artificer's Guild te Londen geexposeerd, hel) kunnen oordeelen, beter tot liaar reclit zal

tvOnieil. HI N 111 HOLIDAY:

De Engel van het Jongste Gerichl.

Indien we dan nog, bij deze reeds lange lijst, de vermelding voegen van belangrijke voorwerpen, liij den R. K. en Anglikaanschen eeredienst in gebruik, als een praclitig (jhorium van Charles Spooni-r. een liisschopkruis en een monstrans nit de (^alhedraal van Weslminsler van (".arr en Ramsden, haU-verheven werk van (lill, met de Doves Press gcdrukte boeken van Cobden Sannderson en minialiiren ^an (iiaily Hewil, en ten slolte opmerken (hit dit geheel van oorspronkelijk werk geconipleleerd werd door allerbekoorlijksle lithografieen in kleur. door de Filzroi/ Sociclij iiilgegeven als versiering voor de Engelsche volksscholen en een reeks praclitige i'otografieen, door Fred Hollyer naar het godsdienstig schilderwerk van de I'reral'aeliten vervaardigd, zal men zich een oppervlakkig denkbeeld van hel belangrijke dezir Engelsche

()7

DE VREEMDE AFDEELINGEN OP I)E TEXrOOXSTELIJSd

at'deeling kiinnen vormen. Moge ze hiler op iiieiiw worduii siKiiiigevocnd, fn dan met bijdrageii van Burne-.Iones en andeic l)ehni^iijkf inzendingen, die het ons dilmaal onmogelijk was bijeen te krijgen (de lieele tenloonslelling werd binnen drie maanden inoengezel !) en niogen al die goede boedaiiig- heden, welke we bij de Engelscbe kunslenaars hel)ben leeien waaideeren, nieer en meer op prijs worden gesteld en op het vasteland. ais in Engeiand, dienslbaar geniaakt worden tot (ie wedeiopbel'fing en den opbloei van elken vorm onzer godsdienstige kunst !

DoM BiU'NO Destree, 0. S. H.

68

NEDERLAND OP DE IDEAL-HOME EXHIBITION TE LONDEN igi2

.S7o/(*)

A de studie van de ruimfewerkinf«, van verhouding, vorm, klenr en licht, komt die van het doode mate- riaal en zijn bewerking aan de orde en zij mag gelden als een volgende grondslag, waarop de interieurkunst wordt opgebonwd. Dat de kunst de shivin moet zijn van de materie is zeker le veel gezegd, maar dat de materie en haar bewerking van grooten invloed zijn op de Uiuislpiestatie, kan nioeilijk ontkend worden. Het niateriaal te kennen, naaizijn aard te i)eiiandelen en naar de goede regelen van het ambapbl tot een technisch-constructief geiieel samen te stellen en op te bouwen, is een z:iak van bet hoogste belang en er is nioeilijk een goede interienrkunst denkl)aar, die iiiet in een znivere ambachtskennis haar stenn en wortel vindt. Maar het staat aan het jnist en oordeelkundig inzicht van den inlerieur- kiinstenaar oni te wefen en te voelen hoever de invloed van het niateriaal en zijn l)e\verking mag gaan, want de grens, waar de technisch-constructieve vorm raakt aan den aesthetischen vorm, is niet met wiskundige zekerheid aan te geven. Het verstand eiscbt wel eens waar het gevoel niet wil en hel gevoel wil wel eens waar het verstand zwijgt. Een verstandskunst is onbestaanbaar en een knnsi, die los is van elk verstand, heeft geen levenskracht. Verstand en gevoel znllen dns samen nioeten gaan, en wel in dien zin, dat de interienr- kunstcnaar zoo innig doordrongen is van den aard van zijn niateriaal en van den juisten techniseh-construclieven opbouvv, dat hij reeds in den eerslen opzel, als een- vanzelF sprekend lets, dit niateriaal en dezen tecbnisch- constriictieven opbonw in zijn aesthetischen vormopbonw opneemt en verwerkt, zoodat beide als het ware gelijktijdig geboren worden. Zijn schepping zal dan niet zijn een stnk knnsl, dat ook wel geconstrneerd kan worden, evenmin een ("'oiislrnetie, waaraan ook wel een knnslkarakter

(') Zie Onzv Kiinsl. Dccl XXIII bl/.. :«), .UiminrI I'Ji:!.

liU

AMBACHTS- EN NUVEHHEIDSKUNSI

W. BUOUNVKH : Aiirdcwcrk.

verlceiid kan worden, maar cen welgelxxiwd cii scliooii oif<anisnR', dal wrl- ijeljoinvd is, omdat hot schooii is, en schooii, onidal liol \vc'i{>el)()iiwd is, cii waaniaii clke bijgedachte aaii ids, dat er lalcr aaii loff^evoefid zoii kiimieii

Jzijii, ten eenenniale onlhieekl.

Kn als laatsle giondsiaf* van (ie nioderne inlerieursknnsl kan de i)iuikl)aariieid j^enoenid wor- den Alieswat zicli in een inteiienr l)evindl aan gebrniksvoorwerpen lieefl een gebrniksdocl en hel ligl voor de hand dat een voorwerp met een gebiniksdoelookzoogoed niogelijk aan dit doel zal nioelen Ijeantwoorden. Reeds in het leit dat een gebiuiksvooiwei p den aaid van het gelirnik op het eersle geziclit verraadt, ligt iets dat aangenaani stemt, iets dat onitrent de hedoehng en het karakter van het voorwerp geruslsteilend werki, en waai' nu dit gelniiik i)ij de gehruiksvoorwerpen uit het interieur zoo goed aks dagelijks terng- keeii, daar is ook het goede, gemakkelijke en geriel'elijkt gebruik een zaak van groot belang en van veire strekking. In het in de lioogste mate voldoen aan de eischen van het gebrnik ligt zeifs iets, dat aan de schoonlieid grensi en de meest treffende vooil)eeiden hiervoor zijn zeker wel die gebrniksvoor- werpen, welker vormen alleen (h)<)r hel doehnatig gebiiiik zijn onlslaan, maar waarbij deze gebruikseisch dan ook op de meest direete en zakelijke wijze, door een jaren- soms eeuwenlange bestudeering van dat gei)ruik, is opgelost geworden. Deze niterst doeltreffende en daarom bijna sehoone gebruiksvoi- nien kan men, waar iiet oude voorwerpen l)etreft, vinden bij tal van werktni- gen van den land- en seheepsbonw, en waai' liet nienwe voorwerpen l)etreil, bij tal van machines.

Niet dns in een ongebreidelde laiilaisie is de grondslag van de moderne inlerienrknnst le zoeken en evenmin in den namaak van wat eenmaal reden van beslaan had en schoon was. De grondslagcn van de moderne inlerienr- knnst liggen in de stndie van de i-nimtewerking, in die van de veriionding, den vormopboiiw, de klenr en hel lieht, in de kennis van hel maleriaal, in dvn ambaclitelijk zuiveren opbonw, in de soiiditeil en de jjrnikiiaaiheid en eindelijk, en niel het minsi, in de shidie van iiet eigen leven. Dal de arbeid onzer vooronders ons daarbij zeer veel kan leeren, zal wel allijd een gioole waarheid blijven, maar dan zal deze arbeid voor ons een les moelen zijn hoe, in hepaalde lijden, ondcr hcpa^dde oinstaiuligluden, dooi iicpaalde mensehen

70

AMBACHTS- EX SIJVERHEIDSKUSST

soms zeei' mooie tliiii^eii koiuk'ii worden gemaakt en hoe (ius ook wij, andere nuMiscluMi. in andeic lijdon en onder andere onistaiidigheden moeten traehlen desgelijks le doeii.

Xu de l)eleekenis van de inlerieni- en nunihelkunst als slennningskunsl is ge- noemd en op de grondslagen van de nioderne inlerienr- en nieubelknnst is gewezen geworden, zal ook als van- zelf, zij liel ook zeer in het koit, de verhouding van het pnbliek tegenoverdeze kunst en den interieurkunslenaar. en, in verhand daarmede, die van den knnstenaai-ontvver- per legenover den fabrikant- nitvoerder, ler sprake dienen te komen.

Het publiekweet ternan- weinood datereen interieur- en meuljelknnsl is en heeft dus al even weinig i)egiip ervan dat er kunstenaars zi Jn, die zich biermede bezig hoii- den. Waar het zich nog eenig denki)eeld heeft gemaakt van de inrichting van een inle- lienr, daar is het meernialen

van nieening dat de boiiwnieestei", die het ontwerp voor iiet huis heel't gemaakt, ook de aahgewezen persoon is om den iniioud van het interieiir te scbej)pen, of, wanneer het deze meening niet is toegedaan, dan is bet oveituigd dat de gioole nieiilicimagazijnen daar zijn. oni aan alk' eisehen van een slijikuntiigen irdiond van het interienr le voidoen.

Wat nu de l)ou\vmeesler betreft, geloot ik niet aan de waariu'id le kort le doen als ik i)e\veer dat ons vaderland vele bekwanie architeelen rijk is, die uilstekend een hnis honweii. en zelfs enkele, die de i)on\vknnsl als kunsl begrijpen en wier honwkinistige weiken als knnslwt': ken waarde bebben. Maar evenmin zal ik bezijden de waarheid zijn wanneer ik zeg, dat er onder deze bouwmeesters maar zeer weinige zijn, die de meubelkunst beoelenen

A. V. SNMTS : Ktagere in riel. W. F. VAX Vt.FET. le s-r.ravenhage.

AMBACHTS- EN NUVEHHEIDSKUNST

MEVR. \Y. DUSSELHOF-ICiaCHENIUS : liniduui-

en haar maclitig zijn. Maar al Ic dikwijls zijn dc l)oii\vnK'C'skTs do nu'eniiif* toegedaan, dal zij zicli in dezen zin hewegen, waiineer ze hiiii l)oii\vkiinsl op de nieul)ellaiiisl overhiengen en tocli is dit onjiiist. Bouw- en niciihelkunst

hebben, als lolen van eenzellden slam, vele punten van overeen- komst, niaar bij al deze oveieen- konist zijn ze tocb in haar aard weer zoo verschillend, dat maar zelden in een pei'soon de gaven voor beide in gelijke mate ver- eenigd wordt aangetroffen. Het kan nalniirliik niel in de bedoe- ling van dit ailikel liggen, op de overeenstemming en het verschil dezer kunsten nader in te gaan, ^ maar wellicht is het toch goed eenige punten aan te geven, waar- in l)onwkiinst en meubelkunsl van elkaar afwijken. Zij zijn o. m. de volgende :

a. Aan een gel)ou\v neemt elk deel zijn vaste plaats in het geheel in, lerwijl het mobilair van een interieur uit vele losse deelen bestaat, die zoowel in het geheel als afzoiidcrlijk tot bun recht znllen moeten komen ;

I). De beschouwer neemt ten opzichte van het gebouw een ander stand- punt in dan ten opzichte van het mobilair, waardoor de werking der massa's, der vornien en der details een andere zal zijn. Terwijl het gebouw zich in (hie tempo's laat l)eschou\ven n. 1. als totaalmassa, ais een uit verschillende grondlichamen opgebouvvde samenstelling en als een in details ingcdeelde reeks grondlichamen, hiat het meubel zich in eens zien, in zijn hoofdopbouw en in zijn detailleering ;

c. Het meubel konil door zijn dagelijkseh gebruik zoo dieiit in aanraking met den niensch en het menschelijk liehaam (bet sterkst is dii het geval bij dcvzilmeubels), chit het zich in veel sterkere male, dan dit bij het gebouw het geval is, i)ij den schaai van den nienscli zal aansluilen. Waar i)ij een gebouw nog een ai)solute en een belrekkeiijke schaai denkbaai' is, daar is bij het meubel slcchls een schaai mogelijk en wel zulk eene, die in direkt verband slaal niel de aliueiingeii en de onmiddelliike iiai)ijiiei(i \;ni den nunsch.

(I. iici gebouw wordt iniders vcriiciil dan hel nu'iibei. Ti-iwijl het gei)ou\\ , tenininsle op driekwait \au zijn /ijviakken /.onlichi kan onlvangen, krijgl hel meubel zoo goed als nooil zoiilichi, nu'cslal leruggekaatst licht en hovendien kuiislHcht. De werking van iiet licht met liel oog op de kleur

72

A\IBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUXST eii (le scliadiiwwcikino is diis hij eeii gebouw anders dan bij eeii meubel.

I'll p ; l)e hegrippeii « drageii « en « godiagen worden « zijn bij een gebouw nil een teohnisch-construclief oogpnni anders gesteld dan bij een meiibel. Hel nuHil)el heeft zijn eigen samensteliing a!s meul)ei, in verl)and met iiet materiaal houl. Het meubel is geen klein bouwweik. Zelfs zijn er in de kunst van houti)e\vei-king nog drie graden te ondeiselieiden, die elk hnn eigen eisclien slellen, de limmeikunst. de schrijinverkkunst en de meu- belknnst.

Een moeilijke vraag zou nu nog knnnen zijn bij wien eigenlijk het schiijnwerk van het inferieur behooit, bij den bouwkunstenaar of bij den meubelkunslenaar. Hel schrijnwerk van hel inleiieur (zoldering, wanden en vioeren) wordl gewoonlijk door den archilekt ontwoipen. maar is meermalen niel geschikl om als omlijsting van een ameul)lement te knnnen dienen. Dit is ook viijwel oinnogelijk, wanneer de architect zich niel een juist denkbeeld heeft gemaakl van het mohilair tlal in hel verlrek zijn plaals zal knnnen vinden, en zelfs wanneer dit wel hel geval is, zal het nog zeer moeielijk l)lijven de noodige overeenstemniing tusschen de binnen-architekluur en het mobilaii- lot stand le brengen, wanneer het ontwerp van beide niel van dezelfde hand is. Bij hunrhuizen, in welker veiirekken steeds andei'e meubels geplaalst woiden, is het natuurlijk dat de architect de l)iinienruimte schepl, die zich zoo goed mogelijk voor velerlei inrichting moet leenen ; maar waar het gaat om een stijlvol interieur, dal aan den bewoner en eigenaar een beeld van een harmonisch geheel zal hebben le geven, daar zullen de bimien- architecluur en hel mohilair niet van elkaar gescheiden kunnen worden en ligt het, dunkt mij, op den weg van den interieur- en meubelkunslenaar om beide te sclieppen.

En wal nn de groote menbelmagazijnen of werkplaalsen betreft, waar het pnbliek de inricliting zijner vertrekken beslell en nil de vele modelkamers zijn keuze doet of een keuze sanienstelt, de ervaring leerl dat deze menbel- magazijnen en werkplaalsen meermalen uitstekend geconstrueerd werk voorl- brengen, maar dat de kunst bij dit werk ook heel dikwijls zock is, wanneer men tenminste ondei- kunst datgeue wenscbt te verslaan, wal boven als zoodanig is aangeduid geworden. Slechts waar deze magazijnen of werk- plaalsen samenwerken met een interieur- en meubelkunslenaar en dit komt enkele malen voor daar is de weg geopend om lot een zuivere interieur- en meubelkunsl le geraken en zelfs zou deze kans ook daar kunnen beslaan waar de fabrikanl interieur- en meubelkunsienaars in zijn diensl heeft, wanneer hij dan aan deze zooveel ruimte van beweging zou kunnen lalcn, als de knnslenaar l)ehoefl om kunst te kunnen geven. Maar dit geschiedl veela! niet, want de tai)rik:nil richi zich naar de luimen van hel

AMhACHTS- £A' NIJVERHElDSKUh'sT

puhliek en liet pul)liek is een sU'chte inndj^ec-rslei- in kiuislziikeii. Zoci woidl (Ian een niisloeslnnd _i»el)<)ien en dc inlcrienr- en inenl)elkiinsl is er de dupe van.

Waai" er eelitei' interieui- ru nu'Ml)elknnstenaars zijn, die /eilslandifi; arbeiden oi', in rovalen zin, sanienweiken niel Avn ral)iiknnt-nitv()erdei-, daar bestaat de inot^eiijklieid dat iels voorlocbiiielit woidl betwelk en iiit een aestlieliscb- en nil een lec'bniscli oogpnnt kan worden aanvaard en daar ligl het dan ook voor de liand, dal elk van de voorlijreni^ers zieli dafgene van de eer van dezen aibeid ziel toegewezen, waarnp iiij door zijn daadwerkelijken arbeid nanspraak mag maken en waarvoor bij aansprakelijk gesleld kan worden. Zoo komt dan de eer van bet ontwerp aan den kunstenaar-ontwerper, die van de lecbnisclie iiilvoering aan i\vn labrikant-uilvoerder. En waar men nu mocbt vrageii oldil alles niet van zellspreekt en oT de een zieli misscbien den arbeid van den ander zoii willen loeeigenen, daar moet hel antwoord lielaas zijn dat dit meerniaien abliis is en dal king niet altijd aan den ontwer- per van een stuk toegepasle kunsi, dns aan liem of baar, wiens geestesprodukt door het kunstgebalte in de eersle phiats zijn waarde beeft verkregen, de eer van dit ontwerp wordt gegnnd en maar al te dikwijls voor de ontwerpers worden aangezien, die aan dit ontwerj) |)art nocb deel bebben.

Bij de inzending van ile « (iroep van XederUindscbe Kunstnijveren >> op de « Ideal Home Exhibition » te Londen is gepoogd in dit opzicht een znivere loesland te scbeppen door en den kunstenaar-ontwerper en den labrikanl- uitvoerder in bun recbten te erkennen. Waar de tentoonstelling eene kunst- tenloonstelling wilde zijn, lag het ook voor de hand dat zij, die deze kunst iiet aanzien badden gegeven, dns de kiinstenaars-ontwerpers, de voorberei- ding, den opzet en de leiding van de expositie in banden hielden. Waar het de bedoeling was een aantal inlerieurs te sebeppen, die een zooveel mogelijk harmoniseb gebeel moeslcn vornien, daar was bet natuurlijk dal bet aantal deelnemers werd !)eperkt en dat zicb zooveel mogelijk diegenen aansloten, waarvan men mocbt verwachten dat bun arbeid, hoe persoonlijk ook, zou zetelen in zekeii' algenuene beginsekn <)|) at'sletiseii en eonstructiel' gebied, die door dezen kring als jnist en goed woiden aanvaard. ()|) deze wijze zou bet doenlijk zijn den vieemdeling een zoo zuiver mogelijk beeld te geven van een deel dei- Nederlandsebe Nijverbeidskunsl. Dat dit beeld niet volledig zou kunnen zijn lag dus voor de band, maar beler een onvoUedig maar zuiver l)ci'i<l dan een volledig en onznivcr exeniplaar. Dal zells deze poging in alle opzieiiten zou slagen was niet te veiwaeblen, niaai- iiel \ele goeck' is loch niet onopgemerkt voorbij gegaan. Ook waren de omstaiidigiieden (ien exposanlen niel i)t'paald gunslii; De voorbereidende arlnid werd in zeer korten ti;d vcrriebt, de plaatsrnimie maakte de indeeling niel altijd

74

Ai\fBACHTS- EN XIJVERHEIDSKVSST geiiuikkelijk, de kosleii nioeslL-n door cnkolen wordoii gedragen, de nioeile c'li zoigeii warcii zoiuier l;il. Tocli (rok dv inzcndino de ;iaiul;iclil van vieem-

delini> en hiiulgeiiool door liaar sleininiiii^ en liaar heseliaal'd karaklei'. I)e gi'oote werkkiaelil die iioodig was voor he! Noorheieideii, iiiUoereii en leidcn der lentooiislelliiig van « Nedeilaiidsclie Nijverlieidskiiiisi » op de « Ideal Home Exliibilioii » te Londeii is iiitf<egaan van den inleiieur- en nienl)elknn- stenaai' W. Penaat te Hiarieuni. die ais Voorziller \an de " (iroep van Xeder- landsclie Knnslnijveien " was o|)<*elieden. De zeer vele, en niet ailijd aantreU- kelijke, weikzaandieden van hel Secretariaal werden vervuid dooi- Mejnilronw B. Bake, sierkunstenaies te Bloemendaal, leiwiji hel pennin^nieesteiselia|) door ondeif^eteekende werd waai'genonien. Aan de l)eslonnnerini>en dtr opslellin^ nanien CI. Oosscliot, diieetem' van « di' IMoeg i> en II. W. I'enaat, directenr van it de Woning » in ininie mate deel. De iijst van knnslenaars en kunslenaressen, welke de tentoonstelJinit doof lum arheid nu)i>elijk niaakten, l)e\alli' de \ol<)en(K' namen : Meinllromv .1. (). van Ueeliteii'n Aili'iia le

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

Apeldoorn (l)orduiirvvt'rk), Mejuffrouw li Bnke Ic BI()L'iihmhI;i;i1 (hnlikwi'iU), K. F. C. de Ba/.el Ic Biissuni (iiilcriciii- cii iiK'ul)L'lkiiiist), 1 1. .1. Boiiliiiiis Ic

Dc'vc'iilcr (liipijk'n), \V. ('.. Biouwit Ic l.cidci- doi |) (iiaiclewcrk), MejiinVoiiw W. I)i iipslecn Ic Aiiislcidam (illuslralic), II. I'lilcns Ic Noord- woldc (\ Icchlwcrk), Mcvroiiw Dij-ssclliol'-Kcii- cliciiiiis Ic Ilaailciii (iiaaidvvcrk), G.W. Dijsscl- liof Ic Haarlem (balikwcik), .1. Eissciiiocllcl Ic Blaricuni (mctaal- en cmailweik), J. dc GraaiV Ic Lareii (incid)clkiinsl), 'I'll, van Hoy- tcnia Ic 's-(iravcnlia<^c (iilliotiialii'), (I .1. La- nooij Ic (ionda (aardcwcik), Ch. Lcl)can Ic Haai'Icni (danuisl), ('.. A. i.iou (.aclict Ic Vrcc- land (inlciiciii- en nieul)eii<iinsl), 11. ('.. Mauve Ic Selieveiiingcn (nicuhclkunsl), .Ian de Meijer Ic Anislcrdam (inlciicuii'CunsI), Bcii Xiciduiis Ic llagen in Wesllalen (mclaalwerk), Meiiil- tVonw E. Xicrslrasz te Ooslerl)eeck (naald- vveii<), C W. Nijiiotl'te Anislcrdam ( inleriiur- en meui)elkunsl), C. Oosschot le Amslerdani (l)ee!dhouwwerk), \V. Penaat te Blaricuni (in- lerieur- en meuhclkunst), Mejufl'rouw A. Phi- lipse le Haarlem (naaldwerk), Mejufl'rouw E. S. van Rec.senia te Ooslcrbeek (naaldwerk), M. 1). Benscn te Ueventer (tapijten), Hn. Roland Hol.sl tc Laren (decoralicvc leekenkunst), G. Rueter le Slolerdijk (lithografie), A. P. Smils en H. Fels te 's-Gravenliage (inlcricur- en meuhcl- kun.st), J. C. Veldheer te Bergen (lioulsnedc) en Tjipkc Visser Ic Alkniaar (beeldhouwwerk).

G. W. Xi.moKF.

A. I'. SMrrS : Blocliici (Uitgevoerd door W. F te 's-Gravenhage.

76

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CO RRESPO N D E NTEN)

9Dl£CKMBEH 1912

an UIT AMSTERDAM

^^^^SJ3F|INT LUCAS ± THN-

wMicr^sn'^^ to()nsti:lling van aquarkli.rn, thhkh- ningen, enz. van lr- I)1-:n der verkkniging in met stedelijk mu-

Si:UM VAN 10 NovEMiii;ii- L-^Ec'ii leiiloonstellinL; vol lef^enslelliiigen. Zoo;ils 1 Icveii zelf'.' J;i, vooial in de zimijksle nller tef<eiislcllingcii : van schooM en leelijU. Eveiiwel is zij liiei' pijnlijUcr: liet schoone is er wcl schooner (iiiii in iiel leven of de naluur danrvoor is liel ininieis kuiist doeli liel leelijljc is cr leelijlier dan in de naluur of liet leven, dewiji deze niet lol 'Ivimsl' werilen ver- lieven. Het leelijkc in de woreld li:iii in ieslhetisclie ziclsstenniiing opijelieven woi- den ; <le vele leelijk heden op deze tenloon- stellini> van 222werken zijn als dissonanlcn, die in geen hoogere liarnioiiie opgelosl worden. Het is te liopen dat zij len onder- gaan, overslemd door het schoone.

Lizzy Aiisingh's poiiret van den gevieideii kapelnieesler Willem Mengelheig in eeii geestrijke stralende voordraclil dvvingt lot bewondeiing, waaraan allerlei niuziUale ideecn-associaties geen kwaad doen : men hegiijpl dat deze man een syniphonie beheerschen kari.Mel eenvoudige niiddeien, in hoofdzaak loodkrijl, zulk een ' geestes- beeld ' te kunnen vormeii, is bewondeiens- waardig. Haar |)ortiet van de schilderes Theiese van Duyl-Scliwaitze is 66k t l)cUij- ken waarcL Vlugge, zwieiige, fijiie en, waar 'tpas geeft,scherpe zwaite kiijllijnljes geven een geestig levcnsbechl der porlietscliildc-

res. die liiei- zelf oiiU enkelc slalcn van hare \vell)ckeiide kunst laal zi<'n. Wonderlijk, hoe gelnkkig enkele kunslenaars met hun iioi- trctkunsl uitkomen. Wilij' Sluilcr geel'l in zijn doorwerkt, diepgevoeld pastelporlrel van Jiizef Israels een zuiver zielsbceld \an den ouden nioegednioniden nieesUr. Lichaani en gelaal zijn een \ an slenniiing, lie heriniiering wakker loepend van onnoenielijU vecl schoons. Welke ninseum- direclie legl oj) deze Israels besIagV Het Rijksninsenm is al voorzien : doeli het Anisterdamsche of Haagscbc genircnlenui- seum zouden er zicli mcde knnncii eeren.

Van Israels ik schiijf bevvnsl Israels en niet Sluiter. want Sluiter heefl zichzelf weggedacbt bij t werken naai- P. v d. Hem, Wat een ovcrgang! De legenslelling lusschen de Hollandsche volksziel en het Parijsclie mondaine karakii r I Enkele hooge levensschelsen zijn uit Moscou (Icone, ('.ha|)- pelle Ivelskaya, Restaurant), maar ze zijn alien nilerlijk van Parijsch karakter, mis- schien feller en grover van inborsl. Hier en daar is 't te grof gebleven, niet nesllietisch verdiept en geadeld. Dit gebrek treft ook den schilder ! Toch worden Vaarzon Morel's ('.(iroiissel- en Stniutlknibheh,\\ui: goed typee- rend ook. er wat slap en onbeduidend bij. Ook Raemaekeis' groole gekleurile earica- liiieii van polilieke kopslukUen moet men niel na v. d. Hem zien. Over Geslel's cubieke porlrctten zwijgen wij liever; zoo leelijk als die van zijn meesler Faueonnier zijn zij wel is waar niet.

De mecsterlijke elseii van Graadt van Roggen boeien altijd; doch dal liij met een aquarel Kerk If Vct're en een leekenliig, lUitiicn, de aandaclil weet te trekken zij hier

KUNSTBEWCHTEN ~ UlT AMSTERDAM

tie verniekiiii" Wiiiird. Liever ouileiwetsche l);i\i(l Scliulinnn Uoiil zijn v;ik hi-ler cji

kunst (inn iiieuwerwelsclie gckuiislcldlieid I lifcfl l)liikl):i;ir vcul kiinsl (M:i;i;4sclic mIkioIi

Het liefsl verj^eleii wij helouiieenliel iiiciiwe fiozicn ; imaT kiinsl (hiii n:iluiii wclliclil !

om liel sclioonc. lets v:ui (l;it sclioone, (l:il l-j- is in /ijn wcik ciii U- \ccl wclcn hoc

v;in iiUc tijden is, is oiis l)ijf<cljleven v;in I zon nnnMcn /.ijn. M;i;ircrzlin l^nnlscinipiicn

H. Heyeniji-ock's Fot/7('A--/(;/i';w/, lioewcl lie iiij, \v:iMiiiil l)liikl d:il liij /.ijn vak wi^mI

fi{>liren vv:U sliji' cioeii, A. ii. Ironing's pou- iini ;i:in /ijn ■^cvdcl ;dle vrijlicid U- l:ilcn,

lisciie Dori)scliets. H. Kiuydei's Landsclui/js- /oomIs in ( nkclo Winlvilunilnchiipiivii (MS, [Vd

en koe-sliidies, Monnickenciam's Munneqiiin en Vl,. Onk liel Spookhiiis in liel I5laiicnni-

eiiTulpciuU.U.'^awiysGeziclU op Lavoche. sclie, ln)ewcl wal liarci van kleiir. Iieefi

waar een slenimi><e lomanliek aanjjcnaani slenunin^. I Zonliehl weet iiij scnns ook

veriasl, Hol)lje Sinilli's kiiappe waleivei I- aiooi le doen scliijnen. Scluiinian, die sleeds

teckeningGe/((A7n(///iii(senP.v.\Vijngaerdl s voui uilgaal, hlijkt ecu veKiicnslelijk voorl-

slillcvenpaslels en landscliapssclielsjes. /.eller der Ilaaj^sclie Iradilie. -

Ten slotle zij veiineld dal G. W. Knap een line .m-enieen is J. Mankes! Ilij (JKMjnil

zaal vol vluclilige kiei-r-nolitics uit Rome, in een splicer van ijle sclioonlieid, waaiin

Napels eii Verona len loon slelt. Waar een ook Tlivs Mai is en Japansclie en CiiiiKcselie

op zicli zelf weiiiig aaiidaclil zou Irekken, teekenaai sjakwei kjzouden kiinneii adenien.

dwingen deze wanden vol er wel loe. Hoe Men nioel niel zijii Maiiiiekop (5-1 1 zieii, die

aangenaani en vlug van voordiachl ook, glazig is en vveinig Ijezield . niaai- zijn l)Ioe-

verniogen dezc klenr-nolilies niel andcrs men, zijn vogels en koiiiji Ijes, zijn gciljes en

dan een oppervlakkigen indriik le makeii. al die kleine en slide dingen. Daar zil ziel in !

De toerisl lieljben wij op reis gezieii, - de Wal een slil-kven in die diiigcn ! Zij zijn als

arlisl scliijnt lliuis gebleven le zijn i,, cL-n dioom gczicn, lijn en leer in een ijle

^'$««'S5«'S^^««^5«'^««'3;'^^-;«'ft^'gJ;«'a: ^dniosplieer. Hi j hreidl als '1 ware zijn drooni-

"^ ^ sleinining nil over die diiigcn, die liij lie!

LARENSCHI^: IvUNSTHANDEL ,•*• SCHIL-

lieell. Alles klcin, lijn en leer weik, liaast

DI-RIJKN VAN MEVR. K. KAF^SHOVEX- onmanlijk van weeklieid liel zijn kleine

BIEHMAXS, DAVID SCHULMAN HX dinoen. ',lie hi] ziel en beeldl. I .e klenren

J. MAXKES (XovEMliEH) ^^► Als mevronxv ..azeii in elkaar, .le lijnen ranken en ve.ijlen

Kalshoven-Biermans hare bloemen even in hellond als 't lijnenspel in fijn Japansch

•i.ard- behandell als zij ze sehilderl, - dan |,Uwerk of barsljes in oud poreelein. Hel

houdl ZIJ nietvan bloemen ! Zij kan blijkbaar ,jj„ vooral de omliekken, die hij leeken(,van

wel schdderen, maarzij doet hel niel lijn en stillevens. van bloemen, oogen en pooljes

niel breed, niel leer en niel machlig, niel ,,,11 vogels en konijnljes; overigens is alles

M.nig en. . 1,1 een woord : zij doet hel niel vlak en dnn van in elkaar vioeiende kleuren

n.ooi. Heell zij bloemen werkelijk lielV - ,|ie weergldnzen onder de glad.le vernis.

Van (lie lielde blijkl weinig. Dat zij in een /jj,, zellporlret geelt hem zooals hij als

gelukkig oogenblik wel schilderen kan sehilder is Ikl algewende, nog jongensach-

bewijzen bv. de Clmjsanten (27), waar lielil ,ige gezielil, niel de mat glanzende verhoo-

enscbaduwgoed veideeldzijnendebloem- „i„ge„, lu-l droomvol zien. De geenszins

pol len minsle aangenaam van kleur is, ,„„„ie |,..uuen, zorgvnidig geleekend, spre-

Van veel bloemen beiiiiinl zii hel knikicr 1 1 n n ■• 1

" Jl" '-'I '" ' '^'" ■"'" ' ken van hel illuzic-volle van zijn kuiisl.

- laat mij zeggen de ' ziel' - niel. \Vel een beperkl laleni, alles missend aan

Hieren daar zijn verder wel mooie brok- b, c.,.dheid, aan groolheid, aan o..,.sU.s,naehl ;

ken kleur, - d<K-h hel geheel is alles behalve „„,, ,,, hel zijn gienzen weel in I oog le

een harmonie. Hare bekwaamheid is meer |„„„|,,„ „,, ,,,„ uidn gebied. Ii|nzinnig en

i.ilerhjk <lan innerlijk en haar kleurgevoel is ,„.|svol de sehoonheid zuiver belraehlend.

zeer onzuiver. Zij moel zieli inhaaronder-

werp verdiepen en mel 'lielde' sehilderen, "' "' *'

ir laleni iels word

en.

KI'SSTBERICHTEX - (11 DEN HAAG

D D c UIT DEN HAAG a g n

t-" L"V!^^.^I ^J < X IN' VAX WKLIE Blj (.OLl'IL yc^. l)e naiiiii

\aii (Ic/.eii kiiiislciKiiir is zoo zocljcs ;i;iii Ijckeiui gc'worden bij liel Unng- sclie publiek.

Een j;i;ii- of twaalC gele- (leri, hel was op een poilreUcnleiitooiislel- liii" vail den Haagsclieii Kuiislkriiig decil hij zijii debiiut, waarbij een liipliek, Pol de Mont en faniilie vooislellende, een damesporlrcl en een vioolspelende jonge man, liet meesl de aandacht trokken.

In de li'ipliek was een zekere eenvouil. een naief bekijken van de liguren, die iels piiniiliel's liadden, door de at'wezigheid van al wal naar chique zweenide. De kleur was niet slerk, i)ijkoinsti«, voldoende oni ecliler de bcdoelin<> van den scliilder, oni vooral waar en eeiiijk Ic zijn, Ic schiagen. Hel damespoilrei van een of andere frenle nil s Heitogenbosch had al een slicvi'ii naar voornaamheid, en was minder echl.

De musicus l)ezat een andeie eigenschap van dezen meesler, de neiging voor liet myslieke, voor het spiookjesachlige. Hit gevoel voor liet bovennaluni iijke wasecliter nieer buitenkanlig dan dal het als kern aaii- wezig was, en wekle de verdenking op van coqnetteeren met niet doorvoelde gewaar- wordingen, gaf den sentinienteelen maker, in phiats van den scliilder van sentiment. Al die neigingen, toen in den schihiei' aanwezig, zijn tot heden gcbleven. De een- voud lieeft hij beliacht bij zijne teekeningen, die als zij onbevangen het model weer- geven. lot zijn voornaamste werken muelen worden gerekend. Helaas dat hij vaak ollerde aan den heerschenden smaak, dal hij vooral in zijne olieverfporlretlen, niet de leider der mondaine wereld was, niaar door haai- gebracht werd tot allerlei zoeligs en lievigs, waardoor dan een geflattecrde beeltenis ontstond, waar alle karaklor nil verdween.

Dan werd hij de photograaf a la mode, niaai' nicer ook niet, die er op allerlei inanier /iJMc nKiiiic voor hel myslericuse bij le pas

liaall. om een achtergrond tot iels le bren- gen, dat met de geestesgeaardheid van den geportrelleerde in verband moel slaan. Daardoor Uwani een scliijn van onwerke- liil<liei<l. die als een parfnni de figuren oniluildc. en een s|)rookjesachligen loover bedoelde le wekken. Het is eeliler als bij een looneel over daj', waar de coulissen den achtergrond xoinicn, niaar waar geen abslractie den loeschouwer nieevoerl in een andeie wereld. Als scliilder beoordeeld is van Welie le zwak van draagkracht. Zijne verxen zijn niet krachtig genoeg aange- braclil, zijn peinlure is te slap, en kaii door een correc.e leekeniiig iiiel uit de kleur van een acadeniieslndie, als zijn Romeinsclie Keizer bier, konuii. De scbildering is niel positief, niel sniijdig, de kleur flauw en onbeduidend. Ware de leekeniiig niet zoo verzorg<l en de vorni niet zoo gekeiid, over dezen knnslenaar ware niet veel le zeggeii; de/.e qnalileilen redden hem, al geven ze hem nog geen leclit op het succes, dat de groole wereld zoo gaaine geeft aan hem, (lie liaar in licl gevlei weel le komen.

^•> ^9t i6,fi -:g,f5 g,»S '$^9t ^9i ^9i ^#5 ^#5 ^•i

WILLHM C. HIl' HIJ BIESING jC^ Rip

beliooi I lot dal geslaclit van schilders, wier beslaaii niel denkbaar is, zoiider de groote Haagsche school. Hel zijn die volgelingen, die niel slrikl de werken van huiine meesters copieeren, niaar die zoo doordrongen zijn van de principes van hen, dat zc, in huniic werken, deze steeds herhalen. Vandaar dat liunne doekeii uiterlijk dan ook zooveel liebhen van die hunner illustre voorgangers. Waar Bip vroeger nog al aan de strooperig bruine kaiil zijne verven iiiengde, daar is (lil euvel llians vcrdwenen om plaals te niaken voor een Weisenbrucli-achlige blond- held inheteene dock of ecu (iabriel-achlige piltigheid in een aiider. Rigen is hij het meesl in de onbevangen geziene studies uit Tyrol, die veel zuivcrder den maker verte- geiiwoordigcn dan zijne andere werken. Mel Schiedges lieel'l hij genieen het lialf- shichligc van dan eeiis Du (Ihatlel, dan eens Roclofs of een aiulere bekeiule voor- ganger le schijnen, wat waarschijnlijk in veibaiid slaal niel deii olsch van den Kunst-

KUS'STBERICHIES (IT DES flAAd - iUJ liOTlElWAM

haiuk'l. Wij blijven dil bejjnnniuicii, wiiar Hip ill zijne Tyroolsclie laiKiscliappeii zoiuicr vo()i'l)eel(l voor ooj^cn, zoo synipa- Ihieke resiillateii wisi le bereilun

J. C. W. COSSAAR IX . I^SHKR SURHI-.Y « •♦-y Het iiieesl lieel'l ileze keiUenscliildei' •^cmeen met Bauer. Dezelfde visioiiaire kijiv op lie liooge heukeii, waar- heel klein de iiieiiscluMima.ssa zich beweegt lol eeii pro- cessie mel liel Allerheiligste. Zijn lielil en (loiiker, zijn composilie ze zijii leiii^ Ic viiulen in dc clsen van Rauer, die eciilei- meer mj'sleiie zag in de groote kalhedialeii, die nieei' nil de materie zijn drooni wisl le f^even De sloruildrukkini* bij C.ossaar is zwak, de voordr^iebl niel zonder voornaani- lieid, de scliilderij noi; le vecl in de veil' j^ebleven. Daardour onlslaan oinninj^enanie dililen, die niets uildi"id<ken, en de inalerie een kuikaehlif< aanseliijn geven. l-"en leniger penseeIvoeriii<<, een nieei' expressieve leeke- ning ware le wensciien bij dezen artiest, wieii het niet niangell aan sloute pliantasie, maar vviens kraciil lol nilbcelding luel giool genoeg is cm deze naai lieliooien le sclwa- gen. Ken iidenser simile dcv ondeideeien zoudeii een gewensclile kennis Uumien biengen, zonder vveike liet niel niogelijk is hel overweldigende van een (lodsluiis le benaderen.

I). RAUIV, R1.I K1J-;YKAMP >c». Van bet trio. Van den Heig, Goedviiend en Bautz lijkl niij de laalsle bezig le zijn zicli alle scbeiden. I^enzell'de beliandeling der \eil', hel geljiiiiU van lenipeia, liel geven van een oud aspect aan linnne vveiUen, waardooi- deze op aniieke schilderijen ^clijUen, deze eigenscha|)pen vereenigden lien, en gaven liun een apaile plaals onder de niodernen. liij li:iulz iiebben zijn jongsle vverkcn niel nieei- dal dieplonige, dal donkeie, waar in de enKiihiehlige pAle zoo heerlijk de roodeii konden llonkeren, inaar waai- ook zoo dikwijls het levcn vcrslolde dooi' slroeve pcnseelstreek. Zijn hindschappcn van nu, de

uroote vrouwensludies, ze vcr I jen llians

mindei- gebruik van glacis en vcinis, een

le\cndiger aspect, door sinijdiger scliilde- rinj;. Daardooi Uonil zijn scliildei werk diclitei bij dal \an Van der Maarei le slaan, al heell iiij in dc leeUening nog groole lekorlkoniingen hchondcn. XOoral de pro- jiorlies zijn bedenkelijk, de handeii legiool, een hool'd le zwaar, heell een lichaani geeii corps genoeg. We gelooven echtei-, dal deze jonge man wel deed liet spoor te verlateii, dal dreigde dood te loopen, om, op een nienwc ingeslagen weg, zijn talent lot levens- valbaaider nilinf^cn Ic onlwikkelen.

(i I) (iHATAMA.

^•^ '^9i ^#5 cft»5 ::ff,9i ^.pt ^9> ^9i '.^Pi $t,»5 ^•'.

n D a UIT ROTTERDAM D dd AAr\vi-;i:FSKi,s /l^ Nu

licl vaslslaal dal de bui- lcn;^einecii schoone col- Icclle Ikalweel'sels, door dcii zendeling Di'. Wie- Icnga nil .Soemba meege- lii aclil. in ons land blijf'l (Museum \an Land en Volkeukuude te Rollerdain) lijkl liel fillcszins gewensclit er in dil knnsllijdschiit'l de aandacht op le vcsli^en Want waarlijk. niel alleen uit ethnogiaphiscli oogpunt, (loch wel zeer slellig nil een algemeen belang van decora- lieve kunsto|)valling zijn deze ikatweersels, schalleii van schoonheid en originalilell. Als voorbeelden van kleurschikking zijn ze allereerst te roemeii in huii gamma van biuin lol lerracollarood, waariii een enkele maal een doorgloeid purper zich mengl. En hel verwondeilijkc is dal deze doeken van grol kaloenen diadiii vcivaardigd, juist door die klcnrschikkin;i, een indiuk maken als van zwaai soepel I'erzisch, dal zij de mooislc gamma's van hel, om kleurprachl zoo gczochlc iiochhara oproepen. Belialve aan Perzlsche, kan men aan de miodcrne) Zweedsche natuurverfslod'en deiiken. I)e- zcll'dc beschaai'de tonen en tusschentinten \an dc planlaar'lige verl'slofren vindl men in deze doeken van den oubescliaalden Soembanecs, alleen is de iialiiurinensch nog krachliger in zijn kleuruildrukkitig, leven- dl;;er, men zou mogcn zeggen : geesliger in dc (Mivci wachlhcdcn van dc lonlraslen

80

KUNSTBERICHTEN VIT ROTTERDAM

welUc hij f^eefl. Kn onveiwnclit, geesli}<, duf iiocli iirf^eslelen is de oninmeiiliek, wnnrniee (li"zc wcelsels zijri veisiprd \';iii kninkU'r /iji) ze zepr verscliilltMid van dt' meei' nl>>e- iiieen bekendo wccl'scls uil Java en Siimalia. ]'.r zil inecr pil. rneer leel'krachl, iiieci' iKilinn'li{klK>id en sponlaiie schoonlieidsziii ill, ii'ii verblutlende durf, eeri gioot zell- vi'rlrouwi'ii in lici \ crwerken van de nieesl uileenloopcnde inolieven, voornanienlijk di'ze aaii de dicienwereld ontleend. Docii o|) een eiikele dei doeken vindl men in een illusievol gewaiicl van gekleurde diaden den mcmnmenlalen spiegel dei' oude drie- inasteis, verbeeld. lui hoe prachlig zil liel gcvoelvan indi-nk\vekkeiidlieid hieiin ! Men voelt welk een onlzellenden indi-uk zulk een

schip met vol luigage in den Soembanees lieefl gewekl. En juist in hel onduidelijk iiouden van hel l)eelil, lijkl liel schemerig \ ei-dwijneii van zulk een indrukwekkend gevaaric aan den zeeeiiulei' le zijn weer- gegcven. Over deze zeldzanie coUeclie ikat- weol'scls zou heel vvat le zeggen zijn. HIk niolitl eriii verwerkl. vaji den boom mel gesnehle koppen lol de visch en mensch- voiinen loe, zou ecu besludeering waard zijn, l-ji juisl, wal in ornamenliek zoo l)elaiigrijk is, de groei van een ornament, de gang van zuiver naluralisme lot de strakste, slrengsle slijl, waariii de naluurvorm in zijn enkele meest keniachtige lijn leeft, is in deze doeken als in een, nog van leven vol, docu- ment l)ijeen !

Alb. i)k Haas.

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

LKXPosrrioN hi-:tiu)si'i:(:tivi-: di-; sa-

RAGOSSH.IWS JTI<:XTK HISTOIUQUl-: HT CRITigUl-: PAR H. BKRTAUX t. I'-\HIS KT SARAC.OSSK, 1910 /C-»-

lie iiiei'sl bclaiigi ijkc iii- /.eiidiiiij^cri op de lenlooii- stellii)}^, (lie in 1908 le Sa- ragossa f^ehouden werd; als (laai /.ijii : schilderwerkeii, niinialuren, la|)ijU'n, pricslerlijUe gewaden, beeldhouw- weik, vooiweipen van f»oudsmeedkuiisl en in email, voor liet meerendeel uit kerken le Saragossa en andeic sleden in Aragon al- komstig.

Op liet nul van een deigelijke uilgavc Uaii niel genoeg nadrnk woideii gelegd : kunsl- sclialten in Spanje zijn slechls met nioeilc locgankelijk, lietzij omdal zc meeslal in kleine plaalsjes, geheel van den begancii weg al', le zoeken zijn, hel/.ij onidal ze in dnisleie kapellen, bijna geheel onzielilbaar bliivcn (il'ilat ze in kaslei; en kislen liggen le veigaan, waarnil ze slechls hij nilzonde- ring le voorschijn gehaald worden. lie! is enkel op leiitoonslellingen als bovenge- Moenide, dat men ze besludeeren Uan en gelcgenheid vindi oni ze le reprodneeei en en hel vail le belrenien dal deigelijke exposilies in Spanje zoo zeldzaam zijn ; se- dcr-t die van 1892 to Madiid, was er geen zoo belangrijke gehouden.

I)e moeilijkheden oni zich le docnmen- teeii'ii, die dc hisloriens blj elken slap onl- moel, doen ons verslaan waaioni men eersi onhings is begujnicn om op oicUlijke en syslcmatisrhe wijs, de kiinsi in Spanje le besludeeren Kail .lusli, wiens eei sle ondei -

zoekini^cn hunger dan dcrljg jarcn opklim- meii. is (le ccisle j^eweesl, die zich aan deze sindiccn \\ ijdde. In de laalslc jaren zijn er- eclilcr in Spanje zelC, mede verscheiden (iiKieizoekeis opgeslaan als: (icslosoy Perez le Sevilla, Sanpere y Miguel le Rarcelona, Hernele en C.ossio, schrijvers van belang- rijke mond^ralieen ovei- Velasquez en (ireco. hcbben er loe bijgedragen oni zekcre pun- len in haar kunslgescbiedenis o]) le helde- ren ; doeli niemand heel'l ijveriger deze geschiedenis besUideeid en een beter kijk op hel geheel er van gegeven, dan Emile Berlaux, hooglceraar aan de universileit le Lyon, in zijn Knnslgeschiedenis, die onder hel opperloczichi van den beer A. Michel werd uilgegeven, lerwijl de nolas, die hij aa[i iedere |)laal in hel Album loevoegde, even nauwkenrig zijn als suggesliel' ; zij bepalen tijd en plaals, gaan de bronnen na, waaruil hel werk onlslond en geven ons alle mogelijke verlangde inlichlingen. Die hislorische nolas zijn des te nood- zakelijker, aangezien de kunst in Spanje lol in i\i^ Iweede helfl der xvr' eeuw, bovenal recepliel' is geweesi, en benrlelings den invloed van Frankrijk Vlaanderen en llalie heel'l onderj^aan. l-"eii aanzierdijk aanlal werken nil den vreem<le, werden in hel Sehiereihind binnengevocrd en Spanje blijl'l dan ook een gou<lmijn van knnslsehallen vooi- den onderzoeker, vooral wal Vlaam- sehe sehilderwerkcn en Vlaamsche lapijl- weel'kunsl helrcl't. De lenloonslelling le Saragossa legde voldoende geliiigenis voor i\^-/xn invoer en dezen invloed al' ! Vooral nierkle men er op een Drielnik van I IKil, een Aragoneesch werk, dal een dnidelijke oveieenkomsl veiloonde niel de IVansch- vlaamsche minialnien nil den lijd van Karel \'l, letwijl I wee paneelen nil hel

BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN

iiiitiden (Icr XV eeuw, ecu iiuliicct Vl;i;\iii- sclien invloed verraiieii door Uissclieiikomsl villi (ieii Valeiicijnsclien meeslcr Jacomsirl Haco, (lie le Napels ontier Alfonso Y gewerkl heel'l. Ilel zijii kleiiie pancelljes, fijn als luinialuicLi, fragnieiiteii van eeii veclluik, voor Isabella la C.alolica. door Uerlaux locijeschreven aaii Jiiaii de Flaiides (.Ian vail Vlaaiideieiii den veivaardiger van !k'1 allaarstuk in de Callicdraal le Valencia (.'ii dat door de landsclia|)i)eii met groote boonicn en de een weinig weekc beliande- ling van bijna al de liguren, op een leerling van Gerard David scliijnl le duiden. Verdei was or een schoone Verkondiyinn, nil Mcni- lings werkplaals afkonislig, Iwee dubbel luiken, loegeschreven aan <le Anlwerpsche school van bet begin dei- xvi>' ecnw. waar- van liel nicest opnierkelijke, voorslelleiiii ceil ViikoiuU(jing, SI. .hiii de Hintiu/clisl op Pathmos en een SI. Ilieroiujimis. een e'lgeii- aardig voorlbrengsel is van dat nog allijd oiivoldoend bestudeerde tijd vak in de Xeder- landsche kuiist, toen ile scliilders aan t zoeken waren naar een veigelijk lusscben de overgeleverde voinien der xv' eenw en die iiieuwe schoonlieidsleer. die door de Italiaansclie Renaissance was aangebracbt. Dan nog een Getijboek, van liet begin deixvr eeuw, dal voor Juan Hodrigues de Fonseca, bisschop te Valencia, verlucbt werd en dal degrootst mogelijke oveieenkonist verloont met bet liremtrUiiii Giinuiiii. een reeks tapijt- weiken-uit Vlaanderen of bet Noorden van Fraiikrijk uit de xv of xvi'- eeiiw, deel nit- makeiul van de rijke veri^ameiingen in de catliedraal eii de O. L. Vr te Saragossa, waaroiider we vooral de oudsle, nil de eersle jaren der xveeuw moelen veriiiel- den, met looneelen uit tleii Liidensweg, die nauw vciwant zijii aan de tapijtwerken uil de Doornikscbe (Catliedraal en leveiis een heel iiiooi sluk uil bet begin der xvi'^ eeuw. (le liekronimj van de Maagd. uil een Hrus- selsche werkplaals afkonislig.

Ik lieb bier bijna uilsluilend Vlaanisclie, of Vlaamschen invloed verradeiKie werken gciioeniii, onnhil de/.e den groolsleii invloed op de Uniisl in Spaiije iiilgeoelend liebben. (lofli liil MJIunii reproduceerl ook nog een aaiilal aiideie. die men met belaiigstelling

beslndeei I, van af de werken uit den Hyzan- tijnscben en Moorscben tijd tot aan de sUik- ken van Goya toe. Deze behoorcii tot de meest moderne werken, die op de lentooii- stelling le viiiden waren en waarvaii de kunsl der xviir- eeuw, de uiterste grenslijn gelrokken bcefl. J. Mesnh..

S* ^ti ^9i fftfi ^9^. ^9i ::^9>. ^ '^ ^^9i cftt^

HKVUI-: 1)1-: L ART ANc.iKN i:t MODHRNK

(Septi-.mblk) /'-^

Andre Deganois verbaall lioe door C.arel van Maiidcr jjesclircveii Duiiui' van Ilendrik Goll/.ius, welke iia de veiling van der Dussen in 1774 verdweeii, in 1899 in de Galerie Georges Felit te Parijs deelmaakle van de veiling Talleyraiid-Valen?ay-Sagan, om daarna onopgenierkl weer le verdwijneii, nu lerecbt kwam in de verzameling van den beer Cliabert te Fai-ljs. « Men moel, zegt de beer Degarrois, in dit werk niet zoeken de gepassioneerde poezie iioch de lyriscbe emo- tie van de Danae's van Titiaan, niaar ze eenvoudig bcwonderen omdat ze goed gescbilderd en bebeiidig samengesleld is... De mooie facluur van deze liggeiide vrouw, zal, meenen wij, doen oordeelen <iat de bijna oiibekende Danae van den groolen HoUaiid- scbeii plaalsnijder verdiende te wordeii bestudeerd, afgezien nog van bet kleiiie kuiislbistoriscbe problenia waarvan bare berverscbijning de oplossing bracbt. •■

Ri;VUI-: DK L'ART CHRETIKN. (Mei-Juni). In een opslel over de xv ceuwsclie schil- derkunst in Savoye, bescbrijlt Conrad de Mandacii een scbiideiij nil bet museum van Gliambery, vooislellend het Laalsle .ii'oiul- nutal. geleekciid Godefroy 1482, uilgevoei<l voor de familie Roiiivard de Mareschal. en waarinbijeen nieiigeliiig ziet van Vlaanisclie en Italiaansclie invloedeii.

$>* cft*s $,•'• &^- ^^- ^^-X'.^-'jk^ S,* %^^*^ TIIK RlRLINGlON MAGA/.INH. (Aro.- Sei't.-Octoh.) /C^

(Ihrislux en de oiHTspeli<ie Vroiiir. loege- schreven aan Hem bra 11(1 1, dalsindsde veiling vail Marlborough House door vile bandeii giiig en lerecbt kwam in de verzameling Weber le Hamburg, werd oiilangs le Herlijn

BOEKEN tt TIJDSCHRIFTEN

verkocht voor 40.000 mark. Dr. Hofstede lie Grooten Prof. Woermann beschouwdeii liel als eeii echte Rembraiult. Dr. Breciius is van een ander gevoelen. Hel Uan ook, volgens hem, niet hel werk zijn van een leerliii;^ van Rembrandt, maar veeleer een van die ver- valschingen, welke in de eersle helft van de xviii'^ eeuw Udrijker waren dan men (h)or- gaans vermoedt.

De Parijsche knnslhandelaar F. Kieinber- ger, (lie hel aan Rembrandt toegeschreveii schilderij Onde Vroiiw die een vogel pliikl,uH de verzameiing Levaigneur aankoclit voor £ 20.900, weeriegl de beweringen van Dr. Bredius, die in The Burlinf/lon Magazine \a» ,Iuni 11. de echtheid van dil schildei ij in twijfel had gelrokken.

In het SEPTEMBER-nummer geefl Dr. Bredius toe dal de vogel zelf van Rembrandt's hand is, doch hel overige en vooral het gelieele figuur van de oude vrouw slechts van een leerling van den Meesler. Hetgeen door den heer Kleinberger alweer heftig word I legen- gesproken.

Albert van de Put betoogt in het zeit'de nummer dat het porlret van een edelman in de Dulwicb gallerj', en dal door de meeslen aan van Dijck, door anderen aan Rubens wordl loegeschreven, moet aanzien worden als de beeltenis van een prins van Savoye iPhiliberl '.'), zijnde een werk dal men wist door van Dijck te zijn geschiiderd, maar dat men sindsdien verloren meende.

Van Mrs. John Hungeri'ord PoUey is even- een.s in hel Seplembernummcr een beknopt overzicht van de verzameling kanten in de koninklijke Musea vooi- Versicrings-cn Nij- verhcidskunslcn te Brussel, dil naaraanlei- ding van hel praclitwerk van den heei- hoofdconservator K van Overloop. ')

Zeer belangrijk is de vondst welke de heer (leorge Hulin de Loo mededeell in hel OcroBEH-imnmier van dil maandschrif'l. Hen allaarsluk in het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn (No 526 , en voorslellend De Gi/I uan Calmpllwnl, werd door hem herkend als zijnde een werk van (iosewijn van der

(I) Detilellen anciennen dea Musiea ioj/hii.i ile.\ Aih ilOni- ralifK at iniliiHlrirh d Hruxeltes, par K. van l)\ciloi)|), conservalcur uii cli<!f, l)nixelle!i ; (i. vuii Oust <;l ('.- (■di- Ieur>.-I20frs.

Weyden, den kleinzoon \ an Rogier. vvaarvaii lot nu toe slechts zeer weinig schlldersluk- ken bekend waren, o. :i l)e Legendc van Ste Diiniphna. vroeger in deabdij vanTongerloo, sinds korten lijd in bezit van den heer Fred. Miiller le Amsterdam. Het bedoelde sluk te Berlijn werd geschiiderd omslreeks 1512, en slell voor de H. Maagd gekroond en met hel .lezuskind op den linkerariu, slaande voor cene {lra|)erij inetn landschap. Voor haar knielen, aan de eene zijde, een edelman in voile wapenrusling, achler hem een jonge man in t rood gekleed, aan de andere zijde de vrouw van den eilelnian, houdende beide in handen verkleinde stukken grond met boomen bedekl, de symbolen der gill. De wapenschilden duiden aan Arnold van Leu- ven (+ 1287), bondgenool der hertogen van Brabant, en zijne vrouw Elisabeth van Breda ; dil is echter hel gevolg eener verwarring met de ecble schenkers van Calniplhoul, een groote streek die aan de abdij van Tongeiloo gegeven werd meer dan een eeuw vroeger door ArnuH'us Brabanl (of Brabanlinusi en zijn zoon Arnulf, voor een gedeelte, en door Bemerus van Riseberge voor het andere.

Dat hel schilderij hel werk van Gosewijn is, word! zonder twijfel bewezen door verschillende beschrijvingen der xvu'-' eeuw.

De beer Hulin de Loo kan eveneens de hand van Gosewijn van der Weyden her- kennen in verschillende andere stukken, wanrvan het voornaamste en het meest gekende is het drieluik van de //. Calharina liuislende met de wijsgeeren (verz. Fred, (jook, Richmond).

Meesl alle deze scliildeiijen loonen dal de kunstenaar zeer beinvloed werd, dan eens door Quinten Metsijs, dan weer door de bloeicnde school, vvaaraan museuincalahi- gen en kunslliandelaars doorgaaiis iKii sh'chtgekozen naani van Hies lieclilen. in welke de heer Hulin daaioin noenien wil de /).s<'(if/o-/i/esi//.s-sclio()l. Deze scliilderslijl kreeg zijn bepaalden vorm in de eei slejaren dier eeuw.

De heei' Hulin behcnrl hel Icn slolle (hil de Legende der II Diiniplina. hel eersle mel zekerheid gedateerde sluk dal le Antwerpen in den aanvang der xvr' eeuw gescliilderd werd, en dcrhalve voor de geschiedenis dei-

BOEKEN Si TI.IDSCHRIFTEN

Antwerpsche school cii ook voor die v;\ii het laiuischnp viiii zoo grool l)elaiio is, geeiipiaatsmoclil vindfiiiiiecinltT Helgisclic imisca.

;«^ 5«'S ^^ ^"^ '^"^ ^'S ^"^^-^ ^'^^'^ ■'•^

111 L'ARTP: (AcGUSTUSi schrijll Adolt'o Ven- luri aangaaiide in de catliedraal van Gubbio en in liel imiseo del Diioino lo Oivielo bewaardelvaznifelsen borduiirwerken welkc hij deiikl le zijn uitgevoerd naar teekeiiiiigen van JusUis van Cieiil, op beskdliiig van Frederik van Moiitelcilre.

5«^^'5 '•^ ««^ '•^^ '•^' ^ '*'& '•^^ '•'^ '•^ RASSKGNA 1) ARTK (Jui.i) beval een arlikcl van Pierre Haulier over nieiiwe aanwiiislcii in hel imiseum te Rrussel, nl. van Lucas van Leyden, een Verzoekiim van den //. Anlonius (geschilderd in 1511 loen Lucas ITjaar oud was !), een H. Boodschap van den Meesler van Meiode, een Concert van Gonzales Coques, een Veiir.k nnnr dv MarkI van Jan Siebereehls, e. a

*^ <«^ '•'^ '•^ '^'^ ''*''5 ^^^ '•'5 ^'^ '•^ '•'^

ZKITSCHRIFT I^T'R RILDKNDI-; KUNST

(JUNI-AUGUSTUS) ^-^

Wilhelni Bode geef'l beschouwingeii ovei- de jonijc Renil>i(nidl en zijn nlelier nl. wal aangaat de vele heiliaiiiigen en kopijeii van Renibiandt's vveikeii, dcels door lieni /.ell, deels door leerlingeii als Hoi, Don. van Beyeren,de Poorter, Flinck, e. a uitgLvoeid. dil naar aanleiding van een porlrel van den zoogeiiaamden vader van Rembiaiidl, oii- langs bij Clirislie te Louden door den lieer •Julius Rochler le Miincheii voor ~ 2 0 guinjes aangekoclil, een waarvaii een zeer overeenslemmend origineel zicli iiidegaleri] S. Neumann le Louden bevlndl.

In de nuinmers van Mei en AugiisUis lieel'l Wilhelni R. Valenliner hel over </(' scliildc- rijen van Rubens in Amerika. Rubens is in de verzainelingeii van Amerika veel minder goed vcrtegenwoordigddandeanderegroole meeslers der xvii'^^ eeuw als Rembrandl. Frans Hals en Vcrmeer, als Velasquez of van Dijck. 40 schilderijen van zijne band, daai- oiider ongeveer 'iO schelsen zijn er bekend. de meesten nog nooil besproken, een zeer klein aanlal in vergelijkiiig niel helgeen van

hem beslaal in Kuropa, vvaar voorzeker nog ongeveer een lOOOIal schilderijen van den kunsleiiaar zijn overgebleven. Amerika bezil ',„ van de werken van Rembrandl (+ 80 op 660) en van Velasquez (+ 12 op 100), </,; van die van Frans Hals (+ 50 op 300). zeker % van die van Vermeer (8 oi) 37i. en als het aanlal der werken van van Dijck er nog niel zoo aanzieiilijk is (+ -10 op 800) dan is de waarde van de schilderijen, iil. die van den Ge- nueeschen lijd, des le hooger. Dr. Valenliner gcel't bij menigvuldige reproduclies eenc uitvoeiige beschrijving en eene volledige lijsl van meesl alle de werken van Rubens die den Oceaan overgingen, en girds nu de glorie uilniaken van meiiige prachlige

galerij.

A. 1).

DIK (iRAPHlSGllEN KLINSTK A*-

De Gesellschajl fiiv vrrviclfaltigendc KnnsI (Wceiien Luftbadgasse 17) verzond dezer dai^eii zijne uilgaven van hel sluilen des jaars : twee nieuwe atleveringen der Craplii- sclien Kiinsle, hel vierdc van hel viji' en derligsle en hel ecrsle van hel zes en dertij;sle jaar, lerzelfder lijd als de Jalvrsmui>i>e en de Premie van hel jaar 1912.

I)c premie beslaal in eene nelooiide els door deii Anlwerpenaar Marlen van der Loo : Dannnveder le Mevhelen. Hel blad is reeiis door zijn formaal (lieeldvlakle 44 X (iO em; karlonlbrmaal 70 X HO em.) zeer gesohiki oni als wandornaal le dieiien. Ken ongcmeene onderscheiding vail door deze keus oMzeii joiigen kunsleiiaar leii decl.

De Jahresniappe leveri over hel al>^enu-eii klcurige prenlen door Weener kunslenaars. .lozel' Sloilziier Icverl Iwee voorliellelijke houlsneden: Ansdiii Tancrn vu llocliiieltirfie ini Winter ; Alois llanisch beeldcie (/// .S(7i(»c;j- l>rnnn nanielijk de Neplumusbron, bewerkl lot een prachlige lilliographie. R. Schwel;: ceil Slonxikisili lioercniinis op ecu linoleum- dock.

De Iwcc allevcriiincii van dc (ir<ii>hi^clten Kiinste bevallen mel de mededecliiigcii een kwislig overvloedige illuslralie. Behalve lalriike at'hecldiiigcn in den leksl zijn er niel iiiiiidei dan nencii phileii l>ijgcvoei;d, ihuir-

85

BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN PERSONALIA

oiider origineele elsen Viui Allied Cossniann Sir Alfred EasI en E. J. Boiidious. Cossniann en East vvordcn ook groiulig bespioUcii in lien leksl door Weixlgarnlner en A. M. Hind. De elser Hermann Struck schrijft niet enUcl over den beroeniden Hollandsclien elser Marius Bauer, niaar lieeft ook dczes porlrel voor liet lijdschril't op koper geteekend. Nog niogen uit den inliond van liet tijdschiit'l opgeleekend worden : Hermann Ubells sin- die owe;- afe Worleleii van Aiiselm Fciterbaclis kiinsi iiiiel de welgclukte kleurige weer- geving eeiier liaiidlei-kening des inccsters,) liet o|)slel van ecu nieinv boek van Carl Larsson, eene biographic van den voini- snijder Donat Hiibsclmiaii (-;- 1583), kunst- berichten uit verschillende sleden en landen.

H.

D n a PERSONALIA d n n n

!•:. W. MOES T /C-». Onverwachls overleed in den ouderdom van sleclits 48 jaar, de heer Ernst Willem Moes, direcleur van s Rijks Prenlenkabinet in liel liijksninseum, geboren le Amsterdam op 5 September 1864

Na enkele jaren le liebbcn gcsludeerd aan de Hoogeschool van Ainslerdani, werd liij in 1886 eerst bijgevocgd archival is te Rot- terdam, daarna bijgevoegd boekwaarder aan de bibliotheek der Amsterdamsclie Uni- versileil. In 1898 werd liij onderdirectenr en in li)(),'{ direcleur van s Rijks Prenleiika- l)inet benoemd.

Zijn groole werkkraclil bestccdde de heer Moes vooral aan de iiilbreiding van dit kabi- net, waarvan liij de rijke sclialten vciopeii- baarde door het inrichlcn van ilrieniaande- lijksche tenloonslellingen. Hem alleeii is he! tedaiiken.dalde belangrijklieid dezerinslel- iing in ruimeien Uiing bekend wenl.

(leheel alleeii onderiiam en voltooide liij lien onivangrijken arbcid der Iconoj/rapliia liatuva. Daarenboven scliiecl'hij eene sliidie over Frans Ilala, sa vie el sun ivuvrr en leverdc de teksteii voor een aanlal plaat- werkeii. Met Dr. Abraham Hredius was hij jareiilangredaeteur van het degelijke Uunst- hislorische maandschrill Ond-IIollanil. Hij begoii ook het deel over de Nederlandsehe kunsteiiaais van hel giodlc Kiiiisliei-I.exi-

.lAAK liOSSEELS.

kiin. Ten einde dit gedeelle van het werk, dal liij ill haiidschrift heelt achlergelalen, niet te laten verloren gaan. beslaat hel iilan deze aanleekeningen voor het Fieiitenkabi- net aan te koopeii

De licer Moes, door wiens alslerveii de Nederlandsehe wetenschap een gevoelig verlies ondergaat, was tevens heslunrslid van verschillende vereenigingen lol hel ver breiden van geschiedenis en kiiiisl, o. a. van hel Koninklijk (hidheidkundiii (icniiiilschdp, van Ainslc'lodannini, van ile xereenigiiig licnibrandl, en/,.

5\»S '5,fi $,9> ^pi ^9i -$,9^ ^9i ^tj fg,»5 ^9t i^f^

.lAAK IU)SSKi:i.S t /i.^. Op ■^ November II

overleed le Aiitwerpen de kunslschilder .laak Corneel Rosseels. Hij was 84 jaar ouil. Rosseels was een van de sympalbieksle limiien van de inleressaiile M'liildersgroep, \vell<i' men geniii'ind lieel'l c de grij/.e school •>, en \v:iarvaii hij niel Isidoor Meyers, Florent ( J aliei'ls en A .1. Ileymans een der verdiens- lelijksle verlegenwoordigci s was. \'eel Wiis hij werkzaam vooreeisl in de slieek der Dendei vallei. waai iciii;;c ji)n;^e sehildeis

PERSOSAUA - VAHIA AMHACHTS- EN MJVEHHEIDSKUXST

zicli roiid licin sciKiniilcii. Iu'lj;een hem den iininn deed verweiven v;m slielilei' del Deiiderniondsche seliool, en hiler, door loedoen van Heynians le Weeheldei zaiidi' in lie Antwerpsclie Kcnipen

Hij was een der ccislc ljaaid)rekeis van liel plein-air alliiei-, ecu der eeisleii oiii at' le bieken mel den veisleenden en onniach- ligen akadeniischen sleui-. Zijn kunsl was van een opiechle ooisproidcelijkheid, sini- pel-gezond en frisch-nalnurlijk. Zij biaclil, tezanien met die van Ciabeels en Heynians, de klaarheid van licl weelderige, kleurige, wainie iiclit der Vlaanische eindeis. In zijn doeken, leedei gevoelde inlerprelalies van een lijk landscliap. iiiel de loode daken als vurige siiilels flonkeiend In liel gioen en liet gond der lilondc akkers, ol van de Miperl)e lieurnis der paarseiie Kempen niel luiii <lofgroen sparrcnlool', waail de zaclile nie- lancolic van de centonige inaai' locli i ijkc l)eko()ilijkliei<l der vlakten met haar lage lioeven en mijmerende vennen.

Rosscels was een bij uitstek gevoelig kunstenaar, een van die wier geoefend oog in de wisselende aspeeten van het land een geduiige verbeelding zocht van eigen inner- lijke onlioerinj^. Zijn kunst maakt deel van liel beste <lat onze zoo vruclitliare scliil- derscliool sinds de laalste vijt'tig jaar lieelt voorlgebraclit. Moge tevens aan zijn niel onverdiendeii roeni van talcntvol scliilder gepaard blijven de sclioone lieiiiineiing van een iiilmunlend menscli.

.laak Rosseels was li<l van liel Akadeniiscli

korps van Aniwerpeii, eere-bcstniii'der <ler

K(»idnklijke Akademic van Dendermonde,

eere-inspecleni' van lict leckenonderwijs van

s Hijks teekenscholen, lid van den vei betc-

ringsraad van het teekenonderwijs, ollieier

der Leopoldsorde, enz.

A. I).

D D D D D D VARIA D G D D D D

-^-y De scliililer luigeen Lacrmans lieet't aan het gemeenlel)eslnui- van St. Jans Mo- lenbeek eene soiii van (ilHIl) IVank geschon- ken, met opdrachl le cenwigen dage het kroos daarvan le gebruiken tot liel uilloven van een jaarlijkschen prijs, gezcgd ■• luigeen-

Laermans-prijs », toe le kennen aan den leerling van den hoogeren cursus voor schil- derkunsl naar het leven, wiens gezamejdijkc werk gedurende het schooljaar zai worden beoordeeld alszijnde het meest merkwaar- dige; deze prijs zaI bij uitzonderiiig kunnen vcrleend worden aan een leerling van den hoogeren cursus voor teekenen, bouwkunde of boetseerkunst, in geval de werken van den hoogeren leergang vooi- schilderkunst geheel onvoldoende mochlen blijken. -t^ry Na de lenloonstelling der werken van wijlen Isidoor Verheyden in den Kunstkring te Brussel, kwam een coniite tot stand met liel doel de nagedachleiiis van dezeii hoogsl verdienstelijken kunstenaar te vereeuwigen. Hit coniile heeft iiu beslolen de ingeza- nielde gelden le besteden tot het stichten van een « Isidoor-Vei heyden-prijs » aan de Koninklijke Akademie voor sclioone kunsten le Miussel. Deze prijs zaI ieder jaar worden toegekeiul aan de beste portretschildeiing geleverd in een prijskamp waaraan zullen mogeii deelnemen de leerlingen van de liguurklas, weike Verlieyden tijdens zijn leven bestuurde.

S^»b iftfb '$^ ^9i ^9i ^fj ig,fb ^9i ^•i ^fb ^

DDGDDDa AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

DHU(:KF.RUITUOU\V/0» Xuopliel (.(.gen- blik. dal wij dil schrijven, allerwege bet voor en tegcn ten aanzien van het dooi- hel ctdlcge van li. en \V. der gemeente Amster- dam gedane \(ii>rslel lot het alstaan van de tuinruimie om liet Rijksnuiseum vooi- de sljchting van den z. g. tweeden Druckeruil- bouw, oveiwogen wordt, is hel niel onaar- dig op te merken, hoe van de zijde der voorslanders van den uitbouw geoorcieeld wordt over de archileklonische waarde van hel Rijksmuseum.

Men zegl namelijk dal de jeremiades der- genen, die zicli sterk kanlen tegen den bewusten uitbouw, overdreveii zijn, aaiige- zien het uilzichi op den voorgevel loch in liet geheel niel belemmerd zaI woi-den.

Men ziet dus het Rijksmuseum als eene hocveelheid zaien en vertrekken, met aan de voorzijde, voor de pronk, een voorgevel.

A MHA CUTS- EN MJ I EHIIEIDSK I 'NS T

Wij acliten liel iiiel ondiensliji er o|) le vvijzcii. dill (ie {iroolste schoonlicid van den opsland vmii ci'ne arcliilccloiiisclie schc|)- ping, alleriiiiiisl in /.ijnc gevels, docli voor- namelijk in de oiganisclie ontwil<kcliiig der bouwYornien nit eeii liainionieus geleeddc plallegiond, gelegen is.

I^n (lit is jiiisl zijn gioole waaiiU' als lamslwci U, dal iicl HijUsnuisenm door zijn bouwmeeslcr- op wei kciijis geniale wijze lol ccn wonder van hai'nionieuze voi nionlwiU- l<eli[ig is gemaakt.

Hel groolsle uvvaad dal de gepiojecleci de Di'uckeruilbouw /al slielilen is iiiel, dal een op zicli zelt'schoon sink muuivverk aan hel geziclil onlti'okken woidl, docli veeleei', dal, door den bescliouwer de gelegenlieid le ontiienieii hel gebonw groolendeeis leover-

zien, lu'l geziclil op diens groolsle scliooii- lieid, de prachlige alzijdsclie onlgioeiing der houwvoi men, vernieligl.

liel is wijdcrs minder goed gezien cr van le gewagen, dal ile nionii.nenlaie piachi zal vervangen worden door- piclurale sclioon- heid, zooals dooi- soinniigcn gedaan is I-amic piclurale schoonheid nioge zeer aardig zijn viior een schililer die pikanle gevalleljes zoekl ; len einde een schooii en planmalig sladskwarlier le verkrijgcn, dieni ei' len zeersle voor gezorgd le worden, dal men van |)ikanle gevalleljes versclioond blijve. liovendien zoii men lelangmoelen wachlen. voordal de Drucker-uilhouw, zoodanig in elkaar gezakl. vervallen en verweerti is, dal er van piclurale schoonheid sprake zou kiinnen zijn.

Seiit. ifli'i. JOH. (i.

IIENUHIK l.UYI KN : I'OHI Itl-.'l' VAN KUANS VAN KL'VCK.

FRANS VAN KUYCK

JOZUE DL'POX : Gedenkpenning ler eere van Frans van Kuyck.

Antwerpen is de stad der feesten, de stad der stoeten en ommegan- gen, en haar faam dagteekent niet van gisleren. Zoo menige Pompa Introitus werd in Latijnsch of Dietsch vers door gelegenheids- poiiten bezongen, en stelden de groote Peter Paulus, en naast hem zijn bevoegde leerling Theodoor van Thulden zich in hun tijd niet ijverig fe weer oni straat en plein te sieren voor feestelijke intreden? Die oud-Vlaamsche traditie ligt nog zeer aan 't hart van den op praal-en-prachtgemnlstenSinjoor. De groole regisseur die oj) onze dagen de traditie in eere hondt is Frans van Kuyck genaamd. Hij is schepen van zijn geboortestad, en heeft zichzelf in den loop van den jare 1912, Jaar van jubelen zonder wederga, overtroffen. Den 20" Octol)er 11. hebben lalrijke dankbare medeburgers hem ten stadhuize en in de feestzaal van he( Kunslverbond heerelijk ingehaald en hem bcsfoken met vers en proza, hem oveiwuifd met eerel)oog en bloemenkransen, hem verheugd mel gaven van penseel en teekenstift, mel zang en klang van Vlaamsch gelnid, en, lot bekro- ning van dil alles, werd, naar oubollige zede, een reuzen-maaltijd aangericht, waar, aan welvoorziene taaflen, Iroonden alien die in Antwerpen zich voelen de echte zonen van Scaldis, de ingezetenen dezer stede van d'oude gilde- kameren en der onvervalschle lenfe. Met vaderlandsche geestdril'l werd daar de held des dags behuldigd.

Van dil t'eesl willen vvij vooral berdenkeii een hooggespannen vaers van den poeel Halael Verluilsl, liel van coloristisch sap overgoten, flenrige conler- I'eilsel door Hem V Luyleii en de leesliede uilgesproken dooi- den oudeii vriend des helds, Max Hooses.

Onzk Kl'Nst, Dei-I XXMI. Mnaii 1»i:i

FRANS VAN KUYCK

Onze Kiinsl is gelukkig ook lets te monen bijdrageii tol die liooggekleuidc en liooggestenide liulde, en (iaarom volge iiier liet zangeiige woord van den grijzen Conservator van Plantin's Huis : iets van de weidsclie leestelijkheid van dien echt-Antwerpschen dag kiinkt er in dooi', als met klinkiank van klokken en van fijfers, van roemers en glazen, en wie dil t'eest meevieren mochl zal ernietaan denken zonder een gullen weemoed oin al die Joidaens- sche vreugde, die Rafael Verhulst terecht deed rijnien :

Gij vierders van dit feestgetij, Beurt hart eii beker lioog! Met scliooii geljaar, dal lioeft erl)ij : Jordaeiis lioudt ons in t oog!

rfiktbrrojrnuij iat£anbjatx)fr

92

KHANS VAN KUYCK : ShiilHluk nit hct pruclitwcrk « III- \Vijl< <)ii(l-Anlwcrpc-ii».

90

FEESTREDE VAN MAX ROOSES

Waarde Heev van Kiiyck,

ET /.i\\ U waarsoliijnlijk niel veiwondeien dat men mij gehist heeft hier het woord lot U te voeren. Gij wee toch dat sedert twintig jaar ik in zoo nienige omslan- digheid U tor zijde stond, U werken zag en bewonderde wat Gij deedt. Ik leerde U kennen in uw streven en u\v kunnen en nu het nur geslagen is, waarop uwe nu'deburgers U dank komen zeggen, zull Gij het niet vreemd vinden dat zij mij tot hunnen tolk kozen.

Het was bij het inrichten der wijk van Oud Antwerpen, in 1894, dat wij elkander eerst ontmoelten. Gij hebt de beugelijke maanden niet vergeten, die Gij besteeddet aan het heropbouwen van dien brok onzer oude stad ; met welke geestdrilt en onvermoeide inspanning Gij met den beer Eugene Geefs en niel uwe medeleden der Commissie der wijk van Oud Antwerpen arbeiddet aan hel verwezenlijken van wat sedert dien het ideaal zuikcr berschepping is gebleven ; boe buis voor buis, sliaat voor slraat daar oprezen, geteekend door U beiden, gebouwd door onze burgerij ; boe in die straten en op dit plein zicli een leven onlplooide, dat lang geieden geleefd werd en dat men vergeten acbtte; boe daar feesten werden gevierd en stoeten rond wandelden, die in al bunne eigenaardigbeid, met al bun banieren en blazoenen, zich vertoonden aan de opgetogen menigle; boe de bewoners der wijk fier waren deel te nemen aan die feestelijklieden en ongebikkig waren wanneer er bun geen plaats kon ingeriiinid worden in groepen of op wagens. Er was daar een i)uiten- en een binnen-burgenieesler, een Scbepenscbap en een Genieenle- raad ; niaar Gij waart de opperiieer, de Sellout, de ingever van ailes en van alien. Zoo werd een kunstdroom verwezenlijkt, ojjgevai door U, genoten door een beele slad, een beel land. Gij beweest daar voor de eerste niaal welke drijlkraclil van U nilging. Men zag loen boe Gij. in die slad van herinnering en weerspiegeling, seboonbeid en seliilderaeliligbeid als Grondwil liadl doen eerbiedigen ; men besloot er uit tiat in eene slad van steen en kalk met zooveel lionderdduizenden buruers als er daar eenbeden van duizenden

FRANS VAN KUYCK

waien, passende reglementen zoiidl welen voor le schiijven en le doen volgen en als bekroiiing uwer lieerscliappij in de wijk van Oiid Aiitwerpen

koos men C lot Scliepen der jonge stad Antwerpen.

Maar het was niet het

uiteinde uwer lasten en zor-

gen, het was eerdcr het be-

^^■- gin ervan. Gij zijt de eerste

ware Schepen van Schoone Kiinsten geweest dien onze stad gekend heeft, de eerste die zijn liooge taak ernstig opnam en al zijn kracht in- spande om ze waardig uit te voeren. Iviinstenaar Gij zeli' en overtuigd van de gegiond- heid uwer beginselen, wist Gij ook de overtuiging van anderen le eerbiedigen ; die dubbele erkenning, moeilijk om samen te doen gaan in eene stad als Antwerpen, deedt gij door eenieder aan- vaarden; Gij wist ernstig werk en vhjtige studie aan te moedigen en vrij spel te laten aan persoonlijke vinding en verbeelding.

Dieper en dieper was de gedachte doorgedrongen dat de tijden der groote, der historische kunst verloopen waren en dat men al goed van Eyck en Matsys en Rubens en Van Dyck en Leys tot zijne voorouders heeft uit te roepen, dat de stoffelijke vorm hoofdzaak is in de kunst en dat wie handig het penseel weet te hanleeren een groot schilder is. Gij beproefdet het jonge geslacht op den weg te plaatsen, dien het nicer en meer verlaten had. De trapzaal van het stadhuis liet gij beschilderen met paneeleii, elk een voorn;iam tafereel uit de Geschiedenis onzer stad voorstellende. Aan een aanl;d jonge schilders liet Gij de wanden der scholen versieren, aan de kunstenaars onderwer|)en ler uitvoering, aan de schoolkinderen stol' lol genol voor oo^ en geest en lot aankweeking van bun schoonheidszin vcrsclialTcnde.

Niet alleen de beslaande gebouwen liet gij vercdelen dooi- de knnsi, ook nieiiwe gebouwen liel gij scheppen. Jaienlang was in onze stad het gebrek gcvoeld aan een ruime zaal in hel midden der meest bezochte wijken

FRANS VAN KUYCK : Een uithangboid.

(Vignet uit het prachtwerk : < De Wijk Oud-Anlwerpen »)

92

^t^tff&$Pfr-5Bf#orniooifr$Tift5inidprrRtmiirnriidnito

I'HANS VAN KlYCK: IIl-T S 1 l-.l- KSI'Kl .

(■.i-a<iuarellpci<lc> luiili'iilekslpliiat nil lii-l iirnclilwcrli ■: l)r Wijk ()u,l -Aiilwii pen .. ( x ciklciml).

FRASS VAX KUYCK

gelegeii, wjuir de sUul luirc I'eesteii Icon viereii en li;uc tenloonstelliiigoii kon lioiulen. Het is ;uni u\v l<i;ichld;uiii> iumdriMijfii vn inv veiniifti'; veil)indeii

JUS. POSENAKH : Het Inpijtwi-vcn Wandversiering in een der Antwerpsche Stadsseholeii.

dat vvij de leestzaal op de Meir verschuldigd zijn waar wij alles le zaniL-n vinden wal wij wenschen kiinnen aan riiinite en ligging. Even lang hadden wij iiitgezien naar een weidsche groene wandelplaalsaan de stad toehoorende, totdat door uwe niedewerking het piaclitige Nachtegalenpark ons eigendom werd. Wij niogen L' ook dnnken voor het Vhiamsch Opera, een pnik gehonw van stijl, dat de rijk hegaat'de bouwineester der stad optrok en dat de talenl- rijksle on/er jonge schilders door U geroepen werden om op ti' luistercn. Het zal een volledig meesterwerk worden van onze jonge eigen school, waar het pas gel)oren Vlaamsch zangspel zal herklinken tusschen Vlaanisciie nuiren en onder Viaimsche zoideringen, jong en blij, stalig of vroolijk.

En bnilen de gebouwen, op straat en plein, hel)t gij den eeredieusl van

93

FRASS VAX KUYCK

hel scliooiu", hc'l vadeiiandscli i*c'vocl wilcii ;iiiii tc vvaUkereii. Niel zoo liatisl lieell (le jongc Iciile cie bloenieii (Iolmi l)l()e-iLMi, oT iloor iiwe zoif^cii vcisicrcii

KHANS VAN lU YCK : Zi,|<lcri Vaaiulel voor lie Ma.ilsi'liappij .< Sint J:i

(Ic (loipi'ls (IcM- vc'iistors van alle opeiibare gehouwen zich met oiithiikciide plaiilon i-n licrcn {^roeiieiide Ijooinen langs onze straten. Slad of land vit'ieii gevn kist of ill onafzicnhaar hinge leien dooikruist de jeugd onzer scliolen onze slralcn, de vroolijklieid in hel liart, (k' lienduizenden tegenhuliende die op de hooiden der siralen mel gehdi hnnne kinderen zien vooil)ijlrekken naai(U' leeslzaal, \vaai- mel woord en zaiig hnn Mehle voor Vorst en VaihThnid o|) pk'elilige wijze word! aangek'eid.

Zeker is dii alles niel gegaan zontk'r nioeiU' en (h'ze oniwenU'Mng in onze zeden heelt lijd en oveiiiiiging noodig gi'had. Gij hei)l ous den slool en (k-n slenn van nwen loisehen wil en van nw dooiziend oog geleend, nwe kribbelvaardige liand IkhII zooveei liondeid phninen op liel papier gewor-

94

I'I'.ANS VAN Kl V<.K : l)K MAAIKR. (Na:ir eene ooispmnk.-lijkc els)

P'RANS VAN KVYCK

pen. (lie, in een oogenlilik opgevat, dagen en maaiulen noodii^ luulden oni le rijpen; niaai' zij zijn ei loeh i>ekonien onidat Gij 1k'I)1 aani^edronoen en door-

/ i/'o

FRAN'S VAN KLYCK : Biirgerwaclit-typen, (IS7S).

gedreven. En ook onulat wij alien, burgers van Anlvverpen, l' stennden. Bij elke poging, die Gij deedl om onze stad een slap vooruil le lalen iloen, hel)t Gij de medewerking iiwer medel)urgers gevoeld ; dit gal U moed en ver- troiiwen en, al was de strijd sonis wat lang en hardnekkig geweest, de zege was aan liel einde en deed de moeile veigelen, die liij gekost had. ^Vij zijn hier bijeengekomen om openlijk geUiigenis te brengen van onze gehecht- lieid aan U, om U le veizekeren dal wij U volgen zullen op den weg die Anlvverpen leiden zal naar wat wij aanzien als hel einddoel eener gioote stad: eene stevige vesle, rijk en machlig op sloll'elijken grond, stialend en heerschend op verstandelijk en scheppend gebied. Wij zullen U steunen wanneer Gij aandringen zull op bet uitvoeren van hel gedenkleeken aan

95

FRANS VAN KVYCK

onzen grooten zanger, Peter Benoit en van ihil aan Jaii Van Rijswijck, onzen ongeevenaarden spreker gewijd.

I)c Kiipcl 111 lie « Wljk Oud-Antwcrpen ...

Wij licrdi'iiken licdeii meer hepaaldclijk wal wij laalsl samcn nu'l V liel)l)en veriiclit : wij liel)l)cii Conscience lici-daclil en de l)Iijde inlrede van ons K()nings|)aar gevieid. Hel leest van ('onscience is ecu volksfeesi gcvvecsl zooals misschien oiizc vooiouders er ecn aiider gekend licl)ltcn in 1<SI(), als zij de diieiionderdsle veijaring van Hnhens' alslerven iierdachlen, inaar zooals wij er in onzen levensloop geen Iweede gezien iichben. Die aigenieene

96

^

FHANS VAN KUYCK

losbarsting vnii dankhnarlicid voor clcii man die ons volk leerde lezen, die nicer dan wie ook l)ijdroeg (ol de lieiophenring van de Viamingen ; die

KUANS VAN KUYCK : nnclpischcicliiinslciOicn voor do lerlcn vnn liel Acadeniiscli Koips'van Anlwerpeii.

duizenden en duizenden biaadjes van beeltenissen aan elk venster tentoon- gesteld, die spreiiken van iof in enkeie woorden nil iiet liait gevloeid ; door niemand voorgezegd of opgegeven, niaar klinkende met den natnuriijken vollen klank des genioeds : hel was de uitdrukking van bet eigen innig gevoel. Gij bebt bijge(hagen wal knnsi voegt bij gevoel; de inricbling van den stoet, waaiin (iij aan de l)uigersgroepen gelegenbeid gaafl te bewijzen hoe zij Conscience gelezen en verstaan badden en wisten te doen oplrcden in levenden lijve wal liij me! de pen geteekend bad. In de lenloonstelling van alles wat bij scbrcel", van alles wat aan bem berinnerde, wat de vooibode zal zijn van bet Museum dal zijn beiinneiing voor ons bestendigen zal ; in

97

FRANS VAN KUYCK

de heruitgave van zijn Leeuw ran Vldandercii, die vcreeuwii^eu inoel <lc (icic geslalteii van de vleeschgeworden verlegenwoordigers der vadeilandselie lielden : daarin vonden wij iiw werk en vvij Uonden niel de (".onscienee-feesten herdenken zonder dal uvv naani al dadelijk op ieders lippeii kwani.

En l)ij die meer bepaald Antwerpsclie feeslvieiing kwani zieli de nicer algemeen Vaderlandsclie plechtigheid vocgen. de Biijde Infrede van ons Jong Vorstenpaar, die Gij met iiitzonderiijken praal wist te onigeven. Hel vooibij- ti-ekken van de Schoolkindeien oj) de Meir, de onfvangsl van den Handel op de Bears, van den Stederaad op het Stadluiis, van de Lelterknndigen in de Conscience-tentoonstclling, de Avondvvandeling door de verliclite siraien : dil alles heefl ons vorstenpaar een wijie niel ons doen leven. Wat ons iiet diepsle Irof door haar kiinslschoon was dc ontvangsl van hel vorstenpaar in de leestzaal. Wij zien nog het dozijn paren juffers geschaard op de trede te midden der zaal, cene liloeni in de hand, begeleid door kleine hanierdragers. Een eerste koppel der hloemendraagslers daall van de trede neder en begeet't zich met zijne begeleiders naar de koninklijke zelcls, daar buigen zij en leggen luinne bloemen necr voor de voelen der koningin, verwijderen zich naar beide zijden en keeren dan lerug naar hunne plaats. Een Iweede en verdere paren volgen en gaan en komen onder geruisch van zang en muziek ; een zangeressenpaar heft een feestlied aan, een begaal'de vertolkster van dichlwoorden spreekt de hulde van de menigle nit alles bracht ons een oogenblik in den waan dat wij niet meer in onze goede Vlaamsche stad, maar in het onde Athene feest aan het vieren waren.

Wij hebben die hengelijke slonden niet kunnen nocb willen laten voor- bijgaan zonder er eene duurzame herinnering van te behouden, en aan eenen gcvierden aniblgenoot hebben wij opgedragen nwe beeltenis op bet dock te Itrengen, opdat het zij de verdnurzaming van de erkenlelijkheid nwer mede- burgers jegens U. Wij spreken den wensch uit dat Gij nog lange jaren U nioogt verheugen in die geiiechlheid, dat wij nog dikwijls mogen samenwerken en het Vlaamsch Anlwerpen zich nog lang moge verheugen in het bezit van zijnen geliefden en geaeiilen Sehepen van Sehoone Kunslen.

OUD=ANT- WERPEN

mmmmm Wat ^ d e ^ st a d Antwerpen m WAS

IN M DE ^XVTM EEUW

I m DE €^ STRATEN ^ EN ^ DE S HUIZEN

EN vindt voor het eerst melding gemaakt van Ant- werpen in 650. Toen bestond er aan den oever der Schelde ' Aan de Werf » , op een lichte verhef- fing van den grond, eene Burcht, waarvan de muren gedeeltelijk nog bewaard zijn en die in tijd van oorlog een veilige schuilplaats voor de bewoners der streek en in tijd van vrede een middelpunt voor

den ontkiemenden handel aanbood. De sterkte w^erd in de negende

eeuw verbrand door de Noormannen, die haar herbouwden en

bezaten tot in het begin der tiende.

Dit oudste gedeelte der stad, zooals het staat afgebeeld aan het

einde van dit hoofdstuk, met zijnen zwaren vierkanten toren in het

PRANS VAN KUYCK : VERKLEINDE AFBEELDING EENER BLADZIJDK LIT HET PRACHTWERK : . DE WIJK OHD-ANTWERPEN ..

«L^S^

^t

W^^

I70

2^S

^^

5^^

32

^^^

i&

^s

^m

^g

^s

r^

1

S^W

M^

^^Q

^M

^^p

IM^

g^^J

1^

BIOCHAFISCHR AANTREKENINGFN :

Frans v:ui Kuyck werd fieboicii te Anlwerpen den 9 Jimi 1852. Hij wns leerling van /ijn vader-, [>ouis van Kuyck, en van zijn ooni, den beroeniden landscliapschilder Francois r.aniorinieie; hij vollooide zijne studies aan de Antweipsche Academie.

Voor t eersl slelde liij lentoon o]) de i^ricjaarlijUsche Tentooiislelling te Antwerpen, in 18~3; liij verwicrf de gouden niedaille op de Tenloonstelling te Gent, in 1880, en de Groote Reremedaille op de Wereldlentoonstelling te Antwerpen, in 1894.

Als landscliap- en fignienschilder zoclit liij zijne onderwerpen vooinaiiielijk aan de Sciieldeboorden boven Antwerpen, in de Polders, in de Antwerpsclie Kenipen. Onder zijne sehilderijen vernielden we : Hooilijd, 1879. en OonsI, 1880, (Mevr. Victor Lynen, Brussel); de Hoiithdkkers-faniilie 1888 iKon. Museum, Antwerpen); Halte in de Kenipen. en Kempische IweiJc niel hnonupuird, 1892 (de Heei- Aul)an-Moet, Rpeinay); de Hoiilhakkers, 1905 (de Heer F. Spetb, Antwerpen); Dninen le Calnipthoul, 1910 (Wereldtenloonstelling Brussel; de Heer De la Haye-Racliet, Parijs), verder tal van landscbajipen met figurcn, portretten enz.

Zeer vruchtbaar is van Kuyck als leekenaar; hij illustreerde bet Album, in 1875 door den u Olijftak » uitgegeven; de Novellen van Doewa, de Nooellen van Virginie en Rosalie Loveling, de Kermesses van Georges Rekhoud ; hij teekende lallooze diploma's, feest- adressen, disclikaarlcri, affiches; ontwierp slraatversieringen, praalwagens, costumen, vnandels, kunstvoorwerpen van allerlei aard. Hij voerde ook een aantal etsen uit.

Van Kuyck was de ziel der « Wijk Oud-Aiitwerpen » weike op de Antwerpsche Wereld- teritoonstelling van 1894 znlk reusachtig succes verwierf, en lot nog toe onovertrolTen is gel)leven. Gevels, uitliangborden, belimnieringen, meubelen, warden door hem ontworpen en geschetsl ; geen stoel, geen kleedingstuk, geen voorwerp hoe gering ook werd er gebruikt, of liij gatci- den jnisten vorni aan. drukte er deit warcn stenipel op. De herinne- rir.g aan deze vergankelijke reconstructie wei-d l)ewaard in een prachtwerk, dat hij zelf illustreerde en waaivan iiij, in samcnwerking met wijlen Paul Buschmann, de typogra- lisclie uitvoering verzorgde.

Fians van Kuyck is sedert 1889 I.eeraar bij de Kon. .\cadeniie van Schooiie Knnsten te Anlwerpen, en sedert 1902 lid van bet Academisch korps aldaar.

In 1890 werd hij Gemeenteraadslid, en in 1895 Scbepen van -Schoone Kunsten der .Slad Anlwerpen.

.\anleekeiiingen over zijii ieven en werken vindl men o. a. In Sirel's Diclionnaire des Peinlres, in de (.hroniquv des lie<uix-Arls, van 5 Aug. 1880 (L. Van Keymeulen). in De Vlddnische School 1889, biz. 97 (Ma.\ Roosesi in Oiide en Niennie Knnst, 1896 Deel II, biz 185 ivan dezelfilen scbiijver), in A'o.s- (irlisirs AniH'rsois, 1898 biz 255 (G. De Giaef) enz.

Red.

99

DE SCHOORSTEEN

AAR kail de .schoorslecn niet van rooUeii » « Waar de

schoorsleen rookt is hel goed vrijeii » « van liel'df rookt

de schooisteen iiiel », « Het is vvn waiuk-leiide sclioor-

steeiiw: spieekwoorden gevariecid door hel overhe-

kende « Eigen haard is goud waard, » enz. dergelijke

zeggeii hoe de schooisteen in onze woning een ding

van heteekenis is; een gewichlig element van ons leven.

Wat zon liet huis in onze noordelijke landen (hui ook zijn, zonder

schoorsteen : een lichaam zonder orgaan, een on))ractisch en onhruikbaar

ding.

Zou het een gewaagde stelling nioge iieeten <> de stookphials » ais het l)egin onzerwoning te noemen'.'We kiinnen ons indenken hoe de oermensch, eenmaal J)ekend met het niaken van vniir, dit op de nicest voordeelige wijze trachtte zich ten nutte te niaken, door oni het in de open hiclit aangemaakte vuur, waaro|) iiij z'n voedsel bereidde en waaraan hij zich warnide a! ras eenige bescinitting aan te brengen. Daarna bracht liij iict vuur l)iniien z'n holwoning, en hij zal gctracht hehhen de rook at' te voeren door een ot'andere opening in den bovenkant van (hit hoi. Zien we dit zell'de beeld niet nog bewaard in de plagge hut op de heide en de allereenvondigste boeienarbeiders woning? Het vuur wordt op iiet micUk'n van den vloer in de hut aangemaakl, eu slechts een eenvoiidig gat in het dak der hut dient als trekgal voor den opstijgenden rook. Dat de rook zich z6o gehoorzaaiii gedraagt oni regelreeht naar boven door dat gal naar builen te gaan, kunnen we ons wel voorstellen (hit niet l geval zal zijn. Deze primitieve slookplaalsen zuUen dan ook verre van aaiigenaani zijn, door den zich in de hut verspreidenden rook, (iaan we nu de geschiedenis van den schoorsteen iia; dan nierkeii we, dat er steeds met den aivoer van den rook geworsteld is. In een vcrder stadium van ontwik- keling zien we, oiii de vunrplaten, die nu aan een der wanden geplaatst wordt, beschultende muurljes aangehraclit en slechts tot op zekere hoogle open om daarna in een geslolen kanaa! of scliaclil over le gaaii ; en ziedaar hot type van schoorsleen onlslaan, dal nu nog op alii'iiei wijze omgewerki als de universeele vorni, eikeiid en loegepasl wordl.

UK)

A MBA CH TS- EN XIJ \ 'ERHEIDSK I XS T

Als we de gescliieiienis dor l)()iiwl<imsl luigium zieii wo die aanviiiikclijk zoo sinipt'le slookplaals door den loop dcr tijdeii lot eeii gewc-ldig sluk van decoralieve kunsl opgevoerd. Tot welk rcii s_vml)ool van huiselijkheid zieii we reeds in de niiddeleeuwen de schouw of schoorsfeen gevormd. De schouw is een overwegeiid sierend deel van de kamer gc- worden.

Een algenioen type, met kleine at'wijkingen, ken- iiierkt de niiddeleeuwselic scliouw. Hoe i)etrekkelijk eenvoiidig is deze grondvorm : een niet diepe iiis de nuiiii' ingeboinvd, met aan weerskanten, van den vloer tot op nianshoogte rank opgebouwdo zij wan- gen, wier boveneinde nog lets slerker naar voren zicii ontwikkelen en consoles vormen waarop een laty rust, die wederoni de kap of rookscliacbt draagl. De seliacht ot kap wordl nieestai naar boven lor

vc'inauwd

lot op iiel

])untwaar

SclUKIlstCfll, \\ .-.■uw.

de Zolde- (I-nigmeiU uitinn l«o.-luik

, , uitd.'schnol van M, 11111110.

""8 I'^'l inl„lMiiM.uniU-.\nUv..,p..n.)

eigenlijke rookkanaai raakl.

De nieerdere of mindere rijk- doni werd in de versiering en de kenze van iiet niateriaal gevonden. Door het oordeclknndig aanbrengen en een areliitectoniscbe verdeeling van bet lange niiuuviak, ontstond door de nieerdere of mindere voor- sprong der sclioiiw een scboone en gezellige at'wisseling van liebt en sebaduw.

Zoo als de middeleeuwsebe bonwmeester liaar wist aan te bren- gen l)raebt zij wijdiiig in be! vertrek als liel altaar in de keik. Met bijna evenveel liel'de en eerbied als dit laalsle zien we baar in de middel-

Schnorsloen, xvir ci-uw.

(Kragmcnt nil een scliildeiij van Cdiii

in dp vtTzamcling Six te Anisterdiinil.

101

AMBACHTS- ES NIJVERHEIDSKUNST

ociiwsclie woniiig aaiigebrachl on versicid, ZiJ vvcid als liel ware licl syiiilxx)! dcr liuiselijklieid en liezcllii^hcid.

\'aii liaaiging een scluxiiilicid nil die zicli slrcng en tocli lievelijk aaiislool l)ij dc Iradilioneele voimeii dei- ramcii, de kk'iii- der ijlaveien op den vloer, de nienbelen en liel luiisraad. Hoe aan- Irekkelijk, luii.seiijk en vredig, liel)l)en de primitieve schildeis, die verliekken voor ons levend gehouden, door ze o|) zoo nieesleilijke en gevoelvolle wijze op hunne sehildei'ijen at' le nialen. Hoe nioelen zij ontroerd zijn geweesl doorde schoonlieid dezer woningen, schouwen en dat huisraad, om hel zoo te seliilderen dal wij na zoovele eeuwen, nog weer niede die sciioonlieids-onlioering Ijele- ven kunnen l)ij de aanschoiiwing luinner meesterwerken. Maar ook, lioe Ijewijsl dit tevens de volinaaktheid dier aiclii- tectuur, die eenheid in de veelheid. Alles wal men niaakte was zuiver doortrokken van den tijdgeesl, van liel innig samenle- ven met de keri(, die op alles haar stem- pel dnikle en hel gelieeie leven dier lijd belieeischte. In ^\L'n aanvani^ der IB'' eeiiw, zien we heel andeie voinu-n naai- voren ircden. De lijdgeesi is veranderd. Hoewel de let'ormalie wel nimnier zoo sli rk lol iiiliiig in <le kunsl is gekonien, als dal le voren hel geval was met bet kalholieke geloot, loch hlijkl nil dc vornieidveuze dat men brak met een vormenlaal die al le vecl verbondcn was mcl dc moedcrkerk.

Hel sirenge doginaliselu' karaklcr, dal lui niiddelceuwschc vertrek kcnmerkl, maaki plaats voor een nicer weelderig karaklcr. Ook de schouw ondergaal die vormverandering. Wel blijll dc oorspronkelijkc opzet nog duidelijk waarnecmbaar, docli men vcrvangi dc scluiin naar bovcn loeloo- pendc scbaehl door ecu rcclilc. Dc zijwangcn, voorbcen ceii inel den nuuir en sleehls weinig naai voren in hel verlrck springend, wordeii weg gelaten en sleehls pilaslcis hliJM'n over ol Icii dcclc vervangen door vrijslaande (•(ilonnncn.

Dc ki'rkcliilic allriltiilcii worden vervangi'n door aan i\v llaliaansehe

Schoorlecn uit het kasteel Zuyleste Leeisuiii (Nedeiland).

AMBACHTS- EN NI.fVERHEIDSKVNST

reiuiissniice lieiimuMi-ndf onianu'iilt'ii. In plaals van oenvoudig een schoor-

sleen le zijn zondoi' nu-er, word! (\v arthik'clnnr zoo uilgewei'kt, dat men zoo

waar de arcliilecliiinvorim.'ii die men

voor het uitvveudige geljoiiwgebrnikt ool<

aan de scliouw tocpast. Men ziel aan de

16" eeuwsclie schoiiw de overslekenile

kroonlijst met walerlioUen en terugs|Min-

gende tViezen, enz. P>n schoonlieid van

andere orde treedl naar voren.

De verandering in den vorm der

schouw is eclilei" niet alleen te zoeken in

het l)reken met de golhische vormen-

spiaak, doch ook voor een deel in de

practische oplossing van het rook vraag-

stuk. Ontegenzeglijk heeft men ook bij de

(iothische schouw steeds te worstelen

gehad met den rook afvoer. Veel van het

aangenanie en gezellige van het open vnur en de hoog opgaande vlam zaldoor den rook, die ook zich min of meer door het geheel vertrek verspreidde, weg geno- men zijn, ja zelfs hindcrlijk zijn geweest. De verhoudingen worden om dat euvel te gemoed te komen, veranderd. De man- lei wordt lager gemaakt, en de schouw verhreed om daardoor zooveel mogelijk den rook door het kanaal opgezogen te krijgen. Ook het optrekkeu van het roolc- kanaal ondergaal verandering, werd dil in de middeleeuwen onmidellijk naar buiten gebracht en langs den gevel opgemetseld, in de renaissance, voert men, op grond van constructieve verbeteriug, het rookkanaal l)innen den gevelmuur naar het dak. Hierdoor moesl de schouw diaper gemaakt worden en werd de rechthoekige vorm de aangevvezene. Door deze vormen ontstond groote opper- vlakte waaraan de ornanientist dier dagen zijn kuncle kon i)()t vieren. De friezen zien we al rijker en rijker bewerkt worden. Was de middeieeuwsche schouw uitsluitend van steen vervaardigd thans zien we iioulcn ommante- iingen toegepast. Meestal marmeren pilasters ol' dito colommen dragen de schacht die met een houlen tries afgedekt, met i)reed vooruitspringende lijsten omtimmerd is. De hierbij al'gebeelde schouvven laten zien welk een

1 hiiis I,- AmsU-nlani (Keizersgracht, 224).

103

AMUACHTS- EN NIJVERHEIDSKVNSJ'

schoonheid ook in deze voi-ineiispia;ik lieifiUl is. ifi'l slicvcii luinr nicer |)i<'i:il sprceivt er collier (iiiidclijk nil.

in dc zcvcntiende eeuw zien \vi' weer iindeie vornicn ii;i;n' vorcn dringcn, dc ornn- nicnlalic wordi nicer in<<c- dceld in valvJKcn. I)e opoiiandc Jijncn woidcn liekroond door ix'cldiioiiwwcrken. Dc zij- wangcii nit dc i*otliiek komen wccr, oiidcr ;nideicii vorni, de jiilcisters en coloninicn ver- dringen. Ook deze vorm der scliouw zal wel weer ten deele door iiet rook vraagsUik ver- oorzaakl zijn. De zijwangen wordcn in lie! zelfde of nage- iioeg zelf'dc vlak van de recht opgaandc scliacht (boezem) a;nigcl)raclil en daardoor de slookplaals l)Cj)crkl lot con lage opening aan dc voorzijde. Dc slookplaat wordt vervan- gcii door ceil slookijzer d.w. z. ccn zoogenaanid vunrniandje van ijzer wordt onder de scliouw geplaatsf. Ook dit i)lcck nog nict afdoende voor dc rookphiag, siccds pi-acli.sclicr wordI deze piaag i)cslrcdcn, en liet stookgal daardoor al kicincr. Kr wordI a! nicer en nicer van dc oorspronkelijke schoon- heid del- schonw ingeboct. We zien sclioiiwen niel ijzcren denrljcs lot stand koniiii en ccn vniirmandjc op rails oT ids dergclijks. Aciitcr deze dcnrljes word! licl xunrniandjc nicI dc brandstof geplaalsl oin zoodra dc lirandslol" voidoendc is doorgclirand, dc deurtjes te o|)encn en hel vuurniandje iiaar vorcn Ic halen. Dit is wel als liet eersle verschijnsel aan Ic nierken waaruit onzc legenwoordige inshiithaard voortkwani.

'i'eneinde deze laalste geinakkelijk te knnncn aani)rcngcn wcrd dc Itoczcni alweer ccn sink lager lot den grond getrokkcii en is dc vorni gcgrond die wc ini als algcinccn, docli Icvcns karaklcrloos din'' kcnncn. Dc sclionw liccll

II. p. Hi:iU.A(iK : Si Ik

AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST

SMITS & KKI.S; Scliooisteer

opgc'lioiuien le l)esta;in, (ie sclioorstecn is lui niels mecr dan een kaiiaal waaraaii een verleiigstuk van ij/.i'r is gcnuiaki, waaioi) do haard van ijzer aansluit.

Het rookvraagstnk schijnl iiier niede opgelosi lo /ijn. Rookondo sciioor- stcenen, d. w. z. die in plaals de rook naar builen, ten deele naar hinnen dooilalen, komen niet nieer voor, tenzij er een gebrek aan is. De tradilioneeie

105

AMBACHTS- EX NIJVERHEIDSKVNST

brecde boezcni is echler eeii leiigen geworden, ten minslc als de schooisteen op de begane grond veidiepiiig is aange- bracht. Thaiis worden de kaiia- li'ii dcr verschillende verdie- piiigen zoo veel mogelijU naasi elkander tot bet dak doorge- Irokkcii en beeft dus de breede boezein op de verdiepingen eenigen zin. i

Ondanks de verwording vail deeeiiszooscboone schouw tol (iesclioorsteeiimaiilel zooals we dezeiii oiizen tijd gewoonlijk zien aaiigel)iacbt, blijft destook- plaals als gezelligheidselemenl een onmisi)aai- ding in de ka- mers. Er is tbans een streven oni,niidecentrale verwarmings- ladiatoien nieer eii meer hel systeem voor verwarming wor- den, de schooorsteeii in de ka- nier geiieel weg te laten. Prac- tiscb geredeneerd sCbijnt daar niets fegen in te brengen te zijn, daar dit verwarmings systeem slec'htseen stookplaats noodza- kc'lijk niaal<l,zou deschoorsleen in icder xcrliek een iiiderdaad gSw* jjsgtt'i ' Jl^^^^^tflltai overixxlig ding, een ding nil

||PR.J^^^K ^^I^^^^HPI^^ geworden zijn. Maar

I'cn verlrek zonder de tradi- lioneele sclioorsleen is loeb niel zoo gezellig, zoo intiem le ma- ken als een met sclioorsleen. Hel zoii (Ian ook zi'cr le belreuien zijn, als inik'i'daad de sclioorsleen en de sclioiiw gelieel nil onze V( iliekken gcl)annen zoii worden. I lei is aan de kiiiislenaars oni le slrijden vooi- liel beiioud, le meer daar er praclisclie gronden voor dit beboiid zijn aan te voeren.

JAN IISI.M.IJl.l !■ I.I.

106

AMBACHTS- EX MJVERHEIDSKUNST

De centrale verwarming is zeer zeker een praclische, voor voortdurende vol warming en is een heeilijke oplossing (e noemen, waardoor de toch

.lAC. VAN UEN BOSCH : Schoorsteen mel i

rii-MiIkachel.

meeslal leelijke vulkachels en z. g. vuliiaarden bedreigd worden, docli er is een niaar aan,.zooals er aan ieder ding hoe volniaakt ook eon scliadnwzijde is. De voor- en najaars avonden knnnen in onze noordelijke landen sonis aardig frisch zijn. Op den dag is liet dan vaak lekker liiw weer en vraagl men niel naar kunstmatige verwarming der vertrekken. en wordt dus de centrale verwarniing iiilgelalen. Is liel dan geen uitkomsl in de gelegenheid le zijn

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

's avonds bij een gezellig knappend vuurlje te kiinncii gaan zilteii. Dc sclioor- steen kunnen we dan in het vtMirek niet niissen! Gelnkkig zoggen wij, want

daardoor kan er een prachtig decoratiet' moliefin de kamer behouden blijven.

Maar dan moet er weer een ding van ware schoonheid van geniaakt, en gebro- ken worden met de eilendige verwaterde voini zoo als die nog thans in de meeste bnizen wordt toegepast. De modeine architect en kunstnijveraar kan daar z'n krachten aan geven, en de stookplaats in het vertrek weer in eere herstellen. Zeker zal dit bijdragen tol de gezelligheid van het ieven, en het hoekje bij den haard menig genotrijk oogenblik aan de men- schen verschalfen. Wei is waar wordt door het toepassen van centrale verwar- ming en tegelijk het aanwezig zijn eener sehonw in een vertrek, de schonw ten deele een louter decoratief element maar dan een even onmisbaar decoratief ele- ment als een lichtkroon, een radiator- bekleeding en dergelijke.

De hierbij gevoegde afbeeldingen ge- ven eenige schoorsteenen en schouwen op moderne wijze opgevat te zien. Bij de meeste zal men nog de traditioneele vorm gehnldigd vinden, hoogst waarschijnlijk omdat dit de universeele vorm is, even als een stoel en tafel en meer dergelijke gebruiksvoorwerpen, een onomstoo- telijken vorm hei)l)en uit de noodzakelijkheid van het gebruik geboren. Toch weet men niet wal in dc toekomst verscholen ligl, en is het de taak van den knnstcnaar naar nienwe vornien te zoeken. Wie weet onlstaal er weer een type van schoorsteen dat zich kan meten met de classieke schoonheid der middeleeiiwsche schonw, echter dan meer aan onze i)egiippen van hvgiene en pracfisch gebruik beanlwoordende.

Men Irachte dan ook niet de onde vorm weer te handhavin, want dat zon de wijzer terng draaien zijn, en even dwaas, als dat er thans nn de machiene-weerteciiniek zoo geperl'ectionneerd is, dat er om zoo te zeggen alles

WILLEM C. BROUWEK : Schoorsteen in aardewerk

108

AMBACHTS- EN XUVERHEIDSKCXSr

mede gedaan kaii wordcii, men wcer leriig j>aal lol liet nieesl primilievc haniiweven.

Xei'ii wo mot'lfu nicl teriig gann niaar al le veel is lieze weg reeds

COHN. VAN DKK SLUYS : Scliets vooi ei-ii ^^■hoo^sleen ; mahnnie Ijetimnierinn met gii.js manm-u-n platen.

betreden. Alle niogelijke slijlen worden thaiis nog weer eens herkauwd, als of er geen nienw voedsel le vinden is.

Uit onze korte besclioinving van de ontwikkeling der seliunw bleek, dal iedere tijd eigen vormen scbiep, de eene traaicr wel is waar dan de andere, doch in ieder geval eigen vormen. Slechts onze karakleiiooze, de jonge Iwintigsle eeuw wil nog maar steeds l)U.iven leien op oude roem en daardoor onde vormen nabootsen. Knnnen we niet dadelijk een zoo scboon ding maken als een middeleenwscbe scbonw was; goed dan maar wal minder IVaai beginnen. Maar in ieder geval beginnen met eigen vormen, gesleund op de

109

AMBACHTS- EN NIJVERHEWSKUNST

II. I'. DKIil.AC.E: SchoorslLiil larl lui:inlk:i.:lR-Uj,-.

Iniditic-, le .sche])peii, dil is dc eenige weg om dc schouw weer tot liet ge- weiisclite schoonlR'idsvoorwcip te ninken.

Mogelijk l)ic't'l<t er dan weer eeiis eon tijd atiii, vvaann onze vertrekken lot zulk eeii compleetheid van bij elkaar lioorendc vormen wnrdt opgevoerd dal cen iiioiiwe sclioonlu'id verrijsl dir oiis ontroerl, zoonls eeii middel- eeiiwsch verlrek de kiiiisteiiaars oiiliocrde, die iiim seiiooiie sthilderijeii nan oiis acliler Helen.

.I.\<.. VAN i>i;n ik)s('.ii.

^"^3^j^:c^

no

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CO RRESPO N D E NTEN)

QD UIT AMSTERDAM an

KNTOONSTELLlNd VAN SCHII.DHHI.IKX DOOR ANTON DIRCKX IN 1)K KUNSTZAAI. VAN DEL-

I)1-:N t. I'lXliMKKH 1912

■♦-y Bloemeiiserie, I^a Richesse des Fleurs, Bloeinen in de Duiiieii, Lentepracht, Bloe- inenhof eji Bloeiiiciipail... ziehier eeniye iifimen van schilderijen, die u iets voorloo- veren van de sclioonheid, die Anton l)ircl<x zocht... en vond. Zuike schooidieid nil de verf le haleii, 't lijkt zoo simpel en l is zoo moeilijk: lioeveel vrouweti iiebbcn de bloe- meii innig lief, en toch, hoe vvciiiige kiiniien ze zoo schilderen dat daaiuit liaar liefde blijkt, door kunst geadeld Dit isjuisl de moeilijkheid : het gevoel aesthetiscli te ver- fijnen.

Anton Dircks ziet niet de bloenien afzoii- (lerlijk, zoo, dat ze in haai- type en karaUler voor oogen staan, iiiaar, verzol op li:i;ir kleur en weelde van bloei, zoekt hij luiar ovei'dadige veellieid en l)ontlieid op in de natuur, of, waar deze nog niet overdadig genoeg is, in serres en bloemengaarden. De groote Azalea-serre der Rotterdaniscbe dier- gaarde heefl hij gezien als een ontzaggelijke 'zwerm', als een lichte 'wolk' van bloenien. Een dock van enornie afmetingen geiuigt van zijn pogen. Volmaakl geshuigd is hij wel niet, maar toch dwingt zijn arbeid eerbied af.Beter geslaagd is hij in zijn bloesc- mende landschappen, waar t lichl van zon en zoiner iets leeslclijks hccl'l. Groole lichl- werking verkrijgl liij door laliijke kant- lichten op de dikke verl'schubben. Sonis

zijn de Ijloenien als 't ware geboetseerd in de verfpate. Dat de sclioonheid overal nil de verf gekomeii is -- zooals boven gesteld werd mag niet beweerd worden, maar wel een wonder is t, dat het den schilder gelukl is met zulk ecu werkwijze een ' realistisch luniinisme', oni 'I zoo eens kras te zeggen in iederen verfklodder een bloem of een bloemlros boelseerend, niet alleen licht, maar zelfs hier en daar bloesemende liclit- schittering vol schoonheid uit de verf le halen. Dal hij zich nieer dan eens vergist of zicli met een ten naastenbij vergenoegl is te wijlen aan een nog onzuiver kleurgevoel. Dat hij eclitei' zijn smaak nieer en nicer op zijn reizen wist te onlwikkelen, toonen enkele Fransche en Italiaansche landschap- pen, waarin een zuidelijk luniinisme met een Nederlandsch lealisme, wondeilijk goed blijkl samen te gaan, verlevendigd als beide blijken te zijn door een zweempje van lomanliek.

Blauwe meren, zonnige luchlen, bloese- mende of veelkleurige landschappen, veel hiervan, al is 'I soms maar even aange- (luid, is niet noodig, om de illuzie van iets schoons le wekken. Dat deze toerist eene kunstzinnige ziel als metgezel liad,stemt ons dankbaar.

^9) '5,fj 2^»> ^9i ig,f5 a^fb a^ ag,^ ^Wt ^9i ^9>

TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN DOOR MEJ. LIZZY ANSINGH, G. VAN NIFTERIK, A BRIET EN S. GARF, BENE- VENS VAN EENIG BEELDHOUWWERK VAN TJIPKK V1SS1;R IN DEN LARENSCHEN KUNSTIlANDELg; DiiCi-MBKH 1912 /0». Met haar poppen-schilderijen heefl iMej. Lizzy Ansingh veler harten veroverd. Niet alleen

111

KUNSTBERICHTEN VIT AMSTERDAM UIT ANTWERPEN

' harten ' te weten de liarlen van grootc menschen die kiiuiercn blijveii, maar zelfs ook 'geesten', eii wal noi> het mecsl zegt : zelfs (ie moeilijksl le veroveieii geesten : die der critici. Van al haar pop- pen-comedies, want ze spelen alle lieel lypisch liaar rol, lieef't dan Het gete Geinuir hel nieest gezegevierd. Het gele Getmar lieefl Frankrijk, heefl liecl Parijs veroverd. Tout Paris dat zijii dan eenige tienlalien, maar (Icze vertegenwoordigen dan ook Parijs en meer dan Parijs, d. i. de wereid - sprak cen klein tijdje van « les poupees de Mile Ansingh ». Tocn wentelde de wereldgol! over Parijs weer duizeiuimaal licen en dni- zendmaal kwamen weer andeie namcn, andere comedies, andeie gevaren. Maar loch kreegtout Paris even een blijden sclirik de kunst verlilijdl altijd door « le Peril jaune », de groole « belie japonais (ou clii- nois?))), die de verscliillende Europeesche bebes van 't tooneel at' kijkl, zoo, dat zelfs Arsene Alexandre in de Figaro ervan spreekt. Zoo erg is de opzet eigenlijk niet. Maar wat een levenswijsheid, waar zeker een greintje humor door gemengd za! geweesl zijn, van de schilderes om juisl daar mee te Parijs le verschijncn ! Zij mocht (lit : om haar buitengewoon kleurgevoel en bijzondere scbiidersverfijning ; terwijl zij zelfs een psychologisclie kern weet te leggen in haar poppen-looneeltjes Ue Oiigeiwode GasI, de Priiwessen, de daiisende Poppeii : ze zijn zelf nicer dan wat ze schijnen. Ook als portrel-schilderes hecft zij vcrdienste. I'jikele zwakke stukken tusschcii het 21-lal tentoongestelde docn blijkcn, hoe zeer zij is vooruil gegaan in weinige jarcn !... Au revoir in Amsterdam... et :"i Paris !

(i. Van Nifterik had wijzei- gcdaan als hij zijn werk een 46-tal schilderijen niel ten toon gesteld had in de iiabijheid van hel van kleur-zuiverheid en -verlijning getui- gende werk van zijn kunslzusler. Hij heel't vaak een paarse kleur in zijn landschappen, die Mocli natuurlijk, Jiocli sesllieliscli is, lei- wijl lalrijke misteekeniiigen, met name van (le koeien, bederven sval er soms aan gevoe- ligheid en sleniming in zijn laiidscliappcn aanwezig is. In enkele sludies naai- de iiatuur, b. v. Her/'stoclilend (21), Geldcrsrh

F^andschap 126), Geldersche lieek (46), Voov- jaar (49) en Limburgsche Vallei (52), is edit iialnurgevoel, cen enkele maal zelfs natuur- poezie riccrgelegd; maar al le dikwijls ver- genoegl hij zich met wat valsch pathos en gcefl hij toe aan een neiging voor een bij- zondere kleur, waar geen aesthelisch gevoel in necrgelegd kanzijn. Rn dan de teckening!

Zelfs in een impressionnistisch schilderij is de teekening een deugd, die in 't ver- borgene weldoet.

Wat de teekenaar in den schilder vermag toonen A. Briet en S. Garf. Zelfs opdringerig is de lijne teekening bij den eerste; zij dringt bijkans den schilder oj) zij en de stemming meleen Dal fijnheid geen kleinlieid behoeft le zijn en met psychologische verfijning kan samengaan, heeft Gerard Don getoond en toonde ook Bakker Korff. Een Israels of Neu- liuys in 'I klein is nooit een groot schilder. Dat deze kleinlieid nochlans tot een zeker nieeslerschap kan voeren zien wij in A. Briet.

Als Garf in grooler lijn ook naar een nieeslerschap streeft, laat hij dan, door

l uilerlijk been, psychisch inzicht toonen. Zooals Tjipke Vissei- (lit toont door bout, IjroMs en faience been. Zoo'n gekleurde omslagdoek in laience z. g., wat openbaart hel een Zorgvolle Ouwe dag (83) ! Of zou de bonding van t vrouwtje de diepere symbo- liek barer ziel meer onthullen, dan die typische dock, die haar sclianiele ledeii voor ons onihuUen? Zoo schijnt de schoon- heid weer naar buiten, als zij maar eerst binnen verscliencn is.

.1. I). B.

a^f^ <^,Pi '^9t '^9i ^p^ ^9i %9i, ^9i ^P> '!^*®,* OD UIT ANTWERPEN DD

lNSlVi;Hli()Nl) ;*; Tl-;- BUCHLIKKI.NDE TEN- lOONSTIlLMNG VAN

s(;iiktsi-:n' I':n kleine

\VI;BKI;N /l.^ Dat er

ids verandcrdc in hel Aiilw (1 psclic Kuiisl vcrbond, dal er nienw Icvcii k\v:ini in dil eens zoo kwijnende orga- nisnic, (III riiDclilen wij reeds vioeger met vrcngde vaslstcllcn. Dat die wedergeboorte steeds schooiiei- iiitbloeil en ons bet besle

KUNSTBERICHTES UlT ANTWERP EN

voor (ie loekomsl laat vcrhopen, daarvaii was ileze tenloonslclliiij^, ecu der lucr- lijkslc ooit le Antwcipeii gelioudeii, liel scliillercixlsle bewijs. Leeirijk was zij le- veiis, (loordien zij weikcii loonde, wi-lUc men met gioole moeilc vcrzaiiield liad iiit parliculiere collcclies, oiigeiiaakbaar door- gaaiis voor liet publit'k. Onvernioede scliat- teii werdeii aldus in lid voile iicht f^cbraclit on verj^aard tot ecu scliilterend eiiseinhle. Ken afschijn weid hier gegeven van de groollicid onzer Helgische scliilderschool, en mochlen zij die daaraan tot nu toe ge- twijfeld hebbeii, hier de vasle overtuigiiig liebben opgedaaii liat de Vlaanisclie schil- ders van het midden en bet laalste der vorige eeuw, eens zullen mogen gcrekend worden lusscben de grootste van alle landen in deze nioderne tijden.

Hier was dan in de eersle plaals vcrza- nield van Hendrik de Braekeleer, den steeds nog al te weiiiig geapprecieerden nieester, een reeks uitniuntende kleine werkjes, fon- kelende juweeltjes van kleur en Iicht, won- deren van techniek, kleine poema's van gevoel en realisme, als de Dikke Mee en Wille Bloemen iiit de verzanieling van der Kelen, te Leuven, ecn rijk stilleven Bloemen en Vruchten, en de vlammende schels van het Wdterhnis le Anlwerpen, dit brutaal ge- durfde sluk, insgelijks in bezit van den heer senator L. van der Kelen ;

van Henri Leys twee kleine, maar zeer representalieve scliildcrijen De Lezev (verz. F. Speth, Antwerpen) en Lnlher (verz. G. Caroly, Antwerpen ;

van Willeni Linnig Jr. die groote glorieuze scliets Na hel Feest (verz. F Speth, Antwer- pen), en De Krabhe (id.l een schilderij schit- terend als het inooiste der Oud-Hollandsche stillevens ;

van Constantin Meunier drie geschilderde schetsen Ilel Mijnpaard, Hel zwarle land en De Uilzoekslers, bet eerste vooral van eene zeldzame suggestieve kracht ;

van Louis Arlan vier zeer mooic zeestuk- ken, waaronder vooral uitblonk door zijn breedheid en |)akkende draniatiek dit nit de groote concerlzaal van het Kunslverbond ;

van Alfred de KnyfT, vviens belrekkelijk wcinig gekend werk eerlang door de zorgen

van Kunsl van lleden zal worden verza- meld, twee zeer delicate paneeltjes, ecn IVaai Zcczichl cm een slcniniig Auondlund- xchiip :

van Alfred Slcvens, bencvciis dc /.eel mooic kostbaic doekjcs Vrotnv in 7 n)it en Viuuw in 'I hlinno (beidcu in bezil van den heer Tliys, te Brussel), ecn bccrlijk slukje Yrouw mel voodcn mantel, een kleinood van verbluflcnde virluozileit, opscbillercnd in zijn sobcie groolbeid van zwart en lood ;

van Piet Verliaert een lieele reeks van die kleine werkjes uit zijn bloeilijd, won^ derniooi meeslal, als (lit Zichl van Anlwer- pen, (lit Zichl uan Hei/sl, dit Doode Kind, die liullebaan, alien stukjes van ongenieene waardc, die aantoonen hoe de Anlwerpsche school in Piet Verhaerl een meesler bezat, die, ofschoon hij in de laatste periode zijns levens zich niet op dezelfde hoogle wist le houden, toch geduiende lange vruchtbare jaren werk heeft geleverd dat men met zekerlieid rangschikken mag tusschen het allerbeste.

Verder bevatte deze tentoonstelling schet- sen en kleine werken van Theodoor Ver- straete, Joseph Stevens, Alfred Verwec, Is. Verheyden, Willem Vogels, Pericles Panta- zis, Karel Verlat, Guslaaf van Aise, Henri Schaefels, Felicien Hops, \V. Linnig Sr., Corn, van Leemputten, Eg. Leemans, Jan Verhas, Evert Larock, Fr. Lamoriniere, Jacob Jacobs, L. Istas, J. Impens. Ch. de Gronx, J. de Greef, L. Dubois, Fl. Crabeels, G. Colsonlle, Ed. Agneessens, Hipp. Bou- lenger en Albrecbl de Vriendt.

Deze tentoonstelling was een Iriomf! Zij was tevcns een koslbare les en een heflig protest !

Een triomf was zij dooidien zij de schit- terende tradilie onzer glorieuze nioderne Vlaamsche schildersgeneraties op een sjmi- thetische wijze voorsteldc. Een gulden les was ze in dien zin dat ze wellicht heeft bij- gedragenom velen dier verdwaalden, terug te voeren naar die traditie die zij nooit hadden hoeven te verlaten. Maar ze was ook een protest ! En als zoodanig kwam ze to goeder ure ! Het oogcnblik is nakend waarop ook ten onzent wellicht de ziekte der raardoenerij woeden zal. En nn reeds

113

KUNSTBERICHTEN UIT ANTWERPEN

moes'.en wij tot oiize ergernis lierhaaldelijk hooreii beweieii, dal liet uit was met «la belle peiiiluren, dat men iels aiuiers giiig zoeki-n in de seliildcrkunst, en dal aiidere wetten die kunsl voorlaan {jingen regeeren ! Die dwaling Ijaartie zooals naluurlijk' de zottigheden waataan een vverehl van zieke snobs zlcli in deze momenlen aan 't vergapen is, tot grool jolijt of ook wel tot groot medelijden van degenen die wel beter weten, en die oog en geest zuiver wisten te bewaren. Tegen die ijdele maar lieiligscben- dende poging om liel werkelijke zijn der schildeikunst tol een dvvaas spel van bur- leske rebussen te doen onlaarden, was deze tenloonslelliiig van waaraclilige , diepe, eerbiedig gevoelde kunstwcrken een kracht- dadig protest. Moclit liaar diiedubbelen in- vloed als zoodaiiig goede vruchlen dragen !

EUGIiEN VAN MIEGHHM een stille in den lande is een van die zeldzame jonge kunslenaars die bet jirodnct van bun staag doorgevoerdeii aibeid opslapelen, nieer oni eigen geiioegen dan om andermans, en die, weerbouden door een zeker gevoel van scliaanite, moeilijk tc bcwegen zijn hun weik onder de zoo dikwijls biulaal- oneer- biedige blikUen van bet publiek le brengen. Deze gekgenlieid, dat bet Kunstveibond er al in gelukt was dezen zeer begaafden lee- kenaar en scbilder te overtuigen dal bet oogenbliU gekomen was lot bet bouden van ecne Gesanitausslelliing van zijn werk, was dan ook wegcns bare zcldzaanibeid zeer apprccialul

Van Miegbem is een bizonder lenipera- menl. Zijn zeer sclieij) opmeikingsvernio- gen, zijn zeer superieure kijk op de men- sfben en dedingeji van liet leven rond hem, zijn liem de middelen lot bet scbeppen van een ooispionkelijke kunsl, die wel bare ariiniUfileJi zal bebben, maar die niellemin zeer van bem blijll en ons bekoorl vcelal door baai- bizondeien kleurcnzin, baaizeer acule verniogeii lot bet weergevcn der on- iniddellijkc, soins sebiijiiend- wreede wer- kelijkbejd.

De liuvcn en jiaai- bcdi ijl liebbcn uuk hem door bun ranlasliselio gewcldigbeid geliol-

fen ; bij is daarbij een van de zeldzamcn die cr de groolscbbeid van zagen en ze in bun werk synlheliseeiclen, niet |)eiilerig nocb piellutlig, maar breed en nionumen- laal, bijna schrikwekkend. Zijn figuren van kaailossers, zakkennaaislers , schippers , nieiden, groeiden tot symbolen tegen den cbaoliscben acblergrond van maslen, kra- nen, louwen en plomjie gevaarlen van stoo- niers, zeilboolen en bavcngebouwen. In deze zijde van zijn kunsl is bij bel gioolsl, hetgeen niets afdoet van de wezenlijke waarde van zijn andere vizie, nl. die der nachlkroegen van verdaclit allooi, en der kleurUlalerende bars, die gansciie wufte wereld van a la basse iwce ^^ met baar bys- teriscben gillacb en bare moedelooze zelf- veracliling.

Ecu zeer afzonderlijke plaals neeint liet werk van van Miegbem in Hij heeft zich door deze eersle tenloonslelling bepaald veropcnbaard als een onzer inleressantste kunslenaars, van wiens veelzijdig en zeer persoonlijk temperament wij gerechligd zijn nog beel veel te verwacbten.

^9i ^9^. cg,•^ S* ^^ ^'P^ cS,* iS.*^ S-* '^•s ^*>

KUNSTVERBOND g; KERSTMISTENTOON- STI'^LLING yO^ Men kan aan een vereeni- ging als bet Kunstverbond, waar ieder lid dezcll'de recbten beefl, welke door de in- ricbleis der colleclieve lenloonstellingen om uileenloopende redenen nioelen geeer- bicdigd worden, niet dezelfde eisclien stellen als ann andere kunstoiganismen. Hier ini- niers zijn door den noodzakelijken drang der omslandigbeden verscbillcnde kunsloi)- vatlingen vertegenwoordigd, en bier kan dus, zooals (lit elders op beboedzanie eu kunst/.iniiige wijze gebcurt. en i\;\n ook vooi hcfl'elijke uilslagen opieverl, van geen seleclie spraUe zijn. Men make ei' dus den iniicblers van de/.c lenlooiislclling geen vcrwiji van dal zij lioe noode nocblnns ! enUele middelmalige en zelfs definilief slecble weiken Ic midden van bel vele goede een plaals moeslen verleencn. Ilel best ware U'ji slolle deze lenloonslellingen gewoon af Ic schaHcii cii le Iracblen <len kunslenaars- kilcn van lul Verbond alien vogels van zeer diverse pluiniage ! op andere manier

KUNSTBERICHTEN - VIT ASTWERPEN - UIT BRIJSSEL

voldoeiiing le verschalTen. Hel comile dal /.eer kunslzinnige menschen bevat, viiidt beslisl zooii middel dal iedereen bevredigen nioet, en dat ons vobr dc toeUomsl behoedeii zal voor die kuiislbazars in het Ulein, waar bet goede werk de vernederende en scba- delijke proniiscuileit van talenllooze niis- baksels dulden nioel.

Als uilmunlende zeiulingen bier zijn dan le nocnien. die van Jacob Smils, De Slid, als altijd een werk waarin men de zekere band van den meesler voelt ; van Viclor Hageman Rassisch Meisje, een van die bizondere, diep- psycbologiscbe grepen, van kleur leer en harmonisch, zacbt-grijs en rose; van Karel Mertens, Mosselbooten, onberispebjk gelee- kend en groolscb van opzet ; van Waller Vaes, een bloeinensluk Anenwneiu sierlijk, rijk en tocb sober geslolTeerd slilleven van bloenien en porcelein; van Richard Bascleer zijn reeds vroeger geziene en bier bespro- kene Laag Water (De Panne); van Albert Crabay een knap gebouwde sludie Oiide Schuit, met een zcerbizonderen acblergrond van zon spelend op een zandigeii, fonke- lenden horizont; van Victor Tbonet een Heide, sober en breed gelijnd; van Frans Hens een zijner mooisle doeken Op de Schelde, knap, diep levens en ruim van atmosfeer, in een harmonisch lonende kleu- lenganima.

Bchalve nog andere verdienslelijke inzen- dingen ais die van Frans van Leempullen, A. L. Rosier, Jan de Graef, A. Lynen, John Micbaux, Eug van Mieghem, Edni. van Offel, vvou ik in l bizonder vermelden bet werk van eenigc nieuwelingen in de salons van bet Kunstvcrboiid, nl. van Floris Jes- pers, Vtaamsche Kantwerksters, een scbil- derij waardoor deze jonge kunslenaar zeer de belaiigslellende aandacbt gelrokken beel't en waaivan de voortrelTelijke qualileiten ons een schilder van meer dan gewonen aanleg beloven ; verder van den Pool Leon Rosenblura, die een in dc kunsttraditie van zijn land hooggehonden sink inzond Dooi in Rnsland, en van Herman Verbrugge ccn poolig gescbilderd slilleven Knorlmnen, dal verlangend doel uilzicn naar meer werk van dezen blijkbaar uilnemcnd aangclegden artist.

Ook als becldbouwwerk w:is vecl nicnws eii veel goeds le noemen : ecu busle Mijn Moeder van Frans Claessens aardige kleine kippen, ganzen en eenden van Georges Col- lard, en een bizonder geslaagd Kinder- hoofdje van Oscar Jespers.

FRANS VAN LEEMPUTTEN verzamelde, cveneens in hel Kunslverbond, onder den lilel « Hoe ik een schilderij voorbereid », een groot aanlal karlons, studies, leeke- ningen, enz. Inleressanl in hoogc male was deze tenloonstelling, doordien zij ons le zien gaf de wijze waarop enkele der voor- naamsle doeken van dezen sympalbiekeii schilder lot stand kwamcii, doorhccn de gaiische reeks van studies, boutskoolleeke- ningen, krabbels, schelsen en (iocumenten. tot de eindelijke samenslelling van bet defi- nilieve karlon. Wc Icerden er de zorgzanie werkwijze kennen van een gewelensvol en eerlijk bclracbtend kunslenaar.

Frans van Leempullen is een van die schilders der oudere generalie, wier werk, nietlcgenslaande de lijden andere inzichlen indekunst brachlen, loch zeer bleef beko- ren. Te midden zijner lijdgenoolen is hij een van die zeer zeldzamen wier vizie frisch bleef, en wier werk niet verzonk onder die dutTe wade van verslarring en versleening. waaronder zoovcel scbildcrwerk van zijn lijd verkwijnde en vroeglijdig de vergelel- beid in ging. Het werk van van Leempullen zal door zijn eerlijkheid en zijn frischheid blijven als een representalievc uiling van de knnsl der schildersplcjado die de laalsle onniiddcUiik voorafging.

AUY DlvLEN.

DDon UIT BRUSSEL dddd

'•: KUNSTKRING LUNION scbillerde niet door oor- spronkelijkheid en zijn jongsle tenloonstelling

convciiliinieil.VaM Louis d. C.andjier, wartn cr echlcr een paar mooie Sliltcvcns en ecu

115

KUNSTBERICHTEN - UIT BRUSSEL

Lenlemorgen, die giool waren gezien en uitgevoerd. Flasschoen had er vlot geschil- derde kleine slukjes, in het genre der H(.l- landschc Kleinmeeslers (Op iiw ijezondheid); Jacques oefciil zicli in liet scliildersoorl, dat door Melsen is beiocmd geworden, met minder Icarilialurale neigingcn evenwel, met meer landelijlc gevoel en minder als ecn stedeling, die zijn dorpersmodellen van nit de lioogtc Ijeziet! - Jamar legt liet sappigc der gouaciie in zijn Hollandsclie Binnenluiis- jes; Lanloine past de impressionnislischc precedes op zijn Corsiiiaansclie landscliap- pen loe. Leduc l)lijn ec-liter grijs en Uoiul in zijn Morgeit in de Ardcnnen en zijn Huit- gerloyies. Van Ronner was er een tamelijk goed ding : de FasaiU.

Onder al deze, min olinecr aanhcvelens- waardige kunstenaars, ondcrsclieidt Lem- mers als gel)oren kolorist, zich met zijn Stakelsel. Merckaert, een ander zeer ver- dienstelijk schilder, was mooi in zijn Deiuer in den Morgcn, in al zijn stralenden glans toch eenvondig gezien en eerlijk weergege- ven. Van Verlnirgh herinner ik nie een uit- stekende liermiswagen.

Onder de bceldhouwers niecn ik Herbays, krachligals immer, maar met een overdreven forschheid, niet in overcenslemming met de ondcrwerpen, die hij traclit te behandelcn. Zijn naakte vrouw leek volslrekt niet op een Sfinks! Crick was er met ecn uilslekend l)rons : De Bedelaars en Tnerlinckx met een goed liouten becld : De Man nil het \'oli<.

5«^ ^"^ ^ti "4^ "*% ^"S ««'9:- '•'S '•'S "ii^ ««'S

KUNSTKIUNC. <■ \M SII.LON » >c^ Het jongste IcnIoDMslellinkje van dezcn kring,

was hot negenliende vaiiaf de o|)ricliting. Van de kunstenaars die liet hebben lielpen stichten en aan wie het zijn repulalie dankt, zijn er echter maar vveinige trouw geblevcn, en van de hoofdmannen zijn er niet meer over dan Swyncop en Haslicn ! Doch deze mulalie konil leu slollc ten goede aan de grucp, die er door vciiiieuvvd wordi en vcrlcvendigd.

Hond Haslion, allijd Urachlig gebleven, allijd lyrisch en exnberani, die met een niooie ViJL'er en een Ndiikt was vertegen- woordigd, scharen zich thans ettelijke jon- geren, waaronder vele gocie krachlen, met aanleg, zooal niet met talent. Noemen we allereerst Cockx, een kolorist, die wellichl te veel Iracht het te vvezen! Jean Colin was er met mooie, warmc, Italiaansche inipres- sies en goede Naaklen, vrijelijk uitgevoerd, Anicdee de Greef had er goeie landschappen en een Malernile, mooi, maar wellichl wal grijs van toon. Van Haustrate, een volgeling van Snieers, bewonderde ik vooral in zijn Goi'iler en Park onder de Sneeniu. Lefebvre gaf een impressie van Versailles. Navez voegde met zijn Pierroleries niets loe aan het genre, reeds door zooveel schilders be- oefend. Tordeur, die lets van de kracht van Courlens heeft, was er met een belang- rijk Landschap nit de Voorstad. Verder noem ik dan nog Het oude Ilofje te Rrnssel, van van den Brnggbe, de etsen van Ramah voor Verhaerens gedichten, Sclietsen van arnie drommels van Constant van Offel en Gevallen Paard van den beeldhouwer Kenimerich.

G. E.

IKi

W^S^Wi^[^¥ {[TS^

^^j^^

1^2

^

r^^

S

^^

S'j^^^^jff

m

m

REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

NDER do velc scliilderijeii waarniede Uomljiaiidl's ceuvre ill de laatste jareii vcnijkt is, schijnt mij liel Mans- porlret in de verzanieiing L. Koppel te Berlijn, vciie- weg het belangrijkste, ook al omdal liel dateerl uit 's meosters schoonslen lijd : uit de trolsclie jaicn die er verliepen tiissclien scheppingen als de Staalnieesters en de Familie in Brunswijk. Bode lieeft in het Jahibuch dcr kgl. preusxischeu Kuiislsammliingen (1908 l)lz. 179) en in de Zeilschrifl fi'ir bildcnde KiinsI (oct. 1909) dit poitiet hesciire- ven en de geschiedenis ervan verteld. Onldekt door Mr. Humphry Ward in Louden, werd het doek in Berlijn door prof. Hauser gereinigd. Hel geiaat, mooier gemaakt door een vroegeren bezitter, bleek flink oversciiilderd. De oorspronkelijke trekken, breed en kraclilig uitgevoerd, kwanien ongerept weer aan den liag : en daar kreeg men tc aanschouwen bet algrijseUjkste facie dat de kunstgeschiedenis kent.

Dank zij de welwillendbeid van den eigenaar, vond ik gelegeniieid het schilderstuk in zeer scherp licht langdurig te bestudeeren. In een tweelal bizonderheden wijken niijn opmerkingen van de bescbrijviug van Dr. Bode af. Ten eerste las ik i\en datum, na een nauwkeurig ouderzoek, 1665 en niet 1663. Dr. Bode schreef : « Nach der niclit ganz deutliclien Bezeiclmung anscheinend aus dem Jahre 1663 «. leder vveet hoe liclit l)ij licl lezen van xviv eeuwsch schrift de 3 en de 5 verwisseld worden.

In de tweede plaats zag ik iels anders in de zeer vaag behandelde achter- grond, welke dit schilderij met het Joodsche Bruidje en de Familie in Bruns- wijk gemeen hceft. De armstoel van den geconterfeite staat, naar iut mij voorkwam, vlak naast een vensler, half gesloten door een draperie en uil- zicht gevend op een verre zuilengaanderij : alles hoogst summier aangeduid. Waar ik zuilen onderscheidde vermeldl de bescbrijviug van Dr. Bode een reeks boekbandeu (ein Biicherbord). Een dergelijk aangebrachte veusler- opening komt ook reed.s voor op bet Manspoiiret bij den Earl of Fevershani.

Onze KiNsT. Deel XXIU. April WVi

117

REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

Schijnt de achtergrond met het nevelachtig perspectief als in droom aan- schouwd, de afgebeelde zelf is van een des te concreeter vvcrkelijklieid. Evenals andere personen uit Rembrandt's laaisten tijd blikt hij. van cen verhevenheid, op den toeschouwer neer. Met de Slaalnwrslers deell daardoor ook bij in een statigheid aan boog gezetelde leclilcrs eigcn. Men l)enadeit bem als van onder op, men treedt voor hem met ontzag.

Maarjnist in dit geval is, op de eerste aanblik, deze indruk, dat ceibied- wekkende, onbegrijpelijk. Wei is de bonding, men zou zcggen bestudeerd voornaam, met de rechter die losjes schuil gaat in bet brokaten wambnis, met de linker die achteloos een papier gevat heeft ; wel zijn de klenren, roomwit van linncn en llnweel-zwart van mantel en boed, met eenig matgoud bier en daar, van de rijkste ingetogenheid. Maar dat is alles immers verloren pose tegenover het wcerzinwekkendste, bet meest bideuze bakkes, dat ooit geschilderd werd.

Dit schrikwekkend gelaat doet ieder van beimelijke apprebensie hui- veren. Want dnidelijk bleek, onmiddelijk na de reiniging, wat er eigenlijk weggewerkt was : de onmiskenbare stigmata van bet fataalsle euvel. Aan enkele geleerden is toen een hard woord ontvallen : men karakteriseerde de ziekte als «selbstverscbuldet )^

Een groote, in gevangenscbap wegkwijnende menschaap, zoo bescbreef Bode treffend het gebeele uiterlijk van dezen man.

Een monsterlijk nitgedijd hoofd, een tenger lichaam, een scbrale hand, die spinachtig naar voren komt. Verschrompeld en wasachtig de egaal ver- geelde huid. lets als een mond wordt nauwelijks gevormd door gezwollen lippen en tusschen de oogbolten laat een weggevreten nens een weee spacie vrij.

Dit verwoestc aanscbijn ligt, ironische glorie, als gekoesterd in donker- blonde lokken, vol i'onkelend gouden boogsels naast diepten waarin rood-brnine rellexen. Wat eebter al bet overige vergeton doet, dat zijn de oogen. Bescbouw dit conterl'eilsel maar eens en ge weet ook : het is alleen geschilderd om de I'ascinatie der oogen. Hnn Inister is volmaakt inlacl. Uonker staal-blauwe oogen, onnaliuirlijk groot, van een vvonderbaaiiijke nuance, vieemd gerele- veerd door de llelse pate van bet kraiike vleescb ; meercn van weemocd die in een gaan vioeien : Iransparante holen, waarin het benarde leven der aangetaste tronie ccn iiiterste toevhiciit vond. \i\\ lerwiji ze ons opnemen met de klagende uitdinkking van een ziek dier, leveren die oogen ons levens over gebecl bet inneilijk wezen, de zeer persoonlijkc geaardbeid van bet individu.

Ziel ge hem (biai- zilten, licht in een gedoken, nicl de melancobeke distinclie soms aan zijn Uwaalgeiioolen cigen, Aau pakt n, vanzeirsprekend,

118

liKMBiiANDi VAN 1(1 1.\ , I'oiinti-.'i' VAN i.i;iiAiii) i)i-: i.Aiiii.ssi': (iiUi:.).

(V«l-Z!.m,'lir,Kl.. Knpi.cl. lUTlijll).

REMBRANDTS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

deernis met zijn ellende. Onderga echler een tijd lang die fel opmeikziime, scherp critiseerende hlik, dan wordt liet vveldra opcnbaar dat ge, in stee van een gevoelige, een uitsluitend susceplibele voor u hebt. Ge ontdekt dat in zijn hart de jalonsie zicli zeer op iiaar qni-vive hondt, dat nil zijn ooghoeken bet wanliouwen loeil en dat een I'orniidabele ingebeeldheid zijn binnenste verviilt.

Deeiniswekkend, zeker. Maar met zijn gretigen mond, zijn perfide over- leggingen, is iiij haleiijk tevens. In de aapacbtige gestalte buist de ziel van een aterling.

Het Irof mij dat er in 1665 in Amsterdam een wezen rondliep met een dergeHjk uiterlijk en een dergelijke inborst. lemand met betzelfde donker- blonde haar en de zelfde nuance van staal-biauwe oogen. Hem bescbuldigden de tijdgenooten van dezelfde kwaal, die ook het nageslachl in ons portret onldekte. « Selbstversehuldet », zoo luidde ook bun oordeel. Emanuel de Wittc, cynicus die hij was, niaakte, op een vrooHjken avond, den ongelukkige tot mikpunt van een onbehouwen grap. (')

Ik bedoel Gevavd de Laircsse.

Nu zal de gedaeiite, dat Rembrandt Lairesse geschilderd zou kunnen hebben, ieder doen lerugdeinzen. In de kunstgeschiedenis speelt immers Lairesse de rol van den absoluten tegenstander van Rembrandt's kunstwijze. Een schot schijnt er voor altijd tusschen die beiden opgericht.

Maar luistert eens. Door wie werd Lairesse in 1665 « ontdekt », naar Amsterdam gebracbt en als een nieuw licht aangepreekt '? Door Gerrit Uylen- burgh, scbilder en kunsthandelaar. den zoon van den l)ekenden Hendrik Uylenburgh die, verwant van Saskia, geen geringe plaats in Rembrandt's leven inneemt. Dat Gerrit Uylenburgh met Rembrandt in relatie stond, spreekt van zelf. Nog in 1673 had hij werk van Rembrandt in voorraad.

En dan : een tegenstander van Rembrandts kunstwijze is Lairesse ook niet altijd geweest. In zijn Groot Schilderboek verontschuldigt hij zich dat hij vroeger Rembrandt bewonderd heeit (^). « Ik wil niet onlkennen », zegt hij, a dat Ik voor dezen een bijzondere neiginge tot zijne manier gehad heb ».

Wat zien we dus? Lairesse duikt in 1665 in Amsterdam op in Rem-

(') Houbraken, I 284.

{^) De plaatseii waar I^airesse in zijn lioek liembraiult bij name iiociiil, viiuil men te

. samen in liel Oorkomicn-boek van Dr. C. Hofslede lie Groot. Door eene vergissinj; zijn zij

op het jaar 1714 gesteld, toen Lairesse reeds drie jaar ovcrleden was. De eerste edilie van

het Scliilderboek verschcen in 1707. Volgens Lairesse zelf dateeren sonimige opstellen van

voor 1690.

119

REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE lAlRESSE

brandt's onmiddellijke onigeving. Hij zelf Ijikenl d;it hij een « l)izon(lere neirtiiig tot Rembrandt's maiiier » gehad heeft. Dit alles sluil allerniinst nil.

GERARD DE LAIUESSE.

Naar de gravure van Van Gunst.

mag men zeggen, bij een verblijf in dezelfde stud, in betzeli'de milien, een persoonlijke aanraking dier twee ongelijksoortige groolheden.

Vergeleken met de hier gereprodnceerde portretten, kan er, wat de identiteit betieft, geen twijfel overblijven. Ware dit niet Lairesse's afbeeldsel, dan moet hij in 1665 in Amsterdam een dubbelganger gehad hebben, met denzelfden zadelneiis, dezelfde nuance van staalblamve oogen, met denzelfden donkerblonden haardos, dezelfde ziekte-verschijnselen en die, omdat zij door Heml)randt geschilderd werd, ook eveneens in Rembrandt's onigeving evoluecrde (*).

Toch biedt een vergelijking dcr wezenstiekken in dit geval wel enkele

(') In Schleissheim hevindt zich eeii zelfporlrel van Laiiessc. Dcii diiectcur van dc Vcrzameling aldaar, Dr. Aug. L. Meyer, ben ik zecr verpliclil vooi- dc niiuwkcuri{<e op^ave dcr nuances van oogen en haar. Hij sclireef : « Das Scll)sll)ildnis (1. de Laircssc Kat n<>10.")l, diirfle unstreitbar cin Original sein, schon wcgcn dcr Sicherlieit dcs Vorlrags. Augcn grau-blau, Slcrnc sclir dunkclblau. Ilaaie dunkclbloiul ins braunc itbergehend ».

120

REMBRANOrs PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE be/.waren. Daar /ij uit later lijd ch.teeien stellen de hier bijgevoegde repio- duclics del. man ids oudor v.x.r, met zwaardere gc/Jchtsvormen. Maar erger

(lEIiAHD Dli. LAIRESSE. Zwaitekuiislprent naar een zelfportret.

is het, dat ze onder Lairesse's invloed, ol ooispronkciijk door hem zelf ver- vaard'igd en derhalve zooveel mogelijk gellatleerd zijn, volgens vastslaande theorieen. Men leze maar eens in zijn Grool Schilderborl.; het kapittel Van de Gebreken drs Aaiuiczichls en der andere Lcdenmnten, waar hij onder de Natuurlijkc ijvbn-kvn rangschikt : een scheeve tronie, scheele oogen en een scheeve mond of neus. « Laal ons nu eens overwegLMi hoe veele dwalingen en

121

REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE I.AIRESSE

misgreepen veele scliilders l)egaaii, waaivan sonimi^e zicli im>iT lalcii gelegcn leggen om zoo vccl in liun vermogen is, de i<wiilcii imi gfl)rekfii van vvn tronie, zoncJcr ondeischeid, op het nanwkcniigsl aan It- wijzL'ii, cvenals ccn blind cog, sclieelheid, diergelijke... »

\Yat meet er vveinig van zijn overgt'ljicvcn als dir man zicii zclt' sciiil- derde... en wat inoet hij Rembiandl's ()nvcii)iddelijk conlcifeitsel liel)hc'n gehaat! En hoe begrijpelijk is liel dat hij het hoogslens lot een l)edekle toespeling laat konien en verder niaar lievei' over die al'beelding zwijgl. Lairesse nioet geleden hebben onder zijn uiterlijk. Dat hij, zonder zich zeit' te nocmen, er gediirig op terug komt, is een kcnneiijk psycliopathisch ver- schijnsel.

Ik bceld, als illiistratie van de niterste graad van llalleering, nog een van zijn portrelten al. Ilier zijn de trekken geheel naar zijn receplen gepre- pareerd.

Reeds in zijn Groiullcgginge der Tcekcn-konsl, Amsterdam 1701, geel'l Lairesse, in zijn Ecrslc Propasiiie, den raad de Proporlie te besfudeeren om de gebreeken Ic vcrhelpen die in 'i leeven zijn. En hij noemt als gebreken op : Scheevc inond, blind oog en horlevoet.

In zijn Schildeiboelx sehrijll hij voor « om le verbergen, te verschikken, o{ geheel n<t Ir Uticn een i)lind oog, een sneede, pokpiitten, pnistachtigheid, hangende lippcii, enz. ». .Inist die « hangende lip », waardoor Rembrandt's schil- derij een eigen al'grijselijkheid heeft, is in Lairesse's portretten weggewerkt en door een al te normaal lippenslel vervangen. Overigens komen de geziehts- bizonderheden naiiwkeurig overeen. Ook Honbraken's bnste, nit de Groote Schouwburg, hiernevens gereprodnceerd, komt de gelijkenis nadrukkelijk bevesligen. Overal vinden we dezelfde geslonken neiis, dezelfde ingedrukte kin, (le loodreehle groel' in het voorhoofd, de iiitgezette kaken, dezelfde lijn der wenkbronwen, de dikke Ibrmatie der oogleden. Voeg daarbij de afstand Insschen de oogen, de al'staiid van het stompje neus naar de onderlip, dan gelool'ik dat er, gelet op de zeer bizondere nnanees van haar en oogen, geen mogelijkheid i)estaat om aan deze identifieatie te twijfelen.

In 1665, toen he! porlrel onlsloiid, was Lairesse 25 jaai- ond. Prof. Hol- lander te Berlijn taxeeide den voorgestelde als « 45 bis 4(S jiihrig ». IMaar hij reieveerde tevens hel v kindlich-greisenhalte » van het gezichf, een appre- cialie die een ruimc speling loelaal. Voeg hierbij dat gewoonlijk Reml)randt's modellen veel ouder geschat worden dan ze zijn (*), dat men aan zieke lieden

I*) Men (Iciike aaii de door Dr. W. H. Valeiiliner tici'lcnlilicfcrde Tiliis-porlrcUcn. Zie ook vail deii/.fltdcp sclirijvur : Remjjrandl u. seine Unifiebun}^. Slrasslnirfi 1905, p. 39, waar hij liet t^eval v:iii lu-l porlrct van .Ian Six aiinlinalt, dodi Smilli voor CiO jaren oiid vcrklaanl, loldal ccji ooi konde den vi)()i}>eslelde ciii leellijd van .id ^-aW Iloe laslif^ liet is

122

REMBRASDTS PORTRET \MA' GERARD l)E LAlRESSE

on\villekeiiri<< cen Iioooimlmi k'L'I'liJd j^eol't, en dat het nioeilijk, zoo niet onnio-

geliJU is, iiit die geschoiulcii troiiie ecu juisten leeflijd al' te leideii. Het slanke

licliaam daareiitegen diiidl op jeugd. In 1G65 had dezc vioegrijpe Luike-

naar, die op zijn 15" jaar voor de kerken

van zijn geboortestad begon te vverkeii,

reeds een wilde ronian achter den rug.

Bedrogen modellen giiigen den trouwe-

loozen Waal met doiUsleken te lijf, zoo-

dat hij de vlucht geraden vond. Verge-

zeld van zijne niclit Maria Salme, die

vervolgenszijn echtgenoolwerd, l)eieikle

hij Maastriciil. Vandaar ging het naar

Amsterdam, maar in I'trecht wordi hij,

zonder middelen, door de bevalHng van

zijn vrouw opgehoiiden. Den 4" April

1665 ontvangt daar zijn zoon Lodewijk

(waarschijnlijk jong geslorven) den

doop. Intusschen heeft Gerrit Uylen- burgh hem onldekl, meegenomen en bij zich geinslalleerd. In 1GG7 verwerft Lairesse het Anisterdanische burgerrecht (^).

Decoratie-schilder van zijn vak, dilettant op allerlei gebied, groeide hij in 't laatste kwart der xvii« ecuw tot een door de Academisten aanbeden autoriteit. Een kopstuk der oudere school daarentegen, Emanuel de Witte, vergeleek cen schilderij van Lairesse bij de prinse-vlag. Vijttig jaar oud, overviel hem een ramp die wellicht ten onrechte aan zijn ziekte geweten wordt : Lairesse werd blind. De gedachte is wel ontstellend, dat het gruwelijk gelaat ook den blister der vvonderbaarlijke oogen nog derven moest. In zijn duisternis begon Lairesse, door zijn zoons bijgestaan, een reeks theoretische opstellen over kunst voor den druk gereed te maken. Na veel verlraging werden ze in 1707 uitgegeven : het Grool Sehilderboek, een niet te onderschatlen document voor den smaak van den tijd en een document tevens voor het karakler van den auteur.

GEHARD DE LAIRESSE. Beeltenis uit Houbiaken's « Ciioole Sehoubur<;li ».

lie oiuleriloin op Ic iiialvcii uit ecu (Icr^clijk wanvormig gclaal, zicl iiieii aan de portrctleii van Paul I. Men Iraclite diciis lecllijd niaar cens le Ic/en op de l)usles door Ktieiine Slchoukine te Galcliina en door Tlieodose Tcliedrine le SI. I*elersl)urt5.

^'l Zic over I-airesse : Sandrarl Acadeniia arlis picloriiu ItiX:!. lIouiirMUcii III lOG. Dcscanips 1762. Ill 57. ICen slaaltje van zijn dilcUantisnie wordt ook verliaalil door N. Tcssin, die in 1G87 Amslerdani be/.oclil. ^(). II. XVIIl 11).

123

REMBRANDT'S PORTRET VAN (iERARl) 1)E LAIRESSK

Dit talent, dezc dilettant, zvvclgt in de depreciatie van f^iooihcdL-ii. Hoe zalio wanneer hij in een phrase Rembrandt en Tiziaan opzij kan zetten! Zelfs Rafael, van wien hij gaarne den niond vol neemt, ontsnapl niet aan zijn verwaten critiek. Laaldiinkende Thersites die hij was, beet hem. Teller dan zijn kwaal, wangunst en haat.

Die schrijvers over kunst en over schilders, welke de overgang mee- maakten van de xvii'' naar de xviii'" eenw, ze zijn van hetzclide geveinsde slag. TrefFend verschil met den nobeien Van Mander die met een gastvrij hart en gullen geest de knnstenaars in zijn boek ontving! Maar Lairesse was de ergste. Hij pracliscerde toespelingen en doodzwijgerij ; praalde als aposlel van een verslandige riehling en was absoliuit op de hoogte hoe « de » knnst mopst zijn.

A. v. Wiirzbaeh val in zijn Lexicon aldus zijn oordeel over Lairesse samen :

« Er war haszlicli, eitel, scliwelgerisch und ansschweifend nnd soil inl'olgc seines Umgangs mit Dirnen seine Nase verloren haben. Das Anl'dring- liche seiner ganzen Talentlosigkeit machte ihn zu einer in jeder Hinsieht wenig synipathischen Persoidichkeit ».

((Talentlosigkeit » is te sterk. Lairesse als schilder is, wegens zijn karak- ter, meer verguisd dan hij bet verdiend heel't.

Wat zijn ziekte betreft, ook daar mag wellicht wat afgedaan worden. Honbraken, die met Lairesse bevriend was, verdedigt hem tegen die aanlij- gingen. Hij verzekert dat Lairesse, blijkens een vroeg zelfportret, reeds voor zijn zeventiende jaar dat « misselijk fignnr » vertoonde. Houbraken's pleitrede heeft Lairesse niet gebaat. Zijn reputalie staat vast. En wanneer bijvoorbeeld bet Miiseo P^iorentino (17r)r)) spreekt van « diverse noiose infermitadi », dan is dat zeer bescheiden

Een Nederlandschc aiitlioriteit op dit gebied, Dr. J. H. Hanken, wien ik verschillende al'beeldingen van Lairesse voorlegde, decide mij welwillend zijn diagnose mede, welke aan Honbraken gelijk geel't. De ziekte draagt, volgens Dr. Hanken, een duidelijk hereditair karakter. Op zeer jengdigen leeftijd heel't de kwaal dit gelaat vermiidct, de schedel vervormd, bet verhemelte doen vergroeien. Heludve de eonchisies die nil 'mans gelaatslrekken af te leiden zijn, pleil ook voor deze meening bet normale verloop van zijn huwelijksleven.

Men verdenke mij niet, dat ik bier een « Ehrenrettnng » in den zin heb. Selbstverschnldel of niet, bet was Lairesse's lot te zijn als hij was. En al komt zijn afschuwelijke tronie niet op eigen I'ekening, zijn vrij wat afseluiwelijker inborst blijft.

Het is ons gegeven, vrij zeldziiam geval, IU'rid)randl"s porlrel te loelscn

124

REMBRASDrs I'ORTUET VAN GERARD DE LAIRESSE

GEUAUD OiS LAIRF.SSK. Vooilieeld van een geflatloerd portret.

aan hct litteraire zelf-poitiet, dal Lairesse in zijn boek heelt nagelaten. En, al vergelijkende, beseffen we dat Rembrandt's psycbologie verbliiirend penetrant is. Hij heett den jengdigen Lairesse vohnaakl doorzien, hij expli- ceerde beni, en, om iiet zoo te zeggen, voorspelde iiem levens. Dil is niet alleen de Lairesse die zich, volgens Descamps, gaarne voornnam kleedde en mensehen van stand freqnenteerde ; we zien ook in hem als bet ware de synthese van een generatie die aan 't opgroeien was, onmachtig, pedant en

125

hembbandt's portret van gerard de lairessE

wangunstig, en die als laatste representanl ecu iiidividu zoii voortbrengen als Campo Weyerman. Overigens woog Rembrandt wat er los en vast aan hem was : hij erkende een scherp intellect, maar vergifligd door jalousie ; glim- lachte om 's mans pralheid op zijn gaven ; en onderslieeple in die opgejjrikle deftigheid het air van den zicli gevvichtig voelenden dileltant. Fhiil, viool, boetseeren, poeterij, geschrijf, dal waren alles neven-occupaties door Lairesse gepracliseerd en het is merkwaardig dat Rembrandt juist den dileltant in dit conterfeitsel deed nitkomen, het talent dal op verkeerde wijze streeft naar universalileil.

Om alles samen te vatlen : Rembrandt bespenrde in den nijdigen betwe- fer een ziel gelijk aan zijn uiterlijk.

Descamps, die hem gekend heeft, zegt van Lairesse : « on ne pouvait voir un homme phis laid «. Welnn, Rembrandt vergoelijkl niets, zoomin van het physieke als van het moreele, en toch, zooals ik in het begin van dit opstel schreef, gaal er een prestige van den aterling uil. Dat we hem met een zekeren eerbied bejegenen, wat kan daar de rede van zijn? Op welke wijze heeft Rembrandt dien gehavende verheerlijkt '?

De groote portrettisten begiftigen bun modellen met ecu bepaalde, imaginaire eigenschap. Rubens geeft ze vitaliteit, Hals temperament, Van Dyek distinctie, Velazcpiez onaandoenlijkheid, Goya koorts, Quentin Latour esprit.

Wat ontvingen Rembrandt's sujetten? Waarmee bezielde Rembrandt zijn schepselen van na 1660? Kan men zeggen dat het wijsheid was? Eigenlijk neen. Maar hij begreep ze met zoo'n wijsheid, met zulk een indnlgentie, dat wij vanzelf toegeven : zoo behoort die man noodzakelijk te zijn : en het is goed dat hij zoo is. De wijsheid, waarmee deze menschen beoordeeld zijn, slraalt, voor ons begrip, op henzelf af. De Siaalmeesiers, een treffend voorbeeld : ze zeteien als een tribuiiaal van philosophen in Plato's Republiek, en loch is er niets menschelijks in hunne karakteis verheeld. Zoo, meen ik, is het ook met Lairesse : wij iiaderen hem met ontzag, niet onuiat hij wijs is, maar omdat hij met ontzaglijke wijslicid begrepen is. Niets valt er te bemantelen, niets te verdraaien, niets op te otl'eren. Weldadig komt over ons de wijdsche gelalenheid van den hoogen beoordeelaar. Het diepe inzichl brengl voor Lairesse vergiiTenis en zelfs rechtvaardiging nice.

En lot onze verwonderde tevredenheid kiinnen we de oogcii gevesligd lioiidcM op wat geinceiilijk vooi' laag en veraehtelijk doorgaat en onder het aaiisciiouwcn ons oiigcnoiiR'H voelen in een steer van eerbiedwi-kkende humanileit.

Ik kan de verzoeking iiiel weerstaan, om, lerwille van niijii beloog, legenovcr Rembrandt's schrijnend waar en toeli aesthelisch overtuigend

126

REM BRANDTS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

KAFAKL : Forlret van Kardinaal Alidosi. (Prado, Madrid).

conteifeilsel , een portiet tc pUiatsen van den hoogen iiK-t-ster, lang als Rembrandt's anlipode uitgespeeld : Ralael.

Nade Balthazar deCastiglione in den Louvre, geldt de kardinaal Alidosi in Madrid voor het volniaakste van Rafael's porlretten (').

(i) Een mcclaille mel Aluiosis proflcl in hel Brilish Museum Icveil lu-t bcNvijs voor de i.lcntitcil. Ik hoo,. l.icr uilvocriger op leruf. to komcn. Ken karaklerisUck van Aluios, vin(il men in Casimir v Chledowski. Rom. Miinchen 1912, p. 202.

127

REMBRANDT S PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

Scliijnbaar stenit hier zeldzame scliooiilieid samen met ecu zekizaam rein genioed. Het is alsol" een vleliUelooze ziel zclf Alidosi lol luilsel slii'kl. Hel ideaal van den preiaaf, bezonken van gcest en vorslelijk lei iighondend, is hier eens voor a! vastgelegd.

De vergissing is groot. In Alidosi slak een gierig inlrigaul, een aarlslini- chelaar, een wreedaard en een wellusteling. Den jongeling met dit lieeld- schoon gelaaf noemden de tijdgenoolen den Ganymedes van Julius II.

Maar hoe ging Rafael dan te werk toen hij dezen verfoeilijken harlstoehl- niensch kreeg uif beelden en waaroni maakle hij er een engel van ?

In de harmonische geeslesgesteldheid die hem zelfeigen was, liet hij den kardinaal deelen. En hel olympische evenwicht der jonge hoog-renaissance, in een woord : de sereniteit, is, evenals aan alle schepselen Rafael's, ook als ziel aan Alidosi gegeven.

Men kan, eenmaal bekend met de wandaden van den pauselijken legaat, op .dit koele masker de verholen waarheid langzaam gaan ontdekken. Maar wie onvoorbereid dien purperen prins le analyseeren krijgl, hij zal aan een wonderlijke mengeling van aartsengel en asceet zonder erg geloof slaan.

Terwille van hel kunslwerk werd er onderdrukt wal snoodheid en passies aan dat gelaat hadden gemodeleerd : de acslhetische verkwikking van een kunslwerk beslond voor Rafael in uilerlijk en innerlijk evenwieht.

Toeh zal men met niel minder voldoening hel oog houden gevesligd op Rembrandt's Lairesse. En ten slotte bereikl Rembrandl, nut waarheid en hoogheid van opvatling, hetzelfde aeslhetische effecl als Rafael. Maar de indruk op hel gemoed zal hij den Hollandschen meeslcr kraehliger blijken : wal hel emolie-wekkende l)elreii, slreeft Rembrandt verre boven Rafael nil.

Slond Laiiesse in hel dagelijksche leven plolseling voor ons, we zouden het hoofd met weerzin afwenden. Rij monde van Lairesse wordl dat bevestigd, wanneer hij zich aldus over mismaakten nil : « De natuur zelve weigerl vermaak le nemen in hel beschouwcn van zulke menschen : want wij zullen ons oog niel als met een soorl af keerigheid op hen geslagen houden ». En ziel, zonder een grein realileil te laten vallen, ovcrwint Rembrandt's afbcel- ding oiize aiitipathie.

De oude meesler koos, uit eigen wil, het sluilendsle model, waarmee hel sehoonheidlievend oog le tarlen viel : een hatelijk wezen in een afgrij- selijk uilerlijk. En op dit erealuur beproeft hij, onlslelleiid waagsluk, de rijkdom van zijn ervaring, de macht van zijn levensbesehouwing. Wijsgeer en kuustenaar beeldde Rembrandl Gerard de Lairesse af, als wilde hij, hoog en zeker, en door een huiveringwekkcnd schoon voorbceld, demonslreeren, dat de geesl waarin gesehapen wordl, aan de schej)ping de wezenlijksle waarde geeft.

128

REMBRASnrS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE

Renil)niii(lt's moiisteilijk dock lioiull do ;Kiiul;iclit men gt'v;ingeii. TcrvvijI wij (lit gc'lnal (looivorsrheii cii dil kiiiaktiT |)lm1oii, kampeii in ons weemoed en alkt'cr, veraclilino fu nu'delijclcii. Mn aldiis oiulcigaan wc de kalliarsis, de reinii^ing, waaivan Aiislololes sprcekl. Onder licl aanhooren van Hcmbrandl's niilde cxplicatie wordt liet ons bewust waarom hcl afscluuvelijke hicr aanlrekkelijk is. In Rembrandt's geest gespie>>eld bceft hel bidenze bakkes een Irinmfeercnde bekoring niet gemist.

F. ScMMIDT-DlXiENKR.

129

DE HOLLANDSCHE MEDIAEVAL VAN S. H. DE ROOS

ET is nil ineer ihiii ccn j:iai" geleilen hel \v;is Xieiiw- j;uir 1912 d:U tie LcltLTgielfiij v Ainsler(l;ini » aan- kondigde luiar « Hollaiulsche Mediaeval », « een nieuwe boekletter door oiis le siiijden eii le gieten in X corpsen naar leekeniiii^ van S. II. de Roos ».

Er was aanstonds voor deze letter eene belang- slelling, die niet atliet en nog imnier stijgend is. Couranten en lijdschriften voor vakkringen en leeken lieetten liaar welkom en prezen haar, en hierin zal de maker zijn sehoonsle l)elooning vinden liet gebruik van de letter neenit voortdnrend toe, vooral voor boeken. Dil laatste is typeerend, in aannierking genomen het karakter dezer boeken en bet streven van Iiiinne nitgevers : als eerste boek, Berlage's lezingen, gelioiiden in Anierika, verzen en looneelspelen van Henr. Roland Hoist- van del- Seiialk en van Adenia van Sebeltema, alle bij de nitgevers Hrnsse, voorts wij knnnen sleclits een greep doen werken van Strenvels, Bnysse en .Moerkerken bij Veen, Van Disbocek en Van Kampen & Zoom, en, voor bet oogeidjlik nog ler perse, twee bibliopliiel nitgaven, in den goeden zin, van Raudelaire's Kleurs dn Mai (in den Romein) en nieiiwe gedieiilen van Van Eyck (in de Cursijl) voor « De Zilverdistel ».

De overweging al dezer onistandigbeden doet een vraag rijzen : wat is de oorzaak van het sncces dezer letter in kringen, overigens van elkaar verwijderd, bij persoonlijkheden, sehrijvers en nitgevers, wier slijlinzichlen en smaak in dczcn wcl geacht kunnen worden gebeel verscbillend te zijn? Dc gegevens voor een eenigszins bevredigend antwoord scliijnen niij versprcid te liggen op velerlei gebied en een sanienvatting van deze daarom niet zonder nut.

In hel algemecn kan worden vooropgesteld, dat in de ontwikkeling dcr kunslen en in de belangstelling voor deze in onzen tijd een verloop is le conslateeren van de vrije kunslen naar de gcbondene, i. e. naar de nijver-

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST heidskiinsfen. In deze zelf hleck lelkciis de tijd voor de drukkuiist, nieer l)ijzoiulei- voor de lierde lot hct schooiie boek hiler cUm le breken, dan voor de andere takken aan tlien \viid(lrai<enden boom. Bedriegen de verschijnselen niet, dan is die lijd in Engeiand sedert 1890 aanwezio, in Duifsebland sedert 1900 en bij ons wederoni een liental jaren laler, i)niten bescbonwiny geiaten voor-perioden en kleine lijdversehillen.

Neemt men nu in aanmerking onze l)elang,sleiling en in vcel ook onze afhankelijkheid van l)uilenlandsebe produelie, is bet dan niet te verwonderen, dat, waar men sedert 1900 deenorme sclieppingshist der Dnitscbe lypograpbie in letters en boeken bad knnnen gadeslaan, en meer dan dal, van deze letters, onder vvelke boogst stijlvolle, mede gebrnik liad nioeten niaken, is liet dan niet verklaari)aai-, dat bet daarop als bet ware de bevrediging van een bongerend gevoel was, toen men in bet cigen land een materiaal zag tot stand komen, dat origineelvan seliepping, in alle opzicbten den strijd met de buitenlandscbe prodneten, niet alleen van Dnitscbland, maar ook van Amerika en Frankrijk, kon opnemen. De Inst naar goed materiaal was door bet buiten- landscbe voorbeeid wakker geworden, bet nationale product, als zoodanig, gaf daarom een dubbele bevrediging. Hiermede wil geenszins gezegd zijn, dat de letter van De Hoos specifiek Nederlandscb zoude zijn, zooals in Nederlandscbe l)esprekingen soms gaarne wordl beluigd op dit punt zal nader worden teruggekomen docb bet wil aanloonen een belangrijk element in de bartelijke belangstelling, die deze letter erlangde en verdient.

Het is ecbter duidelijk, dat liiermede de verdienste van de letter zelf, baar scboonbeid als schriftteeken niet direct werd getrolfen. Toch doet ook deze, zij bet bij de meesten nog onbewust, bare werking, en zal bet in de toekomst, wanneer bet publiek de slecbte letters is ontwend, steeds meer en blijvend doen. Wij zijn bier op andere gebieden en zuUen tot begrip der zaak wat dieper bebben te delven. Het is de genesis dezer letter en daarvoor nog, bet wezen van de letter in bet algemeen, die bier om beiiandeling en verduidelijking vragen.

De Letter, wat is er niet in bare vormen gelegen ! Letters zijn de teekenen, waarin de menscbenzielen baar innigste denken en voelen als de schalten nederleggen, die zij voor anderen bestenimen. En in die daad van overgave zijn zij omludd van de scboonbeid, waarmede bet gevend gemoed is getooid. Toen liaar vormen rijpten, in die verre tijden, waren bare leekenen niet dan voor de allerboogste mededeelzaandieid bestemd. Is bet wonder dan, dat in baar vormen nog bet rbytme is besloten, waarin eens dat denken zicli bewoog, is het wonder dat in baar samenvoeging nog een alscbijn is van de scboonlieid, die eens bet diepst gevoel ontsprongV

En omdat in de ontwikkeling der menscbbeid, zicli bewegend nit den

131

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

laatsten schemer der Romeinsche Aiitiqiiitas, door den morgeiifjlccd der eerste Clirisleiiheid, door het brandcn der niiddeleeiiwsche go(lsvereerini>, door dea stiller, door den zoeleii lieiliifencultiis, d;iii door liel i<!;i:irder bewuslwordeii en den trolschen opsUnid der rede, waarmede de renaissance de wereld verrijkt, onulal in dezen zielegan^ de hand heell niee<<el)eden, heel't meegedroomd, is niede oiitwaakt en met de reile heeit nu'egezoiinen, daarin ligt de verklaring, dat de leekenen door die zell'de hand gehokken, inede van dat wisselend leven zijn vervnld.

Is het hieriiit niel duidelijk, dat zoo ergens, dan i)ij het vornien van cen letterschrifl, de kunslenaar nioet worden gesleund door de geeslelijke krach- ten, die in ziJn tijd werkzaani zijn, dat deze zich nioeten samenvoegen tot een geheel, tot een milieu, waaruit het dezen werker mogelijk is te ahsorheeren wat hem voor zijn vormgeving dienstig is. Van tijd tot tijd zijn er zulke perioden voor de verschillende knnslen. De kunslenaar is dan zeker van helangslelling en sympathie en men mist in zijn werk die sporen van opdrin- gerigheid waarmede in zwakke perioden getracht wordt de onverschilligheid wakker te schudden en den lieden in het gevlei te komen. De kunslenaai- is als een redenaar, die door het merkbaar medeleven van zijn gehoor zich al meer en meer van het innerlijk vergaarde voelt ontlokken en op naluurlijke en treffende wijze als van zelf zich uiten hoorl. Yergissen wij ons, of gaat er niet weder in dezen tijd in hen, die de letterkunst le aanschouwen krijgen een heimelijk bewegen om, dat de oogen richten doet met meer dan nieuwsgierig- heid, met hartelijke en aanmoedigende helangslelling. In kringcn, waar nimmer aan typographic werd gedacht, is « De letter van De Roos » een bekende klank gevvorden. Er is weder een nieuw contact in onze naar samen- werking slrevende wereld ontslaan. Het klinkt in het welkom, waarmede deze nieuwe letter wordt ontvangen : zij bevredigt een meer algemeen vormgevoel, omdat bij haar ontslaan daarmede rekening is gehouden, niet opzeltelijk, (loch uit een innerlijke samenstemming met helgeen ook builen dvn kunsle- naar zich in den tijd bewoog.

Is deze omslandigheid met vreugde le begroelen, men denke zich echler i\vn tijd nog niel zoo rijp als in de groote periode, die de middeleeuwen voor bet schrift te bewonderen geven. Er was toen nog lets bijzonders aanwezig, wal Ihans ontbreekt en vooralsnog ontbreken zal.

Onze letter heell zich gevormd als geschreven letter. I'il de monnmentale in sleen geliakle inscriplie-kapilalen der Romeinen, ontvvikkell zij zich langs de ruslieke kapilalen, welke reeds het meer bevvegelijke van het schriji'luig het riel doen zicn, lot de roiulcr vioeiende uncialen, om Icn slolle nil le i)loeien in de zachl bewogen, de zwciicnde en sliiikcnde, zich soepel voe-

132

DE ZON WAS AL OP EN EEN heerlijk nieuwe lentemorgen geboren. De groote kinderkamer was vol licht. In de ruimte, tusschen de vier wanden was het licht als een tastelijk stuk doorzichtig vloeisel, dat binnendrong met geweld door de twee groote ramen^ twee hevig glanzende vakken in den schaduwwand, die er als twee schitter- spiegels tegen ophingen. Het neteldoek, dater voorgespannen was brak het geweld, waar- door de klaarte als door een teems getemperd en gelijkvloeiend in de kamer openspreidde. Op de vier wanden sloeg het licht met een efFen witten glans ; over het vlak der zoldering slierde het teerder, doorschijnender, dieper, met wattige matheid. De blauwe behangsels boven het bed en het wiegje baadden in het witte licht en bleekten het diepe blauw met een schijn van azuur uit den uchtendhemel. Op de ronding der spannende kussentooisels, op de f rommeling der lakens en sprei schitterde en weerkaatste 't licht op dat zuiverwit als op schuimende room of verschgevallen sneeuw.

Bladzijde uit Stijn Streuvcls ..Morgenstond" Gedrukt bij G. ]. Thicme te Nijmegcn.

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKVNST

<*eiKle miuuskiuil, zooals die in het schrift onder Keizer Karel de Groote, in de Karoline, haar schoonste vormen toont.

Onze letter is een schrijllelter, niaar zij kan, gevormd als drukletter, iiiet

al het bewegelijke, daaraan veibonden, beliouden. Deze melamoiphose van

geschreven letter tot drukletter bestaat in een vastleggen, niaar daardoor ook

in een zuiveren. Er is daarvoor noodig een zoeken naar het zooveel mogelijk

bevredigende, een pogen tot samenvatten van alle mogelijkheden, die de vrije

hand in haar schriftvoering al naar de omstandigheden kan toepassen, een

kleinste genieene veelvond, waarin al die factoren zijn voorzien. Verder heeft

de letterknnstenaar niet le gaan. De lechnieken, die ten slotte he! gegoten

letterbeeld vormen, hebben hem verder niets te dicteeren, en in het bijzonder

zal hij zich niet hebben te binden aan de lechniek des lettersnijders, in dien

zin, dat hij in zijn vormen een graveersnede tot nildrukking zoude hebben

te brengen. Wat ware ook de bedoeling hiervan? Onmiskenbaar een te loven

zin naar uitdrukkingsechtheid, naar een uitdrukkingswijze in overeenstem-

ming met het werkluig, met het materiaal, dat de vormen te voorschijn

brengt. Maar de bedoeling zou haar wit voorbij streven, en vervallen in eene

verdubbelde vervalsching. Zij zoude vergeten, dat het niet meer de teekenaar

is, die de stempels graveert, dat het, omgekeerd, niet meer de stempelsnijder

is, die de lettervormen schept. Wij hebben in dezen nu eenmaal, in onzen

tijd, eene verdeeling van werkzaamheden, en maken gebruik van lechnieken

(van reproduclie, van snijden, van stempelen, van gieten) die den letteront-

werper, wat zijn uitdrukkingsmiddelcn betreft, beperken tot diens pen en

papier, en die den lettersnijder er toe brengen niet als een in levende lijn

scheppend kunstenaar te werken, maar als een steenhouwer, die van zijn

materiaal al'bikt, uitholt en wegsnijdt al naar de willekeur en het bevel van

zijn voorbeeld. Er is hier geen sprake meer van een levende technick, het

leltersnijden is een volgzaam copieeren. Aan dit werk een vorm te doen

beantwoorden ware miskenning in dubbelen zin : een overschatting van het

snijwerk, een noodeloos beklemmen van het scheppend teekenwerk. Niet

naar den lettersnijder heeft dit zich te richten, doch het heeit zich bewust te

zijn van zijn historischen oorsprong. Deze is : het zuivere, gevoelige hand-

schrii't, zooals hierin in de middeleeuwen de menschheid hare koslbaarste

gedachlen heel'l nedergelegd. Schrijvend, met de gedachtcn van het te schrij-

vene vervuld, zagen de middeleeuwsche schrijvers hunne hnnden de letters

vormen, vcrvormen, levcnd van de begeleidende gedachtcn. Niet uit con-

slructie, noch uit graveering, met de aandacht op niets dan het letterbeeld

gericht, is onze letter onlslaan. l':n toen de eerste drukkers voor de teekenen

der gevoelige hand hcl gekristalliseerde lellerbeeld behoelden, wislen zij wel

de schoone schril'ten en hunne schrijvers, die de levensvolle vormen bun

133

AMBACHTS- EN NIJVERHEWSKtJNST

moesten leenen. De beste sclnirtkunstcn;iien matiklen ook voor de driikkers de letterbeelden, zoodat liet werk der pcis schier gelijk van aaiizieii was, als de gelijktijdige manuscriplen, al waien er fijnzinnigen ook loen, die leriig- grepeu naar verder tijden, naar liet Lalijn in de Karoline in Kaiel de Groole's tijd geschreven, naar liet Gotliisch uit de slille klooslers der twaallde eeuw.

Kan ecliter de tegenwoordige lellerknnstenaar zich naar dien algenieenen, juisten regel der middeleeuwen gedragen? Hij hadde dan te speuren naar het levende handschrift van eigen tijd; hij hadde wat vormzwak misschien, maar niettemin onmiskenbaar als levensteeken daarin verborgen lag, aan het licht te heffen ; den Iniden vormspraak te geven aan wat in 'I handschrift zelf slechts fluisterde, en zoo in zijn drukschril'l, als ieder kunstenaar, den lijd- genoot het eigen leven, gelijk het zich in deze of gene vornien manifesteert, gezuiverd, verreind voor oogen te voeren. Maar deze doorvoering is thans niet mogelijk. Onze schrijfzin is afgestompt, ons handschrift is stijUoos, het leven vlndt anderen uitweg dan in diens teekenen : de schriftknnstenaar heeft thans, niet uit precieuzen keurzin, gelijk wcl de eerste drukkers deden, maar uit gebrek aan stof zich naar andere tijden te wenden. En hierbij wordt op zijn vormkracht, op zijn zelfbeperking en richtingvastheid geen geringer beroep gedaan, dan wanneer hij uit eigen tijd kon scheppen. Integendeel, voor hem, die eenmaal uit het heden is gestooten, kan maar al te licht de daarbuiten liggende veelheid van stijlen en perioden tot verwarring en stijl- loosheid worden.

Een juiste keuze daaruit van hetgeen tot grondslag van eigen bouw zal dienen kan hem daarlegen hoeden, en zoo zal deze keuze voor den beschou- wer een teeken zijn.

Waarheen richtte zich De Roos?

Beschouweii wij daartoe zijn letter van meer nabij.

Zij is vierkant gebouwd, en houdt zich daardoor reeds verre van die latere smalle letters, welke vooral door de Elzeviers in de zeoenliende eeuw voor hunne uitgaven werden verkozen; smal, omdat die kleine bekoorlijke boekjes door breedere letters te weinig woorden, naar het oordeel van hun makers, op 66n regel zouden dragen.

Zij heeft een evenwichtig onderscheid tusschen op- en ncer- halen, zich daarin afscheidend van die letlers als van Bodoni, Didot en Gando, welke aan het einde der achlliriuie en begin ncgculicude eeuw, met haar schrille tegenstellingen tusschen dikke en dunne lijnen ecu pijiilijk on gczociit ellect niaakten.

Haar |)rolotype is dan ook niet in deze eeuwen le zoeken, doch in die schoone letter, welke nog in gebruik in de zt'slicude eeuw, haar oorsprong vend in de jaren tusschen 1470 en 1 I7(), en het eerst aan de boeken van

134

, 1 U 1

1 J**

lO^

H - ^ -^ ^

lJ,

1

,

S. H. DE ROOS : Teekening hoofdietler D

S. H. DE ROOS : Teekening letter d.

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

Nicolas Jensoii, den F'ranschen drukker le Venelie, hun onovertroffcn harmo- nisch aanzien geeft. Geen wonder, zeide Jensoii zelf niet, dal zijne letters waren

gesneden en gegoten door

eene goddelijke kunst? De letter van Jenson :

liet was ook deze, welke

Morris als zuiverste Ro-

mein-letter analyseerde,

nateekende,vergrootte en

overwoog, als voorstudie

voor het ontwerpen van

zijn eigen Golden type,

en het is diezelfde letter,

welke herleeft in een zelt's

lets verfijnder gedaante in de jiiweel-boeken der Doves-Press, nn nog werkend door Morris' vriend Cobden-Sanderson.

,Ia, de keuze van De Roos is teekenend goed. Zij toont zijn verlangen naar de jiiiste beginselen, aan welke een letter heeft te beantwoorden en zij richtte hem tot een tijd, walks beste letters als een samenvatting van deze begin- selen zijn.

Welke zijn die beginselen en zijn zij eigen aan de «Hollandsche Mediaeval)/? Leesbaarheid zij het eerste beginsel, en de letter worde daarom niet beladen met irrationeele aanzwellingen of pnntige uitspringsels. Zniver vloeie de lijn nit de beweging bij haar nederschrijven, een beweging niet van passer en lineaal, doch nit knnstenaars hand te verwachten. Maar wil de schoone teekening lot haar recht komen, zij zal in een vierkant ongeveer zijn le besluiten en niet in een recht-hoek, als die smalle letters, welke wel een derde deel van het vierkant moeten missen. De teekening hebbe ook voor elke letter haar bijzondere karakteristiek. De verdikkingen van een b, e, g moeten niet van dezellde soort zijn als van een d. Een u moet niet enkel zijn een n, het onderste boven gekeerd. Deze onder andere beginselen, alle voor een knnste- naar vanzelf sprekend, maar nieltemin door den lezer in de mecste boeken, die dagelijks zijn leeshonger moeten stillen, vergeel's te zoeken.

En dan, naast deze eischen voor elke letter afzonderlijk, die voor de Itllers te zamen in haar verbinding tot woorden, tot regels, tot pagina's.

Behalve eigenscbappen van individneele schoonheid zullen zij ook als het ware die van een gemeenschaps-schoonheid moeten vertoonen. En welk een veld ligt hiermede niet voor het kunstgevoel open, waar het boven alles aankomt op de gevoeligheid van het menschelijk oog, die wonderlijke gevoe-

135

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

ligheid voor een gelijkmatige verdeeling van lichl en donker, voor een juisfen grond van contrastwerkingen tusschen deze Ijcidc, en daarbij voor liet even- wicht van maat-verhoiidingen. Zoo zal, om mel dit laatste Ic beginnen, liet oog aangenaam worden aangedaan, wanneer er een liarmonie is tiissclien de stokken van letters als b, d, h, I, enz., en de slaaiten van letters, als f, g, j, p, en q; wanneer de breed te der letters, verschillend voor een i, een n, een u, eenm, ofw, in een evenmatig opvolgende reeks zich voordoet; wanneer vooral tusschen de hoofdletters en de kleine letters weder die noodige saam- hoorigheid is te onderkennen, welke door het verschil van haar oorsprong de kapitaal uit het gebeiteld schrift, de kleine letter uit het met riet geschre- ven schrift zoo lichtelijk verloren gaat, niaar door een beide beheerschende beweging in de teekening kan worden herwonnen. Ook een innerlijke rich- tingseenheid voortkomend uit een parallel gaan in de onderscheiden letters van markante lijnen, zooals bijv. van de diagonaallijnen in a's (de lijn waarmede het beneden oog zich naar den stam beweegt) en in e's (het zoogenaamde dwarsstreepje) ; van de lijntjes, waarmede de letters worden afgesloten, de treden of schraveeringen ; de laatste uiteinden op den regel als van I's en e's ; de kort-krachtige van a's, d's en z's, en zoovele meer. De overeenstemming van al zulke lijnen geel't aan het letterbeeld van een pagina een zekere innerlijke richting, en daarmede een geordendheid, die aange- naam rustig aandoet.

Het probleem van licht en donker wordt veroorzaakt door de verschil- lende substantie der letters. Een i b.v. vergeleken met een o, geeft een groot onderscheid van licht en donker te zien. Deze verschillen maken, dat de letterbeelden maar niet op lelkens dezelfde wijze in een woord kunnen aansluiten aan elkaar. Het komt hierbij geheel aan op de optische waarde van een letter.

l)e optische waarde aan licht en donker moet zooveel mogelijk gelijk zijn voor telkens gelijke ruimten, door de letterbeelden ingenomen. Is dit niet het geval, dan komen er vlekken in de woorden. Indien bijv. dc w te smal gebouwd wordt, dan zal zij, omdat er zooveel lijnen in haar voorkomcn, op de te kleine ruimte een te intense zwart-werking verkrijgen en bij een over- zlen van de pagina telkens hinderen als een donkere vlek. Zelfs zorgvuldig gekozen schriften, als dat van de Engelsche Cambridge University Press en van menige ook Nederlandsche prachtnitgavc worden dooi' zulke gel)rcken ontsierd.

Bij dit afwegen van de donkerwerking is naluuilijk Icvcns rekening te houden met de ronde, puntige en haak-vormcn, die in l)epaalde letters voor- komcn, — l)ijv. ronde in de c, de g, de o, puntige in de k, de v, de w, iiakige als in L welke vormen op bepaalde phialsen meer wit overlaten, dan elders

136

OVER KUNST EN AMBACHTSONDERWIJS

LEZING VAN ANTOON J. DERKINDEREN m. VOOR HET EERST GEDRUKT IN DE GIDS VAN JUNI 1902 mTHANS HERDRUKT DOOR DE ZORGEN VAN DE VEREENIGING TER VEREDELING VAN HET AMBACHT P.

I ET IS NU ONGEVEER DRIE JAAR GELEDEN, DAT de bouwmeester der nieuwe kathedraal van Sint Bavo te Haarlem, Jos. Th. J. Cuypers tcr vergadering van het ge- nootschap Architectura et Amicitia de wenschelijkheid be- toogde om de bouwkunst en aanverwante vakken te doen opnemen onder de leervakken onzer Rijks-Academie van beeldende kunsten. M> Al mochten wij tot heden van eenig gevolg dezer actie weinig bespeuren, toch zou ik het feit op zich zelve gaarne prijzen als te zijn van heuchelijke beteekenis. Immers, oprechtelijk gezegd, de eenige instelling, waar van 's rijkswegc het hoogere onderwijs in het schil- deren, beeldhouwen en graveeren wordt gegeven, schijnt mij door de alge- meene belangstelling al te zeer te worden vergeten. Het werken der kunst verflauwde niet in de laatste vijftig jaren; nieuwe meesters werden de dragers van nieuwe ideeen ; de nieuwe overwinningen werden niet verkregen zonder scherpen strijd. Maar de Rijks-Academie voert daarbij een zwijgend bestaan en levert in stilte jaarlijks het aantal jonge artisten, waaraan, men moet het veronderstellen, behoefte is.

Al wat het onderwijs voorschrijft, al wat een buitengewoon begaafd en con- scientieus leider als August Allebe aan dit onderwijs toevoegt, het gebeurt en men laat het gebeuren. Dit schijnt mij een onverschilligheid, waarvan ik de voordeelen onmogelijk kan ontdekken.

Denk eens aan de belangstelling, die zich concentreert om ons heuschhooger onderwijs in zijn universiteiten. Ik bedoel niet die belangsteUing af te meten naar de enorme sommen, die er aan worden besteed in vergelijking met het budget onzer Rijks-Academie, maar ik wilde herinneren aan de werkelijk levendige en wakkere belangstelling, waarmede van uit wijdere kringen het werken van het wetenschappelijk onderricht gevolgd wordt. De benoeming van professoren gaf meermalen aanleiding tot waarlijk heftige besprekingen; de bibliotheken, de lokaliteiten, de hulpmiddelen bij onderzoek en behande- lingen, zij laten ,,het denkend deel der natie" geen rust. En onder de duizen- den jonge mannen, die de gave des lands aanvaarden, ontbreekt het niet aan het kritisch vermogen om mede toe te zien of de geschonken zorge wel evenredig is aan waardige eischen.

Hier leeft werkelijk iets; en al mogen wij ons aan deze wetenschaps-culte ook onttrekken, wij kunnen niet ontkennen, dat kunst en handwerk daarbij dingen zijn, die hun rechtmatige plaats in de schatting onzer tijdgenooten en in onze maatschappelijke organisatie nog niet vermochten te vinden. Ons kunst- en ambachts-onderwijs lijdt daaronder, en niet het minste in zijn hoog-

Proefpagina rtcr Hollandsclie Mpcliaeval naar ontweip van S. H. db Roos Uitgpvoerd door de Leltcrgieterij « Amsterdiim vocrhcen N. Tetteiode.

LE VOYAGE DANS LES LIVRES

II nest que detre rot pour etre heureux au monde. Benis soient tes decrets, 6 sagesse profonde! Qui me voulus heureux, et, prodigue enuers moi, M'as fait dans mon asile et mon mattre et mon roi. Mon Louvre est sous le toit, sur ma tete il s'abaisse, De ses premiers regards l' Orient le caresse. Lit, sieges, table, y sont pourtant de toutes parts; Livres, dessins, crayons, confusement epars, La,je dors, chante, lis, pleure, etudie et pense; La, dans un calme pur,je medite en silence Ce qu'unjourje veux etre; et, seul a m'applaudir, Je seme la moisson queje veux recueillir. La,je reviens toujours, et toujours les mains pleines, Amasser le butin de mes courses lointaines: Soit quen un livre antique a loisir engage, Dans ses doctes feuilletsfaie au loin voyage: Soit que, passant et bois, et vallons, et rivieres, J'aie au loin parcouru les terres etrangeres, D'un vaste champ de fleursje tire un peu de miel. Tout m'enrichit et tout m'appelle; et chaque del M'offrant quelque depouille utile et precieuse, Je remplis lentement ma ruche industrieuse,

ANDRE CHENIER

PincrpnKlna ull rio Hnllnndsrlir Mrdlnfvnl Ctirsii-fnonr trekoninR vnn S. H. dp. Root. lMlK<!vocrd door de I.tllcrglclierlJ ImilcKliim voorlieon N. Tcltciodi .

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

de lijnen onigeeft. Omgeeft, want aangezien tusschen de letters immer eenig wit vooikonit, wordt daarvau door het oog aan elke letter lets toebedeeld, zoodat ieder als het ware in een ideeel vierkant anreooltje van wit konit te staan. Alle letters, die rond zijn, als de o, de e, erlangen op dezc wijze voor liet oog meer wit oni zicli, dan de letters, die recht zijn als de i, de ni, de n, tnsschen welke in zich dan i)ewegen de half-rond-half-rechte, als de p, de d, de b, enz. Zoo omgeeft de k meer wit dan de h, door den ingaanden hoek, vertoont de w meer wit om zich dan de m, heeft de L zelfs zooveel wit, dat het zich als een gat tusschen het andere letterzwart kan voordoen.

Dit alles eischt bij het teekenen vornigevoel en keurzin in een subtiel samengaan; het eischt een zicnde hand, een tastend oog. En na dit werk is ook het nasnijden van de teekening te con'troleeren en vooral het « stellen » van het letterbeeld tijdens het gieten, omdat hiermede in laatste instantie over 't gansche aanzien van een schrift wordt beslist.

Het letterbeeld toch, door een gesneden stalen stempel depatrijs-- geperst in het platte sink koper. dat de matrijs wordt genoemd, vertoont zich daar als een niet zeer diepe holle, die volgegoten met de loodalliage het evenbeeld van den stempel weer zal opleveren. Dit gegoten beeld staat natunr- lijk niet op zich zelf, doch bevindt zich op de krnin den kegel van een looden staafje, waarmede het een geheel uitmaakt. De vraag is, welk opper- vlak heeft die kegel nog om het letterbeeld te vertoonen.

Het letterbeeld n. 1. neemt niet de geheele bovenzijde van het staatje in, immers dan zonden de letters van een woord en de regels van een pagina elkander aanraken en tot knoeierige onleesbaarheid leiden.

Rechts en links, onder en boven van het letterbeeld blijft dus op den kegel wit over. Hoeveel echter en hoe verdeeld?

Deze vragen worden beslist, eensdeels door de wijdte van het vorm- kanaaltje een deel der gietmachine aan welks uiteinde de matrijs tijdens het gieten onwrikbaar wordt vastgehecht, en waarin het vloeiend lood, tot in de matrijsholte, lot letterstaafje met letterbeeld zal stolten, en anderdeels door de plaatsing, die der matrijs onder aan dit kanaalje wordt gegeven. Meer naar links verplaatsl, zal een afdruk van het letterbeeld meer wit voor de letter toonen, meer naar rechts verplaalst, meer wit aan de andere zijde.

Na het voorgaande kan het duidelijk zijn, dat niet alle letters evenveel wit znllen hebben te verkrijgen, d. w. z., dat de niterste piinten van de een niet evenver van de grens van den kegel znllen liggen, als die van de ander. Gaf men evenveel wit aan alle letters, dan zou dil bijv. knnnen leiden tot een juistc mate wit om een i, geplaalst tusschen een m en een n, zoodat de i tusschen deze letters duidelijk onderscheidbaar ware, doch een o met die zelfde iioeveelheid wil omgeven en gei)laatsl lusschen die zelfile letters

137

AMBACHTS- EN NUVERHEIDSKUNST

zoii dan l)lijken zoovcel wit Ic hebben, dal de samenban^ met de aiidere Iclteis was verbrokeii en bijv. bet woord ((limoiiade" /.ich voor zoii doeii a Is (liie woorden : lim-o-nadc.

Om bierop mi eenigen regel tc slcllcii druki iiu'ii al Itlleis m iiaasl elkaar en daarnaast een ris o's. De ni's zijii zoo gcsleUI, d;il de alslaiKl tiissebeii

1' steiiing : mmmmmmoommoommomomoooooo '<" ^U'l K'-stcide os 2' » mmmmmmoommoommomomoooooo soed gpsieide o's

3- ' HOHOHHHAHHOAHHOAAOA le nauwgesleldecapi.alen

4- » HOHOHHHAHHOOAHHOAAA goed gesU-Ul.. capUale,, S. n. DE RODS : lienige stelpioeven.

telkcns twee m"s gelijk is aaii de riiimle liissebeii elk paar poolen van die leKer. De os worden zoo diclilaan elkaar gevoegd, dal bet wit-etTekt tiisscben twee o's opweegt tegen bet wit-effect tusscbeii twee ni's.

Is dit bereikt, dan beefl men twee grondmaten van wit verkregen.

Het wit, dat links en recbts van elk m-letterbeld op diens staafje is over te la ten, is ook de wit-maat voor elke andere begrenzing, waar een letter recbt verloopt, dus bij de n aan beide zijden, zoo ook bij de I, de i, daaren- fegen alleen aan de stokzijde der letters b, d, p, enz.

Het wit der o's is de maat, waar de letters eveneens rondte vertoonen, dns voor de c, de e aan beide kanten, voor b, d, g, alleen aan de ronde kant.

Hiermede is ecbter gecnszins bet laatste woord gesproken. In deze wijze van bandelen is niet anders dan de boofdregel gegeven ; bet is nn aan het fijne gevoel van den kunstenaar overgelaten voor zijn speciale letter met den regel als beginsel de fijnere nuances aan te brengen. Want het spreekt wel van zelf, dat bet van elke afzonderlijke leekening afhangt, in boevei re in dezen is le geven of te nemen.

Om maar een voorbeeld te noemen kan de s al naarmate haar einden al dan niet tot op gelijke breedte gaan als baar bogen, meer of minder tot de rechte of de ronde letters gerekend worden en zoo zijn er nog vele andere nuances mogelijk. llel zijn alie optisclie regulaties, ook hel verlengen van de V punl tot onder de lijn kan in dit verband worden genoemd die hel oog en bet gevoel van een kunstenaai- vereiscben.

Hel is niet vreemd, dal de leiler van .lenson aan al /uike eiscben van Juiste afgewogenheid beanlwoonil. Die eersle iMansclie en Duitsebe drukkers, als aposlelen van (iulenbeig's kunsl naar llalie Irekkend, boe moeslen zij in (lien lijd daar niel worden getrollen door het maatvolle en klare van den renaissanee-geesi, opgerichl als die was dooi- de sludie van de werken van lilleraluur en l)eclden(k' kuiisl uil de klassiekc oudluid. Zicli locleggend juisl

i:i8

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

op den druk van die Romeinsche geschriften, en Ink op de beste handschriften daarvan, hoe moesten zij, als frissche enthousiasten, dan niet in liunne letter- vormen eene nieuwc levendige zijde van dien renaissance-geest doen zien, de edele klaarte, als in de letters van Johann en Wendelin van Spiers, Jacobus Rubaeus en Nicolas .lenson, welke boven anderen in staat is bet ranke even- wicbtige der nog jonge renaissance te demonstreeren.

Het is ook duidelijk, dat bet vormgevoelige hierin De Roos nioest aan-

DE BOEKDRUK IS EEN DER belangrijkste hulpmiddelen van de

S. H. DE HOOS : Zincogralische veiklciniiig naai- eeii der pioelleekeningen.

trekken. Ecbter mcer dan een ricliting behoefde bij niet te erlangen. Geen navolging, docb gobeel zelfstandige scbepping, evenals Morris « Golden tj'pe » beanlwourdl de Hollandsche Mediaeval op haar e'ujen wijze aan de omschreven beginselen, en het is daaraan, dat zij haar rusiig harmonieus aanzien dankt.

Een lust op zicb zelf is bet, de werkleekeningen te vergelijken met de proeven daaraan voorafgaand ; boe het bedoelde immer zuiverder wordt bereikt, hoe het geheel immer uit een vrije, maatvol bedwongen handbewe- ging is voortgevloeid en eerst achteraf door een constructie-schema werd gecontroleerd en eigenlijk niet te verwonderen ook uit dit oogpunt werd juist bevonden.

Hoe blijkt ook uit deze teekeningen de groote zorg, om bet karakter der letters in de verschillende grootten toch telkens lot zijn recbt te doen komen. De vormen van een kleine letter vergroot voldoen niet, evenmin, als die van een groote verkleind. Elk heeft zijn afzonderlijke eiscben, waarmede De Roos op gelukkige wijze rekening heeft gehouden. Vertoonen de kleinere corpsen als het ware de quinlessens van het letterkarakter, naarmate de corpsen grooter worden is er nicer gelegenheid de sierlijke lijnvoering, die in de kleinere als in kiem ligt bcsloten, nu ook in haar vrijcr bewcgen te doen ontbloeien, tot dat in de allcrgrootstc corpsen weder een ingetogenbeid tot monumentaliteit heenvoert.

Een blik op de proeven van de gieterij al'komstig, doel tevens zien, boe ook bierover de inzicbten van den ontwerper bebben gewaaki; een omslan- digheid wel afzonderlijk te vermeldcn, omdat zcU's bij gevierde schrilten uit het buitenland zoo vaak de ontwerper na de teekenpen te bebben nccrgckgd, bet werk verder aan Icttersnijder en giclcr bceit overgelaten. Wat er dan ecbter nog voor een kunstenaarsband te doen valt is licht te begrijpen, doch kan niet beter worden aangebracbl dan door een nagaan van al die lijne

IM

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

aanleekeningetjes door De Roos bij de tallooze proeljcs geplaalsl. Zijn ver- bonden zijn aan een gieterij, waardoor de noodige wisselwerking liissclien ontwerper en techniek van zelve is verzekerd, moel in dezen als een niel le onderschatten onistandigheid worden aangemerkt.

Er is wel bewoerd, dat De Roos' letter een zakelijk, en daarniede een in bet bijzonder boilandscb karakter zoude eigen zijn. Ik kan dal, vooral nn de versebillende corpsen en ook de cnrsief voltooid zijn, niet inzien. Zij is geluk- kig meer dan zakelijk en specifiek boilandscb, zij doet blijken van een vormgevoel van een lenigen, opgewekl-sierlijken aard en dit gevoegd bij baar, zeker, niet boUandscb-vreemde maatvastbeid en gejjondenbeid, niaakt, dat zij boven bet doorsnee boilandscb uilgaat en ook in de inleniationale beoordeeling menigen lot reeds beeft verkregen en, moge bet zijn, ook inenige toepassing nog vinden zal.

In een niting van De Roos zelf vind ik voor deze opvatting een kantiee- kening, die bier niet acbteiwege is te laten : « Het is niisscbien een gevoelszaak scbrijtt bij in de Boekzaal van Januari 1912 dal wij boUandscbe knnst onmiddellijk als zoodanig tusscben transcbe, dnitscbe en engelscbe ber- kennen, maar vast is bet, dat bet duitscbe overladene ons legenstaal, dat wij eer geneigd zijn tot de fijne gratie van den franscben geest, versterkl door onzen gedegenbeidszin ».

Juist, de fijne gratie van den franscben geest, deze is bet, die in deze letter met onzen « gedegenbeidszin » zoo bekoorlijk saniengaal. Aan baar kon de lenige pen de licbte niting geven. En boe scboon is niet de conseqnentie van dit penkarakter volgebouden ; de e's met bet kleine drnkje op de pen, waar de dwarsstreep lets uitgebaald zicb aan de booglijn voegt, bet pitlig afsluitend boveneinde van de a's, de fijne trekjes aan de dwarsstrepen van f en t, de origineele en jniste oplossing voor de g, en dan bet sierlijke, licht bewogene in de kapilalen niet in de laatste plaats in de scbraveeringen waardoor deze bet noodige verband met de kleine letters weder bebben ver- kregen ; ja in scbier elk letterbecld is bij een rustige bescbonwing een Jiiist overleg, een levendige lijn, een mooie verboiiding of een andeie Insl voor bet oog te genieten.

Rescboiiwen wij ten slotte bet beeld dei- letters in verband tot woorden, regels en pagina's. llel valt aanstonds o|> bij bet bezien van een j)agina niel deze letter bediiikl, boe gelijknialig baar zwart-werking is : geen galen of zwai-te vlekken, doeb een constante kleni- in a! Iiaai- klare i-egels, daarbij dooi' liaarjuislen dikle-graad van lijn van een |)raeblige eonlraslwerking tegen de blaid<e marges. Ilier is bel, dal de diiidelijkiieid van een letter ook baar seboonbeid van werking ten goede komt. Dnidelijkbeid slaat toe, Insseben de woorden weinig .sj)alie le nemen, de regels zonder inteilinie le zellen.

140

CHARLES BAUDELAIRE LES FLEURS DU MAL

Tilol en lwo<; blniizijdcn van ecn

luxe-iiURavo <lor'« ZU^^fiSbtel » ^<* •s<SVnrenhi.BK

AMBACHTS- EN MJVERHEIDSKiJNST

zoodat de driikspiegel als met gesloten gelederen, krachlig in levend zwart zicli op 't papier vertoont. Zij die met deze letter werken, mogen wel be- (lenken, dal men haar verdieiislen door eeii mime zetvvijze omeclit doet.

De Hums verschenen cursijt vertoont dezcilde qiialileiten, als haar oudere l)rocder de Romein. Ook zij neemt aanstonds voor zicli in, en een schoon gedicht in luinr meer inlienien schrijl'stand gedrukl, vindl daarin de waardige teekenen, oni de dichterlijke verbeelding tot liet gemoed van den lezer te dragen.

Zoo staat thans de balans ; een Nederlandsch kunstenaar, van het vorm- gevoel van zijn lijd vervnld, heeft aan de letterbeelden, zooals zij tegen het einde der vijttiende eenw zich hadden ontwikkeld, een nieuwen levensvorm gegeven, waarin eenerzijds de zuivere, van oudsher geldende beginselen hunne voldoening vinden, waarin echter tevens en dit is haar grootste verdienstc het vormgevoel van eigen tijd tot uiting komi, ja, waarin dat vormgevoel wordt verrijkt door haar stijgen nit het zakelijke in de vrijere, rnimere sfeer van het gracieus bewogene.

Dit in een letterschrift te hebben volbraeht, nn de schrijfzin verlamd ligl en dus de levende omgeving van direct materiaal voor des knnstenaars ont- werpen niet aanwezig was, is een praeslatie, die op haar juiste waarde le schatten niet ieder eigen zal zijn, maar die door haar resultaat elken lezer heeft getrofTen.

In onze samenleving grijpt alles in elkaar en heeft elkanders slenn van noode. De schriftkunslenaar, wiens schijnbaar geniakkelijke teekeningen gebonden zijn aan znlke koslbare processen van voortbrenging, als door het lettergieten bepaald, zal er meer dan iemand van doordrongen zijn. Zonder eene handelingskrachlige Gieterij, begaafd met het inzicht in het nieuwe en betere, met de lust tot ondernemen en de voliiarding lot doorvoeren, wetende nochlans hel groote risico verbonden in een klein land vooral aan het schatten kostende gieten van een nieuwe letter, zonder zulk een slenn komt ook de hoogste letterkunst, al ware zij van een Jenson of een SchotVei-, in onze samenleving nicl meer aan hel woord. Wij willen deze regelen daaroni niet besluilen zonder een eerbetuiging aan de Letlergieterij ^c Amsterdam >s die hel mogelijk maakte, dal na 75 jaren leegte, ons land wcder een eigen stijl- volle letter heeft voorlgebraciil. En al zullen wij wel nimmer qmmliUilief onzcn ooslelijken nabiiur evenaren, die in dit tijdverlooi) om en bij 600 nieuwe letterschriften hel aanzien gaf, van znlke instellingcn als de Letler- gieterij ((Amsterdam)) is zekerlijk nog meer van hel allerbesle le verwachten. En nu is het woord aan de drukkers, aan de uitgevers. De kern van goed drukwerkeu in hel bijzonder van de schoone boekkunst is een schoone lelter.

141

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

7A'] is thans binnen onze palen te vinden. Haaredel voorkomcn weike lot cell edel arrangemenl, tol hct schoone gelicel van driikwerk en l)oc'k.

Moge Nederlaiul in de letter van I)e Roos een nieiiwe en l)lijveiule aaii- leiding liebben eriangd oni in de drukkunst, gelijk leeds in de seliilderkunst gelukken niocbt, den ouden roeni weer te erlangen ; de bloeiende uiling van een bloeiend leven.

JamiariW13. J. p. VAN HOYKN.

OVER MODERNE ARCHITEKTUUR

Tiltl en twc« hlodzijdcn vnn : tVii drtcKil le-:ingeti in Amerd.n jji /lornlrii i/niir H. V. Ilrrliiiii I'itKtivc vnn W. L. J. nrusse le Roltcrdnm, Jnnl I91V!.

Hl^^L^Ttf^^^

^S

^

(^ji)^#n^

&s^^

OT^

^BM

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)

an DC UIT BRUSSEL dddd

N DEN KDNSTKRING hebben ettelijke exposi- lies gedefileerd

Mevr. Eduard Elle, slelde met viomeii ziii Ijijeeii vergaderde land- schappeii van haar over- ledcii eclilgcnoot teiiloon, mooi werk, goed geschilderd en mooi gevoeld : Fraiis van Damme had een assortimentje heel be- deesde, convenlioneele stukjes uitgepakt. Pieler Stobbaerts daarentegeii was er met mooie interieurs : De Pomp, Dorpswinkel en A Icoof.

In den kring heeft de inzeiiding van Kurt Peiser opzieii gebaard. Niet dat ziJTi verlol- kingen van het Antwerpsche volksleven en aan de haven, altijd zoo aantrekkelijk zijn en welgeslaagd, maar nietlegcnstaande, de brnlaliteit en het nalatige der facluur en het gebrek aan adel en bevalligheid bij de be- handelde typen, zoowel bij menscb als dicr (paarden vooral) doet zich toch in alles een temperament gevoelen. Onder zijn beste dingeii noemen we de fnspanning, Scheie Net en Wit paard bij de kaai.

Dan verder nog iji den Kring goede dingcn van Boonen, ongeaclit het alte systematisch tegenover elkaar stellen van licht en scba- diiw, mooi vooral om hun mouvemcnt : Landschap, Stiidie, de Maas en de Molen.

IN DE (iALERY GIROUX, werd, gedurendc eenigen tijd de aandachi gcboeid door een opstandcling een " wilde » Kees van Dongen.

Van Dongen is een Hollander, die lang in Parijs heeft gewoond, d w. z. hij is een dier metoiken, die Parijscher dan de geboren Parijzenaars zijn en die het ras der Buule- vardiers in stand houden. Niettegenstaande al de excentricileiten, het gewilde en het blnfTerige in van Dongens' kunst, nioet men tocli erkennen dat deze overdrevene, een beetje agressieve peintuur, een echt talent verbergt. Van Dongen schildert vrouwen van lichte zeden en prostiluees, maar zon- der eenig mededogen, met een soort van woeste verachting want er is hier slechls spraak van natiiralistische documenten, zonder eenige sympathie of ook maar de eenvoudigste menschelijkheid. En die ge- blaiikelte en gemaquilleerde schepsels heb- ben ook bijna niets menscbelijks meer ! Ze doen denken aan die Vierges byzantines, waannee Theo Hannon ze in zijn Rimes de y'o/c vergeleken heeft. Maar de modellen van van Dongen trekken ons ook minder aan dan de manier, waarop hij ze heeft geschil- derd. Ze dienen hem soms enkel als prctekst voor eigcnaardige licht-clfeklen. Want wat van Dongen ook doet om zich builenissig aan te stellen, hij teekent toch dikwijls bij- zondei' goed! Trinidnd Fernande:, is een uitslekend portret en Geonielle veel meer dan een vliichlige scliets van een Enfant terrible.

MAUHITS LANC.ASKKXS heeft een heel belangrijkc lentoonslelling gehad in zijn atelier in de Godecharlcs-slraat, hoofdzakc- lijk samengestcld uit werk, dat hij voor wedstrijdcn gcmaakt heeft : een decoratief paneel, De liron voor den Kunstkiing tc

143

KUNSTBERICHTEN UIT BRUSSEL

Brussel, prachtig en screen, en tevens eeii ding, dat lieel niooi ineengezel is. Verder een ander decoralief paneel voor een school te Schaerbeek, dat uil drie groepen bestaat : Ij Hel Verledeii, een grijsaard die spiookjcs aan zijn kleinkinderen vertelt. 2) Hel Heden, herders die in de slerren dc loekonist lezen en 3) De 7'oe/co;)i,s/, jongetjes cii meisjes overhun boeken gebogen.

Langaskens had tevens een Slaiu/eii- beziveerder en een Herctile Sliimphaleide geconiponcerd, bestemd voor een wedslrijd, uitgeschreven door liet provinciate bestiuir van Brabant.

Al deze voortbrengselen plaatsen liem op den rang ojizer beste decorateurs en Ijren- gen liem op de hoogte van Montald en Fabry.

IN HET STUDIOZAALTJE zag ik onlangs een vermakeHjke verzanieling van sclietsen en charges.

Scliitterend vooral was Pol Dom met Op den Boulevard, de Dandies, de Karikalurisl en Ongelitelde bladzij. Pliilipppc Swyncop met charges van bekende personen, die blijk geven van een bitter scherpzienden, ziel- doordringenden blik. Verder waren er : Jean Droit, Blaudin, Thiriar, maar vooral van OfTel, wiens Traile des Gosses en la Fessee, tegelijk heel woesl van opvatting en heel precies van uitvoering zijn legelijk heel gewild en heel diep gevoeld.

'•'S ^^ ««'3:- ^ ^"^ '•'S 5«^ ^"^ ««'S <«'® '•'^

IN DE (JALERIE DART, had Geo Follet een reeks landschappen tentoon gesteld, die hij En Ardenne genoemd heet't, ze leggen blijk van ernslige studie af, zonder evenwel tot hiertoe een stcrk op den voorgrond tredende persoonlijkheid le verraden. Hct perspec- lief er in, is echter heel mooi. Ongelukkig echter is de kleur niet bevvogen genoeg en is er een gebrek aan licht en luchtiglieid in. We verwachlen later heler I

'•^ «•'$ '*'^ *^ 5«'S ^'& ^'^ 5«'S 5»^ ^•^ *-3 .SMEERS EN WAGEMANS, twee der beste schilders uit den Sillon, hcbbcn laatst een heel belangrijke tentooiistelling in de « Ga- Icric Giroux n gehad.

I'.r had in de manier en het streven ilezer

beide kujistenaars in de laatste tijden een evolutie en l)ijna een revohitie plaals.Na Ian- gen tijd getrouw te zijn gebleven aan som- bere, zware kleuren aan een bij uilsiek ernstigen toon, schijnen ze zich thans tot hel impressionisme en wel meer bepaald tot het « clairisme » bekeerd te hebben. De Danse- ressen van Smeers zouden zelfs bij wat min- der neveligheid en wazigheid wiiinen en Wagenians figuren ontbreekl het aan rugge- graat. Hun vornien zijn vaag er zit geen spierkracht, geen pit in, doch in enkele zeer schoone portretten vond Smeers zich zelf weer en Wagenians legt in de minste zijner studies dat gevoel vooi- het verschil der toonwaarden, dat behagen in de kleur om de kleur, in haar meest subtiele grada- ties, die hem altijd, wat hIj ook moge doen, van de impressionisten van het blauw en het grijs zullen onderschciden.

DE DAM1-:S PENSO EN ROI.IN EN DE HEE- REN DILLENS EN SERVAIS, hadden aar- dige dingen in de Galerie d'arl tentoon ge- steld. — Mevrouw Penso's specialileit ligt in het vervaardigen van bloemen uit kruim vanbrood,een mooie en aanlrekkelijke kunst, die ze evenwel tegen nabootsing en herha- lingen zal hebben te behoeden! Mevrouw Rolin was er met waterverwen van een dieper toon dan vaak bij die, bij uilstek lichte kunst, die zoo dikwijls naar 't schijnl binneii het bereik van den eerste den beste schijnt tevallen, 'tgeval is. Haar landschap- pen, vooral Tegen den Avond en Eiken, trokken niet enkel de aandacht, maar voer- den tot gepeins.

Paul Dillens was er met I'orsch behandelde tooneelen uit het volksleven, la Rixe (stand- jes zoekenj en Karnavalsprel, waariii hij eehler meer accent en nieer diep gevoelde eniolie had kunnen leggen In een dergclijk geval weten onze kunstenaars zich zelden boven bun eigcn gegeven te verhelFen ! Wel maken ze lets beters dan Ibtogralie, maarde onmisbarc ziel ontbreekl er nog te vcel in ; hij had er echter ook landschappen, die gevoeliger waren behandeld. Paul Servais, een grout relziger voor het aangezicht des lleeren, had djiniaal zijn ezcl in hct

144

Ziiidcn iiecrj^ezel en gaf iiileressaiile nolas, geiiomeii uil (ie omslreken van Frejus, de Esteiel en Toulon.

I)K SCHILDERS JULIEN GENOT EN AL- BERT PATOUX, EN DE BEELDHOUWER CANNEEL, waren met een geheel van goede en hier en liaar zelfs zeer venlienslelijkc werken in hel Stuciio-zaallje bijcen

Wat denheerJ.Genotvooralonderscheitlt, is zijn streven naar zaclitlieid, door sober- heid en groote eenvoud in de aangewende liulpmiddelen. Hij is eenigermale een niysli- cus van de kicur en van de lijn. Maar doorzijn manier om al te veel Ie willen ellieiiseeien, vervalt liij wel eens in liel inconsistente en ledige. Er ligt evenvvel soms hier en daar groole kunst in zijn werk, zooals in Kulme Watcren. Dorp in den Auond. enz. enz.

De Heer Patoux koeslert niet dezelfde scrupules en waar er in zijn manier liier en daar groote scliroomvalliglieid ligl, is dit zeer zekei- ondanks lieinzelf.

Canneel was er met goedc KinderporlrcUen, kraclUig en uitdrukkingsvol en twee inder- daad verruUkelijke groepen ; Illuaie en Lenlevreugd. Het eersle vooral is uitersl los van bevveging en zeer bevallig.

!«^ 5*^ *'S ^"S '•^ ^"S <«^'<«^ ^•^^•^ '•^ IN HET SALON DER AKWARELLISTEN yC^ Bij het doorbladeren van den Caia- logus in alphabelische volgorde, onlmoctcn we, in de eerste jjlaats, den Antwerpenaar Baselecr, wien deze ecr ook volgens de kunslwaarde van zijn werk toekomt. Zijn zeeslukken, uit de omslreken van Anlvver- pen en voor de ree, zijn niet enkel jnist gczien ze zijn ontroerend en troeblant. llecl de innigc bekoring van onze wijde watcipiassen ligt er in. Ilel is alles op een zeer peisoonlijke en quasi nocit nic da (jc- wesene wijzc gezien, maar met zulk ecu liooge mate van oprcclitheid, dat lie kunsle- naar van meet af aan den bcschouwer geheel beheerscht, met een wijze van vcrtolking, die verbijstercnd in zijn oorspronkelijkhcid zou kunnen zijn. Boven alle andcrc nmnllen uit zijn f.aalxle gnwl (uni de slnd en Sncfnn> in de Dokken.

KUNSTBERICHTEX - VIT BIWSSEL

Cassiers had ons ditmaal niels nieuws gebracht. De Course d'aalomne van Charlel daarentegen, munlle uit door groole Ojnheid van lichtverdeeling en Uleuren. Glaus was er met allerliefsle akwarellen, die we nog meer bewonderd zouden hcbben als we niet aan zijn nog mooiere olieverwen hadden gedachl ! Zonderzijn talent op in 't oog val- lende wijs te hebben vernieuwd, weet De- launois niellemin in zijn binnengezichlen van kcrken en klooslers, zooveel kracht en innigheid te leggen, dat ze ons telkenmale weer als een nieuwe openbaring van het eerlijk talent van dezen meester zijn. Don- nay was er*met mooie landschappen uit de Ardennen,decoratief, goed geteekend, maar een beelje te veel als een afficlie behandeld. Ensor met een Croqitis rose pour un bcdlel charnuint een nielsje een houlade /<i menue Monnaie van Watteau. Het Rosse Kopje, van Fabry, was van 't beste dat er was in het Salon der Akwarellisten, eerst gewasschen, daarna opgeteekend met rood krijl, een teeder vrouwekopje, tegen een bhiuwen achlergrond, een krachlig, mooi werk, groot van slijl, dat geheel bet merk draagt van den leeuwenklauw.

Mevrouw Gilsoul-Hoppe , was er met blanke, bloeiende Bcgijnhoven. Heel sug- geslief en heel aantrekkelijk was de Hindoe- sche Malroos van Hageman. Van Maurits Hageman's Een Onweershemel en Lenle Ie Freyr, dichterlijk in den nevel verloren gezien. Theo Hannon muni vooral uit in bet schilderen van bloemen Ooslersche Pupavers, maar heel dikwijls ook zwerfl hij in onze landschappen in de voorslad en de Borinage rond.

Xavier Mellery is ecu der Iriumlators ge- weesl in dit Salon. Weinig knnstenaars bouden op zoo verbeven wijze bet gevocl voor klassieke schoonheid hoog, hij zet dc tradilies der Ilaliaansche mecslers van bel groole lijdvak voorl. Waarom wordl beni niel ann cens konings hof of in 't een of ander openhaar gebouw, de versiering van een Loggia oi' Stanzci opgedragcn? Dan zou- den we op onze beurl scbeppingcn hcbben Ie slellen tegenover een Rafael of een Co- reggio. Waar loch vindt men edeler, zui- verder en bevalligcr-gerylmecrde lijn dan

145

KUNSTBERICHTEN

[JIT BRUSSEL

ill zijn (lonkerc silhouetten tcf^en ecu f^oiiden aclitergrond, wier jirachlif^e lioiuliiiiteii iiict- temin allijd aanvallig en levciidif^ blijven en zijn twee Gezichteii op het Uegijnliof, zijn ontroerend en diep gevoeld. l)e akwarellen van Georges Lemmen, zijn knap gezien en zeer intiem. Ze zijn het werk van een onl- rocrd artist, die door een niccslerlijke tecli- niek gedieiid wordl. Noemen we verder dan nog Olell'e, Michel, van Leeniputten, (van dezen laatsle een lioogst opnierkelijke Kal- varieberg), Sineers, Tilz, Hermans, KhnopH' en Marcette.

Samen met Mellery en Baseleer, lu'ct'l Jacob Smils het meest de aandaclil gelrok- ken diior zijn Noocl Gods, pvaclitig van klenr en schooner nog door zijn diepe onlroering. Er zijn niet minder dan zeven tigiiren op dit doek, waar de Christus, in't verkort gezien, aan Rembrandt's tweede Analomische Les doet denken. Ende Heilige vronwen heblien zachte, kalme, snijdige gebaren, die aan- grijpend in hun vvaarlieid zijn. Het gewild anachronisme van een zwarten griffler, tus- schen al deze evangelische figuren, brengt een actueele en realiste noot in deze lieer- lijke compositie, een voorstudie voor een grooter werk, bcslenid voor het gereclitshof le Brussel.

Smits was hier tevens met twee land- schappcT), aangrijpend met de blanke wol- ken, die aanrollen over een hoek van de Kempen en een tweede een Avonil nwt M(uin-e/fekl, met een niet minder halluci- naiiten liemel. En vergeten we vooral niet zijn liinnciiluiis als met godsdienslig ge- voel doordrenkt.

De kunstenaars nil den vn'oniiic wareii vertegenwoordigd cloor liarllcll, Van dcr Waaj', Mevrouw Montali)a en Liiigini, alio reeds lang bekend en op vcrdiende waarde gesclial.

^"^^"^ ««^' ^"^ ««'S ^'^ ^'& «•(*:• ^t: ^'^ ««^

KKN TIi:NTOONSTi;FJ,IN(; VAN STKINLKN ♦V Steinicn, een der meest wels|)ickende vcrlolkcrs van de ellenden en de nitspallin- gcn van de onderste higen der Parijsclie bevolking, is vooral door zijn teekeningcn en verhichlingen liekend en na zijn lentoon- sleliing, onlangs in dcii kring, /al hij vocn I-

gaan met meer in 't bijzonder als teekenaar unze aandaclil Ic blijven boeicn, want wat we hier van zijn schilderwcrk zagcn was maar z6o z6o. Zijn straattooneelen en zijn Tfipes fciiihoiiriens, trokken echter de aan- daclil en men vergeet ze niet zoo licht ! De nalnralisle lileratuur zon nergens een ver- Inchter kiinnen vinden met zulk een diepe deernis zoo teeder en fijn van gevoel; hier en daar vermengd met wat bitlerheid, veel meer dan in sommige roiiians en ver- haaltjes nit de school van Medan.

Wij betreuren dan ook dat de inrichlers der tentoonstelling, Steinleii wal onver- wacht zijn komen overvalleii, zoodat hij dilmaal niel veel meer dan het oveischot uit zijn laden en porlefeuilles had ingezon- den. Die schelsen waren zeker aanlrekke- lijk genoeg, maar wij hadden gaarne een gelieel zijner nicer belangrijke composilies, bijv. zijn teekeningen voor hi Fi'iiille van Zo (i'A.ra die aangrijpende verlolking van kindei'dwangarbeid of de Biiibi des Gosses gezien.

■^Pt ^^ ^9t ^Pi ^^9i ^ft -;^ft ^9i cg,^ ^»i ^9i

OMHH COPPli:NS EN CHARLES MICHEL, zijn reeds sedert lang gunstig bekend en de Kuiislkring had zijn beide zaien voor hen geopend.— De eerste had er schitterende en heel ver doorgevoerde (een eigenscliap die in dezen schelsmaligen lijd op prijs valt le slellen !) gezichleii van Vlaamsclie stedcn en andere stnkken, die hij van zijn reizeii had nieegebrachl. Karel Michel had er voor- trcfl'elijk en heel oorspronkelijk werk : inscklen o. a. zoo onoindig fijn gezien en zoo onberispelijk iiilgevoerd, dat ze soms lets hebben van de siralende volmaaktheid dcr .Ia|)ansche prenten en soms van l-'ngel- sclie illnstralies.

WH.LEM HATAILLi:, dc jongc Vlaamsclie Mcester, die dc laalslc jaicii zoovcci naani liecl't gemaakl, was in dc Salle d'aii, in de Koningslraal, nicI ccii \ ijl'lig landschappcn, die voiiral dc aainlaclil hebben getrokken, door (Ic vlolle en Icidge penseclvoering, als dojii licl liclilc en glanzciidc p;dcl. Soms cclilci Idcipl dc virhidsilcil wcl ccns wcg

116

KUNSTBERICHJEN VIT BRUSSEL

met liet gevoel, vooral als Willein Bataille zich oiuterwiiuil oni onze iliclilcrlijke Keui- peii le schiUleren, doeli luiai' we liopeii zal inellerlijd ilescliililer van iIlmi clichlerleeren, om meer ziel te leggeii in eeii decor, waai- vaii liij nu reeds met zooveel lyrisine de kleur en het grillige, steeds wisseleniie lichl- spel weergeeft. Onder die doelien bewon- derde ik vooral : Uooi, Unci sUidje in de Kempen, Keinpische burg, Grijs weer en Moryen in de Kempen.

EMIEL JACQUES lioort toleeii scliildersras, waarvan de vertegenwooidigers Uiier in Belgie, zelfs in de groolsle lijdvakken nooit heel overvloedigi, steeds zeldzamer begin- neii le worden, tot lien bedoel ik, die zich uiet levieden stellen met te zien, aiaar die tevens kiezen en schikken. Niet alleen ligl er groot talent en opnierkingsgave in zijn Vlasivieden en Slaap vun den llouenicr, niaar tevens veel verbeelding en Irissche beko- ring, die een weinig verder dan het slieelen van de oogzeuuw gaat. Vooral hebben we zijn Plukken in West- Vlaauderen, bewon- derd. In zijn wat harde en vveiuig dooizich- tige poitretten, onlbreekt het echter aan die onmisbaie onlleding van een zielestaal, en de inwendige glans, die de ziel is, bestraalt ze niet !

KENE GEVEKS, ware soins iu staat oin ons met het i'ointdlisme le verzoenen, als we zieu weik voordeel liij weel le Irekken uil dit proccde. ler weergave van het vocht- Irillende, vvazige van zekere luchtgesleld- heden, zooals. bijv. in zijn Up het liunual, Muansopyuny, twee van de doeken, die hij in den kring tentouii had gesleld. Tevens onderscheidt hij zich door de gave der Mise en Page, en een sympalhic ik had bijna gezegd een elan, die hij vooral in zijn Abdij van Villers, doet gevoelen.

OMEK DIEKCKX, was, tijdens het bestuur van den overleden liurgciueesler van Mce- nen, met de decoralie van de zoldering in de Suite des pui perdus in het Genieentehuis

van St. Gillis, de groole Brusselsche voor- stad, belast en de kritiek had een uitnoodi- ging ontvangen om van zijn beide conipo- sities kennis te komen nemen.— Ze zijnvol- konien geslaagd en de kunstenaar heelt vooral uilstekend parlij weten te trekken van het naakt, dal oveial in alleraantrekke- lijkste groepen, in streeleade lichtspelingen wel geschikt om de verhoudingen en bewe- gingen er van nog beter te doen uitkomen, is aangebracht. Ze dragen den naam van De Vrijheid dault op de aarde neer, toegejuicht door de Volken en De liaad.

&*i ^ &*5 ^^ C^*!i ^9i s^fi f^ti fg.'ft '^ ^

IN HET BOUTE-ZAALTJE, hield Louis Cam- bier wat men een tendens tentoonstelling, een manifest in de schilderkunst, zou kun- nen noemen. Hiermee bedoel ik dat het eeiimaal opgevatte denkbeeld er den boven- toon voert, zonder het kunslwerk op zich zelf een dieper indruk achlerlaat. Zooals op het meerendeel der expos. ties dezer soort, wareu er verscheiden eigenaardige lioeken en iu enkele details scheeu de toepassing van het procede inderdaad volkomen op haar plaals. Dit was bijv. iu Weslende, de Uurthe bij Hanioir en de Jardin de Latoue bij Versailles het geval.

i^*>^ i^*i -:ft»!i ^ ^9i i^fS 2^ ^9i ^9> ^9>

VICTOR MARCHAL strooit de meuschen geen poeder of zand iu de oogen, al ware dit poeder ook van goud! Zijn duel is uiet om ons te verbliudeu of te doen gapeu hij vergeuoegt zich met ons le bekoreu en ons vertrouweu te winnen. En indien hij hier- mee lets grools verrichi en er iu slaagl om ous te ontroereu, geschiedt dil eukel door zeer eenvoudige, ik had bijna gezegd tradi- tioneele middelen, zooals bijv. in zijn heer- lijke Scltapen op de Vtakle. Zijn luchten geveu inderdaad de synthese der oneindigheid weer. En uiuiuier zal een « luminisl » ous zulk eeu indruk van het licht en de ruimle in den ether vermogen te geveu, als we meedrageu vau die llavervetden in Haspen- gonw of die Moryen in de Kempen, met al de beangstigcude droefheid vau een grijze lucht of een hemcl zwaar van ouweers- wolken.

147

KUNSTBERICHTEN - UIT BRIJSSEL BOEKEN & TJJDSCHRIFTEN

IN HETSTUDIO-ZAALTJE, liaddeii cen ^rocp Luiksclie kuiisleiinars, met August Doiinay aaii liet hoofd, niooie gezichleu op de Ourtlie en de Maas leiUoon ge.sleld. Naasl liet werk van bovengenoeniden nieesler, liewonderde ik vooral dat van Pircnne, die, vooral als leekenaar zeer gelukkig was in zijn schetsen van oude hoekjes uit de voor- slad, bijv. in zijn : An Wayiii. Verder l)el- cour en George LelJiun.

G. E.

'•'^ 5«^ 5«S ^^ 5«^ ^^ 5«^' 5«'S ^"^ ^"^ ^•'^ BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN GAZETTE DES IJEAUX-AJVIS (Novemiseh

id en zeer lezenswaard aili- Uel over neen sciiildei- van liet landleven iu de xvii^ eeuw : Jan Sibeieclils », (lien liij noemt " een weiniggekeuden kunstc- naai-, beliooiend tol de groep van (^uyi) en Adriaan van de Velde. Minder fljn landsciiap- schilder dan dezen, minder bandig in liet weergeven van de teedere scliakeeringcn der lucht of van de vreedzame slraliiig der zoii, is hij een even nauwgezet opmerker als den eerste, en minder transigeerend dan den aiidere, in liet stipte verbeelden van bet land- scliap en van zijn weiiiig bescliaal'de bevvo- ners. Hij toont ons bet huidclijk bedrijl met al de juistbeid van een proces-vcrbaal, maar zijn bijna godsdicnstige bewustbeid en aan- dacbt, de uiterste enist die zijn personages doordringt, en waarin niets meer overblijit van de palsers en nietdeugcii die zijne con- I'raters zoo nauw aan 'I bart lagen, bezielen zijn werk met een del'tigbeid en met een als 't ware bizondere waardiglieid, en op de doeken van dezen zoo sleclit gekenden scliilder, ziet men voor zicb voorbijgaan die eerbicdwekkende en eenigszins strenge bezoekslei-; de waarbcid >.

Jan Siberecbls (Seberecbts, Sieberecbts) werd geboreii te Anlwerpen o|) 29 .lanuari 1027. Zijn vader, die denzeli'dcn vooniaam droeg, was beeldbouwcr. Na ziili in de

schilderknnst Ic liebben ingewijd ondcr de Iciding van leu onbekeuden nieester, Adriaan de Hye, werd liij nieester iii de St Lucasgilde in 1048. Horace Walpole, in zijn AiH'cdolen over de schilderkiinsi, zegl dat (' bij landscbappen scliilderde en de zicblen van den Rijn bad bestudeerd (sic), vvaaivan zijn waterverl'teekeningen meer verspreid zijn dan zijne scbilderijen ■>. De bertog van Buckingbam, terugkeerende door Vlaandereii van zijn zending naar Parijs, ontdeklebem te Antwerpen, kieeg smaakin zijn werk, noodigde bem uit oni naar Eiige- land te komen en deed bem werken le (^liofden. Walpole noemt twee werken van bem in Nevvstead Abbey : bet eei-ste cen landscbap o in den stijl van de scbool van Hubens », bet aiidere, dat bij beoordecldc als bet besle « een zicbt van Longleat, eenigszins in den trant van Wouwermans ». Siberecbls stierf in 1703 en werd begraven op bet kerkbof van St James ».

De Belgiscbe Musea bezitlen de meesle werken van bem. Parijs, Rijssel, Yalencljn, Bordeaux, eveneens belangrijke doeken, terwijl de openbare vei'zamelingen van Miiiicben, Hanover, {Budapest en Kopenba- gen onder zijn naani iiileressanle sluUken toonen.

Zeer belangwekkend is bet artikel van den beer Henry Marcel, en aans|)oring tevens tot meer ingaande studie van dezen scliilder. Hier werd nu alleen aandacbt gegeven aan de lypen, de liguren, maar ik ben overtuigd dat bet bestudeeren van bet landscbap in zijii scbilderijen eveneens leiden zou tot zeer verrassende constalatics.

^9i ^9i c^ft iji,^ ^9i a^^ ^9i c^,* ^fi ^»i tg,^

monatshi-:fte flib kunstwissen-

SCHAFT (NoviiMHKR) yC^^

Waller Bombe scbriji'l over « de kunst aan bet liof van F^ederigo van Urbino », de Italiaanscbe Maecenas, waarvan zijn biblio- tbekaris, Vespasiano da Bislicci, in zijn levensbescbrij ving zegt,dat bij een Vlaamscli scliilder naar Urbino deed komen om dc wanden van zijn sludeerverlrek met scbil- derijen te versiercn : " Daar Fcderigo in Ilalie nieniand kende, die met olieverl'scbil- deien koii, zuo deed bij cindelijk in Vlaan-

148

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

deren een grooten nieesler zoeken, deed hem iiaar Urbiiio komen en liet liem daar vele schittereiuie coiiterfeilsels uitvoereii, vooral in zijn werkkamer, waar hij de wijs- geeren, dichters en geleerden der grieksche en latijnsche kerk schilderen nioest, echle kunstwondeien. Daar schikierde hij ook den hertog (Sua Signoria) zoo natuurgetronw, dat hem niets onlbrak, dan de adem ■'.

Deze Ylaamsche schilder was nieniaiul anders dan Josse van Gent of Joost van Wassenhove, van wien men in de Acadeinie van Urbino een allaarstuk bezit, De Comnm- nie, dat men, volgens onbetwistbare docu- menten met zekerheid aan dezen Vlaamschen meester mag loeschrijven. Dit schilderij, dat iiiet het laalste avondmaal, maar wel de instelling van het sacrament voorslelt, is, wat den stijl betreft, zeer verwant aan liet werk van Hugo van der Goes.

De Iieer Bombe bespreekt verdcr de hoogstwaarscliijnlijk van dit allaarstuk af- komstige vleugelpaneelen, apostelvoorstel- lingen, bewaard in de sacristij van de Dom- keik van Urbino, en een paar andere werken van Josse van Gent, gedeellelijk onder den invloed van de rond hem werkende Ilaliaan- sche tijdgenooten. Belangrijke gegevens omtrent zijn leven en werken, zijn verder in deze uitgebreide, uitmuntend geslelde en oveivloedig gedocumenteerde sludie l)ij- eengebraclil.

BULLKTIN VAN DE\ NEDKHLANDSCHEN OUDHEIDKUNDIGEN BOND (October 1912 , bevat van den beer J. Philip van der Kelleii Dzn. een nola over het hem toebe- hoorende tot nu toe onbekcnd gcbleven portret van Priiis Willeni II op 9- of lO-jari- gen leeflijd, geschilderd door diens leer- mceslcr in hcl leckenen I'ielei' Quast.

De heer S. Mullcr Fzn. heeit hcl over het pas voor hcl Anislerdanischc Hijksmuscum aangekochte laniilicporlret van den Admi- raal de Ruyler door Jurriaen Jacobsen, waarvan hij dc verschillende personages verklaren wil.

D' C. Hol'sledc dcGioot mccnt dat ann dc schilderkunsl te wcinig plaals wcrd gcgund in de uilgavc Xcdvrlandsclie Moiiumeiilen

van Geschiedenis en KiinsI, en betwist daa- renboven eenige atlributies en datums uit het eerste deel daarvan, nl. de beschrijving der voormalige Baronie van Breda door Jan Kalf. Deze laatste Iracht zich in een ant- woord daarop le verweren.

KUNSTCHRONIK (15 November 1912) /C^.

Dr. A. Bredius komt hier terug aan het woord aangaande den Jongenskop uit de collectie Weber, die lot heden toe doorging als zijnde een werk van Rembrandt, maar die Bredius voor een vervalsching aanzag. De reiniging van Prof. Hauser heeft hem doen inzien dat er van een moderne verval- sching geen sprake kan zijn. Het beeld is hem nu alleszins veel mooier gebleken. De domineerende oranje-gele toon schijnt hem evenwel zeer raadselachtig, en het werk staat volgens hem geheel buiten de reeks van de andere jeugdwcrken. Toch heeft het stuk na de reiniging zooveel aan fljnheid gewonnen, dat Bredius zich de vraag gaal stellen : « Wie anders dan de jonge Rem- brandt kan aldus geschilderd hebben '.' »

In helzell'de nummer bespreekt F. Winkler vluggelings eenige Nederlandsche en Duit- sche werken uit de 15« en 16<' eeuw op de tenloonstelling in 1912 te Granada gehou- den. Veel onbekende slukken, in bezit van de Spaansche kerken waren daar voorhan- den, en zijn nu, na even besproken en gereproduceerd le zijn geweest in het Spaansche tijdschrifl Musenm, weer terug in de donkere kerken en kloosters verdwenen. Het waren, in de eersle plaals, de Madonna met de lioos, van Geeraard David (Iglesia Magistral del Sacro Monte, Granada), zeer verwant aan de helgekleurde , schoone Madonna uit het Kaiser-Fricdrich Museum.

Van Bouts zell wellicht, allhans van een zijiier besle navolgcrs, was er een uilmun- tende Madonna met Iwee Enijelen (lioliotypie in de Gazelle des Jiean.v-Arts 1908).

Een handschrifl, Xatnryescliichle des At- bertus Ma(/nns, nil de Universileitsbiblio- Ihcek le Granada, bevat niiniatureii weike Durieu (Bibliothcquc de 1 Ecole des Charles 189H) en van den Giicyn i.Vinialcs de IWca- dcnuc royalc d .Xrchcologic de liclgiipic

149

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

t. 58, 1906) haddeii opgenomeii in huiine be- richten omtrent Vlaamsche en Fransche niinialuren, en welke nu Winkler nieent veeleer te zijn verwant aan de werken van de school van Konrad Witz, zonder daarom zelfs niaar eenigszins aaii dezen Duilsclien kunstcnaar te kuniien worden toegesclire- veii.

De verzameling Meersmaiin le Granada bevat een Kniisafdoening in hoog formaat met halfflguren, zeker volgens Winkler van den nieester des Avondmaals (Luik, Brus- sel, eiiz.), waarschijnlijk te vereenzelvigen met den door Friedliinder voor het eeist herkenden Anlwerpschen meester van 1518, wiens werkzaamheid mag iiegrensd worden tusschen dejaren 1515-loJO.

^•^ '•^' '•^ '•'S '•'S ^"^ 5«^««'JS '•^ '•'^i ««^ THE BURLINGTON MAGAZINE (November 1912; A*-

De heer A. J. Wauters publiceert liier een eerste reeks nota's over Rogier van der Weyden. In zijn Historia Loixmiensium schrijft Jan Vermeulen, gezegd Joliannes Molanus :

« Magister Rogerius, civis et pictor Lova- iiiensis depinxit Lovanii ad S. Pelruni altare Edelheer, et in capella Beatae Marire sum- mum altare quod opus Maria Regina a Sagittariis impetravit el in Hispanias vehi curavit, quanquam in mari periisse dicatnr, et ejus loco dedit capellse quingenloruin tlorenoruni organe et novum altare, ad exemplar Rogerii, expressum opera Mieha- elis Coxenii, Mecliliniensis, sui picloris. »

Er is veel reden tot veronderstellen dal de twee hier bedoelde schilderingen nict de eenige waren die Rogier van der Weyden voor de stad Leuven uitvoerde. Zijn talent wcrd daar gebruikl + 1425 waarschijnlijk, en bij de werken verricht op bcstelling van liet Leuvensche Magistraal dienen begre|)en te woiden :

loi het zoogenaamde altaarstuk van I'aus Marliiius V, waarvan 2 |)aneelen In de kathe- draal van Granada, en liet 3'-, oiilangs ont- dekt, lui iii bezil is van de lieercn gei)roeders Duvecn. Van deze dric paneclen zon het bckende sluk in het Kaiser-Friedrich Mu- seum sU'chls een goede, oude kopij zijn;

2°) de zoogenaamde Madonna der Medici nu in het Slaedel-lnstiluut te Frankfort.

Bij vergelijking van het Recueil de Saint Luc (een Doorniksch document nit de tweede hand, zijnde slechts een later afschrift van het origineel), met het register van den onl- vanger der stad Doornlk, tracht Wauters ecnig licht te werpen op de tot nu toe duislere periode van Rogier's levensbe- sclirijving, begrepen tusschen zijn geboorte- jaar 1400 en het tijdslip waarop hij zich te Brussel (of eerder wellichl te Leuven) ves- tigde, d. i. + 1430.

In zijn boek overRogier van der Weyden (*) schrijft de heer Paul Laf'ond : « Het eerste gekende scliilderij van Rogier van der Wey- den is het bekende altaarstuk der H. Maagd, dat beschouwd wordt als zijnde door paus Martinus V aan Jan II van Castilie ten ge- schenke gegeven, en door dezen laatste op zijne beurt geschonken in 1445 aan het Karthuizerklooster van Mirallores dat hij toen pas gesticht had nabij de poorlen van Burgos ».

En de heer Lafond voegl er bij : « Hoe de Paus eigenaar werd van dit schilderij, is moeilijk te verklaren ».

De heer Wauters meent op deze vraag echler een antwoord te hebben gevonden. Het drieluik van het Kaiser-Friedrich Mu- seum, (ioor Hynians in zijn nota's bij vai» Mander (Dl 1 biz. 103; genoemd als « het eenige werk van van der Weyden waarvaii de echlbeid zonder twijfel vast staat o, en voorslellende Chrislus' gebooric, Clirisliis op- lien sctioot van Maria, en Chrislns aan Maria verschijnende is volgens Waulers niets an- ders dan een oude kopij, de origineele pa- neclen zijnde, zooals gezegd, twee in de kathedraal van Granada en liet derde in bezit van de hcercn Duveen. De (hie schil- dcrijen werden ter gelegenlieid van de slicliting van het Studium Gencrale le Leu- ven, door het kapitlel van St. Pieler uit danlibaarheid aan paus Marlinus V ten geschenke gegeven. Deze stelling schijnt (laarenboven te worden bevestigd door een leksl van Anlonio I'onz, 18'- eeuwsch

(•) lloKi-i- vim (li'i Wcvdi'ti, p. I'.inl r.nldiul, Cohs'.t- viitoiw (III .Miisci' (If I'^iii: Coll. lies (li\ Artistes des. I'livs llns. (i. Mill OiM c^; (>, linixcllcs, 1!)12. p. 18.

l.'.d

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN PERSONALIA

Spaansch schrijver, secrelaris van koning Carlos II, (lie een besclirijving geeft van de schilderijen zooals zij in l)ezit van de nion- niken van Burgos overgingen.

De nota's van den heer Wauters werpen niet weinig liclit op de geschiedenis van van der Weyden en zijn werken.

Lionel Gust behandelt enkele poitretten van Cornelis Ketel, o. a. liet door Bredius reeds in Oud-Holland la{[. II) besproken zell- portrcl met duini en wijsvinger gescliilderd :

Sender Borslel oft Pinseel bin ick dus gheschildert heel,

en nu in bezit van de firnia Kiioedler le Londen. De lieer Cust noemt Ketel een van de nieesl compleete, italianizeerende mees- lers van de \(}'= eeuwsclie Nederlanden.

In hetzelfde numnier zetten Dr. Bredius en de kunslkooper Kleinbcrgcr hunne be- Iwisting voort ointrent de zoogezegde Rem- brandt, Oiide Vroiuu die een voqel pliikl, nit de verzameling Levaigneur. Beiden blijven op bun zelfde wederzijdsch standi)unt : Bredius bewerende dat hel stuk van twijfel- aclitige echlbeid is, Kleinberger daarenlegen dat alles volgens lieni een autbenlieke Rem- brandt aanwijst. A. 1).

s*^ «^ ^^ ^^ ^'S; ^^^ ««s^^' ^•^ ««^^^

nana PERSONALIA n d d n

EUGENE SMITS f /O*. In December 11. ovci-lecd te Brussel in den ouderdom van bijna 88 jaar de schilder Eugene Smits, een der nobelsle kunstenaars der Belgiscbe scliildcrsscliool.

Steeds zeer eenzaani levend in de schoone wereld zijnei- droomen, bleef Sniits bijna gebeel onbekend voor bet groote publiek, en mocbten alleen eenige meevoclcnden zijn arbeid bewondercn. In bein leefde voort de traditie der groote scbibiers der Renais- sance; liij ondcrbield zorgvuldig de ovcr- weldigende bcrinnering der kunsl van bet onde Italic; de geest der KK-ecuwscbe glorie oingalbcm en was in zijn arbeid doordrin- gcnd en levend overgcgaan.

Zeer talrijk zijn zijne werken niet. Lang- zaam en gewetensvol, eerbiedig en nederig voltooide bij de vcrbccldingcn zijner vizioe- nen, en zelden kwanien zijne schilderijen in openbare tcntoonslcllingcn. Ms een der

hoogste en verrukkelijkste nieesterstukken onzer bedendaagscbe scbilderkunst, blijft, in bet Moderne Museum te Brussel, zijn Gang der Seizoenen (1872) getuigen van de Here en aristocratiscbe betracbtingen van dezen uitzonderlijk verfijnden maar belaas al te veel miskenden artist.

In 1911 moebt de Brusschelsccbe kring UEstampe een gedeelte van Smits' oeuvre veropenbaren door een groote tentoonstel- ling zijner teekeningen. Thans niogen wij, door die welke Kunsl van Heden te Antwer- pen inricbt. de ganscbe bekoring van dil onvergankelijk talent ondergaan.

Tot deze wellicht al te laattijdige bulde zal ook On:e Kunsl bet zijne mogen bijdra- gen, zooveel bet mogelijk zal zijn met woorden de beteekenis van deze kunst te benaderen.

C^ ^9i ^9i ^9t^9i^^^^^9i^ ^

FERDINAND VAN DER HAEGHEN f >o». Ofschoon de uitgel)reide werkzaamheid van dezen zeer verdienstelijken eerehoofdboek- vvaarder der Geiitscbe Universileitsbiblio- tbeek groolendeels niet in bet bestek ligl van dit lijdscbrift, zou bet nietlemin onbil- lijk zijn niet met een paar woorden te gedenkcn bet aanzienlijk aandeel dat wijlen Ferdinand van der Haegben genomen heeft in de kunstbeweging van de stad Gent eu zoodoende ook van gebeel Belgie.

Want bcbalve de vele niet te onderscliatleii diensten die bij bevvces door zijn uitgebreide kennissen op bet gebied der bibliograpbi- scbe, literaire en gescbiedkundige weten- scbappen, wist deze nijvere vorscher der aloude Abdij van Baudcloo, vooreerst als secrelaris, later als voorzitter der Maat- scbappij voor Seboonc Kunsten, de Gent- sche driejaarlijkscbe salons te verbefVen tot l)eriodiscbe artislieke gebeurtenissen, die vooral van de buitenlandsclic kunstenaars de bizondcre aandacbt wistcn te verwerven. Hij beroemde er zicb, niet gebeel ten on- rechte op, een der eersten te zijn geweest die de groote moderne scbilders van over de grenzen in Belgie bekcnd maakten.

Ferdinand van der Ilaegbcn wcrd gcborcn te Gent oj) Ki October I8;i() en overleed er op 22.1annari 11. A. D.

ir>i

VARIA - ERRATUM

«»S *'S ^^ ^'& *^ '•'S ^"& '•S '•^ '•^ '•^

D D D D D VARIA D D D D D D

■♦-y De lieer Dr. H.E. van Gelder, archivaris en directeur van het Gemeentenuiseiini te 's Gravenhage, zal voortaan, ter vervanging van vvijlen den heer E. W. Moes/oplreden als inede-redacleur van het lijdschiift Oiid- Holland.

■^r^ In de Ecole des Haiiles Eludes Sociales le Parijs (16, rue de la Sorbonne) werden dezen Winter belangrijke voordrachten gegeven over Oud-Nederlandsche kunst : over de Gebroeders van Eyck, door den heer La Fontaine; over Rogier van der Weyden en Petrus Cliristus door den lieer H. Fieiens- Gevaert ; over de Nederlandsche Bonn>kiinst van de XfV' lot de XVI' eenw, door den lieer (".amille Enlart ; over de Haarlemsclie schil- ders : van Ouwaler, Geerlgen lol SI. Jans, Dirk Bonis, door den heerX; over de Vla- minyen in Ilalie : Hugo van der Goes, Justus vanGeul, door den heer Ch. Diehl; over de Drngsche school : Mending, door den heer Paul Alfassa ; Gerard David door den heer X; de Anlwerpsche school: Quinlen Massy s, de Paliuir, door den heer H. Fierens-Gevaert; de Romanisanlen : Gossaerl, van Orley, L. lilonded, door den heer Conrad de Mandach ; de Hollanders : Lucas van Leyden, Cornelis van Amslcrdam, Jan Scoreel, door den heer

L. Rosenthal; Antonio Mora, Pourbus de oude, door den heer Hoas-Boasson; de weer- sland leyen hel italiauisme : Jeroen Bosch, de Breughel's door den heer Henry Marcel. •^-V De Societe du Salon d'Antomne te Parijs heeft in hare laatste zitting de heercn Prof. Edward Pellens en Marten van der Loo tot leden van hare afdeeling van graveerkunst verkozen.

S»5 c^»i ^•J l&^i ^•t {g,•^ ig,»b ^Pi ^9i f^fi a^»5 D D D D D ERRATUM D D D D n

Tot ons leedwezen verzuimden wij onder de afbeeldingen van schoorsteenen, op. biz. 102 en 103 van het vorig nuninier, te vermelden, dat deze afbeeldingen werden verkleind volgens de groote platen in het prachtwerk « Oude Binnenhuizen in Neder- land » verzanield en beschreven door Prof. Sluj'terman en uitgegeven door Martinus Nijhotr te 's-Gravenhage. Wij haasten ons, dit verzuim hier te herstellen, en maken van de gelegenheid gebruik om tevens de aandacht te vestigen op een tegenhanger dezer uilgave : « Oude Binnenhuizen in Belgie », welke onlangs bij dezelfde firma veischenen is, in samenvverking met den Boekhandel Forst te Antwerpen als inede- uitgever voor Belgie. Beide uitgaven meenen wij onze lezers met warme sj'mpathie te mogen aanbevelen. Red.

152

(JICHAIU) DAVID: \>E AANlin)DIN(. DICl! WI.IZKN. (Kon. Mus(^uni, l!russ<H).

DE PORTRETTEN VAN GERARD DAVID

|iE kent ill liet Museum te Brussel niet de Aanbidding der Koningen van Gerard David, een der juweelen van het Primilieven-kabinet ? Maria zit recht op een hoek van de kril), die met een kussen en een tapijt bedekt is. Caspar, de grijsaard-koning, neergeknield, kiist met den diepsten eerbied bet armpje van het Ivind, dat door Zijn goddelijke Moeder omhoog wordt geheven. Balthazar, evenals hij ter aarde neergebogen, biedt den Jongge- borene een rijke, gouden drinkschaal aan. Links treedt Melchior, een tulband op het hoofd, met zijn gevolg vooruit. Achter Caspar de H. Patriarch Jozef, op zijn staf gesteund. Eindehjk, op het achterplan naar links onlrolt zich een rijke stoet in een geaccidenleerd landschap, omhoog rijzend achter de stad Jerusa- lem, — rechts, aan den voet van de rots, waakt een herder over zijn kudde. Gerard David heeft herhaaldelijk het aanlrekkelijk onderwerp der Epiphania behandcld ('). Hier echler schijnt de kunstenaar, zooals trouwens reeds van verschillende zijden is opgemerkt, geheel onder den indruk te zijn geweest van een werk van Hugo van der Goes. De ingetogen Maagd, de tamelijk realistisch opgevatte Jozefsliguur, de boudingen der Wijzen, de stroobos op bet voorplan links en eindelijk de geest, die bet geheele tooneel bebeerscht, herinneren aan den onmiddellijken invloed van den Gentschen meesler. Hetzelfde valt op te mcrken in de tempera-schildering in de Uffizi te Florence, met behandeling van een gelijksoortig onderwerp (').

Nog onder andere omslandigbeden vervaardigde Gerard David, in plaats van een eigen vertolking te geven, een bijna lelterlijke copie van van der Goes, zooals bijv. op de Aanbidding der Wijzen in de Pinakotbeek te Mtinchen («),

('i Fheihehk von Bodeshal'sen. Gerard David and seine Sclude; zie repr. biz. 95.

('] Fheihehk von Hodenhaisen : (ierard David mid seine Schide, repr. IjIz. 118.

(^) Ilct Musemii te Beilijii, is in het l>ozil van ceii veel minder f<esla:if;(ie copie. Ze is het werk van een onljelvcndcn meester, dat, belialve in iiel poilrel van don Grijsaard- koning;, niel van de Miincliener composilic afwijkt. Dil is hot eersl opt>emerkt door den heer Max Fiiedlander, die ook liel ecrst lieeft aanj^etoond dat de bcide copieen genomen waren naar eeiizelfde origincei, afkonistig van van der (ioes (Ihujo van der Goes, Eine Nachlese, Jahrbiicit der Kdninlicli prenssisclien linnslsammliinnen, 19()'i, Heft 111.

onie KiNkT, Dtri xxni, M<

153

DE PORTRETTEN VAN GERARD DAVID

waar hij echter geliacht heeft om het karakler van zijii model le wijzigen.

Dit stuk uil hel Brusselscli Museum, werd in 1827 of 1829, aaiigekoclit door Prof. Van Rotterdam, hoogleeraar inde geneeskunde aan de Univcrsiteit van Gent, die het te Brugge, in de kamer van een zieke ontdekt liad. De eigenaar had het van een bloedverwant, abt van een dei door Jozef II opgeheven kloosters ontvangen (*). Toen de dokter het kocht, was 't met een dikke laag stof en vnii bedekt, die het den l)csten kenner moeiHjk zou hel)hen gemaakt om het voorgestelde te onderscheiden.

Zelfs hij 't aannemen van zekere ovcrdiijving in deze mededeeling (nietlemin uit ernstige en lietrouwbare hronnen geput), is 't in ieder geval een feit, dat het stuk gerestaureerd, ten minste zorgvuldig gereinigd is, zooals bij nadere beschouwing duideiijk blijkt. In 1843 door Mevrouw Maertens van Rotterdam le koop aangeboden, werd 'I echter, eerst vijf jaar hiter door het Museum le Brussel aangekocht (-). Ze vroeg er eerst 30,000 frank voor, doch nam ten slolte met 12,000 frank genoegen, een bescheiden som, in aanmer- king genomen dat het stuk toen algemeen aan Jan van Eyck werd toege- schreven. Onder dien roemruchligen naam was het in ieder geval in den Messager dcs sciences liislorujues te Gent vermeld en had Ch. Onghena er een lijngravnre van gemaakt.

Het stuk bleef, tot in de laalste jaren, officieel aan dezen meester toege- schreven. 't Is me in ieder geval niet bckend of Ed. Felis er ook maar over heeft gedachf om in dil opzicht zijn catalogus le herzien of ook maar het etiket op het sink te veranderen ('). Scheibler geefl het stuk aan Gerard David en zijn oordeel werd door verscheiden kenners gedeeld. Trouvvens het vail gcmakkelijk om de overecnkomst op le merken, vvat betreft composilie, teekening en kleur, tussciien het Brusselsche sink, het Oordeel van Cambyses en het Villcn van Sisainncs, in 1 198 door Gerard Davit! uitgevoerd en in het

(') Vol{4ens den lieer A. J. Wnuters (Calaloqne hist, cl descriptif des Icdtleaiix anciens dii Mnsee de Briixelles, 190()), zou (lit sink uit de Norbcrtijtier SI. Micliielsabdij te Antwerpen afkomslig zijn. We weleii niet uil wclke bron de hcer Waulcrs dit <<egeveii gcpul heeft. Oiiwaiirscliijnlijk is het niel, aangezieii (ierard David te Antwerpen gewoond heeft.

(') Zie de nola bij een biieC van Mevrouw Macrlens van Hotlcrdani, van 17 .luli 1843, waarin ze zich, als verkoopsler hitler bcUlaagl over verscliillcinie bedriegerijen, waarvan ze hel slachloU'er gewecst is en waaivan ze vooral den kunslkenncr Nieuwenhuis heschul- digl. Ilel dossier aangaande den aankoop van hel stuk is ons wclwillend dooi- den beer Fierens-Gevaerl meegcdecld.

") We vernielden bier de Oi/d/or/iie /i/s/or/V/iic el descjiptif dii Mnsce roi/cd de Hcliiiqiie, ."li" uilgaaf van 18(iO, die vaji I8().{, 1875 en 1889, waarin de heer Felis do verwanlschap opnierkt lusschen hel Brusselsche stuk, een niinialuur uil hel Hrevarluni (iriniani en de Atiiihiddini/ drr Koidiincii, uit hel Museum te Mi'inclien. Deze opnierking is gegroiid en de diie werken loopen len slolle uil op Hugo van der Cioes ! In de kennersvvereld, werd de naain van van l-iyek eehler zonder legcnspt aak aanvaard, gelnige hel veislag van 21 No- vember 1810, mel de handleekeningen van Ivlienne I.eroy, .1. T. Tliijs en Ileris. Deze vak- kuiidigcn mcrkten echter o|) « que le lablcau etail hop netloyeel trop reslaure, nolammenl dans Ics li'lcs. i>

154

I)E PORT HE! TEN VAN GERARD DAVID

Museum der Academic te Brugge l)cwaaid. De Aanbiddiny der Wijzen schijnl oude.dan deze beidc slukkcn, heide verloonen een grooten vooiuitgang op

het Brusselsche werk.

Dc toeschrijving aan Gerard David, werd echler niel door alle crilici aanvaard. De heer A. J. Wauters slelde den naam Gossaert voor. Dil liceft ons a'ltijd'zeer verbaasd. Hoe is het mogelijk om in dit paneel de opvalting, de teekening, de kleur en vooral het eigenaardig manierisme van den Waalschen mecster le vinden (')•? en de hecr Waulers verwicrp geheel de idenlificalie nadat ik er mededceling aan de Academie roijale d' Archeologie de Belgiqiie van had gedaan. Ik liad aangetoond dat Gerard David zijn eigen portret als 't ware midden in de compositie geplaalst had (-).

We zien inderdaad op het derde plan, Unks van den heschouwcr, een man van een dertig jaar ongeveer, met een eenigszins breed, baardeloos gezichten gekrulde, blonde haren, die bijwijze van mantel, een draperie over den hnkerschouder draagt; - hij houdt een hand op de hoogte van zijn goi-del. - Het hoofd is lichtelijk naar rechts gebogen en hij zict van terzijde Maria aan. Dit is wcl de passende bonding voor een knnstenaar, die door zijn teuenwoordigheid op het looneel, zijn merkteeken heelt willen zelten, zondcr e^^en^vel aan de handeling deel te nemen. Het stuk nit het Brusselsche Museum, is in 1902 op de tentoonsleUing van Primilieven le Brugge geweesl en het is een feit dat vermelding verdient, dat dc heer James Weale, de opsteller van den catalogus, het stuk bij de onbekenden heeft gerekend, hierin iogisch met zichzelf handelende. aangezien hij, in zijn studie over den knnstenaar (Port- folio 1895) het ook niet onder Gerard's producties had vcrmeld.

Ons volsta om het zoo even beschreven portret te vergelijken met een ander op het schilderij in het Museum te Bouaan, voorstellend Maria met het Kindehen, Engelen en Maagden. - Elk der hoofden schijnt een porhet. Dit stuk werd in 'ir)(»9 door den schilder ten geschenke gegeven aan de Carmelieten van Sion tc Brugge en sierde tot in 1783 in iuin kerk het Hooldallaar. Twee i-iren later, l)ij de verkoop der schilderijen te Brussel (na de ophetfing der kloosters door Jozef II), werd het voor 51 gulden aa.igekocht door den heer Berthcls die het weer verkocht aan een emigre, den beer Miliolti van Parijs, opdaloogenblik in Belgie woonachtig. In 1805, stond het Museum le Parijs

,M .\ J Waiters. Mn!<ee dc nruxelles. Tableaux oncicns, 1900. De scluijvc-. r.ieenl ..nalouieen ie ..nl.iekUen lusschen .Ic Aanbiddiny der Wijzen vnn ,len C.rnaf van (.ar .sle en aMuLrdi„eliccl.,e,s..n Aniwe.pen. In .len cn.a.ogus van 190G vereen.,l scl.r.jvcr /i.-h mcl (Ic mccninj' van Scheibler en dc Duilsclic knlick.

,' I he mer er hier nnn .lal wijlen Henry llyn.ans en de Heer Max Rooses m,n

,icn NV e deelden en on. .le waarheid le ze«(.en had ik ,ehoopt « in hel Nverk van Baron

.!n 1 odenhansen : C.erard David and seine Sclude, Mnnehen im. neer e vnnlen ande.s

had ik niet ternf. hoeven te kon.en <,p een ohscvalie. reed.s voor .le 1 enloonslell.n.j ran

I'limiliever le Hrn(<nc t<eniaakl.

1').')

DE PORTRETTEN VAN GERARD DA VI D

liet afaan de stad Rouaan, vanvvaar het, ter gelegenheid van de lenfoonstelling der Primitieven in 1902, weer naar Brugge ferugkeerde. Het was zelts, iiidien

ik mij wel herinner, voor de soin van een millioen veiv.ekc-id !

Maarwe keereii tot de porlrettcn terug. Dank aan den Ijeroemden ico- ' nogiatischen l)inidel der

l)il)Iiotlieek te Atreclit, waar zicli de beeltenis van den kiinstenaar, met liet opschril't : Maistre David pciiilre excellent bevindl, kan eraangaan- de de idenliteit van het poiirel te Rouaan, geen twiji'el bestaan. De bonding en bet

j karakter van den kop,

de l)lik en vooral iiet

licbte vlokje baar, neer-

bangende op bet voor-

•->w«.-fe««.> ,««-^**..^,n«M.i— boord,koniengebeelmet

I /(W« /--"' ,..-/.< ..r,fi.^< jjp eigenaardigbeden

overeen, vvelke men op-

POHTRET VAN (iKKAIil) DAVID. , , , , . i .

(Iconogralisehe vcrzamcli,,;; in .lo mbli„U„.,.k te Afech.). '"'^'■'^' °P ^1^' portret te

Rouaan, lerwijl t een i)eiangiijke l)ijzon(leriieiil is dat Gerard David zicb iiier legenover zijn vroMw (latbarina Cnoop beelt voorgesleid. Zonder Iwijfel beefl, zooals Baron von Rodeniiausen terecbt opnierkte, de teekenaar bier naar bet stuk in iiel Sionklooster te Brugge gearl)eid. Het is iiier eeliter niet de pbuils om de documenlaire waartk' van de Atreclitscbe verzameling te bewijzen. De vervaar- diger van liet porliel iiad er voor naar Ibugge te gaan, waar (ierard David's meesterstuk bewaard werd. Overigens Ijlijkl, nil de samenstelling van bet l)eroenide Atreclitscbe Alljum, dat de auteui- ervan in verscbiileude steden der oude Nederlanden verJ)lijf' bad gebonden.

Tusscben bet portret le Rouaan en dat te Brussel, moeten een zeker aantal, minslens Iwintig Jaren bggen. Het eerste geeft ons den indruk van een man in fb- voile kracbt des levens, die ecu siralende "lezondbeid <jeniet bet

i:)6

DE PORTRETTEX VAX GERARD DAVID

andere van een menscli verouderd, zoo al niel versleten door den arbcid. Het haar is gedund, de wangen zijn ingevallen, de jukbeenderen steken nil en de mond (gevolg van landenverlies) komt minder naar voren. Hel is het porlret van een man, die ond is geworden, maar daarom nog geen krachle-

looze grijsaard is en de

trekken van dat fijnege-

laat,openbareneenvast-

iieid en een kalmte, die

men op het eerste por-

trel niet vindt. Het zou

ons dan ook nioeilijk

zijn om de voigende op-

merking van den heer

A. Michiels te onder- Portretvnn GERARD DAVID, schpijven : ((Caraclei'e

(OnderdocI van een schilderij : . . * ^ i i

deMangddoorHeiligenomringd PieUX JUSqUa la tl'lS-

Museum te Roiuian). lesse. Un de ces hommes

probai)lementqni trem- blent tonjonrs a la pensee d'un autre nionde pour lesquels la devotion n'est qu'une angoisse et la priere un gemissement !»(').

Rekening houdend met de onvermijde- lijke veranderingen van den tijd in dit gelaal, zal men moeten loegeven dat het Ronaansclie portret en dat te Brussel. dcnzelfden jjersoon voorstellen.

Daarom i)epaal ik er mij toe om oj) drie eigenaardighcden te wijzen : sterke ontwikkeling der oogkassen, een langc, rechte ncus, de haarvlok. die een deel van het voorhoofd bedekl. amandelvormige oogen en een krachlig besneden mond.

En het schijnt zelfs of Gerard David zich eveneens op zijn eigen gelaat geinspireerd heei't, waar hij ons in den stamboom van Isaie, Johannes den Dooper voorstelt in het Museum te Lyon, op het zijluik van den doop van Christus in het Museum te Brugge en op de Kruisiging in het Kaiser-Friedrich Museum te Berlijn {^).

Door het aanbrengen zijner eigen trekken in zijn werk, voerde Gerard David echter geen nieuwighcid in. Haddcn van Eyck, Bouts, Memling en wellieht zelt's van der Goes niet op gelijke wijze een onderteekening aan hun werk geheeht veel meer welsprekend dan een naamtccken dat door den minste der knnslenaars kan vvorden nagebootst ".'

Jos Di;stri';e.

Portret van GERARD DAVID.

(OniliTfleel van de Aant)idding der Wijzen.

Museum te Brussel).

(•j Oeel IV, IjIz. VM).

(■) Cf. vov HoDENHAVsiiN, o|). cil. icpr. 1)1/. IDC), Uf), I7().

157

KUNST VAN HEDEN

ii;r nog eens, voor de zooveelste maal,cie aandacht der iiiet geheel in de boosheid verslokten inroepen op de nit't le ontkeniien beteekenis, op liet ver in de foe- komst dragende belang van een verceniging als Kunst van Heden, nogmaals doen uitscbijnen dat baarinvloed Iiet meest overwcgend zal zijn, dat geeii van de vele op dit oogenblik in Belgie bestaande kunstorganisalies er in slaagde jaar na jaar zulke expressieve overzicbten te geven van belgeen de kunst op dit oogenblik in ons land piesteeil, dat men bet alleen aan baar toedoen te danken beefl, wanneer in de laalste tijden bet werk van enkele der groote voorgangers zich in al zijn glorie openbaarde en de roem van de reuzenfiguren onzer nationale kunst bij de geslacblen van beden bevesligd werd, bet ware werkelijk een nutlelooze nioeite.

(leiiurende ncgen jaien welgeteld, beeft Kunst van Heden door bare salons en terugl)likkcnde tenloonstelliugen, op pracbtige wijze verwezenlijkt bet progranima dat zij zicbzelve, daartoe genoopt door de dringender wordende eiscben eener beuscbe kunstbeweging, bad voorgeschreven, nl. door middel van zoo representatief mogelijke ensemble's, bet meest interes- sante moderne kuiistwerk van eigen bodeni vooral, maar ook van over de grenzen, te verzamelen, en aldus, zonder daarbij rekening te bouden van uiteen!o()()ende tendenzen, maar steeds zoo veel mogelijk werende bet werk dat, door gebrek aan innerlijke ievende eniotie, den dood in zicb droeg, een bevvijs te geven van een werkelijk i)loeiend, zeer veelzijdig Belgiscb kunst- leven. De sebiiders en beeldboiiwers die zicb bier tot bet gezamenlijk loonen van bunnen jaailiikseben arl)ei(ioogst vereenigden, i)eb()oren tot de alleii)esle van deze tijden, en moest bet snoode bediiji'van den kwade er in gelukken bun de gelegenbeid daartoe te ontnemen, door bet verder bestaan van Kuiisl nan Heden oiimogelijk te maken, dan ware bet voorzeker voor langen tijd met alle waaracbtige kunstbeweging te Anlwer|)en gedaan.

Wie daarvan nn de overtuiging nog niet i)ezit, zal ook door alle redeneering niet tot belerc inzieiilen konien. Immers... « wat belpen kaersen olle briilen, als de u\leii niet sien I'n wiilcn I n l.aal ik lut dus maar niet

158

KUNST VAX HEDEN

weer Ijeproeveii met niijii kaarslichlje te beschijnen wal dil nioedwillig oogentoeknijpende uilensoort weigert te aansclioiiwen. Hel succes waarop de pogingen van Kunst van Hedeii recht hebben, zou er iiiet grooter door worden. Want hoezeer ook de inneilijke aaid van ons publiek een voor picturale scboonbeid zeer gevoeligen, weliswaar nog geenszins ontwikkelden, maar dan locb latenten ondergond bezit, locb l)leef het initialief van dit kiinslorganisme slechls door een kleine niinderheid geapprecieerd.

Waarom echler zich daardoor lalen ontnioedigen en bittere janinier- klachten gaan uiten ? Ofscboon tijdelijk Kunst van Heden als Carmen zingen mag : Je clianle pour moi-meme..., toch moet er niet voor de toekomst gewanhoopt worden. Een werking als deze kan niet zonder invloed blijven, en al schijnt die nu bij een oppervlakkige beschouwing niet bijsler groot, toch zal in latere tijden blijken, dat al de onverdrolen moeile die enkele menschen zich nu ieder jaar in de stad van Rubens gelroosten, niet een ijdele degenstoot was in het rimpellooze water der Anlwerpsche onverschil- ligheid. Van het zaad dat zij nu uitslrooien, zal het nageslacht de vruchlen oogsten. Magere troosl zoo men wii, maar men schikke zich in t onvermij- delijke van een wet, die voor bijna alle moderne kunstperioden van kracht is gebleken.

Een l)uitengewoon belangrijke lerugblikkende lentoonstelling was ditmaal samengesleld met hel werk van vier Belgische meesters : Jozef Stevens, Louis Dubois, Eugeen Smits en Alfred de Knyff, alien bier siechts zeer onvoldoende bekend, en wier werk, het eene al wat meer- dan het andere, verdiende aan de belangstelling van het publiek te worden opgedrongen. Jozef Stevens in de allereerste plaats ! De bier verzamelde schilderijen en schetsen, meeslal nil parliculiere collecties aan het licht gebracht, toonen ons hoe de Belgische kunst van de laalsle helfl der vorige eeuw aan hem heeft bezelen een meester van onlzaglijk talent, een van die haasl geniale werklieden der scboonbeid, die zijn emotie heeft weten nit te drukken met zulke volkomenheid van tecbniek, dat zijn werk door alle eeuwen de criliek van den tijd zal trolseeren. Jozef Stevens, te zanien met en meer nog weliichl dan zijn broer Alfred, draagl in zijn werk dien bizonderen gcesl van zijn tijd, en levens al de karakterlrekken die hem rangsciiikken tusschen de groote rasschilders van alle eeuwen, de sensuele niinnaars van de kleur, van de gesmijdige, gezond-weelderige, stevig levende materie. Maar daarenboven kenschetst hem een diepgaande psychologische gevoeligheid, een leer-zinde- rende menscbelijke ziel, die in beroering kwam bij belgi'cn bij in zijn omgeving als een der nicest expressieve levensuitingen bad o])gemerkl, een ganscbe aparte wereld, waarin bij met zijn geoefend oog van knlorisl en zijn

159

KUNST VAN HE DEN

ontvaiikelijk gemoed van waarachlig kiinsleiiaar gestaag de aaiileidiiig voiid tot het boLiweii van niel zelden grootsclie monumenlen van klenr, van vonn, van lijn, van leven.

Deze honden, zijn zij nicl alien als zoovele uitingen van universocl leven, veelvuldig en verscheiden? De oiidc Wijfjesjdchtlwnd (verz. van Cutseni), met haar zachte, goedig-bruine oogen, hare Liildrid<king van Ireurige gelalen- lieid; die Tivce Doggeii (eig. van den heer Barella, Bnissel), vooral de witte, met zijn hrntale, stompe, onbeleefde, patibulaire herbergierstronie ; die kleine bruine Mops (eig. van den heer van Gelder, Ukkel), die onbenullige papzak met zijn onsympathieken, platten parvcnnsiuiit, zijn wanlrouwige oogjes, zijn preutsch-verachtelijke treklip, zijn, verwaand, pietluttig, omhoog- kruUend slaartje, als een potsierlijk sieraad aan dat ronde, vetle lijtje, dat prelentieuze, laag-bij-de-grondsche bnrgerheeilje dat daar zoo parmantig met zijn billekens op een rood kiissen zit; die trekhond A'a den ar-be id {eig. van den heer van Gelder, Ukkel), log zwoegbeest als iiit brons gegoten; maar bovenal die Ellende (verz. van Cntsem), een ruige straalhond die, woest van honger, een jjeen heet't vcroverd tusschen een hoop oesterschelpen en kreeftenschalen, afval na een festijn uitgeworpen naast de stoep; monumen- taal staat het sterke, weinig vertrouwen inboezemende beest, gephnit op zijn pezige pooten, de beenige kop omhoog met de prooi tnsschen de scher])vvitte tanden, tiie bloot komen in den nijdig open^etrokken natrooden mnil, de onheilspellcnde valsch schitterende oogen loerend van tei"zij, het gansche zeniiwacbtig-saamgetrokken, gestnikte lijf gereed tot verweer legen den onzichtbaren vijand. Een ziiiver, machtig meesterwerk is dit, van ongewone kraclit, van verbhifl'ende knaplieid, evenwichtig als niet een, waardig van het schoonsle dat ooit de Vlaamsche schilderkunsl heeft voortgebracht sinds Fyt of .lordaens, aan welke meesters men den dierenschilder .lozef Stevens niet ten onrechte dikwijls vergeleken heeft, en van wier traditie hij de werkelijke glorienze voortzelter is.

Van Louis Dubois waren, voor de eerste maal wellicht, een leeks zeer represenlalieve werken vereenigd die, voor degenen die dezen schilder niet kenden in zijn geheel, de veropenbaring waren van een l)ij nilstek Vlaamsch, robust-zinnelijk lalent. Eerlijk betracbter van de waarheid, hield deze discipel van Gourbet, waarvaii hij echter nooit de krachl evenaarde, zieli aan de oppervlakkige, ofschoon rijke, kleurwarme weergave der werkelijkheid zonder meer. Zijn arbeid verlegenwoordigl op waardige, en vast zeer interessante wijze, in de evoliitie onzer kiinsi, de j)eriode van liel onniiddellijke nalura- lisme. Als portretschilder kan de waarde van Dubois' kunst, meen ik, ten voile gea|)pretieerd worden. De vrouw met hel hainsteeneii ludssnoer (eig. van den heer Lombaerl, lirussel) is le dien opzithle een preeieus en welsprekend

160

KUNST VAN HEDEN voorbeeld. Een wonder is het van technische knaplieid; met een ziniielijken wellust weid de warme, matte schooiihcid van deze superbe, zwarlharige vrouw, sappige, gezonde, volbloedige vrucht, weeigegeven met een materieel welbehagen, dat door geen enkelen Belgischen schilder van dien tijd werd overtioffen. Dezell'de qualiteiten zal men teiugvinden in dit andere vrouwen- portret De Leziiig (Museum van Elsene), in dit kloeke, maar wel eenigszins gehavende en op sommige plaatsen herschilderde Mansportret (Museum van Brussel), in die yvouw met Japansch kleed (eig. van den heer G. De Ciaene, Brussel), dat in 1876 evenzeer de vilzucht der toenmalige onbevoegde criliek opvvekte, als lieden ten dage de werken der meer modernen de bonende spotlernij der oliedomme critiekasters moeten verduren. Ook in zijn somp- tueuze slillevens, in dit van bet Museum van Brussel o. a., en niet minder in bet bier gereproduceerde Toebereidselen voor het maul (eig. van den heer Breckpot, Brussel), ook in die Bloemen en Vriichten (eig. van den beer Barella, Brussel), vierde Dubois zijn scbildersdrift bot.

Vreemd was de kennismaking met het nog veel minder gekende werk van ridder Alfred de Knyff, een landscbapschilder die zich in enkele zijner niet zeer tahijke doeken toonde als een uiterst fijnbesnaard kunstenaar, met een gerafineerd kleurgevoel, een zeldzamen zin voor bet poetische stemmings- landscbap, en die daarin een boogte bereikte, die des te meer uilkomt doordien hij in vele andere landscbappen niet boven de middelmatigheid ging. Moeten wij aannemen dat Kunst van Heden er in geslaagd was bet voornaamste dee! van zijn oeuvre te verzamelen, dan mag het Antwerpsche Museum zich verbeugen in het bezit van de twee allermooiste dingen van dezen schilder, dien Camille Lemonnier, misscbien wel op grond van deze twee kleinoden, noenide « un maitre tranquille et grave », nl. Het dorp Chasle- pont en bet Landschap met de twee hooge boomen. Laat ik deze gelegenheid niet voorbijgaan om te wijzen op de zeldzame schoonbeid van bet eerste vooral, deze delicate interpretalie van een broeibeeten zomernamiddag, waarin de stille buisjes van het dorpje met bun rozige daken en witte muren te blakeren liggen, waar het loome vee afgemat rust in de verzengde weiden, onder den koperen bemel met zijn eigenaardige vreemde tint van dreigend onweer. Ook het tweede is een koslbaar meesterstukje, met zijn zeer oorspron- kelijken opzet van donkergroene boomenmassa's in een avondwei vol scheme- ring en neveldampen. Een zeer bizondere grootschheid bereikte de Knyff in dit breed aaugelegde landschap De z;ya/-/e slagboom (Museum van Luik), waar hij zich verlustigde in bet tegenover elkaar stellcn van een weidestuk met grazend vee, waar de zon van nil een feestelijken, klaren, van goudcn licbt doortintelden bemel overschuift, maar den gebeelen voorgrond met slagboom en bloeiend slruikgewas in scbaduw van donkere wolken laat. Een bijna

161

KUNST VAN HE DEN

gelijkaardig effect brachl hij op ongemeen gelukkige wijze le pas in liet l)ijiia tragische zeestuk Zivaar weer (eig. van den beer baron Louis de Mollait, Nandrin). Deze belaas al te weinig talrijke werken zijn, de eene door bunne waarlijk pakkende grootscbbeid, de andere door bunne fijne, teedere stem- ming, alien door een sierlijke tonenharmonie, en door een kracbtigen, samengedrongen bouw, meer dan voldoende oni dezen kunslenaar van de vergetelheid te reddeil.

Even lerloops vvil ik bier melding maken van bet werk van den pas gestorven Antwerpenaar Eugeen Sniils, een scbilder die meer verdiende dan de stille vergelelbeid waarin men bem tijdens zijn leven gelaten beeft, en van wiens arbeid men nu pas de voile nobele scboonbeid is gaan bevroeden. Weinig werk beeft ook bij acbtergelaten ; bet is evenwel van zulke waarde dat eenbizonder aan bem gewijde berdenking in dit tijdscbrii'l niet misplaatst zai zijn.

Veel beeft Kunst van Heden reeds gedaan tot bet bekend maken van de prachtige scbilderkunst die op dit oogenblik in Fiankrijk bloeiende is. Dat er nog beel vvat kan gedaan worden, daarvan is wel een bewijs dat bij elke nieuwe tentoonstelling een min of meer groote plaats wordt ingeruimd voor werk van F"ranscbe artislen. Ditmaal was Aman-Jean aan de beurt, met een decoratief werk De Elemenleii. Toen dit voor de eerste maal te Parijs in bet Salon de la Societe Nalionale des Beaux-Arts werd tentoongesteld, drukte de kunstkroniekscbrijver van Le Merciire de France, Gustave Kabn, zicb daarover volgenderwijze uit : « .... en une immense toile destinee a la Sorbonne (la » Sorbonne n'est pas toujonrs trcs favorisee) M. Aman-Jean semble s'etre B tronipe, ou plutot non, 11 a applique a un grand panneau decoratif les » qualiles ordinaires dun art reveur Ires reserve, peut-etre trop, et dune B intellectualile certaine, mais trop i-esumante. Les figurants de son grand )) tableau, Les Elements, sont trop simples, et a realiser ces Elements, sous » des formes de iigures simjilement un j)eu bieratisees, il est arrive a repre- » senter une balte de bergers insensibles a une apparition grise, indiquee au B haut (ie la toile. En voulant eviter les facilites de I'allegorie, I'artiste est » arrive ii un modernisme un peu trop simple. » Daarmee is uitgedrukt bet eenige werkelijke verwijt dat men dit werk maken kan, dat bet aliegoriscbe der tiguren niet genoeg met voile beduidenis lot zijn reeiil komt. Maar zal men daar tegenover geen aandacbt scbenken aan de uiliiemende (lualileiten van Aman-Jeans doek, aan de deeoialieve eenbeid van iijn en kleur, aan de beuscli zeer bekoorlijke graeie van bel gebeel vooreersi, van enkele der atzoiidcrlijke groepen in bet bizonder, aan de trell'ende, plastiscbe sierlijkbeid der coin|)()silie? De Horeusliguur daaiboven is iiiel zeer gelukkig, dit zal

162

r

KUXST VAN HEDEN

wel waar zijn , maar mooi is die groep van naakte vrouwen, hel Water, niooi ook de Aarde met iiel verrukkeliji<e kindernaakt, mooi in zijn gelieel genomen het gansche onderdeel. En zonder daarom feilloos te zijn, is liet doek van Aman-Jean een zeer verdienstelijk, geenszins Jianaal decoratief werk. De sieilijkheid, de elegante voornaamheid van deze Elementen en van de twee andere aangename decoratieve paneelen van Aman-Jean, het kind met de goudvischjes en het kind met het geitje, kwamen des te meer nit, doordien zij in de onniiddelHjke Ijnnrt hingen van Duitsch decoratief werk van den Miinchener schilder Fritz Erler. Laat ik het hier maar dadelijk zeggen, dat ook deze nitslalling van moderne Dnitsche kunst van deze laatste geen al te gnnstigen indruk gaf. Mochten eenigen van de vele hier vertegen- woordigde schiklers van over den Kijn, dan al blijk geven van niet te onderschatten technische vaardigheid, als b. v. vooreerst Leo Puiz met zijn Zomer en Ann hel Strand, Fritz Erler met een paar niet onaardige naakt- figuren, verder Wilhelm Gallhof, Josse Goossens en Walter Piittner, toch vertoonen alien dit aan de moderne Duitschers zeer eigen gehrek : gemis aan kleurgevoel. Zij missen alle distinclie, aan alien zonder uitzondering ontbreekt die aan Franschen en Belgen zoo ingeboren zin voor harmonisch koloriel. Velen van hen zijn in hun land gevestigde reputaties, maar een vergelijking van hun werk met dat van onze schilders, die het heel dikwijls zelfs niet zoover mochten brengen van een sant te zijn in eigen land, zal doen inzien dat een gevoel van fierheid voor onze eigen grootheden nieis minder is dan volkomen gewettigd.

En velen der onzen zijn hier dan weer eens gioot, sommigen zeifs rensachtig gebleken.

De schoonste, de volledigsle inzending van dit salon was die van Eugeen Laermans. Tot nu toe heeft men hem gekend als den schilder van het epos der landelijke mizerie. Zijn naam wekt de herinnering op aan somher-droeve werken, waarin de lijdensmomenten van een onder ecuwige laslen van honger en hard labenr gebukt gaande menschelijkheid zijn nitgedrnkt. Daarvan is deze schets De Bedelaars nog een voorbeeld. Samengedrumd, geknield ten gronde, met blinde oogen en geslolen monden, de handen smeekend uitgeslrekt, zijn zij nog de havelooze paria's, die we steeds de angstige vizioenen van Laermans hebben weten bevolken. Het is een van die werken waarin hij gehcel zijn mateloos medelijden heeft gelegd, een van die werken die hem in de oogen van oppervlakkige beschonwers wel eens als een pessimistischen kunstenaar hebben doen doorgaan. De andero doeken, hier voor het eerst, meen ik, tentoongesteld, die reeks lumineuze naaktfignren van vrouwen en kinderen, zij zijn het hewijs dat die meening valsch was. Het

163

KUNST VAN HEDEN

genie van Laermans heeft hier plots een gansch andeie iiitdrnkking gevonden. Had hij in zijn tragisciie werken van troostelooze treurnis of wrokkenden opstand, reeds het meesterschap bereikt, [och besloot zich daarbij niet de verdere ontwikkeling van zijn lemperamenL Een atmosfeer van stil geluk, van zacliten jnbel is in zijn nieuwen arbeid gekomen. De algemeene lonaiiteit veranderde eveneens; de vroegere drukkende, donker-zware hemeis werden licht, een lentefrischbeid looit het groen der boomen en weiden, bet water is er als een klare spiegel onder de stille zon. Maar wat een weeide zijn deze badende vrouwen, rustiekc lichamen van een breede, monnmentale schoon- heid, sterk geplnnt op de aarde waarvan zij als 't ware deelmaken. lets van de voldane rijkheid van de schilders der Vlaamsche Renaissance omkleedt deze vrouwen, die niet meer zijn de door honger en ellende verzwakte en uitge- mergelde wezens, bloedarme telgen van door ziekten en ontberingen uitge- zogen zwoegersgeslachten, maar statige, levende prachtbeelden, synibolen van een gelukkiger humnniteil.

Een andere noot weer zijn de Badende Idnderen, die in een zelfde zonnig landschap, bij een klare beek, de jolige frischheid brengen van bun tengere, bekoorlijke naaklheid. En ook dit landschap De Beek... Is ze niet aangrijpend, deze impressie van een doodsfillen zondagnamiddag op het Brabantsche platte land... Geen niensch, geen levend wezen... Alleen de huizen, het dorp met de schamele kerk, het water ongerept, de gouden zon reeds schuivend naar den avond toe, de eindelooze verlaten weg, de open deuren, de witte wolken aan den heme], de bladstille boomen. Niets dan de peinzende kalmte, de heilige stilte van den dag der rnst. Een onvergetelijk mcesterwerk, waarbij de critiek al hare koelbloedigheid moet opgeven !

Een andere vreugde moet het voor alle waarachtige knnstgenieters zijn geweest hier, wie weet na hoe langen tijd, enkele van die oude werken van James Ensor terng te zien, scliilderijen uit zijn zoo vrnchlbare bloeiperiode, en in die eerstc plaals die Christiis schrijdend oner de zee (1885). Dit scbilderij nierkt een keerpunl in de verbazend snelle en prachtig evolueerende ontwik- keling van Ensor's onlzaglijk talent. De groote vizionair die hij was kwam hier voor 'I eersl lot de voile nilingvan zijn bijna bovenmenschelijke fanlazie. Het onderwerp, de personages bieven bijzaak, bijna onzicblbaar, maar de zee en de hemel vereenigden zich tot een drama van kleur en van licht. Alleen een genialen kunslenaar als Ensor, van welk soort niet elke groote periode verlegenwoordigers leverl van zulken omvang en beleekenis, mocht het gegeven zijn, een zoo superienre inferpretatie, een zoo overweldigcnde dramalizeering der cosmische elemenlen te verwezenlijken. Ook in die kleinere marines, /o/i.so/jJf'/cyrj/jy (1885) en \\7//r /ro/A' (1884) zien wij dezen begeesterde op zijn schoonsl.

164

KVNST VAy HEDEN

En een zeer bizonder zwak heb ik voor dezen Tuin der Liefde (U Menl^e IpreUen van buitenissigheid, van oneven.ichti, ge.antazee. noo.t

F.Ur.. I.AKIIMANS; liadiniU- Kiiu!

rukkclijk van kleur. De.c n.aiH.ncl.n,, '" '"\ ! J .„ ,„,„,„„d e,. „eUclUing van U,oa,o,.ec„„, .j ...occ. op al^ | - ; ,„_^,^,^ ,^

■"^■'-'"»"- '"™"^' ;■■■ .'"'Tt: el mI ;.....„. .,."o„,o„. vc.,.e„i-

;:;;-r:'::::"r:"^;;";":™^ .-o„. .....o,,.,,

165

KUNST VAN HEDEN

XAVIEIt Ml;l.l,i;HY : 111 lii-l li.-ijiiliof, (nndiT lid ]^vWi\ van ilcn ilag). (lugciuloiii van (ii-ii hci-r I,. Kianc-U, Aiilwi-rp -n).

uik'isl c'igeiKKinlij^c Iraiispositie v;iii de ac-hllit'iideeu\vsche |);mtomiine... Zc'kiT, er komi con tijd d;il dc glorif van dezcn j<roolen niiskL'nde l)evcstigd woi'dl \()()r idle cfuwci' !

ICcn dcrdc liioinl was die van Xavit'i' Mellii}, die cvimh-lmis con i>r(U)t cnscMnhlc van zijn wfikcn Icidoonslilde. I-aii waas van vri'dc lianj*! over dit alios. '1 Is de siiizcnde stillo van con ncdciig avondinlciicnr, ccn Kcukcn waar hot halve lichl ecner aiinc lani|) dc spokcndc sclianwcn nicl vcrniag le verdrijven. 'I Zijn MijmvciLris die dc 11. liarlxint opsiniiLLrii. en o|) doze " iiuenlcs noircs » is nicls nii-er ()Vi'i'<el)lcvi'n van do illondo, van den

160

KL'SST VAX HE DEN

r.KOUC.K MINNK : M;iii>l)c)i slhi.ld, (gips.)

opsland; met zoele i^ohaieii en sereiieii gliinlach looien zij met iiaieve bloenieii het becld luinner palroiiesse. 'I Zijii kalme, vredige toonoclljes iiit liel leven der simpeleii : de Uitgang der FabriehuyciLcrs Ic GenI, de Maiht le Sinl-Xiko- laas, de Oiide Vririid. t Zijn voorslelliiigon, hall decoraliel", als De Vrijhcid, Liefdadiyheid, van vvn liaasl kindeilijkc naieveleit als A7<'//( Duimpjc, waar de primitieve arheid van den pientjcsveilucliter werd opgevoerd tot siihliele kiinsl. '[ Zijn veider ontroeiende vizies uit hel e<<aie kloosterkven, Bryijnrii biddend e:i weikend in de eenzaanilieid dei' selienieiif<e oeilen, waar de

KUNSr VAS HE I) EN

heiligheid der godsvriiclit oiiziclilbaar aanwezig is. Maar ook in grootsclie decoratieve werken drukte deze kunsteiiaar zijn edcle gedachlen iiit. De Roeping zal daaivan wel een der scliooiiste vooibeeldeii l)lijven : de i ythmus der lijnen, der ziiivere gestalleii, de liarmonic der tonen op den gouden achlergrond, niaken dit paneel lot een zeldzaam meeslerwerk. Oneindige goedheid, zachte maar diep-mensclielijke onlroering, te zamen met verheven ernst en zielenadel, ziedaar de indruk van deze kunst. L'Art louche an del ei a la Icrre, sclireef liij boven een zijner decoratieve scbetsen...

De beeldhouwer George Minne was slechts met een enkel werk verlegen- woordigd. Maar dit eene was dan ook een beele inzending waard ! In de laatste jaren zien wij dezen oerkrachtigen Vlaniing zich met voorliefde wijden aan de studie van een model, waarvan wij bet type berhaaldelijk terug zien komen in bijna al zijn laatste tentoongestelde werken. Het is een pracblige, stoere kerel, met een stierennek, borst en scbonders als van een titan, kop met een reuzengeweld. Daarvan maakte Minne ditmaal een buste, vvaaraan hij, schijnt bet, slecbts de waarde van een studie becht, maar die door zijn volmaaktheid, zijn expressieve kracbt menig wansmakelijk product van geiisurpeerde reputaties overtrel't. Zelden zag men zulk sluk leven, zelden werd door een kunstenaar de stof op zulke voortreffelijke wijze tot vleescb en bloed omgezet. De vingervaardigbeid van Minne scbijnt mij bier een toppunt te bebl)en bereikt. Zoo werkclijk dit l)orstl)eeld slecbts een voorbe- reidende studie is, wal zal bet zijn, wanneer eenmaal deze conceptie baren bepaalden vorm zal bebben gekregen ?

Maar ook een andere beeldbouwer Irok op deze tentoonstelling de aandacbt, nl. de nog jonge Rik Wouters. Yroeger reeds mocbt ik bet bizondere van dit pracbtig ontluikend talent met waardeerende sympatbie vermelden, nu is bet mij een vreugde geestdriftig mijne l)ewonderiiig te kiinnen uiljubelen, en met zekerbeid te voorspellen dat bier een temperament van ongewone beleekenis werd geopenbaard. Wouters is een kunstenaar met een beerlijke toekomst, waarvan de verdere ontwikkeling ons nog menige verbiijdende verrassing bewaart. Zijn levensgroot Porlret van den heer H. Ehlander was een der kapilale brokken van dit salon. Die man leelt, men voelt iiet warnie volbloedige leven dat bem bezielt. Kvenals Minne, beeft Wouters in dit werk de stoi' overwonnen. Zijn temperament is anders dan dit van Minne, die stoer is, en sireng, en ingetogen. Wouters is beel en al uilbundigbeid, jong, zonnig entliousiasmc. Maar even monunienlaal is zijn scliepj)ing. Zijn levenslust, die iiem te sterk wordi, zal bij uitsclialeren, on 't wordl een naakle, si)ringende baccbanle, weelderig, smakelijk vleescb, jubelend van overmacblige, gezonde vreugde, Ilvl zolle (jeweUl. V.n wat een kleur weel bij in zijn sculi)turen te leggen : wal een gouden licbl sprankell er

IGK

A7'A'.sr VAN HE DEN

om zoo le /ejij^en overvloedig over tlie op Iuuxmi l)look"n aim soezeiule vioiiw. In dezon! Wat een sierlijUheid van lijiieii in ilic |iorlici.slu(iie Hoiidiiuj !

WUi WOITICIIS : Pmlrct-bludii- \nil den liccr H. i:isl:imit']'.

Hot koii niijns iiiziLMis \vc! iiiet aiulers, oFWoiilers moest ook lot de vert" als iiitdi-iiickiiigsmiddel zijii toevliiclit ncmen. Reeds vroegcr was hij elders met opmerkeiijk seliilderwerk voor den dag gekonien. Iiivloed van Ensor nieende men loeii, niet geheel ten onrechle weilielil, in die eersle proeven te ontdekken. Maar zijn rijkhegaat'de natiiur is niet van zidken aard dat zij daaraan gebonden zou l)iijven. Reeds zien wij hem in de liier tentooiigeslelde doeken naar een eigen I'ormiiie sUeven. en liet oogenhlik is niet ver meer dat ook de scliilder cvenzeer ais de l)eeIdliou\ver ons met oorspronkelijk en degelijk werk zal komen verrassen. Nu reeds weet liij heel wal te hereiken, vooral in zijn sliiievens, waar iiij l)iiik geet't van een zeer jjersoonlijk klem-

169

KUNSr VA\ HE DEN

ftevoel, men geiiietc het rijke l)lau\v in dif Rollc apprls, de l)()iik\ nuiiir geenszins oiiaangename schikking dcr kleiiivlakkcn in zijn groot Slilh'Den met appe.h. En zijn figunrslukken, als die Iktme met hcl gelc halssnuer, zijn vol van een plezierige liciilatniosfeer. Alle verlrouwen mag men liel)ben in dezen jongeii artist: liij is een werker, gewetensvol, overliiigd en oprecht. El- is iMJ hem iets sclioons nan 'I groeien !

Wal zal ik nog zeggen over liet iiier aanwezige werk van Emiel Glaus, waarvan ik vroeger al de aandoenlijke sclioonlieid uitvoerig moclil aanloo- nen? Zijn Zonneschijn in de Lenle. pure zang van innig gelnk om de weelde van de jonge natnur, die zicli om het klare luiis van den kunstenaar tooide als een jonge bruid ; zijn Zonnige dag, zijn Boomgaard in den Winter, uitingen van een uiterst gevoelige ziel, die hare emotie's voor de rijke wisselende pracht van liet landsehap helichaamde in voor alle lijden onver- gankelijke vormen. Laat ik het alleen betrenren dat Antwerpen zoo nilerst zelden nog de eer geniet het werk van dezen meester te zien te krijgen.

Ook bij de nochtans zeer belangrijke inzending van Richard Baseleer valt hier niet veel aan le nierken : vroeger immers mocht ik over het grootste gedeelte van dezen voortrefFelijken arbeid mijne oprechte bewondering betuigen. Zijn groote aquarel Aan de Dokken, grootsch als een fresco, uiterst delicaat van kleur, zijn Avond, subtiel steniniingsbeeld, werk van een aller- gevoeligst dichter, we kennen ze van vroeger. Maar nieuw werk was er toch van hem. En l was een gelegenheid om vast te stellen hoe Baseleer, schoon voor hem, en sinds lang reeds, de techniek ein iibevwundencs Punkt werd, toch nog naar meer volmaking streeft, en nieuwe schoonheid in zijn werk tracht te leggen. Zijn Visschers in den Morgen (Beneden-Seheldr) was te dien opzichte een verrassing. De hemel daarvan was een prachtstuk ; een fata morgana van doorzichtige leerheid, broos en ijl als een zeepbel, met duizen- den en nog duizenden tintelingen en weerschijnen gaande van het onstoffe- lijkste rose tot het kristalhelderste groen en het meest dial'ane blauw. Deze in de voile lleur van zijn kraclit levcnde schilder lieeft zijn laatste woord nog niet gesproken.

Wat heel't Jakol) Smits, den genialen schepper van de Pieta, van den Vader van den Veroordeelde, van het Si/nibool der Kempen, van dvu Jndaskus, van de Diacipelen van Enimai'is, deze maal bezieid om zich zoo opzettelijk 't binnenste buiten te keeren en zijn gansche techniek te veranderen'.' Staan wij voor een nienwen ommekeer in de evolntie van dezen rensachtigen kerel, van wicn men alles, ook het meest onvooiziene, vcrwaehten mag? Wie weel, niemand heell hel rccht le twijfelen aan hem die zooveel eeuwige schoonheid scliiep ! Smits scliijnl oiis toe in dil wi'iic wi'cr opiiieuw zoekende te zijn. Mogelijk vcrgisle hij zirh; hij zell', beter dan wie ook, zal dil aisdan le zijner

KUNST VAN HE DEN

lulers over dun mel eLTl)ied le

Jnchten, on d.nkbanr to zija om .\c schoonhei.l dio hij ons h>edt. zolls n, het

lijd Nvel inzien. Ons blijll voorloopii- niols :.n

AVC. OI.F.KrE ; Stilleven. (Eigendom vmi de.i licer Wollers, Biussel).

werk dal ons hot raoosl onthutst. Niemand immers knn loochenen dat die Salome hot work zou zijn van een g.oot artist? Een rijke harmon.e, oen aangriipendo t.agiek in d,e an.lo.s zoo soboro voorstolling, verheflon ze vor bovon do hopeloozo banaliteit van hon dio hot ^vagen minaohtond de schoudersopto halon, of, erger nog, het ais stommoHngen uit to proesten En ook in dit Binnenuchl zien wij nog stoo.ls Smils, zooals h,, aU.jd geweest is innig, ornstig, giootsch, (jcniaal !

\uoust Oloflo b.aoht hier, mot zijn zoor mooio aqnarellen, do stolhge oetuloe.^is van een talent dat evoneons geraakt tot de voile behoersching z.jner ^hijke middelen. Rogalen van kleur, dit SliUevcn met zijn pa.elmoeren tonen ; die Memnakslcrs, godistingeerd van lijn, kohniet on groepeer.ng; d,t Hoek^e ,,an Brnssel, stemnng stadszicht, waar hot g.anwo van het dh-uder.ge, w.nde- Z wee. uitnu-ntend is wee.gegeven ; dit andere, /n <len Tn:n, een van d,e ,Len vol van die intieme po.zie, welke de werken van Oleffe b,na alt,d kenmerkt; die twee p.ettig-elegante Na,.l.fujuurij.s ook. alien zee.- e.gen werk, van een uiterste voo.naamheid steeds en... verbazend knap !

Desehittorende p.aoht van bloen.on en po.celoin, do paarsche, roodo,

KUNST VAN Hi:i)ES

l)lainve en willo rijklieid van superbe anemoiieii, de doiikere, lliiweelbruine zachtlicid van violieren, de ivoorgele overvloed van opulenle magnolia's, de

VICTOR THONET: Na den Rt-gen.

Ireellicid van lenleyeuieiulfn aj)|)ell)l()esL'ni, IilI vlaniinenck' veiniiljoen van een kieel'tenkiiras, oi'dc nu)n.skiaclilii;c i^econipliccerdlieid van een kial)hen- lijl, daarvan lu'ill W'allei" Vaes de eoinplexe sclioonheid nitgezegd in een tienlai werken, vei rnkkelijke Klcinnidlcici, die voor liel alleri)esle, wat in dil genre ooil geleverd wcrd, geenszins nioel onderdocn. ilardiukkig l)lijri Vaes vasllionden aaii de Iradilic oiizer gioole kolorislen, en locli weet zijn soepel laleni zieli levens te viijwaren van vieeinden invJoed. Deze hekooriijke slii- levens, ze zijn zijn nilsiuitend eigendoni en liij l)raelil iiel daarin door diepen ernsl en slndie tol waai-aeidige gioolheid. Ook zijn Porlrcl ixm den licrr L.D.P. is een i)i()k seliiiderweik van nilnenuMide gelialte en ()ni)eiispclijk geleekend.

Omslandiglieden, als de uilnoodigiiig lol lie! vornuii van een oveizieid van zijn werk voor liel salon van de (ienKeiie wereidlenloonslelling, zullen

172

KUSST VAN HEDEN

Alfred Dc-launois (.ooals dit l.ouwens wel min of meer hel geval was bij eenioe andere van de hier aanwezige schilders). genoopt hel.l.en .aar /v„..s/

AUL HI:NTZE: Twee mcisjcs

..„ Hrden slcchts ..nig. kleinc . e.U.i.s, tc.kening.n en aqua.ellen le .cndc , die wel geenszins een nieuwen kijk geven op hel lalent van dezen zoo b>/on- deren a.^ist, maar waaronde. n.enig sluk, als zi.in Ben.UcUJnen en z.jn zee. breed geziene landsebappen, de bewonderende aandaeht ove.waard z,.,n.

Nooit we.d tol heden toe nu-t genoeg nad.nk gewezen op hel koene we.k van den marinist en landsehapsehilder l-.anz Hens. Van hu.ze u.t kolons heeft bij vooral oog voor bet aangrijpende, bijna trag.scbe karaktc, ^an

173

KUNST VA^ HEDEX

maanverlichic ()t'l)i'\V()lklc' iuicIiIlmi, op dc (licphliiiiwL' of vreenKlgroene wjiIlt- plassen, liel ;inostiu-|)eklc'ninu'iuk' v;ni oikIlt sjjrookjesnevolc-n liedeklc laiitlun

KUG. VAN MIEGHEM : Ann lie Dokkcn.

en poolen, en in avonddanipen wegdoezelende onilrekken van geheimzinnige hoonien en donkere liofsleden. En hoe kloek zijn al deze dingen gebouwd, hoe getnigen zij alien van l)ez()nkenlieid en zelfl)e\viisle kiaeht!

Ongemeen inteiessant was Curl Hentze. Verheugend is hel fe mogen vastslellen iioe deze nog niet zoo heel hnig geieden zijn weg zoekende, er in l)etrekkelijk koiien tijd toe kwani, weik le i)rodiiceeien dal van een Ijniten- gewonen aanleg gelnigt, nieei- nog, waarin liij venassende resnllaten hereikte, die liet beste van hem doeii veiiiopen. De 'Iwcc incisjcs die, de eene met haar gliindere, klaar-hriiine kijkeis, de andere in haar snugger-zedige lionding, l)epaald zeer gehikkig zijn getypeerd, lijken ons van al hetgeen de jongere elementen aanhiaeiilen, iu'l aileillinksle werk, laak gezien, evenwiehtig en zeer oorsproida'lijk van ojjzet.Ook zijn .SV/V/c/'n; was een i)epaald venlienstelijk sink, rijk en warm van toon. Ik hclY overluigd dat we van Hentze al heel spoedig werk van zeer hoog staande waarde ziiilen niogen aanslippen.

Mooi en voornaam was Mareel Jellcrys' sehiiderij Hhododcndruns, maar hovenal i)evi(l(ii inij (hze maai zijn, door een rake ojjnierking van atmosfeer en iiclil, werkelijk zeer ijizondcre seiielscn van i'aiijsche sladszichlen : de

174

KUSST yA^ HEDEN

wazige, zoo parliciilier onstoffelijke, bijiia iiiet vast to let*^en clanipkrini>, die

op zekere dagen oni de briiggeii der Seine iiaiigl. de zomersclie lijkdom

der tuinen van het

Trianon en van St.

Cloud, Jefferys gaf

ze weer op geheei

eigen, en onge-

nieen gelnkkige

manier.

Van al dege- nen die gelraclit liebben het gewel- dig bedrijf van de haven te syntheti- zeeren, is de Ant- werpenaarEugeen van Mieghem een van die zeldza- nien, die er in ge- lukte daarvan de grootschheid te pakken te krijgen. De groezeligiieid, <iie hem vroeger eigen was, heeft plaats gemaakt vooreenveel door- schijnenderen luu- monischer kolo- riet ; zijn figuren zijn sterkergewoi- den,beleroniiijiui. Van Mieghem

werkt nooit peulerig. Zijn siliioiietten van ioggc stoomers en nionslnieuze kranen zijn foisch en indrukwekkend. Hij gaf bier het beste dat ooit van hem te zien is geweest, en hij neemt nu bepaald een zeer eigen phials in tusschen de persoonbjkste en de meest kunnende van onze schilders. Zijn groot pastel Aan de Dokken is een werk om niet liclit te vergelen.

Albert Crahay, die aan de Xieuwpoortsche stnuulen een geschikt arbeids- veld vond voor zijn aclief en ernstig i)eliachtend talent, bracht ons deze maal

AI.B. CRAHAY ; Op het viakkc Strand.

175

KUNST VAN HEDEN

werk van zeer uiteenloopeiulL-n aiird. Ilet niocsl apiJieciccrde ik van lieni ocn niterst suggestief doek Op Iwl vlakkc Slntiid, van een walerii^f IVisclilieid,

doorschijnend un vol Icvcnd liclit, de luclit is van zontii^e nalheid, eon hemel als van o|)aal, zicli hcrlialend met klenrige retleclies in den spiegel van liet voclile Zand, waarvaii de seliillering siechls even onderhroken wordt dopr de donkeie vlek van een te paaid zillenden schelpenvisscher. Ook dit Oude ii'illi' Pddrd, gezien als in een [renrige grauwe voorjaars-atmosl'cer, in bet wakke liclil van een regendieigenden niorgen, was een gevoelig work van een nitnenuMid leehnieker.

Wat de landscluippen van Virloi Tlionel vooial karaklerizeeii, is de steeds vooitrefrelijk geslaagde weei'gave van de landelijke stemming. In zijn groot doek .\V( (/('// Hcijvn moel men hewoinleren een reeds vaste hand en een gevoel voor wijdseidieid, voor de stille, melanelioliselie eenzaamheid van de Kenipenstrcek. Maar zijn wat logge, wat materieele donkeite, waarvan liij zieli voortaan zai te ontmakeii liehben, was in sonnnige andere doekcn wel een ielsje liinderlijk, naar nii' dunkt.

Laal ik dit overziclil van dczc merkwaardige teiilodnstelling heslniten met de opreelite svmnatliieke veiiiieldiiii; van kimstenaais als den (lentenaar

17(i

KUNST VAN HEDEN

Jules De Biuycker, met groole etsen van een ver doorgevoeide, stevige tech- niek, van een geest fantaslisch als van een Gustave Dore; Alfons Vermevlen met een llink Portret en een stevig gebouwd, kleuiig Stilleven, den meester A. J. Heymans, met klare zeer intens gevoelde landscliappen; den jongen beeldhouwer Ma mix D'Haveloose, met een heele reeks dansende-Salome- beeldjes, uitmuntende studies van houdingen en bewegingen ; Arthur Navez waarvan ik vooral wensch te gedenken dit zeer precieuze stukje De ivassen pop, en Ferdinand Schirren, met een paar goede bronzen.

Collaboreerden verder aan dit salon met min of meer goed werk de beeld- houwer Frans Huygelen, de schilders Emile Fabry, Valerius de Sadeleer, Emil Vloors, George Lemmen, G. van Zevenberghen, John Michaux, Marten Melsen, Andre Lynen en Paul Artot.

Ary Delen.

177

DRIE MUURSCHILDERINGEN VAN R. N. ROLAND HOLST in de BESTUURSKAMER VAN DEN ALG. NED. DIAMANTBE^VERKERS-BOND

ET zijn aitikel over de wandschilderingen van R. N. Roland Hoist, in de veri*aderzaal van het gebonw van den Alg. Ned. Diamanlhewerkers-bond lieeft Dr. A. Pit in dil tijdschrift (') er reeds op gewezen,dat de bij- zondere beteekenis van dit werk gezocht moet worden in bet feit dat een groote gedachte zich in alles le gader openbaart. Niet als de illnstratie van de een of andere toevallige idee, die even beperkt is als toevallig, zooals wij die kennen in de beschilderingen van levensverzekeringsbureaux, benrzen en andere min of nicer openbare gebonwen, en die nog veelvuldiger, in de moderne boekver- ciering is blijven leven, niaar als uitzegging van een de gansche levensbe- scbouwing ricbtende overluiging, en een den arbeid bezielend vertronwen bel)ben wij bet werk van dezen kunstenaar aan te zien.

Ik meen te kiuinen zeggen waaroni bij daarop recbt beeft. Want beden- kingen tegen details van Roland Hoist's arbeid kan men wel opsomnien Dr. Pit licelt er eenige aangeduid , men kan nooit zeggen dat bij, als de plu'aseurs doen, bet gemeenzame, als te eng van strekking, beeft vervangen door iiet gemeen-plaalselijke dat niet breed is, meer plat en oneigen. ()m bij die vroegere seiiilderingen even te blijven, bet sebijnt voorbarig, van den verkondiger van nieiiwe gedacbten te eiscben dat bij dadelijk zijn nienwe laal kant en klaai- lieeft, en als dns de ailegorie, of nog liever bet symliool van Hoist sointijds nog te realistiscb is (de fai)riek-inkijk op Dragcnde. Houj) in hcl Hart, maald DonUerc Wcrcld lichl en de steiger van bet biiis in aanbonw o]) Soliddrilcil ivccisladi ook de lukkciide stem van het (lOud) zoo lijkt mij dit een tekortkoming die eer v66r dan tegen de waaracbtigbeid dezer kunst pleit, immers een onvcrscbillige welbespraaktbeid liad baar beelden gemakkelijk uit de galerij der tradilioneele Retborica knnnen l)orgen. Van de zwakke romantiek, die zicii zoo vaak introdnceert alsgedacbtekiinst, is Roland Hoist's

i') Did .\ll, l)lz. :>7, (Aii^^iisliis l(t((7|.

178

•a 2 a %

„e,.„uche urn,., moe .M' , ^^,_^ ,„„, ,„ «»".-" '';;;^L.- doo,-

moed v»n Oen S-^; .„,, _ ,„„„„n«,„aa, z,,.. He. e ^^^^

de «,oo,e S0< acl- ^ ^^._,,, ^„„ ,,^„ ,, Wivoo,,. ^,,^„ „^^,,

'"""■' """ .' 1 leenvoudiger a.s mcUeUUu, mu^ ^^_ . ^„.,„^,,

s;:::::"- ':;ei::er;;;-i*-^*^ "----'^

nii'l tie e sJcnschappen nil /.i.l'^ "

179

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

duiden op een achtergrond van doorvoeling en van inlellcctueek' conflicten,

die vaardige tweedehandskunsl nimmer kende.

De drie nieuwe wandschildeiingen die Roland Hoist maakle, zijn een verdere en meer volgroeide uiting, de laal is er veigeestelijkl. Wat ik nu zeggen ga, is geen bedenking, maar een vo()il)eh()ud : de gedachte-beelden die er in neergclegd zijn, komen mij echter levens voor, ook zooveel vager te zijn, en daarom betrekkelijk een geniakkelijker opgaaf te hebben geboden. Wij hebben wel bet vertrouwen, maar nog niet de zekerheid, dat de kunste- naar, nicest hij eenzelfde onistandiger beelding van de sociaal-democratische idee geven als in de vorige, talrijker schilderingen te vinden is, dat hij dan zich geheel en a! even breed van zegging zou toonen. Nietwaar, de verdeeling van den dag in de sterke, de diepe en de zachle uren, leent zich gereeder voor een oningewikkelde en daardoor groote plastiek, dan de tafercelen, die de groote vergaderzaal, als een directer duiding op arbeid en vereenigingsleven hadden te vercieren. Intusschen, de kans is groot, dat de Roland Hoist van thans ook daarin minder illustratief, meer summier zou zijn geweest.

Wat de kleur betreft, staan deze nieuwe schilderingen overigens reeds onmiddellijk op een hooger plan, ze is bescheidener, overzichtelijker en grooter begrepen dan te voren. Dat de betimmering door den architect Berlage in zijn karaktervol gebouw aangebracht, bier den decorateur nicer te gemoet kwani dan daar, geloof ik stellig, toch nieen ik dat de ornamentatie, in haar breedheid en expressieviteit aan wijding zoogoed als aan ongezochthcid heeft gewonnen. Zonder in een volledige tj'peering, die hier alweer de opvatting te nauw begrensd zou hebben, te vervallen, heeft Roland Hoist ook in deze menschfigurenniet slechts noblesse en diepte gegeven, maar ook daar dooi'heen wel degelijk de menschelijkheid recht gedaan. Die energieke en jonge man, die zich ten strijde begeefl, de droomende vrouw in den waarlijk verheven gestemden avond, en de peinzende man in de diepe uren, zijn goddank geen wezcnlooze gcneraliseeringen geworden. De voornaamhcid en de cvenwich- tigheid van deze paneelen, de vergeestelijking van de voordrachl, die, zonder te nawijsbaar-meliiodischen opbouw, geheel en al afwijkt van bet episodische dat de kleine kant is van realisme dit alles niaakt dit werk lot een zeer bijzondere kunstuiling. Van den kunstenaar Roland Hoist, die met loewijding en reserve in den middag zijns levens, die voor zoovelen reeds een inzinking beduidt, zoo vastbcraden aan zell'ontwikkcling en zelt'verruiming arbeidt, is zeker nog veel te verwachlen.

CORNKMS VeTII.

N. B. iVloog lijk koiiicii wij laler op hel yebouw zell', hel werk v;in ilcii liecr Herlage lerug. Dii HEDACiiK-coMMissiii;.

180

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)

on UIT ANTWERPEN D

\/Ai ICK KAN yL.^ Dejaar- lijUsche leiiloonstelling vail (ieze vcreenigiiig is (ieze maal zeer oiiopge- iiierkt voorbijgegaaii. De gelialtc van het bijeenge- braclilc werk was ook dooigaaiis zeer niiddelmalig eii de indruk die men meedroeg alles behalve opweUkeiid. Een gevoel van koude, van sikkeneurigheid, van armoede ook, ging nil van nicest al deze pogingen, die men niet slecht mag noemen, noch evenniin doodzwijgen zij geluigeii immers dooigaans van zooveel goeden wil ! maar waarin men tcveigeefs zou zoeken naar een temperament dat u aangrijpt, of dat u alleen maar behaagl door zijn nicer dan alledaagsclie persoonlijklieid. Wat een zvvare last van moedeioosheid weegt over al die nog jongc mensclien ! Sommigen schijnen liopeloos onmachtig, of was hun werk alleen ditmaal liet product van een slecht voorbijgaande malaise? Laat het ons hopen ! Velen immers onder hen zijn begaafd, en Helen ons bij vroegere gelegen- heden heel wat nicer verliopen dan zij ons deze maal te zieii gaveri. Dat zij zicli liervat- ten, dat zij zich ontmaken vooral van die drukkende atmosfeer, van lakslicid, van zenuwloosheid, van zich-maar-lalen-gaan, waarin zij alien verdwaald zijn. En dat zij zich vooral niet op sleeptouw laten iienien door half-lalcnten, die door burgerlijken wansmaak een bedenkelijke en zeer tijde- lijkc beroemdhcid vcrwierven. Neiit ! niclit solclie Tone, Diiuier, sondern lass mis aiidere aiislimmen .'

*i*i $Pi cft»i '^•i ^^ 5l»; 5^*5 ift»i ■^•5 $,f^ S»i

CAMILLE LAMBERT, wiens werk we zeldcn te Aiilvverpen zien, hicld nu eeiic tamelijk grootc tentoonstelling in de zaal Forst. Bekoorlijk zijn al deze kijkjes in een poes- lieve wereld van aardige, giclielende jufjes, die backfischachtig en behaagziek dartelen en spartelen in de schuimendc, s|)ranke- lende, parelende weelde van zonneschijn en zeewater, of die nioderne meerniinnen in een lascieve achteloosheid haar gracieuse leden laten streelen door de golvcn en de gouden warnile der zomersche stranden. Maar oh wee! wat is (lit alles ook oppeivlakkig ! Men zockt cr- vrnchteloos naar een niensch, naar een dicpvoelende, geemotioneerde ziel van een waarachtig kunstcnaar. Knap ! Oh zeer! Van een ver- bluflende, bijna angstvvckkende knaphcid zijn al deze dingen, die men geamuzeerd voorbij drentelt, maar die op den langen duur ergerlijk worden door hun al te luch- tige, al te vluchtige gracie. Men krijgl er dra genoeg van. Zc worden vervelend. En men gaat zich de vraagslellen of het niet veeleer jammer is dat een schilder van zoo onge- wone virtuozileit, zijn talent want talent heeft liij, als weinigen ! verspillen wil aan dergelijk geflikflooi, dat maar al le klaar- blijkelijk bereUend is op een gemakkelijk niaai- gevaarlijk succes. Want dat Lambert, met <le heusch zeer bcnijdbarc niiddclen waarover hij beschikt, ons werk van nicer duurzame waarde zou kunnen schcnkcn, dit bcwijst immers ten voile een schilderij als die Noceurs « Oslende, een waarachtig zeer origineel werk, waarbij al het andcie als aardig, maar tamelijk nultcloos tijdvcidrijf

KUNSTBERICHTEN UlT ANTWERPEN

wegzinkl. Wil dil nu zeggeii dat wij liel afkeuien dat dcze nog jonge kunstenaar zijne modellen in deze omgeviiig ging zoeken? Het ware oiizin zooiels te bewe- reii : de keiis van liet onderwerp doet liier, evenals altijd, volstrekl niels ter zake. Maar we zagen veel liever Lambert zijn vizie's uitdrukken desnoods met minder knapheid maar met wat mcer bedachlzamen ernsl, en zijn opgedane impressie's wat meer laten bezinkeii. Scliilderijen als die enkele doorgaans kleine doeltjes Hooge TiJ, Voor den Oceaaii, Voor den golfbreker, loonen ons dat Lambert, ook al blijft liij langs dezen kant zijn inspiratie zoeken, bekwaam is nieer te geven dan louler mondanileiteii, weergegeven met een zeldzame handiglieid, maar die door haar leeghei<l, doorgaans geen blijvenden indruk acliler lalen.

<«^ «»^ 5«^ ««^ ««S ««^' ^^ ^^ 5«^ ^'^ ^"^

CH. VICTOR HAGI-:MAN /:♦. Wat is na veel onmachlig gel)azel of blulTerig, onern- stig gedoe, deze schilder een verblijdende, sympatliieke verschijning ! Zijti tentoonstel- ling in liel Kunstverbond was een der voor- naamste kunslevenemenlen van dil drukke seizoen. Grootendeeis waren, voor wie de groote tentoonsteilingen van de laatsle jaren met aanciaclit voigde, deze werken bekend, maar belangrijk was dil salon, onidat het vereenigde de syntliese van een gansch CEUvre, omdat liet verlegenwoordigde een afgeleekende periodc in de evolutie van een artist, die door nocslcn arbeid tot een ver- bazende ontwikkeling van zijn talent, door een gedurige verdieping zijner vizie tot een ongevv'one psycliologische kracht geraakle. Deze lentoonslelling is van beteekenis in liel artislick leven van llageman : met haar wordt af'geslotcn een periode, op het oogen- blik dat de schilder op een keer[)unt geko- nien, oiis waarschijnIijU een anderc zijde van het leven toonen gaat. Welke gloricnze verrassingen staan ons te wachten '.'

Men heeft dezen schilder dwaselijk van eenzijdighcid i)csclnil(lig(l, omdat hij zich met voorlielde keerde tot zcer bizondere lypen : joden , landverhuizcrs, liiniioe's. Maar wie als hij nil dit vrcenidc exolische leven alios haalde wal er in lag, or de gan-

sche (licpe, verborgcn ziel van ontdekte en uitdrukte, er de groolsche algemeene men- schelijkheid van zag, en in zijn werk om- zetle tot schoonheid, die is een kunstenaar van meer dan alledaagsche beteekenis. Geen uitzonderingskunst is deze, maar het leven zelf in al zijn aangrijpende tragiek, samen- gevat, gesyntheliseerd zooals allecn eenige zeldzame, innig-voelende, sterk-willende, sloer-ernslige kunslenaai's het nog ver- mogen.

Want is b. v. deze Zoogende landverlmi- zersuronw niet een monumentaal figuur, geen aangrijpend symbool van nioeder- schap'.' Is deze Esther niel het lypische beeld der Israelietische vrouw, de concrete verpersoonlijking van een ras? Draagt deze Hindoe, met zijn vreemd-schoonen, fijnen kop, niet de gansche uildrukking van zijn tot verval geraakle prachlig volk? En zijn dcze drie symbolen niet vol van een alge- meene, roerende, menschelijke karakler?

Ik noem slechls deze drie werken, omdat ik aan de verleiding weerslaan moel den bewonderenswaardigen artist die Hageman is te doen uilkomen in die vele andere wer- ken, waarin hij lelkens een deel zijner machlige emolie in een schoonen voi'm heefl neergelegd. Want ooU op lechnisch gebied zijn deze schilderijen bewonderens- waardig : kloek gebouwd en scherp gelee- kend zijn deze Hgurcn, in een kleur die slemniig en dieptonig, maar steeds zeer harmonieus blijft.

Op dil oogenblik heeft Hageman Anlwer- ])en verlaten oni zich le Brussel te vesligen. Men heefl hier de diepe beteekenis van zijn kunsl niet begrepen, en hij bleef als vele anderen steeds versloken van alle waardee- ring. Zal hcl hem elders, wat dil betreft, beler gaanV Het is Ichopen, schoon wij met eenige billerheid betrcurcn mogen, dat weer ecus te mcer een groot Anlwcrpsch kunste- naar elders den moreelen steun ging zoeken waarop hij rechl had, en dien men hem hier onlhield. Maar laat ons tevens niet veigelen dat Hageman een van die slerke karakters is, die aan alle oincieele erkenning den brui geven, om alleen de verwezenlijking van bun droom te benaderen.

182

KVNSTBERICHTEN - UlT AXTWERPES - i'lT BRVSSEL

^•^^ ««'S ^'^ '•^^ ^^5 5#'S ;«^ ?«^ «#^ ^'^ <«^

IIHT KL'NSTVKHHONl) sloot mel eenc leii- looiislcUing vnn paslcls en leekeiiingeii zijn (irukke, welgelukte wiiiterwerkiiig. Hel wa- reii alweer dezell'ile kuiisteiiaars die hier den loon aangaven, en door werk van waarde aaii dit salon belang kwamen bij- zelten : Richard Baseteer met een reeks zeer lijiie, delicate pastels, Studies van de Beneden-Schelde, uiterst teere, venassend- juisle annolalies van liiclit en water, wolk- en lichletTecten boven de eindeloosheid van den bieeden slrooni. Wat een wijdscliheid, wat een heilige kalmie nu eens, vval een jubel ceil andeie maal, weet liaseleer telkeiis ill die kleine. niaar zeer piecieuse werkjcs te leggen ! Jakob Smils met een groote rood- krijtlcekening, De Brief, en een reeks leeke- iiingeii van lypeii en inteiicurs, alien hoc klein van afineliiig ook sonis, toch vol van die karaklerislieke groollieid die het werk van dezeii meesler bijna allijd onderscheidt; Charles Merlens, wiens studies voor het zoldcringdecor van de Vlaanische Opera zeer belangrijke documenlen waren voor het leeren keiineii van de decoratieve zijde van zijn talent, naast do aristocratische kleurdistinctie van b. v. dit zeer niooie Kiii- deiporlret ; Rmil Vloors, wiens reeds dik- wijls gezienc vrouwenportret Het groene medaljon, een typiscli specimen is van de gracieuze kiinst van dezen schilder, die in knap bewerkle porlretten, zich vermeit in aardige kleurcombinalies ; Waller Vaes, die van zijne kleine pastels, zlchlcn nil Vene- tie en elders, koslbare kleinoden niaakle, waarin hij al de prachl van een ond, ver- weerd sledenzicbl, of van een dieploiiig nijverheidsland nitdrukle met de soherlieid van middelen en dc superiorileit van vizie die hem eigen zijn; Eug. van Mieghein, die ook hier eeiiige zeer gocd gekozen voor- beelden loonde van zijn zoo eigen inlerprc- latics van het Icveii der havenstad.

Vcrdieiistelijk werk was crverder van FIo- ris Jcspcrs (werkclijk zeer aardig die kleine maancireclen van de Heiieden-Schelde), van (ier. Baksteen, Rene Bosicrs, A. L. Kosler, Frans van Leenipiilten, Rene Lombaerts en A. van do Velde.

^9i ^•S ^*i ^ ^^ ^•^ ^ S** ^^- ^^ ^^ IN DE ZAAL FORST veizamelde de schilde- rijeii-handelaar Campo een zesligtal dingen, mecst alien van zeer bedenkelijke mediocri- teil, waar Uisscben alleen, naast een kleur- rijke schets van N. Diaz, De geltik-kige Familie, en een van Monticelli, De Dame in hel Bosch, een schilderij van Frans Courtens Aan de Zuiderzee, en een iiiet oiiaardige schets van Hcndrik de Braekeleer, Biniien- plaals, de aandachl liokken. Ahy Delen.

CDDD UIT BRUSSEL dddd

1-: N T O O N S T 1-: L L I N C. « POUR L'AHT » A^^ Dil is ceil der oiulsle, tevciis een der degelijk- sle onzcr kunsleiiaars- groepcn, waarondcr

liooge rigureii als Fabry en Rousseau de Iradities eencr kunst-arislo- cralie lioog houden en blull'ers, lawaaima- kers en broodscliilders, angstvallig wordeii geweerd. Elke tenloonstelliiig is allijd uit- slekend inecngezel en mogen het al niet alle meesterwerken wezen, het gelieel geeft toch steeds den indruk van een eerlijk en oprecht schoonheidsslreveii.

Op dezejongsle tentoonstelling had Euiiel Fabry vijf prachlige composilies ingezon- den, waarvan dric lot het allerschoonsle werk mogen wordeii gerekend. De Mnziek, de Pldsliek- en de Hurnionie. In deze tijdeii van plat realisme, van karikatunr en waar- delooze improvisalie, is Fabry een dier zeldzanie kunslenaars, die werken vooil- brengen welke naast ilie der groote Ouden, waard zijn om bewaard te wordcn door het nageslaclit. Hij is een idealist, die oiis zijn droomeii en aspiralies verlolkl. door bun bet inachligsle allcr i)rcsliges, dal der kunst le verleenen.

Victor Rousseau, de beeldhouwer, een aiKler zuiver arlist, had prachlige busies cn tcgelijk heel delicate en loch iiuhukwek- kende bronsjes ingezoiulen, kkin van vcr- houding, maar niellemiii groolsch door dc krachl, de inlensileit cn de poezie, die er in lag.

183

KUNSTBEIilCH'l EN UIT BRUSSEL

Onder de oveiige, liet iiieest l)e\voiider(le en verdieiistelijkste werk, iioem ik eeii Avoiid vail van Holder, een piachtif> gescliil- derd doek, van een innijjheid een dieple van gevoel, dat wcinig schildeis, altijd ver- onderslehi dat liun slreven nog in die licli- ling gaat, verniogen te bereiken.

Oleffe en van de Woesteyne hebben jjeide laleni een feit waarvan men ben onafge- broken verzekcrl, niaar we wachten nog steeds van den een als van den ander, een werU, waarin zich dat talent op aangrij- pende en legelijk overtuigcnde wijs zal openbaren. Evenals vele aiidere rijk be- gaafden, geven ze ons allijd den indiuk van een kooitsacbtig opdrijven bunner kracbten en een zicb versnipperen in schet- sen en stndies. (".aniille LaniJjert bezit even- eens vele gaven, durf en een groot talent, wij zouden lieni onderweipen willen toe- vvenscben, nicer bcnizelf en die gaven waard ! Wanneer zal eindelijk onze liedendaagscbe kunsl opbouden oni de mode en den smaak der nienigte le streelen? Iji dit opzicht lieb- ben de Hoerinnen van Firmin Baes, een lofwaardige uilzondering gemaakt op den algemeencn regel. Hij geefl aan onze lande- lijke bevolking bun aangeboren adeldom weer. Die frisscbe en gezonde kinderen van den bodem, zijn eens een aaiigename afwis- seliiig op de grimassen trekkende siiuiten, vvaarmee somiiiige zoogez. realisten onze dioomerige, stemniingsvolle velden en vlak- ten willen bevolken. De verbeelding en de levendige geest van Amedee Lynen, trekken iiiij niede altijd bijzondcr aan, want zijn vroolijkbeid onlaardt nooil in parodie of sarcasme en zijn uitgelateiiste tooneeien blijven locli altijd bevallig, voornaam en sympalbiek. Prosper Colmant blijft mede altijd aanlrekkelijk omdat zijn kunst streel'l naar een edel doel, dat liij met elk werk dicliter nadert. Hoven al dc overigen muni ecbler de Licrsclie meester Isidoor Opsomer uit, die bij voorkenr de mooic hoekjes nil zijn scbilderachtige geboortestad en liaar omslreken wcergeel'l en de ingenonienbeid van den kunslenaar met zijn on(leivvcr|) in zijn werk doel gevoelen. De oevers van de Nellie liebben in lieni liuii bezielden zanger gevoiiden. Naasl slnkken als de McimtmiuL

maken de rnmoeiige doekeu onzer himi- iiislen op ons allijd i\Qn indruk van knappe inslanlanes. Voegen we bierbij dan nog de namen van deu beeldliouwerPieter Braecke, van Wolfers, d'Havelooze en de Haspe, dan liebben we de besle exposanten in dit kleiiie Salon van Voor de Kunsl genoenid.

^9t c^»i c^»5 ^9t ^9t ^9i ^9i ^fi ^Pi ^9i ^ft

LOUIS TITZ is een der teedersle vertolkers van, ik wil niet zeggen onze doode steden, want deze benaming, bet eerst door de ziekelijke verbeelding van George Roden- bacli gebruikt en sedert vele malen niis- bruikt, passeii niet op onze lieve, ingetogen, laeliende, sluimerende stadjes, als bij v. Diest en Dendermonde, die moeilijk een waarili- ger, aantrekkelijker vertolker zouden kun- iien vinden dan juistTitz. Zooals bij ze ziet, doen ze ons aan als de aardige, gezellige verbalen van beel oude menschen, die zich gaarne verdiepen in herinneringen van het verleden en van bun jeugd. Zoo doel Titz ook die lieve, oude stadjes spreken en in tegenslelling met zijn kunslbroeders ver- diept hij zich liever in bet aarlsvaderlijk intieme dan in de tragiscbe gescbiedenis er van. Vandaar de glinilacb op zijn gracbljes, in de boekjes van zijn Begijnhoven, zijiier boehtige reitjes en kromme sleegjes. Het is een allerbekoorlijkste en heel personeele kunst. Het aanlal zijner bewonderaars breidt zich dan ook steeds iiieer uit en zijn jongste lentoonstelling is een dci- best geslaagde van den geheelen winter geweesl.

r* g,»i eg,* &* ^S* ^^ S** S'J cft»- S»5 S* llKNBl ANSPACH, een jonge Luiksche kuns- lenaar, lieel't laailst een belangrijke lentoon- stelling in den Kunstkring geliad, waaibij bij zich als een ontroerd en getrouw verlol- ker van de landschappen in bet Walenland geopenbaard heelt. Van deze plckjes geeft hij vooral met groole sajiiiigheid van kolo- riet en giootc levendigheid, dc blijde gratie, het grilligc, steeds wisselende licht en de cigenaardige legenslellingen weer, gedu- rende dc nicest glorieuse, stralendsle uren. Mooic kijkjes op de Maas en de Ourthe gcel't hij, zich verliezend in de dciningen van din borizonl en zcldcn zicl bij ze in dc scha-

184

KUNSTBERICHTEN UlT BRUSSEL

duw, bijna altijii in tie zon ! Anspach is een jong en geluiikig schilder, wiensoiiverstoor- baar goede luiiii het meest in overeeiistem- ming met de zon is, als ze zijn geliefkoosde vcldcn en vliedende vlalvten beslraall.

We Iici)ben tevcns zeer zijn teekeningen in zwarl krijt bewonderd, met een losheid en kraniglieid van loets, die uilstekend bij het eigenaardig type van de landstieck passen.

IN DEN KUNSTKHIXG TE LAEKEN jC^ Een belang inboezenicnde poging tot aitis- tieke decentralisalie, heeft te Laeken plaats geliad. De jeugdige kunslenaars der lionink- lijke_ residentie. liebben tereclit genieend dat de aantrekkelijkheid van het aardige plaalsje, met zijn niooie, groote parken en breede pleinen en lanen, dat zich zoo gunstig van onze doodsche liuizen en sleeneii woeslijnen ondersclieidt, door wal kunst- leven en l)e\veging nog veel zou winnen. Daartoe openden ze hun Kunslkring met een belangrijke lenloonslelling, waaraan door reeds beroemde oudeien als Colmant en Merckaert deelgenonien werd en waar iiieuw aangekomenen als Van Looy, Spae- lant, Counhaye, Van i-^xtergem en Landuyt, zich van gunstige zijde liebben doen kennen.

LEON FREDERIC /i^^ In afwachting van een meer uitgebreidde studie, die ik mij voorslel meer speciaal aan dezen, een der grootste en meest oorspronkelijke Relgisclie meesters te wijden, vermeld ik het biiiten- gewoon succes, dat onlangs door hem in den Kuiistkring behaald is. Zijn doeken werden vlijtig door de liefhebbers gekocht. Dit overigens volkomengerechtvaardigd sncces, verv^'onderde ons niettemin eenigszins en deed ons met weenioed lerugdenken aan den tijd, toen de schoonsle en aangrijpendste scheppingen van den meester, den weg terugvonden naar zijn atelier of door den vreenide weiden weggekaapt. Zoo kvvam het Luxembourg o. a. in 't bezit van de Leeflijden ixin den lioer, een Drieluik een der schoonste picturale scheppingen van den laalslen lijd. De werkcn die Frederic (iitniaal in den Kring ingezonden hail, ston-

den niet volkomen op gelijke hoogte en juist daardoor giiigen ze als de kooplui zeg- gen, wellichl gemakkelijker van de hand. Allen echter ondeischeidden ze zich door Frederic's gewone frischlieid en hoogst oorspronkelijke wijze van zien en handhaaft hij altijd zijn naam alsonafhankelijk kunsle- naar. Nooit wacht hij van iemand bevelen af of volgt een ander na. Langzaam slijgend is hij loegenonien in aanzien en kracht en heeft hij zich welen le doen gelden door zijn enkele wilskracht en zijn geloof in zichzelf.

GE0RGE;S LEM.MEN is evenzeer een een- zaam strever, een koppig en hardnekkig werker, wel zeer duidelijk te onderscheiden van het heirleger onzer kunstnijveraars, die ons met hnnne waar komen overstroomen. Er bestaan weinig meer gewetensvolle kuns- lenaars. Niet alleen is hij altijd zichzelf gebleven, maar steeds heeft hij zich zelf hernieuwd streeft naar lets nocli iiie da gewesens en naar grooler volmaking. En iiu is eindelijk dit talent tot stralende rijpheid gekomen ! Letlerlijk alles heeft hij voorzich : zijn teekening, zijn kleur, zijn wijze van samenstellen, zijn teedere voornaamheid. Hij munt evenzeer uit in het Slilleven en in het Porlrei. Hoewel de invloed van het Fransch modernisme niet geheel vreemd aan zijn kunst is gebleven, heeft hij zich dit modernisme eigen gemaakt zonder er, zoo- als l)ij vele anderen het geval is, de bedeesde en nederige dienaar van le worden en zege- pralend maakt hij het nieuwe slreven aan zijn eigen aspiraties en zijn eigen tempera- ment ondergeschikt.

Zijn tentoonstelling in de (ialerie Giroux was een gebeurtenis! Evenals bij Frederic zijn de kooplui en de mode zich eindelijk met hem gaan benioeien. Des te belcr. want kunstenaars van zijn kracht zijn wel bestand tegen het dronken makende van het succes en blijvcn standvastig bij voor-, zoowel als bij legensiioed.

ALFRED VEHI1AI-;REN is cveneens zonder eenige kwcstie een onzer schoonsle schil-

185

KUNSTBERICHTEN UlT BRUSSEL HIT LEIDEN - PERSONALIA

ders en weinigeii beziltcn cen zoo schille- rend, z6o veclvormig, zoo rijk palet als hij eii (ie armzaligste huizeii en krotjes vvonien door zijn liartslochlcUjke kleureii, lot ver- blindens toe verrijkl en verlicht. Hij is de medewerker van de zoti en in dit opziclit is hij aan de Braekeleeren Stobbaerts vcrvvaiit. Hij geeft voor goed eeii kras door de iiiii- fornie grauwschildering, waartoe het ini- pressionisnie de schildeikunst scheen te hebben gedoenid. Onder de vele klad verwers is hij een scliilder. Zijn rood, zijn groen, zijn blauw, zijn als gedrenkt in licht en stralen als zoovele edelsteenen en naast hem konien onze zoo gezegde luniinisten ons verdron- keii, schemerig en nevelachtig voor en hun zoogezegd licht is, om een niooie uitdiuk- king van Heinrich Heine te gebruiken, waar hij slechl vcrtolkle poezie parodieert, als een « ausgeslopfler Mondstrahl! ».

5^ ;^ ««^ ««^ 5»^ ««^' ««^' ^; ^"^ 5#^««^ PAUL DUBOIS had in den Kring een geheel zijner bevalligste werken ingezonden, die geheel vreemd waren gebleven aan alle gewildheid of dwang. Hierdoor heeft hij zich een eigenaardige plaats onder onze beste beeldhouwers verzekerd, die evenals onze schilders maar al te dikwijls zijn geneigd om kracht met brutaliteit en slordig- heid met natuurlijkheid te vervvarren. Stuk- ken als de Hloemslinger, de Zoiiier, Inspiratie, Moeder en kind, zijn wondercn van sereni- teit en wel overwogen, wel tegen elkaar opwegende harnionie. Doch lang te voren reeds had Dubois, de aandacht der fijnproe- vers op zich gevestigd.

LE LHiHHK {\)E KLIMOPi IN DK ZAAL BOUTE, een onzer jongste Kunstkringen, heeft ons dczen winter, naast al te talrijke schelsen, enkelemooie en sonimigezelfszeer geslaagdc werken van Servais, Seghers, de Clercq, Piet Stobbaerts, Huyghens en Jacqmolte gebracht.

(i. E.

%* eft* S* $.* 'S.»5 eg,* a* S* eg,* $,* S*

UDDD UIT LEIDEN DDDD

KIDSCHE KUNSTVEREE- NIC.IN'C. ± DIRK NIJ- LAM) yO^ De waarde van licl doorgezel zoeken van dezen teekenaar is Ihans Ie bepalen naar de 1 esullalen welke deze vol- ledige lenloonslelling biedl. Trots misken- ning aanvankelijk heeft Dirk Nijlaiid koers gehouden in de richting welke met het Fransche neo-impressionisme in het nauw- ste verband staat. En niet Ie ontkennen is : Dirk Nijland heeft er de ziel geheel van begrepen, het gevoel er gansch van vast. Zijn Halle van den Ivein is een oorspronke- lijk slaal van nuchter aanschouwde werke- lijkheid, scherp en sterk gesteld, superieur aan de landscliappen, zelfs aan de meest geslaagde, waarvan het Dordlsche Museum ereenbezit. Uit de verschillende tijdstippen van 's schilders levensloop biedt deze uit- voerige tentoonsteliing arbeidsproeven. Er zijn dus de, aan Japansche houtsneden herinnerende zwartkrijl krabbels, rivier en zeegezichlen schier alien, uitgewerkleteeke- ningen als van den pastorieluin en voorlsde olieverf doeken, waar minulieus en nauw- keurig, landscliappen zijn in beeld gebracht, overdacht en als uit een zinvol overpeinzen geboren en in zooverre, al ontbreckl de overgave van een schihicrssentiment, niet zonder slemming.

Alb. D1-: Haas.

5^*2^,* S;* eg,*^* ^ ^* ^* 2^* a^ ^ D D c D PERSONALIA G D n d

P. JOZ. VAN DEN C.HEYN S. J. f. A-^ Ken

gevoelig verlies leed de wetenschap in het afsterven (30 Januari 11.) van den geleerden hoofdconservalor der Koninklijke Biblio- theek van Belgie, den pater Joz. van den Gheyn, die in 1909 wijlen den beer Hymans opvolgdc. Zijn veelzijdige kennissen en zijn wijdioo|)cndc werkzaamheden kunnen wij hier niet brcedvoerig uiteen zellen. Maar een bcknopt ovcrzichl van bet reusachtige werk van dczen nitzondeilijken man zal

186

PEIiSONA LI A

Phot. Pardon, Prussel.

alleen reeiis volslaan om te doen iiizien <lal mel hem verdweeii ceii iler schoonsle fi^u- ren van dezen tijd.

Hij werd geboren te Gent op 24 Mei 1854. Zijn vader, leeraar van scheikunde aan de Hoogeschool aldaar, plantte lieru de liefdc in voor de wetenschap. Reeds vroegtijdig, nl. in 1888 trad liij op als medewerker van het genootschap der Bollandisten, en was tegelijkertijd werkzaani als leeiaar , ge- schiedsclirijver, etluiograaf, philoloog en hagiograaf.

De ontzaglijke aibeid, vereischl voor de hem opgcdragen uitgave der .\cla Sancto- rum, was hem geen beletsel om in 1896 het ambt van Conservator van de handschril'ten der Koninkhjke Bibliotheek le aanvaarden. Daar was hij voortdurend in de gelegenheid aan de kunstgeschiedenis onschatbare dien- sten te bewijzen. « Met vaderHjke bezorgd- heid en vaderlandschen trots .>, zoo schreef een zijner verdienstelijkste en trouwste me- dewerkers, de heer Emiol Wagemans, a zag men hem. in de bestendige uitstalling, voor hel oort van den betooverden toeschouwer,

de onoverirotfen niiniatuurhandschriften open vouwen, waaraan onze oude Vlaam- sche meestersde wonderen van bun penseel toevertrouwden. Met een schrander vooruit- zicht wist hij aanhoudend de verzameling te verrijken en kon liij aldns ondcr nieer de belangrijkste handschriften uit de boekerij van Sir Tliomas Phihpps, te Cheltenham, aanwerven. Door bijzondere werken op mi- niatuurgebied, riep hij de aandacht der kunslwereld op de voortrellelijksle pronk- slukken zijner atdeeling, en zond deze be- reidwillig ter bewondering naar vele belang- rijke tentoonslellingen.

Doch meest van al droeg daartoe bij zijn standaardwerk, de groote Kataloog der Handschriften : in een afdeeling waar alles le doen was, dierfhij het aan eene voUedige nienwe beschrijving en indeeling op Ic stel- len van al de handschriften die in de oude inventarlssen meer dan 25,000 nummers l)eslaan ; hiervan verschenen jaar op jaar, negen lijvige boekdeelcn die de bewonde- rin'g vanalle bibliografen afdwingen. » \"\u zijn meest belangrljke hcrnitgavcn

187

PERSONALIA V Alii A

van oude niiiiinliuiiliaiidschrinen uil lie Koninklijke Bibliollicek, kuiinen hier vcr- meld worden Le Psaulier de Pelerhoroiinh en Le Bicviaire de Philippe le Bon.

Tot het laatste oogenblik heefl pater van den Gheyn zich opgeofTerd voor de welen- scliap, en verliet sleclils zijn post, wanneer de ziekte, die hem sinds lan>i onderniijnde, hem alle werk onniogelijk niaakle. Als ge- leerde laat hij een leenile achler zicli, die bezwaarlijk weer aan te vullen is. Van den mensch liewaren alien die hem gekend heb- ben, een uitniuntende herinnering.

In zijn betrekking van hoofdconservalor

der Koninklijke Boekerij, werd hi] opge-

volgd door den Benediktijner Dom Beiliere,

als conservator der handschriflcn door den

heer E. Bacha.

A. 1).

*^ *^ '•^' ^ '•'^' '•'^^ '•'^ '•^ '•^ '•'^ '•'^

D n D n VARIA n n d n n n

■♦V Wijlen staatsminisler Aug. Beernaert vermaakle bij testament zijn verzanieling oude en moderne schilderijen aan de sleden Brussel, Antwerpen, Brugge en Oostende, die achtercenvolgens voor hare musea lien werken zouden mogen uitkiezen. Tot nu toe hebben Brussel en Antv^'erpen haren keus gedaan.

Brussel nam voor haar deel de volgende vv'erken : van een navolger van van Dijck, een Sinl Sebastiaan ; J. van Oost, Porlrel van een matiislraat; Jan Stobbaerts, Een Stal ; Meissonier, Een Hnzaar fsludie); Fourmois, Dmiphine landschapstudie) ; F. Lamoriniere Eandschap ; Jakob Smils, Vrouwenboofd; Jan Fyt, Vogels door lionden opuejdcij/d : Victor Hageman, Twee groepen.

Antwerpen koos : Albrecht de Vriendt, De Ring ; 11. Boulenger. Budende Vrouw ; H. Sla- quet, Kapel (akwarelj; L. Titz, Brngsclie Kade \aU\\'are\i ; Binje, Sladsgezicht {akwa- relj; Am. Lyncn, Ilei Proces-verbaal (akwa- rel) ; Ravenstein, Vronwsporlrel ; Vlaamscli

niee.sler van de xvi= eeuw, Terug van de viscluHingsl ; van Delen en Palamedes, Praal- gebonitien ; Vlaamscli meestcr derxvir" eeuw, Vdslcnavond op hel ijs.

Wij hebben op dien laalslen kens voor- loojjig niets af le wijzen, en wachlen voor (le nadere bcspreking van deze schildeiijen hel oogenblik af waaro]) ze, na den dood van Mevrouw Wwe Beeinaerl, in de verza- meliiigen van ons Museum zuUen worden o|)genomen. Alleen knnnen wij niel nalalen zondei- meer deze vraag te slellen : welke reden hccfl de beheerraad van het Anlwerp- sche Museum geliad om de zonder eenigen twijfel meeslerlijke akwarel van Jakob Smils De Uiscipelen van Enimaiis niet te kiezen ? Wij mogen het alleszins belreuren dat men deze uilmuiUende gelegenheid heefl laten ontsnappen om gratis een zeer repre- senlalief werk te bekomen van dezen kun- slenaar die wondcrlijk genoeg I tot nu toe in ons Museum niel vertegenwoordigd is.

Hel schilderij za! nu waarschijnlijk het museum te Brugge gaan verrijken.

A. 1).

De afdeeling der beeklcnde kunslen in de Wereldtentoonslelliiig te Gent zal een zeer compleet beehl geven van de heden- daagsche Belgische schilderkunst. De vol- gende artislen werden door de jurj' uilge- noodigd een representalief ensemble van bun werk in le zenden : Rich. Baseleer, Albert Baerlsoen, Georges Buysse, Emile Glaus, Hem-y Cassiers , Frans Courlens, Ciamberlani, Jean Delvin, A. N. Delaunois, A Donnay, De la Hoese, Jean Delville, de la Laing, James Knsor, Leon Frederic, E. Fabry, V. Gilsoul, Frans Hens, A. Heymans, Gh. Hermans, F. KhnopH", E. Laermans, G. Lemmen, Gh. Mertens, X. Mellery, C. Mon- tald, \. Marcelte, Aug. Olclle, Alice Ronner, Tli. van Bysselbei-ghe, Jakob Sn)ils, J. Stob- baerts, Al SIruys, A. Vcrhacren en E. Wnnlers.

188

ALEXANDKU VAN HAI'l'Altl).

Na zijn ilooil nileckcmi dmir I)i; Jussii.en i>E Joni,.

(Kigi-ndoiii v:m .llir. Mr. K. HiililcT van Happaril. Ii' lUr.'chl).

ANTHON GERARD ALEXANDER RIDDER VAN RAPPARD, 1858-1892

ET is niet om het oordeel van den tijd vooruit te loopen wie, die dit zou vermogen dat wij de aandacht vragen voor een zoo goed als vergeten schilder, wiens naam zelden verder heeft geklonken dan binnen den kring zijner vrienden. Doch in dit geval heeft de tijd, die iederen naam, ieder werk, ongeacht den roeni, de bekendheid welke de artiest bij zijn leven ondervond, opnieiiw weegt, opnieinv meet, en opnieuw in zijn, met zoo vaste hand gehan- teerde zeef werpf, deze tijd, is in zoover voor van Rappard aangebroken nu zijn werk na den dood zijner wednwe meer onder de oogen van het publiek gebracht werd.

Want door zijn bijzondere besciieidenheid, door de voortdurende onvol- daanheid met zijn werk, dat hij liever verslopte dan Het zien, was hij zoo weinig bekend, dat zeifs zijn intiemste vrienden zich eersl na zijn dood een denkbeeld konden vormen van zijn studies, van zijn streven, van zijn vol- harding.

Wei werd in de maand November van zijn sterfjaar door de zorgen van zijn vrienden, een tentoonstelling van zijn werk :schilderijen,aquarellen, krijt- teekeningen, in den Haagschen Kunstkring gehouden, naar den catalogus te oordcelen, een tamelijk voliedige verzameling, welke wij tot onzen spijt niet gezien hebben. Doch het is met zulke uit picteit bijeengebrachle tentoonstel- lingen zoo gelegen, dat zij, waar het niet een groote naam geldt, weinig of geen indruk maken en dus ook weinig of geen invloed uitoefenen op den smaak van wat men het publiek noemt. Een enkele wezenlijk belangstellende moge eens verrast worden door qualiteiten, die hij hier niet dacht te zullen vinden, een enkele maal zooals bij Jongkind mogen de nagelaten werken een revelatie zijn, die den weinig gekcnden schilder, helaas na zijn dood, plotse- ling beroemd maaklen, bij van Rappard was dit niet zoo : het was of zijn naam daarna nog in Ic dieper vergetelheid zonk.

Hij was er, met zijn crnstig streven om de dingen bun cigen waarde te

Onze Kunst, Deel XXIII, ,Iuni 191,^.

189

ALEXANDER VAN RAPPARD

geven, de figuren in Inm aclie, in (.'igcn niiliL-ii Ic zeltcii, iiocii aciilciKl dc kleur, noch aandachl over liel)l)cnd voor dc cisciieii van ceii scliildering, zon- der eeii enkele concessie aan den algemeenen smaak of voor den veikoop, niel de persoonlijkheid naar, oni zijn naam in de harlen der l)escii()n\veis te stempelen. Want, l)ehalve de groole schildereigenschappen, die lieni nog onlbraken, was hij ook gelukkiglijk verstoken van dat doorgaans goedkoope sentiment, van iiet zoeken naar l)ehaaglijke ondeiwerpjes, dat minderen dan hem de gunst van liet pnl)Iiek deed verwerven. En zoo aan zijn werk een ilinstratief karakter niet altijd le ontzeggen vail, zoo is er in zijn heste werk een zeldzame belangelooslieid op le nierken, l)ehalve voor ailes wat de studie van zijn onderwerp aanheiangl, zeldzaam genoeg om hem de adding en de vriendscliap van de l)este onder zijn schilderende tijdgenooten te winnen.

Eerst na den dood zijner wednwe, die hel nagelaten werk van van Rappard aan den schilder Wenckebach, een vricnd a! nil zijn Ulrechlschen lijd, iega- teerde met de bedoeling dat deze dil zoo zon kunnen plaatsen, (hi( hel meer bekend en meer gewaardecrd kon worden, zooals zijn ernslig sireven dit verdiende, en deze zich als een waar vriend met opofleiing van lijd en nioeite van deze laak kvveet door liel besle er van in verschillende nuisea en schilder- genootschappen te plaatsen, werd zijn werk lets meer bekend. En vooral door de tentoonstelling welke de beer Moes in de ])rentenzaal van bet Rijksmuseum aanrichtte van de zevenlig teckeningen, die hel Prenlenkabinel gckregen had, werd de aandacht meer op hem gericiit, werd zijn persoonlijkiieid duide- lijker, zijn strcven vaster omlijnd. En voor ons, die de tentoonstelling na zijn <iood niel zagen, die door gewone tentoonstellingen slechts een vagen indiuk van hem ontvingen, ons deden deze conscientieuse teekeningen, zijn verdiept- heid in bet onderwerp, bet volhonden om altijd weer opnieiiw de aclie te i)estndeeren, verlangcn meer van zijn werk te leeren kennen.

Want zoo onze groote bewondering uitgaat naar die meesters, die bnn inziciiten en verlangens zoo glorieus verwezenlijken mocblen, vvierwerken de bakens zijn voor geslacbten op geslacbten, zoo gaal onze sympatbie ook vooral nit naar die aitistennalnren, wier talent, wier karakter, wier gemoeds- bevvcging, niel altijd sterk genoeg bleken om bun voorname verlangens i)cvre(ligd te kiinnen zieii, docii die zicii nicflemiii niinmer verlaagden lot een gemakkelijker sncces en bnn opvatting zniver bidden, door al zoekend en slrijdend le Irachlen, ids le benaderen van wat zij zich oj) bnn zdlgekozen weg voor oogcn gesteld hadden; schilders, arlislen doorgaans, wier fijnere eigensdiappen in hel gedrnisch der lentoonsldlingen dooigaans iiel minsl gewaardeerd worden.

lid was zoo, dc cnkdc nialen, dal men van Kappard's werk op ccn Icdcn-

190

ALEXAXDHH VAX RAPPARD

teiitooiislelling van de .McUitschappiJ « Arli et Amicitiip » ziig, was de indruk wij herimiereii ons een aqiiarel van blinde nuindenmakers wel dat bet ondeiwerp iiitnenu'iid Ix-'sliidct'id was, wel dal cr aan de actie een anndachl

A. \AN HAPI'AHl) : llu^p^k(■l■klu)^: walcrverl. (Eigrndoni van den Heer H. J. Haverman, den Haag).

hesleed was, die men bij de meesle interieurschilders zelden aanfreft, maar dat deze, wat het enseml)Ie van handeling en kleiir betrof, vooral wat de klank der kleur, wat de liarnionie aanbelangt, eigenlijk gelieel onvoldoende was. Want met al zijn eerbiedwaardig stndiemateriaal, dat bij van deze bHnden, van sommig fabrieksbedrijf, van de steenbakkerijen ook vooral, bijeenge- braclit bad; met al de degelijke en soms venassende voorstndies, was bem bet inzicbt om een scbilderij goed in de lijst te scbilderen, cm zijn onderwerp tot iels mooi's te maken, slecbis bij nitzondering gegeven. Hieibij kwam dat de talentvoUe jonge Amsterdammers, dat wel zeggen, de leerlingen der Rijks- Academie van Beeldende knnsten daar, zijn viienden dikwijls, in dien tijd veelal zwaar van kleur en van scbildering waren, en van atmosfeer, zooals de groote Hagenaars die begrepen, zoo goed als geen besef scbenen te bebben. En ol'scboon van Rappard, betzij door Brusselscbe, betzij door Parijscbe of Haagscbe invloeden, betzij door onderlinge wisselwerking, later zocbt naar malscber kleur, naar meerdere blondbeid, naar uitdrukking van licbt ook, zooals men dit in een paar studies nit een ververij zien kan, zoo is bet tocli niel aan te nemen, dat deze manier, bem tot een voornamer kleuropvatting, tot een beter begrip van de waarde der kleur, lot de vorming van toon zou voeren.

Waar bij in zijn krijt-ol penteekeningen met deze overwegingen niels te maken bad, dan is bij meer zicb zelf, daar is bij vrijer, daar loont bij zicb in zijn kracbt, daar kent iiij veel, daar is bij doorgaans belangwekkend. Het is

191

ALEXANDER VAN RAPPARD

wel opmerkelijk dat hij, die oni het teekenen iiaar model voor de Iweede maal de Academie van Beeldende kuiisten te Amsterdam bezoclit, j^eeii liesef

A. VAX RAPPARD : Convocatiebillet voor den Utreclitsclien Kunstkring op autografisch papier voor den sleendruk geteekend. (Eigendom van den Heer J. W. R. Wcnckel)aeli, te Santpooit).

scheen te hebben van wat hem veel meer onlbrak en zoo weinig scheen te kennen van de Haagsche Meesters, dat het niet in hem opkwam de door hem gezochte blondheid aan deze bron zelve te zoeken. Doch aan den anderen kant voelde hij aUichl dat zijn kracht daar niet geiegen was, was het zelf- kennis, die hem nog eens naar de Academie dreef, was het de bewustheid, dat zijn aanleg, dat zijn hist, dat ook zijn smaak vooral in het teekenen lag, zooals zijn nalatenschap getnigt.

Het schilderij waar hij sncces mec had, nilerlijk succes lalen wij zeggen, was de Spinster, dat in 1880 te Londen geexposecrd, een zilveren medaille verwierf. Trouwens, Vincent van Gogli scheen dat een zijner beste werken te vinden, althans hij schreef daaivan aan van Rappard :

« Van harte wensch ik n geiuk met de zilveren medaille die ge te Londen » hebl gekregen. Voor niij is I een salislactie indertijd van dat schilderij » gezegd te hebben wat ik ei' van gezegd heb. En dat nog eens hei'liaald te I' hebben nn onlangs juist hij ons ges|)rek van dien Vrijdag toen ik n nog » zeide " ikvind in de kb'ur van dat schilderij, de SpinKlcr. iels wal inij hclcr t> en solidrner voorkomt dan l geen ik n bier heb zien scinldeien. Toch het » wevertje maakt daarop weer een nitzondering zooals ik tlians ook stipu- » ieei'de. Een schilderij in een lagen looiiladdi-i' bcgonnen en dan van hiag

192

A. VAN HAPHAIUI : S IHl-.N liAKKi:illJ , .'Is (Kijkspi-enleni-:\liim-l, Amsl.Tiliiin).

193

ALEXANDER VAX RAPPARl)

» af op zoekeii le voeren, cl;it sysleein voiul ik dul in iiw spinster indeiiijd » ofschooii liet eeii zeer oorsproiikelijk manier van doen was. Ik » lierinnerde u op dien Vrijdag nof> aan u\v eij^en woorden nit een uwcr » brieven over dat schilderij, « er zilten veihazende krachten in » En die » niisle ik wel eens in u\v later werk. »

Ofsclioon dit schilderij volj^ens het belrouvvbare oordeel van een zijner vrienden, wel een ernslig werk zooals troinvens alles wal van Rappard maakle, niaar toch van nit dezen lijd gezien niet tot zijn ))este belioort, zoo is het laatste gezegde uit den brief van Vincent van Gogii dat wil zeggen, dat hij in zijn eerste peiiode nicer kracht ontwikkelde dan later, o. i. alleszins juist.

In het Prentenkabinet te Amsterdam \indt men krijlsludies van deze Spinster in verschillende iioudingen, sommige l)elang\vekkend van opmerking, vooral ook om het onconventioneele weeigeven van het type, soms opmer- kelijk om de impressie, soms gewoon, zelden oi' nooit belangrijk door de lijn, door de kleur van het zwart-en-wit, of door de voordracht. Dit is voor ons wel zijn eenige verwantschap met Vincent van Gogh, het zich, zooals een Engelsche dichteres het noemt, « soul-forward, head-long)) werpen in zijn werk, in zijn onderwer|), zonder aan lets antlers, zelfs niet Ijcwust aan het resultaat te tienken.

Zijn teekeningen nil de steenhakkerijen, zijn latere nit dc katoenververij van de Poll te Haarlem, zijn dikwijls verrassend door het volhonden van het motief, door het ontwarren en schuiven der verschillende plannen, door de accurate teekening tier macliines en hovenal tioor de in de jniste actie, in de juiste verhoutling en in het ensemble opgenomen liguren en soms ook door het licht daarin, tiat aan tie fignren relief geefl.

Men zal nooit kunnen zeggen dat hij in deze onderwerpen meer bereikl heeft dan de Josselin tie long in zijn hoogovens hoe conscientieus hij teekende, het gesjiierde van zijn vrienti miste hij stellig. Doch wel kan men zeggen dat van UappartI niet als deze de eene figuur losmaakte van tie andere om the op zijn teekening kolossaler, heroischer le kunnen geven. Hoewel ook hij van Rappard iiet lignui- iioolilzaak was, zocht liij toch tegelijk het verband van zijn personen met de omgeving en al kan men nu ook de grootindustrie waar de Josselin de long zijn motieven opliep, niet vergelijken met het rusliger betirijf van een katoenververij en weverij, zoo komt het ons toch voor dat het stieven van onzen eenvoutligen schiltler zuivertlei' was. Waarin zij vervvaiit waren, het was in heider hcwontlering \oov de illnslralics van The (iraphic en antieie ICngelsche perit)tlieken. Van l{a|)partl veizamelde deze evenals trouwens Vincent van (iogh, zij zt)nden ze elkaar tt)e en coirespt)n- deerden ei" over. Mn in enkele Icckenintifn van onzen schiltler vinill men

ALEXANDER VAN HAPPAIW vooral in de kleur en in de uitvc.erigheid deze hewonderini- terug, zonder toch dal hier van navolging spral^e Ivon wezen.

Er is mecn ik, naar nanleiding van de tenloonslelling zijner teekeningen

A. VAN liAPPARD: Oude Vrouwenhuis op Terschelling. (Eigeiulom van den Heer H. J. Haverman, den Haag).

in het Rijl^smuseum, de opme.king gemaaki, dat er overeenkonist te zien

was lusschen van Happard en Vincent van G-.gl.. \k he), dil niet kunnen

vinden Wal de laatsle voor alles zoolit in een f.guur, in een a.heuler, het was

hel menschelijke. Hoe gel^rekkig dikwijls in zijn Holiandsehen tijd de vorm

is /CO vergeten wij dit dadelijk voor de expressie, voor het g.o(,tsche

se'nliment, voor de openl.a.ing er in van dal menselieiijke. Dil nu zocht

van Rappai-d nooil. Hij stond zuiver tegenover zijn ondenveip en de arl.e.der

in /ijn milieu, de iKuuieiing, de hijkomslighede.,, i,et iichl sonis, wa.en,

ondanks dal in leekeningen van l.iinden, een oog jnisl door de waarhe.d zeer

patlielisch zijn kan, vvel zijn groole zorg. Zijn f.gnren zijn geen revelahe, de

liin er van is sleel.ts hij uilzondering levend en vvaar hij de leeken.ng .n

liclit en donker verder doorvoerde, daar vindt men heel vvat lijnen, krassen

kan men zeggen, zonder heleekenis voor de uilheelding, voor de kleur van

hel Nvil-en-zvvarl, - krassen die alliehl toeh als voorsludie van een seh.lderi,

voor hem hun bedoeling haddcn.

De middelen vveike hij tot hereiking van zijn doel gebru.kle waren versehillend. Hel door ons hier gegeven lal.rieksinterieur is een moo.e. zuivere krijlleekening. Een ingewikkelder labrieksgegeven is soml.jds met krijl otpotlood of heide. aangewasschen mel sepia, opgeteekend met mkl.

19')

ALEXANDER VAN RAPPAHD

terwijl het licht met wilte verf aaiigegeven was. Alles te sameii gceft zoo'n teekcning een goede voorslelling van hel complex van zoo'n fahrieksbedrijf.

VaiiRappard maakte veel aquarelleii. Het schijnt wel of dit mate- riaal lieni minder moei- lijklieden hood dan de olieverf en dikwijls be- leikfe hij er wat kleur l)etiefl iets fijners in. Dikwijls gebruikte hij de waterverf ook om te teekenen met het pen- seel, een andere keer zocht liij naar sterke kleurtegenstelling zoo- alsindiein hetPrenten- kabinet, een motief uit de roodververij in een kaloendrukkerij, die voor zijn streven zeker van belang is. Wat er het eerst in treft is een soort van moderniteit, zooals die toen ten on- zent niet aan de orde was en welke zich uit in een soort schel licht en het tegenover elkaar stellen van slerke, on- gebroken klemen. Links een groole plek rood, rechts hij het raam labriek- arbeiders met hhiinve kieliMi, op de maiiier zooals van Happard waarschijnlijk in Brussel zal hei)heii zien werken. 'loch was het eileet van de iahriekarbei- ders onder (.\Qn liililval van het raam wel iets dat hij later ook nog zocht en dat in olievei rsliidies, delails van een zoodanig onderwerp mooier bereikt werd. En al voelt men er niet altijd die vaste overtuiging in, die het werk nit de steenhakkerijen, l)ij voorbeeld, in zijn Utrechtschen tijd belangrijk maken, er zit toch een consiaiil stieven in, dat men ook in sommige zijner krijileekeningen terngvindt.

Wat klenrhehandeling aanhclangi kan men het groote waterverl'stilleven,

A. VAN RAPPAliD : Dc lioekhouilc

; (pciiteckciiinH).

19fi

A. VAN UAI'PAIU) : I)K ISOHKHOUDEK. (Sli'delijk Musciini. Aiiislcrilam).

ALEXANDER VAN RAPPARD

Vans met Jtidaspenningen in het Boymans Museum, te Rotterdam, als een afzonderlijke blad/.ijde uit zijn werk beschouwen. Hier sprak hij zich volko-

A. \A.\ liAHPAUU : t)iidi- Spinster uit Rolde ; steendruk. (Kigcudiini van den Heer J. W. R. Wenckebach, le Santpoort).

men uit, liier geet't hij een voordraclit le bewonderen zooals men die slechts bij uitzondering van hem kent ! De fi.jne, paerlemoeren achtergrond doet de blonde, soms zilveren, mica-achlige lonveitjes naar waarde uitkomen. De groene vaas, bescbaatd weergegeven, is mooi opgenomen in het geheel. En in heel deze waterverfteekening heerscht een dislinclie zooals men die in zijn ander, moeilijker tot uiting gekonien werk nooit aantreft, zooals hi) die in ander werk ook niet zoclit. Doch zooals wij reeds zeiden, deze aquarel staat ()]) zicii zelf. Zoo iiij hieiin zijn doe! bereikte, zoo geloof ik dat hij mij liever

197

ALEXANDER VAN RAPPARD

is in dat onvolmaakte werk waarin hij te zeer verdiepl was in hel onderwerp dan dat het iilmaken van zijn scliilderij en de voordrachl daaivan hem kon bezig hondeii. Iji /rkii slant di nrniarel Doipskerkhof, veel hooger.

A. VAN RAPPARD: Fabricl.inl, i u i (Rijksprentencabinel, Amsterdam^.

kiijtleukLMiiiig.

Van Rappard werdl le Zeist geboren in 1858. Hij bezocht de Hoogere Burgerschool le Ulrechl en onlving daar ook teekenonderwijs. In 1876 ver- trok hi) naar Amsterdam oni daar aan de Rijksacademie van Beeldende knnslen te stiideeren. Hij bleef daar evenwel zijn leertijd niel nit. Twee jaar later ging hij naar Rrussel en werkte daar en te Parijs lot 1881. In Brussel werd hij lid van de vooruitstrevende schiidersvereeniging I'Essor. Onder de Hollandsche jonge schiiders liad hij vele vrienden, waaronder Vincent van Gogh, Haverman, Siebe ten Gate... Na een ernstige ziekte keert hij naar Utrecht terug en scliildert daar in hel hnis zijner onders, die ook gaarne zijn vrienden bij zicii zagen. Hij vond daar een soorl knnstenaarskring, de Schelvisch-clnb genaamd, waarvan ook de Utrechlsche schilder Wenckebach lid was. Andere leden van deze vereeniging waren de Dnilschers Mengeil)erg sr. en Geiier. Er wer<len daar vroolijke carnavaisavonden gehonden. Van Rappard maakte ilhislralies, penkral)l)els op sleen voor de convocalie bil- iellen, soms viol o])geschreven, soms gevoeiiger, met een zoeken naar stem- ming. Rovendien teekende iiij s'avoiids o|i KimslMit'de, een nog bestaande I'lreciitsche vereeniging.

In die eersle jaren te I'lreclil lieell liij vciwoiulerlijk enislig weik geinaakt. Hel Oiuh'-Vromvi'iihuis (ij) 'I nschrlliiui, van IXiSl, is een sink sehilderwerk,.

198

A. VAN HAPPAIU) : 1)1-, lili I- IM I K.

(Eigendoni van hut Genootsoliap I'lih-hri SImlio. lU n Il:i:ig).

ALEXANDER VAN RAPPARD

waarvan men zeggen kan, dat hij ten voile bereikt heeft het samengaan van de figuren met het inteiieur, de karakleiiseering der figuren met de kleur en de kleuibehandeling. Dat de laatste zwaar is doet hieraan niets af. Eris een mooie toon nit geworden en het is door een en ander zeker het mooiste en helangrijkste schilderstuk, dat wij van hem kennen. Belangrijk zijn uit den eersten tijd de studies van een steenfabiiek, de teekeningen en ook de ets. Er is in deze iets in van het Fransche naturalisme, welks invloed in dien tijd ook bij meerdeie Amsterdamsche jonge schilders merkbaar was. De figuren in hun milieu, zooals Zola die gaf, zonder vermooiing, zonder de een t^'en koste van de andere naar voren te halen, vindt men bij hem in eenvoudige mate terug. Uit dezen tijd dateert ook het schilderij, de Tegel- schilders, het eigendom van het Museum van Moderne Kunst te Middelburg, waarvan de aquarel bij de familie van den schilder berust. Men mag dit mede tot zijn beste werk rekenen.

Het is wel teekenend voor van Rappard dat hij die met zijn Spinster toch succes gehad had, zoo heel en al onvoldaan was met zichzelf, dat hij in 1886, op zijn"acht-en-twintigste jaar nog eens naar de academic te Amsterdam gaat cm naar model te schilderen. Ot hem dit bevredigd heeft is ons niet bekend. Drie jaar later woont hij, gehuwd, te Santpoorl, en werkt daar veel in de ka- toenververij van de Poll te Haarlem. Ook toen nog zocht hij, terecht er van overtuiod dat zijn kracht in het leekenen lag, zich te oefenen door des avonds op een leekengenootschap . Kunst zij ons doel » te Haarlem, te gaan teekenen. In dien tijd komt er een keerpunt in zijn kunstopvalting. Licht en kleur, in verband met de handeling van de arbeiders in de fabriek, soms onhandig toe.epast, soms zooals wij reeds schreven modern, is het wat hem nu bovenal belanarijk dunkt. De actie, waaraan hij vroeger al zijn aandacht w.jdde wordt aan het oplossen van dit nieuwe probleem nog al eens opgeoiTerd. Wat hij hierin bereikt zou hebben is niet te zeggen. Sommigen meenden op het laatst meer een kentering naar zijn vroegere zienswijze te kunnen waar- nemen. Doch alle schilderproblemen bleven onopgelosf. midden in zijn werk stierfhij, op den leeflijd van vier-en-derlig jaar.

In November van zijn sterfjaaar, 1892, werd er in den Haagschen Kunst- kring een tentoonstelling van het werk van den sympathieken van Rappard gegeven. Tot mijn spijt heb ik deze tentoonstelling niet kunnen z.en. Het Llangrijkste wat er over geschreven is, vindt men in de Sleutve RoiteHamsche Courant van 24 November van dat jaar. De samengevatte indruk van bet moo.e streven en het schaarsche bereiken, is naar ik meen. door zijn vnend Haver- man geschreven. Wij veroorloven ons hiervan een gedeelte over te nemen.

199

ALEXANDER VAN RAPPARD

« Korten tijd heel't van Rappaid geaaizelcl en lieel't liet spontane en » decoratief-coloristische hem aangetrokken en is liij, in de Haarlenische » katoenverwerij, in dien trant gaan werken. Maar hij wasdaar al weder van » teruggekonien, lerug tot het nilersl nauwgezetle, en o, als hij nu den ouden » arbeid iiad mogen voorlzelten, wat zon liij dan nog iioog gekomen zijn! » Wie met een oog, gevoelig voor ernstige karakterteekening zijne nalaten- » schap beziet, zal hij zijn schilderij De Tegelscliilders, bij zijn Oucle Vrouwen- » huis op Terschelling, zijn in 1884 geschilderd Kinderkopje, zijn Boekhouder, » zijn penteekening Boekhouder en Oiide vroiiw, zijn aqnarel van het Dorps- •» kerkhof en vooral bij zijn reeks Studies in een Steenbukkerij, vaststellen dat » al dit werk voortgezet, verder gezien, nog dieper in het karakter der dingen » uitgesproken, zeer merkwaardige knnsl zon niogen heelen, hoog uitstekende » boven al het gewone, gemakkelijk verkregene. Dat kinderkopje van 1884 » doet het trouwens al zien, waar hij naar sireefde. Diners werk heeft hem » daar voor den geesl gestaan.... Van Rappard's werk is bijna stroef en ernstig. » Behaagzucht was hem vreemd, als alle egoisme; zijn schilderen was geen » mooi-doen, het was geluigen : eerlijk wilde hij zeggen wat hij te zeggen B had, volkomen waar geen realisme, maar zooals de Franschen het zijn » gaan noemen, veridieke kunst. Hij is zoo niet de eerste, een der eersten » onder onze moderne Hollanders geweest, die alieen streefde naar zuiver- » argelooze-karakterteekening, naar het : de dingen maken om het intense » van den vorm, om het zielgevoelige in beide, de inner- en uiterlijke eigen- » schappen. Het was een streven dat hij, in zijn stille, nog al algezonderd D leven, op het laatst met zoo groote vreugde meer algemeen zag worden » en dat hem zeker veel zou hebben doen bereiken. d

Jammer dat van Rappard deze waardeering niet heeft knnnen lezen, hij, die volgens een zijner intieme vrienden zoo stilleljes blij was met appreciatie! Doch zooals wij reeds schreven, het was met de lieste inzichlen in zijn werk niet mogelijk zijn artistieke persoonlijkheid te kennen bij zijn leven. Hij verborg bijna alles en de enkele aqnarellen en schilderijen, die hij exposeerde, trokken lusschen ander werk in, niet altijd de aandaeht, en konden op zich zelf ook geen denkbeeld geven van het voorname streven van onzen schilder.

Zonder de vrienden, lalen wij zeggen, de warme vrienden van van Rap- pard, ware het onmogelijk geweest zijn j)ersoonlijklieid ook maar eenigszins te naderen. Deze mededeelingen zijn mij te waardevoller omdat ieder naar zijn aard een of anderen kant, intiemer of minder intiem, sterker naar voren zag dringen. Dit hangt van de mate van inteiligenlie, van de verbeeldingskracht,

200

-Avl^pi'vt)

A \AN K.Al lAI.U . IN 1)K I'AISIUI.K.

(Eigencicn van ,.,.„..,...■ J. W..<.NV,.,uUc...„..>. US:,,.,

ALEXA^DER VAN RAPPARD

dil haiigt ook af van den peisoon zelve, die, onbewiisl, aan iederen vriend die kant van zijn inlellect ofvanzijn inlieme peisoonlijkiieid laat zien, die hij voelt dat het meesle weeiklank vindl, he[ beste door de/.en begrepen wordt. Zoo kail liet geheureii, dat men jarenlang een persoon van nabij meent te Uennen en op een moment dat men hem in gesprek met een anderen vriend ontmoelte, meikt dat men hem eigenlijk heelemaal niet gekend heeft.

Zijn vrienden waren : Siebe ten Cate, Vincent van Gogh, Haverman, Hoeker, de Josselin de Jong, J. de Meester, Veldiieer en Wenckebach. Ten Cate, van Gogh en Haverman leerde hij in Brussel kennen. De vriend- schap met Vincent van Gogh dnurde nog eenige jaren in Utrecht door, die van Haverman, de Josselin de Jong, Veldheer en Wenckebach tot het eind toe.

Of Vincent veel invloed op iiem had, is niet gemakkelijk uit le maken, doch wel zon men dit opmaken nil het I'eit dat een van zijn vrienden hem voor deze vriendschap waarsciinwde, omdat hij meende dat de schroom- vallige, hoofsche van Rappard, niet opgewassen zon biijken tegen dezen onstuimigen vriend, die hem, om het zoo eens uit te drukken, het gras voor de voeten wegmaaide en zijn beetje zelvertrouwen geheel dreigde te onlnemen.

Het was wel opmerkelijk dat in Brussel geen dezer jonge schilders lets bizonders zag of iets bizonders verwachtle van Vincent van Gogh. Opmerkelijk omdat tijdgenooten gewoonlijk de knapperen, de meer begaafden onder hen, dadelijk herkennen zooals de in zijn eersten tijd veel onstuimiger Breitner op de Academic in den Haag, in de krabbeltjes van paarden op de marge zijner pleisterteekeningen, reeds de aandacht zijner kameraden Irok, evenals hij even later op de teekenavonden van Pulchri Studio met zijn inslantane aquarelleljes reeds iets van school maakte.

Intusschen was de vriendschap dezer tegenstrijdige naturen in de eersle Hollandsche jaren nog de zelfde. Van Rappard bezocht Vincent van Gogh in de pastorie te Nuenen, Vincent hem in het ouderlijke luiis te Utrecht. Zij correspondeerden geregeld en deze briefwisseling liep over bun werk, zooals wij reeds zagen en vooral ook over illustraties uit The Graphic en andere periodieken, die zij beide bewonderden, verzamelden en aan elkaar stuurden. De kennis hiervan zijn wij verschuldigd aan den beer A. Fiasschaert, die in zijn lijdschrift Kriliek van Beeldeiide ktinsten en Kunslnijoerheid, jaargang 1905, eenige brieven van Vincent aan van Rappard openbaar maakte. Er is bijwijien iets ecbts vriendscbappelijks in deze brieven, iets vaderlijks ook wat natuurlijk is bij den slerkeren vriend. Vincent oordeelde zeer terecbt dat modellen voor den scbilder onmisbaar waren. Hij meende dat het niet gebruiken van modellen bij de jongeren dikwijis uit gebrek aan geld voort-

201

ALEXANDER VAN RAPPARD

kwam en was daaroni zeer ingenomen met de manier van The Graphic, waar dagehjks een rendez-vous van modellen was. Hij gaat voort :

« Enfin, wat hier ook van zij lanl ons elkaar warm hoiiden er voor en » laat ons elkaar zooveel we kunnen aninieeren voort te werken, niet in de y> richling van handelaars of de gewone kunstliefhebbers te behagen, doch in » de richting van niannehjke kracht, waarheid, trouw, eerlijkheid ».

Vincent van Gogii ging verder nog in een brief uit Echten van 1881, aarzelend, zich vooruit excuseerend :

« Rappard, ik geloof dat gij ook dan wanneer ge op de Academic werkt » ge meer en meer een echt realist zoekt te worden en ook op de Academic » U houdt aan 't reeele. Evenwel zonder u zelven daarvan bewusf te zijn, » sans le savoir is die Academic een maitresse, die verhinderl dat er een » meer serieuze, meer warnie, meer vriichtbare liefde in U wakker wordt. » Laat die maitresse loopcn en wordt tot over de ooren verliefd op uw » eigentlijke beminde, dame nature of realite ».

Deze raadgevingen, schertsender wijze gegeven, hadden een gullen grond. Slechts bij uitzondering overwon van Rappard in zijn figuurteekeningen die zekere academische tournure, wat vooral uitkwam, waar hij een figuur ten voelen nit teekende of schilderde.

Het schijnt dat van Rappard niet altijd op deze brieven antwoordde, ofschoon dit geen oorzaak werd van liun brouille. Toen de breuk in 1885 plaats had was het onulat Vincent van Gogh een brief van hem ongeopend terngzond. De aanloiding hiertoe was een kleinigheid. Van Rappard begreep niet hoe Vincent die banale navolgingen van Millet of Mauve maken kon. Zulk een aanmerking kon deze niet verdragen en bun vriendschap nam hiermede een einde. Een brief van onzen schilder aan zijn vriend Haverman, van 12 Januari 1891, geschreven naar aanleiding van een hem door dezen geleende allevering van de(n) Nieuwe(n) Gids, waarin het opstel van Frederik van Eeden over van Gogh stond, geefl over deze vriendschap behalve de reden van hun breuk nog lezenswaardige bizonderheden. Gebruik makend van de vriendelijkheid van den schilder Haverman, die mij dezen brief ten gebruike afstond, ontleenen wij ei- het volgende aan :

« Hoevvel zijne (van Gogh's) heftigheid daar (de breuk) ook schuld van » was, geloof ik toch dal ik nu niet z66 zou oordeelen als toen en althans D niet zooveel gewicht zou hechlen aan dingen, die mij nu onbeduidend B voorkonien, maar toen was de invloed van de Academic nog Innielijk groot » i)ij me. De omgang was moeilijk met hem, weiuigen konden het met hem » uilhoudeu door zijn fanatieke heftigheid. Vijf jaar heefl onze omgang » gedunrd : als ik bij zijn uitvallen niet steeds gczwegen had, zou het zoo » lang niet goweesl zijn d.

202

ALEXANDER VAN RAPPARD

A. VAN liArFAlili; .liulaspemiingen. (Museum Koyni;ms. Hotlordam).

Van Rappard had, zooals hij ook in dczeii hiief schrijlt, voor het werk van Vincent van Gogh grooten eerbied :

« Ik herinncr mij een eindclooze rei sUidie's van linibantsche weveis, » onbeholpen 'gedaan', diepcr gcvoeld dan ik ze ooil, van wion ook, zag. . Altijd was er ielsgeweldigs in zijn work, navianl,dikwijl.s huiveiing-wekkend » ' farouche'. Voor hcl gewone dagolijksclie leven was hij tolaal onbiuikbaar;

203

ALEXANDER VAN RAPPARD

» hij stootte zicli onopliouilelijk : zijiie opvatting van liet leveii was evenals )) die zijner kiinsi, grool en onbaalziiclilig, ja, ook daaiin was iels lieel 1) geweldigs en nioois. Hij is krankzinnig geworden, naluurlijk, da( kon niet » anders. Niet door den stiijd legen iiiiskenning en kieinlieid; niet door « teleurgestelde grootiieids-ideeen, neen, de oorzaak lag niet buiten maar in » hem... Wat Vincent wilde was iiooge knnst en dat rensaclitig streven om )) haar nit te drukken, zon geloof ik, elk artist gesloopt hebben. Tegen dal >i aaniiondend hoogopgevoerde gevoels- en zenuwleven, daar was geloof ik » geen enkel gestel tegen bestand, .... Toch gevoelde ik voor dat geweldige, » fanatieke karakter meer ontzag dan vriendscha|), nieer vereei'ing dan » kameraadschap... Het sanienzijn met hem had iets i)enanwends voor niij, » nuciitere Academieleerling! Later heb ik dien omgang dikwijls lerngge- » wenschl... Voor mij zal iiij allijd biijven wat hij steeds voor mij geweest is : » een groot karakter en een groot artist. »

Men ziel nit dezen bezonnen geschreven brief wat een goed, wat een hartelijk, welk een eerlijk vriend van Rappard was en hoe hij ondanks dien moeilijken omgang, in Vincent van Gogh's Hollandschen lijd hem begreep en zijn grootsch streven bewonderde. Deze brief brengt ons bovendien den persoon en het karakter van van Rappaid nader. Er spreekt nit deze regels een gloed, een overlniging welke men bij hem, naar zijn schilderwerk le oordeelen, niel aitijd zon zoeken ; men herkent hierin iemand, die l)egrijpt, die kan zien, die zichzelf I'ekenschaj) geeft : kortom er spreekt nit dezen brief een groote noblesse, er spreekt hart en geesl uit, men voelt er een persoon- lijkheid in, een niensch!

Doch bet was niet alleen Vincent van Gogii dien hij Ijegreej), niaai- ook voor de andere sterken onder zijn lijdgenooten en vrienden voelde iuj opiechte l)ewon(lering. In een Utrechtsch blad schreef hij opstellen over knnst, omdat liij iiet betrenrde dat deze, door hem zoo iioog geschatle schilders nog niet het sncces hadden wat lien toekwam !

Hoe zijn verschillende vrienden over zijn werk mogen geoordeeld heb- l)en; of de een meendedal bij bij langer leven nog veel bereikt zonde hebben, hoe een ander minder optimisch hierover dacht; hoe de een meende dat bij hem de edelman, dal de concessies aan zijn familie, hem, die het moeilijk vond iemand zelfs een klein verdriet te doen, de vrije onfwikkeling van den kunstenaar somwijlen in den weg slond ; hoe een andere vriend jnisi andersoni oordeelde omdat van Ha|)par(l te Santpoort zijn vronw des avonds dikwijls alleen liet om in Haarlem te gaan Icekenen ; hoe de een meer loekomst zag in zijn later, de ander in zijn vroeger werk, alien zijn het iiierin eens dat hij als artist nobel was in zijn streven, dal zijn streven dikwijls aanzienlijk hooger

204

ALEXANDER VAN RAPPARD

stond dan veler bereiken; dal hij als vrieiid, als mensch in bijzondere mate de synipalhie opwekte en verdiende.

Na een kort leven van worslelen en sfrijden stierf hij, onuitgesproken. Op zijn sterfbed zuchtle hij nog, dat hij ook niets had kunnen bereiken van wat hij gewenscht en gewild had. Een droeve verzuchting deze, die den ernstigen kunstenaar, die van Rappard was, karakleiiseert, die de voornaam- heid van zijn streven kenschetst.

G. H. Marius.

205

NIEUW WERK VAN CORNELIS VAN DER SLUYS

^c^v^^bSSSI^ e tijd van eersten fellen terugslag na de periode van

QHIAt<^^aDnA wansniaak ligt achler ons. De gebiuiksvoorwerpen,

die toenmaals onlstonden nit afkeer voor het lieer-

schende leelijke en nit liefde voor de schoonheid van

liet materiaal en den evenwichtigen vorm, waren van

bekoorlijke friscliheid. In plaats van den schijn werd

begeerd het wezen. Zoo kwamen tot stand, in aan-

dacht overwogen, de eenvoudige, rechtlijnige meubels van goed blank

eikenhout, de vooiwerpen van blinkend nietaal, niet of zeer sober versierd.

Hoe stonden op de eerste tentoonstellingen die nieuwe werken te pralen

in hnn zuivere klaarbeid !

Maar als elke terugslag droeg ook deze foulen van overdrijving, van al te sterken nadruk onvermijdelijk in zich. Was tot dan toe de constructie verwaarloosd en veelal verborgen onder slecht ornament, nu werd de toeleg de wijze van samenstelling ten duidelijkste naar buiten nit te doen blijken. Met terzijdestelling van wat de ver gevorderde techniek reeds bereikt had, werden de onderdeelen van kleine metalen voorwerpen met klinknagels saamgeklonken, waren aan menbels de verbindingen versterkt met pennen, die soms nil de oppervlakte van het meubel uitstaken. Overdekte de « ver- siering » als een kwaadaardig gewas de prullen van voorheen, nu werd bet ornament of zeer spaarzaam toegepast ofgeheel achterwege gelaten.

Mochten enkele gelijkvoelenden met vreugde het nieuwe aanschouwen, bet was Juist liel uitersle waartoe men was gekomen, dat het « groote pni)liek » koel, ja zells vijandig slemde. « Das Schlimmsle isl bei uns zu Lande, dass alles immer und immer wieder missverstanden wird « (Schultzc- Nauml)urg, Hausi)au). (iewend aan franje en zinloozen opschik, achlte de groote meerderheid dil naakle kond, dil oiiversierde ongczellig. Men s|)rak van « keukenmeul)els ». Kn al was dil oordeel uilgesproken in blindheid voor wat in schoonheid le bloeien l)egon, in alle benepen eenzijdigheid had men, zii licl oiii)wiisl, niet yeiici'l oujieliik.

206

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

III de naliuir toch valt op de wijze van samenstelling niet de na- driik. Bij het menschelijk lichaam b.v. neemt de bedekkende huid met de daaronder liggende vetlaag en spieien de afzichlelijkheid van het schragende geraanite, dat in de schoonheid van hetlevendelijfvoor- ondersteld is, weg. Zoo behoeft bij het honten of metalen werksluk de constructie niet zichtbaar te zijn, of bloot te liggen, hoewel deze als on- ontbeerlijk, vornigevend en bin- dend daarin nietgemist kan woiden.

Onze kunslnijveren hel)ben na de aanvankelijke periode van fello en eenzijdigezuivering het stijle i)e- ginsel verlaten, dat in weeiwil van alle jeugdige frischheid niet blij vend beviedigen kon. Men stond nu ech- ter op een zuivere basis, waarop verder kon worden gearbeid. Veel goedsissinds dien tot stand gebracht

DeUiil van All). 1.

Afl). 1. - COIiN. VAN Dtl; M.L \S: Kast.

en hij, die beweert, dat de Nederlanders op het gebied van ambachtskunst thans in de eerste phiats zijn te noemen, geeft geen blijk van zeltoverschatting, maar laateenwaarheid hooien,welke op Inter- nationale lentoonstellingen zichtbarebe- vestiging vindt.

Xiettemin geefl het gioote pul)liek nog steeds weinig steun.

L'it geldelijke overwegingen zijn de ral)rikanten bcgonnen het nieuwe na te hootsen.speonleerendeopde mode-ziichf dor gioote massa. De rechte lijn en het

207

Afb. 3. Detail van Alb. 1.

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

geomeliiscli oinameiit vorinden een eenvou- dig en gemaklijk recepl om zonder nioeite en overleg goedkoope pnillen in elkaar te zetlen, vvaarmede zij, die met de mode wilden mee- gaan, die « modern » ingericht wilden worden, tevreden waren le stellen. Op deze wijze is groote verwarring ontsiaan, die als opgeslagen onkruid <\en groei van de jonge amljachts- kunsl belemmert. Eenerzijds verkeeren soni- migen in den valschen waan te leven in een « modern interieur », die betergedaan hadden l)ij liet leelijke oude te blijven, anderzijds is i)ij >i de menschen van smaak », die evenmin liet verschil waarnemen tusschen het echte en den naniaak, tusschen het zin-volle en het zin-looze, de afkeer voor het nieuwe toege-

nomen en een ziekelijke genegenheid voor het antieke ontsiaan. Yoor deze

laatsten vail te overdenken wat Karl Sclieifler zegt in zijn « Konventionen der

Kunst » : « Es gibt nichts Schlimnieres, als wenn eine Konvention, die vor

Jahrhunderten unter bestimniten Voransselziingen geschlossen worden ist,

leblos durch gewandelte Zeiten geschleppt wird. Darin liegt eine Schwache,

die das eigene Leben in Frage stellt, eine

Heuchelei, die den Ciiarakter der Volkei- vei-

dirbt und ihr Selbstgefiihl im Innersteii

erschiittert)), en verder : «Ein Volk, das dem

Echo folgt, wendet dem Ziel den Riicken ».

Prof, van de Velde laalzich in zijn voordraciit

« der neue Stil » uit o|) de volgende wijze :

« Unsere Gegner s|)ekulieren auldie Dehn-

barkeit der BcgrilTe und sie verbergen nnlcr

der Definition : « Die alien Stile j' ihre Yor-

liebe fiir jene Periode, die gerade absolut

keinen Stil besasz ihre Vorliebe liir jeiies

Jahrhundert das 19i'' dassich sojiimmei'

lich von einer Mode zur andercn sciilepple

von einer (ieschmacksverirrung zur ande-

ren von einer kraltlosen Naeiiaiimung zur

andercn ! Ich kenne nur sehr wenig Men- schen, welche die wahre Kemilnis der alien

Stile und den vvaineu (leschmack dal'ur be- ^^^^ ^ -(oun van di h si iys- siooi

208

AMBACHTS- ES' M.lVEl{HEII)SK[l\S'l

CORN. VAN DER SLUYS : Dames-schrijftafel.

silzei! luid icli liabe koiislaticicii konnen, dasz nicht aus ilirer Mitle die Gegiier des iieuen Stils sich rekriitieien!... Aher, unsere Gegner htibeii gerade eiiie Vorliebe fiir Mi- schungen imd Falscliiingen ! Hire Vorliebe fiir alte Slile reicbl nicht an den BegritTeines Stils, sei er (tit oiler ncu .' Was sie unter « Stil » versleben, ist ein zienilicli anpas- sungsfaliiges und debnbares Etwas, das ilmen in eineni Salon die Mischung von Rokoko, Barock und Knipire-niobeln ge- stallet in eineni anderen Salon die Mi- schung von Golischeni, Renaissance, englischeni Sherraton und Chippendale Stil ; ein Durcheinander franzosischer, italienischer, vlamischer, deutscher oder englischer Arbeit. In solche Milieus kaini die Idee des Stils niemals eindringen ». Kn Goethe ten slotte, in een ges])rek met Eckermann over liel zelfde onderwerp, zegt onder meer : c< Denn so etwas steht im Widerspruch niit dem lebendigen Tage, in welchen wir gesetzt sind, und wie es aus einer leeren und liohlen Gesinnungs- und Denkungsweise hevorgeht, so wild es darin bestiirken ».

Twee middelen om te trachten het goede werk op den voorgrond te plaatsen staan ten dieuste : de tentoonstelling en het verluchl tijdschrift artikel. Het zien kan er toe brengen te leeren onderscheiden wat naniaak, wat edit is en verniag ho|K'lijk sonimigen van hen, die nog steeds voorkeur

geven aau wat vroegere eeuwen brach- ten, langzanierhand af te brengen van de d waling, dat het nieuwe kond en onge- zellig is.

In dit verband konit zeer geschikt voor dat, wat genoenul zou kuunen wor- den het « nieuwe werk" van Gornelis van der Sluys, in duidelijke afbeeldingen onder de oogen te brengen.

In het werk van dezen ijverigeu ont- werper is een voortdurende vooruilgang waar te nenien en de meubels, weike hier zijn verbeeld, viuden bun plaals onder de zeer goede, die tot nu toe zijn voort- gcbracht, resullaat van rustelooze vol- iiardiny, van innii> willen oni het wen-

Afb.fi. - Detail van .All. .■■.. "

•JO'.)

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

schelijke, het bevredigendo to hena- deren.

Het salonkastje (fij<. 1), waaivan mede zijn opgeiionien twee oiideideelen (fig. 2 en 3), is vervaaidigd van donker- gebeitsl, gewast mahoniehoul, waarvan de rood-biuiiie kleiir veredeld woidt door liet zwart ebben, dat spaarzaam ge- bruikt is voor de snialle in de deurstij- len ingelegde lijstjes en voor de versie- ring langs den kap, langs de samenkomst van onder- en bovenkast en in de deur- paneelen. Dit nieubel, evenwicbtig van vorm, is vol stemming. Hoewel streng van lijn, is het scherpe en hoekige ver- meden zonder aan den eisch van het Afb. 7. - CORN. VAN DER sLUYs : Rureau-stoei nialeriaal te kort te doen. Er voor staande

komt de neiging het te betasten, de hand te laten glijden langs de fijne vormen. In teere welving heft zich de kap nit de bovenkast en laat in figuur 2 een voor het oog zeer harmonieus profielzien. Afbeelding 3 loont duidelijk de zachtglooiende lijst, die de over- gang vormt tusschen boven- en onderkast. Zoo is verkregen een meubel van degelijke voornaam- heid, van rustige intimiteit. Dit- zeli'de geldt voor den bijbehooren- den stoel (afb. 1) met llnweelen, gebatikte zitting in donker paarse tinten.

In dit werk is neergeslageii, tot materie vervvorden de geesl van een niensch. Deze eisch is in de ecrste plaats le slellen. Hier door word t de scherpe scheidings- lijn getrokken, de zware dam op-

Al'l). :0. CORN. VAN I)i:il SI.LIYS : Stoel.

210

mm

Afb.S. - CORN. VAN DER SLUYS : Meul.els

;,. 11 _ CORN. VAN DF.R Sl.lYS : Zilnunibcl.

211

AMBACnrS- h:.\ M.lVlilHIEIhSh'UNST

All). 12. COKN. VAN DEFi SLl'YS : Tafellje

geworpen tusschen het eclile tii licl val- sclie. Bij (lit l;i;itsle lf)ch wordi iiiet gc- wc'ikl inel lu'l doel liel cdcle v;iii zich zoir te f<c'veii maar liel latere, dal allecn iiil/iel naar geldelijk <>ewin. liij hel eeiie lieersclit de liefde voor de sclioonlieid. liel geestelijke, bij liel lict aiulere de ziiclil naar winst, het geesllooze. Onver- mijdLlijk moot zicli dil diiidelijk uitspre- ken in hutgeen tot stand wordt gebraclit. Zoo kan liet namaak-niodern en het namaak-antieke, dal in gioole hoeveel- heden en in velerlei vornien voorde win- keiianien in de groole steden wordt ten- loongesleld en al te veel koopers vindt,

de verslolTelijking iieeten van l)rnte winziicht zonder meer. Dil te Inengen

in eigen huis, te midden er van le ieven is de dwaasiieid, waariii velcii

zichzelt' le koit doen.

At'beeldingen 5 en (> ge-

ven een damesschrijftatel en

een onderdeel ei" van, afl). 7

loont den bijl)eho()renden

stoel. Deze beide menbels zijn

gemaakt van niooi gevianui

eikenbont.lieiilgerookt. Foto-

gralie 6 iaat dil diiidelijk

zien. Voorls zijn aangel)iachl

lijslen van lieht-geel palni-

hout;tie kno|)jes o|) de laden,

in bet hart vooizien van een

ingelegd schijije paarlenioer,

alsMiede de verzonken slentel-

plaaljes zijn van ebbei;. liel

talelbiad is bespannen met

paars-grijs laken, de stoelzit-

ling met licbt-paarse zijde.

IJij deze menbels is dns voor-

namelijk ell'eet gezoelit in de

samenvoegiiig van mooie ma-

lerialen. In luin licbte klen- Aih. i:i. (oisn. van ni-n si.i ys : Knsi.

•iVl

Afl). 9. - CORN

UN. VAN DER SI.UYS : ZITMEUBEL.

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

righeid zijn ze aangewezen voor een damessalon. Een fijn kristallen inktko- kerlje, een ivoren penhouder, een porceleinen vaasje met een orchidee en wat meer vluclitig gebruik en fijne smaak bijeenbrengt behooren het tafelblad te maken tot een kleine tentoonstel- ling van intieme zaken door een blan- ke vrouwenhand te betasten.

De afbeeldingen geven niel de bewoonde kamers, evenmin als ten- toonstellingen dit doen. Daarop dienl bij de beoordeeling gelet. De verbeel- ding van den beschouwer moet het jnist inzicht de meubels denken in het gewoon, dagelijksch gebruik. De be- woonde kamer alleen heeft sfeer; in geluidloosheid wordt daar de intinii- teit door de wanden besloten.

Het is een verheuging hier te knn- nen laten zien lioe van der Slavs zijn poging om te geven een vooinaam en deftig interieur met goeden uitslag bekioond ziet. Afb. 8 toont een kamer, die veel schoonheid inhoudt. De stoel, een meubei, zeer moeilijk tot een be- vredigende oplossing te brengen, ge- tuige de. vele mislukte proeven ook en juist van de moderne kunstnijveren, is hier volkomen geshiagd. Afb. 9 en 10, zijn een aandachtige beschouwing over- waaiii. De gemakkelijke stoel, de ruststoel (atb. 9), die veelal of verwordt tot een kusseiizak of tot een sanienstel van houterige plompheid, is hier als een meubei van sieriijke defligheid verwerkelijkt. Noch het bout, noch de kussens voeren den Ijoventoon, maar een eenheid is verkregen. Het mahoniehout is door fraai snijwerk verkosllKianl. De bekleeding is van een licht pauw-blauw flu wee).

De i)ijbehooiende bank (fig. 11) met de beide zitkussens is bcdoeld als dubl)ele zetel. en kan geacht worden te bestaan uit de sanienvoeging van twee fauteuils. Door deze wijze van conceplie heeft dit meubei niet die eenheid, waardoor de ruslstoel (afi). 9) uilmunt.

Figuur 12, toont hel tafeltje, dat in hel interieur (fig. 8) voor de bank is geplaatst.

Van de kasi geel't plaat 13 een afzonderlijke afbeelding, plaat 14 tot meer jiauwkeurige beschouwing een onderdeel te zien. Ken mooi meubei vol rust,

Alb. 14.- Detail van Afb. 13.

213

AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

van bescheiden voornaamheid. Het zilver van knop, slentel- en scharnier- platen verhoogt de schoonheid van het donkenoode, met sobere insnijdingen versierde bout.

Moge bet voorafgaande er een weinig toe niedewerken de verwarring, aan bet begin van dit artikel bedoeld, te onlwarren, de vertroebeling te ver- helderen door juister inzicht na leerzaam voorbeeld.

Naast elkaar stellende bet namaak-moderne, het antieke en bet nieuwe nieubel kan bij wijze van vergeUjking gesproken vvorden van het valscbe, bet doode en het levende. Daar het valscbe niet geduld kan worden en wij niet doode, maar levende menscben zijn, moet de keuze onafwijsbaar vallen op bet levende, op bet nieuwe nieubel.

C. DE LORM.

KUNSTBERICHTEN

(VAN ONZE EIGEN CORRESPO N DENTEN)

DD UIT AMSTERDAM □□

ASTELS EN TEEKE- NINGEN VAN FERNAND KHNOPFF , EN SCHIL DERIJEN VAN DIRK SMORENBERG ± LAREN" SCHEKUNSTHANDEL Het eerste wal ik,

jareii geleilen, van Fernaiui Khiiopff zag, was de reproduclie van een zijner vrouwen- portretlen, een piofil, bij een gedicht. Het vrouwengelaal is mij bijgebleven, het gedicht niel. Later zag ik meer van dczen ■wonderlijkcn teekeiiaar en schilder, hier te lande, in Belgie, in Frankrijk, docli heel veel was 't niet. Het vrcemde en de zeldzaamheid der verschijningen van zijn werk, doortrok- ken van eenzelfden geesi, fijn en voornaani, duidelijk van teekening en toch diep mys- tiek, deze bijzondere eigenschappen mislen hun werking niet. Het is dikwijls dat zelfde eigenaardige viouwengelaat : niet Grieksch, niet Egyptisch, niet modern, en loch het een en het ander tot een wondere eenheid gebracht, streng en fijn van vorm, gcheim- zinnig van wezen. Ook door de wijze waarop het in 't kader gezel is, zoodat vaak een gedeelte onzichtbaar is, of wel het symbo- lische bij werk van vleugels en anderelegen- darischezinnebeeldcn,\vordl de psychische werking dikwijls verhoogd. Het gelaat zou iets hebben van een masker, wanneer niet juistde psychische werUiiig zoo fijn en diep was, -sterker immers dan een gedicht. Het Grieksche looneel-masker, waar achler zich nochtans allc harlstochtcn alspclen ? Neen. Uit de vizie van dal vrouwengezicht ont- slaan psychische symbolen van ideeen als

17de'e rfe Justice, La Conscience, Le Regret, La Defiance, Meduse endormie, Le Secret...

En toch.. .. laat het werk onvoldaan. Waaroni? De teekening is zuiver (behou- dens enkele onvolmaaktheden, als b. v. van de linker arm en pols en hand van VIdee de Justice) en de teekenaar is zoo psychisch van bedoeling, dat hij nog meer laat ver- moeden dan hij toonl. Het wil haast meer gedicht dan geteekend zijn. Ziehier een deugd en een gebrek tevens. Ditzelfde ken- merkt ook zijn ander werk. Toch verlangen vvij van Fernand KhnopfT niets anders dan dat hij ons nog dikwijls 17de'e laat... ver- moeden, en b. v. van Brugge meer dan de realiteit blijft doen zien : VAulrefois (22) of, alsRodenbach, weemoedige verslorvenheid, zij het dan ook niet als Verhaeren het geestdriftige leven. Als hij maar VIdee laat vermoeden...

Dirk Smorenberg vermag slechts met moeitc in korsten en klonters van verf de schoone aandoening, bij wat hij zoo op zijn reizen al zag, voor ons aanschouwelijk te maken. De verf schijnt voor hem een ruwe materie te zijn. of beter, te blijven. En toch ontbloeit uit al die stugheid der materie bier en daar schoonheid. In Nevelmeer (29) b. V. de schoonheid der stille en wijdheid van een siieeuwlandschap, in liivier in Ame- rika (43) het prachligc spel van zon en dampkring. Zijn Anierikaansche Farm (40) en liergweg te Mont Fleuri (39) bckorcn door kleurschoonheid en realislische romantiek. Evenwel hopen wij voor dezcn kunstenaar dat hij, uitgcrust van de reizen over de aarde, zich toerust tot reizen in den geest, opdat hij de materie nog meer zal kunncn vergeestelijken.

215

KUNSTBERICHTEN UlT AMSTERDAM

DE LAATSTE WERKEN VAN VAN BEUR- DEN, DE GRAEF, POSENAAR , RIKET , BOSIERS, WIETHASE E. A. t KUNSTZAAL VAN DELDEN /:♦> Het zou de moeile loo- iieii naar de redeneii te zoeken, waarom in den laalsten tijd Belgisclie kiinslenaars in Holland zooveel belangslelling genieten. Het zou ons hier ecliler te ver voeren. Wij ■wijzen slechts in de verle aan o. ni. : de bekoring van het vreemde en toch nog eenigszins verwante, waarin men zich kan trachten te herkennen, en voorls het ver- langen om te zien naar de werking van invloeden, die ook ten onzent de nieuwere kunst kenmerken : de Barbizonsche land- schapsroniantiek, het inipressionisme. hel luminisme, etc.

Wat zou Jan de (jiaef zijn zonder Rous- seau? Veimoedelijk dezell'de lyiisch-ronian- tische kunstenaar; docli dat zijn Zoiwiider- gang in October anderszou geschilderd zijn, wamieer Rousseau b. v. zijn groote zonson- dergang aan den woudzoom bij Fontaine- bleau (Louvre) niet geconiponeerd ha(l,lijdt geen twijfel. Noclitans is ook door den jongeren schilder romaiitische dichterlijk- held in een breed gebaar veraanschouwe- lijkl. Hij heeft een sterk kleurig palel, niaar hij weet die kleuren zuiver te steninieii en harnionieus te veriuengen, terwiji de vorm vail het boschlandschap ecnvoudig eii iiiet zonder groolschheid is.

Een zuivere laiidschapsstemniing geven ook Roessingh in zijn Winter- en Joseph Posenaer in zijn Scplcmhermorgen, terwiji de pastel van den laalste, (iijzelbrecltteglieni, bekoort door haar lijn en voiin. Edgaid Wietliase genoot van de liclitspeling en het fijne gefonkel van kleuren van eeii Oclohcr- morgen,c\\ wij met heni,gelijkook Leon Hikct het zonlicht In hel Bosch, al is zijn kijk op 't geval wat verward, wezenlijk weet tedoen schijneii. Alfons van Beurden's Kind met de Geil is breed en realislisch, in zoovei- zon- licht reeel mag heeten : een sterk sink plain- air, vrij plonip en onbehagelijk, niaar cerlijk en kranig. lloe andcrs is Bene Hosieis : er is iels nioe's en aCgewerkt's in zijn schilder- wijze, hclgcen nici idlccn ann zijn oiidci-

werpen, Onde Woningen, De Blinde en Ach- terbnnrt ligt, en slechts ten deele uit zijn stemming en kijkopdedingente verklaren is.

Wij vergenoegcn ons ten aanzien van Armand Maclots' en Isodore Meyers' wcrk met eene eervolle vermelding luinner namen.

Al'zondcrlijke vermelding verdienl het magislrale wcrk van Louis (jallail, in het achterzaaltje ten toon gesteld : De laatste eerbewijzen aan de graven van Egniond en Hoorn , een herlialing, behoudens kleine verschillen, van het schilderij te Doornik.

ARTI ET AMICITLE ± TENTOONSTEL- LING VAN SCHILDERIJEN EN BEELD- HOUWWERKEN VAN LEDEN DER MAAT- SCHAPPIJ t. April-Mei 1913 >c-». De ca- talogus veiineldt 198 werken van nagenoeg evcnveel kunstenaars, die dan ook bijna alle slechts door een enkel werk vertegen- woordigd zijn. Gesteld nu, dat het uitver- koren sink het bovenste beste is van maanden arbeids, dan, ja, dan geluige de criliek, dat helgeen hier schilteit de gulden middelmaat is, zoo niet het klalergoud, door het al te niilde bovenlicht, nog meer glans vei-spreidl. Toch is het merkvvaardig, dat een zekere schildersbeschaving zoozeer gemeengoed kan worden , <lat er in het schilderend Amsterdam meer ilan honderd jongeren en oudereii zijn alle generaties zijn hier aanwezig wier minste werk nog een kunstwerk kan heeten. Wei is waar van een niiddelmatigheid, die op den duur be- nauwend is en naar een g'ooterc wereld doet verlangen, waar een maalstaal aangelegd kan worden, waarvoor Arti's zalen te klein lijken. Een grootere weield, waar deze of gene al van droomt? Grootere ruimten, wijdei' hoiizonnen..., waar reeds enkelen met zevenmijlslaarzen op al' stevcnen? Siy- listcn, Gubisten, Gyclisten, Futuristen ',' Of zijn het geen zevenmijlslaarzen van reuzen, maar krnkken, teekenhaken en passers ? Konden wij slechts gelooven in een Don Quicliol, want dan schltlerde vooralsnog bet « ideaal » allerwegen ons loe.

Hier zullen we ons voorshands nog niaar een wijlc vergenoegeii met den ghnis der

KUNSTBERICHTES VIT AMSTEIiDAM riT A US HEM

f^iililcii nii(l(lcliii;i;il. en ons nu en dan enkele oogenblikken veiiieugen over de schilleriiig van liooger schoonheid, zooals b. v. Suze Bisschop-Robeilson's Diujelijkseh werk (15), Goedvriend's Heriiinerin;/ uaii Bachcirach (50i en Paddestoeteii (51 j, Heyenbrock's in vuur en vlam en walm slaande Knentlingen (Lothaiingen) i61), Juncss drainaliscbe Be- spolliiifi van Chrixlus (74), Karsen's weenioe- dig diclilerlijk geziene Oiide Vinkenbatirt (Anisterdami (75) en Monnickendam's Sa- lome. Voor dit laatsle werk slaan wij even stil, op een afstand. Hoe onrijp, hoe wrang van kleur; hoe grof en ruw van vorm, hoe... barbaarscli. maar ook lioe fel en stout... ! Het verwicrf de gouden niedoille van H. M. de Koningin. Hoe vreenid zouden Oscar Wilde en Strauss er legenover slaan !

Wij wenschen nog te noemen Mej. A. C. van den Berg's Hloemsluk. F. Bobcldijk's Damntk, waar Breitner behagen in scheppen zal, Mej. M. de Boer's Giiilaar-speelster en Slillenen. Brouwers' Oiide Huljes, Deutmans Moeder en Kind, Dooyewaard's liij den HiKird. ill Neuhuyssclien tranl. B. de Hoog s Xuaister. \. H. Koning's Winter Inndschnp, Van der Maaiels Zomer, Mej. C Morel's Driedislel. J. C. Ritsenia's Winter, Willy Sluiler's Porlrel. G. J. Slaller's Oude Tivn- p/e/;! (Amsterdam , Mej. J. Surie's .S/iV/ece/i en Wijsnuiller s Herfst en KorlenhoeJ.

Beeldliouwwerken zijn er van Tom le Clercq, Mej. R. M. van Dantzig. A. Hesse- ling, Mevr. J. A. Sclireve-Yzernian. F. Visser en G C. Vriiit.

J. D. B.

DGG UIT ARNHEM DDGD

JHYRXBROCK g; KUNST- IIANDKL DE VHlKSyC^.

Het is een nieteling, de wvme fabrickarbeider, legenover de groote iiidiistriecn door eleclri- cileit of stoom gedreven, Wiuu 111 /.ijii eiikelingsarbcidzoo bitter weinig bedui<lt, zoo klein is als hij zelf klein staat neveiis de reusacliligc hoogovens de diepte del mijiieii.

Heyeiibrock, de Hollandsclie scliilder die op de wijze van een dagbladsciirijver, een interrvieuwer dringl in de lioeken waar wat te zien is, kan aniper zijn meegevoelen ver- steken,zijn sociale sympatliie voor die in zijn wereldsch lot aan dien ijzeren dwingeland: de industrie, overgeleverden. Een fabriek doeint op voor Heyenbrock als iets grootsch, tegelijk van niacht en dwingelandij, een monument van menschelijke overwinniiig door welenschap en van geknechle meiisch- heid. Heyenbiock is lechnisch tlmis in de be- drijven welke hij uitbeeldt, hij is verlrouwd erniee. Het zit hem wel eens iii den weg, deze wetenschap, dan wijkt de schilder voor den doceerenden kenner. Een ander maal overvleugelt de schilder, den veelweter. In dit geval is Heyenbrock ons het liefst. Nog altijd leelt in onze herinnering dit dock, waar hij een paar fabrieksarbeiders in den nacht naar de doovencie vureii <ioet staren. Het is een schilderij, waar Heyenbrock een hoogte punt bereikle van wat hij geven kan. Op deze tentoonstelliiig zijn cveneciis een paar werkeii weike bij het besle behooren van wat wij van Heyenbrock zagen. Het is het sclnlderachlige werk nog : Hooguuens te Lolharinyen ; een ander in grijs gamma geschilderd weik is de Sleengroeve Eifel, atmosfeer is er opnieuw in een andere Asphallgroeve, die te Limmer. Deze laatste eigenschap wordt sterker in Heyenbrock : de schildeiachtlge indruk blijkt hem in de laatste jaren meeraan het hart te gaan. Zie zijn : Vervoer van gloeiend staal, het onder- wijzende is uit de teekening weg; coloris- tisch gaf hij de donkcre partijen tegen de purperengloeiing van het staal endearbeider is naluurlijk opgenomen, in dit contrast van donker en lichl. Hij is nict het gewichtige poppelje gelijk Heyenbrock dit zoo gaariie door een fel blauwijc. door ceii nit den band springende detaillecring van vorm, gaarne geet't. Hij doet dit nog in no (i, het overigens zoo geslaagde wcik, waarin een praclitigen vnurgloed is, die optiekt in blauw en blauw-goud in het water weer- kaatst ligl. In Jonge kracht toont des kuns- tenaars mcevoclen , bet becld van een jongske, leer leven, lot oinneedoogenden arl)eiil l)esleiiul. Ja, waatlijk, na reeksen

217

KUNSIBERICHTEN UIT ARNHEM UIT BRUSSEL

landschappeii, nn onlelbare paproereiide moeders, valt Heyenhrock reeds om zijn slreven uit het gelijkniatige plan der Hol- landsche schilders te roemen !

Alb. ue Haas.

5^ !#^ vt'S 5«^ 5«^ ^^' '•'^ ««^5#^ ^^ 5^

DDDD UIT BRUSSEL dddd

IBRE ESTHETIQUE l)it was een soort van reliospectieve leiitoon- slelling van het Impres- sionismei) die daardoor juist van groot belang voor de v66r- zoowel als de tegeiistanders der school is geweest. We zullen over het streven en den uitslag er van hierechter niet in nadere bespreking Ireden, aangezien alles dienaangaande reeds vaak is gezegd.

Van de berocnidsle P'ransche nieesters, hoofden en voorstanders dezer richting, waren hier de meesten verlegenwoordigd : Claude Monet, van Gogh, Manguin, Valtat, Maurice Denis, Guillaumin, enz.

Van de Belgen was er Van Rysselberghe, die, niellegenslaande het procede, toch altijd een groot kunslenaar blijft. Verder hebben we vooral de Rozen van van den Eeckhoudt en een allerliefst Italiaansch landschapje van Charles Hei mans bewonderd. De aan we- zigheid van dezen laatsle, hier onder de Im- pressionisten was echter tanielijk vreenid en onverwacht.

Onder de beeldhouwcrs, die in iedcr geval niets met bet Inipressionisme gemeens had- den, onderscheidde zich vooral Caspar met een prachtig Ilert, Rousseau met zijn groep van de Geiireii en Rik Woulers met mooie busies, waaroiuier een van den roman- schrijver Elslander.

^^ *"$ *S ^^ ^'S '*'S ^"S ^'zj) ^"S ^'S 5«^'

FRAN'S GAILLARD, die in den Kunslkring tcntoon slelde, heeft sedert hij met een uit- gebrcide composilie mijn Moulin horlui/e (een imprcssie van de slral'kolonie te Merx- plas in den Cycle Polibiilaire) illuslrecrde, een heel eind wcgs afgclegd ! Al kan men niet allijd bewcrcn dal hij ei op vooruil is

gegaan, loch licefl hij met ccn soort koorls achtigen durf zich zelf vooitdurend lier- nieuwd en pantheist van lem|)crament, als hij is zooveel niogelijk getracht, om zich een le maken met de naluur, zooals ze zich van haar verschillcnde zijden vertoont en niet enkel met onze Noordelijke naluur, maar ook met die van bet stralendsle Zui- den Zoo had hij bijv. mooie dingen uit Griekenland, o. a. zijn prachtige Hymiie aan de Zon meegehracht.

DE HEER A. OST, een nog heel jonge Mechelsche schilder, heeft een opzienba- rende tentoonstelling in de zaal Boulte gehad. Hij was er met niet minder dan 300 doeken, het werk van ongeveer 10 jaar, alle buitengewoon knap in de uitvoering en vol gloed en vuur, vol warme sympalhie voor alle mogelijke onderwerpen uit zijn geboorte stad en land, die hij onvermoeid weergeeft met olieverf, krijt, pastel en akwarel. Het liefst bespiedt hij het volk bij hun rythmi- sche bewegingen hun verschillende hou- dingen bij dans en spel, wedloopen eu krachloefeningen en welke blijde levenslust straalt er van al die verschillende schetsen af! Waar de menschenfiguur niet volstaat, voegt hij er die van de paarden bij, in de hevige spanning hunner spieren, bij bun draf en hun galop. En dal alles op de meesl bewonderenswaardige wijze geleekend, saamgesleld en neergezet, hij teekent zelfs beter dan hij schilderl 1 Doch niet minder innig der naluur getrouw geeft hij de mooie plekjes zijner landslreek en der goede stad Mechelen weer. Hij schilderl de kanalen, zijtakkenen grachten van de Dijle, met hun mooie, oude huisjes en aardigc vlicljes, boewel tegenwoordig helaas zoo glad gcschaafd en gemoderniseerd, dal er weinig van is overgeblevcii ! In ieder geval heeft Van Ost er de herinnering aan voor ons bewaard, in zijn talrijke composilies, die bij ten gerieve der bewonderaars onzer schildeiachlige slcdcn in verschillende sc rietMi prenlbriffkaarlcn uitgegcvcn heeft.

Want wal zal er bij dc vernielingswocde onzer administraticve wandalcn weldi a van onze pracblige steden, van ()u(l-Anl\vcri)on,

218

KUNSTBERICHTEN UIT BRUSSEL - MUSEUMKROMEK

van Outi-Brussel overgebleven zijn? Zullen we zelfs niet voor Brugge hebben te sid- (iereii ? En lateii we zoo spoedig mogelijk nog eens naar leperen, Veurne en Nieuw- poort gaan en nog eens een bedevaart naar Lier, Diest, Dendermonde, Herenthals en Zoutleeuw ondernemen, eer alles onder den mokcr gaat. Van Ost heeft vele koorden op zijn boog en is verwant aaii hel edel ge- slacht der Breughels en Oslades. Hier en daar zouden we hem echler wat fraaier modellen liebben toegewenschi, die wat minder van ledepoppen en vogelverschrik- kers hadden I

Evenals bet nieciencieel onzer sciiilders, Laernians en Frederic zelfs niet uitgezon- derd, voelt hij zich vooral aangelrokken door karakter en expressie, ook bij bem soms ontaardend in de karikaluur. Hoe zouden zijn ruiters op den bedevaarlsgang naar Hakendover gewonnen hebben, zoo ze in hun soort even tier, even elegant en decoratief als hun stevige paarden waren en er meer adel in bun trekken lag !

Alles in Allem v^'as deze tentoonstelliiig echler een grool succes een der belang- rijkste van den geheelen winter !

'•'S ^'^ 5«^ '•^ '•^ ^ ^'^ ^'^ '•'S ^'^^'^ EDMOND VERSTRAETEN is mede met een zeer belangrijke exposilie in de concertzaal van den Kunslkring geweest. Hij scliildert bij voorkeur de lage landen de polders met hun eindelooze horizonlen van zijn ge- liefde Land van Waes, vooral de vele kron- kelingen van de Durme, met haar grazige weiden en haar rozengaarden en dat met een voorliefde, die er vooral naar trachl ons het groote, bet oneindige en de majesteit er van te doeii gevoelen, die echter het ver- teederende en bekorend-droeve niet buiten sluit !

Het is meer dan inipressionisnie dat hij hier geeft en onder het soms wat al le vurige, de wat al te sommaire loels, voelt men de bekoring die het steeds weer nieuw geziene, steeds meer aangebeden land op den schilder uitoefent die er ook steeds meer de innigheid, de poezie van zal onder- gaan en doen gevoelen.

JAN APOL is evenzeer een belangwekkend en naarstig schilder, een zoeker en slrever, die vaak den juisten toon en de gedroomde beweging weet te trefTen de juisle uit- drukking van t geen hij ziet en in de naluur gevoeld heeft. Hij is een kolorist en zijn kleuren blijven weelderig en vrij, nietle- genslaande het rijke licht dat er overvloe- diglijk over gespreid ligt en in dit opzicht vooral onderscheidt hij zich gunstig van de luminislen, die ons liefst een natuur te zien geven als een door de zon verscholen of door de mot weggevreten tapijt. We roemen vooral zijn Ilatiaansche slad, zijn Vertrek van de Ruiters en zijn Slitlevens, van het besle mee, dat hij in den Kunslkring len- toon gesteld had.

LEON HOUYOUX iieemt onder onze land- schapschilders de bescheiden, doch zeer eervolle plaats van wijlen Huberti in. Met een tot in 't uitersle moderne techniek, met de grootsl mogelijke zorg voor licht en ver- lichling, is hij levens een dichter der halve tonen, die het zonnige hooghoul schildert als de wazige avondschemering valt. Maar op den door hem ingeslagen weg, zou het m. i. in het voordeel van dezen kunslenaar zijn om zicli nog meer te concenlreeren nog meer te veriniiigen.

G. E.

D MUSEUMKRONIEK n

RUSSEL yO». Ik stel me voor om de lezers van Onze KiinsI, gercgeld van de a Beweging » in de Brusselschc musea op de hoogte te houdcn. Want ware bet niet zeer ge- wenscht dal hot publiek hierin wat meer belang ging slellcn? Hocwel onze tijdelijke tentoonslellingen tamelijk gelrouw worden bezocht, is men gewoonlijk zeer slcclil op de hoogte van de kunslschatlen, die in onze musea worden bewaard en die in hun oog, naar 'I schijnt, enkel bedoeld zijn om door

219

MilSEUMKROMEK

vreenidelingen te woiden bezocht. He So- ciete des Amis des Miisees royaiix, zou, buitcii en behalve liet door gebrek aan geldinidde- len helaas beperkte doel, dat ze zich heeft gesteld,om oiize kuiistscliatteii met iiieuwe aaiikoopeii te verrijken, door het houdeii van voordrachten en wandelingen door de zalen, gaarne wat leven trachlen te brengen in die kerklioven van kunst !

Laten we daartoe allereerst een vluclitig overziclit van de zalen in liet Oude Museum nemen. EenTweelnik, door Dr. Fried lander meen ik, aan Ambrosius Benson toegeschre- ven, werd onlangs iii de Galerij onzer Vroeg- meesters geplaatst. Men ziet er een Johannes den Dooper met een rooden mantel en een Begiftiger met een nogal leelijk gezicht. De figuren zijn eenigszins stijf en wat zwaar van sehildering, maar het landschap met zijn rotsen en buitenhuisjes is mooi. Een curieuse aarlsengel SI. Michael met twee heiliyen, een penteekening van een onbe- kenden Vlaamschen Meester, geeft aanlei- ding tot leerrijke vergelijkingen. Het komt uit de Verz. Hoogendijk, onlangs bij Fred. Muller te Amsterdam verkocht. Daarnaast hangen twee niooie, kleine stukjes van de verkooping Mathys (Dec. J911) een uiterst delikaat gesehilderde Madonna tussclien een non en twee bisschoppen van Giovanni di Fielro, gez. Lo Spagna en een Petriis wunde- lend op de ijolven, in het genre van Bles. De Bruegel-serie, is met een Val van learns ver- rijkl, \vaai- het hooi'd-sujekt zich in een sterk in 't vcrkorl gezien, in de lucht geheven been re.sumeerl, docli dat, niettegenstaande het onevenwichlige in de conijjositie, zeer volkonien gesehilderde onderdeelen geeft, vooral in de typische scluiiljes, door de plaatsneden van den meeslei- voldoendc be- kend, den Landnuin met zijn Ploey en een azuien krans van bergen, klaarblijkelijk op de Ilalianen geinspirecrd. Verder, voorloo- pig geplaatst in de Hollandsche Zaal, de prachtige Hembrandt, tijdelijk aan liet Mu- seum af'geslaan door Mevr. May : De Man met den Tnlhand lomstreeks l(i29), waar men den Vader van den Meester in meent te zien. Mel is een gehehnzinnig gulden stuk. een zijner geniaalste scheppingen; onze eigen Hcmbrandt's vallen ei- geheel bij wcg; maar

slechts vveinigen zouden strafteloos deze overblufl'ende nabuurschap kunnen door- staan ! Op de benedenverdieping vinden we beter dan een geleend, een geschonken sluk uit de prachtige verz. van Mevr. Garden, (een Bespotte Christus), die veler aandacht boeit. Het is mooier naar het schijnt dan het stuk door Ghauchard aan den Louvre nagelaten en van een warm-bruine, naar wensch gepatineerde tonaliteit, met al het machtig-krachtige van het onvoltooide. Weldra zal de Precantion malernelle, teeke- ning van Millet, eenvoudig maar duur, van de verkoop Van den Eynde, het fransche xix= eeuwsche contingent komen aanvullen, waarbij men later nog enkele der wonderen door den onlangs overleden kunslliefhebber Alfons Willems nagelaten, zou hopen te voegen.

Yerscheiden ezels, die tegenover den Slag bij Woeiingen zijn opgesteld, als een aanval der Modernen op deze Gitadel van het Ho- manlisme, leggen voldoende getuigenis voor de vlijt onzer hedendaagsche kunstenaars af. Baertsoen, met zijn eigenaardig nienwen blik, legtzon op de oude kaden van Gent en geel op de muren en rood op de daken. Karel Hermans stond een stralende Villa Mattel af. Van Rene Menard, voor mij de hoogsle verpersoonlijking der hedendaag- sche decoratieve kunst, veiheugen we ons in het bezit vai; dat harmonieuse Herders- leuen, welsprekend diminutief van een ge- heel, vroeger door ons te Anlwerpen en te Brussel bewonderd en thaiis een sieiaad van de Salle des actes de I'Ecole de Droit te Parijs. In een bijtende schels. In het Ge- rechlshof, crayonneerde F^orain de zich met hun clienten onderhoudende advokaten. lien teekening van Eugeen Smils Ofelia kon- digt de op handen zijnde lentoonstclling van de door den beheerraad aangekochte werken van dezen aantrekkelijken kunste- naar aan {onverdiend door het Ihanslevende geslacht vergetcn), wieiis lang, werkzaam leven een uitgebreide beschrijving waard zou zijn. Aan het hoofd prijke het voorname Portret van Knijeen Smils door Hicard, waarvan het Museum de gelukkige bezitter is gewoiden. De vier stukken van Troyon, Gourbet, Leys en Stevens, in April van bet

220

MUSEUMKRONIEK BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

vorigc jaar, op de verkoop Cardon aange- kochl, niakcii iiaast liuii Fraiischc cii Bcl- gisclie kuiisll)roe<iers een goed figuur. De pcinzemie Paul Janxon van Lucieii Wolles eii dc Maayd op de School van Maurice Denis, iireiigeii in liel gelicel de godsdienslige nool, op heden ijevrijd van ijdcle convenlie.

De vroegere bureaux van het Museum secretariaat, zijn legenwoordig voor het publick geopend, men zal daardooreen zaal met zijlielit krijgen en de voorhof van het Nassau-paleis, zal eindehjk van de hiiider- lijke Maquelle van den Kunsiberg bevrijd worden.

In den (^iiiquantenaire strekt zich het ver- langcn van conservators en verzamelingen, nicer en nicer iiaar de reeds zoo lang bc- loofde nieuwe iiistallaties uit! Bij geregeldc tussclieiipozcn komligen dc dagbhulen « la pionipte conclusion des travaux de laile gauche » aan, inaar het bordje « Exposition d'arl aiicicn xviie sieclc » dat niaar altijd iiaast derotonde l)lijft hangen, van wat een- niaal bet Volkspalcis is geweest, werkt niel geruststellend. Het wcekblad L'Aii modenie geesclde oiilangs in biltere bewoordingeii « son Incoherence le inusee du Cinquaii- lenaire » en wees op al de gevareii, die het bedreigen. Wanneer zullen de nienigvuldige voorweipen, iiagelalen door Yermeersch en l^venepoel, cindelijk ecus behoorlijk uilge- slald worden in de een weinig droog opge- valte kloostergangen, volgens de plannen onzer ollicieele pasticheurs gebonwd? Over den slijl van liet geljouw valt te Iwislen, uiaar aan ruinile onlbreekt het er zcUcr niet! De prachlige zoldering uit een parlicu- lierc woiiing Ic lepcren. met de 2()7 verschil- Icndc uiolicvoii, zal <h' verwczenlijUing zijn van den wciiscli van velen.die inonzeiiiusea ecu volledig l)celd dci- vervlogcn ceuwen wensclieii te zicn. De prachtige liiip, stijl Lodewijk XV'', in gelieeldhonvvd cikcii bout uit bet oude St. Micbiclscollege in de Ursu- linncnstraat (vroeger Paieis van den graal" van lloorne) met zijn venukkclijk open ge- werkle lenniiig, zal er dan cindelijk even- eens ecu (ilaats vindcn. Kerst is nog ecu lieele I'erzische vcrzameling. met vreemde jjordeii en scbilden nu'l bliksemseliillerende

refleksen en miniaturen intens van blauw en gouil <( op zicht f) in de voorzalen gejilaatsl. Bij dergelijke schatten voelen we ons macli- teloos, vooral nu Parijs, scdert gedenkwaar- dige en aristocratische feeslen, zoozeer Per- zisch in smaak en neigingen geworden is. Zullen we weer van heel dit schitterend Oosten hebben te scheiden '?

Laten we onze Mecenen ecus aansprekcn en dat milde gaven toestroomen !

Februari, 19i:i. P. BauTIER.

'^9i ^9t ^9i ^9i ^9i ^9i^ ^ ^ ^9i ^9)

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

LEO VAN PUYVELDE J ONDERZOEK NAAR DE OORZAKEN DER WIJZIGINGEN IN DE ICONOGRAPHIE DER OUDE NE- DERLANDSCHE SCHILDERKUNST g; Gent 1012 .

X deze lezing, den 19" Juni 1912 in de Kon. Vhtamsciie Aciidemie gehouden, be- sludeert de schrijver den iiivlocd derinysterie-spc- en op de wijzigingen in de iconogralie der Nederlandsche schilder- kunsl. Hij maakt eeiiige vergelijkingen tus- schen de nianier waarop de schilders zckcre onderwerpen behaiidelden en de tooneel- matige schikkingen door den tekst der gcwijde slukken aangegeven. Deze vergelij- kingen zijn echler maar zelden overluigend en waar ze t al schijnen, geiden ze enkel werken van ondergeschikte beteckenis of van laten datum, als o. a. de Degrafenis en Ilcmclvaarl van de Maagd (Museum te Brus- sel, Nr 535), een sink dat aan Albrecbt Bouts of een zijner leerlingen wordt toegeschreven en iconogralisclie eigcnaardigbcden ver- toont, precies in overeenslcmming met het Mysleriespel de serenste Jiliscap van Maria In de ovcrige gcvallen slapelt dc schrijver mill of nicer vernuftig be(hichtc hypotheseii opeeii; zoo beweert liij,bij onlstentenis van elk onniiddcllijk bcwijs. dat men aan den invloed der Mysterien dc ontwikkcling van het thema der I'ietd heeft toe te schrijven, dat in dc xv^' ccuvv, in de kunst van het Noordcn zeer j>cvarieerde vormcii aannani en i<eliecl verschillcnd was van ihe wolke

2S1

BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN - AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST

door lie Meditalien, toegeschreven nan SI. Bonaventuia waren ge'inspireerd, wclUe men, vanaf liet begin tier xiv« eeiiw in Ilalic aantreft.

Doch sederl tie xiv^ eeuvv, oiilmocl men in Italic evengoed bewerkingen van de Pieta, welke aan den teksl der Medilalien vrecnid zijii, en min of meer ovcreenslemmcn met degene welke men in de xv^ eeiiw, in hel Noorden ziet verschijnen : een stiik van Cecco di Pielro di Pisa van 1377 (Museum le Pisa) vertoont een Maagd met den dooden Cliristus op haar schoot en het gelaat van den Zoon dichl bij het hare, en een dergclijke op zichzelf staande groep, geheel gelijk aan de Pietas, die men in de xv^ eeuw zoo veel- vuldig in het Noorden aantrof, ziet men op een stuk der Sieneeschc school in de Pina- coteek le Vollerra. In 1305 onderteekende Giovanni da Milano, een Pieta (Academie van Schoone Kunsten le Florence) waar de Chrislus staande wordt voorgesleld, ondcr- sleund door de Maagd en twee H. Vrouwen, terwijl andere vormen, welke van het oor- spronkelijke type der Pielas verschillen, in de xiv eeuw veclvuldig voorkonien. Moet men noodzakelijkerwijs het ontstaan dezer motieven aan gewijde vertooningen toe schrijven ? Waren de schilders dan zoo dom en onmachtig om zelf lets te bedenken, dat onmiddellijk raakte aan hun kunst, zonder zich te inspireercu op letlcrkundigen of looneelisten?

Over de waarde der algemeene bcschou- wingen, waarmee tleze sludie beginl, moge men naar den volgenden volzin oordeelen : « Ilct geeslelijk tooneel gaf de schilders alles te aanschouwcn wal zij op paneel en perka- ment te brengen hadilen en zoo dat ze't zicli i)ezwaarlijk zelf belcr koiiden voorslellen. « De beer van Puyvelde, Profcssoi- in de Kunstgeschicdeiiis aan de Genlschc llooge- school, heel't een treurig denkbeeld van do verstaiidelijke gavcn der schilders en (•en eigcnaardige opvalling van Jul phislJMlic kunslwcrk 1

,1. Mksnii,.

^J^ ^^ S* S^ ^* 31* S* '5>* ■^j^ $i* 2?j*

Dnaanann AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST

X HET MUSEUM VAN KUXSTNIJVERHEID TE HAARLEM /C* Het is een prijzenswaai'dig idee van de museum direclie te Haarlem ons gercgeld ten- toonstellingen te brengen van nijvcrheidskunsl. Het een mag belang- rijker zijn dan hel ander, '1 is toch op dcze wijze dat we in de gelegenheid vvorden gesleld kennis te makcn met het werk van kunslcnaars, sonis volledig, andermaals met slechts enkele werkstukken.

Zoo kunnen wij Ihans beschouwen negen glasramcn naar ontwerpen van Johan Thorn Prikker le Ilagen (Weslfalen), uilgevoerd dooi' Godfricd Heinersdorif le Berlijn.

In een nevenverlrek slell de beeldhouwer M. J. Hack een vrij uilvoerige colleclie modelleii voor beeldhouwwerk ten loon.

De venslers van Thorn Prikker zijn nicest van diepc, warme kleuren, zoo, datze bijna geen licht door laten, allhans voor "t mceren- deel het vcrtrek in t donker huUen. Dc opgcbrachle grijn is grof, zsvaar « gedopt » zou nieji bijna zeggen.

Dit kan men veroordeelcn of apprccieeren, maar prachlig laten dcze ramen weer zien welk een slijlvol teckenaar Prikker is. De flguren zijn met rake, krachtige lijnen aan- gegcven. Hij houdt van krachl, van forsch- heid, dat is altijd zijn clement gcweest, en dat zien we ook nu weer in de toepassing der brcede loodlijnen.

Of deze ramen kunnen gerekend wordcn als bchoorende lot dc idcale glasschililer- kunst, uit vakkuiidig oogpunl (wijl ze wel van anilere opvallingcii verschillen) mag worden betwijfcld, maar waar het er slechts omgaat eenige aanlcckcningen bij dcze len- loonsteliing te gcven zou hel te ver voercn bier op door te gaan.

I'.cn raam beslaat gdu'cl nil oniamenl, in lijUe kleuren. Ilcl lijnensanicnspcl in de delailstloet mcslerU deidicnaan dc Mali Us die we van hem nil zijn Haagschcn lijd kennen. N" 3, I'clrms o/; dc zee, mcl mooie gcdecllen is wel wal oniluidclijU, en slechls langzaam UciMil men cr in », oulwarl men dc liguren. lU'sUMU'cri'iiil /oiiilcM we knnncn zeggen

222

AMBACHTS- EN NIJVERH. - VERBETEIUSG - KUNSTVEILINGEN- VARIA

(IntTliorn Piikkercen iiijvcrlK'idskimslcnniir is met nicer picliiinlc ihiii vnkkiiiulij^e ci^eii- sclia|)pcii, niaar met cen duif en I'antasie (lie al zijr. werk tot iets Ijijzoiuiers maakt.

M. J. Hack keimcii we uit hot arlikel van December j. 1. in Oiize Kuiist. Veel wal (laarin wcrd besproken en gereproiluceeid is hier te /.ien, nangcvnlil met ^elijUsoortige moileilen.

Deze tenloonstelling laat weer duidelijk zlen de l)ek\vame ornamenlisl en gevoeligcn l)eeldliou\ver.

In liet jjijzonder zij hier vernield het mooi f^eiitiiogralecrd porlrel van Hack door Cliris Lebeau.

En dan zien we hier liet « Kuypcr kaslje », aanfjeboden door « de anti revolutionaire slaatsparlij aan Dr. A. Kuyper. » Hcl is onlworpen door Jac. Pii. Worniser, met l)eehisniiwcrk van Hack en menlu'iwerk van K. Boonslra. Op dit werkslnk konien we nadcr in Unzc luinst leru;^.

Eeii opmerking. Ongerept tentooiigestehl is liet weik van Hack niet, we zouden eerdcr zeggen slordig. Moeten we hier de mnseum direclie een verwijt van maken dan zouden we willen verzoeken de gasten wat correcter te liuisvesten.

Gelijktijdig, en ook in de calalogus opge- nomcii is ecu tentoonstelling van ta|)ijten van mevrouvv C Polvliet-van Hoogstralcn. Behoort dit werk liier Ihuis '.' Als nijverlieids- product, ja. Als kunstnijverheidsproducl niet. Immers mevrouw Polvhet laat in hare labriek oostersche tapijten copicercn, en, 't moet gezegd, o|) verdienstlijke wijzc. Maar (iaar blijt't het bij, en waar men hierdoor geen eigeii kiinst voortbrengl, iiitegcndeel den vooinitgaiig in den weg staat, kunnei; we bet vrijwel hierbij latcii, resiuncercnd dat een coi)ie inimer inl'erieur aan het oilgineel is. April J9i:i. Corn, van 1)i;h Sluys.

^ft ^,9i '^9i ■:^f^ ^9i ^9ii sg,^ ^fS ^* ??,* ^ft

QD D VERBETERING c D

De Hcer P. N. van Eyck vcrzoekt oiis te nielden, dat dc oorspronkelijke nilgave van K Les Fleurs du Mai » van liaiidelaiie, waar- van eidiele proefpagina's wei'den opgeno- men in ons April-nummcr, i)lz. 140, gcdrukt is op daarvoor vervaardigd " HatcUolor » papier, en dat op pag. 215 tier proel' in den G«» regel van onder eene druklbiit is geslopen

(rendu in plaats van redil), welke niet in de oorspronkelijke uitgave voorkonit. Red.

'•'S««^' ^'^ '•'Sj ^'^ ««^ 5«'?5 «•'§? ^"^1 ««^««^

D D KUNSTVEILINGEN D n

i.T ontvingen dc nilslekend verzoigde calalogus der zeer belangrijke verza- meliiig Maiczell von Ne- mes nil Budapest, welke op 17 efi IS Juni te Parijs in de Galcrie Manzi ge- vcihl wurdt. De vcrzameling, waarvaii wc reeds op veivscliillende tenlouiistcllingen van outle kuiist staaltjes te zien kregeii, omvat werkcii uit de Italiaansche, Vlaamsche, lloliandschc, Duitsche, Spaansche, Fransche en Engelsclie scholcn, van de xiv lot de xixi! eeuw Van dit alles een ovcrzicht Ic geven, ligl hier niet in ouze bcdoeling. Wij willen eukel wijzen op enkele stukken, die voor ons van bizonder belaug zijii. Voor- cerst een |)aar paneclljes van Gerard David,, waarvan vooral een grallegging onze aan dacht vraagt, een Kardinaalsportret van van Dijck, cen sappige Fijt en niet minder smaUelijke Snijdcis, vicr Rubensen waar- onder twee portrctlen, twee Siberechtsen ; onder dc Hollandsche meesters worden vermeld : Abr. van Beyeren. (Juiriju Breke- lenkani. Alb. Guyp, ,lac. G. Cuyp, .lac. A. Duck,. Ian van Goyen, Dirk Hals, Fraus Hals (met een bizonder l'raaimansportret),W. Kalf, Thomas de Keyser met de zeer iuiportante Trictracspelers, vrocger in dit tijdscbril't afgebeeldj, Ph. de Koninck, Nic. Maes, A. van Ostade, Rembrandt (met hcl roman- tische portret van zijn vader en een paar sludiekop|)eni, Jac. van Ruysdael, G. Ter- borch en Ph. Wouwerman. Onder de vreemde scbolen trekt vooral ilc aandacht een recks van niet minder dan twaall'wer- ken van El (Ireco. B.

^9t ^f^ ^9t ^9> '^9t ^#5 {ftfS ^fj c^ft ^9i ^9i D D D D D D VARIA D D D D D D

Door OMVoorziene omstandigheden zien wij ons genoodzaakt eene bijilrage van den Heei- Sclunidt-Degener over » Poilretten van Beuibrandl : Tilia van Uylenbuicli en FraiKj'ois (^oopal », welke voor dit nuunner bcstenid was, tot de volgcnde allevering te verschuiven. RiiD.

223

INHOUD VAN DEEL XXIII

(TWAALFDE JAARGANG EERSTE HALFJAAR igiS)

Hi./.

Bosch (Jac. van deii): De Sclioorsleen KH)

Bruyn (Edniond de): De vreemde afdecliiigen op di,' Tenloonstelliiig

van Modern-GodsdieiisUgc Kiinst. (De Fransche

Afdeeling) 49

Delen (A17) : Kunst van Heden IfiS

Destree, 0. S. B. (Doni Bruno) : De vreemde afdeelingcn op de Tentoon-

stelling van Modern-Godsdienstige Kunst. (De

Engelsche Afdeeling) fi2

Destree (Jos.) : De Porlretten van Gerard David 153

DuBRULLE (A.) : Naar aanleiding van een albasten Ligbeeld ... 1

Fierens-Gevaert : Tentoonstelling van Modern-Godsdienstige Kunst

te Brussel (Belgie en Holland) 9

LoRM (C. de) : Nieuw werk van Cornells van der Siuys .... 206

Ni.iHOFF (C. W.) : Nederland op de Ideal-Home Exhibition te Londen

1912 30-69

Marius (G. H.) : Anthon Gerard Alexander, ridder van Rappard,

1858-1892 1S9

Rooses (Dr. Max) : Frans Van Kuyck 89

RoYEN (J. F. Van) : De Hollandsche Mediaeval van S. H. de Roos . . 13(» Schmidt-Degener (F.) : Rembrandt's porlret van Gerard de Lairesse . . 117 Veth (Cornells) : Drie muursebilderingen van R. N. Roland Hoist

in de Restuurkamer van den Alg. Ned. Diamant- bewerkers-Bond 178

KUNSTBERICHTEN

UiT .Amstehuam : Coniflis Ivuypers, Larcnsclic Ivuiislliaiitlcl Jac.

Zon l)ij Frans Bufla & Zoiieii I^'rits Mondriaaii t)ij II. \V. Vail Deldeii Arii el Ainiciliiu: Tciilooii- slclling van scliiltierijen en bcclilliouwwcrk Dc Ecuwigc F.va van Th. Molkenboei- l)ij II. NV. Van

Delden (■'• ''■ '^O •<"

Sint Lucas: Tcnloonslcllint^ van aciuaicllcn, Ici'- kcnirif^en, enz. van Icdcn dor Vorcfni^iiiif^ in licl Sledclijk Museum Larensche KunsUiandel: Mevr. K. Kalslioven-!5icrmans, David Scluilinan en .1. Mankcs '•!• <1 '^-i "

224

Urr Amsterdam ; Anton Dirckx in ile Kiinslznal van Dchtcn .Muj l.i/.zy Ansiiigli. (i. Van Xiflciik, A Briel en S. Cuii T, TjipUc Visser in licn LaicnsclicnKunslluuulcl. . (J. (I. 15.) Ill Pastels en leekcnin^eii van Fenianti Kiinoi)!! en schikicrijen van Dirk Smorenberf^, Larensclie Kunsthaiulel Dehialsle werken van Van Heurden, l)e (iraef, Poseiiaci-. Rikct, Hosiers, Wiethase, e. a., Knnstzaal Van Delden Aili et Amicitire : Ten- loonslelling van sciiihierijen en liecldlionwwerken van leden (ler Maalschappij ij. d. B.) 215

UlT Antwkkpes : Kunstverhond : Teruf<l)likkeiide lenloonslelli[ii<

van schetseii en kleiiie werken l-'ugeen van Alieglieni - Kunstverboiid: Kcislniislenloonstelling

Fians Van Leemputten (Ar\ Delen) 112

Aze ick Kan Camille I.ambert Cli. Victor Hage-

nian Het Knnstverbond In de zaal Forst . lAry Delcn) 181

UiT AuNHHM : Tweede tcntoonstelling Artibns Sacruni . . (Alb. de Haas) 41

Heyenbiock, Kiinslhandeine Viies . . . . 'Alb. de Haas) 217

UiT Bhussel : Kunstkiing « L'Union •> Kunstkring « Le Sillon .. iG. E.) 115

In den Kunstkring In de Galerij Giroux Maurits Langaskens In lict Studio-zaallje In de Galerie dArl Snieersen Wagenians De dames Penso en Rolin en de Heeren Dilicns en Servais l)c scliil- ders Julien Genot en .\ll)eit Palonx en de beeld- houwcr Canneel In bet salon der Akwarellislen

Een tentoonslelling van Sicinlen Omer Cop- pens en Charles Michel Willem Bataille - Eniiel Jacques Rene Gcvers Omer Dierckx In bet Boutc-zaaltje Victor Marchal In bet Sludio-

zaalljc ((^■•F^) '^3

Tentoonstelling >■ I'our I'Arl .. Louis Titz Henri Anspach In den Kunstkiing le Lacken Leon Frederic Georges Lemmen .Mfred Verliaeren

Paul Dubois Le Lieirc De Kliniop) in de

zaal Boute ('■• ^ ) 183

Libre Esthelique Fraiis Gaillard A. Ost Edmoiui Verslraeten Jan Apol Leon Houyoux (G. E.) 218 UitdenHa.vg: HoUandscbe teekeiimaatscbappij Hart Nibbrig

bij Scbuller Kunslhandel Tbeo Neuhuys (G. 1). Gralama) 11 Anloon van Welie bij Goupil Willem C. Rip bij Bicsing J. C \V. Cossaar in « Esher Surrey "

D. Bautz bij Klcykamp (G. D. Gratama) 79

UiT Haarlem : Kunsllbtografie (Alb. de Haas) 43

UiT Leiden : Leidsche Kunstvereeniging Dirk Xijiand . (Alb. de Haas) 186

UitMons; Tentoonstelling van den Kunstkring » L'Essaim » (A. G.) 44

UiT Rotterdam : Ikalweefsels (Alb. de Haas) 80

MUSEUMKROMEK : Brussd P. Bautieri 219

Personalia: E. \V. Mocs; Jaak Rossels . . (A. D.) 8(i

Eugene Smits; Ferdinand van der llaegben . . . (A. D ) I.)l

Pater Jozef van den Cdievn S. J (A- H) 1>*<''

Vah.a: 8'-'««-^23

152

IVRRATIM :

Amuachts- & NuvKKilKiDSKiNsr : Arcliileklnnr (Job. G.) 18

Druckeruitbouw '•'"''• *'• ^'

\n liel Museum van Kunstnijverhcid le Haarlem

(Corn, van ilei- .Sluys) 222

BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN

BertauxIE.): L'lv\|)()silii)ii lull ospcclivc (]c- S;ii iifjossc" 1!)()8 . (J. Mcsiiil) 8'J

Die Ginpliisclu'ii Kiiiisk' (H.) 85

PuYVELUE (Leo v;iii) : Oiidcrzock luuir de ooiz.nken cier wijzingcii in <ic Iconof^rnpliic der Oude Ncderlandsche scliildcr-

kuiist (.1. Mesiiil) 221

Ovcizichl v:in Tijdsclirirk'n (A. I).) 44-S:M IS

PLATEN

N.-B. De cijfei-s lui-l gemerkt gevcii lie hl,-i(l/.ijrlen :ian tcgpilovei dcwclke lie plali'ii liuiirn t.'ksl moolcn tusschengevoc'gci worden.

TeksUteisieriiiy in haul iicsiiidcn door Edw Pcllens. Omsldi/ in liont gesiicdcn door (i. \Y Dijssclliof.

Bazel (K. p. C. de : Interieur *32

Beklage (H. P.) : Scliooisleen met visici lianrd . . 1((4

Schoorslcen iiiel li;iai(lkacliellje 110

Bosch (Jac. van den) : Sclioorstceii met conibinalie liaaid-vulkachcl lf)7

Bhouweh (Willem C.) : Aardewerk 70

Seliooisleen in aardewerk 108

Cambier (Louis (1 ) : De vluclil naar Egypte 21

Crahay (Alb., : Op het vlakke slraud 175

Crane (Waller) : Oiitwerp voor eeii KcrUiaani 65

David ((ierard, : De Aanbiddiiig der Wijzcn *153

De H. Maagd oniriiigd dour bcilige Vroiiweii *I54

Poilrctleii van Gerard David 15(J-lo7

Degouve DE NuNC.QUES (W ) : De slaap van Jczus 1<>

Denis (Maurice) : C.hrislus met de kindcren ... 59

Desvallieres (Georges): De Geeseling (il

DoNNAY (Aug.) : Het overbiengen van licl lljk van SI AVallieiius *14

St Wallierius berispt zijnen neef Onldekking van bet lijk

van .St Walherius **14

Doudelet (Karcl) : Jezus door bet slraatvolk liespot 22

Dubois (Louis) : Toebereidselcn voor bel leeslmaal *K)0

DiHUOJur.Q (.lac(iues) : Albaslen ligbeeld "*2

Mausoleum van Euslachius de Croy, Hisscboj) van Atrccbt . 5

Dui'ON (Jozui'l : Gedenkpeiining Icr eerc van Frans Van Kuyck 89

DiJSSET.uor |G. W.i: Scberni 35

DiJSSEl.HOF-KiiuCHENius (Mevr. W.) ; Borduurwerk 30

Borduurwerk 72

ElSENLOEFFEL (Jauj : Scboorslecn lOO

Ensor (James) : De Irooslendc Maagd 17

Fabry (Emiel) : De Ileilige Micliacl 23

I'rami>ton (Reginald) : De kindsbeid van de Maagd van Orleans (il

I'ri^deric (Leon) : De Ileilige Drievuldigbeid : God de Zoon *10

» » God de Vader— God de Ileilige

GeesI **10

De 11. I'ranciscus in liel veld *I2

GuNST (Vail) : Gciard de Lairesse naar <le gravuur van \'an Gunsl . . . . 120

Hens (Franz) : Avond in de Kempen 170

IIentze (Carl) : Twee mei.sjcs 173

lIoFER (Anton) : Dabnaliek 57

Holiday (Henri) : De Ijigel van bel .longste Gericbt 67

22(i

HoLST (H. X. Roland) :

.lossiii.iN Dii Jong (I'c) : JOCKDAIN (Jules) : Knyff (Alfred dc) ; Klyck (Fraiis Van :

Laurmans ;Eug.) : Lairesse (Gerard del

Lanooy (Chris) : Llytex (Hendrikj : Mellery (Xavier) : MiEGHEM (Eug. Van) : MiXNE (George) : Oleffe (Aug.) : Opsomer Isidoor) : Pexaat(W./:

POSENAER (Jos.) :

Rafael : Rappard (A. vanj :

Rembrandt van Run Roos (S. H. de) :

Si.LYS (Corn, van del

De sterke urcn *I7,S

De diepe uren *17g

De zachle uren *180

Alexander van Rappard ... *')S9

Sinte Alice 24

De zwarle slaghooni *1()2

Sluilsluk nit liel [m aclilwerk « De Wijk Oud-Antwerpen » . 90

Houlhakkerslaniilie *yo

Een Uitliangbord 92

Hel Sleekspel .... *92

Zijden Vaandcl voor de Maatscliapi)ij » Sinl Jan » . . . . 94

De Maaier *i)4

Burgerwaclil-typen ilSToi 95

MislefTect *y(;

Onderscheidiiigsteekens voor de leden van liet Acadeniiscli

Korps van Antwerpen 97

Dc Kapel in de a Wijk ()ud-.\nl\verpen « 95

Verkleinde albeelding eener bladzijde uit hel ])rachl\veik

« De Wijk Oud-.\nt\verpen » *98

Badende Kinderen ... 165

Zwarleknnslprent naar een zelfporlrel 121

Voorbeeld van een geflalleerd porlrcl 125

Polterij 36

Porlret van Frans Van Kuyck *S9

In het Begijnhof lUG

Aan de Dokken 174

Mansborstbeeld (gips) 1G7

Stilleven 171

Jezus predikend le Lier . 20

Eetkamer *72

Het Tapijlweven 93

Porlret van kardinaal Alidosi 127

Dorpskerkhof, waterverf 191

Convocaliebillel voor den Ulrcchtscheii Kunslkring . . . 192

Sleenbakkerij, els 193

Oude Vronwenhuis op Terschelling 195

De boekhouder, penteekening 190

De boekhouder *196

Oude spinster uit Rolde 197

Fabriekintericur, krijlleekening 198

De Breisler *198

In de F"abriek *200

Judaspenningen 203

De Tegclschilders *204

Porlret van Gerard de Lairesse 1065 *118

Bladzijde uil Slijn Slreuvels « Morgenstond ....... *1.32

Teekeningen hoot'dleller 1) en letter d 135

Proefpagina der Hollandsche Me<iiaeval *130

Proefpagina uit de Hollandsche Mediaeval Cursiet *137

Fcnige stelpioeven 138

Zincographisclie verkleiniiig naar een der procl'leekenijigen 139 Titel en twee bladzijden van een luxe-uitgave dei' « Zilver-

distel » te 's Gravenhage *1 111

Titel en twee bladzijden van : lu-n drielal lezingen in .Vnierika

gehouden door H. P. Berlage *142

: Scliels voor een selioorsteen 109

Kasl 207

227

Sluys (Corii. villi (Icn

S.MiTS (Jacol)) Smits (A. P.) :

Sjiits hn Fels :

Stevens (Jozef) : Thonet (Victor) : Thokn PniKKER (.lolian TooHOP (Jan Tli.) :

WoESTlJNE (Guslaaf vai Wouters (Rik) :

ONfiEXOEMUE OF OxBEK

Details van all) 1 207-208

Stoel 20S

Danies-sclnijllarcl 20<l

Detail van afl). 5 2tt'J

Buieausloel en Stoel . 210

Menhels en Zitnieubcls 211

Tafeltjc en Kasl 212

ZHincubel *2r2

Detail van all). 13 .... 213

De 1100(1 Gods 13

Rieten stoel 3!

Etagere in licl 71

Rlocnienslandaaid in riet 76

Tuinkamcr ... 75

Sclioorsteen met open haard . 105

Kanierlioek met sclioorsteen ... *108

EUende *158

Na den Rc,i;eii 172

:De Aanbidding der Herders 53

De Aposlcl Simeon 27

Christns Eucliaiislicns . 28

1 de) : Cliristus 19

Poilret van ilen lieer H. IClslander 169

ENDE Meestehs :

School van neuron : Wandscliildeiin]> iiit de Chapelle Saint

Main- le Beuron 51

Porliel van Jaak Rosseels ........ ... 80

Sclioorsteen, xv eeuw 101

» xvii'- eeuw 101

» uit liet kastecl Zuylesteen 102

« in cen hnis te Ainsterilani 103

Pater J. van den tilieyn, iiaar eeiie oulaiigs uityevoerde lolo-

gralie 187

(ii:i)iuKr Doou

.I.-E. lU'SCHMANN

iii Ani\vi;iu'i;n.

228

k .'^^r''

. . -v^/i;:"' v^----"^' T:^.-^-. '=/.-'' -'\^-^ -■

Onze kunst

5

07

deel 23

PLEASE CK> NOT REMOVE CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET

Iff^lVERSITY OF TORONTO LIBRARY

m

' 1 \.

t ^

.y£-

' ^.l-■

. :f,^:

'""i%.,^«- > •>r.-::^•-

'C,ti

'•'"^'^. / J- •,'--)■■ m; -'v .' ' .'Tw'^ '•vi^i*'

'"iSf

>^ -/^' -^^* '^■' -^ ■'■ ^'^-^

3

e

'I^i.

Na

so '

%g i^

■«

':sl^iR^iii*^"

iiri^

■t:'^,

'w.'w.

%r:%

m^'%:p

1^1^ *

#"^

-f- -<- •*■"

jK#i»

fl^#.

.ii5^

f-^^^

^^^^^

te^

i,^i»'^«f*!>t***=#'^«t:

nfli '•• tJ^ "^v.-j: i^ ijai JM ,4^ -f^^j— I .«■

-41

*ti<P^I^5^^

M

"•MB

'^s;^

JP*L>"

:i«^lI^

>!

mzw