Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other maiginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automatcd querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogX'S "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any speciflc use of
any speciflc book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite seveie.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at |http : //books . google . com/|
Google
Dii is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheek pi anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automadsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niei-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commercicle doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over hci
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informade wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via |http: //books .google .coml
f
J ■
%
^~-ri\ fmir*
* * * ARMENZORG EN
VOLKSVERZEKERING
DOOR M". J. P. QAU * * *
PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS-
RECHTBANK TE ZIERIKZEE *******
HAARLEM ~ H, D. TJEENK WILLINK & ZOON - 1905
.C37
Onze armenzorg voldoet niet meer aan de behoeften van
dezen tijd. Dit is zeker niet te verwonderen, daar onze ar-
menwet is vastgesteld in het jaar 1864 en dus ruim eene
halve eeuw oud is. Destijds beperkte men de armenzorg
tot het lenigen van bestaande armoede en meende men de
zorg der gemeenschap voor de onvermogenden binnen de
engst mogelijke grenzen te moeten beperken. Inmiddels is
het maatschappelijk vraagstuk op den voorgrond getreden
en onder den invloed daarvan tracht men de armoede zoo-
veel mogelijk te voorkomen, en acht men de overheid ge-
roepen door wettelijke maatregelen daartoe mede te werken.
Onder de middelen tot voorkoming van armoede neemt
de volksverzekering eene voorname plaats in, en in de
laatste jaren streeft men er dan ook naar om die van over-
heidswege te bevorderen. Intusschen heeft men daarbij naar
mijne meening een verkeerden weg ingeslagen. Nadat toch eene
ernstige poging van de Nederlandsche Pensioenvereeniging
voor werklieden, om eene pensioen verzekering tot stand te bren-
gen, is mislukt, tracht men in navolging van Duitschland, waar
in 1891 de verplichte verzekering tegen invaliditeit en ouder-
dom is tot stand gekomen, ook hier te lande de verplichte
verzekering in te voeren, en heeft zelfs de vorige regeering
reeds een wetsontwerp op de verplichte ziekte-verzekering en
op de verplichte invaliditeits- en ouderdoms-verzekering in-
gediend. Ik kan mij met de verplichte verzekering in be-
ginsel niet vereenigen en meen, dat tegen de invoering
daarvan overwegende bezwaren bestaan. Deze bezwaren zijn
1
2 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
reeds meermalen uiteengezet en zullen zeker op nieuw nader
worden ontwikkeld, wanneer de tegenwoordige regeering, die
de wetsontwerpen der vorige regeering teru^en?men, maar
eveneens de verplichte verzekering in haar programma heeft op-
genomen, op nieuw daartoe strekkende voorstellen mocht doen.
Toch betwijfel ik, of die bezwaren, hoe gegrond ook, in staat
zullen zijn de invoering der verplichte verzekering tegen te
houden, zoolang niet een andere weg wordt aangewezen om
in de behoefte aan volksverzekering te voorzien. Dit vraag-
stuk toch, en vooral het pensioenvraagstuk, is nu eenmaal
sedert jaren aan de orde en eischt eene oplossing in den
eenen of anderen zin, en zoolang geene andere oplossing
wordt aan de hand gedaan dan de verplichte verzekering,
zal men vermoedelijk daartoe overgaan, al ontveinst men
zich geenszins de groote bezwaren, die daaraan verbonden
zijn. Wie dus de verplichte verzekering met kans op goe-
den uitslag wil bestrijden, moet allereerst trachten aan te
geven, op welke andere wijze eene volksverzekering, die aan
de behoeften van dezen tijd beantwoordt, zou kunnen tot
stand komen.
Ik wil in dit geschrift eene poging daartoe aanwenden
en trachten de middelen aan té wijzen, waardoor eene vrij-
willige volksverzekering tot stand kan worden gebracht. Naar
mijne meening heeft men bij de behandeling van dit vraag-
stuk in de laatste jaren geheel voorbijgezien, hoe krachtig
verscheidene takken der volksverzekering zich reeds hebben
ontwikkeld in ons vaderland, en heeft men verzuimd de
middelen aan te wenden, waardoor zij tot verderen wasdom
zouden kunnen geraken. Dit verschijnsel is zeker voorna-
melijk hierdoor te verklaren, dat de vrijwillige pensioenver-
zekering tot nog toe is mislukt; maar ik vlei mij te kun-
nen aantoonen, dat de oorzaak dier mislukking is gelegen
in het stelsel van verzekering, hetwelk men heeft gevolgd,
en dat men, door een ander stelsel toe te passen, eene vrij-
willige pensioenverzekering zal kunnen verkrijgen. Eindelijk
zal ik er op wijzen, dat men heeft verzuimd de armenzorg
in verband te brengen met de volksverzekering, en dat die
verzekering door eene wijziging der armenzoi^ in hooge
tnate kan worden bevorderd en gesteund. Het doel van dit
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 3
geschrift is dus om aan te toonen, hoe door uitbreiding der
bestaande volksverzekering en door hervorming onzer armen-
zoi^ eene vrijwillige volksverzekering kan worden tot stand
gebracht. Daarna zal ik die vrijwillige verzekering vei^elij-
ken met de verplichte verzekering en met de staatspensio-
neering, waarbij de bezwaren tegen de beide laatstgenoemde
stelsels van zelf ter sprake zullen komen.
Mijn hoofdbezwaar tegen de verplichte verzekering be-
staat hierin, dat zij geheel afwijkt van de richting, die de
volksverzekering tot dus verre hier te lande heeft genomen-
Verscheidene soorten der volksverzekering toch hebben reeds
een grooten omvang gekregen, maar geheel uit vrije bewe-
ging der belanghebbenden zonder eenigen dwang van over-
heidswege.
Als zoodanig mag in de eerste plaats genoemd worden
de verzekering tegen overlijden door middel van de be-
grafenisfondsen. Blijkens het nutsrapport over de
begrafenisfondsen in Nederland*) (blz. 24) waren
reeds in 1888 ruim 2 millioen inwoners, dus bijna de
helft der toenmalige bevolking, verzekerd in een of ander
begrafenisfonds voor eene gemiddelde som van f60 per
hoofd, hetwelk een totaal verzekerd bedrag van bijna 131
millioen gulden uitmaakte, en werd door de leden dier fond-
sen daarin jaarlijks bijgedragen eene som van ruim vier mil-
lioen 120 duizend gulden. Sedert dien tijd zijn bijna 20
jaren verloopen en in dat tijdvak zullen deze cijfers zeker
nog eene aanzienlijke verhooging hebben ondergaan.
Naast deze soort van verzekering heeft zich ook de
ziekteverzekering krachtig ontwikkeld. Ook over „de
Ziekenfondsen in Nederland" is een belangrijk
nutsrapport**) verschenen in 1895, waarbij als bijlage
is gevoegd eene uitgebreide lijst der destijds bestaande zie-
kenfondsen, voor zooveel de commissie van onderzoek die
heeft kunnen opsporen. Deze fondsen kunnen gesplitst wor-
den in twee soorten, n.1, de eigenlijke ziekenfondsen, die
*) Verkrijgbaar bij M. E. de Grauw te Ouderkerk bij Amsterdam en
verder alom; prijs f 1.50
**) Verkrijgbaar bij S. L. van Looy & H. Gerlings te Amsterdam
en verder alom; prijs f 1. — .
4 ARMENZORG EN V0LKSVEHZEKERIN6.
aan hunne leden genees- en heelkundige hulp en genees-
middelen verschaffen, en de ondersteuningsfondsen, die hij
ssiekte eene geldelijke uitkeering aan hunne leden verstrek-
ken tot tegemoetkoming aan het gemis van hunne gewone
verdienste. Welke uitbreiding deze soorten van verzekering
reeds hebben verkregen, blijkt uit de memorie van toelich-
ting op het wetsontwerp op de ziekte-verzekering (Bijlagen
Hand. 2de Kamerzitting 1904 — '05 nr. 120). Daarin wordt
op grond van een door de regeering ingesteld onderzoek
opg^even, dat ongeveer een half millioen personen bij eenig
ziekenfonds zijn verzekerd voor genees- en heelkundige hulp
en geneesmiddelen, en dat bovendien ongeveer 200.000
personen zich hebben verzekerd voor eene geldelijke uitkee-
ring bij ziekte of kraam.
Hoe sterk zich bij de onvermogenden het streven open-
baart om in hunne behoeften te voorzien op eene andere
en betere wijze dan door de armenzorg geschiedt, blijkt
bovendien duidelijk uit de talrijke Vereenigingen tot
Onderling Hulpbetoon, die allerwege bestaan. Er
wordt bijna geene werklieden-vereeniging opgericht, of zij
stelt zich, nevens andere doeleinden, ook ten doel het ver-
strekken van uitkeeringen aan hare leden, niet alleen in
geval van ziekte, maar ook van andere rampen. Dit blijkt
uit de statuten dier vereenigingen, die in de Staatscourant
worden opgenomen. Ik heb eenige jaren lang daarvan aan-
teekening gehouden, en ben daardoor in staat hierachter
een lijst te voegen van zulke vereenigingen, die in de laatste
twee jaren zijn opgericht (Zie bijlage A). Bij inzage van
die lijst zal men zien, dat in dien tijd ongeveer 150 der-
gelijke vereenigingen zijn tot stand gekomen. Zeker een
groot getal in zulk een kort tijdsbestek, en dit is te meer
opmerkelijk, omdat in de Staatscourant de statuten alleen
van die vereenigingen worden opgenomen, die als rechtsper-
soon worden erkend ingevolge de wet van 22 April 1855
(Stbl. no. 32) omtrent het recht van vereeniging en verga-
dering. Volgens art. 14 dier wet vallen daaronder niet de
wederkeerige verzekerings- of waarborgmaatschappijen, waar-
toe de meeste ondersteuningsfondsen bij ziekte behooren.
Deze fondsen hebben dus geene erkenning als rechtspersoon
ARMENZORG EN V0LKSVBRZEKERIN6. 5
noodig en tengevolge daarvan worden hunne statuten of
reglementen niet in de Staatscourant opgenomen. Dit ge-
schiedt alleen van die vereenigingen, welke behalve geldelijke
ondersteuning van hare leden ook nog andere doeleinden
nastreven. Het doel van zulke vereenigingen wordt gewoon-
lijk omschreven als het behartigen van de zedelijke en de
stoflfelijke belangen van hare leden, en deze vereenigingen
trachten dit doel te bereiken, deels door middelen van ze-
delijken aard, b.v. door het houden van vergaderingen, voor-
drachten en dergelijke, deels door middelen van stoflFelijken
aard, waartoe dan het oprichten van ziekenfondsen en der-
gelijke behoort. Treedt het zedelijk doel op den voorgrond,
dan heeft de vereeniging erkenning als rechtspersoon noodig ;
is het stoffelijk doel de hoofdzaak, dan is dit niet geval,
en blijkt dus niet officieel van het ontstaan en bestaan van
zoodanige fondsen. *) In het tijdvak, waarover mijne aan-
teekeningen loopen, kunnen en zullen dus zonder twijfel,
behalve de in de lijst genoemde vereenigingen, tal van an-
dere fondsen zijn opgericht, die zich uitsluitend de onder-
steuning van hare leden bij ziekte of andere rampen ten
doel stellen, doch om bovengemelde reden niet in de Staats-
courant zijn genoemd. Hieruit volgt dat bedoelde lijst nog
slechts een zeer onvolledig beeld geeft van hetgeen in de
laatste jaren door de onvermogenden op dit gebied is tot
stand gebracht.
Wanneer men het doel der op de lijst vermelde vereeni-
gingen nagaat, ziet men dat zij aan hare leden eene geldelijke
uitkeering geven in zeer verschillende gevallen, als ziekte,
invaliditeit, ouderdom, ongeval, werkeloosheid, overlijden enz.
Sommige statuten spreken algemeen van ,, buitengewone ram-
pen en ongelukken" (ns. 4, 45, 63, 89) of van ,, onvoor-
ziene omstandigheden" (nr. 16) of van ,, ondersteuning van
hulpbehoevende leden" (nos. 29, 48, 62, 66, 105, 109)
of van „ondersteuning bij nood" of „aan noodlijdende vak-
broeders" (ns, 47, 72, 100). Eéne vereeniging (nr. 1) stelt
zich in den meest algemeenen zin ten doel het verleenen
van onderlinge hulp in geval van ontstane armoede. In
*) Men zie hierover mr. A. E. Bles; Vereenigingen en Naamlooze
Vennootschappen en hare behandeling aanhet Departement van Justitie.
6 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
dit laatste woord worden samengevat al de verschillende
gevallen, waarin die vereenigingen aan hare leden of hunne
nagelaten betrekkingen ondersteuning of onderstand verleenen*
Inderdaad hebben al die vereenigingen ten doel hare leden
te bewaren voor armoede door het verstrekken van gelde-
lijke uitkeeringen in zoodanige gevallen, waarin hunne leden
anders hunne toevlucht zouden moeten nemen tot de armen-
zorg. Het streven van de leden dier vereenigingen is dus om
als het ware hun eigen armbestuur te vormen en zich daar-
door onafhankelijk te maken van de armenzorg. Die ver-
eenigingen wijzen alzoo den weg aan, waardoor de onver-
mogenden uit eigen middelen in hunne behoeften kunnen
voorzien en zich kunnen losmaken van de armenzorg.
In hoever dergelijke vereenigingen dit doel reeds bereikt
hebben, is mij onbekend; voor zooveel ik weet, zijn daar-
omtrent geene gegevens verzameld. Ik vermoed evenwel,
dat dit nog slechts in geringe mate het geval zal zijn. Dit blijkt
ook reeds uit de statuten van vele dier vereenigingen, waarin
uitdrukkelijk wordt vermeld, dat de ondersteuning aan de
leden zal worden verleend, alleen voorzooveel de kas zulks
zal blijken toe te laten (zie ns. 21, 25, 28, 30, 25, 37,
94, 106, 107).
Men houde hierbij in het oog, dat men hier meerendeels
te doen heeft met werkliedenvereenigen, die ten doel heb-
ben de vakbelangen der leden in 't algemeen te beharti-
gen, zoodat geldelijke ondersteuning der leden slechts een
onderdeel van de taak dier vereenigingen is. In dit opzicht
zijn de afzonderlijke ondersteuningsfondsen bij ziekte veel
krachtiger; deze toch hebben geen ander doel dan het ver-
strekken van geldelijke uitkeeringen aan hunne leden en
kunnen dus hunne inkpmsten uitsluitend voor dat .doel ge-
bruiken.
Op deze laatste fondsen vestigde ik reeds de aandacht
in een opstel in de Economist van Januari 19 2,
getiteld „Pensioenfondsen van werklieden*)'*
In dat opstel trachtte ik aan te toonen , hoe deze zieken-
*) Afdrukken van dat opstel zijn verkrijgbaar bij de Ned. Boek- en
Steendrukkerij, voorheen H. L. Smits, te 's-Gravenhage, en verder in
den boekhandel k 25 cent.
AKMENZ0R6 EN VOLRSVERZEKERINO. 7
fondsen hun werkking kunnen uitbreiden tot het uitkeeren
van pensioenen bij blijvende invaliditeit en ouderdom. Ziekte
toch is niets anders dan eene tijdelijke invaliditeit en inva-
liditeit een blijvende ziektetoestand, terwijl ouderdom wel
niet de eenige, maar toch de voornaamste oorzaak van blij-
vende invaliditeit is. Tot nog toe beperken de ondersteu-
ningsfondsen hunne uitkeering wegens ziekte in den regel
tot 3 of 6 maanden ; blijft een lid langer ziek, dan houdt
de uitkeering op en zal het lid gewoonlijk de hulp van
het armbestuur moeten inroepen. Eveneens worden de leden
meestal geschrapt, wanneer zij een bepaalden ouderdom,
b.v. van 60 of 65 jaren, hebben bereikt; zijn of worden
zij dan invalide, dan zullen zij eveneens hunne toevlucht
tot het armbestuur moeten nemen. Wanneer nu deze fondsen
bovengemelde beperkingen opheffen en aan hunne leden
uitkeeringen geven ook bij blijvende invaliditeit en ouderdom,
worden zij van zelf pensioenfondsen wegens invaliditeit en
ouderdom. Derhalve bevatten deze ondersteuningsfondsen bij
ziekte in zich de kiem eener invaliditeits- en ouderdoms-
verzekering.
Uit het voorafgaande blijkt, dat door de bestaande be-
grafenis- en ziekenfondsen reeds een groot deel der bevolking
is verzekerd van eene uitkeering bij overlijden, alsmede van
geneeskundige hulp en eene geldelijke uitkeering bij ziekte,
en dat er tal van vereenigingen van on- en minvermogenden
bestaan, die zich ten doel stellen in geval van allerlei rampen
eene geldelijke ondersteuning aan hare leden te verstrekken. Al
deze fondsen en vereenigingen nu behoeven zich slechts te
ontwikkelen, uit te breiden en te organiseeren om eene alge-
meene volksverzekering te vormen, die voor de onvermogenden
de armenzoi^ kan vervangen.
Het spreekt echter van zelf dat daartoe de inkomsten
dier fondsen en vereenigingen eene aanmerkelijke vermeerde-
ring zullen moeten ondei^aan. Zij zullen die kunnen vinden
deels in verhooging hunner contributiën, deels in bijdragen
van particulieren en subsidiën van kerkelijke en burgerlijke
armbesturen of wel van gemeente of Staat. Inderdaad bestaat
voor het verleenen van zoodanige bijdragen en subsidiën
alle reden, zoowel ten aanzien van de ondersteuningsfondsen
8 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
bij ziekte als ten aanzien van alle andere vereenigingen, die
zich ondersteuning van hare leden ingeval van nood of
armoede ten doel stellen. Immers in al die gevallen nemen
deze fondsen en vereenigingen, voor zooveel hunne leden
betreft, geheel of ten deele de taak over, die thans op de
armenzorg rust. Daarom ligt het voor de hand, dat zij de
daarvoor noodige gelden putten uit dezelfde bronnen, waar-
aan de armenzorg hare inkomsten ontleent. En het ligt ook
geheel op den weg der bestaande armenzorg om hen daarbij
te steunen, omdat deze door die fondsen en vereenigingen
van een deel van hare taak zal worden ontheven en die
aan hen zal kunnen overdragen.
In zekere mate is die weg reeds ingeslagen, zoowel door
de ondersteuningsfondsen bij ziekte als door de bedoelde
werklieden- vereenigingen. Deze allen hebben toch in den
regel donateurs, wier bijdragen dus strekken tot voorziening
in de behoeften der leden ; dit is derhalve een nieuwe vorm
van particuliere armenzorg. Een voorbeeld van steun van
overheidswege vindt men in de subsidiën, die in verscheidene
groote steden in het buitenland door de gemeente wordt
verleend aan de verzekering tegen werkeloosheid. Daar wer-
ken de gemeenten samen met de werklieden om fondsen te
vormen, waaruit bij werkeloosheid uitkeeringen aan de leden
kunnen worden gedaan en waardoor wordt voorkomen, dat
dezen de hulp der armenzorg moeten inroepen. Deze fondsen
zijn instellingen tot voorkoming van armoede, en de subsi-
diën, welke daaraan van overheidswege worden verleend,
vervangen de bedeeling, die anders door de armbesturen
aan de werkloozen zou moeten worden gegeven.
Deze zorg der overheid is een uitvloeisel van de ruimere
opvatting, die in de laatste halve eeuw is ontstaan omtrent
de taak, die de gemeenschap ten opzichte der onvermogen-
den heeft te vervullen. Bij het vaststellen onzer armenwet
ging men uit van twee hoofdbeginselen. Het eerste beginsel
was, dat de zorg voor de onvermogenden moest worden
overgelaten aan de particuliere en de kerkelijke liefdadigheid.
Van daar de bepaling van art. 21, dat geen burgerlijk
armbestuur onderstand mag verleenen aan armen, dan
na zich voor zooveel mogelijk te hebben verzekerd,
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 9
•dat zij dien niet van kerkelijke of bijzondere instellingen
van weldadigheid kunnen erlangen. Men vleide zich toen,
dat de bijzondere en kerkelijke liefdadigheid langzamerhand
de openbare armenzoi^ overbodig zou maken. Deze ver-
wachting is echter niet vervuld. In 1854 bedroeg het per-
centage in de totale kosten der armenzoi^: van de bur-
gerlijke armbesturen 40.1, van de kerkelijke instellingen 50.4
en van de bijzondere instellingen 9.5. In 1898 bedroeg dit
percentage achtereenvolgens 44.1, 41.7 en 14.2.*) Hieruit
blijkt, dat de openbare armenzoi^ niet ingekrompen, maar
eenigszins uitgebreid is, en bijna de helft der geheele armen-
zoi^ uitmaakt.
Het andere hoofdbeginsel der armenwet is uitgedrukt in
hetzelfde art. 21, waarbij tevens is bepaald, dat de bur-
gerlijke armbesturen slechts „bij volstrekte onvermij-
delijkheid" onderstand mogen verleenen. Men beperkte
de taak der. overheid destijds tot eene zuivere politiezoi^;
men meende, dat de overheid genoeg deed, als zij zorgde,
dat niemand van gebrek omkwam. Deze opvatting wordt
reeds dadelijk uitgedrukt in art. 1 der armenwet, waarbij
die wet niet van toepassing wordt verklaard op instellingen,
uitsluitend bestemd tot het voorkomen van armoede. Men
achtte de overheid alleen geroepen om te voorzien in be-
staande armoede, niet om het ontstaan van armoede te voor-
komen.
Thans is de overtuiging algemeen geworden, dat de ge-
meenschap behoort te streven naar opheffing der onvermo-
genden uit den staat van armoede, waarin zij verkeeren,
en niet minder naar voorkoming van de armoede, waarin
zij altijd gevaar loopen te vervallen. Met deze laatste op-
vatting zou het geheel strooken, indien de overheid steun
verleende aan zulke fondsen en vereenigingen van onvermo-
genden, die zich ten doel stellen de ondersteuning van hunne
leden ingeval van ziekte, invaliditeit, ouderdom, ongeval,
werkloosheid, overlijden en andere rampen, waardoor zij
dreigen in armoede te geraken. De gemeenschap zou daar-
door met de belanghebbenden samenwerken om armoede te
*) Zie Overzicht van het Ned. Armwezen door Jhr. Mr. H. Smis-
saert, blz. 29.
10 AKMEIJZORG EN VOLKSVERZEKERING.
voorkomen en hen op die wijze onttrekken aan de armen-
zorg, waarvan zij anders gevaar loopen afhankelijk te wor-
den. Ik meen daarom, dat het geheel met de nieuwere be-
grippen omtrent de taak der gemeenschap jegens de on-
vermogenden strookt, om van overheidswege subsidiën te
verleenen aan zoodanige fondsen en vereenigingen, die hunne
leden ingeval van nood geldelijk ondersteunen en hen daar-
door voor armoede bewaren.
Reeds dadelijk doet zich daarbij de vraag voor, .op welke
wijze die subsidiën zouden moeten worden verleend, nl.
door de burgerlijke armbesturen of wel door de gemeenten
of den Staat. Uit een geldelijk oogpunt komt dit vrij wel
op hetzelfde neer, omdat de burgerlijke armbesturen hunne
inkomsten grootendeels ontleenen aan subsidiën der gemeen-
ten, en dus in beide gevallen die subsidiën zullen moeten
worden opgebracht door de belastingschuldigen. Toch schijnt
het mij om verschillende redenen verkieselijk om die sub-
sidiën te verleenen door tusschenkomst der burgerlijke arm-
besturen.
Vooreerst omdat voor een doelmatige toekenning dier sub-
sidiën noodig is eene nauwkeurige kennis van den maat-
schappelijken toestand van de leden dier fondsen en ver-
eenigingen. Die leden nu zijn allen onvermogenden, die
wel niet armlastig zijn, maar bij pemis van kapitaal ieder
oogenblik gevaar loopen armlastig te worden. Eene ernstige
ziekte, een lange tijd van werkeloosheid of eenige andere
ramp doet hen in den regel vervallen tot de armenzorg,
zoodat de grens tusschen hen en de armlastigen moeilijk is
te trekken. Daarom zijn de armbesturen met den toestand
en de behoeften van de leden dier vereenigingen en fondsen
het best bekend, en zulk eene bekendheid is noodig om te
beoordeelen, of en zoo ja welke subsidiën behooren te wor-
den verleend, en tevens om na te gaan, hoe de verleende
subsidiën worden besteed en welke uitwerking zij hebben.
Kennis van zaken is altijd een vereischte, en niet het minst
op het moeielijk gebied der armenzorg, en er zijn geene
lichamen of colleges, die beter met de onvermogenden be-
kend zijn dan de armbesturen.
Maar ook nog om andere redenen is het wenschelijk die
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 11
taak aan de armbesturen op te dragen. Zij toch zullen het
beöt in staat zijn om de toetreding van nieuwe leden tot
die fondsen en vereenigingen te bevorderen. Onder hen toch,
die de hulp der armbesturen inroepen, zijn tal van perso-
nen, die wel in staat zijn lid van zulke instellingen te
worden, maar dit uit zorgeloosheid nalaten. Wanneer nu zulke
personen onderstand vragen aan de armbesturen, kunnen
deze aan hen de verplichting opleggen om, zoodra de om-
standigheden het toelaten, lid van zulk een fonds of ver-
eeniging te worden. Mochten de bedeelden zelven daartoe
niet in staat zijn, dan kunnen de armbesturen zorgen, dat
althans hunne kinderen tot die fondsen of vereenigingen
toetreden, zoodra zij den daarvoor vereischten leeftijd heb-
ben bereikt. Volgens art. 24 der armenwet mogen aan het
verleenen van onderstand voorwaarden worden verbonden,
die niet strijdig zijn met de wet, de openbare orde of de goede
zeden. De armbesturen blijven dus binnen de grenzen hun-
ner bevoegdheid, wanneer zij aan onvermogenden, aan wie
zij bedeeling geven, de voorwaarde stellen, dat zij, zoodra
zij de bedeeling niet meer noodig hebben, of althans dat
hunne kinderen lid van een fonds of vereeniging zullen
worden, en daardoor zullen voorkomen, dat zij weder tot
de armenzorg hunne toevlucht moeten nemen. Door dit te
doen, zullen de armbesturen handelen in het belang zoo-
wel van die onvermogenden als van de gemeenschap. Zij
zullen echter dien heilzamen drang op de onvermogenden
veel eerder uitoefenen, wanneer zij zelven tot die fondsen
en vereenigingen in betrekking staan, dan wanneer dit aan
anderen wordt opgedragen, en wanneer zij op die wijze een
deel van hunne lasten overdragen op die fondsen en ver-
eenigingen, zullen zij ook van zelf de noodzakelijkheid ge-
voelen om dezen in het dragen dier lasten te helpen door
het verleenen van subsidiën.
Eveneens zullen de armbesturen van hunne betrekking *
tot bedoelde fondsen en vereenigingen gebruik kunnen ma-
ken in het belang van zulke onvermogenden, die wel tot
die instellingen zouden willen toetreden, maar door dezen
niet meer worden toegelaten. De meeste ziekenfondsen laten
leden alleen tot zekeren leeftijd toe, meestal tot' 40 of 50
12 ARMBMZORG EN VOLKS VERZEKERING.
jaar; wie ouder is, kan geen lid meer worden. De reden
is natuurlijk, dat zulke personen meer gevaar loopen ziek
te worden dan jongeren en hunne opname dus te bezwa-
rend voor de kas zou kunnen worden. Dit geldelijk be-
zwaar nu kan worden opgeheven door de armbesturen, wan-
neer zij aan die fondsen, welke ook leden op hoogeren
leeftijd toelaten, eene hoogere subsidie toekennen. Op die
wijze kan ook aan oudere personen, die thans tegen hun-
nen wil van die fondsen zijn uitgesloten, de toegang daar-
toe nog worden geopend, en deze maatregel behoeft voor
de armbesturen niet te kostbaar te zijn, omdat zij anders
die personen bij langdurige ziekte, invaliditeit en ouderdom
toch zouden moeten bedeelen.
Ook zullen de subsidiën aan die fondsen zoodanig moeten
worden geregeld, dat de uitkeeringen aan de leden hooger
zijn dan de bedeeling. Anders toch vervalt voor de onver-
mogenden de scherpste prikkel om lid van die fondsen te
worden. Er dient dus te worden gezorgd voor eene behoor-
lijke verhouding tusschen de bedeeling, die de armbesturen
geven aan hunne armen, en de uitkeeringen, welke die
fondsen verstrekken aan hunne leden, en die verhouding
zal het best worden in acht genomen, wanneer de armbe-
sturen zelven met het toekennen der subsidiën aan die
fondsen worden belast.
Om deze redenen meen ik, dat het verreweg de voorkeur
verdient, om de subsidieering van bedoelde fondsen en ver-
eenigingen op te dragen aan de burgerlijke armbesturen en
niet aan andere colleges. Toch vrees ik, dat dit denkbeeld bij
sommigen geene instemming zal vinden. De armbesturen
toch zijn over 't algemeen niet populair en het beste deel
der onvermogenden is huiverig met hen in aanraking te
komen. Dit verschijnsel is zeker alleszins verklaarbaar. Het
is een gevolg van de te beperkte taak, die de wet tot dus
verre aan de armbesturen opdraagt, en tevens van den in-
dividueelen vorm der bedeeling. Volgens de armenwet kan
geen onvermogende onderstand van het bui^erlijk armbe-
stuur verkrijgen dan bij volstrekte onvermijdelijkheid; zoo-
lang hij nog eene eigene woning, eenig geld in de spaar-
bank of eenig ander vermogen bezit, moet hij door het
i
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 13
armbestuur worden afgewezen. Eerst wanneer hij van alles
ontbloot is, kan hij voor bedeeling in aanmerking komen.
Dan wordt hij gebracht op de rol der bedeelden en ont-
vangt hij zijne bedeeling openlijk, tegelijk met anderen, die hij
dikwijls maatschappelijk beneden zich acht. Dit alles maakt
de aanraking met het armbestuur pijnlijk juist voor die on-
vermogenden, die vroeger zelven in hunne behoeften hebben
voorzien en buiten hun toedoen tot armoede zijn vervallen.
Al deze schaduwzijden verdwijnen evenwel, wanneer de
onderstand niet meer aan den onvermogende persoonlijk
wordt uitgereikt, maar wordt omgezet in eene subsidie aan
het fonds of de vereeniging, waarvan hij lid is. Dan doet
het er niet toe, of de onvermc^ende nog eenige bezitting
heeft ; als lid van het fonds heeft hij toch aanspraak op de
bij het reglement bepaalde uitkeering. Dan vervalt hij ook
niet tot de bedeelden, maar ontvangt hij de hem toeko-
mende uitkeering van het bestuur van zijn eigen fonds,
zoodat hij buiten alle aanraking met het armbestuur blijft..
En ook voor het ^bestuur van het fonds is het ontvangen
der subsidie geensrins vernederend : immers het krijgt die
niet voor zich zelf, maar voor de leden van het fonds.
Bovendien komt het zelf niet met ledige handen ; maar kan
het wijzen op de contributiën, die door de leden zelven
reeds bijeengebracht zijn.
Hoezeer het karakter van giften aan onvermogenden ver-
andert, wanneer zij worden gegeven niet aan hen zelven,
maar aan vereenigingen, waarvan zij lid zijn, blijkt duidelijk
uit de bijdragen der donateurs aan ondersteuningsfondsen en
werklieden-vereenigingen. Deze bijdragen toch strekken tot
verhooging der uitkeeringen aan de leden dier fondsen en
vereenigingen, en komen hun dus ten goede, zonder eenigs-^
zins het karakter van aalmoezen aan te nemen. Evenzoo is
bet met de bijdragen van particulieren en de subsidiën der
gemeenten aan de verzekering tegen werkeloosheid; ook
daarbij gaat door den vorm der ondersteuning het karakter
van liefdadigheid geheel verloren.
Ik geloof daarom, dat de tegenzin, dien thans vele on-
verm(^enden gevoelen tegen het armbestuur, van zelf zal
verdwijnen, wanneer eene regeling, als hiervoren aangegeven,.
14 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
mocht worden ingevoerd. Er zal dan tusschen de annbesturen
eenerzij ds en de besturen der bedoelde fondsen en vereenigin*
.gen anderzijds eene geheel andere verhouding ontstaan, dan
nu bestaat tusschen de armbesturen en de bedeelden. De
Armbesturen zullen daardoor nader worden gebracht tot hen,
wier belangen zij hebben te behartigen, en de besturen der
fondsen zullen in menig opzicht hulp en voorlichting bij de
armbesturen kunnen vinden. Tusschen beiden zal eene
vriendschappelijke samenwerking kunnen ontstaan tot bevor-
dering van het gemeenschappelijk doel.
Het is m.i. de groote fout van onze armenwet, dat zij
zich niet heeft ingelaten met de volksverzekering, dat zij
de bestaande verzekeringsfondsen geheel aan hun lot heeft
overgelaten en hen niet heeft gesteund in hunne pogingen
om te voorzien in de behoeften der onvermogenden. Zelfs
hebben de opvolgende regeeringen nooit een onderzoek naar
die fondsen ingesteld en de uitkomsten daarvan openbaar
gemaakt; hetgeen daaromtrent bekend is, hebben we te
danken aan de Maatschappij „tot Nut van 't Algemeen",
die in de bovengemelde rapporten omtrent de begrafe-
nisfondsen en de ziekenfondsen zulke belangrijke gegevens
verschafte. Aan dit verzuim is het toe te schrijven, dat wij
thans op het gebied der volksverzekering staan voor wenschen en
eischen, die met den besten wil zoo moeilijk te vervullen zijn»
Toch heeft deze vertraging ook hare goede zijde gehad: want
inmiddels hebben de belanghebbenden zelven den weg aangewci-
zen, waarlangs dit vraagstuk tot oplossing kan worden gebracht.
Op de bovengemelde wijze kunnen zich naast de armbe-
sturen allerwege fondsen en vereenigingen van onvermogen-
den vormen, die ondersteuning geven aan hunne leden in
die gevallen, waarin zij anders hunne toevlucht tot de
armenzorg zouden moeten nemen, en die ik daarom verder
kortheidshalve ondersteunings fondsen zal noemen.
Deze fondsen kunnen èn door bijdragen der meer gegoeden
èn door subsidiën van de armbesturen of van gemeente of
Staat worden gesteund, ei^ wanneer zij eenmaal alle onver-
mogenden in zich opnemen en tot hunne volle ontwikkeling
komen, zal door hen eene algemeene volksverzekering worden
tot stand gebracht.
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 15
Alvorens over de inrichting der bedoelde ondersteunings-
fondsen in nadere bijzonderheden te treden, schijnt het mij
noodig eerst het karakter dier fondsen te bespreken, en
hunne verhouding eenerzijds tot de armenzorg, anderzijds
tot de verzekering aan te geven.
Het is duidelijk, dat deze fondsen, wanneer zij hunne
inkomsten ontleenen deels aan de contributiën hunner leden,
deels aan de bijdragen van donateurs en de subsidiën van
armbesturen, gemeenten of Staat, een gemengd karakter
zullen dragen. Voorzoover de uitkeeringen aan de leden af-
komstig zijn van hunne eigene contributiën, dragen die
fondsen het karakter van verzekering, en voorzoover die af-
komstig zijn van de bijdragen van anderen, dragen zij het
karakter van armenzorg. Zij vormen dus een overgang van
de zuivere armenzoi^ tot de volledige verzekering, en zijn
daarom geschikt voor die onvermogenden, die wel in staat
zijn iets van hunne inkomsten af te zonderen voor buiten-
gewone rampen, maar niet bij machte zijn om alleen in die
behoeften te voorzien, doch daartoe de hulp van anderen
noodig hebben. Naarmate die fondsen meer leden krijgen
en vooral naarmate de leden op jeugdiger leeftijd toetreden,
zullen zij finantieel sterker worden en de hulp van anderen
meer kunnnen missen. Zoo zullen zij zich langzamerhand
geheel kunnen losmaken van de armenzorg en zuivere ver-
zekeringsfondsen kunnen worden.
Welk stelsel van verzekering zullen deze fondsen kunnen
en moeten volgen? Dit is eene zeer belangrijke vraag, van
welker beantwoording naar mijne meening de mogelijkheid
en het welslagen der vrijwillige verzekering, ten minste der*
vrijwillige pensioenverzekering, afhangt. Naar mijn inzicht
toch is de mislukking der vrijwillige pensioen verzekering
hoofdzakelijk hieraan toe te schrijven, dat men daarbij het
premiestelsel heeft toegepast, en is het pensioenvraagstuk
voor eene geleidelijke oplossing zeer wel vatbaar, als men
daarbij, althans in het overgangstijdperk, een ander stelsel
van verzekering, nl. het omslagstelsel, wil volgen.
Het verslag der Staatscommissie (blz. 61). omschrijft beide
stelsels als volgt.
1^. het omslagstelsel, als dat waarbij jaarlijks over
16 ARMBNZ0R6 £N YOLKBVERZBKEKINO.
de verzekerden wordt omgeslagen, hetgeen in het afge-
loopen jaar aan pensioenen is uitgekeerd;
2^. het premiestelsel, als dat waarbij in het fonds
op elk oogenblik aanwezig is een som, gelijk aan de con-^
tante waarde van alle verzekeringen.
Het verschil tusschen beide stelsels bestaat dus in het al
of niet vormen van een kapitaal, de zoogenaamde reserve.
Bij het omslagstelsel wordt geen reserve gevormd ; men heft
van de deelnemers zoodanige bijdragen, dat daaruit de loo-
pende pensioenen kunnen worden betaald. Men rekent dus,
om zoo te zeggen, elk jaar af; men houdt dan niets over
en begint op nieuw. Daarentegen wordt bij het premiestelsel
eene reserve gevormd. De bijdragen der verzekerden wor-
den niet gebruikt om de loopende pensioenen te betalen,
maar daaruit wordt een kapitaal gevormd, waaruit de deel-
nemers later hun pensioen zullen krijgen, terwijl de loopende
pensioenen worden betaald uit de reserve, die vroeger uit
de bijdragen der gepensioneerden is gevormd. Het verschil
tusschen beide stelsels komt het duidelijkst uit bij opheffing^
van het fonds: bij het omslagstelsel blijft dan niets over;
bij het premiesteltel daarentegen een kapitaal, waardoor de
deelnemers zich bij een soortgelijk fonds een gelijk pen-
sioen kunnen verzekeren. Het premiestelsel geeft dus meer
zekerheid dan het omslagstelsel, en dit is dan ook de reden,
waarom het door alle soliede verzekeringmaatschappijen wordt
gevolgd en ook door de Staatscommissie is aanbevolen.
Het ligt evenwel in den aard der zaak, dat deze zeker-
heid niet kan verkregen worden zonder aanzienlijke oflPers
van de verzekerden. Om de reserve te vormen, moeten de
verzekerden of reeds op op jeugdigen leeftijd toetreden of
op meer gevorderden leeftijd eene hooge premie betalen.
Dit blijkt duidelijk uit de tarieven van het Ned. Werklieden-
fonds, waarbij het premiestelsel is gevolgd. Volgens tarief
B Hl moet men voor een pensioen van f3. — per week,
in te gaan op 65-jarigen leeftijd, betalen bij toetreding op
den leeftijd van:
12 tot 16 jaar een premie van 9 cent per week.
20 jaar ,, ,, ,, 12 ,, ,, ,,
*<Ci 91
AKMENZORG £N VOLKSVERZEKERING. 17
40 jaar een premie van 42 cent per week,
Men ziet hieruit, dat de premiën met den leeftijd aanmer-
kelijk stijgen : voor onvermogenden boven de 20 jaar worden
zij zeer bezwarend en onvermogenden boven de 40 of 50
jaar kunnen onmogelijk de voor hen gestelde premiën
betalen. Dit stelsel van verzekering is dus niet geschikt voor
de ouderen, die het nut der verzekering het eerst inzien,
maar alleen voor de jongeren, die evenwel niet tot pensi-
oenverzekering overgaan, zoolang de ouderen hun daarin
niet zijn voorgegaan. Men draait dus rond in dezen nood-
lottigen kring: de ouderen treden niet toe, omdat de ver-
zekering voor hen te duur is, en omdat de ouderen niet
toetreden, sluiten ook de jongeren zich niet aan. Dit is dan
ook de voornaamste reden, waarom de deelneming in het
Ned. Werkliedenfonds zoo gering is gebleven en de Ned.
Pensioenvereeniging haar doel niet heeft bereikt.
Wil men dus de vrijwillige pensioenverzekering doen
slagen, dan moet men een stelsel volgen, dat wel binnen
het bereik der ouderen valt, zoodat zij kunnen toetreden
en de jongeren hun voorbeeld kunnen volgen. Dit is het
groote voordeel van het omslagstelsel. Wanneer eene ver-
eeniging van onvermogenden, als de hiervoren bedoelde on-
dersteuningsfondsen, besluit om eene geldelijke uitkeering
te geven aan diegenen harer leden, welke door invaliditeit
of ouderdom voortdurend ongeschikt tot werken worden,
dan zullen in den aanvang slechts enkelen daarvoor in de
termen vallen. De daarvoor te heffen omslag zal dus slechts
gering behoeven te zijn. Langzamerhand zal het aantal ge-
pensioneerden toenemen en zal dus de omslag moeten wor-
den verhoogd ; maar dan zullen de leden het nut der pen-
sioneering van nabij hebben gezien en daarom ook eerder
bereid zijn de daarvoor noodige offers te brengen. Ook be-
staat het uitzicht, dat door de pensioneering het aantal leden
van het fonds aanmerkelijk zal toenemen, waardoor de pen-
sioenen over steeds meerdereij kunnen worden omgeslagen
en de verhooging der contributie dus minder drukkend zal
behoeven te zijn. Het omslagstelsel maakt dus de onmid-
dellijke uitkeering van pensioenen mogelijk en legt aan-
2
18 ARMENZORG £N VOLKSVERZEKERING.
vankelijk slechts geringe lasten aan de deelnemers op. Juist
daardoor is het zoo geschikt om de pensioenverzekering
ingang te doen vinden.
Het groote bezwaar, dat verbonden is aan de invoering
van het premiestelsel, ligt in het vereischte eener reserve.
Alle onvermogenden boven de 16 jaar hadden sedert jaren
premiën moeten storten en' uit die premiën had eene reserve
moeten zijn gevormd. Dit is eenmaal niet geschied ; daar-
aan valt niets meer te veranderen. Ligt het dan niet voor
de hand om een ander stelsel te volgen, dat geene reserve
vordert? En dat stelsel is het omslagstelsel. Door met dat
stelsel genoegen te nemen, althans aanvankelijk, voorkomt
men de groote moeielijkheid, verbonden aan het overgangs-
tijdperk. Men verstaat daaronder het tijdperk, dat verloopen
moet tot dat alleen 16 jarigen tot de verzekering zijn toe-
getreden. Dat tijdperk omvat dus allen, die nu ouder dan
16 jaar zijn, alzoo het gansche thans levende geslacht. Uit de
premiën, die dit geslacht van zijn 16de jaar af had moe-
ten storten, had eene kolossale reserve moeten zijn gevormd,
en juist omdat die reserve er niet is, is het premiestelsel
onbruikbaar voor het tegenwoordig geslacht. De geschiedenis
van het Ned.-Werkliedenfonds heeft dit duidelijk aangetoond.
De premiën zijn voor het tegenwoordig geslacht zoo hoog, dat
de pensioenverzekering buiten het bereik daarvan ligt en alleen
voor het toekomende geslacht toegankelijk is. Bij het om-
slagstelsel bestaat dit bezwaar niet ; al kan het tegenwoordig
geslacht niet meer het kapitaal storten, dat noodig is voor
het vormen eener reserve, het is daarentegen wel in staat
om de gelden bijeen te brengen, benoodigd om pensioenen
uit te keeren aan hen, die invalide of oud worden. Om
deze redenen is m.i. het omslagstelsel het aangewezen stelsel
van verzekering voor het nu levend geslacht, en het is im-
mers dit geslacht, waarvoor in de eerste plaats moet wor-
den gezorgd.
Het is opmerkelijk, hoe het omslagstelsel bij de behan-
deling van het pensioenvraagstuk geheel is verwaarioosd. De
Staatscommissie heeft in haar lijvig verslag slechts drie regels
aan dat stelsel gewijd; zij verwerpt het „omdat daarbij de lasten
voor de toekomst veel te bezwarend worden." (zie blz. 61.)
ARMENZORG £N VOLKSVERZEKERING. 19
Dit argument schijnt mij slechts ten deele juist.
In het ovei^angstijdperk zijn de lasten bij het omslag-
stelsel minder dan bij het premiestelsel : immers de deel-
nemers behoeven slechts zooveel geld bijeen te brengen, als
noodig is voor de uitkeering der loopende pensioenen, maar
niet tevens een reserve te vormen. Hoe zal nu het omslag-
stelsel werken in den blij venden toestand? Zal het dan duurder
zijn dan het premiestelsel? Ik geloof het niet. Immers bij
het premiestelsel zal, wanneer het aantal deelnemers en de
overige risico's dezelfde blijven, ook de reserve even groot
moeten blijven. Wat aan pensioenen van de reserve afgaat,
zal uit de premiën moeten worden aangevuld. Die premiën
zullen dus te zamen moeten opleveren een gelijk bedrag
als de uit te keeren pensioenen. Juist hetzelfde nu heeft
plaats bij het omslagstelsel, waarbij de pensioenen over de
deelnemers worden omgeslagen. Ik kom daarom tot de slotsom,
dat in den blijvenden toestand bij toepassing van het om-
slagstelsel de premiën niet hooger zullen worden dan bij
het premiestelsel.
Een ander geval wordt het, wanneer men later van het
omslagstelsel tot het premiestelsel wil overgaan. Dan zal
eene reserve moeten worden gevormd en zullen de deelne-
mers tegelijk voor die reserve en voor de reeds loopende
pensioenen moeten betalen ; dan zullen dus de lasten zwaar-
der worden, en daarop heeft waarschijnlijk de Staatscom-
missie het oog. Intusschen zullen die lasten dan veel minder
moeilijk te dragen zijn dan wanneer men dadelijk aanvangt
met het premiestelsel. In het laatste geval toch nemen
alleen ouderen aan de verzekering deel, en deze leveren
nadeelige risico's op; daarom zijn dan in het overgangstijd-
perk de lasten te zwaar voor de deelnemers. Vangt men
daarentegen aan met het omslagstelsel en gaat men later
over tot het premiestelsel,, dan zijn ook de jongeren tot de
verzekering toegetreden en zijn er dus ook voordeelige risico's,
die zonder overgroot bezwaar de nadeelige risico's zullen
kunnen dragen. Het verschil bestaat dus hierin, dat, als
men met het premiestelsel begint, het overgangstijdperk valt
in den aanvang der verzekering, als deze nog zwak is, ter-
wijl, als men eerst later van het omslagstelsel tot het pre-
20 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING,
miestelsel overgaat, het overgangstijdperk wordt verschoven
tot den tijd, waarin de verzekering sterker^ is geworden en
dus meer lasten kan dragen.
Bovendien zal de ovei^ang van het eene stelsel tot het
andere zeer geleidelijk kunnen geschieden en daardoor weinig
drukkend kunnen worden gemaakt. In mijn opstel in de
Economist (blz. 12) wees ik er reeds op, dat bij toetreding
op den leeftijd van 16 a 20 jaar voor eene premie van
slechts 5 cent per week een ouderdomspensioen kan worden
verzekerd van f 2.50 per week op 70-jarigen leeftijd. (Zie
tarief B II van het Ned. Werkliedenfonds). Wanneer dus
eenmaal de jongeren zich aansluiten bij de verzekering, zal
zonder groot bezwaar geleidelijk van het omslagstelsel tot
het premiestelsel kunnen worden overgegaan. Misschien zal
men het onbillijk achten, dat de jongeren dan meer zullen
betalen dan wanneer zij zelfstandig de pensioenverzekering
volgens het premiestelsel begonnen. Deze onbillijkheid be-
staat evenwel slechts in schijn : want zij berust op de on-
derstelling, dat de jongeren vrijwillig tot de verzekering
zullen overgaan, zonder dat de ouderen hun zijn voorgegaan,
en de geschiedenis van het Ned. Werkliedenfonds leert, dat
die onderstelling onjuist is. De geringe deelneming daarin
levert het afdoend bewijs, dat het jongere geslacht niet uit
eigen beweging de pensioenverzekering aanvat, wanneer het
oudere geslacht daartoe het voorbeeld niet heeft gegeven.
Het oudere geslacht nu kan zich alleen volgens het omslag-^
stelsel verzekeren, en wanneer het dit stelsel van pensioen-
verzekering invoert en nalaat aan het nageslacht, dan
bewijst het daarmede aan dat geslacht een grooten dienst.
Verlangt dan het nageslacht een beter stelsel van verzekering,
dan is het billijk dat het zelf de meerdere kosten daar-
van draagt. De ontwikkeling der maatschappij is nu eenmaal
zoo, dat elk geslacht moet voortbouwen op hetgeen het
vorig geslacht heeft tot stand gebracht. Thans zijn de on-
vermogenden in het geheel niet verzekerd, maar afhankelijk
van de armenzorg ; vangt het nu levende geslacht aan met
de pensioenverzekering volgens het omslagstelsel, dan doet
het eene groote schrede voorwaarts, en mag het aan het
ARMKNZOR6 EN V0LKSVSRZËKERIN6. 21
nageslacht overlaten om op dien weg voort te gaau door
invoering van het premiestelsel.
De vraag, welk stelsel van verzekering moet worden gevolgd,
doet zich niet alleen voor bij de vrijwillige, maar evenzeer
bij de verplichte pensioenverzekering.
De meerderheid der Staatscommissie hield vast aan het
premiestelsel (verslag blz. 61 — 63), doch had daardoor voor
het overgangstijdperk eene staatsbijdrage noodig van 223
millioen gulden in eens of van 8 a 9 millioen gulden
'sjaars gedurende 50 jaren (verslag blz. 85). Zulk een offer
achtte zij evenwel te groot en daarom kwam zij niet tot
het doen van een voorstel. Zij aanvaardde dus in theorie
het premiestelsel, maar deinsde voor de praktische toepassing
daarvan terug.
Om tot een praktisch resultaat te komen trachtten vier
leden der Staatscommissie de staatsbijdrage te verminderen
tot 82 millioen ; maar de eerste voorwaarde om daartoe te
geraken, was „dat het premiestelsel worde verla-
ten" (blz. 88 en 89 verslag). Het door die leden aanbe-
volen stelsel wordt nader omschreven in de 2^® Nota van
Dr. J. C. Kluyver en Com. L. Landré, opgenomen als
bijlage van het verslag der Staatscommissie (blz. 357 en
volg.) Deze deskundigen wijzen daarin op het in Duitsch-
land aangenomen stelsel van verzekering, dat van het pre-
miestelsel niet onbelangrijk afwijkt. Dit Duitsche stelsel is
het zoogenaamde kapitaaldekkingstelsel, waarbij het
verzekeringsfonds op een gegeven oogenblik enkel het kapitaal
in kas heeft om de dan reeds bestaande pensioenen tot aan
het einde te voldoen (blz. 61 verslag). Volgens dit stelsel
hebben dus alleen de gepensioneerden volledige zekerheid,
maar niet de overige verzekerden. Dit stelsel geeft derhalve
minder zekerheid dan het premiestelsel, doch meer zekerheid
dan het omslagstelsel, en staat tusschen beide stelsels in.
De beide genoemde deskundigen nu doen in hunne nota
uitkomen dat, hoe aanbevelenswaardig uit het oogpunt van
zekerheid het premiestelsel moge zijn, de bezwaren, die daarbij
de overgangstoestand met zich brengt, niet gering zijn te
schatten; dat het kapitaaldekkingstelsel, vooral met het oog
22 . ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
op de moeilijkheden van den overgangstoestand eigenaardige
voordeelen aanbiedt ; dat wel is waar de reserve dan nimmer
de hoogte zal bereiken, die het premiestelsel vereischt, maar
dat het de vraag is, of dit bij eene verzekering, die van
den Staat uitgaat, als een onoverkomelijke hinderpaal moet
worden beschouwd.
Ook in het Rapport, aan de Liberale Unie uit^
gebracht door Mr. E. Fokker e. a., wordt het Duitsche
stelsel aanbevolen. Men leest daar op blz. 48 en 49 :
„Het volgen van het Duitsche stelsel verdient o.i. ernstige over-
„weging, zoowel wegens het daarin gehuldigde denkheeld, om ook
„de gezamenlijke verzekerden eenigermate te doen bijdragen tot
„overwinning van de moeilijkheden van den overgangstoestand, als
^wegens het niet-aan vaarden van het theoretische beginsel, dat het
„fonds te allen tijde zonder stoornis in liquidatie moet kunnen
„worden gebracht. Inderdaad is het. bij eene van staatswege geor-
„ganiseerde verplichte verzekering van een geheel volk, nietnoodig
„op dit punt het fonds geheel volgens streng wetenschappelijke
„levensverzekerings-theoriën in te richten. Opheffing en liquidatie
„van zulk eene onderneming als de ouderdoms- en invaliditeits-
a verzekering op een willekeurig gekozen tijdstip is bijna ondenkbaar.
„Het is dus geoorloofd de regeling aldus te maken, dat het in theo-
„rie ontstaande tekort telkens door de premiestortingen der nieuw-
„toetredenden wordt gedekt, op wier geregelde bijdragen men, op
„grond van den ingevoerden verzekerings-p licht, met gerustheid
„kan vertrouwen. Mocht onverhoopt tot opheffing en liquidatie
„worden besloten, dan is verhooging van de premie voor de loo-
„pende risico's of tijdelijke verhooging der staatsbijdrage het aange-
„wezen middel om de zaak tot een behoorlijk einde te brengen."
De Proeve van een wetsontwerp tot w^ett«-
lijke verplichting van werklieden om zich te
verzekeren tegen geldelijke gevolgen van inva-
diteit of ouderdom, afkomstig van den Minister van Wa-
terstaat in het ministerie Pierson — Goeman Borgesius, stelt
de staatsbijdrage op 2 millioen gulden gedurende 50 jaren
(art. 35). Volgens het nader rapport, door Mr. E. Fok-
ker e. a. op verzoek van het bestuur van den Vrijzin-
nig-Demokratischen Bond uitgebracht, is die bezui-
niging verkregen ,,door het zuivere premiestelsel
te verlaten," en een stelsel aan te nemen, overeenko-
mende met het voorstel van de vier leden der staatscom-
missie (zie blz. 15 van dat nader rapport).
In het ontwerp van wet betreffende de wettelijke
ARMENZORG £N VOLKSVERZEKERING. 2S
verplichting van werklieden om zich en hunne
weduwen te verzekeren tegen geldelijke gevol-
gen van invaliditeit of ouderdom, ingediend door
het ministerie Kuyper, (Hand. 2de Kamer, zitting 1904/5
nr. 188) schijnt weder het premiestelsel te zijn gevolgd. Ik
meen dit althans te mo^en afleiden uit de bijlage van de
memorie van toelichting, bevattende het onderzoek naar het
evenwicht van baten en lasten der ontworpen invaliditeits-
en ouderdomsverzekering, ingesteld door Dr. J. C. Kluijver
en Corn. L. Landré, waar op blz. 93 het volgende staat:
„Volgens onze rekening zou het evenwicht na verloop van 75
jaren verkregen zijn. Bij een onderstelden aanvang op 1 Januari
1905 zou de Bank op 1 Januari 1980. ... in het bezit zijn vaneene
toereikende reserve. Zonder verdere toetreding van nieuwe verze-
kerden, zonder verderen steun van den Staat, kunnen de op 1 Ja-
nuari 1980 van kracht zijnde verzekeringen worden afgewikkeld.
Als slechts de op dit tijdstip aanwezige verzekerden de premiën van
het ontwerp blijven betalen, kunnen alle aanspraken, ook die der
aanwezige gehuwde vrouwen, gehandhaafd blijven, en kunnen alle
eens aangevangen uitkeeringen tot het einde worden voortgezet."
Om dit stelsel te kunnen toepassen wordt echter eene
staatsbijdrage van 6 millioen gulden 'sjaars gedurende 75
jaren noodig geacht, (art. 24 ontwerp).
Eindelijk vestig ik nog de bijzondere aandacht op eene
merkwaardige verklaring van den heer F. W. Wester-
ouen van Meeteren in het Tijdschrift der Maat-
schappij van Nijverheid, aflevering Februari
1903 (blz. 143). Deze deskundige in zake verzekering was
voorzitter van het Departement van Nijverheid te Amster-
dam in November 1902, toen ik daar eene voordracht
hield naar aanleiding van mijn artikel in de Economist
over pensioenfondsen van werklieden. Eene der conclusiën,
waartoe ik bij die voordracht kwam, was, dat die fondsen
aanvankelijk in hoofdzaak niet het premiestelsel, maar het
omslagstelsel moesten volgen. Nadat van die voordracht een
verslag was opgenomen in het Tijdschrift der Maatschappij
van Nijverheid, aflevering December 1902 (blz. 572 volgg.),
heeft de heer Westerouen van Meeteren tegen bovengemelde
conclusie een hevigen aanval gericht in de eerstgenoemde
aflevering van gemeld Tijdschrift. Als hoofdbezwaar daar-
tegen voerde hij aan, dat het omslagstelsel geene voldoende
24 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING,
zekerheid aan de verzekerden geeft. Intusschen erkende hij,
dat bij de verplichte verzekering het omslagstelsel wel in
aanmerking kan komen, en wel in de volgende bewoor^
dingen : „Voert men de wettelijke verplichting tot pensi-
„oenverzekering in en waarborgt de Staat onder alle omstan-
„digheden de uitkeering der pensioenen, zoo kan men om
„tal van bijkomende redenen de voorkeur geven aan het
„omslagstelsel." Hier komt dus de schrijver, al is het met
eenige aarzeling, tot de slotsom, dat bij de verplichte ver-
zekering het omslagstelsel kan worden toegepast.
Uit het vorenstaande blijkt duidelijk, dat de deskundi-
gen het volstrekt niet eens zijn over het stelsel, dat bij de
verplichte verzekering moet worden gevolgd. De Staatscom-
missie hield vast aan het zuivere premiestelsel, doch haar
arbeid bleef dientengevolge onvruchtbaar. In Duitschland,
de bakermat der verplichte verzekering, heeft men een an-
der stelsel gevolgd, dat minder zekerheid geeft, maar dan
ook in het overgangstijdperk minder lasten oplegt. In ver-
schillende rapporten en ontwerpen omtrent de invoering der
verplichte verzekering hier te lande heeft men het premie-
stelsel verlaten en een tusschenstelsel aanbevolen, dat over-
eenkomt met het Duitsche stelsel. En ten slotte komt de
heer Westerouen van Meeteren, een man van erkend gezag
op het gebied der verzekering, tot de verrassende verklaring,
dat het omslagstelsel, hetwelk door de Staatscommissie ge-
heel terzijde was gesteld, wel degelijk in aanmerking kan
komen bij invoering der verplichte verzekering.
Het wil mij daarom voorkomen, dat dit hoogstbelangrijk
punt een ernstig nader onderzoek vereischt, en dat de vraag,
welk stelsel van verzekering moet worden gevolgd, tot klaar-
heid moet worden gebracht, vóór dat omtrent de pensioen-
verzekering eenige beslissing wordt genomen. Deze vraag
toch is niet alleen voor de vrijwillige, maar ook voor de
verplichte pensioenverzekering van het hoogste belang. Im-
mers, terwijl bij toepassing van het premiestelsel de ontbre-
kende reserve door eene aanzienlijke staatsbijdrage moet
worden vervangen, zou bij toepassing van het omslagstelsel
die bijdrage kunnen vervallen, en daardoor een groot struikel-
blok voor de verplichte verzekering uit den weg zijn ge-
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 25
ruimd. Hoe nu de verplichte verzekering volgens het om-
slagstelsel zou kunnen worden geregeld, zal ik niet trachten
aan te geven, omdat ik niet de verplichte verzekering
tot onderwerp van dit geschrift heb gekozen. Ik heb op de
geschiedenis der verplichte verzekering omtrent dit punt
alleen daarom gewezen, omdat daaruit blijkt, dat bij die
verzekering het in theorie volmaakte premiestelsel in de
praktijk nergens wordt toegepast, en het omslagstelsel, het-
welk door de Staatscommissie geheel is verwaarloosd, ten
slotte door een erkend deskundige als den heer Westerouen
van Meeteren wel degelijk bruikbaar wordt geacht. Nu thans
ook voor de vrijwillige verzekering door mij de aandacht
op het omslagstelsel wordt gevestigd, heb ik door de be-
strijding van den heer Westerouen van Meeteren reeds
ondervonden en verwacht ik ook verder, dat daartegen van
de zijde der deskundigen de aanval zal worden gericht;
maar dan kan de geschiedenis der verplichte verzekering
ons leeren, dat hun oordeel op dit punt zeer wisselend is
en nog in geene deele als gevestigd kan worden beschouwd.
Trouwens het is zeer verklaarbaar, dat de deskundigen
eenzijdig op het premiestelsel hebben gelet, en het omslag-
stelsel geheel uit het oog hebben verloren. Als deskundigen
toch worden gewoonlijk beschouwd en geraadpleegd de wis-
kundige adviseurs der verzekerings-maatschappijen. Voor die
maatschappijen nu is alleen het premiestelsel geschikt en
daarom zijn die deskundigen gewoon alleen volgens dat
stelsel te werken. Het is derhalve zeer natuurlijk, dat zij
dit stelsel ook bij de volksverzekering hebben gevolgd. Nu
intusschen de ondervinding geleerd heeft, dat bij toepassing
van dat stelsel het overgangstijdperk overwegende bezwaren
oplevert, is er, dunkt me, alle reden om te onderzoeken,
of die bezwaren niet kunnen worden ondervangen door toe-
passing van het omslagstelsel. Dat dit stelsel minder zeker-
heid geeft dan het premiestelsel, is niet tegen te spreken;
maar het kost dan ook in den aanvang minder offers. Bij
eene vergelijking van deze twee stelsels moet men de voor-
deelen en de nadeelen van beide tegen elkaar opwegen.
Men moet niet — zooals de heer Westerouen van Meeteren
deed — het omslagstelsel verwerpen, alleen omdat het min-
26 ARMENZORG £N VOLKS VERZEKERING.
der zekerheid geeffc dan het premiestelsel; maar men moet
tegenover elkaar stellen de mindere zekerheid van het om-
slagstelsel en de grootere kostbaarheid van het premiestelsel
in het overgangstijdperk, en nu die kostbaarheid gebleken
is een beletsel te zijn voor, de pensioenverzekering volgens
het premiestelsel, mag dus met recht de vraag worden ge-
steld, of die verzekering uitvoerbaar zou zijn bij toepassing
van het omslagstelsel.
Bovendien is het bij het vraagstuk der volksverzekering
niet juist, alleen het premiestelsel en het omslagstelsel met
elkaar te vergelijken; maar moet men als derde punt van
vergelijking nemen den bestaanden toestand, n.1. de armen-
zorg. Thans zijn de onvermogenden in het geheel niet ver-
zekerd, doch overgelaten aan de armenzorg. Eene verzekering
volgens het omslagstelsel zou dus voor hen eene groote
verbetering zijn. Waarom zouden zij die niet trachten te
verkrijgen, al zou eene verzekering volgens het premiestelsel
nog beter zijn? Zoodoende zouden zij het goede verwerpen
ter wille van het betere, dat toch niet bereikbaar is, en zou
ook hier — gelijk zoo menigmaal — het betere een be-
letsel zijn voor het goede.
Intusschen verlies ik niet uit het oog, dat de zwakke
zijde van het omslagstelsel zich minder doet gevoelen bij
de verplichte verzekering dan bij de vrijwillige verzekering.
Immers bij de verplichte verzekering kunnen de pensioenen
worden gewaarborgd door den Staat, en kan daardoor de
zekerheid, die de reserve geeft, worden vervangen. Dit nu
is bij de vrijwillige verzekering niet mogelijk en daarom is
het bij deze wenschelijk middelen te zoeken om te gemoet
te komen aan de mindere mate van zekerheid, die het
omslagstelsel geeft. Deze middelen kunnen m.i. gevonden
worden, deels in den vorm der verzekering, deels in het
verband tusschen de verzekering en de armenzorg.
Niet bij eiken vorm van verzekering kan het omslagstelsel
worden toegepast, bepaaldelijk niet bij de individueele over-
eenkomst van verzekering. Indien eene particuliere verzeke-
rings-maatschappij de premiën der verzekerden gebruikte
voor de door haar uitgekeerde pensioenen, zouden de deel-
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 27
nemers geenerlei zekerheid hebben, dat ook zij zelven later
pensioen zouden trekken. De maatschappij toch is geheel
onafhankelijk van de verzekerden ; hare aandeelhouders heb-
ben een geheel ander belang dan de verzekerden en kunnen
elk oogenblik besluiten het bedrijf te staken, en dan zouden
de deelnemers elk uitzicht op pensioen verliezen. Daarom
moeten zulke maatschappijen uit de premiën der verzekerden
eene reserve vormen, waaruit later de aan hen verschul-
digde pensioenen zullen kunnen worden betaald.
Bij eene onderlinge of wederkeerige verzekerings- of waar-
borgmaatschappij is de toestand anders. Daar zijn de ver-
zekerden tevens de verzekeraars ; zij behartigen zelven hunne
belangen door middel van de algemeene vergadering der
leden en van het bestuur, dat door hen wordt gekozen en
van hen afhankelijk is. Er bestaat dus geen gevaar, dat het
bestuur buiten de verzekerden om de vereeniging zal op-
heffen. Daarom is het omslagstelsel voor zulke vereenigingen
of maatschappijen wel bruikbaar, al geeft het ook daar
minder zekerheid dan het premiestelsel.
In welke gevallen zal die mindere zekerheid zich open-
baren? Niet zoolang de vereeniging of het fonds op dezelfde
hoogte blijft ; dan toch kunnen de pensioenen betaald wor-
den uit de contributiën der deelnemers, en het komt voor
de gepensioneerden op hetzelfde neer, of hun pensioen af-
komstig is van die contributiën dan wel van eene reserve.
In gewone omstandigheden zal dus het gemis eener reserve
zich niet doen gevoelen. Dit zal eerst dan het geval zijn,,
als het aantal leden vermindert; dan zullen of de contri-
butiën verhoogd of de pensioenen verlaagd moeten worden.
Op zich zelf zou geen van beide onrechtvaardig zijn, om-
dat tusschen de leden en hunne vereeniging geen vast con-
tract is gesloten, zooals tusschen eene particuliere verzeke-
rings-maatschappij en hare verzekerden, doch bij eene ver-
eeniging zoowel de contributie als de uitkeering afhankelijk
zijn van den toestand der vereeniging en door de algemeene
vergadering der leden kunnen worden gewijzigd. Ook zou
het niet onbillijk zijn, omdat tegenover de kans op ver-
hooging van de contributie of verlaging van de uitkeering,
staat de kans op verlaging der contributie of verhooging
28 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERINO.
der uitkeering, ingeval het aantal leden toeneemt. Intus-
schen zal zoowel eene verhooging der contributie als eene
verlaging der uitkeering zooveel mogelijk dienen te worden
vermeden. De eerste zal zeer bezwaarlijk zijn wegens de ge-
ringe inkomsten der leden, en de laatste, omdat de uit-
keering strekt tot levensonderhoud der gepensioneerden en
dus in den regel onmisbaar voor hen is. In deze moeielijk-
heid kan evenwel worden voorzien door het verband met
de armenzorg. Allereerst kan het fonds vermeerdering van
particuliere bijdragen trachten te verkrijgen, en als dit niet
of niet in voldoende mate gelukt, kan het verhooging van
subsidie aanvragen aan de armbesturen, en deze zullen daar-
toe te eerder bereid zijn, omdat de gepensioneerden anders
armlastig zouden worden. Zoo kunnen door de hulp der
armbesturen de pensioenen op dezelfde hoogte worden ge-
houden en kan dus dezelfde gelijkmatigheid worden ver-
kregen als bij het premiestelsel.
Het ergste geval voor de deelnemers is wel het te niet
gaan van de vereeniging of van het fonds. Dit geval zal
zich evenwel niet licht voordoen. Immers alle leden van het
fonds hebben groot belang bij hun lidmaatschap en bij de
instandhouding van het fonds. Zij zullen dus hun lidmaat-
schap niet lichtvaardig opzeggen, maar integendeel trachten
zooveel mogelijk nieuwe leden te winnen. Allereerst zullen
zij hunne eigene kinderen, zoodra deze den vereischten
leeftijd hebben bereikt, in het fonds doen opnemen, en dezen
zullen, eenmaal lid zijnde, van zelf daarin blijven. Daardoor
zal het voortbestaan en de uitbreiding van het fonds het
best gewaarborgd zijn, Toch is natuurlijk de mogelijkheid
niet uitgesloten, dat zulk een fonds te niet gaat door onderlin-
ge geschillen of andere buitengewone omstandigheden. In dat
geval echter zal de vereeniging niet kunnen worden ont-
bonden dan krachtens een besluit van hare leden, en, voor-
dat deze daartoe overgaan, zullen zij maatregelen kunnen
nemen om zich voor nadeel te vrijwaren. Zij kunnen daartoe
in onderhandeling treden met een ander fonds en trachten
zich daarin te doen opnemen. Mocht dit voor het andere fonds
bezwarend zijn, dan kan ook hier weder het burgerlijk arm-
bestuur te hulp komen door zijn subsidie aan dat fonds te
ARMSNZ0R6 EN VOLKSVERZEKERING. 29
verhoogen onder voorwaarde, dat dit de leden van het te-
nietgaande fonds in zich opneemt. Dewijl het aantal leden
van dat fonds in den regel niet groot meer zal zijn, zal
die verhooging niet aanzienlijk behoeven te zijn. Op die
vnjze zal het armbestuur kunnen zorgen, dat de aanspraak
op pensioen voor de leden der ontbondene vereeniging niet
verloren ga.
Zoo zal het verband tusschen de ondersteuningsfondseu
en de burgerlijke armbesturen aan de leden dier fondsen,
die slechts volgens het omslagstelsel verzekerd zijn, een
waarborg kunnen geven ter vervanging van dien, welken
de reserve geeft aan hen, die volgens het premiestelsel ver-
zekerd zijn. En deze waarborg zal nergens behoeven te ont«
breken, omdat het burgerlijk armbestuur eene instelling is,
die krachtens de wet in elke gemeente, ook de kleinste,
bestaat.
Ik wil hiermede niet beweren, dat deze waarborg dezelfde
zekerheid geeft als eene wiskundig berekende reserve ; maar
men vergete niet, dat de verzekerden nu eenmaal niet aan
de eischen van het premiestelsel hebben voldaan, en daarom
ook niet op dezelfde zekerheid aanspraak kunnen maken.
In ieder geval zal het voor hen van groot belang zijn, dat
zq in die gevallen, waarin de zwakke zijde van het om-
slagstelsel zich kan openbaren, een middel hebben om zich
voor de daaruit voortvloeiende nadeelen te vrijwaren. Zeker
zal bij de aanwending van dat middel veel afhangen van
de burgerlijke armbesturen; maar men mag vertrouwen, dat
deze genoeg ruimte van inzicht zullen hebben om hun steun
niet te onthouden aan hen, die door hun lidmaatschap aan
een ondersteuningsfonds hebben getoond naar de mate hun-
ner krachten te willen zorgen voor hunne toekomst.
De vraag, of alleen het premiestelsel bij de pensioenver-
zekering mag worden gevolgd, is van belang niet alleen voor
de on\ermogenden, maar ook voor zeer vele min of meer
vermogenden. Ook vele vermogenden toch zien van eene
pensioenverzekering af, omdat zij eerst op rijperen leeftijd
daartoe willen overgaan en de premiën dan ook voor hen
te hoog zijn. Ook door hen zou, naar ik meen, de onder-
30 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
linge verzekering volgens het omslagstelsel met vrucht kun-
nen worden toegepast. Er zijn tal van vereenigingen van
vakgenooten, die trachten aan hare leden een pensioen te
verschaffen, maar die allen struikelen over de moeielijk-
heid, aan het ovei^angstijdperk verbonden. Ik wijs onder
meer op den Ned. Bond van handels- en kantoor-
bedienden ,,Mercurius" te Rotterdam (nr. 51 der
lijst), de Handelsreizigers-vereeniging „Noord-
Holland" te Amsterdam (nr. 106), de Ned. Maat-
schappij tot bevordering der geneeskunst, en
dergelijke. Al deze vereenigingen zouden m.i. moeten be-
ginnen met uit bijdragen der leden eene uitkeering te geven
aan die leden, welke invalide of oud worden of in eenig
ander opzicht ondersteuning behoeven. Deze uitkeeringen,
over velen omgeslagen, behoeven niet al te bezwarend te
zijn. Voor nieuw toetredende leden zou de deelneming aan
deze verzekering verplichtend kunnen worden gesteld, en
daartegen zal hunnerzijds geen bezwaar worden gemaakt,
wanneer zij zien dat hunne oudere vakgenooten in nood
door de vereeniging worden geholpen. Zoo zullen pleegzus-
ters en andere kategorieën van dergelijke personen, die niet
tot de onvermogenden behooren, maar niet genoeg kapitaal
bezitten om in alle omstandigheden tegen gebrek of maat-
schappelijken achteruitgang gevrijwaard te zijn, zich eene
uitkeering kunnen verschaffen ingeval van invaliditeit en
ouderdom, en in het genot kunnen komen van een pensioen,
waaraan zij zulk een dringende behoefte hebben. Natuur-
lijk zullen zij ingeval van achteruitgang of te niet gaan
van hunne vereeniging niet kunnen rekenen op steun van
armbesturen, gemeente of staat. Zij zullen moeten trachten
in die leemte op andere wijze te vDorzien. Allereerst door
eene vaste organisatie der vereeniging, waardoor het gevaar
voor achteruitgang of ontbinding zooveel mogelijk wordt
voorkomen. Bovendien zullen zij uit buitengewone giften,
legaten en erfstellingen een kapitaal kunnen vormen, dat
zal strekken om in moeilijke tijden het fonds in stand te
houden tot betere tijden aanbreken.
Op bovengemelde wijze hadden ook de onderwijzers
aan bijzondere scholen, zoo noodig met steun van
ARMENZORG £N VOLKS VERSSEKKRING. 31
de schoolbesturen en van het rijk, aan zich zelven en aan
hunne weduwen een pensioen kunnen verschaffen, zonder
dat zij in dit opzicht hadden behoeven te worden aange-
merkt als rijksambtenaren, hetgeen zij nu eenmaal niet zijn.
Hetzelfde schijnt mij van toepassing op de pensio-
neering der gemeente-ambtenaren. Ook hierbij wil
men aanstonds het premiestelsel toepassen en geraakt men
daardoor in de moeilijkheid, aan het overgangstijdperk ver-
bonden. Deze moeilijkheid kan ook hier vermeden worden
door toepassing van het omslagstelsel, en dat stelsel zou bij
deze ambtenaren wellicht te eerder kunnen worden toege-
past, omdat de gemeentebesturen de deelneming der ge-
meente-ambtenaren aan de verzekering verplicht zouden
kunnen stellen, waardoor achteruitgang of te niet gaan van
het fonds zou worden voorkomen.
Zoo zal naast de individueele verzekering volgens het
premiestelsel de onderlinge verzekering volgens het omslag-
stelsel eene ruime plaats kunnen innemen in de verzekering
niet alleen van de onvermogenden, maar ook van vele meer-
gegoeden, en aan menigeen, die thans niet tot verzekering
kan komen, den weg daartoe kunnen openen. Deze verze-
kering moge aanvankelijk niet volledig zijn, zij zal in elk
geval een groote vooruitgang zijn voor hen, die nu geheel
onverzekerd zijn, en zij verdient des te meer aanbeveling,
omdat later, wanneer het gewoonte is geworden reeds op
jeugdigen leeftijd tot de verzekering toe te treden, gemak-
kelijk van het omslagstelsel tot het premiestelsel kan worden
overgegaan.
Intusschen wil het mij zelfs eenigszins twijfelachtig voor-
komen, of het premiestelsel wel het einddoel moet zijn,
waarnaar bij de onderlinge verzekering, en inzonderheid bij
de volksverzekering, moet worden gestreefd. Wanneer men
zich voorstelt, dat die verzekering eenmaal tot hare volle
ontwikkeling zal zijn gekomen, welke reusachtige kapitalen
zullen dan niet als reserven moeten zijn bijeengebracht, en
welke groote offers zullen daarvoor van de deelnemers of
van de gemeenschap niet moeten worden gevergd ! En deze
kapitalen zullen toch alleen dienst moeten doen, ingeval
de verzekering mocht worden opgeheven, en dus tot zekere
32 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
hoogte doode kapitalen zijn. Zou het dan niet mogelijk zijn
om de zekerheid, die de reserve geeft, te vervangen door andere
middelen, zooals door eene vaste organisatie der verzekerings-
fondsen, waardoor het gevaar voor hunne opheffing wordt w^-
genomen, door een onderling verband tusschen de verschillende
fondsen, waardoor zij eikaars leden overnemen en daardoor als
het ware herverzekeren, of door den steun of den waarborg der
gemeenschap, waardoor kan worden voorzien in die toch
betrekkelijk weinige gevallen, waarin het nadeel van het
omslagstelsel zich zal openbaren? Zulk eene regeling zou
veel minder kostbaar en dus veel eerder bereikbaar zijn
dan de verzekering volgens het premiestelsel.
Ik zal op deze vraag, die voor het oogenblik nog van
geen praktisch belang is, niet verder ingaan, en heb haar
alleen gesteld om tegenover hen, die alleen van het pre-
miestelsel heil verwachten, te doen uitkomen, dat ook het
omslagstelsel kan worden beschouwd als het ideaal, waar-
naar moet worden gestreefd.
De slotsom van mijne beschouwingen over het karakter
der door mij bedoelde ondersteuningsfondsen is alzoo, dat
die fondsen, zoolang zij door bijdragen van particulieren en
door subsidiën van andere instellingen of openbare be-
sturen worden gesteund, een gemengd karakter van armen-
zorg en verzekering zullen dragen, en dat zij, wat de pen-
sioenverzekering betreft, in het overgangstijdperk zullen
moeten volgen het omslagstelsel en eerst later, indien dit
noodig mocht blijken, zullen kunnen overgaan tot het pre-
miestelsel.
Thans wensch ik over te gaan tot eene nadere beschou-
wing van de inrichting der ondersteuningsfondsen, en van de
verschillende gevallen, waarin zij uitkeeringen aan hunne
leden kunnen geven.
Deze fondsen zullen uit den aard der zaak in den
regel een plaatselijk karakter dragen. Immers dergelijke
vereenigingen van onvermogenden zullen zich alleen in
engen kring vormen en dus meestal binnen de grenzen
ARMENZORG EN YOLKSVERZEKBRINGL 83
van ééne gemeente beperkt blijven. Dit is ook noodig, omdat
bet bestuur van nabij bekend moet zijn met den toestand
der leden, ten einde hunne behoefte aan hulp te kunnen
beoordeelen. Dit is inzonderheid het geval bij aanvragen
tot uitkeeringen wegens ziekte of invaliditeit en werkloos-
heid; daarbij is tot voorkoming van misbruiken een nauw-
keurig onderzoek en een blijvend toezicht noodig, zoowel
van het bestuur als van de leden van het fonds.
Intusschen levert dit plaatselijk karakter dier fondsen een
groot bezwaar op bij het vertrek van leden uit de eene
plaats naar de andere. Dan toch wordt het houden van het
noodige toezicht, indien al niet onmogelijk, toch zeer be-
zwaarlijk, en dit is dan ook de reden, waarom vele onder-
steuningsfondsen bij ziekte hunne leden schrappen, wanneer
deze naar elders vertrekken. Dit brengt voor die leden een
groot nadeel mede, omdat zij in hunne nieuwe woonplaats
dikwijls geen lid meer kunjien worden van een dei^elijk
fonds. De meeste dier fondsen toch laten nieuwe leden
slechts tot zekeren leeftijd toe, omdat op hoogeren leeftijd
het gevaar voor ziekte zooveel grooter wordt. Wanneer dus
een lid van zulk een fonds dien leeftijd bereikt heeft, zou
hij bij vertrek naar elders in zijne nieuwe woonplaats geen
lid van een daar gevestigd fonds kunnen worden. Dit be-
zwaar zal nog zwaarder wegen, wanneer die fondsen uit-
keeringen geven niet alleen bij tijdelijke ziekte, maar ook
bij blijvende invaliditeit en ouderdom. Dan toch zal het
vertrekkende lid nog meer belang hebben om den band met
het fonds, waarvan hij lid is, te behouden, en daarentegen
zal het voor het fonds in zijne nieuwe woonplaats nog be-
zwarender zijn om hem op gevorderden leeftijd op te nemen.
Dit bezwaar zal, dunkt me, het best kunnen worden
ondervangen door overeenkomsten tusschen de fondsen op
verschillende plaatsen, waarbij zij zich verbinden om elkanders
leden bij verhuizing over te nemen. Daardoor zouden de belan-
gen der vertrekkende leden gewaarborgd worden, en zouden
de besturen der fondsen, waartoe zij behoorden, ontheven
worden van een toezicht, dat zij niet meer behoorlijk kunnen
uitoefenen. Zoolang zulke overeenkomsten nog niet zijn geslo-
ten, zou een lid bij zijn vertrek lid van zijn fonds moeten blij-
\
34 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
ven, totdat hij in de gelegenheid is om lid van een der-
gelijk fonds in zijne nieuwe woonplaats te worden. Het
bestuur van het fonds, waartoe hij behoort, heeft er dan
belang bij om te zorgen, dat zulk een fonds bereid is hun
lid over te nemen. Zoo noodig kan het daarvoor eene gel-
delijke tegemoetkoming aan dat fonds geven, waartegenover
het ook eene tegemoetkoming zal kunnen bedingen, wanneer
een lid van het andere fonds komt wonen in de plaats,
waar het zelf gevestigd is. Dergelijke gevallen zullen van
zelf leiden tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij die
fondsen het overnemen van eikaars leden onderling regelen,
en wanneer die regelingen een vasten vorm hebben gekregen,
kunnen zij in de reglementen dier fondsen worden opge-
nomen. Toevallig kan ik reeds wijzen op het bestaan van
zulke overeenkomsten tusschen vier in de nabijheid van
Zierikzee gevestigde fondsen, nl. de ondersteuningsfondsen
bij ziekte te Bui^h, Haamstede, Renesse en Noordwelle.
Deze fondsen nemen hunne leden, indien deze dit verkiezen,
bij verhuizing van elkaar over tegen betaling van f 2.60
door het oude fonds aan het nieuwe. Deze som vertegen-
woordigt een half jaar contributie en staat in verband met
de bepaling in de reglementen dier fondsen, volgens welke
geene uitkeering plaats heeft, dan nadat een half jaar con-
tributie is betaald. Op dergelijke wijze zou eene regeling
tusschen de verschillende fondsen tot stand kunnen komen.
In mijn opstel in de Economist wees ik er reeds op, dat
een bond of vereeniging van al die fondsen daaraan zeer
bevorderlijk zou zijn, en vestigde ik daarop de aandacht
van de Ned. Pensioen vereeniging voor werklieden.
Wat betreft de inrichting der bestaande verzekeringsfond-
sen, zoo zijn tot nog toe de verschillende soorten van ver-
zekering meestal gesplitst: men heeft begrafenisfondsen,
ziekenfondsen, ondersteuningsfondsen bij ziekte^ en men zal
spoedig ook krijgen verzekeringsfondsen tegen werkloosheid.
In het algemeen komt deze splitsing mij minder wenschelijk
voor. Voor elke soort van verzekering toch moet contributie
worden betaald, en als een onvermogende slechts gedeelte-
lijk is verzekerd, loopt hij gevaar zijne contributie voor die
verzekering niet te kunnen betalen, wanneer hem eene ramp
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 35
treft, waartegen hij niet verzekerd is. Hoe zal hij b.v. h^^
ziekengeld betalen, wanneer hij werkloos is, of hoe de con-
tributie voor de verzekering tegen werkloosheid, wanneer
hij ziek isP Het is daarom in zijn belang, dat hij zoo veel
mogelijk tegen alle rampen verzekerd zij, en dit kan op de
-eenvoudigste en minst kostbare wijze geschieden, wanneer
hetzelfde fonds uitkeeringen geeft in al de verschillende
gevallen, waarin de leden daaraan behoefte hebben. Hoe
ruimer in dit opzicht de werkkring der vereeniging zal zijn,
en hoe meer daarbij aan het bestuur van het fonds de
bevoegdheid kan worden toegekend om in buitengewone
omstandigheden eene buitengewone uitkeering te geven,
hoe beter het fonds zal beantwoorden aan zijn doel, het
voorkomen van armoede.
De verschillende uitkeeringen, welke die fondsen aan
hunne leden of aan de nagelaten betrekkingen hunner leden
kunnen geven, zijn hoofdzakelijk de volgende :
a. Uitkeering bij overlijden.
In de behoefte daaraan wordt grootendeels reeds voorzien
door de bestaande begrafenisfondsen. De leden der onder-
steuningsfondsen zullen meerendeels reeds lid van een be-
grafenisfonds zijn, zoodat bij hun overlijden geene behoefte
aan eene uitkeering van het ondersteuningsfonds zal bestaan.
Hetzelfde zal het geval zijn met hunne kinderen, die zij
gewoonlijk dadelijk bij de geboorte in een begrafenisfonds
doen opnemen. Het komt mij echter wenschelijk voor, dat
bij de geboorte van meerdere kinderen het ondersteunings-
fonds voor hunne verzekering zorgt, hetzij door zelf die
verzekering op zich te nemen, hetzij door zijne tusschen-
komst te verleenen voor hunne opneming in een afzonderlijk
begrafenisfonds. Het laatste schijnt mij voorloopig verkiese-
lijk boven het eerste, omdat de ondersteuningsfondsen het
omslagstelsel zullen toepassen, terwijl de begrafenisfondsen
werken of althans kunnen werken volgen het premiestelsel.
Dewijl toch de kinderen reeds bij hunne geboorte daarin wor-
den opgenomen en de uitkeering bij overlijden slechts gering
behoeft te zijn, zijn die fondsen in staat uit de premiën
eene reserve te vormen, waaruit de begrafenisgelden kunnen
worden betaald. Zij zijn dus ingericht op kapitaalvorming»
36 ARM£NZ0R6 £N V0LK8VERZEKBR1NG.
hetgeen bij de ondersteuningsfondsen aanvankelijk niet hel
geval zal zijn. Indien de ondersteuningsfondsen zelve deze
verzekering op zich namen, zouden zij daarvoor eene afzon-
derlijke reserve moeten vormen, hetgeen de administratie
ingewikkeld en omslachtig zou maken. Daarom kunnen zij
deze soort van verzekering beter overlaten aan de bestaande
begrafenisfondsen. Het is evenwel wenschelijk, dat die ver-
zekering zooveel mogelijk geschiede door hunne tusschen;-
komst. In dat geval toch kan de bode van het ondersteu-
ningsfonds de premie voor het begrafenisfonds tegelijk met
de contributie voor het ondersteuningsfonds innen en afdragen
aan den boekhouder van het ondersteuningsfonds, welke die
kan overmaken aan het bestuur van het begrafenisfonds. Als
dan de boekhouder van het ondersteuningsfonds zich tevens
belast met het uitkeeren der begrafenisgelden, hebben de
begrafenisfondsen geene afzonderlijke boden of agenten meer
noodig, en zouden de groote onkosten en misbruiken, die
aan het bodenstelsel bij de begrafenisfondsen verbonden
zijn, van zelf vervallen. *)
Bovendien zou door de tusschenkomst van het ondersteu-
ningsfonds reeds dadelijk eene betrekking ontstaan tusschen
de kinderen der leden en het ondersteuningsfonds. Daar-
door toch zou het bestuur van het ondersteuningsfonds be-
kend zijn met den leeftijd dier kinderen en kunnen zoi^en
voor hunne toetreding tot het fonds, zoodra zij den daar-
voor vereischten leeftijd bereiken. Zoo zouden de begrafenis-
fondsen de brug kunnen worden, waarover het toekomend
geslacht in de ondersteuningsfondsen zou komen.
Tot de bestaande begrafenisfondsen behoort ook het N e d..
Werkliedenfonds, dat in zijn tarief C, volgens hetwelk
verzekerd worden uitkeeringen na overlijden, ook verzekering
op het hoofd van kinderen heeft opgenomen. In dezen tak
van verzekering is het Werkliedenfonds nog betrekkelijk het
best geslaaecd: blijkens het jaarverslag over 1904 zijn in
tarief C gesloten 3477 polissen voor een gezamenlijk be-
drag van f 61 0.3 14,7 6^ Wanneer nu het Werkliedenfondsr.
zich in betrekking stelde tot de ondersteuningsfondsen en
*) Men zie hierover het Nutsrapport over de begrafenisfondsen blz^
35 en 88 volgg.
ARMENZORG EN VOLKS VERZEKERING. 37
door tusschenkomst van dezen de kinderen hunner leden bij
het Werkliedenfonds werden verzekerd, zou deze afdeeling
van het fonds een zeer groote uitbreiding kunnen verkrij-
gen. En ook de leden der ondersteuningsfondsen zouden
daarmee zijn gebaat, omdat het Ned. Werkliedenfonds koste-
loos wordt beheerd en onder behoorlijk toezicht staat, zoo-
dat de premiën zeer laag en de uitkeeringen volkomen ver-
zekerd zijn.
b, genees-, heel- en verloskundige hulp en ge-
neesmiddelen.
Deze hulp wordt thans verstrekt door de eigenlijke zie-
kenfondsen, die niet zoo algemeen verspreid zijn als de
begrafenisfondsen, maar toch zeer vele leden tellen. Het
ligt m. i. op den weg der ondersteuningsfondsen ook deze
soort van verzekering in hun werkkring op te nemen, en
die niet over te laten aan afzonderlijke ziekenfondsen.
Vooreerst toch leidt deze splitsing licht tot meerdere kosten,
maar bovendien bestaat er verband tusschen deze hulp en
de overige soorten van verzekering. De verloskundige hulp
maakt bekend met de geboorte der kinderen en geeft dus
aanleiding tot hunne opneming in het begrafenisfonds. De
genees- en heelkundige hulp staat in nauw verband met de
geldelijke uitkeering bij ziekte. Hoe beter de leden van het
fonds genees- en heelkundig behandeld worden, hoe eerder
er kans is op hun herstel en hoe korter dus het ziekengeld
zal behoeven te worden uitgekeerd. Ook verkrijgt het fonds
dan meer betrouwbare inlichtingen omtrent den ziektetoe-
stand zijner leden. Nu moet het bestuur afgaan op de ver-
klaringen van geneesheeren, die buiten het fonds staan, en
hunne verklaringen omtrent ziekte der leden wel eens licht-
vaardig afgeven in het belang hunner patiënten. Dan zul-
len de leden behandeld worden door geneesheeren, die door
het fonds zelf zijn aangesteld en worden bezoldigd, en die
dus ook de belangen van het fonds zullen behartigen. Om
deze redenen schijnt het mij wenschelijk, dat de geneeskun-
dige hulp verleend worde door hetzelfde lichaam, dat voor
de andere soorten van verzekering zorgt.
c. uitkeeringen bij ziekte, invaliditeit en
ouderdom.
38 ARMSNZOR6 EN VOLKSVERZEKBRING.
Ik vat deze verschillende soorten van uitkeeringen sa-^
men, omdat tusschen dezen een nauw verband bestaat.
Reeds hiervoren toch merkte ik op, dat ziekte is eene tij
delijke invaliditeit, die bij langen duur blijvende invalidi-^
teit wordt, terwijl ouderdom slechts één der oorzaken van
invaliditeit is, en dat daarom de bestaande ondersteunings-
fondsen bij ziekte zijn aangewezen om zich uit te breiden
tot pensioenfondsen wegens invaliditeit en ouderdom. Ik
heb dit meer uitvoerig uiteengezet in mijn opstel in de
Economist over pensioenfondsen van werklieden, en meen
dus nu daarnaar te mogen verwijzen. *)
Als voorbeeld wees ik daarin op de vereeniging ,, On-
derling Hulpbetoon" te Zierikzee, die zich van
ondersteuningsfonds bij ziekte heeft uitgebreid tot pensioen-
fonds bij invaliditeit, en dewijl één voorbeeld meer bewijst
dan vele redeneeringen, en het juist deze vereeniging is,
die mijne aandacht op het pensioenvraagstuk heeft geves-
tigd, wil ik hier nog een en ander omtrent den toestand
en de geschiedenis van deze vereeniging mededeelen.
Het doel dezer vereeniging is: het uitkeeren van een
wekelijksch geldelijk bedrag aan hen, die door ziekte of ongeluk
ongeschikt zijn hunne werkzaamheden te verrichten. Ia
zooverre is zij een gewoon ondersteuningsfonds bij ziekte»
gelijk er zoovelen zijn. Intusschen bevat het reglement ook
deze bepaling, dat die leden, welke voor immer ongeschikt
zijn hunne werkzaamheden op te vatten, onder goedkeuring
van het bestuur de wekelijksche ondersteuning kunnen ont-
vangen. De uitkeering werd dus niet beperkt tot 3 of 6
maanden, zooals bij de meeste andere ziekenfondsen ; maar
aan het bestuur werd de bevoegdheid toegekend om bij
blijvende invaliditeit de uitkeering te doen voortduren. Door
deze bepaling is het fonds behalve ziekenfonds tevens pen-
**) Beeds vroeger schreef ik over het pensioenvraagstuk eenige arti-
kelen in het Sociaal Weekhlad, getiteld: „Door pensioneering tot
pensioenverzekering" (jg. 1899 nr. 4) met een naschrift in den-
zelfden jaargang nr. 5; „Schets eener vrijwillige pensioen-
verzekering van werklieden" (jg. 1899 nr. 34); dit artikel gaf
aanleiding tot een ingezonden stuk van den heer W. Spaklerin denzeif-
den jaargang, nr. 36, waarop ik antwoordde in nr. 39; Pensioen-
fondsen van werklieden" (jg. 1900 ns. 36 en 37).
Wie de moeite wil nemen deze artikelen te lezen, zal daaruit zien, hoe
mijne denkbeelden over het pensioenvraagstuk zich hebben ontwikkeld.
AKMKNZ0R6 KN V0LKSVBRZEKER1N6. 39
sioenfonds geworden. Eene vaste uitkeering toch bij blijvende
invaliditeit is niets anders dan een invaliditeitspensioen. Het
verschil tusschen O. H. en andere pensioenfondsen bestaat
alleen hierin, dat bij O. H. de pensioenen niet worden be-
taald uit eene reserve, maar uit de jaarlijksche contributiën
der leden en dus uit de gewone inkomsten. De vereeniging
past dus toe het omslagstelsel in plaats van het premie-
stelsel. Dat dit in de praktijk zeer goed gaat, blijkt hieruit,
dat deze vereeniging, die in 1872 is opgericht, reeds meer
dan 30 jaren op deze wijze werkt en verscheidene leden
gedurende eene reeks van jaren een pensioen hebben getrok-
ken. Hoe deze vereeniging zich geleidelijk heeft ontwikkeld,
blijkt uit bijlage B, waarin ik eenige gegevens omtrent
haar sedert hare oprichting heb opgenomen.
Blijkens het jaarverslag over 1904 telt de vereeniging
thans 397 leden. De contributie bedraagt bij toetreding be-
neden de 30 jaar 10 cent, van 30 tot 35 jaar 11 centen
van 35 tot 40 jaar 12 cent per week. De uitkeering we-
gens ziekte is 60 cent per werkdag, alzoo f 3,60 per week.
Aanvankelijk werd dit ziekengeld ook bij blijvende invali-
diteit uitgekeerd, maar dit bleek voor de kas te bezwarend
te zijn, waarom de vaste uitkeering is verminderd tot de
helft of f 1,80 per week. In 1904 werd dit pensioen uit-
gekeerd aan 15 invalieden tot een gezamenlijk bedrag van
f1360,80. Bovendien werd aan 2 weduwen van leden nog
gedurende zes weken na het overlijden van haar man f 3,60
per week uitbetaald. Ondanks al deze uitkeeringen Jbezit de
vereeniging een kapitaal van bijna f13,000.
Over 1904 bedroegen de ontvangsten:
Aan contributiën der leden , f 2093.35
bijdragen van 72 donateurs ,, 266.50
rente van het kapitaal ...,....,„ 501.75
Totaal f~286r.60
En de uitgaven:
Aan ziekengelden f 1246.80
vaste uitkeeringen (pensioenen). .,...,, 1360.80
uitkeeringen aan weduwen ,, 43.20
„ administratie-kosten „ 393.75
Totaal f 3044.55
40 ARMENZORG £N VOLKSVERZEKERING.
Er was dus een nadeelig saldo van f182. 95, waarmede
het kapitaal der vereeniging is verminderd.
Men ziet hieruit, hoe deze vereeniging met beperkte mid-
delen zeer veel voor hare leden doet. Het ziekengeld en het
pensioen zijn zeker niet hoog, maar de contributie bedraagt
ook slechts 10 a 12 cent per week, en de bijdragen der dona-
teurs maken slechts een klein gedeelte der inkomsten uit.
Bovendien ontvangen nog 5 leden der vereeniging, die
boven de 70 jaar zijn, sedert eenige jaren van hetNutsde-
partement, met medewerking van de Nutsspaarbank, eene
uitkeering van f 1.80 per week, dus een ouderdomspen-
sioen. Eenigen dezer trekken tevens de vaste uitkeering uit
het fonds en genieten dus 2 maal f 1.80 of f 3.60 per week,
hetgeen voor eene kleine gemeente als Zierikzee een vol-
doend pensioen kan worden geacht en de bedeeling der
armbesturen aanmerkelijk te boven gaat. Wanneer nu deze
vereeniging eenige subsidie kreeg van de verschillende arm-
besturen, die zeker menigmaal door haar worden ontlast,
zou zij hare vaste uitkeering licht tot f 3. — of f3. 60 per
week kunnen verhoogen, en dus in de behoefte van hare
leden aan pensioneering op bevredigende wijze voorzien.
Bij nadere beschouwing der bovenstaande cJJfers ziet men,
dat genoemde vereeniging niet het premiestelsel, maar het
omslagstelsel toepast. De pensioenen toch worden betaald
niet uit het kapitaal of de rente daai'van, maar uit de con-
tributiën der leden. Ook zonder het bezit van eenig kapitaal
zouden die pensioenen kunnen worden betaald, al zij het
dan tot een eenigszins minder bedrag. In dit opzicht wijkt
deze vereeniging dus af van de pensioenvereenigingen, zooals
deze zijn aanbevolen door den heer F. W. Westerouen
van Meeteren in zijn geschrift : ,,Onderlinge pensi-
oenverzekering, ziekenbussen en begrafenis-
fondsen". (Uitgave van H. D. Tjeenk Willink te Haarlem
1891). In dit geschrift (dat mij bij het schrijven van mijn
opstel in de Economist nog onbekend was) vestigde deze
schrijver reeds de aandacht op de vereenigingen tot Onder-
ling Hulpbetoon en zette hij uitvoerig uiteen, hoe deze ver-
eenigingen zich tot pensioenvereenigingen zouden kunnen
ontwikkelen. Het is wel opmerkelijk, dat dus bij mij , geheel
A.RMBNZ0R6 EN VOLKSVERZEKERING. 41
onafhankelijk van genoemden schrijver, hetzelfde denkbeeld
is opgekomen om bedoelde vereenigingen als grondslag voor
de pensioen verzekering te doen strekken. Het geschrift van
den heer Westerouen van Meeteren bevat omtrent die ver-
eenigingen hoogst belangrijke opmerkingen, en in menig
opzicht stemmen wij overeen omtrent de wijze, waarop de
vereenigingen tot O. H. tot pensioenverzekering zouden
kunnen komen. Op één hoofdpunt bestaat echter tusschen
ons verschil en wel omtrent het stelsel van verzekering :
de heer Westerouen van Meeteren houdt streng vast aan
het premiestelsel en maakt van het omslagstelsel zelfs niet
met een enkel woord gewag. Tengevolge daarvan wil hij
de door hem geschetste vereenigingen niet tot üitkeering
van eenig pensioen laten overgaan, vóórdat zij in het bezit
zijn van eene voldoende reserve om dat pensioen tot het
einde toe uit te keeren, en het spreekt van zelf dat het
verkrijgen van zulk een kapitaal vrij wel tot de onmogelijk-
heden behoort, en in elk geval eene zaak van zeer langen
duur is.
Toch zijn er in de omgeving van Zierikzee enkele ver-
eenigingen tot onderling hulpbetoon, welke eene
poging in die richting hebben beproefd, o.a. die te Zon-
nemaire. Deze vereenigingen vormen twee kassen; nl.
eene uitdeelingskas, waarin de contributiën der leden
worden gestort en waaruit de gewone ziekengelden worden
betaald, en eene aanvullingskas, die gevormd wordt
door de bijdragen van begunstigers en door bijzondere giften
en erflatingen, en bestemd is om pensioenen uit te keeren.
Dit laatste mag echter niet geschieden, vóórdat eene vol-
doende reservewaarde aanwezig is. Het gevolg daarvan is,
dat volgens het reglement in ieder geval geen pensioen zal
worden uitgekeerd dan wanneer de vereeniging 20 jaar
heeft bestaan ; deze pensioenen zijn dus nog louter toekomst-
muziek. Het komt mij voor, dat op dezen voet ingerichte
vereenigingen onpraktisch handelen en haar doel, wat de
pensioneering betreft, niet zullen bereiken. Zij houden op
met het uitkeeren van ziekengeld, als een lid langer dan
drie maanden ziek is, en laten dit lid dan over aan het
armbestuur, en tegelijkertijd verzamelen zij gelden om over
42 4RMENZORO EN VOLKSVERZEKERING.
20 jaar pensioenen te kunnen uitkeeren. Aan den eenen
kant kten zij dus hunne leden gebrek lijden, en aan den
anderen kant sparen zij voor de toekomst; dit is m.i.
tegenstrijdig. Veel doeltreffender handelt de Zierikzeesche
vereeniging, die al hare inkomsten gebruikt voor uitkeerin-
gen en daardoor aan hare leden zooveel mogelijk hulp ver-
schaft. Ook betwijfel ik, of op den duur begunstigers zullen
worden gevonden, die bereid zijn voor zulk een vèr verwij-
derd doel vaste bijdragen te geven. Wanneer de bijdragen
der begunstigers voor verhooging der ziekengelden of voor
dadelijke uitkeering van pensioenen worden gebruikt, zal
het veel gemakkelijker vallen begunstigers te krijgen en te
behouden ; ieder aanschouwt gaarne de vruchten van hetgeen
hij doet. Met buitengewone giften, legaten en erfstellingen
is het een ander geval: dit zijn buitengewone inkomsten,
die voor kapitaalvorming kunnen worden gebruikt, en waar-
uit misschien langzamerhand eene reserve zal kunnen wor-
den gevormd. Maar ook dergelijke inkomsten zullen eerder
toevloeien, wanneer de vereeniging hare inkomsten geheel
voor uitkeeringen gebruikt, dan wanneer zij die gedeeltelijk
voor eene verre toekomst kapitaliseert.
De proef, die men te Zierikzee heeft genomen met eene
pensioneering zoowel wegens invaliditeit als wegens ouder-
dom, heeft mij tot de overtuiging geleid, dat het raadzaam
is zich voorloopig te bepalen tot eene pensioneering wegens
invaliditeit. Er komen toch meermalen gevallen voor, dat
een werkman, hoewel reeds 65 jaar of ouder, nog in staat
is door arbeid in zijn onderhoud te voorzien. Dit hangt af
van verschillende omstandigheden, als van de soort van ar-
beid, dien hij verricht, van den patroon, bij wien hij werkt,
van het voortbestaan der zaak, waarin hij werkzaam is, en
dergelijke. Wanneer nu iemand op dien leeftijd nog vol-
doende inkomsten heeft, heeft hij geene behoefte aan een
pensioen, en kunnen de daarvoor bestemde gelden beter
besteed worden voor een invaliditeitspensioen ten behoeve
van een medelid, dat minder oud is, doch in minder gun-
stige omstandigheden verkeert. Bij eene goede inrichting der
invaliditeitsverzekering is er eigenlijk geene behoefte aan eene
ouderdomsverzekering. Wie oud is en tevens invalide, krijgt
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 43
dan toch pensioen, en wie oud is, maar niet invalide, heeft
geen behoefte aan een pensioen. Men heeft dan ook ten
onrechte bij de pensioenverzekering de ouderdomöpensionee-
ring op den voorgrond gesteld. De oorzaak is, dat men als
uitgangspunt heeft genomen het privaatrechtelijke verzeke-
ringscontract in plaats van de publiekrechtelijke armenzorg.
Bij de contractueele verzekering heeft zich de ouderdoms-
verzekering het eerst ontwikkeld, omdat men daarvoor in
de sterftetafels vaste gegevens had, die van de invalidi-
teit ontbraken. Ook is het bereiken van zekeren leeftijd een
vaststaand feit, dat gemakkelijk te constateeren is, terwijl
invaliditeit een onzeker begrip is, waarover bij een pri-
vaatrechtelijk contract zeer licht geschil tusschen partijen
ontstaat. Bovendien is eene ouderdomsverzekering, zonder
invaliditeitsverzekering, onvoldoende; wie vóór den bepaal-
den leeftijd invalide wordt, is daarmede niet gebaat; hij
zal ook de premie niet meer kunnen betalen en loopt dus
gevaar, dat de ouderdomsverzekering te niet gaat. Ook heeft
de ouderdomsverzekering voor de jongeren minder aantrek-
kelijkheid ; de ouderdom is nog zoo ver af als men jong
is, terwijl daarentegen invaliditeit ook op jeugdigen leeftijd
kan ontstaan. Dit is, naast het premiestelsel, een der rede-
nen, waarom het Ned. Werkliedenfonds zoo weinig deel-
neming voor zijne pensioen verzekering heeft gevonden. Bij
latere ontwerpen en voorstellen is dan ook terecht de in-
validiteits-verzekering op den voorgrond geplaatst, en wordt
de ouderdom alleen als een vermoeden van invaliditeit be-
schouwd en als zoodanig als een grond voor pensioneering
aangenomen. Men zou de bovengemelde fout niet hebben
begaan, als men de armenzorg als uitgangspunt had geno-
men : geen armbestuur toch zal onderstand aan iemand ver-
leenen, alleen op grond dat hij zekeren leeftijd heeft be-
reikt; maar het zal eerst onderzoeken, of hij nog door ar-
beid of op andere wijze in zijn onderhoud kan voorzien.
Onnoodige toekenning van pensioen is niet alleen bezwarend
voor het fonds, maar ook niet altijd in het belang van den
verzekerde. Een patroon toch, die een ouden werkman nog
in dienst zou houden tegen zijn volle loon, zal er eerder
toe komen dezen te ontslaan, zoo deze op een bepaalden
44 ARMENZORG EN VOLKSVERSSEKERINO.
leeftijd toch pensioen krijgt, en dan krijgt de werkman min-
der dan hij zou gehad hebben, als hij geen recht op pen-
sioen had. Het bezwaar, dat invaliditeit een moeilijk te
omschrijven begrip is, geldt bij eene plaatselijke vereeniging
met een beperkt aantal leden veel minder dan bij een ver-
zekeringscontract met eene maatschappij; het bestuur van
het fonds kent de leden van nabij en kan dus hunne in-
validiteit gemakkelijk onderzoeken en beoordeelen. Ook kan
men bij pensioneering wegens invaliditeit eenigszins reke-
ning houden met de geldmiddelen der vereeniging. Laten
deze nog niet toe aan een lid, dat voor pensioneering we-
gens invaliditeit in aanmerking begint te komen, een pen-
sioen toe te kennen, dan kan het bestuur van het fonds in
overleg treden met den patroon van dat lid en hem ver-
zoeken dezen nog in dienst te houden, totdat hem pensioen
zal kunnen worden toegekend, en de patroon zal daartoe
licht te bewegen zijn, als hij weet dat de werkman zoodra
mogelijk pensioen zal krijgen. Op deze wijze zal menig-
maal van bestaande hulpmiddelen gebruik kunnen worden
gemaakt, en daardoor zal eene pensioneering wegens in-
validiteit minder kosten dan die wegens ouderdom.
In het algemeen komen mij de ondersteuningsfondsen bij
ziekte meer geschikt voor dan de vakvereenigingen om als
grondslag te dienen niet alleen voor de pensioneering we-
gens invaliditeit en ouderdom, maar ook voor de andere
soorten van verzekering, en schijnen zij mij dus het meest
geschikte uitgangspunt voor de hiervoren bedoelde onder-
steuningsfondsen. Deze fondsen toch hebben geen ander doel
dan ondersteuning van hunne leden, terwijl de vakvereeni-
gingen hoofdzakelijk andere doeleinden nastreven en de
geldelijke ondersteuning slechts als bijkomend doel beschou-
wen. Ook ontstaan er in de vakvereenigingen dikwijls ge-
schillen over werkstakingen en andere zuivere vakbelangen,
die ontbinding of splitsing der vereeniging of uittreding
van leden tengevolge hebben, waardoor deze hunne aan-
spraak op ondersteuning zouden kunnen verliezen. Boven-
dien hebben de vakvereenigingen veelal een staatkundig of
kerkelijk karakter, hetgeen eveneens aanleiding tot scheu-
ring kan geven, terwijl juist vastheid van organisatie en
ARMBNZ0R6 £N VOLKS VERZKKJfiRING. 45*
duurzaamheid van lidmaatschap een vereischte is voor de
ondersteuningfondsen, inzonderheid wat de pensioneering be-
treft, zoolang zij zich tot het omslagstelsel moeten bepalen^
Ook voor den steun van patroons en andere meer gegoeden
en voor de subsidieering door armbesturen, gemeente of
staat komt het mij verkieselijk voor, dat die fondsen een
neutraal karakter dragen. Dit strookt ook het meest met
het doel dier fondsen: want de reden, waarom de leden
zich bij zulk een fonds aansluiten, is hun onvermogen, en
deze reden geldt gelijkelijk voor alUen, onverschillig welk
vak zij uitoefenen en tot welke staatkundige richting of tot
welk kerkgenootschap zij behoorcn. Alleen verschil in ver-
mogenstoestand kan een geldige reden tot splitsing zijn:
wié f 12, — per week verdient, kan ten minste tweemaal
zooveel contributie betalen als iemand met een weekloon
van f. 6, — ; maar hij heeft dan ook behoefte aan een hoo-
gere uitkeering. Misschien zal het evenwel mogelijk blijken
in een zelfde fonds de leden in klassen te verdeden, waarin
verschil van contributie en uitkeering bestaat. Vooral in kleine
gemeenten is versnippering van krachten zeer gevaarlijk. Hoe
zullen dan in Protestantsche streken de Katholieken, en in
Katholieke streken de Protestanten eene flinke vereeniging
met een voldoend aantal leden kunnen vormen? Aan dit
bezwaar zou alleen eenigszins kunnen worden tegemoet ge-
komen, door het fonds over verscheidene gemeenten uit te
breiden ; maar dan kennen de leden elkaar minder en wordt
het toezicht van het bestuur zooveel moeilijker. Om al deze
redenen schijnt het mij wenschelijk, dat deze fondsen ziek
niet bij staatkundige of kerkelijke partijen aansluiten, zoo^
als dan ook in de statuten van verscheidene der op bijlage
A voorkomende vereenigingen is voorgeschreven (zie ns. 23,
25, 31).
e, uitkeeringen aan weduwen en weezen.
Dit is een zeer belangrijk onderdeel van het pensioen-
vraagstuk , waarin evenwel nog zeer weinig is tot stand ge-
bracht. De oorzaak daarvan is gelegen in de groote kost-
baarheid dier pensioenverzekering, Wanneer een man van
25 jaar zijne vrouw van gelijken leeftijd een pensioen bij
zijn overlijden wil verzekeren van f 100, — 's jaars, dus van
46 illTMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
oogeveer f 2, — 's weeks, moet hij daarvoor bij een parti-
culiere verzekerings-maatschappij eene premie betalen van
rnim f25, — per jaar of ongeveer 50 cent per week, een
bedrag dat voor een onvermogende veel te bezwarend is
naast de contributiën voor begrafenisfonds, ziekenfonds en
dergelijke. Hetzelfde blijkt ook uit het weduwen- en wee-
zenfonds van burgerlijke rijksambtenaren, waarvoor die amb-
tenaren jaarlijks 5 percent van hun traktement moeten stor-
ten, hoieer dit foïds bij zijne oprichting is gestijfd door
een aanzienlijk overschot uit het voormalig pensioenfonds
der bui^erlijke ambtenaren. Volgens dien maatstaf zou dus
een werkman, die f6, — per week verdient, 30 cent per
week moeten betalen, alleen om aan zijne na te laten be-
trekkingen een pensioen te bezorgen, terwijl bij een week-
loon van f 12, — die premie 60 cent per week zou be-
dragen. Dergelijke contributiën vallen geheel buiten hetbe^
reik der on- en minvermogenden, en zelfs al mocht een ge-
deelte daarvan, b.v. de helft, door de meer gegoeden of de
gemeenschap worden betaald, zou de overblijvende helft toch
nog veel te bezwarend voor hen zijn. Hieruit volgt dat op deze
wijze eene pensioneering van weduwen en weezen niet kan
worden verkregen.
Hoe kostbaar eene pensioneering van weduwen en weezen
is, ondervond eenige jaren geleden ook de hiervoren ge-
noemde vereeniging ,,Onderling Hulpbetoon" te
Zierikzee, toen zij trachtte aan de nagelaten betrekkin-
gen van hare leden eene uitkeering te verschaflTen. Dewijl
dit fonds ruim 30 jaren bestaat, kon het zelf eene raming
maken van het aantal weduwen en weezen, die na het
overgangstijdperk vermoedelijk aanwezig zouden zijn; het
aantal der weduwen zou ten minste 30 bedragen. De uit-
keering werd gesteld op f 1.50 per week voor elke weduwe,
vermeerderd met f 0.50 voor één kind en f 0.25 voor elk
volgend kind beneden de 16 jaar; daardoor zou de gemid-
delde uitkeering per weduwe stijgen tot ongeveer f2. —
per week of f 100. — per jaar, zoodat voor 30 weduwen
ruim f 3000. — per jaar zou noodig zijn. Deze vermeer-
dering van uitgaven was veel te bezwarend voor deze ver-
eeniging, die thans aan ziekengelden en invaliditeitspensi-
J
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 47
oenen slechts f 2600. — a f 2700. — kan besteden, en
daarom heeft zij van deze uitbreiding van haren werkkring
moeten a&ien, hoewel een deel van hare leden daarvoor
bereid waren hunne contributie met 2 cent per week te
verhoogen, en tevens door particulieren voor dat doel aan
de vereeniging was toegezegd f 3000. — aan giften in eens
en f 200. — aan jaarlijksche bijdragen.
Deze mislukking heeft mij tot de overtuiging geleid, dat
men, om ten aanzien der pensioneering der weduwen van
onvermogenden tot praktische resultaten te komen, een an-
deren w^ zal moeten inslaan dan tot dusverre gevolgd is,
en wel door niet aan alle weduwen zonder onderscheid een
pensioen toe te kennen. Daarvoor bestaat inderdaad alle
reden, omdat de toestand, waarin eene vrouw na het over-
lijden van haren man achterblijft, zeer verschillend is. Als
men van de pensioneering van weduwen spreekt, denkt men
onwillekeurig aan die weduwen, welke met een aantal jonge
kinderen onverzorgd achterblijven. Deze kategorie van wedu-
wen heeft inderdaad dringend behoefte aan ondersteuning.
Maar niet alle weduwen verkeeren in dien toestand; wan-
neer bijv. eene weduwe van 25 jaar zonder kinderen ach-
terblijft, is er dan wel eenige reden om aan die vrouw
levenslang een pensioen üit te keeren ? Mij dunkt van neen.
Was deze vrouw vóór haar huwelijk naaister, dienstbode,
werkvrouw of iets anders, dan kan zij haar vroeger of een
soortgelijk beroep weder ter hand nemen en daardoor zelve
in haar onderhoud voorzien. Zelfs de weduwen met jonge
kinderen hebben niet altijd levenslang een pensioen noodig,
maar geraken dikwijls tot zekeren welstand, wanneer hare
kinderen volwassen zijn geworden; hoe grooter het aantal
van hare kinderen is, hoe minder moeilijk zij dan door
samenwoning en samenwerking in haar onderhoud kunnen
voorzien. Hieruit volgt, dat men zal kunnen volstaan met
alleen aan bepaalde kategorieën van weduwen eene uitkeering
te geven. In de eerste plaats komen daarvoor in aanmerking
de weduwen met jeugdige kinderen, doch alleen zoolang
die kinderen niet volwassen zijn. In de tweede plaats zie-
kelijke of bejaarde weduwen, die wegens invaliditeit of
ouderdom niet door arbeid in haar onderhoud kunnen voorzien.
48 ARMENZORG KN VOLKSVERZEKERING.
Door deze beperking zouden de uitkeeringen aan weduwen
tot een aanmerkelijk lager bedrag dalen en binnen het bereik
van de geldmiddelen der ondersteuningsfondsen kunnen
komen .
De weduwen, die geen pensioen ontvangen, maar door
arbeid in haar onderhoud voorzien, zouden het recht moeten
hebben haren man als lid van het fonds op te volgen,
waardoor ook zij bij ziekte en andere rampen recht op uit-
keering zouden hebben, en bij later ontstaande invaliditeit
en ouderdom ook pensioen zouden trekken.
Het denkbeeld om slechts aan sommige kategorieën van
weduwen pensioen toe te kennen, zal misschien niet dade-
lijk ingang vinden, omdat de verzekeringsmaatschappijen en
de bestaande weduwenfondsen aan alle weduwen zonder
onderscheid een pensioen uitkeeren, zoodat men daaraan
gewoon is en dit als natuurlijk en noodzakelijk beschouwt.
Toch heeft het pensioenfonds voor weduwen en weezen van
rijksambtenaren en ook de ongevallenwet reeds een stap in
de aangegeven richting gedaan door het pensioen in te
trekken, wanneer eene weduwe hertrouwt. Bij de verzeke-
ringscontracten met particuliere maatschappijen is dit bedingt
naar ik meen, nog niet gebruikelijk; volgens deze behoudt
eene weduwe haar pensioen, ook wanneer zij een nieuw
huwelijk aangaat en dus het pensioen niet meer noodig
heeft; maar daarvoor moet natuurlijk eene des te hoogere
premie worden betaald. Juist omdat de weduwenfondsen de
verzekeringsmaatschappijen tot voorbeeld hebben genomen,
zijn zij er toe gekomen om aan alle weduwen een pensioen
toe te kennen, onverschillig of dezen daaraan al dan niet
behoefte hebben. Hadden zij daarentegen de armenzorg als
uitgangspunt genomen, dan zouden zij den hiervoren aan-
gewezen weg hebben ingeslagen. Geen armbestuur toch
denkt er aan om aan alle weduwen zonder onderscheid
ondersteuning te geven ; maar het laat dit afhangen van de
omstandigheden, waarin die weduwen verkeeren. Wel zullen
ook die weduwen, welke in haar eigen onderhoud kunnen
voorzien, meestal eenige tijdelijke hulp noodig hebben om
een passenden werkkring te vinden ; doch hierin zal kunnen
worden voorzien, hetzij door eene tijdelijke uitkeering ge-
ARMENZORG EN VOLKSVERZBKERINO. 49
durende een bepaald aantal weken na het overlijden van
den man, hetzij door eene uitkeering in eens op eenigszins
ruimer schaal dan de b^rafenisfondsen geven. Dei^elijke
uitkeeringen zijn evenwel op verre na niet zoo kostbaar
als een levenslang pensioen.
Het spreekt van zelf, dat ik ook bij het weduwen-pensioen
aanvankelijk het omslagstelsel zou willen toepassen. Past
men het premiestelsel toe, dan moet bij het overlijden van
den man in het fonds een kapitaal aanwezig zijn, waaruit
het pensioen tot het einde toe kan worden voldaan, en dit
is onmogelijk te verkrijgen. Neemt men daarentegen ge-
noegen met het omslagstelsel, dan behoeft het ondersteu-
ningsfonds slechts jaarlijks zooveel inkomsten te hebben, dat
daaruit het weduwenpensioen kan worden betaald, en dit
is zeer wel bereikbaar.
Wat betreft de pensioenverzekering der weezen van on-
vermogenden betwijfel ik, of daaraan dringend behoefte be-
staat. De weezenverpleging is sedert eeuwen een der meest
populaire vormen van armenzorg. Er zijn tal van goed in-
gerichte weeshuizen en andere instellingen en vereenigingen,
die zich de verpleging van weezen in gestichten of in het
huisgezin ten doel stellen en die dikwijls over aanzienlijke
kapitalen en inkomsten beschikken. En voor de weezen,
welke bij die instellingen geen plaats kunnen vinden, wordt
gezorgd door de armbesturen. Tegen dit laatste bestaat
voor kinderen niet hetzelfde bezwaar als voor volwassenen.
Voor een volwassene is het dikwijls pijnlijk om afhankelijk te
worden van de armenzorg, maar voor een kind is dit niet
het geval. Een kind toch is door zijn leeftijd altijd afhan-
kelijk van de zoi^ van anderen, en voor hem doet het er
minder toe, wie die zoi^ op zich neemt, mits er slechts goed
voor hem worde gezorgd. Dat er in het algemeen in wees-
inrichtingen en door de armbesturen slecht voor de weezen
gezorgd wordt, heb ik nooit hooren beweren. Zeker zullen
ook hier misstanden en gebreken bestaan ; maar dit is geen
reden om het geheele stelsel van weezenzorg door een an-
der te vervangen. Integendeel is er juist alle reden om
op dit gebied van de vele bestaande hulpmiddelen een dank-
baar gebruik te maken. In ieder geval neme men ten aan-
50 ARMENS^RG EN VOLKS VEKZEKKRING.
zien der pensioen verzekering van weezen geene maatregelen,
voor dat een nauwkeurig onderzoek naar de bestaande weezen-
verpleging is ingesteld en de onvoldoendheid daarvan is ge-
bleken. *)
Mijne slotsom is dus, dat men, om het pensioenvraag-
stuk ten aanzien der weduwen en weezen van onvermogen-
den tot eene oplossing te brengen, de pensioneering van
weduwen aanvankelijk moet beperken tot die weduwen, welke
de meest dringende behoefte daaraan hebben, en de pen-
sioneering van weezen voorshands kan laten rusten. Waar de
volksverzekering nog in hare kindsheid verkeert, is beper-
king een eerste vereischte om iets tot stand te brengen;
uitbreiding kan later altijd volgen.
/. uitkeeringen bij werkloosheid:
Deze tak der volksverzekering is eerst in de laatste jaren
begonnen zich te ontwikkelen.
Het eerst is hij te voorschijn gekomen in Bern, waar
in 1893 door den gemeenteraad werd ingesteld eene ver-
zekeringskas tegen de werkloosheid, waaruit aan
de leden bij werkloosheid geldelijke uitkeeringen worden
gedaan. De daarvoor noodige gelden worden verkregen deels
door bijdragen der leden, deels uit de gemeentekas.
Ook in Keulen werd in 1896 zulk eene verzekerings-
kas opgericht. Deze is eene particuliere instelling, die even-
wel tot het stedelijk bestuur in nauwe betrekking staat. De
geldmiddelen dezer kas worden gevormd door contributiën
der leden, door bijdragen der patroons en door eene sub-
sidie der gemeente.
In 1901 werd in Bazel eene werkloozenkas opge-
richt door den arbeidersbond. Deze kas ontleent hare
inkomsten aan de stortingen der leden, bijdragen van meer-
gegoeden, schenkingen, collecten, subsidiën van vakvereeni-
gingen en, zoo noodig, subsidie van den Staat.
Een andere vorm van verzekering tegen werkloosheid be-
staat hierin, dat de vakvereenigingen zelven een fonds tot
uitkeering bij werkloosheid oprichten uit bijdragen harer
leden, en dat die fondsen door de overheid worden gesub-
*) Over de zorg voor weezen en verwaarloosde kinderen zie men het
werk van Jhr. Mr. Smissaert blz. 131 en volgg.
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 51
sidieerd. Deze vorm is aangenomen in 1896 in de stad
Dyon, in 1897 in de provincie Luik, en vooral in
Gent. In laatstgenoemde stad hadden de meeste vakver-
eenigingen reeds een fonds tot uitkeering bij werkloosheid,
maar die uitkeeringen konden slechts uiterst gering zijn.
In 1901 heeft de gemeenteraad van Gent besloten aan die
vakvereenigingen eene subsidie uit de gemeentekas toe te
kennen tot verhooging der uitkeeringen, en sedert dien tijd
heeft de verzekering tegen werkloosheid daar eene groote
vlucht genomen, terwijl het voorbeeld van Gent in vele
andere Belgische gemeenten is nagevolgd. *)
Ook in' verscheidene groote gemeenten van ons land wendt
men in de laatste jaren pogingen aan om eene verzeke-
ring tegen werkloosheid tot stand te brengen. Voor zoover *
mij bekend, is dit nog alleen te Delft gelukt, waar in
1904 is opgericht eene Vereeniging tot bestrijding
der gevolgen van werkloosheid (zie bijlage A nr.
69). Deze vereeniging stelt zich ten doel: de werkloosheid
en hare gevolgen met alle haar ten dienste staande wet-
tige middelen in de gemeenten Delft, Vrijenban en Hof van
Delft te bestrijden. Zij tracht dit doel te bereiken allereerst
door ondersteuning van hen, die buiten hunne schuld werk-
loos zijn. Zij krijgt hare geldmiddelen:
1*^. door de bijdragen der donateurs en leden;
2°. door subsidie aan te vragen bij de gemeentebestu-
ren en andere lichamen, die daarvoor in aanmerking komen ;
3°. door collecten, circulatie van lijsten en andere
toevallige baten.
Het eigenaardige van al de genoemde verzekeringskassen
tegen werkloosheid is de samenwerking tusschen de belang-
hebbenden eenerzij ds en de meergegoeden en de overheid
*) Deze gegevens zijn ontleend aan het Sociaal Weekbladjg.
1904 ns. 26 en 27, waarin een overzicht voorkomt van het Eapport
Aan den raad der gemeente Amsterdam uitgebracht over de
vrijwillige verzekering tegen werkloosheid door de Com-
missie tot onderzoek van den toestand van verschillende vakken van
handel en nijverheid. Dit rapport is opgenomen in het Gemeente-
blad van Amsterdam 1903 afd. 1 bijlage C.
Over het Gentsche stelsel van verzekering tegen werk-
loosheid zie men de Bede, gehouden te 'sGravenhage den I8den
April 1904 door Louis Varlez, advocaat te Gent, uitgegeven door de
Vrijz. Demokr. kiesvereeniging te 'sGravenhage.
52 ARMENZORG KN VOLKS VERZBKERIN6.
anderzijds. Bij dezen tak der volksverzekering wordt dus
gevolgd hetzelfde stelsel, dat ik reeds in mijn opstel in de
Economist voor de pensioenverzekering, en in dit geschrift
voor de volksverzekering in het algemeen heb aanbevolen,
en de goede uitkomsten, die men met dit stelsel, vooral
in Gent, voor de verzekering tegen werkloosheid heeft ver-
kregen, hebben de praktische bruikbaarheid daarvan af-
doende aangetoond en geven m. i. alle aanleiding om te be-
proeven, of het ook op de andere takken der volksverzeke-
ring met vrucht kan worden toegepast.
g. uitkeeringen in buitengewone omstandig-
heden:
Zullen de ondersteuningsfondsen in alle opzichten beant-
woorden aan hun doel om hunne leden buiten de armenzorg
te houden, dan zullen de reglementen dier fondsen ook de
gelegenheid moeten openlaten om in buitengewone, in het
reglement niet omschrevene gevallen uitkeeringen aan de
leden te doen. Het is toch onmogelijk vooraf nauwkeurig
alle mogelijke gevallen op te sommen, waarin de leden
behoefte aan uitkeering zullen hebben. Het verleenen van
buitengewone uitkeeringen in bijzondere omstandigheden is
bij de onderlinge verzekering mogelijk, omdat daar een door
de leden gekozen' bestuur is, hetwelk kan beslissen, of aan
buitengewone ondersteuning behoefte is, terwijl in belang-
rijke gevallen de algemeene vei^adering der leden zelven
daaromtrent een besluit kan nemen. Bij het individueele
verzekeringscontract is de toestand anders; daarin moeten
de rechten en verplichtingen van beide partijen vooraf
nauwkeurig worden vastgesteld, ten einde latere geschillen
te voorkomen. Dit wordt dikwijls als een groot voordeel
beschouwd, omdat de verzekerde dan zeker weet, in welke
gevallen hij uitkeering zal krijgen. Daartegenover staat even-
wel, dat in alle andere gevallen de mogelijkheid voor hem
is uitgesloten om eene uitkeering te krijgen. Dit is een der
groote bezwaren van de individueele verzekering; om zich
tegen alle mogelijke gevaren te verzekeren, moet men voor
elk gevaar eene afzonderlijke overeenkomst sluiten en dus
een groot aantal premiën betalen. Laat de onvermogende
voor één gevaar na zich te verzekeren, en het voorval,
ARMENZORG £N VOLKS V£RZ£K£RINa. 53
waartegen hij niet verzekerd iö, doet zich voor, dan vervalt
hij ondanks al zijne voorzorgen toch tot armoede en moet
hij zijne toevlucht nemen tot de armenzorg. Daarom is het
in het belang van de leden der ondersteuningsfondsen, dat
het reglement ook in onvoorziene omstandigheden eene uit-
keering toelaat.
Deze omstandigheden kunnen óf één lid alleen of meer-
dere of alle leden tegelijk betreflFen. Een lid kan buiten
zijn toedoen in zulke bijzondere omstandigheden geraken,
dat hij ook buiten de in het reglement bepaalde gevallen
dringend behoefte aan ondersteuning heeft, en dan ligt het
op den weg van het fonds hem die te verleenen. Of zulk
een geval zich voordoet, zal het bestuur moeten bepalen, en
het zal menigmaal niet gemakkelijk zijn daarover te beslissen
en den schijn van begunstiging en willekeur te vermijden.
Zulk eene regeling zal het best zijn toe te passen bij eene
kleine vereeniging, waarin het bestuur de leden van nabij
kent en hun toestand nauwkeurig kan beoordeelen. Het
bestuur zal dan eene soorteeliike taak te vervullen hebben
als de annbesturen. die naL goedvinden kunnen besUssen,
of al dan niet onderstand zal worden verstrekt. Hoe meer
vrijheid in dit opzicht aan het bestuur van een ondersteu-
ningsfonds zal worden gelaten, hoe meer nut met beperkte
middelen zal kunnen worden gedaan en hoe doelmatiger
dus het fonds zal werken. Indien toch het bestuur niet
verplicht is in bepaalde gevallen uitkeering te geven, maar
die kan onthouden, als geene dringende behoefte daaraan
bestaat, des te meer geld zal beschikbaar blijven om in
andere gevallen, waarin inderdaad groote behoefte aan on-
dersteuning bestaat, krachtige hulp te verleenen. De onder-
vinding zal moeten leeren, hoe ver men in dit opzicht zal
kunnen gaan.
Veel minder moeilijkheid is verbonden aan het toekennen
van buitengewone uitkeeringen in geval van algemeene ram-
pen, als overstrooming, brand, oorlog en dergelijke onheilen,
waardoor all? leden of ten minste een groot deel hunner
plotseling van hunne gewone inkomsten worden verstoken.
In dergelijke gevallen zullen de leden dikwijls reeds krach-
tens het reglement aanspraak hebben op eene uitkeering
54 ARMENZORG RN VOLKS VERZEKERINO.
w^ens werkloosheid; maar voorzoover dit niet het geval
mocht zijn , zal de algemeene vei^adering der leden moeten
kunnen besluiten tot het doen eener buitengewone uitkee-
ring. Is de kas daarvoor niet toereikend, dan zal de veree-
niging een beroep kunnen doen op de algemeene liefdadigheid,
die in zulke omstandigheden zich meestal niet onbetuigd
laat. Bij rampen van grooten omvang of langen duur zal
het fonds ook eene subsidie kunnen vragen aan armbesturen,
gemeente, provincie of rijk.
Het spreekt van zelf, dat voor zulke doeleinden eene kas
noodig is. Deze is trouwens ook in gewone omstandigheden
voor de ondersteuningsfondsen onmisbaar, ten einde bij eene
tijdelijke toeneming der gevallen van ziekte, invaliditeit,
werkloosheid enz. niet dadelijk tot verhooging der contri-
butie of verlaging der uitkeeringen te moeten overgaan;
vastheid van beide is natuurlijk voor de deelnemers zeer
wenschelijk. Het vormen van zulk eene kas levert voor der-
gelijke fondsen geen groot bezwaar op, gelijk o.a. blijkt uit
het aanzienlijk kapitaal der vereeniging ,, Onderling Hulp-
betoon" te Zierikzee, (zie bijlage B). De oorzaak daarvan
is, dat bij de oprichting alleen gezonde leden tot een be-
paalden leeftijd worden opgenomen, waardoor in de eerste
jaren weinig uitkeeringen behoeven te worden gedaan en
de rekening een niet onbelangrijk overschot aanwijst. Zulk
eene kas, ook wel reservekas genoemd, is natuurlijk iets
geheel anders dan de reserve, die volgens het premiestelsel
bestemd is tot dekking van alle loopende risico's.
Bij fabrieken en groote ondernemingen zou de kas van
het ondersteuningsfonds kunnen worden gestijfd door een
aandeel in de overwinst. Het ligt m.i. in de lijn, die de
organisatie der werklieden volgt, dat dergelijke fondsen niet
meer door de werkgevers, maar door de werklieden zei ven
worden opgericht. Aanvankelijk is het initiatief daartoe uit-
gegaan van sommige werkgevers, welke in het belang hun-
ner werklieden die instellingen in het leven hebben geroepen
en geheel vrijwillig een deel hunner winsten daaraan hebben
afgestaan. Nu evenwel de werklieden hoe langer hoe meer
zich organiseeren tot eene zelfstandige macht naast den
patroon, meen ik dat zij zei ven ook de ondersteuningsfond-
ARMENZORG KN VOLKSVERZEKERING. 55
sen zouden moeten oprichten en in stand houden, waarbij
natuurlijk medewerking en geldelijke steun van den patroon
niet behoeft uitgesloten te worden. Zij zouden dan kunnen
bedingen, dat een deel der overwinst in gunstige jaren ten
bate van het fonds zou komen. Uit deze overwinst zouden
dan bij stilstand of inkrimping van het bedrijf buitengewone
uitkeeringen aan de werklieden kunnen worden gedaan. Ook
aan verlaging der loonen tengevolge van achteruitgang van
het bedrijf zou op deze wijze, althans tijdelijk, kunnen
worden tegemoet gekomen, waardoor werkstakingen, als die
van de glasblazers in 1904, misschien zouden kunnen wor-
den voorkomen. Op deze wijze zouden de werklieden —
evenals de aandeelhouders der onderneming — in voordeelige
jaren eene reserve vormen, waaruit zij in nadeelige jaren
kunnen putten.
In het voorafgaande heb ik getracht aan te toonen, hoe
de vrijwillige volksverzekering, die hier te lande reeds be-
staat, zich zou kunnen uitbreiden en ontwikkelen; hoe de
bezwaren, die de vrijwillige pensioen verzekering heeft onder-
vonden, kunnen worden vermeden door toepassing van het
omslagstelsel, en hoe voor de bevordering der volksverzeke-
ring kan worden gebruik gemaakt van de hulpmiddelen,
waarover de armenzorg beschikt. Ik wensch thans nog in
het kort de voordeden aan te geven, die dit stelsel heeft
boven de verplichte verzekering en de staatspensioneering.
Vooreerst ligt deze uitbreiding der vrijwillige verzekering
geheel in de historische lijn. De begrafenisfondsen, de zie-
kenfondsen, de ondersteuningsfondsen bij ziekte zijn allen
geheel vrijwillig tot stand gekomen door de eigene inspan-
ning der belanghebbenden. Ook de verzekering tegen werk-
loosheid wil men op die wijze tot stand brengen, zij het
dan ook met steun van anderen. Waarom zou men dan de
pensioen verzekering op eene andere wijze regelen en geheel
afwijken van den weg, dien de volksverzekering hier te
lande tot nog toe heeft gevolgd? Het is waar, dat de poging
der Nederlandsche Pensioenvereeniging voor werklieden om
de vrijwillige pensioenverzekering ingang te doen vinden
56 ARMENZOKO JBN VOLKSVERZEKEUING.
door middel van het Ned. Werkliedenfonds mislukt
is; maar dit komt alleen omdaF zij daarbij een verkeer-
den weg heeft ingeslagen, en uit die mislukking volgt
geenszins, dat die verzekering niet op eene andere wijze
zou kunnen tot stand komen. Dat dit laatste zeei* goed
mogelijk is, meen ik hiervoren te hebben aangewezen, en
wel door uitbreiding der ziekteverzekering en door aanslui-
ting aan de armenzorg. Daardoor kan de pensioenverzeke-
ring worden opgebouwd op den grondslag van bestaande
instellingen, en dit is een groot voordeel boven de invoe-
ring van een geheel nieuw stelsel als de verplichte verzeke-
ring of de staatepensioneering,
Bij de invoering toch van een nieuw stelsel is het on-
mogelijk vooraf te bepalen, wat de uitkomst daarvan zal zijn.
Het vraagstuk, dat ons bezig houdt, geeft daarvan een dui-
delijk voorbeeld. Toen ruim 20 jaar geleden het Ned.
Werkliedenfonds werd opgericht, was men vast overtuigd
van het welslagen daarvan. Men nam allerlei maatregelen
om de deelneming der werklieden te bevorderen ; de admi-
nistratiekosten werden geheel uit vrijwillige bijdragen be-
streden, waardoor de premiën zoo laag mogelijk konden
worden gesteld; men richtte een afzonderlijk waarborgfonds
op om de uitbetaling der pensioenen, ofschoon die volgens
wiskundige gegevens berekend en dus door de reserve ge-
dekt waren, nog meer te verzekeren; men stichtte zelfs
vereenigingen, die aan de uit te keeren pensioenen een
bijslag zouden toevoegen. Men koesterde dan ook de grootste
verwachtingen van al die maatregelen — en toch hoe bitter
is men daarin teleurgesteld! Aan bekwaamheid, ijver en
goeden wil ontbrak het den oprichters geenszins, en toch
hebben ze misgetast, en is hunne poging mislukt door
oorzaken, die, achteraf gezien, vrij wel voor de hand liggen.
Hetzelfde kan geschieden met de verplichte verzekering,
waarvan velen nu eveneens zulke groote verwachtingen heb-
ben, terwijl het toch geheel onzeker is, of die zullen ver-
vuld worden. Aan deelneming zal het zeker niet ontbreken:
want de Staat dwingt eenvoudig daartoe. Maar des te grooter
zal ook het nadeel zijn, indien die verzekering niet aan de
verwachting beantwoordt; want dan kan men niet meer
AlRMBnzoro en volksverzekerino. 57
terug. Bij de vrijwillige verzekering is het een ander geval :
dat het Ned. Werkliedenfonds geen ingang heeft gevonden,
is zeker te betreuren; maar dit was eene vrijwillige zaak
en door de mislukking daarvan heeft niemand schade gele-
den. Beantwoordt daarentegen de verplichte verzekering niet
aan het doel, dan is de Staat toch genoodzaakt die door te
voeren ; immers, zoodra hij ééne premie van werkman of
werkgever heeft geïnd, heeft hij daardoor verstrekkende ver-
plichtingen op zich genomen, waaraan hij zich niet meer
kan onttrekken. Geheel anders gaat het wanneer de vrij-
willige verzekering zich geleidelijk uitbreidt : dan gaat men
stap voor stap vooruit, en blijkt men hier of daar een ver-
keerden stap te hebben gedaan, dan kan men gemakkelijk
terugtreden. Evenzoo zal de steun, dien de gemeenschap
aan die verzekering kan geven, zich geleidelijk kunnen ont-
wikkelen. Men kan dan telkens van de opgedane onder-
vinding gebruik maken, terwijl daarentegen bij eene wette-
lijke regeling der verplichte verzekering alles vooraf in bij-
zonderheden moet worden vastgesteld, zonder dat nog eenige
praktische ervaring ten dienste staat. Daardoor loopt men
altijd groot gevaar, dat zulk eene regeling, met hoe veel
zorg zij ook worde gemaakt, in de toepassing volstrekt niet
aan de verwachting zal voldoen.
Het is bovendien niet moeilijk reeds vooraf aan te toonen,
dat de verplichte verzekering in menig opzicht niet kan
voorzien in de behoeften der onvermogenden.
Vooreerst is zij onvolledig, omdat zij alleen de loontrek-
kende werklieden omvat, d.i. hen, die in dienstbetrekking
bij anderen werkzaam zijn tegen loon. Men doet dit, omdat
de medewerking der werkgevers noodig is om de premiën
te innen. Daardoor worden evenwel uitgesloten allen, die
voor eigen rekening arbeiden, ofschoon velen hunner gelde-
lijk even zwak zijn als de loontrekkenden, en dus evenzeer
behoefte hebben aan verzekering.
Doch niet eens alle loontrekkenden kunnen in de ver-
zekering worden opgenomen. Het wetsontwerp van den
minister Kuyper op de verplichte ziekteverzekering bepaalt
zich tot de vaste werklieden, en sluit dus alle zoogenaamde
losse werklieden uit. De Memorie van Toelichting zegt
hieromtrent het volgende:
58 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
,In beginsel zou zeker de verplichtiDg tot verzekering zich moeten
uitstrekken oyer alle personen beneden zekeren financieelen stan-
daard. In het ontwerp strekt de bedoelde verplichting zich alleen
uit tot de zoogenaamde vaste werklieden. De reden van die beper-
king is de navolgende:
De verplichting tot verzekering komt in hoofdzaak neer op de
verplichting om de voor de verzekering vereischte premie te betalen.
Die premie moet desnoods tegen den wil van den verzekerde kunnen
worden ingevorderd. De invordering van den verzekerde zelvenzoa
in de praktijk ongetwijfeld op onoverkomelijke bezwaren stuiten.
De inning van de premie behoort dus op andere wijze te geschieden,
Bij degenen, die in vasten loondienst zijn, kan zij zonder bezwaar
plaats hebben door tusschenkomst van den werkgever, die het voor
den werkman betaalde bedrag van het loon kan inhouden. Deze
wijze van invordering is als aangewezen, te meer omdat, gelijk
hieronder zal worden uiteengezet, er alleszins termen zijn om den
werkgever een deel van de premie te doen dragen en deze bij de voldoe-
ning zijner bijdrage tevens de bijdrage van den werkman kan storten .
,,Wat de zoogenaamde losse werklieden betreft, schijnt eene invor-
dering van de premie door tusschenkomst van den werkgever
ondoenlijk, omdat de persoon van dezen te zeer wisselt en het in
loondienst zijn van den lossen werkman te ongeregeld is.
„Omdat ten aanzien van de losse werklieden de invordering der
premie op geen doelmatige wijze schijnt te kunnen worden geregeld,
is het wenschelijk voorgekomen deze werklieden buiten de verplichte
verzekering te laten, en hen alleen de gelegenheid te verschaffen
om zich naar behooren tegen de geldelijke gevolgen van ziekte te
verzekeren. Hetzelfde geldt voor de kleine ondernemers."
De regeering stelt dus voorop dat, als men eenmaal
verplichte verzekering invoert, deze alle on- en minver-
mogenden zou moeten omvatten. Hieruit blijkt, dat de
volksverzekering in verband staat met het onvermogen van
een gedeelte der bevolking, maar niet met de dienstbetrek-
king, waarin een deel dier onvermogenden tot anderen staat.
Daaruit volgt, dat de volksverzekering moet worden ge-
regeld in verband met de armenzorg, en niet met de arbeids-
overeenkomst. Het is dan ook alleen om praktische redenen,
dat de verplichte verzekering wordt beperkt tot de loon-
trekkenden, en dan nog slechts tot een deel van hen. De
regeering toch acht de invoering alleen mogelijk ten aan-
zien van de vaste werklieden en laat de losse werklieden
buiten de verzekering. Men zal dus krijgen een deel der
werklieden, dat verzekerd is, en een deel, waarbij dit niet
het geval is, althans niet behoeft te zijn. *)
*) Het is opmerkelijk, dat in het wetsontwerp van dezelfden minister
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 59
Wat verstaat nu het ontwerp op de ziekteverzekering
onder vaste werklieden? Dit vindt men in art. 3
eerste en tweede lid, luidende:
„Onder vast werkman verstaat deze ivetieder, hetzij man of vrouw,
die tegen geldelijk loon in of ten behoeve van eene binnen het
Eijk gevestigde onderneming of inrichting werkzaam of binnen het
Bijk in eene dienstbetrekking is, voorzoover de duur der arbeids-
overeenkomst ten minste zes dagen is.
ViTanneer een persoon in een tijdvak van veertien dagen of ten
minste tien dagen in of ten behoeve van dezelfde onderneming of
inrichting werkzaam of in dezelfde dienstbetrekking geweest is, wordt
zijne werkzaamheid of dienst in dat tijdvak in elk geval geaohthet
gevolg van slechts ééne arbeidsovereenkomst te zijn geweest.''
In het eerste lid van dit artikel wordt dus als regel aan-^
genomen, dat ieder, die eene arbeidsovereenkomst voor
slechts zes dagen sluit, vast werkman is. Deze regel schijnt
mij in strijd met de werkelijkheid en de opvatting in het
dagelijksch leven. Eerst wanneer de overeenkomst voor veel
langer tijd wordt aangegaan, bv. voor drie maanden, een
half jaar of een jaar, ontstaat er eene vaste betrekking
tusschen werkman en werkgever, maar niet reeds wanneer
de overeenkomst slechts voor langer dan eene week wordt
gesloten. Wanneer b.v. een veldarbeider in den zomer ge-
durende den oogsttijd eenige weken achtereen werkzaam is
bij een landbouwer, dan zal hij volgens het tweede lid van
art. 3 worden beschouwd als vast werkman, en dus ver-
zekeringsplichtig zijn. Maar hoe zal het dan gaan na af-
loop van den oogsttijd, wanneer hij niet meer of althans
niet meer geregeld bij denzelfden of bij een anderen land-
bouwer werkt? Dan zal hij onverzekerd zijn. Neemt nü
dezelfde arbeider in het najaar tijdens den suikerbietenoogst
op nieuw voor eenige weken dienst bij een landbouwer, dan
zal hij weer in de verzekering vallen, terwijl hij in de
wintermaanden, als er weinig of geen veldarbeid is, weer
niet verzekeringsplichtig zal zijn. Zulk een arbeider zal dus
betreffende verplichte verzekering tegen invaliditeit en ouderdom niet
alleen de vaste werklieden, maar alle werklieden in de verzekering
worden opgenomen. ViTaarom dit verschil met het ontwerp op de ziekte-
verzekering ?
60 ARBnSNZORG EN YOLKSVERZEKSBINO.
afwisselend verzekerd en niet verzekerd zijn. Welkeen om-
slag en verwarring moeten al die veranderingen tengevolge
hebben, en welk een onzekere en onbevredigende toestand
wordt daardoor in het leven geroepen ! Is het dan niet veel
eenvoudiger en doelmatiger, dat zulk een werkman of zelf
voor zijne verzekering zorgt en dan ook voortdurend ver-
zekerd is, of wel niet verzekerd is en dan in zijne behoef-
ten wordt voorzien door de armenzorg? Men zal dus de
verplichte verzekering moeten bepalen tot hen, die geregeld
bij denzelfden patroon in dienst zijn, en alzoo inderdaad
vaste werklieden zijn. Maar dan zal een zeer groot deel der
werklieden buiten de verzekering vallen en deze binnen
vrij enge grenzen worden beperkt. Doch een groot deel van
hen, die dan verzekeringsplichtig zullen zijn, hebben zich
reeds vrijwillig verzekerd ; de 500.000 personen, die reeds
bij eenig ziekenfonds zijn verzekerd, en de 200.000 per-
sonen, die zich eene geldelijke schadeloosstelling bij ziekte
hebben verzekerd, maken zeker een aanzienlijk deel der
vaste werklieden uit. Is het dan niet beter om de toetreding
der overigen aan hen zelven over te laten, in plaats van
bij de wet eene scheiding te maken tusschen hen, die wèl
en anderen die niet tot verzekering verplicht zijn? Is het
wel mogelijk eene nauwkeurige bepaling te geven van een
,,vast werkman", en zal niet elke bepaling tot tallooze bijna
onoplosbare geschillen en velerlei ontduiking aanleiding
geven? Mij dunkt, dat de maatschappelijke toestanden zóó
ingewikkeld zijn, dat het onmogelijk is eene scherpe schei-
ding tusschen vaste en losse werklieden te maken, en dat
de werkelijkheid met elke kunstmatige scheiding den spot
zal drijven. Daarom schijnt het mij onmogelijk door de wet
te willen doen uitmaken, wie al of niet aan de verzekering
moeten deelnemen, en schiet er m.i. niet anders over, dan
dit aan de belanghebbenden zelven over te laten, en de
zorg der overheid te bepalen tot het bevorderen, steunen
en zoo noodig regelen der vrijwillige verzekering.
Indien de verplichte verzekering mocht worden ingevoerd,
zullen in ieder geval naast hen, die verzekerd zijn, een
aantal onvermogenden overblijven, die geheel onverzekerd
zijn. Aan dezulkön wordt dan de gelegenheid gegeven om
ARMENZORG EN V0LKSVRRZEKRRIN6. 61
zich vrijwillig bij de staatsverzekering aan te sluiten; ten
aanzien van hen moet men dus toch behouden de vrijwillige
verzekering, die men in b^insel heeft verworpen door itt-
voering der verplichte verzekering. Waar dus de verplichte
verzekering op een groot deel der onvermogenden niet kan
worden toegepast, en het toch aan hun vrijen wil zal moeten
worden ovei^elaten, of zij zich al dan niet verzekeren, ver-
dient het m.i. de voorkeur om vast te houden aan de vrij.-
willige verzekering, waaraan alle onvermogenden zonder
onderscheid kunnen deelnemen.
Zal dus de verplichte verzekering onvolledig zijn, omdat
een deel der onvermogenden van haar zal worden uitge-
sloten, bovendien kan zij geen doel treffen voor een groot
deel van hen, die wel in de verzekering zullen worden
opgenomen, omdat deze toch afhankelijk zullen blijven van
de armenzorg. Men is bij de verplichte pensioenverzekering
gewoon om de verzekerden te verdeden in klassen naar hun
verschillend inkomen ; in verhouding tot dat inkomen is in
elke klasse de premie en ook het pensioen hooger of lager.
Nu neenat het ontwerp Kuyper voor de pensioenverzekering
als eerste en laagste klasse aan, werklieden met een jaar-
lijksch loon beneden f 240. — In deze klasse zullen dus
vallen alle werklieden, die minder dan f 5. — per week ver-
dienen. Daartoe behooren dus ook personen, die slechts
f 1. — of f2. — per week verdienen en wier inkomsten
dus zoo gering zijn, dat zij niet in hun onderhoud kunnen
voorzien en onderstand moeten krijgen van het armbestuur.
Men wil dus zulke personen dwingen om van hun schamel
loon een deel te besparen voor de toekomst, terwijl zij voor
het oogenblik gebrek lijden, en men wil hen in de toekomst
bewaren voor de armenzorg, terwijl zij voor het heden daar-
van reeds afhankelijk zijn. Ook zullen in deze laagste klasse
vele losse arbeiders zijn, die een groot deel van het jaar
geen werk hebben en dan door de armbesturen bedeeld
moeten worden. Die personen zullen daarenboven, zoolang
zij geen werk hebben, en dus geen loon trekken, ge^ie
stortingen voor hun pensioen kunnen doen, en daar het
bedrag van het pensioen afhankelijk is van het aantal stor-
tingen, zal hun pensioen later te gering zijn om in hun
62 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
levensonderhoud te voorzien en zullen zij dan toch onder-
stand moeten krijgen van de armbesturen. Men zal dus in
de verzekering opnemen personen, die reeds armlastig zijn,
terwijl zij premiën voor hun pensioen storten, en een pen-
sioen toekennen aan personen, die tegelijkertijd worden
bedeeld door de armbesturen. Voor al zulke personen zal
de verplichte verzekering geen doel treffen en alleen noo-
deloozen omslag en kosten veroorzaken. Het klinkt zeer
schoon om te zeggen, dat door de verplichte verzekering
meer dan een millioen werklieden op hun ouden dag en
bij invaliditeit van een pensioen verzekerd zullen zijn, maar
dit beteekent weinig, wanneer een groot deel van hen toch
armlastig zal blijven. Voor de zoodanigen zal de verplichte
verzekering slechts eene verzekering in schijn, niet in wer-
kelijkheid zijn.
Daarom zal men, als men zijn doel niet wil voorbijstre-
ven, werklieden beneden een zeker inkomen buiten de ver-
plichte verzekering moeten laten. Hoe zal evenwel de wet-
gever deze grens kunnen trekken bij de zeer verschillende
toestanden, waarin de werklieden verkeeren? Een weekloon
van f 6 a f 8 is voor een arbeider ten platte lande voldoende
om in zijn onderhoud te voorzien, maar in eene groote stad
geheel ontoereikend. Ook heeft een ongehuwde werkman
minder noodig dan een gehuwde, en een gehuwde zonder
of met weinig kinderen minder dan een met een groot ge-
zin. Men ziet hieruit, hoe moeilijk het zal zijn hieromtrent
bij de wet vaste regelen te stellen. Voor de verzekering zijn
alleen die personen geschikt, die voldoende en geregelde
inkomsten hebben; maar het schijnt mij ondoenlijk die bij
de wet aan te wijzen. Alleen de belanghebbenden zelven
kunnen dit uitmaken, en dit doen zij, als zij zich vrijwillig
verzekeren. Wie in staat en genegen zijn geregeld eene
contributie voor de verzekering af te zonderen, zullen zich
daarbij aansluiten en zich daardoor onttrekken aan de armen-
zorg. Voor hen, die daartoe niet bij machte en bereid zijn,
zal men zich moeten bepalen tot eene verbetering der
armenzorg.
Daarom behoeft de Staat nog geenszins zich te onthou-
den van alle bemoeiing met de volksverzekering. Integen-
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 63
deel, zooals ik reeds hiervoren opmerkte, is het juist zijne
font, dat hij die tot nog toe geheel aan zich zelve heeft
overgelaten, en ligt het op zijn weg om die te steunen en
te bevorderen door eene hervorming der armenzorg. Doch
er bestaat m. i. geene noodzakelijkheid om, terwijl de Staat
tot dusverre de volksverzekering geheel aan de belangheb-
benden heeft overgelaten, thans eensklaps tot het andere
uiterste over te slaan en die geheel aan de belanghebben-
den te onttrekken.
Ook tegen de aan werkgever en werkman op te leggen ver-
plichting om premie te betalen, kunnen ernstige bedenkingen
worden aangevoerd. Het is eene geheel willekeurige regeling,
die op geenerlei grond van recht of billijkheid berust. Waar-
om wordt aan den werkgever de verplichting tot betaling
van een deel der premie opgelegd? Eigenlijk alleen omdat
men geen kans ziet de premie rechtstreeks van den werk-
man te innen en men die ook voor den werkman alleen te be-
zwarend vindt. Maar dit geeft nog geen recht om juist den
werkgever met de betaling der premie te belasten. Dit zou
alleen dan het geval zijn, wanneer de behoeften, waarin de
verzekering moet voorzien, een gevolg waren van de dienst-
betrekking, die tusschen werkman en werkgever bestaat.
Maar dit is alleen het geval bij bedrijfsongevallen, en daarom
zijn dan ook de kosten der ongevallenverzekering geheel
ten laste der werkgevers gebracht. Doch wanneer een werk-
man buiten het bedrijf om ziek wordt of invalide of oud,
dan is dit het gevolg niet van de dienstbetrekking waarin hij
staat tot zijn patroon, maar van natuurlijke oorzaken, waaraan
iedereen onderworpen is, onverschillig of hij in dienst van
een ander is of voor eigene rekening werkt. Daarom is er
m. i. geen rechtsgrond om dien last aan de gezamenlijke
werkgevers, en dus eigenlijk aan de nijverheid, op te leggen.
Er openbaart zich in den laatsten tijd eene sterke nei-
ging om aan de werkgevers allerlei lasten op te leggen ten
bate van hunne werklieden. Dit komt mij rechtmatig voor,
alleen voorzoover die lasten verband houden met het bedrijf.
Maatregelen tot bevordering van gezondheid en veiligheid
in fabrieken en werkplaatsen behooren daarom door de werk-
64 ARMENZORG BN VOLKSVERZEKERING.
gevers te worden bekostigd, en ook de verzekering tegen
bedrijfsongevallen kon daarom ten laste der werkgevers wor-
den gebracht. Nu is het zeker zeer gemakkelijk ook de andere
soorten van verzekering der werklieden door hunne patroons
te doen betalen; doch als men op dien weg voortgaat,
kunnen deze lasten zeer drukkend voor de nijverheid worden
en hare ontwikkeling belemmeren, en dit is onbillijk tegen-
over de werkgevers. En het is ook niet in het belang der
werklieden ; want men verlieze toch niet uit het oog, dat
werkverschaflSng het beste middel tot voorkoming van ar-
moede is, en dat de werkgevers de natuurlijke werkver-
schaffers zijn.
Voorzoover het loon der werklieden te gering is om
daaruit de premiën voor de verzekering te betalen, is het
zeker wenschelijk en billijk hun daarin te gemoet te komen.
Maar dan behoort dit te geschieden op kosten niet van de
werkgevers alleen, maar van alle meervermogenden, evenals
bij de armenzoi^. Daartoe zullen de ondersteuningsfondsen
de gelegenheid geven, waartoe niet alleen de patroons, maar
alle gegoeden als begunstigers of donateurs kunnen toetre-
den, en voorzoover hunne bijdragen niet voldoende zijn,
zal de overheid kunnen optreden en die fondsen kunnen
steunen uit de openbare kas, die hare inkomsten ontleent
aan alle belastingschuldigen, niet aan de werkgevers alleen.
Het opleggen van dergelijke wettelijke verplichting aan
de werkgevers ligt ook niet in de richting, waarin zich de
betrekking tusschen werklieden en patroons beweegt. In de
oudheid waren de werklieden veelal slaven : de opbrengst
van hun arbeid kwam geheel ten bate van hunne meesters,
die daartegenover geheel voor hun onderhoud moesten zorgen.
In de middeleeuwen had men de lijfeigenschap, waarbij de
arbeider wel vrij, maar toch in menig opzicht nog verbon-
den aan- en afhankelijk van zijn heer was; de heeren
oefenden een patriarchaal gezag over hunne onderhoo-
rigen uit en bij zulk een vaderlijk gezag paste ook een
vaderlijke zorg. In den nieuwen tijd is de verhouding van
werklieden en werkgevers geheel veranderd: de werkman
is rechtens geheel vrij en onafhankelijk van zijn werkgever
geworden, en voorzoover hij ekonomisch nog afhankelijk
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 65
van dezen mocht zijn, tracht hij ook die afhankelijkheid op
te heffen en zich volkomen zelfstandig te maken. Met dit
streven der werklieden strookt niet eene wetgeving, die de
zorg voor de persoonlijke belangen der werklieden opdraagt
aan hunne werkgevers; maar alleen zulk eene regeling,
waarbij de werklieden zelven voor die belangen zorgen. En
daarbij kunnen zij, wat de verzekering betreft, gebruikma-
ken van hetzelfde middel, dat zij met vrucht aanwenden
om zich ekonomisch onafhankelijk te maken van hunne
werkgevers, nl. de vereeniging. Evenals de vakvereenigingen
voor hen het middel zijn om gunstiger arbeidsvoorwaarden
te bedingen van hunne patroons, zoo kunnen de ondersteu-
ningsfondsen voor hen het middel worden om zich tegen
allerlei rampen te verzekeren en zich onafhankelijk te ma-
ken van de armenzorg.
Op deze gronden acht ik het noch rechtvaardig, noch
billijk, noch noodzakelijk, dat de wet aan de werkgevers de
verplichting zal opleggen om hunne werklieden te verzeke-
ren tegen onheilen, die hun persoonlijk buiten het bedrijf
kunnen treffen. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat in menig
geval op een werkgever de zedelijke plicht kan rusten om
aan zijne werklieden hulp te verleenen. Als hij voorspoed
heeft in zijne zaken, daar betaamt het hem een deel zijner
overwinst te besteden ten bate van hen, die daartoe hebben
medegewerkt. Als een werkman langen tijd in dienst van
denzelfden patroon is, behoort deze hem in moeilijke om-
standigheden te ondersteunen. Daartoe bestaat bij de onder-
steuningsfondsen alle gelegenheid, daar de patroons als be-
gunstigers of donateurs deze vereenigingen met raad en daad
kunnen steunen. Ook op andere wijze kunnen zij de taak
dezer fondsen verlichten, bv. door bij ziekte aan hunne
arbeiders gedurende eenigen tijd het volle loon te blijven
betalen, zooals menigvuldig plaats heeft; gedurende dien
tijd behoeft dan het fonds geenê uitkeering te geven en
wordt het dus zijdelings door den werkgever gesteund.
Evenmin bestaat er m.i. reden om aan de onvermogen-
den in het algemeen en aan de werklieden in het bijzonder
bij de wet de verplichting op te leggen om zich te ver-
5
66 ARlfENZORO EN VOLKS VERZEKERING.
zekeren. Dat een werkman in dienstbetrekking is bij een
ander, kan daarvoor zeker op zich zelf geen grond opleveren.
De eenige grond kan zijn, dat de onvermogenden, als zij
niet verzekerd zijn, komen ten laste der openbare armen-
zorg, en dat uit een algemeen maatschappelijk oogpunt ver-
zekering de voorkeur verdient boven de armenzorg. Naar
mijne meening evenwel behooren dergelijke wettelijke ver-
plichtingen te worden opgelegd alleen aan hen, die ver-
zuimen vrijwillig eenige op hen rustende verplichting na te
komen. Maar dit kan van de onvermogenden in het alge-
meen geenszins worden gezegd. Integendeel leveren zij door
hunne ruime deelneming aan de bestaande begrafenisfondsen,
ziekenfondsen en ondersteuningfondsen bij ziekte het on-
omstootelijk bewijs, dat zij volstrekt niet afkeerig van ver-
zekering zijn en daarvoor naar hunne krachten groote offers
over hebben. Dat zij aan de pensioenverzekering, zooals die
door het Ned. Werkliedenfonds werd opengesteld, geen deel
hebben genomen, kan hun waarlijk niet als een verzuim
worden toegerekend, dewijl de premiën voor hen te hoog
zijn en daardoor die verzekering feitelijk ontoegankelijk voor
hen is. Intusschen hebben zij zelven — al is het dan nog
slechts op zeer bescheiden schaal — reeds hier en daar
een anderen en beteren weg ingeslagen, zooals blijkt uit de
lijst der vereenigingen, die in bijlage A zijn opgenomen.
Men verlieze ook niet uit het oog, dat vele onvermogenden
nu eenmaal niet in staat zijn om de premiën voor al die
verzekeringen te betalen, en dat bij dezen het niet-deel-
nemen daaraan niet aan onwil, maar alleen aan onmacht
is toe te schrijven. Daarom zal het ook niet baten, of men
de zoodanigen bij de wet verplicht in de verzekering deel
te nemen : zoolang hunne inkomsten zoo gering en zoo
onzeker blijven, zullen zij toch afhankelijk blijven van de
armenzoi^.
Bovendien gaat het niet aan om de onvermogenden te
dwingen zich te verzekeren, zoolang de andere klassen der
bevolking hun daarin niet zijn voorgegaan. Ook de meer
gegoeden hebben in menig opzicht groote behoefte aan ver-
zekering, en toch is hunne deelneming daaraan nog zeer
gering. De vroegtijdige en langdurige premiebetaling, de
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 67
moeilijke keuze, tegen welk gevaar men zich zal verzekeren,
terwijl verzekering tegen alle gevaren ook voor meerbemid-
delden zeer bezwarend is, zijn de voornaamste oorzaken
daarvan. Maar die redenen gelden natuurlijk in veel sterker
mate voor de on- en minvermogenden. Daarom zou het
onrechtvaardig zijn aan hen eene verplichting op te leggen,
die niet eens wordt nagekomen door anderen, die veel eerder
daartoe in staat zijn.
Thans nog een woord over de staatspensioneering.
Veel zal ik daarover niet zeggen, omdat deze zoo kost-
baar zou zijn, dat alleen daarom eene verwezenlijking daar-
van in ons land voorshands niet te verwachten is, en dit
stelsel dus nog buiten het terrein der praktische politiek
ligt. De sympathie voor dit stelsel hangt geheel af van de
opvatting, die men heeft van de taak van den Staat. Wie
alle heil verwacht van eene uitbreiding der staatsmacht,
waardoor de overheid de zorg voor alle belangen der burgers
op zich neemt, die zal ook een voorstander zijn van staats-
pensioneering. Wie daarentegen in de ontwikkeling der
individuen het beste middel ziet tot bevordering van het
algemeen welzijn, die zal de staatszorg ook op dit gebied
tot zoo eng mogelijke grenzen wilUen beperken. W^aar nu
bij staatspensioneering van de belanghebbenden geenerlei
bijdrage wordt gevorderd, zou deze niets anders zijn dan
eene uitbreiding en bestendiging der bedeeling in een anderen
vorm. In tegenstelling daarmede moet m. i. het streven
daarop gericht zijn om alle burgers ekonomisch zelfstandig
en onafhankelijk van de hulp der gemeenschap te maken.
Het is naar mijne meening juist het groote voordeel van
het hiervoren ontwikkelde stelsel, dat het strekt om de
zelfstandigheid en het gevoel van verantwoordelijkheid der
onvermogenden te bevorderen en aan te kweeken. Immers
het maakt den vorm, waarin de gemeenschap hulp aan hen
verleent, afhankelijk van hunne deelneming aan een verze-
keringsfonds en dus van hunne eigene inspanning. Zij die
beginnen eene geldelijke bijdrage af te zonderen om in hunne
toekomstige behoeften te voorzien, nemen zelven de zoi^
voor hunne belangen op zich en regelen die in eigen be-
68 4RM£NZ0R6 EN VOLKSVERZEKERING.
heer naar hun eigen inzicht: Daardoor wordt hun gevoel
van verantwoordelijkheid versterkt in plaats van verslapt,
zooals nu reeds bij de armenzorg het geval is en bij staats-
pensioneering in n(^ meerdere mate het geval zou zijji. En
tevens geven zij door het oprichten dier verzekeringsfond-
sen aan de gemeenschap de gelegenheid hun hulp te ver-
leenen in zoodanigen vorm, dat die niet • vernederend voor
hen is. Bij dit stelsel worden dus vermeden de groote na-
deden, die aan de armenzorg zijn verbonden en ook van
staatspensioneering onafscheidelijk zijn.
Ook is het oflfer, dat bij de verzekeringsfondsen van de
onvermogenden wordt gevergd, het beste middel om het
evenwicht te bewaren tusschen hunne eischen eenerzijds en
de hulp der gemeenschap anderzijds. Aanvaardt men een-
maal het stelsel van staatspensioneering, waarbij aan de on-
vermogenden recht op geld uit de staatskas wordt gegeven
zonder eenige bijdrage hunnerzijds, dan zal er geen grens
zijn aan hunne eischen. Stelt men daarentegen de hulp der
gemeenschap afhankelijk van hunne eigene bijdragen, dan
zullen hunne eischen van zelf binnen de natuurlijke gren-
zen beperkt blijven.
Daarom verdient het ook de voorkeur om de subsidiën
aan de ondersteuningsfondsen te doen geven door de arm-
besturen, en niet door de gemeenten of den staat. Dan
toch zal bij die fondsen de wensch levendig blijven om ook
dien laatsten band met de armenzorg te verbreken en zich
geheel onafhankelijk daarvan te maken. Worden daaren-
tegen de subsidiën door de gemeenten of den staat ver-
strekt, dan zal licht de neiging ontstaan om die uit te
breiden, in plaats van op eigene krachten te steunen.
In ieder geval zullen toch ook de voorstanders van staats-
pensioneering moeten erkennen, dat de hiervoren aangegeven
regeling eene groote verbetering zou aanbrengen in het k)t
der onvermogenden, en hun den w^ zou banen om — wel niet
met een tooverslag — maar toch geleidelijk zich los te make van
de bestaande, inderdaad onvoldoende en gebrekkige, armenzorg.
Eindelijk wil ik er nog op wijzen,, dat de vrijwillige ver-
zekering geheel strookt met ons volkskarakter. Ons volk i*
ARMENZORG £N VOLKS VERZEKERING. 69
gesteld op vrijheid van bew^ing en heeft een aangeboren
afkeer van allen onnoodigen dwang. Welnu, de verplichte
verzekering berust op niets anders dan dwang; dwang voor
de werkgevers, die de premie moeten betalen, dwang voor
de werklieden, van wie daarvoor een deel van hun loon
wordt ingehouden, dwang voor de belastingschuldigen, die
daarvoor jaarlijks moeten bijdragen. De regeling der onge-
vallenverzekering kan zoowel in dit opzicht, als ook in an-
dere opzichten tot een afschrikkend voorbeeld dienen. De
ingewikkeldheid der wettelijke voorschriften, de centralisatie,
en bureaukratie, de administratieve omslag en de ontzagge-
lijke kostbaarheid, welk aan die r^eling zijn verbonden,
mogen wel ernstig doen overwegen, of het raadzaam is bij
de andere takken van volksverzekering op dien weg voort
te gaan. Daarentegen zal de organisatie der vrijwillige ver-
zekering, zooals die hiervoren is geschetst, hoogst eenvoudig
en weinig kostbaar zijn. Zij zal slechts weinige wettelijke
bepalingen vorderen, die eenvoudig en voor ieder begrij-
pelijk zullen zijn. Zij zal niet van boven af worden opge-
legd, maar van onder af zich ontwikkelen. Zij zal worden
ingericht ei^ uitgevoerd niet door een heirleger van ambte-
naren, maar door de belanghebbenden zelven. Zij zal ge-
bruik maken van bestaande instellingen en lichamen en dus
zeer weinig kostbaar zijn. Zij zal eindelijk overeenstemmen
met den vrijheidlievenden aard van ons volk en daardoor
een nationaal karakter dragen, in tegenstelling met de ver-
plichte verzekering, die uit Duitschland afkomstig en dus
eene plant van vreemden bodem is. Het is nu bijna eene
eeuw geleden, dat wij door vreemde overheersching zijn ge-
dwongen Fransche wetten aan te nemen; het ware dwaas-
heid ons thans vrijwillig aan eene Duitsche dwangwetgeving
te onderwerpen, terwijl wij door de ontwikkeling onzer ver-
zekeringsfondsen en de hervorming onzer armenzorg een
echt nationale volksverzekering kunnen tot stand brengen.
Ten slotte wensch ik nog aan te geven, op welke wijze
de hiervoren ontwikkelde denkbeelden, indien zij ingang moch-
ten vinden, in toepassing zouden kunnen worden gebracht.
70 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
In de eerste plaats^ is noodig eene nauwkeurige kennis
van de bestaande verzekeringsfondsen. De Nutsrapporten
over de begrafenisfondsen en de ziekenfondsen bevatten be-
langrijke gegevens en beschouwingen en zullen door ieder,
die zich van het vraagstuk der volksverzekering op de hoogte
wil stellen, met vrucht kunnen worden geraadpleegd. Zij
zijn evenwel reeds 10 a 20 jaren oud en dus min of meer
verouderd; bovendien berusten zij alleen op vrijwillige op-
gaven en zijn ze dus onvolledig. Wat de ziekenfondsen
betreft, is de regeering in het bezit van nieuwere en meer
volledige gegevens. Nog slechts een paar jaar geleden toch
heeft zij van de gemeentebesturen opgaven ontvangen omtrent
de bestaande ziekenfondsen, en op die inlichtingen berusten
zeker de hiervoren vermelde opgaven omtrent het aantal
van hen, die aan de ziekteverzekering deelnemen. Wanneer
de regeering die gegevens wilde laten bewerken en open-
baar maken, zou men daardoor bekend worden met den
omvang, welken die verzekering reeds heeft verkregen, en
met de wijze, waarop zij is ingericht. Uit eene nadere
beschouwing der ondersteuningsfondsen bij ziekte zou dan
kunnen blijken, of deze inderdaad, gelijk ik meen, een
goeden grondslag voor pensioenfondsen kunnen vormen. Een
onderzoek naar de begrafenisfondsen, dat zeer omvangrijk
zou zijn en minder dringend is, zou later kunnen volgen.
Tevens zou noodig zijn eene wijziging en aanvulling der
armenwet. Volgens art. 1 is zij niet van toepassing op in-
stellingen, uitsluitend bestemd tot het voorkomen van armoede.
Deze beperking zou moeten vervallen. De wet zou moeten
worden uitgebreid in dien zin, dat aan de burgerlijke armbe-
sturen of, waar deze ontbreken, aan de gemeentebesturen
de bevoegdheid werd toegekend om subsidiën te verleenen
aan instellingen, die juist voorkoming van armoede ten doel
hebben, en daartoe behooren de verzekeringsfondsen. Dit zou
kunnen geschieden door aanvulling van het 4 ^® hoofdstuk, han-
delende „van subsidiën uit fondsen van burger-
lijke gemeenten aan instellingen van welda-
digheid'* (art. 5 9 en volgg.) Door zulk eene aanvul-
ling zou het aan de burgerlijke armbesturen mogelijk worden
subsidiën te geven aan ondersteuningsfondsen, verzekerings-
ARMENZORG KN VOLKSVERZEKERING. 7 J
fondsen tegen werkloosheid en dei^elijke instellingen, en
zouden die subsidiën een wettelijken grondslag verkrijgen.
Zoo zou op eenvoudige wijze de steun kunnen worden
geregeld, die van overheidswege aan de volksverzekering
moet worden gegeven, en zou de armenwet op dit punt
in overeenstemming worden gebracht met de behoeften van
dezen tijd.
Intusschen zou bij den financieelen nood der meeste ge-
meenten door de bnrgeriijke armbesturen of de gemeente-
besturen waarschijnlijk aanvankelijk weinig gebruik worden
gemaakt van de hun toegekende bevoegdheid tot subsidi-
eering der verzekeringsfondsen. Tot bevordering dier snbsi-
dieering zou het daarom noodig zijn, dat de Staat een deel
van die subsidiën voor zijne rekening nam. Een deel dier
subsidiën zou moeten blijven ten laste van de burgerlijke
armbesturen of van de gemeenten, opdat niet lichtvaardig
deigelijke subsidiën zouden worden toegekend en ten laste
van het rijk gebracht. l)oor zulk eene regeling zou aan de
burgerlijke armbesturen en de gemeenten een prikkel worden
gegeven om dergelijke instellingen te steunen, omdat daar-
door de kosten der armenzorg voor hen zouden verminderen
en gedeeltelijk op het rijk zouden worden overgebracht.
Tegelijk met deze aanvulling der armenwet in het belang
van hen, die deelnemen aan de verzekering, zou zij ook eene
wijziging moeten ondergaan in het belang van die onver-
mogenden, welke buiten de verzekering blijven. Deze wijzi-
ging betreft art. 2 1 dier wet, volgens hetwelk de burger-
lijke armbesturen onderstand aan armen mogen verleenen
//slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid.''
Deze bepaling, ofschoon noodzakelijk tegenover hen, wier
armoede het gevolg is van eigen schuld, leidt tegenover
anderen tot onnoodige hardheid. Zij behoort daarom te
worden verruimd en vervangen door eene bepaling in den
geest van art. 6 8 van het door den minister Borgesius
ingediende voorstel tot herziening der armenwet. Volgens
dat artikel kan door het -burgerlijk armbestuur ondersteu-
ning aan een arme worden verstrekt, /ywanneer hij die
niet of niet voldoende ontvangt van andere
instellingen van weldadigheid of van derden.''
72 ARBCENZORO EN VOLKS VERZEiCERlNG.
Het armbestuur wordt daarin dus geheel vrijgelaten: het
kan gestreng optreden tegen onverschilligen, dronkaards en
dergelijken, die hunne armoede aan eigen schuld hebben te
wijten; maar tevens mild zijn jegens hen, die door ziekte,
ouderdom of deigelijke oorzaken buiten hunne schuld tot
armoede zijn vervallen.
Deze wetswijziging zou echter de armen weinig baten,
als de burgerlijke armbesturen niet over ruimer middelen
te beschikken kregen dan thans in den regel het geval is.
Daarom zou het m. i. wenschelijk zijn, dat in die gemeen-
ten, welke door de kosten der armenzorg worden gedrukt,
het rijk een deel van die kosten voor zijne rekening nam.
Daardoor zouden de armbesturen in staat worden gesteld
minder karig te bedeelen dan tot nog toe meestal geschiedt,
en zou dus aanstonds eene groote verbetering worden ge-
bracht in het lot van tal van behoeftigen.
In afwachting van eene wettelijke regeling moeten even-
wel de belanghebbenden niet stil zitten. Bij de vrijvnllige
verzekering toch hangt alles van hun intiatief af. Daarvoor
zijn thans het meest aangewezen de ondersteuningsfondsen
bij ziekte; dezen moeten trachten door verhooging himner
contributie, door bijdragen van andere instellingen of par-
ticulieren en door subsidiën van armbesturen of gemeenten
hun werkkring uit te breiden tot pensioneering hunner leden
bij invaliditeit en ouderdom. Wanneer slechts in enkele
plaatsen daartoe het voorbeeld werd gegeven, zou dit spoe-
dig elders worden gevolgd. Voor kleine gemeenten kan reeds
de vereeniging //Onderling Hulpbetoon'' te Zierik-
zee tot voorbeeld dienen. Als het Nutsdepartement aldaar,
dat deze vereeniging nu reeds zijdelings steunt, met behulp
der spaarbank aan die vereeniging eene subsidie wilde geven,
zou het te haren opzichte de taak vervullen, die in dit ge-
schrift aan het burgerlijk armbestuur is toegedacht. Die
vereeniging zou dan misschien de pensioneering van de
weduwen harer leden op de hiervoren aangegeven wijze
kunnen ter hand nemen en aldus haar werkkring in die
richting kunnen uitbreiden. Hoe in eene groote gemeente
de pensioneering zou moeten worden aangevat, zou
een punt van bespreking kunnen uitmaken bij de bestuur-
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 73
dersbonden, d. z. vereenigingen van de bestuurders der vak-
en werklieden- vereenigingen. In alle groote steden is de
verzekering tegen werkloosheid aan de orde, die wordt in-
gericht op dezelfde wijze als waarop ik de volksverzekering
in het algemeen zou willen regelen. Bij die gelegenheid be-
staat er dus aanleiding om ook de overige soorten van ver-
zekering ter sprake te brengen, en zou wellicht eene alge-
meene regeling der volksverzekering kunnen worden verkregen.
Ook al mocht voorshands alleen de verzekering tegen werk-
loosheid tot stand komen, dan zal deze toch een punt van
uitgang voor de andere soorten van verzekering kunnen
worden. Indien het slechts in ééne gemeente mocht geluk-
ken zulk eene regeling te vinden, dan zou dit ook voor
andere gemeenten van het hoogste belang zijn. Dit bewijst
de verzekering tegen werkloosheid in België : nadat toch in
1900 te Gent het werkloozenfonds was tot stand gekomen,
hadden in 1904 — dus slechts vier jaar later — reeds ten
minste 200 vakvereenigingen, gesteund door 21 gemeenten
en 2 provinciën, zulk een fonds opgericht.
Tevens zou het voor de ontwikkeling der verzekerings-
fondsen zeer bevorderlijk zijn, als zij zich vereenigden tot
een bond. Tot nog toe werken zij elk afzonderlijk en zijn
zij met elkanders bestaan en wijze van werken geheel on-
bekend. Door eene krachtige organisatie zouden zij elkaar
kunnen voorlichten en steunen en zou . de ondervinding van
het eene fonds aan het andere ten goede komen. Ook de
overneming van eikaars leden bij verandering van woonplaats
zou daardoor worden bevorderd, zooals ik hier voren reeds
opmerkte. Na de verschijning van mijn opstel in de Eco-
nomist heb ik daarom aan de Ned. Pensioenvereeni-
ging voor werklieden voorgesteld om daarover met
die fondsen en andere vereenigingen van werklieden in over-
leg te treden ; maar het hoofdbestuur dier vereeniging heeft
destijd daartegen bezwaar gemaakt, omdat de verwezenlijking
mijner denkbeelden voor een goed deel af hankelijk was van
vrijwillige bijdragen, en naar het oordeel van het hoofdbe-
stuur op dien grondslag een stelsel van verzekering niet
kan en mag worden opgebouwd. In dit geschrift heb ik
getracht te doen uitkomen, dat de hoofdvraag althans bij
74 ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING.
de pensioenverzekering is, welk stelsel van verzekering men
volgt. Houdt men uitsluitend aan de individueele verzekering
volgens het premiestelsel \ast, dan schijnt ook mij de vrij-
willige pensioenverzekering voor onvermogenden niet bereik-
baar, althans niet binnen een afzienbaren tijd. Ruimt men
daarentegen naast die verzekering eene plaats in voor de
onderlinge verzekering volgens het omslagstelsel, dan wordt
de vrijwillige pensioenverzekering zeer wel mogelijk. Dat
dan vrijwillige bijdragen kunnen dienen om de pensioenen
te verhoogen, zal zeker niet worden tegengesproken. Intus-
schen zal de particuliere liefdadigheid zich eerst langzaam
in die richting ontwikkelen. Daarom heb ik in dit geschrift
— in afwijking van mijn opstel in de Economist — de
subsidiën van armbesturen, gemeenten of staat meer op den
voorgrond gesteld dan de bijdragen van particulieren, en
daardoor aan dien steun een meer vasten grondslag gegeven.
Intusschen behoeft zulk een bond van ondersteunings-
fondsen niet van boven af te ontstaan; hij kan zich ook
van onderen af ontvrikkelen. Eerst kunnen de ondersteunings-
fondsen in ééne groote gemeente of in naburige kleine ge-
meenten zich aaneensluiten, en uit die kleinere vereenigingen
kan zich later een algemeene bond voor het geheele land
vormen. Hiervoren wees ik reeds op de overeenkomsten,
gesloten tusschen vier kleine ziekenfondsen op het eiland
Schouwen betreffende de overneming van elkanders leden
bij verhuizing. Onlangs las ik nog een bericht uit Zuid-
hom, dat de besturen van een aantal ziekenfondsen in die
omgeving hadden besloten tot het vormen van eene groote
vereeniging, een bond, tot behartiging van de belangen der
leden, en dat reeds 1 3 vereenigingen in het Westerkwartier
zich hadden aangesloten. Er blijkt dus reeds hier en daar
een begin van organisatie te zijn, en waarschijnlijk doet de
behoefte daaraan zich ook in andere gedeelten van het land
gevoelen. Zulk eene organisatie zal echter veel eerder en
bet«r tot stand komen, als zij van één middelpunt uit wordt
bevorderd en geleid.
AAMENZORG £N VOLKSVERZEKERING. 7&
NASCHRIFT.
Dit geschrift was voor de pers gereed, toen ik als lid
der Ned. Pensioenvereeniging voor werklieden eene oproe-
ping ontving voor eene algemeene vergadering, welke op
27 November a.s. te Amsterdam zal worden gehouden. Op
die vergadering zal in behandeling komen een voorstel van
het hoofdbestuur, strekkende om het Ned. Werkliedenfonds
voor verdere deelneming te sluiten en de loopende verplich-
tingen daarvan over te dragen aan de Verzekerings- en Her-
verzekeringsbank f^Nova" te 's Gravenhage. Indien dit voor-
stel mocht worden aangenomen, zal daarmede tevens besloten
zijn tot ontbinding der Pensioenvereeniging zelve. Die ver-
eeniging toch stelde zich ten doel de oprichting van het
Ned. Werkliedenfonds en de bevordering van de deelneming
der werklieden daaraan. Wordt nu besloten tot sluiting en
overdracht van dat fonds, dan verliest de Pensioenvereeni-
ging haar doel en zal hare ontbinding van zelf moeten
volgen.
Dit nu zou ik zeer betreuren, dewijl naar mijne over-
tuiging de Pensioenvereeniging nog eene zeer schoone toe-
komst kan hebben, indien zij haar werkkring wil wijzigen
en uitbreiden. Tot dusverre heeft zij hare taak uitsluitend
bepaald tot het Ned. Werkliedenfonds, en het is niet te
ontkennen, dat dit slechts uiterst geringe deelneming heeft
gevonden, zoodat de Vereeniging thans een kwijnend bestaan
leidt. Dit zou evenwel m.i. geheel kunnen veranderen, als
de Vereeniging haar werkkring niet bepaalde tot dat fonds,
maar dien uitbreidde tot de talrijke andere verzekerings-
fondsen. Volgens het Nutsrapport over de begrafenisfondsen
waren er reeds in 1888 ongeveer 430 begrafenisfondsen,
en volgens het Nutsrapport over de ziekenfondsen bestonden
er reeds in 1895 ongeveer 650 ziekenfondsen. Er waren
dus destijds reeds meer dan 1000 verzekeringsfondsen en
76 ARMENZORG £N VOLKSVERZEKERINO.
na dien tijd is dat aantal zeker aanzienlijk toegenomen.
Al deze fondsen nu staan geheel op zich zelf en missen
elke leiding, elk toezicht en elk verband met elkander. Het
ligt naar mijne meening op den weg der Ned. Pensioen-
vereeniging om zich met die fondsen in betrekking te stel-
len en eene organisatie daarvan in het leven te roepen, die
hun in menig opzicht ten goede zou komen. Ook de Pen-
sioenvereeniging zelve zou geldelijk daarmee gebaat zijn.
Het hoofdbestuur klaagt, dat het ledental afneemt en de
inkomsten daardoor verminderen, tengevolge waarvan de uit-
gaven niet meer kunnen worden bestreden. In dat euvel
zou worden voorzien, wanneer de bedoelde verzekeringsfond-
sen lid der Pensioenvereeniging werden. De contributie voor
vereenigingen of genootschappen bedraagt ten minste f5, —
'sjaars; wanneer nu de verzekeringsfondsen, al ware het
slechts voor een deel, lid der Pensioenvereeniging werden,
zouden zij eene belangrijke bron van inkomsten worden.
Dan zou de Pensioenvereeniging kunnen trachten de on-
dersteuningsfondsen bij ziekte uit te breiden tot pen-
sioenfondsen bij invaliditeit en ouderdom, zooals ik hier-
voren heb aanbevolen, en op die wijze haar hoofddoel, de
pensioenverzekering, kunnen bevorderen, hetgeen ook we-
der aan het Nederl. Werkliedenfonds ten goede zou ko-
men. Eindelijk zou de Vereeniging zich ook de opkomende
verzekering tegen werkloosheid kunnen aantrekken, en
ook daaraan kracht en leiding kunnen geven. Zoo zou zij
zich de organisatie en de ontwikkeling der geheele volks-
verzekering ten doel kunnen stellen, en, in plaats van zich
zelve op te heffen, integendeel haar werkkring kunnen uit-
breiden en een nieuw en krachtig leven kunnen aanvangen.
In ieder geval schijnt het mij voorbarig om de vrijwillige
verzekering los te laten, vóórdat tot de invoering der ver-
plichte verzekering is besloten, en zoo ver is het hier te
lande nog niet. Integendeel blijkt hoe langer hoe meer, hoe
groote bezwaren aan die invoering verbonden zouden zijn,
zoodat het geheel onzeker is, of en wanneer die tot stand
zal komen. De nadeelen, die uit de verplichte verzekering
voortvloeien, doen zich in Duitschland in steeds meerdere
mate gevoelen, en hebben zich ook hier te lande bij de
ARMENZORG EN VOLKSVERZEKERING. 77
ongevallen-verzekering geopenbaard. Als ik mij niet bedrieg
beginnen zich dan ook hier en daar teekenen tevertoonen,
dat de neiging tot invoering der verplichte verzekering, die
in de laatste jaren was toegenomen, haar toppunt reeds
heeft bereikt en begint af te nemen. Indien dit inderdaad
het geval mocht zijn, zal de vrijwillige verzekering van zelf
weder op den vooi^rond treden, en met het oog op dat
vooruitzicht zou het zeer verkeerd zijn om de eenige instel-
ling, die de bevordering der vrijwillige verzekering ten doel
heeft, op te heffen en die verzekering prijs te geven, zon-
der dat er nog iets anders in hare plaats is gekomen.
Ik hoop daarom, dat de algemeene vergadering der Ned.
Pensioenvereeniging voor werklieden het voorstel van het
hoofdbestuur niet voetstoots zal aannemen, maar zich
nog eens ernstig zal bedenken, alvorens haar eigen dood-
vonnis uit te spreken. Mocht zij niettemin daartoe overgaan ,
dan zou voor hen, die aan de vrijwillige verzekering de
voorkeur geven boven de verplichte verzekering, de tijd ge-
komen zijn om de taak, die de Pensioenvereeniging heeft
laten varen, over te nemen en in hare plaats te stichten
eene nieuwe vereeniging tot bevordering der volksverzeke-
ring, die op de zoo even aangegeven wijze werkzaam zou
kunnen zijn. In dat geval zou het wenschelijk zijn eene
regeling te treffen, waarbij de Pensioenvereeniging het Ned.
Werkliedenfonds aan de nieuwe vereeniging overdro^ ; dan
toch zouden de vele moeite en de groote offers, die aan de
oprichting van dat fonds zijn besteed, niet te vergeefs zijn
gebracht en mettertijd npg aan hun doel kunnen beant-
woorden.
Zierikzee, November 1905
BIJLAGE A.
LUST VAN VEREENIGINGEN
die ondersteuning van hare leden ten doel hebben
en als rechtspersoon zfln erkend.
(Staatscourant Juni 1903 tot October 1905).
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
N«.
Staatscourant.
NAAM.
DOEL OF MIDDEL.
7-8 Juni 1908
1 Juli 1903
2 Juli 1908
7 Juli 1908
28 Aug. 1908
9 Sept. 1908
9 Sept. 1908
8
17 Sept. 1908
20-21 Sept. 1908
10
27-28 Sept. 1908
,,Am8tels Werkman" te
Amsterdam, (gewijzigde sta-
tuten).
Christelijke werklieden- ver-
eeniging „Draagt elkanders
lasten" t-e Colijnsplaat,
Christelijke werklieden-ver-
eeniging te 's-Gravenhage,
W erklieden-vereeniging
„Helpt elkaar" te Kedichem.
Nederlandsche Glasblazers-
bond te Delft.
Werklieden-vereeniging
«Eendracht maakt macht"
te Scheveningen.
Het Ned. Boomsch-Katho-
liek Secretariaat van spoor-
en tramweg-personeel „St.
Baphael" te Tilburg.
Yereenigingyan metselaars
en opperlieden te Utrecht.
y ereenigmg van werklieden
te Biezelinge.
Vereeniging van beambten
der Departementen van alge-
meen bestuur en Hooge Col-
leges van Staat, te 's-Graven-
hage.
Het verleenen van onderlinge hulj
Seval van ontstane armoede, oud
om en ziekte.
(Elk lid tnag van stadstoege enkel on
steuning genieten in den vorm van ga
kundige hulp en het kosteloos sehooïi
zijner kinderen,)
Ondersteuning der leden bij ziek
den leden een pensioen te verscha
en hunnen weduwen eene uitkea
(en zoo mogeiy k ook hunnen w e e z e
a, het verstrekken van geldelij ken si
aan die leden, die door ziekte of on
val buiten staat zijn hunne werkzaao
den te verrichten;
b, het verstrekken van geldelijken st
aan die leden, welke den ouderd
van 60 jaren hebben bereikt, mits j
minstens 16 achtereenvolgende jaren li
geweest.
a. het in het leven roepen van eenc
stelling tot ondersteuning der leden m
val van ziekte;
b. door het storten van contribd
hul|y te verschaffen aan leden, welke i
buitengewone rampen enor^
lukken getroffen worden. j
het oprichten van ondersteuningsfoni
bij werkloosheid, ziekte, int
diteit, oud erdom en ongeval
het verstrekken van geldelijken steun
leden, die door ziekte of ongel
ken worden getroffen, en het uitkaj
bij o V er 1 ij d e n van de leden van j
geldelijke ondersteuning aan hunne a
staanden .
het oprichten van fondsen tot verl
ring der woningen, tot ondersteuninj
ziekte en overlijden en werkli
beid.
het vormen van fondsen, welkj
afzonderlijke reglementen beheerd zl
worden.
het verstrekken van eene wekelij
ondersteuning aan de leden, die door zi
of ongeval buiten staat zijn hunne
zaamheden te veirichten, en zoo m
het uitkeeren van een pensioen oj
vorderden leeftijd.
het ondersteunen van leden en oud-
in dagen van ziekte en bij overli
de weduwen, naar gelang de kas
toelaat.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
Staat Bcourant.
NAMEN.
DOEL OF MIDDEL.
30 Sept. 1908
7 Oct. 1903
118-19 Oct. 1903
28 Oct, 1903
8-9 Nov. 1908
10 Nov. 1908
11 Nov. 1903
13 Nov. 1908
113 Nov. 1908.
15-16 Nov. 1903
19 Nov. 1908
2 Dec. 1908
„St. Antonius gilde/' on-
derafdeeÜDg van den Boom-
8ch-Katholieken werklieden-
bond te '8-Hertogenbo8ch.
Afdeeling Sassenheim en
omstreken van den Ned.
Roomsch-Kath. Volksbond.
Frotestan tscb-Christelij ke
ijzer- en metaalbewerkers-
ver eeniging te Leiden.
Schoenmakers -vereeniging
,,Door vriendschap verbon-
den" te Leiden.
Stukadoorsgezellen-veree-
niging „Door eigen kracht"
te Haüsurlem.
Vereeniging van Rotterd.
Tramwegpersoneel „Ons be-
lang" te Rotterdam.
„De vereenigde sch^ven-
schuurders" te Amsterdam.
Ber^en-op-Zoomsche han-
delsreizigers-vereeniging te
Bergen-op-Zoom.
Werklieden-vereeniging
met ziekenfonds ,.de Voor-
zorg" te Beilen.
Christelijke werklieden ver-
eeniging te Raamsdonks-
veer (afd. v. den Christ. Nat.
Werkmansbond).
Rotterd. Sloopersvereeni-
fing „Door eendracht ver-
etering" te Rotterdam.
Pro testansch- Christelijke
vakvereeniging van katoen-
bewerkers „de Eensgezind-
heid" te Enschedé.
elkander in omstandigheden geldelijk te
steunen bij ziekte, werkloosheid en
overladen.
het verstrekken van onderlinge stoffelijke
hulp bij hoogen ouderdom of ongeval,
bij voorkeur door een daartoe door de le-
den zelf gevormde kas.
het vormen van eene weerstandskas tot
steun van onvermijdelijke werksta-
kingen en noodlij den de vakbroeders.
a, hare leden ingeval van ziekte, waar-
door zij niet in staat z\jn te werken, gel-
delijken bijstand te verleenen:
b. het doen van uitkeeringen bij over-
lijden aan weduwen of nabestaanden.
hare leden hulp te verleenen bij ziekte
en ongevallen.
onderlinge hulp in geld bij onvoorziene
omstandigheden.
art. 11 (uitkeeringskas) . Bij gebleken
wenschelijkheid en mogelijkheid richt de
vereeniging fondsen op tot uitkeering bij
werkeloosheid, overlijden en in-
validiteit.
het stichten en in stand houden van eene
uitkeeringskas tot steun bij z i e k t e n, o n-
gelukken, invaliditeit en werk-
loosheid.
a. het verleenen van eene wekelijksche
geldel^ke uitkeering aan het lid dat door
ziekte of ongeval verhinderd wordt
in de behoefte van zich en de zijnen te
voorzien ;
b, het verleenen van een uitkeering bij
den dood van een lid tot bestr^ding der
begrafeniskosten. (Leden kunnen
ook zijn alleen wonende wouwen en weduwen
die zelven in de kosten van haar onderhoud
voorzien),
het ondersteunen van hare leden, die door
ziekte verhinderd worden loongevenden
arbeid te verrichten.
het zooveel mogelijk ondersteimen van
elkander b\j het verkrijgen van werk, bij
ziekte en werkeloosheid. (ArU 14.
Zoolang de kas zulks toelaat, zal bij ziekteeen
geldelyke onderstand verstrekt worden),
vorming van eene weerstandskas
en een ondersteunings fonds.
6
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
No.
Staatscourant.
KAAM.
DOEL OF MIDDEL.
23
4 Dec. 1903
24
5 Dec. 1903
25
8 Dec. 1908
26
27
9 Dec. 1908
9 Dec. 1903
28
10 Dec. 1903
29
18 Dec. 1903
30
22 Dec. 1903
31
24 Dec. 1903
32
25-28 Dec. 1903
33
25-28 Dec. 1908
34
25-28 Dec. 1903
Vereeniging van hotel-,
restaurant-, koffiehuis- en
societeit-geêmployeerden
y^Hulp door voorzorg" te
Amsterdam.
Vereeniging van stalhou-
ders-knecnts te Arnhem.
Rott. touwslagersvereeni-
Ring ,,Door eendracht ver-
bonden" te Rotterdam.
Werkmansbond voor leden
van de Ned. Herv. Kerk te
Leiden.
B\jtuig- en wagenmakers-
vereeniging „Vooruitgang zij
ons Streven '^ te Rotterdam.
Onderlinge diamantbewer-
kers-vereeniging „Ons Be-
lang'^ te Amsterdam.
Gilde „St. Crispinus en
Crispinianus'' der Boomsch-
Kathol. lederbewerkers te
Dongen .
Israëlitische slagersveree-
niging ^eensgezindheid" te
Amsterdam.
Loodgieters- en gasfitters-
vereeniging „Verbetering is
ons Streven" te 'sGraven-
hage.
Smeden- en koperslagers-
vereeniging „Nut door vriend-
schap" te Leiden.
Bond van gemeente-politie-
beambten in Nederland te
Leiden.
Zaanlandsche Slagersver-
eeniging te Zaandam.
het oprichten en in stand houdeD
fondsen ter financieele onders
ning van hare leden. {Politieke
genheden zijn buitengesloten) .
aai
het ondersteunen van haxe ledei
ziekte en het doen eener uitkeerin
overladen van leden aan. de wedi
en weezen.
(Art. 19) leden, zonder werkzi
zullen gedurende zes achtereenvolg
weken f2.50 per week trekken, mil
f200. — in kas is. (De vereeniging ssi
godsdienstig en kerkelijk gebied geheel om
blijven) .
het stichten en in stand houden vai
ziekenfonds, een weduwen- en \
zenfonds en een pensioen fon
het vormen van eene kas om bij w<
loosheid leden te steunen, mits
geheel buiten eigen schuld zonder ^
zaamheden is geraakt. <
het geldelijk ondersteunen der lede:
ziekte, invaliditeit of der nagel
betrekkingen bij o v e r 1 ij d e n der Ie
voorzoover de geldmiddelen zulks zi
toelaten.
oprichting van een of meer fondsei
ondersteuning van h u 1 p b e I
vend.e leden.
het geldelijk ondersteunen
leden of hunne weduwen eni<
voorzoover de kas zulks zal bli
zen,
toe te laten.
het verleenen van onderstand ingeval
ziekte of andere gevallen,^
palen b\j huishoudelijk reglement of be
eener ledenvergadering. (De vereem
stelt zich niet op politiek o f godsdienstig si
punt), I
door het oprichten en in stand hoi
van verschillende fondsen de lede^
ziekte te bteunen of bii o v e r 1 ij *
èene uitkeering te verstrekken aan i
tueel na te laten betrekkingen. <
buiten hunne schuld buiten bet:
king geraakte gemeente-politiebei
ten geldelijk te steunen, en eveneens
delijken steun te verleenen aan nagel
betrekkingen van overleden geme^
politiebeambten. |
aan leden, die daartoe verzoek do<
het heerschen eener besmettelijke
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
Staatscourant.
NAAM.
DOEL OP MIDDEL.
25-28 Dec. 1903
31 Dec. 1903
* 1904 nr. 11
»
nr. 29
»
nr.
33
n
nr.
35
»
nr. 43
f»
tf
)f
nr. 102
nr.
nr-
152
167
>5
nr. 172
Ned. Barbiers- en kappers-
bond te Amsterdam.
Asser typografen-vereeni-
King ,,Laurens Jansz. Coster*'
te Assen.
Vereeniging „Tot onderling
nut en genoegen is deze op-
gericht" te 's Gravenhage.
Tuiniers- en bloemisten-
vereeniging ,,Door eendracht
verbonden" te Leiden.
Centrale raad voor hulp-
betoon en armenzorg te Hil-
versum.
Alg. Ned. Bierbrouwersge-
zellenbond te Rotterdam.
Scheepmakersvereeniging
,,Eendracht" te Amsterdam.
Vereeniging van voerlieden
in Amsterdam ,,Allen één."
Ohristelnke gemeente werk-
liedenbond te Amsterdam.
Boomsch-E^th . werklie-
denbond te 's Hertogenbosch
eene t^emoetkoming te verleenen, voor
het nadeel, door de ziekte aan het bedr\jf
toegebracht, voorzoover de kas zulks toelaat.
het instandhouden van fondsen tot gel-
delijke uitkeering bij ziekte en overlij-
den, voorzoover de kas zulks toelaat.
a. door eene wekelüksche contributie
eene uitkeering te verzekeren aan de nabe-
staanden van de leden, die door overlij-
den aan hunne betrekkingen worden ont-
rukt;
d. ondersteuning van leden b\j ziekte
door eene wekelijksche uitkeering, tot welk
doel een afzonderlijk fonds wordt samen-
gesteld ;
e, steun te verleenen aan leden bij werk-
loosheid, zonder eigen schuld veroor-
zaakt, en de werkloozen zooveel mogelijk
aan werk te helpen.
het verleenen van steun ingeval van
ziekte en overlijden, zoolang de kas
dit toelaat. (Als leden kunnen toetreden
beambten aan een der Departementen v.
alg. bestuur, hooge colleges v. Staat en
rechtscolleges).
het oprichten van f o n d s e n om uitkee-
ring te verleenen in de gevallen, bij
huishoudelijk reglement te be-
palen .
Centralisatie te verkrijgen van- en samen-
werking te bevorderen tusschen te Hilver-
sum bestaande en op te richten armbestu-
ren, vereenigingen, genootschappen of in-
stellingen, welke zich met hulpbetoon
of armenzorg bezig houden, zoomede
alle weidenkenden er toe te brengen geen
hulp te verleenen dan na voorafgaand
grondig onderzoek.
het verstrekken van uitkeer ing aan
de leden, zoo noodig uit speciaal daarvoor
bijeengebrachte fondsen, in de geval-
len te bepalen bij statuten, regle-
ment of door de alg. vergaderingen.
het waarborgen aan hare leden, die daar-
toe contribueeren, van eene uitkeering in
de gevallen, nader bii huishoudelijk
reglement te vermelden.
het ondersteunen bij ziekte en onge-
vallen, nader bij reglement omschreven.
het oprichten van ondersteunings-
fondsen.
ondersteuning der leden ten tijde van
ziekte.
het elkander verleenen van hulp in ge-
val van ramp.
Meubelmakers-vereeniging
„de Toekomst" te Botteraam.
^an 1 JftQ* 19(A af zijn de statuten der erkende vereenigingen opgenomen in een afzon-
k bijvoegsel der Staatscourant' onder een volgnummer.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
No.
Staatscourant.
NAAM.
DOEL OF MIDDEL.
46
1904 nr. 177
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
>f
it
II
nr. 181
nr. 195
nr. 209
91
Jt
nr. 210
nr. 240
»
nr. 271
„ nr. 297
,. nr. 302
„ nr. 376
„ nr. 384
w
nr. 395
Vereenigingvan gemeente-
werklieden „Ons belang" te
Leeuwarden .
Vereeniging „Zorg en ver-
maak" te 's Gravenhage.
8t. Joseph-vereeniging te
8neek. (afd. der FrieschSt.
Bonifacius-vereeniging) .
Ned. Roomsch-Eiatholieke
Volksbond afd . Watergraafs-
meer.
Christelijke werkmansbond
te Wissenkerke (afd. van den
Christ.Nat. Werkmansbond).
Ned. Bond van handels-
en kantoorbedienden „Mer-
curius" te Rotterdam.
Machinerie- werklieden -
vereeniging„Vriendentrouw"
te Rotterdam.
Werklieden-vereeniging
„Ons belang" te Breda.
Ned. lito-fotografische bond
te Amsterdam.
Broodbakkersgezellen - ver-
eeniging ,.Bijstand zij ons
doel," te 's-Gravenhage.
Leidsche Vakvereeniging
van hotel-, café-, restaurant-
en societeit-geëmploy eerden
„Onderstand door vrienden-
band" te Leiden.
Roomsch-Kath vereeniging
voor den middenstand in het
dekenaat Groningen en Assen
„Sint-Maarten" te Groningen.
het behartigen der stoffelijke beh
van gemeente- werklieden, die buiten b
schuld zonder betrekking zijn, doorh*
richten van eene weerstandska
het ondersteunen der leden zoow«
ziekte als bij nood.
het oprichten van een of meer foi
tot ondersteuning van hulpbe
vende leden. \
het verstrekken van onderlinge etoff
hulp bijhoogen ouderdom of ong<
by voorkeur uit een door de leden
gevormde kas.
het oprichten van fondsen, vo
meiijk een ondersteuningsfonds bij zie
Het oprichten en in stand houdei
onderstandskassen, uitsluitend U
hoeve van de leden, zoomede de ing
houding van een ondersteundngsfi
voor leden en hunne weduwe
weezen.
a. het verstrekken van geldelijke (^
steuning aan leden, die door ziekte (
cident buiten staat zijn hunne werb
heden te verrichten;
b, het elka&r zooveel mogelijk hulp
leenen ingeval van werkloosheid
e, het elkander zooveel mogelijk (^
steunen, als men uit hoofde van zijn
gen ouderdom uit zijn werk word<
slagen.
elkanders nood en kommer te verlii
door geldelijke uitkeering in geval
ziekte.
a. het verstrekken van uitkeerinj
de leden, zoo noodig uit speciaal daa
bijeengebrachte fondsen, indeg<
len te bepalen bij statuten, re
men ten of door de alg. vergadei
b, zoo mogelijk het oprichten va
pensioenfonds.
aan hare leden bij ziekte eene tegff
koming in geld te verzekeren.
Het oprichten en in stand houde^
fondsen ten einde hare leden i n n
zakelijke gevallen geldeJ|
steunen.
het oprichten van verzekerij
fondsen.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
Staatscourant,
NAAM.
DOEL EN MIDDELEN.
1904 nr. 402
„ nr. 484
»
nr. 462
w
nr. 489
n
nr. 498
>»
nr. 628
»
ff
ȕ
I ff
if
nr. 604
nr. 641
nr. 696
nr. 723
nr. 726
fp
nr. 781
Roomsch-Kath. mijnwer-
kers-yereeniging te Bleyer-
heide— Kerkraoe .
Vereeniging van kuipers-
gezellen «Nieuw leven" te
Amsterdam (afd. v.d. Alg.
Ned. kuipersgezellenbond).
Typografische vereeniging
9 Door eendracht t' zaam ver*
bonden" te Rotterdam.
Christelijke werklieden-ver-
eeniging Rom. XIII vs. 1,
te Ter Neuzen.
Veritas Loge nr. 10 van de
onafhankelijke orde van vrije
broederen, te Deventer.
Afdeeling Leerdam en om-
streken van het Alg. Ned.
Werkliedenverbond, te Leer-
dam.
Afdeeling Wij k-bij -Duur-
stede V . d. Christ. Nat. Werk-
mansbond.
Afdeeling Enschede van
denzelfden bond.
Roomsch-Kath. Volksbond
te Maastricht.
Roomsch-Kath .Werklieden
vereeniging „St. Jozef* te
Baam.
Afdeeling Gouda v.d. Ned.
Roomsch-Kath. Volksbond.
Vereeniging tot bestrijding
der gevolgen van werkeloos-
heid te Delft.
oprichting van fondsen tot ondersteu-
ning van in nood verkeerende
leden.
het verleenen van onderstand aan
de leden in de gevallen bij reglement
of besluit eener ledenvergadering
te bepalen.
aan de leden eenewekehjkschegeldeUjke
uitkeering te verstrekken bij ziekte,
werkloosheid en ouderdom, als-
mede eene geldel^de uitkeerinfl; te verschal-
fen aan de naastbestaanden van een
overleden lid. {Buitengewone leden zijn pa-
troons, die een jcutrl, contributie van f6. —
betalen. Donateurs zijn zij, die tegen eene
minimum contr. van f2.60 toetreden,)
Bij ziekte en overlijden zooveel
mogel^k elkander te steunen.
a , het verschaffen van steun aan hulp-
behoevende leden;
b, het verleenen van zedelij ken en stof-
felijken steun aan weduwen en de ver-
zorging van weezen van leden.
a, het in het leven roepen van eene
instelling tot ondersteuning der leden inge-
val van ziekte;
b, aan leden, welke door buitenge-
wone ongelukken of rampen wor-
den getroffen, zooveel mogelijk hulp te
verleenen .
het oprichten van een ziekenfonds,
of ook van verschillen de fondsen,
bij gebleken noodzakelijkheid.
het oprichten, voor zoover noodig van
onder steunings-, zieken-, wedu-
wen-, pensioenfondsen enz.
het oprichten van een of meerdere fond-
sen tot ondersteuning van hulp-
behoevende leden.
als voren.
het verstrekken van onderlinge stoffelijke
hulp bij hoogen ouderdom of ongeval,
bij voorkeur uit eene door de leden zelven
gevormde kas.
ondersteuning van hen, die buiten hunne
schuld werkeloos zijn, een en ander
nader te regelen bij huishoudelijk reglement.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
No.
StaAtscourant.
NAAM.
DOEL OF MIDDEL..
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
1904 nr. 789
„ nr. 792
„ nr. 798
„ nr. 877
nr. 888
>f
»>
nr. 911
„ nr. 935
)}
»
nr. 936
nr. 944
„ nr. 956
fj
nr. 977
„ nr. 993
„ nr. 1011
Christelijke Werklieden-ver-
eeniging te Hellevoetsluis .
Schoenmakers -vereenieing
„St. Crispijn" te Rotterdam.
Oud-Eatholieke werklie-
den-vereeniging te Utrecht.
Boomsch-Kath. m^nwer-
kers-vereeniging te Kerkrade.
Bott. Kellners-vereeniging
te Rotterdam.
Rott. tuinlieden- en bloe-
mistengezel] en-vereeniging
„Hulp in nood** te Bottenlam.
Christelijke werklieden-ver-
eeniging te Amemuiden.
Haarl. melkverkoopers-ver-
eeniging „Onderling belang**
te Haarlem.
Christelijke werklieden-ver-
eeniging „de hulp des Hee-
ren is ons schild** te Sche-
veningen. (afd. v. d. Christ.
Nat. Werkmansbond).
Sociaal-technische vereeni-
ging van democratische inge-
nieurs en architecten te 's Gra-
venhage.
Vereeniging van hotel- en
restaurant-geëmployeerden
„Holland** te 's Gravenhage.
Zwijndrechtsche Werklie-
denvereeniging „Draagt el-
kanders lasten** te Zwijn-
drecht.
Alg. Ned. Werkliedenver-
bond te Amsterdam (gewij-
zigde statuten).
oprichting van een Ned. Pensic
fonds voor werklieden en hi
weduwen.
hulp en finantieelen steun, te verle
b\j ziekte en overlijden.
het geldelijjk ondersteunen van leden
in ziekte of tijdel\jken nood
keeren .
Als nr. 58.
ondersteuning bij ziekte en o
lijden.
het ondersteunen van hare leder
ziekte.
oprichting van een fonds, waaruit tij
ziekte de leden ondersteund worden
vervolgens dien steun zoo mogelijk u
breiden tot weduwen èn weezen
werklieden, alsmede tot de ouden
dagen.
oprichting en instandhouding^ van
verzekeringskas en een onders
ningsfonds ten dienste harer leden
het tot stand brengen van een ziek
ondersteunin^s-, weduwen-, be
fenis- en pensioenfonds.
het onderling verleenen van fina
eelen en moreelen steun in de ge
len bij het huishoudelijk reglen
omschreven .
a. het doen uitbetalen van gelden
leden der vereeniging, wanneer tij del
ziekte of eene kwetsuur h.en belel
beroep uit te oefenen;
b. geldelij ken onderstand te verle
aan die leden, welke den oudere
van 50 jaren bereikt hebben;
c. het ondersteunen van weduwe
weezen der leden.
oprichting van een fonds ter onder
ning van zieken, bejaarden, w<
wen en weezen.
het bevorderen van codperatie en at
atie onder alle vormen, zoowel ter oi
steuning in ziekte en ongeval, al
besparing en verkrijging van bezit en t€
meenschappelijke uitoefening van het be
het verkrijgen eener wettelijke reg
ter verzekering der arbeiders
ziekte, invaliditeit, den ou
dag en der weduwen en weezen.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
T
Staatscourant .
h*
NAAM.
DOEL OF MIDDEL.
1904 nr. 1044
iy
nr. 1051
fj
nr. 1084
>i
nr. 1107
1905 nr. 8
»
nr. 40
„ nr. 18
n
99
nr. 57
nr, 1517
>»
?>
nr. 79
nr. 81
,. nr. 86
»
nr. 89
Ned. Boomsch-Katholieke
Volksbond, af deeling Lisse.
Christ. Werkliedenveree-
niging voor leden derHerv.
Kerk „Wees getrouw" te Kat-
wijk a.d. Kijn.
Werklieden-vereeniging
«Eensgezindheid*' te Delmjl.
's Gravenhaagsche loop- en
pakhuisknechten yereeniging
te 's Gravenhage.
Vereeniging van conduc-
teurs en koetsiers der ge-
meentetram „Ons belang*' te
Amsterdam.
Vereeniging van sleepboot-
personeel „de Maas" te Rot-
terdam .
Metselaars-vereeniging
„Door eenheid hooger" te
Rotterdam.
Werkmans-vereeniging
„Eendracht maakt macht" te
Yerseke.
Coöperatief zieken- en be-
grafenisfonds (coöp. vereen.)
flde Vooruitgang" te 's Gra-
venhage.
Afdeeling Harlingen van
den Christ. Werkmansbond
voor leden der Herv. Kerk.
Sigarenmakers-vereeniging
„Broederlijke hulp" te 's Her-
togenbosch .
Ziekenhulp voor de ge-
meenten Stomp wijk en Veur
te Leidschen-dam .
Werklieden -vereeniging
„Eendracht maakt macht" te
Velp.
het verstrekken van onderlinge stoffelijke
hulp bij hoogen ouderdom of ongeval,
b\j voorkeur uit eene door de leden zelven
gevormde kas.
het stichten en in stand houden vaneen
ziekenfonds, een weduwenfonds en
een pensioenfonds.
het verleenen van geldelijke ondersteu-
ning bij ziekte, het verstrekken van dok-
ter en apotheker, en wat verder den
leden ten dienste of bevorderlijk
kan zijn.
voorzieningen in den toestand der gezel-
len b\j ziekte, ongeluk, invaliditeit
en den ouden dag, o.a. door het vormen
van eene ziekenkas.
ondersteuning in geval van ziekte,
overlijden of ontslag, een en ander
op de wijze en ingevolge bepalingen van
afzonderlijke reglementen.
het oprichten van ondersteunings-
fondsen voor de leden.
het verleenen van hulp aan hare leden
ingeval van rampen of werkloosheid.
het verleenen van geldelijken steun aan
de leden bij ziekte en plotseling
overlijden.
a. het verschaffen van goede genees-,
heel- en verloskundige hulp;
6. het verschaffen van goede ge nee s-
enverbandmiddelen;
c. het ondersteunen in geld bij ziekte
gedurende ten hoogste 10 weken binnen 12
achtereenvolgende maanden; *
d, het verzekeren van begrafenis-
geld tot een maximum van f105. — .
het oprichten en in stand houden van
een fonds tot ondersteuning der leden bij
ziekte of ongeval.
aan de leden, welke door ziekte of on-
gevallen worden getroffen, geldelijke hulp
te verschaffen.
het verstrekken van geldelijke ondersteu-
ning aan die leden, die door ziekte of
dergel^ke buiten staat zign hunne ge-
wone werkzaamheden te verrichten, voor
zoover de kas dit toelaat. Ook ongehuwde
vrouwen en weduwen kunnen ah leden wor-
den aangenomefi,
het doen van uitkeeringen aan de
leden in de gevallen, nader bij huis-
houdelijk reglement te bepalen .
LIJST VAN VERBENIGINGEN.
No.
NAAM.
DOEL OP MIDDEL.
96
1905 nr. 103
97
»
nr. 122
98
»>
nr. 125
99
100
>»
f>
nr, 144
nr. 151
101
„ nr. 158
102
„ nr. 161
108
,. nr. 190
104
105
ft
nr. 192
nr. 219
106
„ nr. 207
Christelijke kalk- en steen-
be werkers - vereeniging „ de
Hoeksteen" te Amsterdam.
Vereeotiging van het per-
soneel der nrma van Gend
& Loos ^Streven naar verbe-
tering", te Amsterdam.
Bakkersgezellen-vereeni-
ging „Wilskracht", afd. Am-
sterdam, van den Ned. Bak-
kersgezellenbond .
Meubel- en tafelmakers-
vereeniging ,, Wij streven naar
verbetering" te Rotterdam.
Kuipersgezellen-vereeniging
„Steunt elkander" te ]!£tas-
sluis.
Ned. Eoomsch-Kath. dia-
mantbewerkers - vereeniging
te Amsterdam.
Vereeniging ,.Denkt aan
uwe nabestaanden," te Rot-
terdam (van bootwerkers
werkzaam aan de Batavier-
lijn.)
Protestantsch-Christel\jke
Visschers-vereeniging te
Maassluis .
R. K. Werklieden-vereeni-
ging „St. Joseph" teGemert
R. K. Werklieden-vereeni-
ging St. Joseph" te Naarden.
Handelsreizigers-vereeni-
ging „Noord-Holland," te
Amsterdam.
het vergemakkelijken van het zo^
naar arbeid door werklooze led
mede door hen, zooveel mogelijk, met |
te ondersteunen. !
i
het vormen van kassen tot uitkee
aan hare leden ingeval van ziekte of
validiteit, schorsing of ontsl
der leden bij hunne patroons en w ë
staking.
het oprichten van fondsen tot onder^
nin^ der leden ingeval van w e r k 1 o
heid, ziekte of andere ongevali
I
het elkander verleenen van liulp in^
van ziekte en werklooslieid.
i
a. het vormen van eene weerstand
tot steun van gedwongen werkl
zen en noodlijdende vakbroedel
b. het verstrekken van geldelij ken si
aan hare leden, die door ziekte vei
derd zijn hunne gewone werkzaam h.ed^
verrichten . '
het oprichten van een of meer fon<
tot het verstrekken van uitkeerini^ aan
leden b\j werkstaking, uitsluit
ziekte, ongeval, werkloosh
en o V e r 1 ij d e n, waarvoor alsdan de
dige reglementen worden vastg^esteld .
het oprichten en in stand bonden
een fonds, waaruit leden ingeval van z
ten of ongelukken financieel
worden gesteund.
zi
het oprichten van een o n d e r s 1
nings fonds.
(art. 12. Bepalingen omtrent fondsen
den als een afzonderlijk hoofdstuk ovei
komstig deze statuten in het buislioud
reglement opgenomen).
ondersteuning van de leden ten tijde
ziekte.
het oprichten van een of meer f on
tot ondersteuning van b u 1 1
hoevende leden of tot bandh
en bevordering van hunne maats eb i
lijke belangen.
Ie. het zedelijk, en, voorzoover de
zulks telkens toelaat, ook geldelijk
nen harer leden inj^eval van zie k t e,
gevalenoverlijden;
2e. het bevorderen van de verzeker
harer leden ingeval van o n g e v a !
overladen bij een of meer solide
zekerings-maatschappijen,op bijzondere v
hare leaen te verkrijgen voorwaarden .
LIJST VAN' VEREENIGINGEN.
)r
j Staatscourant.
I
NAAM.
DOEL OF MIDDEL.
1905 nr. 209
„ nr. 215
„ nr. 201
„ nr. 196
„ nr. 244
„ nr. 296
19
nr. 282
„ nr. 341
„ . nr. 849
„ nr. 356
„ nr. 361
„ nr. 406
„ nr. 417
79
nr. 434
9*
1>
nr. 480
nr. 462
Amsterdamsche oudbur-
gerweezenvereeniging ge-
naamd „Haesje Claes", te
Amsterdam.
Werklieden-vereeniging
,^endracht maakt macht'*,
te Kantenfl.
SZatholieke arbeidersver-
eeniging ,,St. Martinus" te
Vylen, gemeente Vaals.
Oost- en West-Souburgsche
werkliedenvereeniging „de
Vooruitgang", te Oost- en
West-Souburg.
„Ondersteuning zij ons
doel", te Amsterdam.
Werkliedenvereeniging
„Arnhem" te Arnhem.
Steenhouwersvereeniging
„Eendracht maakt macht"
te Dordrecht.
B. Kath. Volksbond St.
Carolus te Venlo.
Chris t-Nati ona Ie Werk-
mansbond te Bloemendaal.
T _
Alg. Nederl. Timmerlie-
denbond te Amsterdam.
Slagersvereenigin^ „Nut en
Vriendschap" te Leiden.
Werkliedenvereenigine
„Harmonie" te Appingedam .
Koomsch-EIath . m^nwer-
kersvereeniging St. Jozef te
Hoensbroek.
Afdeeling Ede van het Ned.
Werkliedenverbond „Patri-
monium** te Ede.
Vereeniging van mindere
geëmploy eerden van 's Rijks-
marinewerf te Willemsoord.
Vereeniging „Door een-
dracht saam verbonden** te
Loosduinen .
de leden, zooveel mogelijk en voor-
zoover de kas zulks in elk geval zal blij-
ken toe te laten, geldel ij k te onder-
steunen.
art. 4: aan de vereeniging is verbonden
een ziekenfonds, dAt zich ten doel
stelt de ondersteiming der leden en hunner
vrouwen bij ziekte.
het oprichten van één of meer fondsen
tot ondersteuning van hulpbehoe-
vende 1 eden.
het doen van uitkeeringen aan de leden >
in de gevallen nader oij huishoude-
1^'k reglement te bepalen.
het doen van uitkeering b\j bevalling,
ziekte, ongeval, ouderdom en
o verl\j den.
het doen van uitkeeringen aan de leden,
in de gevallen nader bij h u i s h o u-
delijk reglement te bepalen.
aan hare werklooze leden wekelijks
eene geldelijke uitkeering te geven.
werkzaam te zijn tot ondersteuning
van hulpbehoevende leden.
de leden te steunen, in het bijzonder door
de oprichting van een ziekenfonds en zoo
mogelijk ook van een weduwen-, be-
grafenis- en pensioenfonds.
voorzieningen in den toestand der ge-
z ellen bij ziekte, ongeluk, inva-
liditeit en den ouden dag, bij voor-
keur te regelen bij de wet.
het oprichten en in stand houden van
een zieken- en weduwenfonds.
het in 't leven roepen van instellingen
tot ondersteuning der leden bij ziekte,
bij overlijden en andere omstan-
digheden en van hunne weduwen en
weezen.
oprichting van fondsen tot onder-
steuning van in nood verkeeren-
de leden.
oprichting van onderlinge fondsen ter
voorziening in de behoeften der arbeiders
bij ziekte, ongevallen of over-
lijden.
financiëele steun bij ziekte.
het vormen van een ondersteuningsfonds
bij ziekte of invaliditeit der leden.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
No.
Staatscourant.
NAAM.
DOEL OF MIDDEL.
123
124
1905 nr. 468
>i
nr. 469
125
126
)t
»
nr. 506
nr. 494
127
128
129
130
„ nr. 504
„ nr. 565
>»
»»
nr. 609
nr. 647
181
182
»
»>
nr. 651
nr. 656
Christelijke glasbewerkers-
bond in Nederland, te Schie-
dam.
Eoomsch-Katholieke bloe-
mist-werklieden-vereenig^g
''Eensgezindheid'' te Hille-
gom.
Ned. Koper- en blikbe-
werkersbond te Botterdam.
Ned. Collectieve pensioen-
vereeniging te 's Gravenhage.
Schildersgezellen vereeni-
ging te Dordrecht.
Elatholieke arbeidersveree-
niging „Sint Joseph" te
Bocholz.
Vereeniging van letterkun-
digen te Amsterdam.
Diocesane Textielarbeiders-
bond „8t. Severus" voor het
bisdom van 's Bosch, te Til-
burg.
Afdeeling Hummelo en
Keppel van het Alg. Ned.
Werkliedenverbond .
Vereeniging van Twentsche
handelsreizigers te Hengelo
(O.).
het vormen van eene weerstandska
steun van gedwongen werkelooz
noodlijdende vakgenooten.
lo. het oprichten van eene voorzox|
om de leden financieel te steunen bij
sluiting of gemotiveerde w
staking;
2o. het behartigen der belangen
ouden van dagen.
het vormen van fondsen, zoo noodij
geldelijken steun aan de leden in tijd
ziekte.
Doel: het sluiten van onderdo
en invaliditeit s-p ensioenve
keringen te bevorderen:
lo. door propaganda te maken vooi
beginsel van sparen voor een ouderd
pensioen lijfrente), te koopen bij
levensverzeKeringsmaat-schappg door
del van willekeurige stortingen, en
een invaliditeitspensioen;
2o. door den weg te wijzen, die to'
sluiten van dergelijke pensioenverzek
gen leidt;
8o. door als tusschenpersoon op U
den tusschen de zich verzekerenden e
of meer verzekeringsmaatschappijen;
4o. door het sluiten van contracten
één of meer verzekeringsmaatschappg
5o. door het aanvragen van posts
bankboekjes voor de leden of adspi
leden en het overbrengen van de ds
ingeschreven gelden, volgens de ove|
komst met de Bijkspostspaarbank g<
fen, naar de verzekeringsmaatschapp
het inrichten van die fondsen,
nuttig en noodig blijken voor de schil
gezellen.
het oprichten van een of meerdere
sen tot ondersteuning van h
behoevende leden.
Steun te verleenen aan leden
gelaten betrekkingen van
het vormen eener gezamenlijke
zorgskas door wekelij ksche contri
en zoo noodig door voor tijd en wijle
tengewone wekelij ksche bijdragen vai
leden te heffen.
het doen van uitkeeringen aan del
in de bij huishoudelijk reglen
te vermelden gevallen.
bij overlijden der gewone leden
uitkeering te verzekeren aan door hei
te wijzen personen of aan de rechtve
genden dier personen.
of
l€
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
Staatscourant.
1905 nr. 657
f>
xir. 671
„ nr. 691
„ nr. 692
99
nr. 786
,. nr. 740
9»
nr. 769
„ nr. 787
»»
99
»»
nr. 792
nr. 795
nr. 802
NAAM.
Ohristelük-Nationale Werk-
mansbond, afdeeling Apel-
doorn, te Apeldoorn.
Katholieke Werkliedenver-
eenigin ,,St. Joseph" te Sim-
pelveld.
Ohristeliik Nationale Werk-
manabond, afdeeling Zeist,
te Zeist.
Werklieden-vereeniging
„Liefde bindt" te WemeU
dinge.
St. Josephs-gezellenveree-
niging te Bergen-op-Zoom.
Collectieve Pensioenveree-
niging van Ned. Spoorweg-
personeel, te 'sGravenhage.
Eleermakersvereeniging ^de
Vriendenkring", te Arnhem.
Boomsch-£ath. Volksbond
„Sint Jozef', te Mechelen,
gemeente Witten.
Werklieden-vereen iging
„Broederhulp", te Varik.
Vereenigde handwerkslie-
den te Ter Neuzen.
De gecombineerde Christe-
lijke timmerlieden-vereeni-
ging te Amsterdam.
DOEL OF MIDDEL.
het stichten van ondersteuning s-,
weduwen-, uitkeering bij o v e r 1 ij d e n
en pensioenfondsen.
ondersteuning bij ziekte en sterf-
geval.
a. het vormen van een ziekenfonds»
hetwelk ten doel heeft het verzekeren van
eene geldelijke uitkeering, wanneer de leden
door ziekte of ongeval verhinderd zijn t^
werken .
Aan dit ziekenfonds is verbonden eene
kas van „H ulp in noo d", welke ten
doel heeft om, waar het bestuur het noodig
oordeelt, aan leden ook nog om andere
redenen hulp te verleenen.
b, het oprichten van- of het deelnemen
aan verschillende andere fondsen.
het doen van uitkeeringen aan de ledei^,.
in de gevallen nader bij huishoude-
lijk reglement te bepalen .
het oprichten en in stand houden van
fondsen tot ondersteuning harer
leden .
lo. door vroegtijdige verzekering er voor
te zorgen, dat de pensioenen, welke
de leden op den daarvoor vastgestelden
leeftijd van de zijde der directie hunner
spoorwegmaatschappij ontvangen, zoodanig
worden aangevuld, dat na pensioneering
de inkomsten niet of slechts weinig minder
zullen zijn dan toen de leden nog in hunne
dienstbetrekking waren ;
2o. te trachten om door collectieve
verzekering de daarvoor te betalen
jaarlijksche premie kleiner te doen zijn, dan
zulks bij eene persoonlijke verzekering voor
ieder lid op zich zelf het geval zou zijn.
Het oprichten en in stand houden van
een of meer fondsen ter ondersteuning bij
ziekte, overlijden en andere
hulpbehoevende omstandighe-
den.
het oprichten en in stand houden van
een of meerdere fondsen tot steun van
hulpbehoevende leden.
de leden, die door ziekte of kwets-
uren verhinderd zijn te werken, geldelijk
te steunen.
bij ziekten, ongelukken en over-
lijden ondersteuning te verschaffen.
het — voorzoover de kas zulks toelaat —
geldelijk ondersteunen der leden in geval
van werkloosheid, werkstaking
of uitsluiting.
LIJST VAN VEREENIGINGEN.
No.
staatscourant.
NAAM.
144
1905 nr. 808
145
w
nr. 809
Bootwerkers-yereeniging
„Hulp door onderlinge sa-
menwerking", te Rotterdam.
146
147
ti
nr. 885
>i
nr. 868
Boomsch-EIath. werklieden-
vereeniging te Helmond.
Amst. coupeursvereeniging,
afd. van den Eersten Alg.
Ned. coupeursbond, te Am-
sterdam.
Visschersvereeniging onder
de zinspreuk «Helpt elkan-
der", te Tholen.
i
Ie. het verleenen van geldelijke
ring aan de leden bij ziekte, ong
ken en overladen; i
2e. het vormen van een fonds tot
keer ing aan weduwen en wee
van overleden leden.
het bijeen brengen van een fonds
daaruit aan de leden in geval van c
kwaamheid tot werken door ziekte
geldelijke uitkeering te doen.
het, voorzoover de kas zulks toelaat^
leenen van uitkeeringen aan de led^
hunne rechthebbenden ingeval van z i ^
of overlijden.
Ie. het steunen van we du wei
weezen van visschers, alsmede
steunen van min vermogen de zij
visschers :
2e. het verschaffen van stenn bij e
tueele schade aan vaartuiger
vischtuig, veroorzaakt buitensq
van den eigenaar of visscher.