Skip to main content

Full text of "Onze kunst"

See other formats


~'\|>'-:-'/V'^V':^-\ :;'-'':. -^V' 


V<>^' 


^!::'^:>:;V■  (♦•") 


i 


ONZE    KUNST 

DEEL  XXIII 


Digitized  by  the  Internet  Archive 

in  2010  with  funding  from 

University  of  Toronto 


http://www.archive.org/details/onzekunst23antw 


ONZE  KUNST 

VOORTZETTING  VAN    DE  VLAAMSCHE  SCHOOL 
HOOFDREDACTEUR 
Dr.   P    BUSCHMANN 


Rubriek  Ambachts-  en   Nijverheidskunst  onder    Redactie  van    de 

Nederlandsche  Vereeniging  voor  Ambachts-  en  Nijverheidskunst 

Redactie-Commissie  :  S.  H.  de  Roos,  Jac.  Ph.  Wormser,  H.  Pels, 

Jac.  van  den  Bosch,  Corn.  Van  der  Sluys,  Secretaris. 


DEEL    XXIII 

12^  JAARGANG  •   r  HALFJAAR 
JANUARI-JUNI 


igiS 


NAAMLOOZE  VENNOOTSCHAP   -.   ONZE    KUNST    »    ANTWERPEN 
AMSTERDAM   :  L.  J.  VEEN. 


N 


if,   MAR    2  1966     !! 


\t^ 


•fe 


10542?! 


NAAR  AANLEIDING  VAN   EEN 
ALBASTEN  LIGBEELD 

(GEBEELDHOUWD  DOOR  JACQUES  DUBRCEUCQ) 


Aan  M.  Poncelet,  voorzitler  van  hel  Museum- 
bestuur  te  Dowaai. 


noeh  de  kunslweiken  in  het  Museum  te  Dowaai,  trekt 
een  ligbeeld  in  aliiast  bijzonder  onze  aandacht.  Op  een 
grove  rieten  mat,  waarvan  de  beide  uiteinden  aan  het 
hooi'd  en  de  voeten  opgeiold  zijn,  ligt  de  starre 
gedaante  van  een  doode,  enkel  in  liet  midden  met  een 
wrong  van  de  lijkwade,  waarop  hij  uitgestrekt  ligt, 
bedekt.  Hij  ligt  daar,  zooals  Bossuel,  met  zijn  krach- 
tigen  eenvoud,  zou  gezegd  hebben  «  tel  que  la  niort  la  fait,  »  in  de  kracht  van 
zijn  jaren;  een  meedogenlooze  ziekte  heeft  liaar  stempel  op  dal  hoi  gelaat  met 
de  ver  vooruitstekende  jukbeenderen  gedrukt,  en  de  smartelijk  vertrokken 
mond,  die  zoo  juist  den  laatslen  zuchi  lieei't  uilgeblazen,  laat  twee  tandenrijen 
zien.  Hel  werk  is  uitgevoerd  met  een  machtig  realisme  en  duidt  bij  den 
kunstenaar  niet  enkel  een  zeer  ver  doorgevoerde  studie  van  het  menschenlijf, 
maar  tevens  de  voile  beschikking  over  de  hnlpbronnen  der  beeldhouwkunst 
aan,  terwijl  het  patina  van  den  tijd  die  aan  het  albast  de  rijke  tinlen  van  het 
ivoor  verlecnde,  "t  aangrijpende  van  het  geheel  nog  verhoogt, 

II 

Dit  beeld  stelt  voor  :  den  grootmachtigen  beer  Karel  II,  graat'  van 
Lalaing,  ridder  van  het  Gulden  Vlies,  Landvoogd  en  Hoogbaljuw  van 
Henegouwen,  gouverneur-generaal  der  Nederlanden,  geboren  in  1506,  geslor- 
ven  aan  dyssenterie  te  Brussel,  den  21«"  November  1558.  Hij  huwde  de  eerste 
maal  met  Margaretha  van  Croy,  barones  de  Wavrin,  jongste  dochter  van 
Karel,  prinsvan  Chimay,  welke  hem  twaalf  kinderen  schonk,  waarvan  slechts 
een  haar  overleefde  en  stierf  zelvc  in  het  kraambed  te  Bergen  in  Henegouwen 
den  "iK"  Jnli  1550.  Kort  daarna  trad  Karel  van  Lalaing  voor  de  tweede  maal 


Onjp.  KiNST.  Dei-\  XXUI.  .lamiari  I'JI.f. 


NAAR  AANLEIDING  VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 
in  het  huwelijk  met  Maria  de  Montmorency,  die  hem  in  November  1551  een 
zoon  sclionk.  Margaretha  van  Croy  lag  liegraven  in  de  kerk  te  Lalaing, 
waar  nog  andere  leden  van  liaar  doorluclitig  geslachl  bijgezet  waren  en  waar, 
door  de  goede  zorgen  van  hunnen  eenigen  omstreeks  1540  geboren  zoon 
Filips,  het  lijk  van  den  graaf  naast  het  hare  werd  gelegd  «  en  pieuse  m^moire 
de  ces  tres  nobles  progenileurs  «  en  waar  hij  bun  ter  eere  een  prachtige 
marmeren  tombe  oprichtte. 

Dit  monument  bestond  nog  in  de  xvni'=  eeuw  en  wordt  in  de  Voijage 
litteraire  de  deux  Benedictins  (*)  op  de  volgende  wijze  bescbreven  : 

Nous  reslames  10  jours  t\  Anchin,  comblez  (ies  honiietelez  de  monsieur  le  grand  prieur 
el  des  relioieux.  Comnie  nous  nous  disposions  ^  prendre  conge  d'eux,  ils  nous  conseillerent 
d'aller  voir  Ies  lombeaux  des  messieurs  de  I'Alaing,  qui  out  fait  autrefois  une  assez  grande 
fioure  dans  Ies  Pays-Bas.  lis  nous  firent  meme  tant  d'instances  que  nous  ne  piimes  nous  en 
drspenser.  Monsieur  le  grand  prieur  eiit  la  bonte  de  nous  donner  deux  religieux  qui  nous 
accompagnerent.  Nous  y  vimes  quelques  tombeaux  qui  ne  sont  pas  indifferens,  nous  Ies 
aurions  dessine  si  nous  avions  eu  le  terns,  niais  nous  primes  au  nioins  Ies  epitaphes... 
Entre  la  chapelle  S.  Jean  et  le  grand  autel,  sous  une  pyramide,  il  y  a  une  lame  de  cuivre 
sur  laquelle  est  gravee  une  epitapbe. 

Er  is  bier  sprake  van  bet  gral'schrift  't  weik  i)etrekking  bad  op  Karel  II  en 
Mar'Hierite  de  Croy,  waarvan  we  reeds  in  de  xvii''  eeuw,  melding  vinden 
gemaakt  in  Le  Blason  de  tons  Ics  chevaliers  de  I'ordre  de  la  Toison  d'or  en 
waaraan  de  scbrijver  van  dat  werk  bet  volgende  toevoegde  : 

Messire  Charles  comic  de  Lalain  estoit  Ires  bien  cognii  par  celuy  qui  fit  I'epitaphe  cy 
jointe  qui  ce  trouve  inscripte  en  une  lame  de  cujvre  dore  posee  sur  un  liclie  tombeau  de 
marbrc  blanc  en  I'Kglise  de  S.  Aldegonde  ;i  Lalain,  qui  fail  parliculiere  mention,  tanl  de 
ses  verluz  et  bonnes  parties,  que  des  dignilez  et  charges  dont  ses  Princes  naturels  ont 
voulu  cjuil  ful  honore  (-). 

Lang  was  de  lijst  der  litels  en  waardigbeden  welke  door  den  edelen  beer 
gedragen  waren.  Hij  was  :  «  doyen  des  pairs  de  Hainaut,  l)aion  de  Conde, 
sencclial  de  Flandres,  siigiieiir  de  Bracle,  de  Wasiers,  de  Saint  Albin,  chef 
des  finances  de  Charles  Quint  et  de  Philippe  II,  etant  de  leur  cbambre  et 
conseil  prive,  gouverneur  general  des  Pays-Bas,  ambassadeur  desdits  en 
diverses  circonstances  imporlanles,  notamment  lorsdu  mariage  de  Philippe  II 
avec  Marie  Tudor  ».  Al  deze  waardigbeden  werdcn  ecbter  gewetligd  door  de 
hoogc  verdicnslen  van  den  dignitaris,  waarvan  o.  a.  een  kroniekschrijver, 
Louis  iiressin,  coiiire  de  la  prevole  de  Walten,  bet  volgende  getuigenis  aflegt  : 

I.efpiel  sieur  esloil  done  de  tonics  vertus  ap])arlenans  a  ung  bicn  grand  prince,  lant  au 
fail  <les  lellres,  conime  aux  armes,  gaiiiy  de  justice,  priuicncc,  temperance,  force,  magna- 
iiiniite,  piele,  religion  el  seniblables  vertus:  dc  sorle  que  lempereur  Charles  ¥>•■  et  le  roi 
Phil'',  sou  lilz,  le  lindrent  lousjours  en  grande  recommandalion  et  alleclion  ('). 

(')  I).  Marlenc  el  Dnrand,  172-I.  biz.  8C. 

(*)  Maurice,  Le  HIason  de  tons  Ies  chevaliers  de  I'ordre  de  la  Toison  dor,  1667,  bl.  133. 
(')  Clironl<|ues   <lc    l-"laiidi<!   el    d'Arlois,    l.'jV'i.   Aangehaald    door   F.   Hrassart   in  zijn 
Souvenirs  de  la  I'landrc  WalUnnic,  decl  XX. 


NAAR  AANLEIDING  VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 

Geclurenile  de  beroerlijke  tijden  die  volgden,  werden  de  grafmonu- 
menten  in  de  kerk  te  Lalaing  verbrijzeld  en  veistrooid  en  van  de  tombe  die 
graaf  Filips  aan  de  nagedachtenis  zijner  ouders  gewijd  had  ontkwamen 
slechts  twee  fragmenten  aan  de  algeheele  veinieling,  namelijk  iiet  beeld  zelf 
van  graaf  Karel  den  tweede  en  de  verguld  bronzen  plaat,  die  al  zijn  namen  en 
titels  vermeldde  en  die  door  den  Hertog  van  Areniberg  aan  bet  Museum  te 
Dowaai  geschonken  zijn. 

Ill 

In  den  loop  der  xv"  en  xvi<=  eeuw  werd  de  gisant  der  gothische 
graftomben  tot  bet  «  lijkbeeld  »  dat,  met  niets  verschoonenden  werkelijk- 
heidszin,  naakt  werd  voorgesteld.  Geluige  bijvoorbeeld  bet  beeld  van  den 
hertog  de  Breze  in  de  cathedraal  te  Rouaan  en  verder  nog  in  de  abdij  van 
Sint  Denis,  de  ligbeelden  van  Lodewijk  XII  en  Anna  de  Bretagne.  Deze 
werken  zijn  terecht  beroemd.  Yolgens  den  beer  Gonse  doet,  wat  karakter  en 
uitvoering  i)elreft,  bet  ligbeeld  van  Karel  de  Lalaing  ecbter  geenszins  voor 
deze  onder  en  al  bewonderende  betreurt  men,  dat  de  naam  van  den  maker 
onbekend  is,  dat  men  niet  weet  aan  wien  de  bulde  voor  dit  scboone  werk 
toekomt. 

Nu  bevindt  zich  ecbter  in  de  cathedraal  van  St  Omer,  deel  uitmakend 
van  een  mausoleum  dat  omstreeks  1540  werd  opgericht  en  later  herbouwd, 
een  ander  ligbeeld  in  albast,  vrijwel  gelijkend  op  bet  boven  vermelde.  Een 
lijk  ligt  uitgestrekt  op  een  rieten  mat  ten  halve  met  een  tip  van  de  lijkwade 
bedekt.  Hel  is  dat  van  Eustachius  de  Croy,  bisschop  van  Atrecht,  die  den 
5^"  October  1538  overleed  en  achter  den  gisant  onlwaren  we  bet  beeld  van 
den  prelaat,  zooals  hij  bij  zijn  leven  geweest  was,  in  zijn  priesterlijk  ornaat 
en  geknield  in  gebed  en  op  de  plint  van  den  bidsloel  leest  men  in  gouden 
hoofdletters  deze  woorden  : 

Jacobus  DU  BROEVCQ  I'aciebat. 

Tusschen  bet  ligbeeld  van  Dowaai  en  dat  van  St  Omer,  is  de  overeen- 
komst  treilend  en  onmiskenbaar  :  zelfde  composite,  zefde  factuur.  ^Yijlen 
Henri  Hymans  had  bereids  de  meening  geopperd,  dat  Charles  de  Lalaing 
zeer  wel  toe  te  schrijven  zou  zijn  aan  Jacques  du  Broeucq  (')•  Eeon 
Palustre  en  L.  Gonse  schrijven  bet  niede  zonder  aarzelen  aan  dezen 
kunstenaar  toe  (').  En  indien  enkelcn  bij  gebreke  aan  een  overtuigden  tekst, 

(*)  Notes  sur  (|uclques  ccuvres  dart  coiiscrvees  en  Flandrc  ct  dans  Ic  Nord  de  la 
Fiance,  bl.  225. 

(')  Louis  Gonse,  Les  cliefs  d'ceuvie  des  Miisees  de  France,  biz.  172. 


NAAR  AANLEIDING  VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 
al  zouden  weigeren  oni  dit  oordeel  te  onderschrijven,  zouden  we  aan  de 
opmerkiiig  van  Courajod  willen  herinneren  :  «  II  faut  admfllre  qu'en  fait 
d'art,  tout  ne  se  passe  point  devant  notaiie  et  ne  se  juge  pim,  comme  en 
justice,  sur  dossier.  Un  chef-d'oeuvre  longtemps  interroge,  compare  et 
confronle  avec  les  pieces  similaires,  vous  en  dit  plus  long  sur  ses  origines 
que  tons  les  papiers  d'archives  compulses  loin  de  lui.  Enfin  les  mailres  se 
revelent,  sans  I'intermediaire  du  document,  a  ceux  qui  les  recherchent  avec 
opiniatrete  et  qui  les  etudient  avec  amour  »  (*). 

Wij,  van  onze  zijde,  liebben  een  aaiital  bewijzen  hijeen  vergaard,  weike 
alle  ten  gunste  van  deze  attributie  spreken.  AUereerst  is  bet  waarschijnlijk 
dat  Philippe  de  Lalaing  als  landvoogd  van  Henegouwen  lot  bet  vervaardigen 
van  de  graftonibe  zijner  ouders,  zicb  zou  wenden  tot  een  kunslenaar  van 
zijn  eigen  streek.  Hij  woonde  te  Bergen  in  hel  paleis,  dat  hij  van  zijn  oom 
Philippe  de  Croy,  hertog  van  Aerschot,  gemaal  van  Anna  de  Croy,  prinses 
van  Cbimay,  de  oudste  zusler  zijner  moeder,  geerfd  had.  Daar  was  bet,  dat 
die  moeder  overleed  en  dat  hij  in  1577  koningin  Margaretha  van  Navarre, 
eerste  gemalin  van  Hendrik  IV  op  haar  reis  door  Vlaanderen  ontvangen 
zou.  In  diezelfde  stad  Mons,  bad  zicb  scderf  ongeveer  1540  een  beeldbouwer 
Jacques  Dubroeucq  gevestigd,  die  er  bad  «  taille,  travaille  et  sculte  »  ver- 
scheiden  werken  voor  bet  oksaal  in  de  kerk  van  Sle  Waudru  en  zicb  zoo 
wel  van  zijn  laak  gekweten  liad,  dat  bet  kapillel  hem  bij  g'elegenheid 
zijnei-  bruiloft,  een  zilveren  drinUschaal  had  vereerd. 

Deze  marmerversiering  van  bet  oksaal  bestond  uit  zeven  standbeelden 
oj)  natuurlijke  grootte  en  elf  bas-reliefs.  De  standbeelden  slelden  de  goddelijke 
en  wereldlijke  boofddeugden  en  de  bas-reliefs  o.  a.  Hel  Avomimaal,  De 
Geesrliny,  De  Vcroordccling  ixin  Jcziis  door  Pilaliis,  Dc  Kruisdraging  en  bet 
Laalsle  Oordeel  voor.  Aan  de  aciiterzijde  waren  aangebracbt  de  levensgroote 
beelden  van  .lesus,  van  Mozes  en  David  en  nog  drie  aiidere  bas-reliefs  met 
de  Verrijzenis,  de  Hemelvaurt  en  de  Uitslortiiig  van  den  Heiligen  Geest. 

Hoe  zou  't  mogelijk  zijn  geweest  dat  Philippe  met  deze  werken  onbekend 
ware  gebleven  en  met  den  man,  die  ze  bad  gemaakt,  vooral  onulal  sederl 
geruimen  tijd  zijn  geslacbl  met  de  kerk  van  Ste  Waudru  in  betrekking 
gestaan  bad.  in  deze  keiU  lagen  nam.  begraven  »  devant  I'luiys  du  cbci-ur  »  : 
den  Margaictha  en  een  .lacqueline  de  Lalaing,  gestorven  de  eene  in  1444,  de 
andere  in  1410,  heide  «  chanoinesses  «  ('),  terwiji  'I  bewezen  is  dat  deze 
litel  in  II. 57  door  een  Margaretha,  in  1513  door  een  Anna,  in  1.555  door  een 
Isabeau    was    gedragen.  Tevcns   was    er,    in    dezcll'de    keik,    een    lijkdieiist 

{*)  Gazelle  (les  Heaiix-.\rls,  188.5,  (led  i,  J  •  allevcr  inn. 

(*)  '/Ac  K.  iii'iissurl  :  Nolicc  liis(()ri(|iio  et  f;e"eiit<)f>i(|ui'  elf  laiicicniie  ct  illusltc  luinillc 
lies  seigneurs  el  coiiiles  dii  iioni  dc  L:il:iin<{. 


NAAR  AANLEIDISG  VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 

gevierd   voor  de   nioeder  v;m   Filips  eii   Karel   de   tweede's  eersle  gemalin. 

Nog  een  aiidcre,   iiiet  oiil)elaiiL;rijke  bizondeilu-id  :    Dubrceucq   wooiide 


JACQUES  DUBBCEl-CQ  :  Mausoleum  van  Eiiblachius  de  Cioy,  Bis^cliop  \  :im  Atrcchl. 

(Cathedraal  van  Saint-Onier), 

te  Bergen  in  de  straat  die  sedeit  eeuweii  den  naam  had  gedragen  van  :  Rue 
derriere  I'hulfl  dii  Prince  de  C/jj7?iay,  want  de  woning  van  graaf  Filips  werd 
met  den  naam  der  prinsen  van  Cliimay,  de  eerste  bezitters  aangeduid  ('). 
Naar  bet  voorbeeld  barer  doorlucbtige  tante  Margaretba  van  Parma,  die 
zij  in  bet  algemeen  bewind  der  Nederlanden  was  opgevoigd,  bezat  Maria  van 
Oostenrijk,  gewezen  koningin  van  Hongarije,  een  nitgesproken  smaak  voor 
scboone  kunsten.  Ze  bad  bet  voornemen  om  te  Bincbe  een  pracbtig  paieis  te 
doen  l)ou\ven  en  wendde  zicb  te  den  einde  tot  Dubrceucq,  die  niel  enkel  de 
verscbillende  bouwplannen  ontwierp,  maar  tevens  de  tuinen  en  zaien  met 
vele  sciioone  beelden  versierde.  Eveneens  bouwde  en  versierde  bij  voor 
dezelfde  voistin,  op  eenigen  al'stand  van  Bincbe,  iiet  Uislslot  Mariemont.  En 
die  vorsteUjke  verblijven  wekten  niet  enkel  de  bewondering  barer  tijdge- 
nooten  op,  docb  men  vergeleek  ze,  zoowcl  wat  den  bouwstijl  als  den  rijkdom 
der  versiersieringen  bctrol",  bij  de  hislsloten,  die  door  de  Franscbe  koningen, 

(')  Ik  (i;ink  (lit  delail,  cveiials  de  bizoiiderhcid  van  dc  zilvercii  driiikscluial,  aan  de 
welwillende  mededecliiif^  van  dcii  liccr  L.  Dcvillcis. 


NAAR  AANLEIDING  VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 

met  medewerking  van  kunstenaars  als  il  Primatice,  il  Rosso  en  della  Robbia 

waren  opgerichl. 

De  voorzaten  van  nioeders-zij  van  Philippe  de  Lalaing,  bezaten  een  goed 
te  Rinche,  waar  zijn  oiidersin  1528  hun  l)ruiloft  hadden  gevierd.  Hij  zelf  was 
in  die  stad  opgevoed  en  wij  lezen  dal  onder  de  gil'ten  bij  bet  overlijden  zijner 
moeder,  o.  a.  weid  nitgedeeld  : 

A  la  (ierniere  iiourisse  ile  Philippes,  demorant  a  Biiicli,  lui  at  este  donne  pour  Dieu  en 
aulmosiie,  ung  pliilippus  dor  ('j. 

Stellig  werden  in  1554,  de  paleizen  van  Rinche  en  Mariemont,  door 
Hendrik  II  verbiand,  docb  Philippe  was  op  dat  tijdstip  reeds  ongeveer  veer- 
tien  jaar  en  overal  in  den  omtrek  had  men  nog  de  herinnering  aan  al  die 
schoone  zaken  in  de  verbrande  paleizen  bewaard. 

Al  die  verschillende  werken  hadden  bijgedragen  lot  verhooging  van  den 
roem  van  Jacques  Dubroeucq  en  «  Maitre  Jacques  «  zooals  hij  in  bet  midden 
der  xvi«  eeuw  genoenul  werd,  bekieedde  dan  ook  de  eerste  plaats  onder  de 
kunstenaars  van  zijn  tijd. 

Laten  we  bier  verder  nog  vermelden,  dat  de  geslachten  van  Croy  en 
de  Lalaing  door  nauwe  banden  van  bloedverwantschap  verbonden  waren. 
Reeds  in  1428  was  een  Maria  de  Lalaing  met  een  Jean  de  Croy,  graaf  van 
Chimay  gehuwd.  En,  zooals  wij  hooger  gezien  liebben,  beetle  de  moeder  van 
Graaf  Filips  Margarelha  de  Croy,  terwijl  Paul  de  Lalaing  nit  zijn  tweede 
buwelijk  een  zoon  had,  die  op  zijn  beurt  in  den  echt  trad  met  Anna  de  Croy, 
terwijl  Margarelba's  zuster  huwde  met  Filips  van  Croy,  liertog  van  Aerschot. 
Rij  bet  afsterven  zijner  eerste  gemalin,  vaardigde  Karcl  de  Lalaing  een 
edelman  van  zijn  huis  naar  Kamerijk  af  om  de  doodstijding  te  brengen  aan 
den  bisschop  Robert  de  Croy  en  zond  tevens  bcricbten  van  bet  overlijden  aan 
Maximiliaan  van  Rourgondie,  beer  van  Reveren,  gouverneur  van  Holland, 
die  met  een  Louise  de  Croy,  nicht  van  den  overledene,  in  den  echt  verbonden 
was.  En  verder  zien  we  dat  I'^mmanuel  de  Lalaing,  Gouverneur  en  Hoog- 
baljuw  van  Ilenegouwen,  gehuwd  was  met  Anne  de  Croy,  terwijl  zijn  dochter 
Jeanne  Irouwde  met  Jean  de  (^roy.  Toen  dan  ook  Filips  de  Goede  in  1451, 
gezanlen  wenschle  te  zenden  naar  de  koningen  van  Frakrijk  en  Aragon  om 
met  hem  te  beraadslagen  tot  het  beraden  van  een  gezamelijken  locht,  ter 
hevrijding  van  (>onstantinopel  van  de  overbeersching  der  ongeloovigen,  koos 
bij  daarloe  Jacques  de  Lalaing  en  Jean  de  Croy,  oindat  zij  wapcnbroeders 
waren  en  aan  elkaar  verwant. 

(')  Wc  viiidcii  (lit  evciiuciis  vcriiicld  hij  1"  lliassarl,  Souvciiiih  dc  la  l-laiidie  Waloime, 
dcclXX. 


NAAR  AANLEIDING   VAN  EEN  ALBASTEN  LIGBEELD 

Onder  deze  gegevens,  kan  het  cUin  ^een  twijfel  nieer  oiulerhevig  zijii,  dat 
Philippe  de  Lalaing,  hetzij  uit  eigen  beweging,  hetzij  op  raad  van  zijn  oom 
en  voogd  Antoine  de  Lalaing,  toen  hij  het  plan  had  opgeval  om  een  graftonibe 
ter  eere  zijner  overieden  ouders  op  te  lichten,  het  eerst  het  oog  moest  laten 
vallen  op  Jacques  Diibroeucq,  die  het  Mausoleum  voor  Eustachius  de  Croy 
uitgevoeid  had, 

Deze  laatste  was  in  1523  Provoost  gevveest  van  de  collegiale  kerk  van  Onze- 
Lieve-Vrouw  te  St.  Omer  en  bleefaltijd  sterk  gehecht  aan  die  stad,  waar  hij 
later  wenschte  te  worden  begraven.  Naar  alle  waarschijniijkheid  is  hij  daar 
bekend  geweest  met  Dubrceucq,  aangezien  naar  het  zeggen  van  Guichardini 
de  kunstenaar  van  St.  Omer  geboortig  was  (*).  En  het  is  tevens  aannemelijk 
dat  deze  rcdenen  de  nioeder  van  den  Kerkvoogd  :  Dame  Lamberte  de  Brimeu 
later  hebben  doen  besluiten  om  Dubrceucq  le  l)elasten  met  de  uitvoering  van 
het  Mausoleum  aan  de  nagedachtenis  van  haren  zoon  gewijd.  Tevens  zou 
men  geneigd  zijn  om  te  veronderstellen,  dat  Eustachius  de  Crov  den  beeld- 
houvver  aan  andere  leden  zijner  familie  moet  hebben  aanbevolen  toen  hij  de 
uitvoering  van  het  oksaal  in  de  St.  Waudrukerk  le  Bergen  op  zich  nam,  dat 
als  het  preludium  van  zijn  latere  glorie  zou  zijn. 

IV 

En  ten  slotte  geeft  de  nauwkenrige  studie  van  den  ghnnt  te  Dowaai,  het 
beste  argument  voor  onze  l)ewering.  Door  de  aangrijpende  naieveteit  van  zijn 
realisme  doet  het  werk  op  het  eerste  gezicht  al  dadelijk  aan  een  kunstenaar 
uit  het  Noorden  denken  en  de  onmiddellijke  invloed  van  Albrecht  Diirer  doet 
zich  gevoelen  in  het  streven  naar  een  schilderachtige  uitdrukking  van  het 
gevoel,  in  het  starre  van  de  uitdrukking  dat  geheel  gothiek  was,  en  in  iefs  van 
sappigiieid  en  ruwheid  tegelijk  in  het  heele  werk.  Nu  had,  alvorens  hij  zich 
te  Bergen  ging  vestigen,  Dubrceucq  eenigen  lijd  te  Antwerpen  gestudeerd, 
terwijl  deze  stad  nog  vol  was  van  de  herinnering  aan  de  feesten,  waarmee 
men  den  zegevieren  doortocht  van  Albrecht  Diner  hadgevierd,  terwijl  langen 
tijd  onder  de  beeldhouwers  en  schilders  de  navolging  van  den  Duitschen 
meester  overheerschend  bleef.  Ook  Dubranicq  had  zich  op  zijn  manier 
geinspireerd,  toen  hij  de  ligbeelden  van  Eustachius  de  Croy  en  Karel  de 
Lalaing  vervaardigde. 

En  wanneer  men  beide  werken  in  de  oiiderdcelen  bestudccrt,  staat  men 
verbaasd  over  de  groole  anatomische  kennis  van  den  meester!  Onder  de  strak 
gespannon  opperhuid,  ontbreekt  geen  enkel  gevvricht,  geen  enkele  spier  welke 
de  zoo  ingewikkelde  machine  van  het  nienschelijk  lichaam  in  beweging  brengt. 

(<)  Bladzijde  101. 


NAAR  AAM.EIDING   VAN  EEN  ALBASTKX  IJGBEELD 

Deze  nauwkeurigheid  is,  iinar  men  weet,  ceii  der  kenmerkende  eigeiischappen 
van  de  Italiaansche  beelden  iiit  dieii  lijd,  vooral  die  van  Michelangelo,  die 
met  dat  doel  in  het  Heilige-Geest  hospitaal  lijken  ging  ontleden  —  zie  bijv. 
de  onvergelijkelijk  schoone  handen  van  zijn  Mozes  I  Dubroeucq  had  Italie 
bezochl  en  een  diepen  indrnk  van  wal  hij  daar  zag  met  zich  meegedragen  en 
ongetwijfeld  heeft  hij  ook  nagebootsl  wal  hij  liad  gezien  en  we  wcten  dat  hij 
onderzijn  overige  leerlingen  vooral  Jan  van  Boulogne  uit  alle  niachl  heeft  aan- 
gespoord  om  een  dergelijken  kunst-pelgrimslocht  te  ondernemen  (/).  Want 
gediireiule  langen  lijd  heefl,  hoewel  zonder  eenigen  grond  van  waarschijn- 
lijkheid,  om  de  beellenis  van  Karel  de  Lalaing,  den  naam  van  Jean  de 
Boulogne  gezweefd.  Toen  de  edele  heer,  sedert  zestien  jaar  ongeveer,  gestor- 
ven  was,  was  Jean  naar  Italie  vertrokken  om  nimmer  vandaar  weer  te  keeren. 
Bovendien  is  niets  meer  in  tegenspraak  met  zijn  karakler  en  zijn  talent  dan 
het  accent  en  de  wijze  uilvoeiing  van  dil  monument.  Hoewel  in  den  aanvang 
goed  ingelicht  zou  het  geheugen  van  het  volk  geeindigd  zijn  met  's  meesters 
naam  te  vergeten  om  enkel  dien  van  zijn  leeiling  te  onlhouden!  In  de  levens- 
beschrijving  van  dezen  laatste  door  Perkins  ('),  lezen  we  dat  Dubroeucq  te 
Dowaai  heeft  gewoond,  terwijl  hij  zonder  eenige  kwestie  het  grootste  deel  van 
zijn  leven  te  Antwerpen  en  te  Bergen  heeft  doorgebracht.  Indien  hij  ooit  te 
Dowaai  heeft  verbleven  zal  het  enkel  geweest  zijn  voor  een  tijd,  voor  de 
oprichting  van  het  mausoleum  van  Lalaing  iienoodigd. 

V 

De  bewijzen  vereenigen  zicii  hier  alle  naar  men  ziet,  om  Jacques 
DubrcL'ucq  aan  te  duiden  ais  den  maker  van  het  beeld  op  welks  bezit  het 
Museum  te  Dowaai  zoo  Icrecht  tier  is.  Naast  den  doorlnchtigen  edelman,  die 
in  de  geschiedenis  van  de  Nederlanden  zulk  een  belangrijke  rol  heet't  gespeeld, 
behoorl  de  naam  van  den  groolen  kunstenaar  genoemd  te  worden,  die  met 
zijn  beitel  zijn  slerfelijk  ovcrschot  onslerfelijk  had  gemaakt,  en  het  was  niet 
meer  dan  billijk  dat  de  bewonderaars  van  den  grooten  bewoner  van  Dowaai, 
Jan  van  Boulogne,  tevens  in  kennis  zou  worden  gebracht  met  den  man  van 
talent  en  hart,  die  het  eerst  het  iieilig  vuur  der  kunst  in  hem  heeft  aange- 
wakkerd  en  het  later  onderhield  (^). 

A.   DUBRULLE, 


('i  Niiiir  onze  joiit^sle  op/.oi'kingcti  was  de  ware  i)a;iin  van  dcii  bceldliouvvcr  nil  Dowaai 
Jc.in  (Ic  MouluKne  en  iiiut  Jean  de  liolognc.  Zie  de  Rcviw  \rcln'ol()(ii<ine  van  1912. 

'')  Lcs  sculplcurs  ilaliens,  d.  I,  1)1/..  465. 

(')  l)c  folofjrafle  van  den  (/isaiil  le  Dowaai  is  van  den  licci-  Uonle,  die  van  luislacliius 
de  Croy  van  den  liecr  Snielle. 


TENTOONSTELLING  VAN  MODERN- 
GODSDIENSTIGE  KUNST  te  BRUSSEL 

BELGIE  EN  HOLLAND 

I  ET  is  eencrnsligc  lijd  voor  de  godsdieiistigekunst,  die  nog 
slechts  zeldeii  door  het  opperst  schoonheidsleven  wordt 
l)C'zield  ;  en  er  wordt  niels  of  bijna  niets  gedaan  om  liet 
scheppend  temperament  onzer  kunstenaars  been  te 
voeren  naar  en  te  hoiiden  in  een  godsdienstige 
steer.  Wei  ingelichten,  in  de  kennis  van  het  verleden 
ervaren,verklarenv6oronzehislorisclie  meesterwerken : 
«  Dat  is  de  ware  kiinst,  alles  wat  schoon  is,  is  reeds  gemaakt,  stel  u  daar  mee 
te  vreden  en  begin  weer  van  meet-at'  op  dezelfde  wijze  «.  Deze  lieden  i>an 
smaak  l)e\veren  onze  oiide  tradities  boog  te  houden,  en  ze  dooden  ze  door 
verstikkiiig  van  de  scbeppende  kracbt.  Men  kent  die  verschrikkeHjk  ware 
woorden  van  Nietzsche, waar  bij  waarscbuwt  voor  diekennersvan  kunsl,  die  de 
kiinsl  zoiidrii  nullen  doen  i>erdivijnen,  die  geneeslieeren,  die  niet  beler  dan  gift- 
mengers  zijn,  die  rechtrrs,  die  'I  groole  beleiien  van  zich  te  vormen.  Wat  al 
waarbeden  in  den  mond  van  dezen  ongeloovige !  De  levende  kracblen  der 
sclioonbeid  moelen  terng  worden  gevoerd  naar  de  Kerk,  hun  natnurlijke 
bron  en  linn  biijvend  steunpnnt.  Het  is  niet  voldoende  dat  de  lange  en  vrncbt- 
bare  loojibaan  van  een  Meunier,  drie  of  vier  godsdienstige  meesterwerken 
beeft  opgeleverd,  dat  een  F"rederic  slechts  eenniaal,  bij  een  nitzonderlijke 
gelegenbcid,  en  zonder  dat  bij  er  toe  was  aangezocbt,  zijn  talent  aan  den 
tlicnst  del-  kerkscbildering  gewijd  beeft  !  — 

De  godsdienstige  kunsl  lijdt  onder  de  fantaisieen  en  excentriciteilen  der 
moderiie  knnst,  zeggen  onze  ondheidminnaars.  Maar  in  welk  tijdvak  beeft  dat 
gevaar  niet  bestaan?  Vergeet  men  de  oneerbiedigbeden  der  middeleeuwscbe 
houtsnijders,  de  boosaardigbeden  van  een  .leroen  Bosch'.'  En  wie  zou  nog 
hel  provincialisme  bezitten  om  te  betnigen,  dat  de  wereldscbe  pracht  afbreuk 
gedaan  beelt  aan  de  giootbeid  der  knnst  van  Bernini  '.'  Wij  moelen  leven  in 
onzen  cigen  tijd  en  ons  wenden  tot  bet  echte,  ware  talent,  waar  en  zoodra 
het  zich   vertoont.  Waarom  zooveel  gestrengbeid  voor  onze  kunstenaars  en 


TENTOOySTELLING  VAN  MODERN-GODSDIENSTIGE 

zooveel  zwakheid  legenover  de  kooplui?  Welken  vromen  zin  vermag  men 
toch  te  ontdekken  in  dat  industrieele  schilder-  en  beeldhouwwerk,  dat  onze 
kerken  ongehinderd  binnenstroonit  ?  Naast  de  groote  magazljnen  van  bon- 
dieuseries  schijnt  mij  een  zekere  categorie  van  halfkunstenaars,  met  een 
atelier  vol  beeldhouwwerk  volgens  tarief,  vooral  te  vreezen.  En  we  beklagen 
onze  goede  nonnekens  als  ze  't  plan  opvalten  om  een  nieuw  beeld  te  plaatsen 
in  bun  kapel.  — Ze  worden  door  prijslijsten  van  allerbande  kooplui  en  goed- 
koope  aanbiedingen  van  modeleiirs  en  vergulders  letterlijk  overstroomd,  en  als 
een  enkele  maal  de  begeerte  bij  hen  opkomt  om  zich  liever  tot  een  degelijk 
kunstenaar  te  wenden,  met  welke  argwanende  blikken  worden  ze  dan  niet 
beschouwd  ! 

Ja,  het  verleden  was  groot,  —  bet  past  ons  om  bet  te  vereeren,  maar 
daarom  hoeven  de  dooden  de  levenden  niet  te  begraven  !  En  is  't  een  inder- 
daad  godsdienstige  zin  die  in  onze  middeleeuwscbe  kerken  meedoogenloos  de 
mooie  xvni«^  eeuwsche  altaren  omver  sloot,  om  ze  te  vervangen  door  neo- 
gothieke  namaak  ?  Men  meent  bet  verleden  te  vereeren  en  sluit  de  oogen 
voor  't  bekoorlijke  van  gansch  een  tijdvak.  Men  meent  te  bandelen  in  naam 
van  den  goeden  smaak  en  men  doet  het  product  van  koude  beredeneering 
de  plaats  innemen  van  een  werk  vol  uitdrukking  en  leven.  De  schacberaars 
zijn  de  scbuldigen.  Maar  waaruit  ontstaat  het  kwaad?  Uit  vrees  voor  de  kunst ! 
En  het  was  om  te  tracbten  deze  vrees  te  verdrijven,  dat  enkelen  de  tentoon- 
slelling  in  den  Cinquantenaire  badden  ingericbt,  zonder  voorkeur  voor 
eenigerici  bepaalde  school,  enkel  met  bet  doel  om  een  bij  uitstek  moreele 
zaak  te  bevorderen. 


Doch  laten  we  onzen  toorn  tegenover  de  gewone  kerkversierders 
opscborten  en  liever  aan  al  de  ter  tentoonstelling  vereenigde  Belgiscbe 
kunstenaars  vragen,  wat  ze  van  den  godsdienst  hopen  en  wat  zij  er  ons 
van  medcdeelen.  De  schilders  vooral  waren  talrijk.  En,  waar  in  de  Fransche 
aldeoling  Hippolyte  Flandrin,  Puvis  de  Chavannes,  Maurice  Denis  ons  de 
onuitputtelijke  hulpbronnen  deden  bewonderen  van  een  ras,  sedert  lang 
aan  klassieken  tucbt  onderworpen,  vonden  we  in  de  zalen  van  onze  eigen 
kunst,  de  verscbillende  zijden  van  een  cigenaardig  mysticismc,  dat  bij 
enkelen  een  onbetwistbare  rcinbeid  van  ziel  openl)aarde.  We  ontnioetten 
bij  <le  onzen  een  ingeboren  godsdienstig  gevoel  en  deze  traditie  wordt 
door  een  instinktmatigen  eerbicd  gevoed.  Men  zal  toegeven  dat  bet  niet 
is  om  bun  toevlucbt  te  nemen  tot  de  een  of  andere  wijze  van  uitdrukking  — 
lot  de  besclieiden  weergave  van  de  werkelijkiieid  juist  als  ze  is,  veredcling 
der  decoratievo  lijnen  enz.  —  dat  onze  scbildcrs   lul  verwijt  verdienen   van 


10 


J^^. 

^ 


Q      > 


KUNST  TE  BRUSSEL 
bezweken  te  zijn  voor  de  verleiding  van  de  «  kiinst  om  de  kunst  ».  En  wie 
zou  in  staat  zijn  om  le  zeggen,  waar  op  dit  gebied  de  zuivere  virtuositeit 
begint  of  eindigt  ? 


De  kindsheid  van  Leon  Frederic  verliep  heel  vroom,  in  liet  college  der 
paters  Jozefieten  te  Melle.  Bij  zijn  terugkeer  van  een  reis  naar  Italie 
debuteerde  de  jonge  kunstenaar  in  1881,  met  den  Dood  van  den  H.  Franciscnfi. 
Het  gecxalteerde  gevoel  zijner  jeugd  koos  zich  een  held,  waaraan  zich  later 
ook  de  gerijpte  bewondering  van  den  meester  zon  hechten.  En  in  den 
tusschentijd  deed  de  menschlievende  droom  van  den  ponerello  de  gedachte 
van  den  meester  neigen  naar  den  socialen  nood  en  zijn  Krijtlenrders  zagen 
't  licht.  Zonder  onderbreking  dezer  serie  bracht  de  ontdekking  van  een  klein 
dorpje  in  de  Ardennen,  den  knnstenaar  weldra  tot  het  schilderen  van  drie, 
sedert  beroenid  geworden  godsdienstige  werken.  Te  Nafraiture  (prov.Namen), 
waar  hij  nog  telken  jare  gednrende  geruimen  tijd  verblijft,  schilderdc  hij 
zijn  Dooden  Boer,  Het  Begrafenismnal,  de  Boechelles,  de  Leeftijden  van  den 
Boer  en  eindelijk  de  Heilige  Drievuldigheid,  die  hij  aan  de  dorpskerk  ten 
geschenke  aanbood. 

In  t  bezit  van  een  bijna  teugellooze  verbeelding,  met  moeite  zijn 
visioenen  terugvoerend  tot  verstaanbare  gegevens  van  een  Iradilioneel  sujekt, 
hoewel  hij  zijn  dichterlijke  vindingen  altijd  op  verrassend  reeele  wijze 
weergaf,  zoo  leeren  wij  den  grooten  mystieken  meester  kennen,  die  de  drie 
stukken  van  Nafraitnre  geschilderd  heeft.  God  de  Vader,  verheft  zich  in 
't  gestarnte  der  hemelen  en  hondt  in  Zijn  handen  werelden  vast.  Het  is  het 
unr  van  hel  Laatste  Oordeel  en  de  opstandings-engelen  voeren  de  recht- 
vaardigen  in  den  schoot  des  Scheppers  terug.  De  hemelsche  boden  en  de 
verrezenen,  weer  in  de  Alziel  opgelost,  zijn  in  lange,  blanke  waden  gehuld, 
zoodat  het  hoofd  met  den  eerwaardigen  baard  en  de  handen  van  den  Eenwige 
te  voorschijn  konien  als  nit  een  maagdelijken  golf  van  licht  en  damp.  Het 
gelaat  van  sommige  der  engelen  laat  zich  raden,  doch  de  nitvcrkorenen 
hullen  luin  aangeziclit  in  hnn  hemelsch  gewaad.  Er  bestaan  geen  op  zich 
zelf  staande  schepselen  meer.  Allen  smelten  in  Godseenheid  samen  en  wenden 
zich  wellichl  al  te  gaarne  de  weeke  slniers  om  het  hoofd.  —  De  Heilige  GeesI 
zwceft  boven  den  aartsengel,  die  Adam  en  Eva  uit  bet  Paradijs  verdrijft  ('). 

(*)  We  hieldeii  op  het  eerste  gezicht  dezeii  aarlsengel  voor  den  Verkondigingsbode. 
De  lieer  Frederic  heeft  ons  liiensaangaande  trouwens  zelf  gezegd  :  a  L'ange  qui  chasse 
Adam  et  Eve  du  Paradis,  est  eii  meme  leiiiiis  cclui  qui  viciidra  amioiicer  la  naissaiice  du 
Sauveur.  J'ai  pensc  qu'il  etait  plus  rals<)nnal)ie  et  plus  consolaiit  que  celui  qui  punit 
duniiat  en  memt  temps  I'espoir  des  temps  mcillcurs  ». 


TENTOONSTELLING  VAN  MODERN-GODSDIENSTIGE 

De  uitvoerder  van  den  goddelijken  wil  verlaal  de  engelengroep  die  hun 
mystieke  dansen  staken  om  den  zondenval  te  beweenen.  In  zijn  vlucht 
omhoog  gehonden  op  zijn  wieken  van  azunr,  bovennatunrlijk  licht  in  zijn 
wijd  afhangend  gewaad,  slant  de  engel  voor  ons  en  schijnt  neer  te  buigen 
onder  het  gewichl  der  uit  te  oefenen  wraak.  Zijn  voeten  beroeren  niet  den 
groenenden  bodeni,  waar  de  slang  en  de  appel  aan  den  val  van  den  mensch 
herinneren.  En  met  een  vleugelslag  zal  hij  zich  weldra  weer  gevoegd 
hebben  bij  zijn  goddelijke  genooten.  Wat  bier  nu  volgt,  God  de  Zoon,  is  het 
schoonste  van  de  drie  Nafraituursche  stiikken.  Twee  engelen,  begaafd  met 
bovenmenschelijke  kracht,  loopen  onvermoeid  door  de  velden  met  den 
glorieusen  zweetdoek  waarop  het  bloedig  gelaat  van  den  Verlosser,  lusschen 
hen  in.  De  uitgestiekte  landen  zijn  vol  vrede  en  als  verheerlijkt  in  een 
heiligenden  dageraad  ;  de  herder  buigt  zich  en  vouwt  de  handen ;  de 
landbouwer  doet  zijn  vee  stilstaan  en  bidt  mede.  De  hemelsche  kinderen 
echter  worden  niet  in  hun  loop  gestuit.  De  eene  heft  de  lelie  omhoog, 
de  andere  vertrapt  de  slang.  Zoo  werden  de  beide  extremen  der  menschen- 
natuur,  elkaar  tegenovergesteld,  wijlhet  beeld  van  den  Verlosser  voorbijgaat. 
De  kleine  dragers  van  bet  goddelijk  lijnwaad  zijn  in  rouwsluiers  gehuld, 
maar  van  bun  gezichtjes  straalt  verrukking.  Het  bloed  stroomt  van  het  gelaat 
van  Jezus  neer,  doch  dat  bloed  doet  rozen  ontbloeien.  Het  werk  der  verlossing 
is  volbracht.  (') 

Wei  is  het  waar  dat  het  gelaat  van  Jezus  wat  al  te  zeer  verstoffelijkt  is  en 
dat  we  de  kleui'  wat  minder  scherp  en  droog  zouden  gewenscht  hebben,  doch 
we  hebben  ons  slechts  neer  te  leggen  bij  de  opvatting  van  het  kunstwerk  en 
de  indcrdaad  verwonderlijke  weergave  er  van.  De  verbeeldingskracht  en  het 
sterke  werkelijkheidsgevoel,  dat  men  saam  vereenigd,  in  het  talent  van 
Frederic  aantreft,  vinden  we  tevens  meer  of  min  geslaagd  in  zijn  serie 
Franciscus-tooneelen  weer.  St.  Franciscus  als  t  ware  tot  uitgangspunt 
nemend,  keert  de  kunstenaar  eerst  tot  dezen  weder  als  zijn  kunst  zich  lang 
gelaafd  zal  hebben  aan  de  bronnen  van  de  vadcrlandsche  natuur.  Frederic 
wijdde  meer  dan  twintig  composities  aan  den  Anne  van  Assisi,  vier  daarvan, 
waaronder  twee  grootc  Drieluiken,  vvaren  oj)  de  tenloonslelling  aanwezig, 
en  het  is  bier  niet  meer  den  I'mbriscben  Poveiello  dien  hij  ons  toont,  maar 
een  goeden  monnik  uit  Vlaanderen  of  Walenland.  St.  Franciscus  ver- 
schijnt  ons  in  land.schappen  van  West-Vlaanderen,  van  de  Kenipen  of  de 
Ardennen.  Hij  wandell  van  Knocke  naar  Nafraiture  en  praat  met  de  konijntjes 
nil  de   duineii   en   de  scba|)en  op  de   lu-i.  Hij  rust  in  den  groenen  schemer- 

i";  Zijuf  l-jniiiciitic  M(<r.  Mcrcicr,  Kaidiiiaal-Aarlsbissclioi)  van  Mccliclcii,  liccl'l  hij  zijn 
bczock  iian  dc  lenloonslcllini^  (lit  stuk  gehccl  spoiilaan  locjjeiicht ;  zijiic  woordcii  staan 
ons  hier  no(4  voor  den  «fcsl. 


KUNST  TE  BRUSSEL 

schaduw  der  groote  ardeensche  wouden,  of  rept  zich  langs  een  Brabanlsche 
vlakte  naar  een   oud   paard,   dat  zijn  groote  silhouet  tegcii  onweerswolken 


JACOB  SMITS  :  De  Nood  Gods. 
(Eig.  van  den  heer  Bouloin). 

afteekent.  Zoo  veriijken  zich  de  Fioretti,  die  hem  noch  door  Bonaventura, 
noch  door  Giovanni  di  Muro  ingegeven  zijn,  maar  de  grootst  mogelijke 
waarschijnlijkheid,  volgens  de  Franciscaansche  legende,  vertoonen.Klaarblij- 
kelijk  heeft  Frederic  zich  niet  als  Giotto  van  Assisi,  tevreden  gesteld  met  het 
weergeven  der  essentieele  gel)eurtenissen  in  de  legende,  zooals  die  door  de 
Umbrische  bevolking  werden  verhaald  ;  —  we  vinden  de  heihge  geschiedenis 
getransfoi'meerd  door  een  Vlaanische  verbeelding,  die  verliefd  is  op  duizend 
kleine  details,  die  zich  dikwijls  meer  met  de  natunr  dan  met  den  held  zelf 
bezig  houdt  —  met  vlaktcn,  duinen,  boomen,  stroomen,  dorpen  en  dieren, 
die  iiem  omlijsten  en  l)egeleiden.  Zoo  zien  we  in  hem  een  meester  van  ons 
eigen  land,  sterk  gelocaliseerd,  bedeeld  met  een  analytische  verbeelding  die 
als  instinctief  volgens  de  wijze  van  Breughel  te  werk  gaat.  Die  Franciscaansche 
stukken  zijn  niet  alle  van  gelijke  kracht,  doch  men  weerstaat  niet  aan  de 
bekoring  van  die  Preek  aan  de  konijnen  en  de  Preek  aan  de  schapen  (Drieluik, 
verz.  Combaz).  En  onder  al  de  tooneelen  van  de  op  de  lontoonstelling 
vereenigde  legenden,  kan  men  zich  niet  verzadigen  aan  de  bewondering  van 


TENTOONSTELLING  VAN  MODERN-GODSDIENSTIGE 

dat  Oiide  Paard  (verz.  Bruylanls)  het  armc,  goede  dier,  dat  in  nood  verkeerf 
en  rustig  wordt,  zoodra  het  den  kleinen  man  inzijn  pij  met  groote  slappen 

naar  zich  toe  ziet  komen. 

* 

Jacob  Sniils  is  een  mysticus,  minder  complex,  zijn  inspiratie  is  meer 
volgehouden  leligieus.  Hij  verhoogt  zijn  voiksche  godsdienst  door  een  wel- 
sprekend  en  door  lijden  verfijnd  gevoel.  De  eenvoud  zijner  kleuien  past 
uitnemend  bij  die  zijner  onderwerpen  en  indien  een  overdadig  aanwenden 
van  bitumeuse  scluidnwen,  te  veel  aan  de  kunslmatige  hulpmiddelen  van 
Israels  doet  denken,  verzinnelijkt  de  kracht  van  enkeie  zuivere  tonen  heel 
hetinnerlijk  vuur,  dat  in  den  kunstenaar  gloeil.  In  ieder  geval  deden  deacht, 
ter  tentoonstelling  ingezonden  stukken,  een  duidelijk  licht  op  een  zuivere  en 
harmonieuse  persoonlijkheid  vallen,  wien  een  plaats  toekomt  naast  Frederic. 
De  omtrekken  op  den  Jiidaskus  (verz.  F.  Speth)  roepen  een  giootsch 
omsiuierd,  hallucinanl  beeld  voor  onzen  geest  op.  De  Christnskop  (verz.  van 
Staatsminister  Beernaert)  is  een  studie  waardig  den  tijd  van  Rogier  van 
der  Weyden  of  Quinten  Melsys.  Maar  vooral  de  Nood  Gods  (verz.  Boulain), 
gunt  ons  een  biik  op  het  innig  gevoel  van  den  schilder  en  zijn  groote, 
aangeboren  kwaliteiten.  Zooais  men  weet  woont  Jacob  Smits  in  de  Kempen, 
te  Moll  en  is  het  dus  zeer  begrijpelijk  dat  hij  zich  zijn  modellen  uit  zijn 
onmiddellijke  omgeving  kiest.  Op  zijn  Pieta,  is  de  moeder  van  den  Heiland 
een  arme,  vermagerde  Kempische  boerin,  met  oogen  zwaar  van  lijden  en 
Iranen.  De  achlergrond  van  het  stuk  is  goud  en  evenwel  roept  hij  in  onze 
herinnering  do  grootsche  eenzaamheid  en  de  hooge  Kalvarien  van  de  Kempen 
voor  ons  o]),  terwijl  ons  naar  de  lippen  stijgt,  het  naieve  en  verheven 
Lijdensverhaal,  zooais  het  door  de  hoeren  in  do  Kempen  wordt  gezongen  : 

\\V;/  sUdvcn  :i'  onzen  Licveti  I  leer  door  zijn  bci  I  ? 

Kijiie  (dcison, 
Ecnc  sclirrpc  Umse,  dal  was  smcii! 

Gidlia  VAN  j)len(i 
Ave  siincid,  ([cloofd  zij  Mdiid! 


Dat  zellrie  lokale  en  lolkloristische  gevoel,  doordringi  het  werk  van 
Augusle  Doiinay;  doch  hier  gold!  Iiel  een  droelheid,  die  zich  uitdruktin  meer 
Icedere  haiinonieen  en  een  werkclijkluidszin,  die  zich  aanijasl  nan  de  anec- 
dolisciie  bonhomie,  den  waalschen  geest  eigeii.  Donnay  woont  winter  en 
zomer  in  een  klein  dorpje,  aan  deoeversvan  de  Oniihe,  le  Mery  bij  TiliV, 
en  ieel'l   daai-  op  de   eiiivondigsle  wijze  der  wereld  het  leven  van  een  groot 


KUNST  TE  BRUSSEL 

kunslenaar.  Hef  omringcnde  land  heeft  geen  geheimen  voor  zijn  oog  en  voor 
zijn  hart  en  de  wolken  liel)l)en  hem  in  hun  vertrouwen  genonien.  Niels  van 
de  behaagzucht,  de  heftigheid,  de  bevaUigheid,  het  kwaad  en  het  goed 
humeur  van  de  Ourthe  is  hem  ontgaan.  Hij  is  haar  dichter.  En  de  droom  van 
den  meester  ontrolt  zich  in  landschappen,  waarin  we  dikwijls  een  gods- 
dienstige  gedaante  zien  wandelen  ;  een  zilveren  engel  die  aan  twee  verbaasde 
houthakkers  verschijnl  of  de  Heihge  FaniiUe,  die  moeizaam  een  keiweg 
in  de  omstreken  van  Mery  bestijgt.  Een  kleine  Kalvaricherg,  waar  het 
lieflijke  der  schildering  het  smartelijke  van  wat  er  voorvalt,  verzacht, 
gaven  den  bezoekers  der  tentoonstelling  een  hoogen  dunk  van  dezen  uiterst 
godsdienstigen  schilder,  met  zijn  sterk  sprekend  gewestelijk  gevoel.  Het 
laatste  schilderijtje  is  een  allerliefst  stukje  vol  innig,  vroom  sentiment;  de 
Bethlehemsche  huisjes  reien  zich  langs  de  oevers  van  de  Ourthe,  waar  de 
Maagd  zich  op  een  mijlpaal  heeft  neergezet.  Wat  is  ze  teeder  en  bevallig  in 
haar  half  verkleumde  bonding  !  St.  Jozef  vraagt  den  weg  aan  een  voorbij- 
ganger,  die  daar  heel  niirakuleus  voorbijkomt  en  die  door  een  goeie,  dikke 
overjas  met  een  kraag,  tegen  de  kou  wordt  bescbermd.  De  voorbijganger  is 
even  milddadig  en  gastvrij  als  August  Donnay  zeif,  en  bet  buisje  dat  hij 
aanduidt  is  misscbien  wel  de  gezellige  woning  van  den  meester  zelf,  die  zich 
schuchter  tegen  den  rotsenheuvel  van  Mery  verschuilt  !  En  bij  i  zien  van  dit 
mooie  stuk  scbieten  ons  weer  allerhande  aardige,  oude  Waalsche  rijmpjes  te 
binnen.  Het  gebeurt  wel  eens  dat  Donnay  in  dicbterlijk  proza  zijn  godsdiens- 
tige  stukken  beschrijft  en  men  vindt  daarvan  een  alleraantrekkelijkst  staaltje 
in  een  der  laatste  nummers  van  Wallonia,  dat  aan  den  meester  van  Merj',  den 
waalschen  breeder  van  den  dichtei-verbeelder  Max  Elskamp  gewijd  is.  Na 
eenige  moeite  zien  we  er  hoe  n  la  benoite  Vierge  Marie  avec  Jesus  et  Monseig- 
neur  saint  Joseph  arriverent  un  soir  de  hme  sur  la  terre  violette  aux  lointains 
sombres,  la  terre  oil  les  pierres  sont  pensives  comme  des  visages,  —  au  vieux 
pays  de  Wallonie.  »  (')  Het  zelfde  nummer  bevat  tevens  alle  verlangde  inlicht- 
ingen  aangaande  de  voorgenomen  versiering  van  de  kerk  van  Hastiere-par- 
dela.  De  ijverige  geestelijke  van  dit  eerwaardige  Romaansche  gebouw  h  reve 
de  refaire  un  sanctuaire  oil  tout  serait  a  la  hauteur  du  culte.  »  (')  Aan  Aug. 
Donnay  is  een  belangrijke  wandversiering  besteld,  waarvan  de  schets  op  de 
tentoonstelling  te  zien  was.  Dit  werk  illustreert  het  leven  en  den  dood  van 
St.  Walherius,  pastoor-deken  van  Ouhaye,  die  in  het  begin  der  xiii^  eeuw 
geleefd  heeft.  Op  een  der  zijpaneelen  verwijt  St.  Walherius  (of  St.  Vohi,  zoo- 
als  't  volk  zegt)  zijn  neef  zijn  losbandig  gedrag,  op  het  tweede  drijft  het  lijk 

(')   Wallonia.  Juni  1912.  La  Fiiile  en  Ec/yple  par  Aug.  Domioy. 

(')  Zelfde  tijdschrifl,  zelfde  nummer.   Les  Punneaiix  decoralifs  d'Aiigtisle  Donnay  pour 
Veglise  d'Hastiere  par  dom  Bruno  Deslree  O.  S.  B. 


15 


TENTOONSrELLING  VAN  MUDERN-GODSDIENSTIGE 

van  den  heilige,  door  bovennatuurlijk  licht  omstaald  op  t  water  (de  neef  heeft 
zich  op  zijn  oom  oewroken  door  hem  in  Iiet  water  te  f>ooien).  Eindelijk,  op  het 


W.  UKCOUVE  Dli  NUNCQUl'.S.  li.-  si.uip  >;u.  J./.u^. 

middenpaiieel,  zieii  we  de  l)e<>rafenis  van  den  heilige.  Nadat  de  ])aarden 
geweigerd  hehl)en  oin  het  lijk  te  (rekkeii,  werden,  op  raad  eener  oude  vrouw, 
twee,  nog  iiooit  het  juk  gedi-agen  hel)l)eii(!e  vaarzen,  voor  de  lijkbaar  gespan- 
nen,  die  langzaani  de  helhng  optrekt...  We  twijleien  iiiet  aan  het  welslagen 
dezer  onderneming,  Aug.  Domiay  l)ezit  de  ware  gnven  van  den  decorateur  : 
gevoel  voormoreele  syntheseen  phistische  vereenvoudiging.  Zijne  schels  voor 
de  L('<ieii(ie  ixin  Sl.Walhcriiis,  wa.s  op  zich  zcHai  een  allcrl)ekoorlijkst  werk 
en  lieel  ecri  progianiiua  voor  waiuiver-sierings-esllieliek. 


\)e  kunst  van  een  Frederic,  een  Jacob  Smil.s,  een  Angusl  Donnay,  is  tot  liet 
niee.slcrscha|)  ontloken.  Twee  hiinncr,  iMcchMic  en  Donnay  liadtien  reed.s  in 
1894  deel  genomen  aan  het  Salon  ideulisic,  da!  Ic  Hrus.sel,  onder  leiding  van 
de  lUtse-Groi.r  wa.s  gehouden  en  Icgen  «  les  representations  de  la  vie  conteni- 
poraiiie,  le  portiail  noii  ironi(|ue,  les  paysanneries,  les  paysages  etc  :  »  gericht 
was.  I-'rederie  cii  Donnay  zijn    liians  ver  verwijderd  van    het    opgeschroefd 


16 


KLIN  ST  TE  BRVSSEL 


JAMES  ENSOn  ;  De  Troostende  Maagd. 
(Ex-voto  van  den  schilder). 

myslicisme,  dat  er  lieerschfe  in  die  kapel,  waar  men  nog  enkele  van  deze 
exposanten  van  de  jongsle  godsdienslige  tentoonstelliiig  aantrof :  Constant 
Montald,  G.  M.  Stevens  en  Karel  Doudelel.  Een  al  te  ver  gedreven  streven 
naar  een  preraphaelitisch  esthelisme  en  neo-latijnsche  ideologie,  verslikten 
er  de  oprechtheid  onzer  overgeleverde  aspiraties.  Nietemin  liadden  zekere 
voortbrengselen  onzer  kunst  er  een  zekere  peinzende  en  sierlijke  bevalliglieid, 
zoo  al  niet  een  iiooge  mate  van  oorspronkelijkheid  nit  overgeiioiideii.  Zoo 
o.  a.  de  yerkondhjimf  van  G.  M.  Stevens,  een  dor  beste  werken  van 
dezen   kunstenaar,   zoo    de    Gcwijde   Hof  van   Middeleer,   waaruil  men   den 


TENTO(l\STELLING  VAN  MODERN-GODSDIENSTIGE 

mystieken  geiir  der  Brugsche  schilderkunst  in  kon  ademcii.  Heefl  men 
Arthur  Craco  niet  eeii  weinig  als  het  slachtoffer  te  beschoiiwen  van  die  al  te 
intelleclueele  eii  wijt'elzieke  godsdienstiglieid  van  het  einde  der  xix«  eeuw  ? 
Men  kent  die  bliksemfitsen  van  geloovigheid  die  het  zeer  verscheidene, 
visionnaire  en  moeilijk  te  begiijpen  werk  van  dezen  kunstenaar  bepalen. 
De  groote  kwaiiteiten  van  vei-l)eelding,  grootheid  en  zelfs  van  techniek,  zijn 
overvloedig  aan  te  wijzen  in  iiet  Visioen  van  St  Hnberlus  (opgehoogde  teeke- 
ning)  en  de  Trois  vertiis  iheologales  (id.).  Doch  zekere  afTectaties  in  de 
bewegingen,  doen  onstandvastigheid  van  sentiment  vermoeden  en  het  deco- 
ratieve  streven  van  den  schilder  komt  in  de  fijne  lijnen  zijner  gekleurde 
teekeningen  niet  duidelijk  genoeg  uit.  —  Indien  ik  James  Ensor  niet  kan 
beschoiiwen  ais  behooiend  tot  de  school  van  Peladan  (hij  zou  't  mij  zijn  leven 
lang  niet  vergeven  !)  kan  ik  evenniin  spreken  van  de  niystieke  naieveteit  van 
dezen  geduchten  pince-sans-rire.  Maar  is  het  al  niet  veel  dat  hij  zooveel 
spiritueel  ontroerd  gevoel  in  zijn  Troostende  Maagd  (Ensor  zelf  geknield 
voor  een  sprookjes-Madonna),  zooveel  traditioneele  hnmor  in  zijn  Legions 
fantasliques,  een  der  goede  Bosschiades,  waarvan  de  Anglo-Ylaamsche 
schilder  het  anti-puriteinsche  geheim  bewaart,  heeft  weten  te  leggen  —  en 
verder  zulk  een  verrukkelijk  teedere  bekoringin  zijn  Aanbidding  der  Herders, 
waar  de  boeren  in  een  troepje  bijeengcdrongen  voor  den  ingang  van  den 
stal,  zulk  een  wondermooie  gee.xtasieerde  groep  vormen.  En  welk  een 
kleurenfeeenspel  ligl  er  niet  in  dien  hemel  en  die  zee  iriseerend  in  haar 
sclK'l])tinten  en  in  zijn  Chrisliis  die  den  storm  hedwingl.  Is  dit  kunst  om  de 
kiinsi  ?  En  zou  Ensor's  werk  ons  zoo  dierbaar  wezen  indien  we  voelden 
dat  01-  geen  zicl  in  lag?  Neen,  de  meester  die  in  1884  van  de  Brnsselsche 
lentoonstelling  werd  uitgeslolen  en  in  wien  de  jeugd  van  heden  een  barer 
meest  gelicfde  voorgangers  ziet.  iicett  de  hem  rechfmatig  toekomende  plaats 
op  de  tenloonstelling  van  godsdienstige  kunst  ingenomen. 


De  beeren  De  (louve  de  Nunccpies,  van  de  Woestyne,  Albert  Servaes, 
vertegenwoordigen  naar  on?e  opvalling,  de  opkomst  van  het  jeugdig  mysti- 
cisme  ;  ze  zijn  de  lioop  van  'I  vaderland,  waar  ErOderic,  Jacob  Smits  en  Aug. 
Donnay  de  nieeslers  zuIKmi  zijn.  Maai-  zooals  'I  gebeurt,  de  leerlingen  zijn 
van  (ie  ouderen  verscliiilend  en  de  jonge  school  neigt  er  toe,  om  zicb  van  de 
onmiddellijke  werkelijkheid  los  te  maken.  Ilnn  godsdienstzin  richt  zich  naar 
liet  ai)solule,  dat  zc  nicl  uilloope  in  inconsistenle  en  oppervlakkige  cxtases  ! 
—  De  Gouve  de  Xuncqucs,  de  oudsle  van  de  drie,  bezil  de  leederste,  zachtsle, 
meesl  cbrislelijk   bcscbeiden    zicl,  waarvan    hij    (k'   sciiallen    in    een  heerlijk 


la'SST  IE  BIU'SSEL 

gedicht.  De  s/na/;  van  tie  Mdagd,  lieefl  iiitgestort.  Hct  is  een  sink  waarvoor  de 
aUademiekers  ecu  iiemakkelijke  triiinit  kiiiiiicn  iKlutlen.  Het  valt  nietlichl  om 


I.L  M  AAF  VAN  DK  WOKSTIJNE  :  «  Chiislus  .. 
(Eig.  van  den  volksvcrtegenwoordiger  Frans  van  Cauwclacrt). 

zich  in  deze  weinig  doorgevoerde  lecliniek  lerecht  te  vindeii.  En  lioe  zouden 
dooven  kunnen  liooren  onzichtbare  engelenkoren,  die  het  goddelijke  Kindje 
wiegen  !  In  den  Kalvarieherg  van  denzelfden  kuiislenaar  leeft  een  diep-zede- 
lijke  realiteit  in  een  rouwzware  ainiosfeer  gelnild.  De  Jiidoskiis  is  enkel  maar, 
hoewel  op  nobele  en  jniste  wijze,  aangegeven.  —  Van  de  Woeslyne  en 
Servaes,  behooren  lot  de  school  die  door  den  l)eeldhouwer  Minne  te 
Sint  Maertens  Laethem  tiisscheii  Deynze  en  Gent  geslichl  is.  Er  is  hier 
geen  sprake  van  een  schohistische  prograninia-groep,  noch  zelfs  van  een 
kolonie  zooals  die  te  Terviieren  en  Genk  bestaan  hebben  ;  enkele  jongelieden, 
alle  van  verschillend  temperament,  hebben  zich  enkel  in  het  door  Minne 
ontdekte  dorpje  willen  vestigen    en  het   valt  gemakkelijk  om  de  affiniteiten 


19 


TENTOOXSTELIJSG  VAN  MOnERS-dODSDlENSTICK 


ISIDOOn  OPSOMKIi  :  Jc/.iis  pi  (dikciul  lu  I.ier. 
(Muscimi  to  I.iiT). 

Vim  \';in  i\v  Woeslyiic  cii  Scrv;u's  mcl  dcii  oiooU-ii  bcc'ldliouwci-  v;ui  liet 
Rodciibncli-moiHiiiieiil  li-  oiulcikcinu'ii.  V;ni  <lc  Wofslyiic  zicl  iillcs  overigens 
/eer  scIr'I|),  in  cimi  sli't'iii;  pcTsooiilijk  I'li  iKiiilrc'kkc'liJk  lic-liI,  zijii  Ilorn-Alba, 
(Ic  iiiiiii^^il  (lie  w.iink'll  in  dcii  zilvcrcn  morj^i'ii  oiidcr  Ir-I  Ix'scIiuIUmuI  loover- 
diik,  is  lot  hii'iloe  Ic  woinig  brgrcpcii  en  tncii  licdl  lu'clc'iiuinl  gct'ii  nog  gchad 
voor  ziJii  lu-cr  Homo,  ecu  Icckciiin^,  wn.ifvoor  liij  do  still  v;iii  den  ecu  of 
iindcicii  t^roolcii  Ciolickcii  mccstcr-  lici'lt   wccini'vondcn.  Dizc  wcrkiMi  ziiilcii 


20 


KiWST  TE  BRUSSEL 

echter  eeist  later  op  Inin  juiste  waarde  woiden  gcscliat  en  van  deii  Heiligen 
Avoud  van    All)erl  Servaes.  meenen   we  helzelt'de  te  niogen  zeggen.   Op  dil 


LOUIS  G.  CAMHIER:  IK-  Vkiclit  naar  Esyplc 


stnk  zijn  de  bruine  oevers,  het  groenachlig  water,  de  veernuin  die  links  zijn 
pont  voorlsUuut,  alle,  op  't  eerste  gezicht  verrassend.  En  nictleniin  welk  een 
diep  mysteriense  en  inderdaad  godsdienstige  harmonie  ligt  er  : 
En  ces  heurcs  de  soir  el  de  brumes  i)loyees... 


Het  streven  en  liet  werk  van  Hieliir,  van  Aise,  Opsomer,  .1.  Leempoels, 
Delaunois,  Beanck,  Caml)ier  en  Laml)ert  zijn  bekend.  Het  zijn  alien  knnste- 
naars  van  verdienste,  die  op  verschiliendcn  prijs  werden  geschat  en  wier 
deelname  aan  de  tentoonstelling  van  godsdienstige  kunst  om  zeer  verschil- 
lende  redenen  gewelligd  was.  Van  wijlen  van  Aise  was  er  een  schels  voor  den 
in  1883  geschilderden  St.  Lieven,  tlians  in  het  mnsenm  te  (lent.  Van  Richir  de 


rEMOONSTELLING  VAN  MODERN-GODSDIENSTIGE 

Mnagd  der  Annuncialie,  een  beetje  wereldsch,  maar    met  mooie  scliilderiiig 
in  lie  haaromwolUende  tulle.  Van  Leempoels,  vroeger  eeii  enistig  mededinger 


KAIU:i,  DOfDKI.ET:  Jeziis  doo.  lu-t  strantvolk  hespot. 


van  F'rederic,  eeii  Johannes  den  Dooper  waariii  de  techiiische  straklieid  van 
vroeger  wal  verzaclit  is.  Van  Camille  Lambeit  een  tamclijk  uitdrukkings- 
loozen  .S7.  lieniaclins  (waarin  echler  zonder  voorhehoud  den  goeden  wil  van 
een  virtuoos  valt  te  roenien,  die  zich  wel  een  weinig  vernioeid  moet  gevoelen 
van  zijn  gewone  onderwerpen,  van  een  slaj)pe  elegantie) ;  van  Beauck,  een  in 
zijn  plechlige  sfarheid  een  weinig  al  te  doodschen  Chrislushop  (niettemin 
zeer  zeker  nog  een  aan  te  nioedigen  |)oging!)  Bij  Isidoor  Opsonier  en 
L.  Canibier,  is  liet  godsdienstig  gevoel  minder  loevallig.  Het  groote  doek  van 
den  eerste,  zijn  CJirislns  predikend  le  l.ier,  met  zijn  zoo  juist  opgcmerkte, 
schilderaclitige  toelioordersgroep,  het  mooie  hoekje  van  de  oude  stad,  met 
de  aardige,  roode  geveltjes  en  hel  koor  van  de  kerk  dal  hoven  de  hooiden 
i\i:v  luisterenden  uitsteekt,  liebben  we  met  genoegen  weergezien.  Het  is 
een  sterk  geklcurd,  echt  Antwerpscb  sink,  dat  ons  doet  hetrciuen  dat  men 
nog  nooit  aan  Opsomcr  heeft  gedaclil  voor  hot  scliildercn  van  een 
Kiniswecj  in  lict  icn  of  aiider  l)lank  Vinainscli  ki'rkjc.  De  lu'er  I,.  C.aniljier 
hcffi  vroeger  de  Ileiligc  Stcdcn   lic/ociil  en  i  r  latidsilKippcn  en  coniijosilies, 


Kl  SST  TK  BHISSEL 


die  iiuiriik  op  hem  haddeii  oeniaakl, 
van  meegebracht.  Doch  in  dat  eersle 
werk  lag  nog  te  veel  convenlie.  De 
kunstenaar  is  echler  in  alle  oprechl- 
heid  met  zichzelf  le  lade  gegaan.  Hij 
heeft  zelfs  den  moed  gehad  om  zich 
aan  de  lucht  van  een  meester  (Maurils 
Denis)  te  onderweipen  en  heden  zien 
we  hier  het  resultaat  van  in  zijn  werk. 
Zijn  Vliichi  naar  Egypte  is  een  moot 
sink,  van  eenedel  decoratieve  kalnite, 
waar  een  bestarnde  nacht  het  HeiHg 
gezin  voorlicht  onder  de  wijd  uitge- 
spreide  takken  van  een  dooden  olijf, 
als  synil)ool  van  de  droefheid  dezer 
wereld. 


De  hernieuwde  kunst  van  Cani- 
bier  voert  ons  als  van  zelf  tot  de  schil- 
ders  met  monumenlale  strekking. 
Eugeen  Smils,  in  wien  de  ziel  van 
een  Veronese  herleeft,  iiad  hier  als 
een  voorman  aanwezig  moeten  wezen. 
Helaas  wie  heeft  ooit  het  decoralief 
genie  van  dezen  meester  gesleund  en 
welke  wanden  werden  ooit  toever- 
trouwd  aan  zijn  penseel'.'  Smits  had 
op  deze  tentoonstelling  niets  dan  een 
overigens  allerliefst  stukje,  het  Won- 
der van  de  Rozen,  terwijl  Mej.  d'Ane- 
than  haar  groote  schets  voor  een  deco- 
ratief  ontwerp  voor  de  kapel  van  het 
Hopital  Cochin  en  een  fragment  dier- 
zelfde  decoratie  had  afgestaan;  vooral 
in  de  schets  merkten  we  meer  dan  een 
uiterst  welgeslaagd  gedeelte  op.  Van 
Karel  Doudelet,  den  mysticus,  die 
eertijds  tusschen  Minne  en  De  Gonve 
de  Nuncques  geplaatst   kon   worden, 


KMUX  IAIJUY:  Oe  lU-ilini- Mi.-li^icl. 


2:5 


TE\TnO\STELLISG  VAN  MOf)ERN-(i()f)SI)IE\STlGE 


was  er  het  gioole  dock  de  liespotling  van  CJiristus,   waar  tie  Heilaiul,  op  dcii 
Laocoon  geinspiiecrd,  onder  de  woeste  volksmeiiigte  vcriiwijnt,  maar  waaiop 

de  l)lik  zicli  gaarne  hecht  aan  een 
iiiooi  verliclil  en  liaiidig  aange- 
l)rachtklassiek  decor. (Bij  den  Ruys- 
brocck  van  denzelfden  kunstenaar, 
(linl'  ik  niel  stil  te  slaan,  lioewel 
zijn  aclitergiond  van  met  nios  be- 
groeide  l)oomen,  mij  waai-  en  dicli- 
terlijk  vanopvatting  schijnt  lezijn). 
Fabry  was  er  met  zijn  vlammenden 
St.  MichicI,  van  een  l)ijna  bovenna- 
tuurlijke  impetiiositeit  en  met  een 
dooden  Cbristus  (ninimer  lieeft  hij 
een  ziiiverder,  soberder,grootscher 
ligunr  geteekend  en  gemodeleerd 
dan  dezen  op  den  grond  uitgestrek- 
len  Heiland).  Verder  vonden  we  de 
goede  eigenscbappen  van  liet  de- 
bunt  van  Langaskens  weer,  in  zijn 
(Jirisliis  (Kill  het  Kriiis  en  zijn  St. 
.loris  en  we  voelden  bij  onze  be- 
scliouwing  van  iiet  teeken-  en  schil- 
derwerk  van  Alfred  Delaunois. 
vooral  ))ij  zijn  eenvoudig-levendige 
silbouetten  van  monniken,  dat  ook 
iiij  niet  beter  vraagt  dan  om  de 
decoratie  van  een  kapel,  een  tran- 
sept of  een  koor  aan  zicli  le  zien 
opdragen.  Montald  schilderde  een 
de  kriiiswoiiden  onlvangenden  St 
I'^ranci.sciis  en  denzelfden  beilige 
met  de  vogels  in  gesprek,  die  de  door 
den  aiebitecl  Van  de  Voorde  opgeslelde  kapel  versierden.  Men  beeft  aan  al  dat 
scbilderwerk,  een  al  Ic  sterk  op  den  voorgrond  tredend  (liottisme  verweten. 
Gave  de  bemel  dat  (iifdio,  oj)  gelijke  W'ijs,  al  onze  kerkversierders  geinspi- 
reerdbaii!  dal  ze  alien  in  staat  waren  om  met  gelijke  zoellieid  en  gelijken 
smaak,  de  benvelen  en  eampanilen  van  linbiie  voor  ons  op  te  roepen  en 
met  gelijke  vvaarlieid  de  broeders  van  SI.  l-'raneiseus  te  scbilderen,  zooals  ze 
met  verrnkking  naar  den  monnik  van  Assisi  hiisteren;  als  bij  lot  de  dniven 


JLI.I.S  JOLDAIN:  Sink:  A\i. 


KUSST  TE  BHUSSEL 


VICTOa  ROUSSEAU  :  Maagd  met  hcl  Kiiui  (sclicls). 

sprcekt.  Bij  werk  van  zulke  belangrijkheid  spreken  we  liever  van  de  goede 
eigenschappen  dan  dal  we  de  aandacht  op  de  gebreken  zouden  vestigen! 

De  afdceling  beeldhouwkunst  vereenigde  werk  van  Mounior  (Cliristusbeeld 
in  Iioiit,  verz.  Al,  Braun),  Dillens  (moulage  van  zijn  eenvoudigcn  en  eleganten 
Hi'Uiijen  Ludcwijk  in  het  Musenm  le  Elzene),  Kemmericli,    met  ile    woinig 


25 


TENTOONSTELLING  VAN  MUDERN-GODSDIENSTIGE 

uitvoerige  schcts  voor  een  overigens  schoon  opgevat  nioniinient  voor  Ruys- 
broeck  rAdmirabh',  van  Valeriola  een  groote  Chrislns  aan  'I  Kriiis,  van 
Jourdain  een  bevallige,  kleine  Ste.  Alice,  heel  gelukkig  gekozen  als  propagan- 
dabeeldje  door  den  pastoor  eener  Brusselsche  parochie  en  verder  Minne, 
Rousseau  en  Verbanck.  Het  werk  van  Minne  is  bekend.  We  vinden  bet,  dank 
zij  de  welwillende  tusschenkonist  van  den  beer  Ostbaus,  den  inricbler  der 
Duitsebe  afdeeling,  op  de  tentoonsleliing.  Verbanck  is  de  maker  der  beide 
Si.  Januen,  die  in  de  kapel  van  Van  de  Voorde,  aan  weerszijden  van  bet  altaar 
waren  aangebracbt.  Ik  geloof  dat  men  niet  voldoende  aandacbt  gescbonken 
beeft  aan  deze  beelden,  die  met  vaste  band  zijn  uitgevoerd  en  gebeel  in 
architecturalen  geest  opgevat.  De  vervaardiger  ervan,  een  Gentenaar,  is 
ecbter  in  zijn  onmiddellijke  omgeving  niet  onopgemerkt  geldeven  en  't  is 
aan  bem  dat  men  de  uitvoering  van  bet  gedenkteeken  voor  de  Gebr. 
van  Eyck  beeft  opgedragen,  Laten  we  bopen  dat  onze  monumenten- 
conimissies  veel  werk  voor  bem  in  onze  kerken  zuUen  vinden  en  dat  ook 
Victor  Rousseau  in  de  gelegenbeid  zal  worden  gesteld  om  zijn  Madonna 
voor  de  kerk  van  Hastiere-par-dela  uit  te  voeren,  waarvan  de  groote  beeld- 
bouwer  ons  bet  onlwerp  beeft  geloond.  Het  is  een  pracbtige  figuur,  die 
de  kunstenaar  gemakkelijk  zal  kunnen  afwerken  (alleen  de  bals  van  de 
Maagd  scbeen  me  wat  lang)  en  tocb  de  doordringend-intime  bekoring  er  van 
bewaren,  dat  als  de  moreele  signatuur  is  van  den  beeldsnijder  Rousseau. 
In  de  internationale  afdeeling  van  godsdienstige  medaljeerkunst,  zoo 
uitstekend  ingericbt  door  den  beer  V.  Tourneur,  vraag  ik  andermaal  voor 
enkele  namen  van  Belgiscbe  beeldbouwers  de  aandacbt  :  Jules  Jourdain, 
Vermeylen,  Wissaert  en  F.  Dubois,  terwijl  we  bet  alleen  betreuren  dat  deze 
laatste,  zoo  oprecbt  godsdienstig  en  zoo  beel  oorspronkelijk  in  zijn  goud- 
smeedwerk,  er  ninimer  in  beeft  toegestemd  om  op  ruimere  schaal  te 
exposeeren.  De  kunsten  van  bet  metaal  waren  enkel  door  de  beeren  Alexandre 
en  L.  Rion  vertegenwoordigd.  De  laatste  bad  een  wijwatervat,  versierd 
met  koperen  syml)olen  der  vier  Evagelisten,  tentoon  gesteld.  Rion  is  onze 
eenige  kopersmid,  maar  bij  is  een  meester  in  zijn  vak.  De  kritiek  stelt 
ecbter  z6o  weinig  belang  in  dezen  vorm  van  sierkunst,  dat  ze  niet  bij 
deze  stijlvoUe  ornamenten  beeft  stil  gestaan.  Wanneer  zal  men  zicb  dezen 
groot-  en  werkmeester  eens  berinnercn  om  bem  een  officieele  bestelling 
te  doen  ?  Of  wie  zal  op  den  goeden  inval  komen  om  bem  aan  te  stellen  als 
hoofd  van  een  scbool  voor  «  Dinanderie  »  ?  De  gekleurde  kerkramen  en 
onlwerpen  daarvoor  van  Cbarles  Baes,  Hagemans,  Evaldre  en  Craco,  waren 
niel  van  verdicnste  onlbloot,  docb  ze  geleken  in  de  verste  verle  niet  op  de 
werkcn  die  nil  den  vreomde  waren  ingezondcn.  De  iniacjeries  van  Gisbert 
Conibaz,    de   ijniffUi  van    den    iieer   (^auciiie,    de    Hlurgiscbe   gewaden   van 


26 


KUNST  TE  BRUSSEL 


Mej.   Grosse,    lict   biiidwerk  van    Mej.    Serville,    muntten   enkel    door   hun 
gewetensvolle  uitvoering  uit. 

Drie  architecten 
hadden  aan  de  tenloon- 
stelling  deelgenomeii. 
Vaes  en  Creten  hadden 
in  «  staff »  en  op  de 
uitvoerings-groolle,  de 
kapel  ingezondcn,  die 
hun  besteld  was  voor 
het  volks-sanatorium 
van  ter  Hulpe-Water- 
loo.  Een  al  te  haastig 
monteeren  had  dit  ont- 
werp  een  zekere  mate 
van  elegantie  doen  ver- 
hezen,  die  zich  in  de 
kleinereproducliesvan 
den  catalogusnogmeer 
gevoelen  deed.  Het 
werkzondigt  overigens 
door  overdaad  van  de- 
tail en  al  te  bonte  kleu- 
ren.  lloe  zelden  ont- 
moet  men  eenvoud  bij 
onze  Belgische  architecten  !  Van  de  Yoorde  echter  is  in  't  bezit  van  deze 
onmisbare  deugd.  Zijn  kapel  ward  in  ditzelfde  tijdschrift  reeds  uitstekend 
beschreven  en  ik  heb  slechts  te  verwijzen  naar  het  artikel  van  den  beer  de 
Rudder  over  de  tentoonstelling  in  het  paviljoen  Marsan,  waar  het  ingezonden 
was  (0.  Uit  een  litiirgisch  oogpunt  ware  het  zeker  beter  geweest,  indien  er, 
in  plaals  van  de  twee  treden  die  naar  het  altaar  voeren,  een  ot  drie  waren 
oeweest.  Doch  in  welk  opzicht  verminderdert  dit  de  kunstwaarde  of  ook  maar 
het  godsdienstig  gevoel  van  het  geheel?  Met  zijn  frisch  gekleurd  kerkvenster, 
zijn  discreet  aangebracht  borduurwerk,  zou  de  kapel  van  Van  de  Voorde, 
—  eenigszins  gewijzigd  —  een  allerbekoorlijkst  type  kunncn  vormen  voor  een 
particuliere  bidkapel.  En  welk  een  waarde  zal  er  later  niet  worden  toegekend 
aan  die  eerste  en  zoo  levensvatbare  poging  tot  rcactie  tegen  de  alles  ver- 
mogende  scholen  der  naboolsers  en  pasticheurs  (=). 

(<,  Tentoonstelling  van  Modern-cliiistelijke  Uunsl  (Onze  Ktinsl,  Maart  1912) 
O  Te  veigel.  met  w;it  wij  zeir,  nnar  ;i:inlei(lin«  dezer  moderne  kapel,  gezegd  hebben  in 
(ien  calalo!'us''(ler  lentoonstellinj^  in  het  lunillon  tie  M;us;in  1911. 


J  AX  TH.TOOROP:  De  Apostel  Simeon. 
(Teekening,  fragment  van  het  H.  Avondmaal). 


27 


TENTOONS TELLI^iG   VA N  MODERX-GODSDIEXS TIGE 


JAN  Til.  TOOItOP:  CluiMiis  Kucliiii  isliriis. 

Ill  (le  kk'iiie  Hollandsche  afdeeling  voegde  het  werk  van  den  heer  Jan 
Broni,  ^oiidsmid  le  Utrecht,  door  Ouzo  Kimst  reeds  in  den  breede  be- 
sprokeii  (')  en  van  zijn  /oon  K.  Broni,  den  rijkdoni  zijner  cisehiren  en 
edele  nielalen.  I)ij  de  zeldzanie  scboonheid  van  het  werk  van  Jan  Toorop. 
Dil  Ilollandsehe  hoekje  zal  een  blijveiulen  indiiik  bij  ons  aebteilaten  !  Men 
heell  aloni  hiid  veikondij^d  dat  de  licer  Jan  Hroni,  de  golliieiseerende  kiinst 
van  zijn  land  verle{^en\voordif^<ie-en  de  Hei^iseiie  pastieliems  ineenden  daai- 
('    Dci-I  XX,  biz.  62,  Aiit!iistus  Mill. 


KUNST  IE  BRUSSEL 

mee  het  publiek  het  best  van  de  onrechtvaardigheid  van  de  inrichters  der 
tenlooiistelling  te  hunnen  opzichte  te  overtuigen  !  Ze  hebben  echter  de 
waarbeid  verdiaaid  !  Ja,  de  naam  van  den  beer  J.  Brom,  beteekende  eerlijds 
Gotbiscbe  kunst  in  Holland.  Maar  de  knnstenaar  zelf  heeft  ons  veiield  boe 
hij  er  lien  jaren  geleden  loe  gekonien  is,  oni  eeii  nieer  persoonlijUe  iiispiratie 
te  zoeken.  Zijn  toetreden  tot  bet  prograninia  onzer  tentoonstelling  was  z6o 
volkomen,  dat  de  bekwanie  goudsniid  zelt  l)cboet'te  gevoelde  oni  zijn  warnie 
overtniging,  bij  wijze  van  propaganda  aan  de  geestelijke  bezoeUers  van 
den  Cinqnantcnaire  mee  te  deelen  ! 

Jan  Toorop  is  evenzeer  in  dit  tijdscbrift  (*)  te  wel  en  te  uitvoerig  beban- 
deld,  oni  bier  nog  eens  te  meer  zijn  terugkeer  tot  bet  symbolisnie  en  de 
leerstellingen  der  Katbolieke  Kerk  nader  te  omscbrijven.  Laten  we  enkel  een 
woord  zeggen  over  den  diepen  indruk  dien  zijn  drieluik-lithografie  El  verbiim 
carofactum  est  (■)  en  zijn  Christus  Eiicharisticus.\an  kleine  HoUandscbe  eerste 
comniunikantjes  onigeven,  zijn  boekband  de  Katbolieke  Kerk  en  vooral  zijn 
apostelfigurcn,  met  bet  oog  op  een  Avondmaal  geteeUend,  op  ons  gemaakt 
hebben.  We  nieenen  niet  te  overdrijven  met  de  bewering,  dat  laatst  genoemd 
werk,  bij  al  de,  door  den  beer  .lulins  de  Boer  genoemde,  gevoegd,  Jan  Toorop 
op  de  eerste  rij  der  godsdienstige  meesters  van  alle  tijden  plaalst.  Wat  we 
voor  ons  zien,  zijn  menscben  uit  het  volk,  krachtig,  vol  vuur  en  door  een 
wonderbare  inwendige  vlam  verlicbt.  De  Christus  (niet  bij  dcze  inzending 
gevoegd)  beeft,  bij  't  uitspreken  van  zijn  aangrijpend  woord,  elk  dier  verschil- 
lende  karakters  aan  een  plotselinge  en  moeilijke  proef  onderworpen;  voor 
bet  volledige  werk  zou  men  kunnen  herhalen  wat  (ioethe  van  Leonardo's 
Avondmaal  gezegd  heeft  ;  «  Zwolf  Lichter  und  ein  Strabl  i^.  Evenals  de  schil- 
der  van  Sanla-Maria-delle-Grazie,  beeft  Toorop  in  een  enkel  drama  al  de 
onwillekeurige,  onoverlegde  uitingen  en  bewegingen  der  verschillende  gemoe- 
deren  weergegeven  en  de  uitdrukking  van  de  gezichten,  —  van  de  handen, 
zoo  levend  de  laatsten,  zoo  juist  opgemerkt,  zoo  echt  volksch,  zijn  des  te 
krachtiger  weergegeven,  naarmate  ze  in  meer  nederige  wezens  l)elicbaamd 
zijn,  (men  denke  slechts  aan  de  Herders  op  Et  verbum  en  St.  Paiiliis  op  den 
Areopagus,  voorgesteld  als  eerlijke  volksnienschen,  als  afstammelingen  zou 
men  zeggen  van  de  geextasieerde  boeren,  zooals  die  door  onzen  grooten  Hugo 
van  der  does,  onder  de  beilige  personen  op  zijn  goddelijke  Florentijnsche 
tripliek  gemengd  zijn! 

Fierens-Gevaert. 


('i  Jai)  Toorop  iloor  Julius  de  Hoci.  Oiize  A'lin.s/ .Inn..  Feh.,  Ajiril  11111. 
,'i  Versclieneii  in  ons  ApiiliuiniiiuT  I'JIl. 


29 


im^:/WMW 


MEVR.  W.  DUSSELHOF-KEUCHENIUS  :  Boi duurwcik. 


NEDERLAND  OP  DE  IDEAL-HOME 
EXHIBITION    TE    LONDEN     1912 

Tp  de  «  Ideal  Home  Exhibition  »,  welke  van  12  tot  28 
April  1912  in  het  «  Olympia  Palace  «  te  Londen  werd 
gehouden,  had  een  «  Gioep  van  Nedeilandsche  Kunst- 
nijveren  »  een  serie  interleurs  ingezonden,  in  welke 
de  verschillende  takken  van  Nederlandsche  Kunst- 
nijverheid,  als  in  een  welgeordend  geheel,  waren 
ondergebracht.  De  inzending  was  er  dus  geen  van 
afzonderlijke  kunstvoorwerpen,  of  van  bepaalde  rubrieken  van  dcrgelijke 
voorwerpen,  maar  wel  van  met  zorg  ingerichte  kamers,  in  welke  al  datgene, 
wat  in  een  kamer  tehuis  behoort,  aldus  was  geplaatst  en  gerangschikt,  als 
men  dit  in  een  goed  en  mooi  ingericht  vertrek  in  het  dagelijksch  leven  zou 
mogen  verwachlen.  Meubels,  tapijten,  wandbespanning,  lalelgoed,  naald- 
werU,  glaswerk,  aardewerk,  metaalwerk,  vlechtwerk,  lithografie  en  houtsnede 
niaakteii  liet  interienr  tot  een  ingewoond  verblijf,  waarin  als  het  ware  alleen 
de  l)ewoners  ontbraken,  om  het  geheel  te  voleindigen.  Zoo  drong  zich  dan 
ook  niets  naar  voren,  om  voor  zich  alleen  de  aandachl  te  vragen,  maar 
werkte  alles  naar  zijn  aard  mede  om  het  stemmingsbeeld  te  voltooien,  om 
het  algemeen  karakter  vast  te  stellen  en  toch  de  bijzonderheden  tot  haar 
reclil  te  brengen. 

Dat  (lit  mogelijk  is  geweesl  pleit,  bij  alle  verscheidenlieid  in  de  persoon- 
lijke  opvaltingen,  voor  de  overeenstemming  in  het  algemeen  slreven  van 
hen,  die  deze  tenloonslelling  hebben  tot  stand  gebrachl,  en  het  is  ook  den 
vreemdeling  opgevallen  dat  er  een  draad  loopl  door  de  Nederlandsche 
Kimslnijverheid  en  dal  deze  kunsl,  tenminsle  voor  zoover  ze  zich  bier 
vertoonde,  bezig  is  zicii  te  ontwikkelen  langs  l)anen,  die  vast  genoeg  zijn 
oin   tot  grondslag  voor  een   geregeld   en   ordelijk    voorlschiijden    le   dienen, 


30 


AMBACHTS-  EN  MJVERHEIDSKUNST 

maar  toch  ook  vveer  riiimte  lalen  voor  elke,  op  zuivere  basis  gegrond- 
veste,  persoonlijke  opvatting.  En  dit  is  ook  het  beste  wat  men  op  dit 
oogenblik  van  de  Nedcrlandsche 
Kunstnijverheid  zou  kiinnen  zeg- 
gen.  Liel  ze  zich  geheel  gaan,  gaf 
ze  de  vrijheid  aan  elken  persoon- 
lijken  gril,  aan  elken  fanlastischen 
inval  zonder  deugdelijken  onder- 
grond,  dan  zou  ze  al  heel  spoedig 
ontaarden  in  willekeur  en  bande- 
loosheid  en  met  de  absolute  vrij- 
heid ook  haar  eigen  vonnishebben 
geteekend ;  snoerde  ze  hare  be- 
oefenaars  in  een  keurslijf  van 
kleingeestige  voorschrilten,maak- 
te  ze  van  enkele  gevonden  am- 
bachtsgeheimen  een  offeraltaar, 
waarvoor  men  slechts  had  te  knie- 
len  cm  tot  de  uitverkorenen  te 
behooren,  dan  zou  ze  ten  gronde 
gaan  aan  verstijving  en  verstar- 
ring  en  het  leven,  het  levenbren- 
gende  leven,  zou  uit  haargeweken 
zijn  voor  het  nog  tot  een  echt  en 
waar  leven  had  kunnen  worden. 
DeNederlandsche  Kunstnijverheid 
koos  dus  het  goede  deel  door  zich  van  uitersten  te  onthouden,  maar  inlegen- 
deel  te  zoeken  naar  de  wegen,  die  tot  een  vast-  en  hoogstaand  doel  kunnen 
leiden.  En  waar  men  dus  in  hare  voortbrengselen  de  resultaten  mag  zien  van 
dit  ernstig  en  moeitevol  streven,  daar  bestaat  reden  om  zich  te  verheugen  en 
te  gelooven  in  de  toekomsl. 

De  inteiieurkunst  is  de  kunst  van  de  binnenruimte,  de  kunst  om  deze 
ruimte  aldus  te  vormen  en  te  vullen  dat  een  stemmingsbeeld  ontstaat.  Want 
de  interieurkunst  is  voor  alles  stemmingskunst.  De  mensch  brengt  een 
goed  deel  van  zijn  leven,  en  zeker  niet  het  minste,  door  in  zijn  huis,  in 
zijn  vertrekken,  en  dit  huis  en  deze  verlrekken  kunnen  daardoor  van  groo- 
ten  invloed  zijn  op  zijn  welbevinden.  Erkent  men  iiet  gewicht  van  het 
interieur  in  dezen  zin,  dan  moet  men  er  zich  wel  over  verwonderen  dat  de 
mensch  het  meer  dan  een  halve  eeuw  zoo  goed  als  zonder  interieurkunst 
heeft  kunnen  doen,  en  dat  wel  juist  in  een  tijd  dat  de  intelleclueele  ontwik- 


A.  P.  SMITS  :  Rieten  stoel. 
(Uitgevoerd  door  W.  F.  van  Vliet,  's-Gravenhage. 


31 


AMBACHTS-  E\  NIJVEHHEIDSKUNST 

keling  een  hoogen  vluclit  liad  genomeii,  in  dieu  v;in  de  wonderweikcii  op 
het  gebied  van  welenschap  en  lechniek,  en  ook  in  dienzclfden  lijd  dal  de 
vrije  schilderkunst  tot  ongekenden  bloei  geraakte,  dat  dus  en  versland  en 
hart  onlvankelijk  waren,  niaar  niet  in  dien  zin  dat  beide  tot  elkaar  konden 
komen,  cm  te  zamen  datgene  te  scheppen  waaraan  de  mensch  toch  zoo 
ifroole  behoefteJiad  :  een  goed  en  mooi  binnenhuis.  Dat  er  een  interienrkunst 
was  of  zou  kimnen  zijn,  men  wist  het  zelfs  niet  meer.  Meende  men  voor  het 
uiterlijk  van  zijn  hnis  nog  een  deskundig  bonwmeester  noodig  te  hebben, 
voor  de  binnenruimte  dacht  men  het  wel  met  een  koopman  in  meubelen 
te  kunnen  afdoen  of  wel,  men  vulde  zijn  vertrekken  met  een  samenraapsel 
van  de  meest  heterogcne  bestanddeelen,  die  men  hier  en  daar  kocht  of,  nog 
erger,  van.  vrienden  en  kennissen  ten  geschenke  kreeg,  en  zoo  schiep  men 
een  beeld  van  zoo  groote  wanorde  en  zoo  verregaande  smakeloosbeid,  dat 
het  een  wonder  mag  heeten  hoe  een  besehaafd  mensch  —  en  aan  beschaving 
op  verschillend  gel)ied  heeft  het  tweede  helft  der  negentiende  eeuw  toch  niet 
ontbroken  —  het  erin  kon  nithouden.  En  toch  hel)ben  onze  ouders  het  in 
deze  interieurs  uilgehouden  en  de  meeste  menschen  houden  het  er  nog  in 
nil,  omdat  —  jii  omdat,  naar  het  schijnt,  liet  schoonheidsgevoel  van  de 
menschen  partieel  tijdelijk  ten  gronde  kan  gaan,  wanneer  de  factoren,  die  dit 
schoonheidsgevoel  kunnen  opwekken  en  onderhouden,  blijven  ontbreken. 
Hoe  geheel  anders  hadden  onze  voorouders  ons  dat  geleerd.  Wie,  te 
midden  van  de  verwarring,  nog  oog  had  voor  de  stemming  die  van  een  goed 
en  mooi  interieur  kan  nitgaan,  kon  zich  niet  onttrekken  aan  de  beUoring  die 
er  lag  in  de  kamer  uit  den  onden  tijd,  een  enkele  maal  nog  van  geslacht  op 
geslacht  overgegaan,  een  ander  maal  in  de  musea  opgeborgen  en  aldus  voor 
iu'l  nageslacht  hewaard.  Er  was  lets  dat  weldadig  aandeed  in  deze  oude 
vertrekken,  iets  dat  tot  rust,  tot  kalmte,  tot  vreugde  stemde.  Er  was  iets  van 
zelf  sprekends  in  deze  gevulde  ruimten,  iets  natunrlijks,  iets  eenvoudigs  zelfs 
bij  alle  voornaamheid,  iets  gevondens,  iets  afs.  lets  dat  was  om  jaloersch  op 
te  worden,  omdat  bet  in  de  eigen  interieurs  zoo  geheel  en  al  ontbrak  en  zoo 
kon  bet  dan  ook  gebeuren,  dat  zij,  die  dit  ontbrekende  nog  vselden,  een 
poging  aanwendden  om  het  bekoorlijke  oude  vormelijk  na  te  maken,  in  de 
hoo|)  dal  deze  namaak  weer  dezelfde  stemming  zou  kunnen  opwekken  als  het 
voorbeeld  uit  vervlogen  dagen.  Maar  dil  laalsle  was  toch  niet  goed  mogelijk, 
want  de  tijden  en  zeden  en  gewoonlen  waren  intusschen  veranderd,  en  wat 
l)ij  een  zeventienden-  of  achliendeneeuwer  paste,  sloot  zich  niet  meer  aan 
l)ij  den  modernen  mensch  met  zijn  nieuwc  opvallingen  en  nieuwe  gewoonlen, 
zijn  nieuwe  levenseischen  en  nieuwe  levensbehoeften,  zijn  nieuwe  malerialen 
en  nieuwe  tecbnieken,  zijn  nieuwe  liul])bronnen  en  nieuwe  vervoermiddelen. 
Het  karaklerislieke  van   de   oude   interieurs  was  juisl   geweest   dal   ze   een 


32 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

spiegelbeeld  gaven  van  den  eigen  tijd,  en  nu  mochten  ze  ons,  twintigste- 
eeuwers,  nog  treffen  door  hun  opvatling,  door  hun  harnionie,  door  hun 
eenheid  in  verhouding,  schaal,  vorm  en  kleur,  hel  meest  kenmerkende,  het 
essentieele  van  hun  wezen  konden  ze  pas  terugkrijgen  wanneer  we  ze  weer 
gevuld  dachten  met  hun  eigen  bewoners,  met  de  menschen  voor  wie  ze 
gemaakt  waren,  die  erin  waren  opgegroeid  en  er  in  geleefd  hadden  en  ze  juist 
door  dit  leven  ook  het  leven  hadden  ingeblazen.  En  die  menschen  waren 
niet  wij  en  ook  niet  onze  ouders,  maar  de  verdere  v66rgeshichten,  zij  die 
leefden  voor  het  tweede  vierde  deel  van  de  negentiende  eeuw. 

Zoo  waren  dan  beide  opvattingen  verkeerd.  Eenerzijds  kon  een  toevallig 
samenraapsel  van  onbeduidendheden  moeilijk  met  den  naam  van  interieur- 
kunst  worden  bestempeld,  anderzijds  mocht  een  vormelijke  copie  van  een 
vroeger  stemmingsbeeld  loch  niet  voor  een  zuiver  stemmingsbeeld  worden 
aangezien.  Om  weer  tot  een  echte  interieurkunst,  tot  een  waarachtig  stem- 
mingsbeeld te  kunnen  komen,  moest  men  terugkeeren  tot  de  bronnen  daar- 
van,  en  hiervan  uitgaande  zou  het  misschien  mogelijk  blijken  weer  een  zuivere 
interieurkunst  op  te  bouwen,  een  kunst,  die  voor  den  modernen  mensch  zou 
kunnen  zijn  wat  de  zoogenaamde  hislorische  stijlen  eenmaal  waren  voor  hen, 
die  leefden  en  dachten  en  gevoelden  in  de  lijden  die  aan  deze  historische 
stijlen  het  aanzijn  hebben  gegeven. 

Als  vanzelf  dringt  zich  dus  de  vraag  op,  wat  dan  de  grondslagen  van  de 
interieurkunst,  dus  ook  van  onze  interieurkunst,  kunnen  zijn. 

Het  interieur  is  een  ruimte  gevuld  met  een  aantal  lichamen,  die  elk  een 
deel  van  deze  ruimte  innemen.  Deze  inlerieur-ruimte  en  de  zich  daarin  bevin- 
dende  voorwerpen  worden  afwisselend  door  natuur-  en  door  kunstlicht 
beschenen,  terwiji  dit  natuurlicht  voor  het  grootste  gedeelte  teruggekaatst 
licht  is  en  het  kunstlicht  meerendeels  uit  een  centrale  bron  voortkomt.  Een 
enkele  maal,  maar  dit  is  een  uitzondering,  valt  het  daglicht  van  boven  in 
(gewoonlijk  geschiedt  dit  van  terzijde,  door  de  vensters),  soms  is  ook  het 
kunstlicht  verspreid.  De  interieurkunst  stelt  dus  in  de  eerste  plaats  de  studie 
van  de  ruimte  aan  de  orde  en  wel  in  dubbelen  zin.  Want  de  beschouwer 
bevindt  zich  in  het  interieur,  dus  ziet  de  ruimtewerking  van  het  interieur  van 
binnen,  maar  hij  bevindt  zicii  buiten  de  meubels,  dus  aanschouwt  de  ruimte- 
werking van  de  meubels  van  buiten.  Deze  dubbele  ruimtestudie  onder  zoo 
verschillende  verlichting  is,  hoe  eenvoudig  zij  ook  moge  lijken,  buitengewoon 
moeilijk,  en  er  zijn  jaren  van  ervaring  noodig  alvorens  de,  zelfs  zeer  talent- 
voile,  interieur-kunstenaar  zich  in  de  ruimtewerking  en  lichtwerking  vol- 
doende  heeft  kunnen  indenken. 

Verhouding,  schaal,  vorm  en  kleur  spelcn  in  het  interieur  een  rol  van 
beteekenis  en  bepalen  voor  een  goed  deel  de  aesthetische  werking  ervan.  Elk 


.S3 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

gevoelig  menscli  onderoaal  gevvaanvordingcn,  die  op  virliouding,  schaal, 
vorm  en  kleur  betrekkiiig  hebben  en  al  weet  de  gevoelige  l)escliou\ver  nil  niel 
waarom  deze  gewaarwordingen  van  nicer  of  minder  aangenamen  aard  zijn, 
en  al  kan  iiij  de  grenzen  niet  trekken  tusschen  deze  factoren,  de  interieur- 
kunstenaar  heei'l  ze  wel  degelijk  in  hiinne  grondslagen  fe  onderzoeken,  cm 
bewust  in  zijn  werk  datgene  te  leggen,  wat  de  bescbouwer  weer  onbewiist  in 
zicb  zal  opnemen,  en  waardoor  l)ij  beni  een  stemming  zal  worden  o])ge\vekt, 
die  voorzien  was  en  berekend  door  degenen,  die  de  gave  badden  om  slem- 
mingen  in  levenloos  maleriaai  le  vertoiken.  Vooral  voor  goede  verbondingen 
is  de  menscb  uiterst  gevoelig  en  eigenlijk  sbiilen  de  goede  verbondingen 
de  goede  scbaal,  den  goeden  vorm  en  de  goede  kleur  van  zelf  in  zicb.  Maar 
ook  daar,  waar  dit  mogelijk  niet  gebeel  en  al  bet  geval  mocbt  zijn,  waar  dus 
de  scbaal  niet  gebeel  juist  is,  de  vorm  niet  gebeel  uitgedacbt,  de  kleur  niet 
gebeel  getroffen,  kan  de  licbaamsverbouding  voor  zicb  nog  weer  een  factor 
van  booge  beteekenis  zijn,  zoodat  men  wel  baasl  zou  kunnen  zeggen  dat  bij 
een  niet  getroffen  licbaamsverbouding  alle  verdere  arbeid  vergeefs  genoemd 
kan  worden  en  deze  dns  als  een  der  eerste  eiscben  voor  de  aestbetiscbe 
werking  van  bet  inlerieur  kan  worden  bescbouwd. 

Of  dan  de  fantaisie  niet  de  eigenlijke  grondslag  is  van  de  inlerieurkunst 
en  zelfs  van  de  arcbitectuur  in  baar  gebeelen  omvang?  Wanneer  bet  waar  is 
dat  de  inlerieurkunst  een  stemmingskunst  is,  dan  zal  bet  wel  even  waar  zijn 
dat  er  fantaisie  noodig  is  om  de  aan  de  orde  komende  stemmingen  te  vertoi- 
ken. De  interieurkunstenaar  kan  onmogelijk  een  ander  in  stemming  brengen, 
zonder  zelf  gestemd  te  zijn,  kan  niet  een  ander  roeren  zonder  zelf  geroerd  te 
wezen,  en  de  beelden  die  de  ontroering  opwekt  kunnen  niet  kunstmatig 
worden  opgeroepen,  maar  komen  ongevraagd,  als  de  kinderen  van  de  fantasie. 
De  fantaisie  is  dus  de  iioogste  faktor  op  bet  gebied  van  de  inlerieurkunst,  die 
factor  welke  bet  oer-denkbeeld,  de  oer-gedacbte  als  bet  ware  vastlegt,  terwijl 
alles  wat  daarop  volgt  als  de  aestbetiscbe  en  tecbniscbe  daad,  slecbts  de 
meer  of  minder  geslaagde  uitwerking  is  van  bet  beeld  dat  de  fantaisie  beeft 
ingegeven.  Maar  juist  daarom  kan  de  fantaisie  niet  als  de  algemeen  erkende 
groudshig  van  de  inlerieurkunst  gelden,  want  de  grondslagen  van  deze  kunst 
steunen  op  algemeene  waarbeden,  die  dooi-  de  natuur,  bet  leven  en  de  weten- 
scbap  worden  voorgebouden  aan  alien  die  de  wetten  van  natuur,  leven  en 
wetenscbap  tracbten  te  doorgronden,  terwijl  de  fantaisie  een  gave  is,  aan 
enkele  i)evoorrecblen  gescbonken,  om  baar  te  leeren  l)eheerscben  en  te 
gel)ruiken  lot  vreugde  van  zicb  zelven  en  van  anderen  ;  maar  ook  als  een  zeer 
zcldzaam  iels,  dal,  in  zijn  zuiverste  wezen,  de  kracbt  bezit  om  door  een 
cenige  en  kenmerkende  daad  bet  kunstgeballe  in  zijn  gebeel  booger  op  le 
voercn  en  op  nicuwe  wegen  te  leiden,  zoodat  soms  voor  een  beel  geslaebt  een 


34 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

niemv  pad   is  gebnand  geworden,   oeu  wijdere  horizonl  is  geopend,  waarop 
men  veilig  gaan  kan  en  verder  zien  kaii  dan  tot  diisver  iiet  geval  was  geweest. 


G.  W.  DUSSELHOF  :  Scherm. 


De  inlerieurkunstenaar  is  een  stemmingskunstenaar.  Rust,  kalnite, 
tevredenheid,  veitrouwelijkheid,  weelde,  prachtlievendlieid,  vreugde,  uitge- 
latenheid,  verdriet,  ingetogenheid,  ernst,  pleclitigheid,  wereldschheid,  verhe- 
venheid,  alle  menschelijke  gewaarwordingen  kunnen  door  hem  in  een 
stemmingsbeeld  worden  vertolkt.  De  rnimte,  de  verhouding,  de  vorm,  de 
kleur  en  het  licht  zijn  tot  zijn  beschikking  en  hij  gebruikt  ze  als  een  solied  en 
schoon  instrument,  waarop  hij  zijn  fantaisie  uitspeelt  om  het  doode  materiaal 
te  doen  leven.  En  de  beschouvver,  hij  l)emerkt  den  opzet  niel  en  kent  ook  de 
wegen  niot,  die  de  inlerieurkunstenaar  is  gegaan  om  zijn  doel  te  bereiken. 
Hij  ondergaat  de  stemming  en  voelt  er  zich  wel  bij.  Maar  hij  ondergaat  deze 
stemming  in  zuiveren  zin.  Hij  komt  niet  onder  den  indruk  van  een  bepaalden 
vorm,  omdat  bij  geleerd  heeft  dal  bepaalde  vormen  bepaalde  aandoeningen 
kunnen  opwekken,  of  omdat  hij  van  te  voren  is  ingelicbt  geworden  omtrent 
zekere  dingen,  waaraan  men  bepaalde  bedoeiingen  lieeft  vastgeknoopl  (als 
Gothisch  =  ernstig,  Oud-Hollandscb  =  deltig-gezellig,  Haroe  =  pracbllievend. 


35 


AMBACHTS-  EN  XIJVERHEIDSKUNST 

Rococo  =  sierlijk),    niaar   omdat   in  den  inlerieuikunstenaar    ids  is   onifJe- 
gaan  dat  door  een  daad   blijvend   is  geuit  geworden,  en  de  inneiliji<e  Uracht 

van  deze    daad    zoo   groot   was,    dat    ze  kon  nawerken    op   anderen,   wier 

gevoel,   gestemd   als   de   kunstenaarsziel,  mede   kon  trillen   waar  deze  was 
bewogen  geworden. 

iWorMuoortgezen.  C.   W.   NlJHOFF. 


CHRIS  I.ANOOY  :  Polterij. 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RR  ESPO  N  D  E  NTEN) 


DD  UIT  AMSTERDAM 


SH^^BHj KNTOONSTKLLIXG  VAN 
V^^H^^  SCHILDHRIJRX  DOOR 
^^Ip^Tj  '-OHXELIS  KUYPKRS^ 
V^llSSiK      '-ARKNSCHR      KUXST- 

s3t^^tS^^  '  gedrang  der  nieiiwer- 
wetsche  sirevers,  die, 
haast  aleei-  zij  het  pcnseel  ter  hand  netiien, 
met  de  pen  liel  publiek  tot  aaiidaclil  willen 
dwingeii,  huii  leuzeii  uilschreeuwen  en  liuii 
theorieen  op  de  siraat  l)ieiigeii,  terwijl  zij, 
in  eli<en  criticus  een  vijand  wanend,  reeds 
bij  voorbaat  de  gevecbtsbouding  aannenien, 
—  ver  van  't  nervcuze  mondaine  kunstge- 
woel  vverkte  Cornelis  Kuypers  vredig  en 
bescheiden  in  de  stille  der  Gelderscbe  en 
HoUandsche  natnur. 

Zonder  voorkeui-  voor  oud  of  nieuw  waar- 
deerl  decritiek  slecbts  de  schoonbeid.  Kuj'- 
pers  zet  de  scboonbeids-traditie  der  Haag- 
scbe  scliool  voort ;  en  boewel  hij  niet  zoo 
zuiver  ontroert  als  Weissenbrucb,  niet  zoo 
breed  van  gebaar  en  weeldeiig  van  verbeel- 
ding  is  als  De  Bock,  niet  zoo  fijiizinnig  en 
diep  doordringi  in  de  natuurpoezie  als 
Mauve  of  Gabriel,  en  geenszins  z66oorspron- 
kelijk  is  als  een  dezer  groote  voorgangers, 
verniag  hij  tocli  tegelijk  zooveel  nalutir  en 
zooveel  slemmiiuj  in  zijnc  landscliappen  tc 
brengen,  dat  deze  nieesters  zelve  bebagen 
zouden  bebben  geschept  in  deze  bun  zoo 
gelijkgczinde  kunsl.  Cornelis  Kuypers'  schil- 
derijen  zijn  natuur-stemmingen.  Ovcreen- 
konisl  met  voorgangers  sluil  nog  geens- 
zins oorspronkelijkbeid  van  aandoening  en 
verbeelding  uit.  Hem  is  bijzonder  eigen 
eene  weeke  dichterlijke  stemming,  in  een 


scala  van  slillen  weemoed  tot  even  stille 
vreugde,  weemoed  en  vreugde  om  niets 
anders  dan  de  schoonbeid,  die  bij  in  de 
naluur  en  in  zichzelf  vond. 

Als  alles  hem  werkelijk  lukte  wat  bij 
wenschte  le  scbilderen,  dan  zou  hij  een 
dicbter  met  bet  penseel  zijn.  Een  ruslig 
plekje.  de  herfst,  het  voorjaar,  een  win- 
tertje,  een  grijze  dag,  avonden  en  zons- 
oiidergangen,  —  dat  zijn  de  onderwerpen. 

Een  der  W'inlers  tn"  13)  is  een-en-al  stem- 
ming. In  Grijze  dag  (17)  is  een  zacht  dichter- 
lijk  gevoel  neergelegd.  Het  landschap  Uiler- 
waarden  (21)  is  mooi  evenredig  van  bouw 
en  zeer  zuiver  van  kleur.  Even  degelijk 
schilderwerk  geeft  hij  verder  in  zijn  Knot- 
wilgen  (27)  te  zien. 

Minder  gelukkig  is  hij  in  Voorjaar  (7),  in 
Zomer  (39),  in  ....;  doch  laten  wij  maar 
liever  in  die  richting  niet  verder  zoeken, 
den  scliilder  nog  vele  gehikkige  momenten 
toewenschend. 

TEXTOONSTELLING  VAN  SCHILDERIJEN 
EN  AQUAR ELLEN  DOOR  JAC.  ZOX  BIJ 
FRAXS  BUFFA  &  ZONEN  /c».  Figuur- 
schilders  zijn  in  Holland  betrekkelijk  zeld- 
zaam.  Dit  is  wel  vreemd  als  men  bedenkt 
hoe  onze  schildcrkunst  in  baar  bloeilijdperk 
talrijke  uilniuntende  figuurschilders  lelde, 
in  allerlei  genres.  Ook  in  de  tvveede  bloei 
onzer  schilderkunst,  die  wij  gewoon  zijn 
de  Haagsche  te  noemen,  werd  de  wenscli 
niet  zoozecr  op  en  voor  zichzelf  geschilderd. 
Typisch  is,  dat  ook  het  portret  op  den 
achtergrond  kwam.  De  17''  eeuw  wenschte, 
in  welgestekle  zelfvoldaaiibcid  ol  zicli  be- 
wust  van  haar  karakteristickc  eigenaardig- 


KUSSTBElilCHTEN  —  UIT  AMSTERDAM 


heden,  in  al  liaar  nienschelijUlieid,  'zichzelf 
te  zien  ;  —  de  19^  eeuwsclie  scliilders  keereii 
de  burgerlijke  maalschappij,  die  er  niet  op 
gesteld  scliijnl  ziclizelf  diepcr  dan  noodig  is 
te  annscliouwen,  den  rug  toe,  gaan  de 
nalniir  in,   oni   zooals  1).  v.   Weissenbrnch, 


in  dezen  tijd!  Gcnieen  zijn  zeldzaani  over  de 
eeuwen  verdceld.  Wellicht  lieel't  deze  lijd 
op  schilderkundig  gebied  geen  enkel  groot 
en  zuivcr  genie,  een  geesl  die  de  niaehlen 
van  t  verleden  en  van  eigen  tijd  onivaamt, 
onihoog  en  verder  sluwt,  de  grcnzen  alzij- 


door   liaar   diep   ontiocid    te   worden.    De  dig  verwijdt  en  zoo  de  loekomst  beheerscht. 

scbilder  ging  op  in  de  naluur  en  zoo  ook  de  Maar  kleine  en  gioole  talcnten  verdringen 

mensch,  demenschelijkheid,  (loch  zoodanig  elkaar  op   de   kunstmaikl.    Vele   kunsllief- 

dat  de  natunr  zich   veimenscheiijkte,  zicb  hebbers    kunnen     zicli     nu    goedkoop   een 

bezielde.   '  Impiessionisme  '    is   de   niacht-  verzameling    tcekeningen    en     schilderijen 

spreuk  :  wisselwerkiiig  Inssclien  de  iialinir  verscbafl'en  van  lalentvolle  jongeren.  Waar 

en  de  nienschelijke  ziel.  — En   niocht  men  hel  werk  diUwijls  in  resllietiscb  oi)zichl  zeer 

soms  Jozef  Israels  willen  noemen  alsfiguur.  ongelijk  is  bij   eenzelfden    kunslenaar   kan 

scbilder...  Welaan,  —  doch  stel  dan  in  de  men  door  een  juisle  keuze  zicb  een  durende 

plaats  van  de  'naluur'  hel   '  leven  '  of  bet  vreugde  bereideii,   die   uil    enkele   sclioon- 

'lol',\vaarin  zich  de  menscli  vernatuurlijkt,  heidsaandoening    bestaal.   Zij    hebben    nog 


en  men  heeft  in  de  wisselwerking  van  lei'eiis- 
lot  en  ziel  liet  wezen  van  Israels'  kunsl.  Het 
zijn  ten  slotle  geen  '  figuren',  die  bij  teeUent 
of  schildert,  —  het  zijn  '  stemmingen  '  (de 
weemoed,  de  droefheid,  bet  tragische), 
welke  hi)  dicbl.  — 

Jac.  Zon  nu  gelijkt  uilerlijk  iels  op  Israels, 
—  zooals  bij  soms  op  Neubuys  en  Mauve 
gelijkt — ,  maar  bij  is  veel  minder  stemmiiigs- 


geen  groolen  naam,  die  scbilders,  zoodat 
bun  werk  alleen  om  der  schoonheid  wille 
bewonderd  wil  worden. 

Merk  bet  zuivere  schilderschoon  op  van 
die  Boeieiuuoniitg  i32;  en  van  dien  BoscIwijt>er 
(36).  Bewonder  de  friscbbeid  en  kracbl  der 
kleuren  in  dnt  Limdschap  (41)  of  den  naar 
lets  boogers  dan  enkel  naluur  wijzenden 
zweem  van  romantiek  in  dien  Heuveluchligen 


scbilder,    veel    meer    figuurschilder.     Hoe      £osc/i((W/ (41).  Op  ongekunstelde  wijze  gecfl 


ongelijk  bij  ook  in  zijn  werk  mag  zijn  —  de 
schildei-  is  in  de  laalste  jaren  zeer  vooruit- 
gegaan  — ,  het  heeft  steeds  in  de  eerste  plaats 
waarde  als  figuur,  in  de  Uveede  plaats  als 
slenimingssluk. 


verdei-  menige  teekening  eene  aanduiding 
van  ecble  kunst. 

Er  is  een  lindere  Mondriaan,  die  —  niet 
de  schoonheid  nog,  maar  het  vreemde  of 
wondere  zoekt,  op  cubistische  of  caleido- 


.Sc/io/"////rf(8)b.v.,een  der  groolste  en  beste      scopische  wijze.  Op  zoek  naar  het  geniale?. 
schilderijen,  is  vooral  bclangrijk  om  de  zeer      Deze  is  blijkbaar  levreden  met  zijn  lalent. 


goedgeschilderde  karakterislieke  figuren  der 
drieschaftende  arbeiders.  Zijn  binnenhuizen 
zijn  typecrend  door  dc  verscheideribeid 
der  huiselijke  bcdrijvcn,  zelfs  op  een  sluk. 
Daarentegen  zijn  dc  naluurmomenlen,  die 
bij  weeigeefl,  veelal  mislukt  (14  b.  v.).  Ook 
llnisclijk  (ifliilc  (1),  is  valscb  van  kleur. 

(loed  schilderwerk  vormen  Uoiitwcik  (5). 
lintiiiicnlnmw  (!);.  Op  liel  Aarduppelveld  (19). 
Vroiiivljc  under  de  Sclwiiw  {21  j,  de  Handeii- 
sleeper  (28)  en  Larensch  Inlerieiir  (31  . 

'•'S-  '•'5;  ^'&  ^'^  ^'^  ^'^  '*'&  ^'&  ««^'  '^"^  <«'5 
ti;nto()Nsti;i.lin(;  van  sciiii.dkmi.ihn 
HN  'n:i;Ki;N'iN(;i;N   noon  I'lurs  mon- 

DKIAAN  m.I  II.  W.  VAN  DI'.l.DI.N  /l.^  lid 
is  verbazend,  zoo  lalrijk  als  dc  lab'nlcn  zijn 


Wie  het  verst  komt  moge  de  toekomt  leeren. 
Voorshands  wil  schoonheid  niet  gekunsteld, 
maar  kunst  zijn.  —  Zou  het  mogelijk  zijn, 
dat  de  ziel  van  bet  schoone  zoo  verzadigd 
kail  zijn,  dat  zij  grijpt  of  last  naai-  hel  bui- 
lengevvone,  langs  dwaalwegen,  een  onbe- 
kcnde  loekomst  tegemoel  ?  —  Laten  wij  dan 
een  eind  weegs  meegaan.  Mogelijk,  dal  men 
ons  als  gidscn  verlrouwl,  —  als  men  ruerkt 
vei-dwaald  Ic  zijn. 

Airii  i;t  amicitlk  t  thntoonstkl- 

I.INC;  VAN  SC,II1I,I)KH1.IKN  KN  I5I:i:LI)- 
IIOUWWKKK  /C».  Met  ivslbelisch  genii<l- 
delde  dezei-  gioole  Icnioonslelling  staal 
/(•kcr   niel    hoog   en    dc    algcniccnc   Indruk, 


38 


KUNSTBEIUCHTES  —   LIT  AMSTEHDAM 


die  (ieze  chaotisclie  uitslalliiig  als  gelieel 
iiiaakt,  kan  zelfs  heeleiiiaal  iiiet  ffislheliscli 
genoeiiui  wordeii.  Hel  schijiit  wel  of  de 
ophaiig-cominissic  liel  met  ziclizelf  iiicl  eeiis 
was,  en  daaroiii  loeii  maar  alles  luUraak 
langs  de  waiuien  en  over  de  zalen  verdeeld 
heeft  Midden  aan  den  wand  hangl  b.  v.  een 
schildersluk,  dat  alleen  doorzijn  afmetingen 
groot  is,  terwijl  ergens  in  een  lioelvje  een 
kunsiwerk  veniwaald  is,  dal  later  op  een 
beteie  plaats  nog  sclioonlieid  zal  uitstralen, 
als  liet  andcre  uit  liet  heldere  liclit,  waarin 
hel  nu  liangt,  docli  dat  Iiet  niet  waard  is, 
weer  zal  verzonken  zijn  in  liet  duisler.  En 
naast  een  bloemen-fanlasie,  zoo  grillig  als 
Parijschcubisnie  en  zoo  wild  als  Italiaansch 
futurisme,  liangen  academisehe  voorstellin- 
gen,  die  slechts  een  droogsloppel  zouden 
behagen.  —  Laten  wij  bij  enkele  der  kunst- 
werken  even  stilstaan. 

Lizzy  Anzingh's  geestig-voornaani  iioppen- 
spel  De  ongeiioode  Gasl  verbaast  vooral 
door  haar  kleur-veiTijning  ;  zij  stelt  in  de 
klenrige  kleedij  een  verblulTend  seslhetische 
verfbehandeling  ten  toon,  waaibij  zij  ook 
de  wondeien  van  het  loevallig  schoone,  die 
als  vanzeir  ontstaan,  beheeischt.  Dit  werk 
lijkt  mij,  vooral  in  tecliiiisch  opzicht,  het 
besle  wat  zij  schilderde. 

Van  builengewone  schooidieid,  zoowel 
uiterlijk-technisch  als  innerlijk-psychisch, 
is  W.  H.  van  den  Berg's  Kind  met  Fiuit- 
schaal.  Diep  van  kleur,  zuiver-eenvoudig 
van  actie,  classiek  van  opvatting,  lijkt  mij 
dit  werk  voorbestemd  om  een  museumsluk 
Ic  worden.  Dal  doordiingende  studie  onzer 
17«  eeuwers  en  der  romantische  Franschen 
de  spontane'ileit  van  kleur  en  verbeelding 
niet  behoef't  te  verdocven,  toont  dit  werk 
voorbeeldig  aan. 

Ook  Th.  Goedvriend's  schilderij  I'addc- 
stoelen,  dat,  hoe  phantaslisch  van  licht  en 
duister  ook,  de  realileil  geen  geweld  aan- 
doel  —  lenzij  het  geweld  eener  machlig  zich 
opdringende  begeerte  naar  sclioonlieid  van 
kleur  — ,  is  het  rcsultaal  van  diepen  studie- 
zin  en  nieuw-roniantische  gevoclighcid. /ijn 
streven  wijsl  naar  't  hoogste  in  sehilder- 
kunst.  Doch  in  dat  wondere  claii-obscur 
bestaan  schitterende  voorbeelden.  Kn  dan 
stellen  we  ons  voor  hoc 't  nog  volniaakler  kon. 


Behoort  ook  J.  C.  W.  Cossaar  niet  bij  deze 
kuiistenaarsgroep?  Alls  de  menschendrom 
in  den  MorgendiensI  nog  chaolisch,  nog  niet 
in  een  sclioonc  harmonie  van  vorm  en  kleur 
opgelosl,  —  nochlans  wat  een  slraling  van 
gulden  kleuren,  wat  prachl  van  opwaart- 
sche  lijnen  !  Hier  is  ten  minste  eene  aandui- 
ding  van  de  reslhetische  categoric  van  het 
'  verhevene '.  —  En  loch  is  ook  dil  werk 
ver  af  van  't  volmaakte.  Zou  het  inlusschen 
mogelijk  zijn  dat  na  Bosboom  nog  een  kerk- 
schilder  lol  grootheid  konil'.' 

P.  van  der  Hem...  Hij  geeft  een  blik  in  een 
andere  wereld,  de  demi-monde.  Van  den 
hcmel  in  de  hel  ?  Zal  ook  dit,  cvenals  Dante's 
Inferno,  de  meeslc  aantrekkiiig  hebben  '?  — 
Zoo  grotesk  iieme  men  het  geval  niet  op.  De 
paarse  kleur  slenit  wel  overeen  met  een 
scliijnwereld,  een  splicer  van  psychische 
verdorvenheid,  maar  er  is  ook  psychische 
verfijniiig.  En  wal  de  teekenaar  bedoclt  is 
slechts  de  karakterisliek  dier  Parijsche 
psyche,  waarvaii  de  schijn  schoon  is.  De 
karaktcristiek  is  weer  meeslerlijk. 

J.  H.  Jurres  beieidt  ons  steeds  een  aan- 
gename  ontmoeting  op  onze  wandelingen 
door  teMloonstcUingszalen.  Als  men  veel 
cendenslooljes  en  molenljes  is  langs  gegaan, 
is  t  belangwekkend  op  een  gcestelijken 
tocht  de  manneii  van  Richard  III  te  zien 
verschijnen.  Wat  een  actie  in  die  figuren, 
vooral  in  Ricliards  lieraul !  Jammer,  dal  ik 
hier  niet  ook  Dirk  Schafei's  romantische 
kuiisl  ter  vergelijking  aanlrcf. 

H.  Hijenbrock  vermag  in  zijn  Stcialwerk 
(Lotharingen)  cenigszins  te  voldoen  aan  een 
kunstverlangen,  dal  naar  een  grootere  we- 
reld gaat.  Toch  is  hij  te  reeel  ;  zijn  verbeel- 
ding is  niet  veel  grooter  dan  de  uitcrlijke 
werkelijkheid  van  iedereen,  en  zijn  gevoci 
dringl  niet  diep  in  't  wezen  der  dingen,  der 
menschcn.  Dezelfde  uiterlijkheid  en  psy- 
chische beperklheid  heell  ook  J.  11.  van 
Masteiibroek,  —  maar  de  Uolterdamsche 
Maas  ziet  hij  toch  veel  groolscher.  Zijn 
kleuren  zijn  glanzender.  Dc  lucht  is  helaas 
onschoon.  Prachtigc  brokken  in  de  schcpen 
en  in  het  water.  Zeker  Bcdrijvigheid,  —  zoo 
is  't.  Een  veelheid  van  vormcn  en  kleuren, 
—  maar  zonder  ccnheid,  zondcr  harnionic. 
Diepcr  grijpl  Martin  Monnickendani  naar  hel 


39 


KUNSTBEHICHJHN  —  HIT  AMSTERDAM 


wezen  der  tliiigen.  Zijii  Balconscene  is  nog 
veel  kleuriger,  en  toch  is  er  eeiiheid  in  de 
veelheid.  Hoe  gevvangd  zijn  de  tegenslel- 
lingen,  hoe  stout  de  breede  verfopzetsels, 

doch  lioe  weet  liij  in  liet  scliel  verliclite 

balcori  alle  kleuren  tot  een  groot  geheel  te 
doeii  samenwerlien.  Hn  wat  een  bijzondere 
venlieiisle  is:  eris  liaraiiteristiek  in  de  naar 
't  tooiieel  gerichle  gezicliten,  al  zouden  deze 
psychisch  nog  lieel  wat  verder  doorgevoerd 
kunnen  wordeii. 

Wij  willen  Prof.  N.  van  der  Waay's  aca- 
demisGli-knap  figuurstuk  In  ufwachting  van 
hel  Bezoek  niet  aclileloos  voorbijgaan.  Van 
onze  17<^  eeuwsche  meesters-genreschilders 
mist  het  de  hoogere  eenheid  van  tech- 
nisch  vermogen  en  psycliologiscli  besef; 
maar  wat  doel  anders  ziilk  Jjescliaafd  werk 
aangenaam  aan  tusscheii  zooveel  grove 
makelij  en  onhandig  mistasten  naar  het 
schoone  !  Hoe  weinigen  knimen  als  W.  Zwart 
breed  en  forsch  zijn  en  praciitig  van  schil- 
dering.  In  zijn  Ypolder  bij  Amslenhim  zijn 
knapheid  en  schildersbescbaving  voor- 
waarde  en  factor,  zoo  iniierlijk  geworden, 
dat  men  haar  nauwelijks  opmerkl,  alleen 
de  schoonheid  der  schildeiij  gewaarwor- 
dend.  In  A.  Briets  Nnnxpeelsche  Deel  is  de 
knapheid  ook  moment;  bij  liem  is  alles  fijner, 
maar  ook  'kleiner'.  Men  kan  van  deze  drie 
althans  leeren  wat  de  techniek  van  schil- 
deren  is,  --  docli  bij  Zw^arl  vooral  beseffe 
men  wat  een  '  scliilder  '  is. 

Nog  op  een  tweetal  weritjes  willen  wij 
wijzen,  die  het  tegendeel  van  opdringerig 
zijn.  Ken  wandvol  opziclitige  schilderijen  is 
in  '  iEsthetischen  '  ziii  minderwaardig  aan 
een  schijnbaar  onaanzienlijk  schilderijtje 
als  Zuiderzeeslrund  van  H.  A.  Havcrkorn 
van  Rijsewijk.  Het  zien  en  opnemen  — 
bewonderend  in  zich  ophelfen  —  van  veel 
schilderschoon,  en  zoo  dus  zinnclijke  en 
gceslelijke  verlijning  is  de  voorwaaide  van 
zulk  ecu  ziiiver  schilderij,  waar  de  natuur 
gfheel  lot  kunst  geworden  is.  Als  deze 
scliilder  allijd  oj)  deze  hoogte  werkte...  ; 
lalen  wij  niet  voors|)ellen,  maar  af'wachlen. 
—  Iloe  men  eclilcr  zonder  dieper.e  of  (ijnere 
scliilileisbescliaving,  o.  m.  door  het  bestii- 
cleeren  der  beste  schilderijen,  ja,  hoe  men 
enkel  met  de  natuur  meelevcnd  en  o|)  zijn 


eentje  zichzelf  vormend  soms  een  heel  mooi 
stuk  inaakt,  toont  A.  H.  Koningin  zijn  Winter. 
Dil  is  '  gezien  ' ;  het  is  zuiver  door  de  zinnen 
gegaan  en  beeld  der  ziel  geworden.  Het  is 
gevoelig,  poelisch  werk  en  toch...  natuur. 
Het  is  naluurgetrouw  en  marchentreu 
tegelijk. 

De  aanleekeningen  laadplegend  zie  ik  ze 
nog  de  werken  vergezellen  van  N.  Bastert, 
Mej.  A.  C.  van  den  Berg,  A.  M.  Broekman  Jr., 
G.  de  Groot,  Kd.  Karsen,  A.  L.  Koster, 
F.  Laiigeveld,  J.  C.  Ritsema,  H.  M.  Savry, 
Mevr.  Th.  Schwartze,  C.  Vreedenburgh  en 
J.  H.  Wijsmuller.  Deze  waren  stellig  de 
aandacht  waard. 

Onder  de  beeldhouwwerken  was  de  groep 
Ond  eiyen  leed  herleefd,  oni  de  psychische 
verdieptheid  van  de  vrouw,  bevvonderens- 
waard.  Zou  het  mogelijk  zijn  dat  in  Noord- 
Ncderland  de  beeldliouwkunst  eene  schoo- 
nere  toekomst  wacht?  Daarin  zijn  de  Belgen 
ons  zeker  een  heel  eind  voor 

Vergeefs  zocht  ik  op  deze  tentoonstelling 
naar  Th.  Molkenboer's  in  den  catalogus 
vermelde  Eeuwige  Eva.  .  Heeft  zij  zich  weer 
onlrokken  aan  't  oog  van  den  sterveling, 
nadal  men  haar  een  oogenblik  aanschouwd 
had  '? 

^^9i  ^9i  {g,f^^•!l ^9i  ig,»5  ^  ^ a^  cgjft 
HET  BEHLDHOUWWERK  DE  EEUWIGE 
EVA  VAN  TH.  MOLKENBOER  BIJ  H.  W. 
VAN  DELDEN  /l^-  Floutarchos  verhaalt 
—  in  een  gesclirift  over  Isis  en  Osiris  —  dat 
te  Sais  in  "t  Oude  ^Egypte  de  tempel  van  Isis 
het  opschrift  had,  of  wel,  dat  een  opschrift 
bij  het  z.  g.  gesluierde  beeld  der  Godin 
Neith  de  diepzinnige  gedachle  verkondigde  : 
«  Ik  ben  al  wat  was  en  is  en  komt,  en  niijnen 
sluier  heefl  geen  sterveling  ooit  ojigelicht  ». 

Deze  gedachle  kwam  mij  te  binnen  toen 
ik  in  een  zaal  door  den  Heer  Van  Delden 
geheimzinnig  geleid  werd  naar  een  groot 
gordijn,  (hit  van  <len  zolder  tot  den  grond 
necrhing.  Daar  achter  was  het  beeld  ver- 
borgen.  De  bladcn  haddcn  het  gerucht  ver- 
sprcid  van  een  strijd  tusschen  het  bestuur 
van  Arti  en  dell  bceldhouwer.  Het  bestuur 
had  beweerd  :  hel  is  geen  kunstwerk,  — 
het  is  naluiir.  De  beeldhouvver  hield  vol  en 
slaafde  met  bewij/.cn  :  het  is  Icunsl. 


KUNSTBERICHTES'  —  UIT  AMSTERDAM  —  ARNHEM  —  DEN  HA  AG 


Heefl  geen  der  aanschouwers  hel  beeld 
gezien  zoiider  verdvvaasd  te  woideii  als  de 
jongeliiig  in  Scliillei's  gedicht  over  de 
Godiii  Ne'ilh'.' 

Daar  zoii  de  sluier  opgelicht  worden  !  Wat 
zou  zij  verbergen?  —  De  Natuur'?  De  Kuiist? 
De  Waarlieid  '?  Das  ewig  Weibliche  ?  —  «  Die 
Mfllter  siiid's  »,  meende  ooli  Goethe.  Eva 
aeterna... 

Ik  heb  het  gezien,  —  en  werd  niet  ver- 
dwaasd  als  Schiller's  Jiingling.  Ziehier  dus 
niijii  oordeel  over  het  beeld  :  het  is  een  zeer 
knap  werk.  Levensgroot  verheft  zich  eene 
jonkviouwelijke  gestalte.  Het  beeld  is  uitge- 
voerd  in  gepolychroraeerd  gips.  Als  het  doel 
van  den  Heer  Molkenboer  was  een  zeer 
'  natuurlijk  '  beeld  te  niaken,  dan  is  hij 
wonder  wel  geslaagd.  Vooral  het  lichaam 
is  natuur-gelrouw.  De  vleeschkleur  zelfs 
is  bedriegelijk  nagebootst.  Als  Aristoteles' 
begiiisel  der  mimesis  (iiavolging)  het  eenig 
juiste  was,  dan  zou  dit  beeld  een  buiten- 
gewoon  kunstwerk  zijn.  Alleen  het  gezicht 
is  niet  natuurlijk-psj'chisch  ;  er  is  geen  leven 
in  ;  het  is  niet  bezield. 

Doch  wij  weteii  dat  het  Aristotelische 
beginsel  niet  het  Eesthetisch...  volmaakte 
weergeeft.  De  kuiist  verheft  de  natuur  tot  de 
schoonlieid,  en  deze  is  psychisch-noetisch, 
ziinielijk-geestelijk. 

J.  D.  B. 

^^'^^^^^^^'^^^^ 

nana  UIT  ARNHEM  annn 

N  het  gebouw  der  Koiiink- 
lijke  Socieleit  heel't  de 
nieuw  opgericlite  kunst- 
vereeniging  Arlihiis  Sa- 
crum Ihans  haar  tweede 
lenloonslelliiig  ingericht. 
Van  de  twaalf  tenloon- 
slellingen,  welke  hot  Vercenigingsjaar  zal 
schenken  is,  na  Vaarzon  Morel,  deze  tweede, 
aan  het  werk  van  de  schilders  C.  Brciteii- 
stein  en  G.  W.  Van  Blaaderen  gewijd.  Van 
Blaaderen  is  de  belangrijkste,  met  het  work 
uit  Frankrijk  tiat  liij  toonl.  In  deze  Seine- 
landschappen  is  Van  Blaaderen  een  oprechle 
werker,  die  in  de  richling  welke  hij  tluins 
uitgaat   de    eerste   passen    lijkt   te   hebbcn 


gezet.  Dat  wil  zeggen  :  hij  bereikte  reeds 
de  klare  uitbeelding  van  verschillende  land- 
schapaspecten,  doch  heeft  te  beginnen  met 
het  sentiment  't  welk  hij  te  vertolken  heeft, 
hier  nu  in  te  brengen.  Zooals  zijn  werk  nu 
is,  is  het  aandoeningloos,  onbezield.  De 
oude  werkman  daarentegen,  een  gaaf  por- 
tret  ten  voeten  uit,  is  verder  gebracht ;  op 
deze  hoogte  staat  het  stilleven.  En  toch,  dit 
alles  is  nog  zeer  valbaar  voor  dieper,  tril- 
lender  weergave.  Zooals  dit  goede  werk  is, 
laat  het  onberoerd,  uitgezonderd  het  werk- 
mansbeeld. 

C.  Breitenstein  heeft  de  woeligheid  van 
de  zee  het  liefst  tot  onderwerp.  Dat  hij 
vooruit  is  gegaan  zou  ik  niet  mogen  zeggen, 
doch  veel  gewerkt  heeft  hij  blijkbaar  wel. 
Er  is  groot  verschil  in  het  werk.  Naast 
weinig  ver  gebrachte  doeken,  hangen  andere 
met  knappe  gedeelten,  doch  jammer  is  het 
dat  de  schilder  zoo  zelden  geheel  en  al 
bereikt  wat  hem  blijkbaar  trof.  Zoodat  de 
wensch  opkomt  dat  deze  schilder  wat 
minder  hoeveelheid  niochl  schenken,  en  de 
qualiteit  van  zijn  werk  brenge  op  dit  peil 
van  kunst,  waarnaar  enkele  arbeidsproeven 
in  gelukkige  brokjes  reeds  heenwijzen. 

Alb.  de  Haas. 

a  a  a  UIT   DEN  HAAG  a  a  a 

lOLLANDSCHE  TEEKEN- 
MAATSCHAPPIJ  /:-». 
Waar  vroeger  de  land- 
schapschilders  en  die  van 
hel  interieur  een  eerste 
rol  speelden  op  de  ten- 
loonstellingen  dezermaat- 
scluippij,  daar  is  nu  de  porlretkunsl  aan  het 
woord. 

Na  den  dood  van  dc  Marissen  en  van 
Israels,  nu  de  Haagsclie  school  haar  groot- 
meesters  lieeft  vcrloren,  komt  de  opbloci 
der  figuurschildering,  als  (iguur,  en  niet  als 
belichlings-ohject  nicer  en  mecr  op  den 
voorgrond. 

Waardcopenlucht-schildcring  haarhoog- 
ste  troeven  heeft  uilgcspeeld,  waar  de  studie 
van  de  atmospherische  verhoudingen  in 
Israels  wel   haar  groolslen  onderzoekcr  en 


41 


KUNSTBERICHTEN  -  UIT  DEN  HAAG 


vertolker  heeft  gevonden,  daar  komen  nu 
Velh,  Haverman  en  W.  Maris  Jbzn.,  oni  het 
portret,  karakter  van  den  persoon  die  zich 
laat  uitbeelden,  weder  op  de  gaafste  wijze 
weer  te  geven,  liefst  in  zoo  neutiaal  nioge- 
lijk  licht. 

Het  niooie  schilderen,  het  zuivere  uitbeel- 
den, het  luodeleeren  konit  nu  meer  naar 
voren,  de  studie  der  oude  Meesters  krijgt 
waarde,  zij  die  zulke  uitneinende  voorbeel- 
den  achterlieten  van  portretschilderen. 
Haverman  gaat  van  de  analyse  naar  de 
synthese,  hij  verbreedt  zijn  teekenwijze, 
Veth  daarentegen  blijft  steeds  dezelfde,  .zelf 
is  er  eerder  achter-  dan  vooruilgang  te 
benierken,  waar  zijn  manier  van  teekenen 
riiet  zoo  veel  zeggend  meer  is  als  die  vroe- 
ger  in  een  teekening  van  Dr.  Bode  kon  zijn. 
Nu,  waar  hij  als  in  het  portret  van  de  Ko- 
ningin  Moeder  zijn  toevlucht  neemt  tot 
kleine  zetjes  en  streepjes,  wordt  wel  een 
levender  effect  bereikt,  maar  de  karakter- 
aanduiding  minder  vast  en  beslist. 

Haverman  daarentegen  is  in  het  portret 
van  Kuyper  veel  minder  beschrijvend,  veel 
grootscher  van  opvatting,  veel  slcrker  en 
krachtiger  van  modele  dan  in  zijn  vroegere 
vlak  verlichle  portretten.  Hij  zoekt  naar 
expansie,  tervvijl  Velh  het  meer  vindl  in 
inlimiteit. 

Meer  colorist  is  Willem  Maris  Jbzn.  Hij 
ook  tracht  door  scherpe  observatie  meer 
vastlieid  te  geven  aan  zijn  vaak  alleen  kleur 
en  weinig  cor|)s  bezitlende  conlerfeitscls. 
In  het  gelaat  vail  iiet  portret  van  zijn  vrouvv 
zijn  beide  eigenschappen  van  kleur  en 
vorm  al  heel  gelukkig  lot  uiling  gekomen. 

Therese  Schwartze  en  Willy  Sluyler,  de 
eersle  de  schilderes,  de  Iweedc  de  leckenaar 
bij  uilncmcndiieid,  sluiten  zich  bij  de  boven- 
gcnocmden  aan,  het  decoralief  en  illuslralief 
karaklcr  in  de  tcekenUunsl  vcrlegenwoor- 
(ligCMid. 

Ken  van  de  mooiste  portrcljes  zond  Me- 
vrouw  Hobcrlson,  gccn  portretschilderes 
ill  do  eigcnlijke  bcleckenis  van  liet  woord 
(jciijkenis  zal  dil  kopje  misschien  nict  lub- 
bcii,  karaklcr  en  leven  des  le  meer. 

Voor  het  ecrst  exposeerl  bier  dc  Zvveed 
Larson,  de  bekeiKJe  illustraleur  aan  zoovccl 
aardigc   boeken,  hel    leven    van    zijn  gezin 


gevend  in  het  prettige  « Sundborn ».  De 
teekeningen  hier  zijn  niet  van  zijn  besten, 
zij  zijn  wat  vlak  en  eentoonig,  en  doen  in 
bun  encadrementen  als  achter  glas  gezette 
uitgekniple  en  opgeplakle  illustraties. 

Eveneens  illustraties  zond  de  bollen  schil- 
der  A.  I^.  Koster,  uitnemende  door  vastheid 
en  typeering,  heel  anders  de  bloemen  ge- 
vend dan  in  de  oude  bollenboeken,  zonder 
kleur  in  zwart  en  wit.  De  landschapschil- 
ders  ten  laatste  waren  zeer  in  de  minderheid 
qualitatief.  Wel  zonden  Tholen,  Masten- 
broek  en  Bauer  goede  specimen  van  bun 
kunnen,  ze  konden  echter  niet  voldoende 
de  plaals  innemen  die  de  groote  Haagsche 
school  openliet. 

^9i  ^9i  ^9i  ^  t^  ^9t  ^9i  ^9i  ^9i  ^fi  ^fS 

HART  NIBBRIG  BIJ  SCHULLER  yC*.  Bree- 
der en  lichter  wordt  het  werk  van  Nibbrig. 
Is  er  in  het  landschap  in  Limburg  in  de 
panoramas  aan  den  Ruhr  nog  een  bijna 
vlakke  schildering,  waar  het  poinlille  heel 
fijn  is  aangebracht,  in  de  doeken  uitZeeland 
waail  een  ruimer  wind.  Krachtiger  is  hier 
geschilderd,  met  grooter  stippen  en  strepen 
een  lichlheid  bereikt,  die  zijn  vroegere  wer- 
ken  er  tam  en  goedig  bij  doen  schijnen. 
Hoe  sterk  is  niet  de  golving  onder  den  zilten 
zeewind  uilgedrukt  in  het  helm  op  het  duin, 
waar  de  zon  door  de  wolken  heenbreekt.  In 
Veilli  den  vedelaar  tracht  Nibbrig  een  hislo- 
risch  gegeven  op  luministische  wijze  op  te 
vatten.  Dit  gelukt  hem  uitnemend,  alleen 
de  actie  in  de  veischillende  dansende  figu- 
ren  is  niet  voldoende,  is  te  verstard. 

^^  c^*  aK*  ^^  %^  ^*  55*1  S.*  S*  %^  ^ 


KUNSTHANM)EL  THKO  NEUHUYS 
Na  zijn  afscheiden  van  den  Larenschen 
Kunsthandel  heeft  Theo  Neuhuys  een  eigen 
zaak  opgericbt,  die  geen  vaste  woonplaats 
heeft,  maar  van  verschillende  gelegcn- 
heden  gebruikt  maakt  als  hospilanl.  Zullcn 
er  onder  zijne  leiding  in  't  vervolg  tenloon- 
stcllingen,  die  vroeger  van  de  Larenschc 
Kunsthandel  uitgingen,  gehouden  worden 
in  de  bekende  zalcn  der  lirma  Kleykamp, 
tbans  heeft  bij  om  zich  aan  hel  piibliek 
voor  le  slellen  de  zaien  van  Fulcbri  Studio 
geluuird.  Ii)cn  ulgeniecn  kcnmerk  van  deii 


KUSSTBERICHTEN  —  UIT  DE\  HAAG  —  UIT  HAARLEM 


smaak  van  liezeii  kunslhaiuielaar  is  dat  liij 
het  fijne,  het  subiele  beiniiit,  het  gevoelige 
zooals  Tholen,  A.  R.  Mauve,  Gabriel  Alike- 
ringa,  Floris  Anitzenius,  dat  als  hoofdken- 
merkeii  van  hun  werk  vertoonen.  Vooral 
de  teekeiiingeii,  die  Tholen  van  de  papier- 
iiuiustrie  inaakte,  deze  romnielige,  vuil 
grijze  inlerieurs,  liij  heeft  ze  zonder  eenige 
opsinuk  zoo  triesl  niogelijk  gegeven.  Het 
rafelige,  goi-e,  het  kleurlooze,  grauwe  vond 
in  den  zoo  biiitengewoon  gevoeligen  artiest 
al  een  heel  uiliiemenden  verlolker.  Mauve  is 
zijn  geestverwant.  Hij  is  echler  niet  zoo 
levend ;  door  ver  doorvoeren  wel  wat 
dooiisch  geworden  in  zijn  groote  grasvlak- 
ken.  Toch  is  het  simpele,  het  doodgewone 
van  zijn  visie  zeer  eigen. 

De  Vijverberg  van  Arntzenius  en  de  land- 
schappen  van  Gabriel  vertegenwoordigen 
hun  makers  al  heel  gelukkig.  Teerder  aqua- 
rel  van  Arntzenius  is  ons  niet  bekend. 

De  landschapschilder  Emile  Clans  geeft 
hier  de  buitenlandsche  noot.  Zijn  werk  beeft 
het  frische  spontane  van  het  buitene,  de 
factuur  is  echler  veel  te  onverzorgd,  dan 
dat  de  doeken  nil  de  verf  kwamen.  Alleen 
op  grooten  afstand  zijn  ze  le  genielen, 
wanneer  hel  oog  niet  meer  gehinderd  wordt 
door  dikke  klodders  en  grove  penseelstre- 
ken,  die  wel  de  natuur  trachlen  na  te  boolsen, 
maar  waardoor  deze  niet  als  abstraclie 
gelransfornieerd  werd. 

Monnikendam  is  een  kracht,  niaar  een 
ongebondene,  die  fijnheid  mist  en  daardoor 
hier  dan  ook  al  heel  ongelukkig  uitkomt, 
te  midiien  van  ben,  die  deze  eigenschap  in 
zoo  sterke  mate  bezitten.  Zijn  werk  doet 
geforceerd,  pijnlijk  aan.  Rustiger  zijn  de 
doeken  van  Suze  Robertson,  zwaar  van 
donUerte.  Ze  bebben  echter  eenheid  en 
zuivere  toon,  waardoor  haar  werk  steeds 
echt  aandoet. 

Nog  zijn  te  vermelden  Hel  Witle  Paiird 
van  Pieters  om  een  zekcre  natuurlijkheid 
in  de  almospherische  uitbeelding,  de  wat 
eniotielooze  elscii  van  Ilarling  en  de  bloe- 
men  van  J.  H.  Kever,  die  in  deze  vaak 
zooveel  zuiverder  en  natuurlijker  is  dan 
in  de  interieurs,  die  wel  eens  bet  karakter 
dragen  van  gemaakt  te  moeten  worden. 

G.    1).   CiHATAMA. 


^•S^»b^Sft»5cg,»>  S*&»i  ^•i  $>*  S,*5  S^ 

D  D  G    UIT  HAARLEM    nan 

UNST-FOTOGRAFIE 
•♦-y  In  het  Kunslnijver- 
heidsmuseun>  bebben 
zeer  mooie  fotografische 
opnamen  in  kooldruk, 
oliedruk,  broomolie, 
broomzilver  en  gomdruk,  den  bond  nog 
eens  opnieuw  gelegd  lusschen  kunst  in 
't  algemeen  en  (olografischen  kunst. 

Een  keurcollectie  is  daar  door  meesters 
op  fotogiafisch  gebied  bijeengebracht.  Zoo 
blijkt  hier  dal  de  geoefende  fotografische 
werker  steeds  aan  het  karakter  van  de 
opname  zijn  procede  heeft  aan  te  passen 
en  dit  procede  heeft  te  kiezen  't  welk  hel 
meest  doeltrefTend  vertolkt  de  stemming 
en  atmospheer  van  portret,  landschap,  in- 
teiieur. 

In  De  oiide  Keiiken  van  Adriaan  Boer 
wordt  men  getroflen  door  een  zeldzaam 
niooien  lichtval,  terwijl  het  geheel  uitste- 
kend  in  de  ruimverdeeling  is  geplaatst.  Een 
eenzame  niolen,  van  wijlen  den  beer  W. 
Husselman  beoogt  de  loutere  stemmings- 
kunst  van  den  schilder.  In  oliedruk  is  dit 
werk  uitgevoerd,  voor  ingewijden  dus  om 
van  te  genieten  zoo'n  groote  atmeting  in 
dergelijke  uitvoering  te  zien.  Hoe  goed  leent 
zich  de  gomdruk  voor  senliraentvolle  onder- 
werpen,  deze,  uit  het  armoeleven;  J.  Huj'sen 
geeft  er  een  aantal  voorbeelden  van.  Mooi 
blond  zijn  weer  de  kinderbceltenissen  in  fijne 
broomzilverdruk  !  In  zorgvuldige  kooldruk- 
uitvoering  komt  E.  A.  Loeb  uit ;  zijn  Waler- 
lelies,  fijn  van  balftoon,  blank  in  de  scha- 
duwen  zijn  bepaald  mooi.  N"  27,  Wiiiler  is 
een  zoogenaamd  tegenlicht,  lintelend  van 
licht  en  schaduw,  mooi  van  sneeuw,  als 
geheel  een  prachtig  werk  !  Hollandsche 
luchten  in  gomdruk,  een  majestueus  wol- 
kengevaarle,  waarbij  de  ondergrond  zich 
bescheiden  aanpasl  is  een  tecbnisch  knap 
werk.  De  Spinster,  is  een  in  alle  opzichlen 
mooi  belicbt  interieur,  door  .\.  J.  Weinberg. 
De  meeste  werken  van  dezen  fotografischen 
kunstenaar  zijn  kooldrukken.  Een  eerste 
klaswerker  loont  zich  B.  Zweers.  Kooldruk- 
ken, (loch   van   hoc   scboone   qualiteit.    De 


43 


KUNSTBEHICHTEN  -  HAARLEM  -  MOSS  -  BOEKEN  &  TUDSCHWFIEN 


nieesteii  op  Japansch  papier  {>elinnsporleer(i 
hebbeii  liierdoor  eeii  vooniaam  cacliel  vei- 
kret;eii.  Voor  lie  doorkiieede  tecliiiiek  van 
hier  uil  hulde  ! 

Zoozijn  hiereenif^e  der  meesl  iiilslckeiide 
staleii  van  Fotokunsl  geiioemd.  Voorlieelden, 
waar.  uit  den  fotograaf,  dc  kunslenaar  voor 

den  da<>  liad. 

Alb.  be  Haas. 

««'a5  5«'S««'S  5»^;  '^'^  ^'^  ^^  '•^^  '•'S?  «•'?'  «•■$ 

GDnnn  UIT    MONS  ddddd 

TENTOONSTELLING  VAN  DEN  KUNST- 
KRING  L'ESSAIM  /C^ 


jMwg^pgpij?!  KN  bescheiden  tentoon- 
iBhiigr^lijr*  slellinkje  in  twee  zaleii 
nW^Sxi^^^  ^'''^"  ''P'  niooie  Bergen- 
nBf  W^  ^ffM  sclie  sladluiis,  ingericht 
JUvsLfiiMt  door  een  liring,  die  haar 
JIBS^mSh^  nieeste  leden  in  den  om- 
Irek  van  de  stad  zelf 
viiidl.  Dil  is  ecn  poging  tot  artisliekc  decen- 
tralisalie,  die  alle  aanmoediging  vei-dient. 
De  meesl  l)elangiijl<c  iiizending  was  die  van 
Georges  Janiolle,  vooral  bewonderde  ik  zijn 
niooie,  geeslige  paslelleekeningen  Eliennelte 
en  linperia.  De  decoralieproeven  van  Ante 
Carte,  die  een  kolorist  is,  verdieiiden  made 
zeer-  <le  aandaclit  Louis  Buisseret  was  er 
met  een  tanielijk  koude  Aanbiddiny  der 
Koniiijien  en  enkele  niooie  poitretlen  ;  de 
koppen  van  oude  mensclien,  van  Goffint, 
warcn  gocd,  —  een  beelje  buiselijk  —  opge- 
vat,  de  lii'delaars  \'an  Louis  Martin,  onlbrak 
bet  eclitcr  gebeel  aan  de  benoodigde  lenig- 
lieid.  Dil  verwijt  geldt  ecbter  niet  den  beer 
Rene  Mollet,  die  kna|)pc  loodkrijtleekenin- 
gen,  o.  a.  een  Joni/e  Mcisjeskopje  liad  inge- 
zonden  Van  de  liiiidscha|)pen  van  Locuficr 
zou  men  ecbter  gewenseiit  bebben  dat  ze 
mcer  waren  gedrenkt  in  liclit  en  hicbt. 
Nestor  .lonet  ei)  Eugene  Lue(|.  waren  er 
beide  met  een  goed  doek,  de  Pijnbooinen 
en  Doorf/tinnsuaarl.  De  eenigzins  artifieieele 
Naaktstudies  van  iuiiiel  Baes  zijn  niet  erg  in 
onzcn  smaak  gevailcn,  en  geven  we  verre- 
weg  de  voorkeur  aan  ecn  eenvoudige  studie 
van  dezeli'de  liand,  een  Vroiiuieiii>orliel. 
Eniiei  Mode, ecu  een  dergenoodigden.toonde 
dal  liij  van  alles  aandiir  It.  Ilij  was  liier  met 


zijn  Hwig  weibliche  en  een  Porlrel  van  den 
Eere-vrederechter  Oscar  Biichel,  aangeboden 
door  de  bewoneis  van  bet  Kanloii  Fonlaine- 
rEi>i'<Iiie.  Iwcc  slnkkeii  die  ijskoud  en  peu- 
terig  in  de  uilvoering  zijn,  en  verder  met 
kranige  en  met  maestria  gepoinlilleerde 
landscbappen. 

A.  (;. 

^9i  %9i  ^,9i  ^9i  ^9i  ^9i  ^9t  {^fi  '^9i  ^9>  ^9i 

BOEKEN    &    TIJDSCHRIFTEN 

DKH  ClCi^iiONI-:  /C». 

]^g^N  liet  September-nuninier 
mS^k  n'*''"  Kurt  Freise  een 
gK;^  overziclil  van  Nieuive 
ap^jl  schiiderijen  in  Nederland- 
JKwl  sclie  i'er:amelirii/eii.  De 
>Br  I  verzameling  van  Dr  A. 
Bredius  in  Den  Haag  verrijkte  met  een 
Chrisliissliidie  van  Rembrandl,  een  voor- 
studic  misschien  voor  dc  Discipelen  ran 
Emmaiis  van  Parijsof  Kopenbageii,  en  alsdan 
ontstaan  omstieeks  1648  ;  ook  mogelijk  l)e- 
lioorend  tot  de  door  Bode  van  1656-59 
gedateeide  studies  voor  eene  of  meer  niet 
uitgevoerde  of  verloren  gegane  Christus- 
voorstelliiigen,  die  den  kunstenaar  in  bet 
midden  of  in  de  tweede  belft  der  viji'liger 
jaren  bezig  liielden,  belgeen  overigens  is  op 
te  maken  uit  verscbillende  etsen  van  die 
periode. 

Het  Mauritsbuis  in  Den  Haag  onlving  in 
bruikleen  de  vroeger  aan  Sir  George  DonaUi- 
son  en  nu  den  kunstliandelaar  A.  Preyer  toe- 
beboorende  Moeder  ixin  Rembrandt,  bene- 
vens  ecn  plafondsluk  getcckend  Jakob  de 
Wit  1743,  vroeger  eigendom  van  den  beer 
C.  Cock  te  Leiden. 

Het  Amsterdamsebe  Hijksmuscum  ver- 
rijkte met  een  Viscltnuirkl  van  Emmanuel 
de  Witle,  een  liankel  in  een  Paleis  van  Hen- 
drik  Aerts  (geteekcnd  1602',  een  Laalsle 
Oordeel  van  Aert  Pielersz.,  2'ie"  zoon  van 
Pielei' Aerlzen,  een  liedelaar  \:\ni\ei\  weinig 
bckcnden  Utreciilsciien  scliildei' Jacob  van 
Hassel  (1659),  een  ramiiie|)orlret  van  Micbiel 
Adriaensz.  de  lUiyler  door  Jurriaen  Jacob- 
son,  Ic'TliiiH  van  Frans  Siiijders.  In  bruik- 
leen wcrd  aan  lietzelfdc  museum  afgcstaan 
<loor  lien   beer  Jobii  Allard    le  (ieerlruiden- 


BOEKEX  &  TUnSCHRfFTEN 


berg  eeii  Opstandiiig  van  Chrislus  door  Rem- 
braiuit's  leerling  Pieter  Laslman  (1610). 

Het  Renibrandthuis  te  Aiiisteniam  kreeg 
in  briiikleen  eeii  door  den  heer  J.  O.  Kroiiig 
le  Louden  onldekte  Golqolha  van  denzelfdeii 
schilder  1 1616). 

Het  Museum  Boymans  te  Rolterdam  ont- 
ving,  eveneens  in  biuikleen,  van  Dr.  Lilien- 
feld  (Den  Haag)  een  Ahasverus  van  Arent 
de  Gelder  en  een  Hagar  en  Ismael  van  Jan 
Steen. 

In  liet  Oclober-nummer  bespreekt  de  heer 
Karl  Lilienfeld  de  dit  jaar  geliouden  Zomei- 
tentoonstellingbij  Frederik  Midler  te  Amster- 
dam.   Het    voornaamste   gedeelte   daarvan 
beslond  uit  schilderijen  in  t  begin  van  't  jaar 
in  de  veiling  Weber  te  Berlijn  aangekocht  : 
een  jeugdwerk  van  Albert  Cuyp  Heljonge 
Melknieisje.  een    Winler  van   Aerl  van   der 
Neer,    een    Landschap    van    Hobbenia,    een 
Portrel  van  Ferd.  Bol.  Uit  de  verzameling 
Joseph  te  Louden  waren  er  een  Ahasverus 
en  Human  van  Arenl  de  Gelder  en  een  Ma- 
ziekscene  van  J.  Ochlervell.  Verdei-  werken 
van  Jan  Steen,  J.  ^L  Molenaer,   Dirk  Hals, 
Thomas  de  Keyser,  Miereveld,  G.  Dou,  Jan 
Wynanls,  Jac.  Ruysdael,  W.  van  de  Velde, 
Backhuysen,  Pieter  Claesz,  A.  van  Beyeren 
en  J.  D.  de  Heem.  De  lentoonstelling  om- 
vatte  verder  eene  kleine  verzameling  zoo- 
genaamde  •  primitieven  »,  waarvan,  zegt  de 
heer   Lilienl'eld,   de   reeks  van   zeven  voor- 
stellingen  uit  het  leven  der  H.  Dymphna  het 
meest  interessant  waren. De  zeven  tafereelen 
komen    rechlslreeks  uit    het   klooster   van 
Tongerloo,     waarvoor   Gosewijn     van    der 
Weyden  ze  in  1505  geschilderd  lieeft.  Bekend 
is  het  dat  de  nieester,  nadat  hij  in  1513  \ve- 
duwenaar  werd,  zelf  in  het  klooster  geleefd 
heeft.  Men  kan  in  de  schihlerijen  opnierken 
dat  ze  af  konistig  zijn  van  een  kunslenaar  die 
geliecl  aan  het  einde  iler  I5<'  eeuw  zijn  op- 
leidlng   kreeg.   Zij   zijn    van   die   viottende 
tcchiiiek   van   het  begin  der  lt)>^  eeuw,  die 
met  de  kunsl  van  's  meeslers  groolcn  voor- 
vader,    Rogicr   van   der  Weyden   niels  ge- 
meens  nicer  heeft.  Gosewijn  staat,  wat  i\'^n 
stijl  betrefi,  ongeveer  tusschen  de  generatie 
van  Geeraarl  David  en  die  van  P.  Brueghel 
den  ()u<le. 


^  Sft*  ^2^*  S*  ^  £*  2^*  C?,*  ^  3^ 

GAZETTP:  DES  beaux-arts  September;. 

De  heer  F.  <le  Mely  meent  dat  de  men- 
schelijke  voorsteiling  van  den  Dierenriem  — 
een  miniatuur  uit  de  Ties  riches  Heures  du 
due  Jean  de  Berry  (Musee  Conde  te  Ghantilly) 
die  volgens  hem  duidelijk  een  Ilaliaan- 
schen  invloed  vertoonen  —  geinspireerd 
werd  door  een  antiek  beeldje  voorstellende 
de  Drie  Gracien  en  bewaard  in  de  Biblio- 
theek  van  den  Dom  van  Siena. 

In  een  werk  tot  nu  toe  geheelen  Portrel 
van  een  jongen  Man  in  het  Louvre- museum, 
toegeschreven  aan  Angelo  di  Cosimo  di 
Mariano,  gezegd  Bronzino,  meent  de  heer 
A.  Dubrulle,  door  vergelijking  met  beslaan- 
de  conterfeitsels  en  met  een  borstbeeld,  een 
portret  te  ontdekken  van  den  beeldhouwer 
Jan  van  Bologne,  die  te  Dowaai  geboren 
werd  en  na  een  jaar  te  Antwerpen  te  hebben 
doorgebracht.  naar  Italic  trok. 

repertorium  fur  kunstwissen- 

SCHAFT  ±  (Bd.  XXV.  Heft  I)  yC». 

Prof.  Dr.  Karl  Doehlemanii  en  G.  Joseph 
Kern  trachten  elkaarop  slreng  wetenschap- 
pelijke  en  methodische  gronden  te  weerleg- 
gen  omtrent  perspectief  en  architecluur  in 
de  schilderijen  van  Jan  van  Eyck.  De  niathe- 
maticus  Doehlemann  onlkent  dat  de  gebroe- 
ders  van  Eyck  theoretische  kennissen  op 
het  gebied  van  perspectief  zouden  bezeten 
hebben. 

moxatshefte  fCr  kunstwissen- 

SCHAFT  yc». 

In  de  nummeis  van  Juni  en  Juli  levert 
August  Grisebacli  ccne  zeer  belangrijke 
sludie  over  architecluur  in  Xederlandsche 
en  Fiansche  schilderijen  der  XV'  eeuw,  ecu 
bijdrage  tot  onlwikkeling  der  vorinenlaal 
van  de  Noordsche  Renaissance.  Zijn  onder- 
zoek  strckt  zich  uit  over  den  lijd  van  het 
realisnie  (het  realistischc  stad-  en  straat- 
beeld,  lie  ideale  gebouwen  van  den  van 
Eyck-tijd,  het  gothische  architectuurpor- 
Ireti,  de  grondvesten  van  het  nieuwe  vorm- 
gevoel(deroinaansche  Renaissance.  Fouquet 
en    lie    eersle    Italiaansclu'    inilrukken.    de 


BOEKEN  ct  TIJDSCHRIFTEN 


voorslelling  van  Jerusalem  en  liaren  invloed 
op  de  archileclonische  fantazie),  de  archi- 
tectuur-fantazie  der  Renaissance. 

Hermann  Nasse  schrijl't  in  iiel  Augustus- 
nummer  over  een  tot  nu  toe  onbekenden 
Abel  Grimmer,  De  Torenbouw  van  Babel 
(verz.  Freiherr  von  Bissing)  geteekend  en 
gedateerd  1595,  schilderij  dat  veel  gelijkenis 
vertoont  —  in  de  samenstelling  ten  niinste 
—  met  bet  bekende  stuk  van  P.  Brueghel  te 
Weenen.  Van  Abel  Grimmer,  den  tot  nu  toe 
weinig  gekenden  Anlwerpschen  architect 
en  schilder  (geb.  +  1570,  gest.  +  1619)  zijn 
heden  als  onderteekende  slukken  bekend 
een  in  het  Museum  te  Brussel  en  zes  te  Ant- 
werpen.  Wiirzbach  en  Waagen  vermelden 
nog  een  ander  voorbanden  in  de  verzame- 
ling  van  den  Earl  of  StafTord.  Toegescbreven 
worden  hem  nog  eenige  scliilderijen  in  bet 
Boj'mans-museum  te  Rotterdam,  in  bet 
Haagsche  Mauritshuis,  en  in  particulier 
bezil,  alle  inlerieurs  of  landschappen. 

In  het  Seplember-nummer  ontwikkelt 
Pierre  Bautier  twee  puiiten  waaroj)  hij  niet 
voldoende  de  aandacht  heeft  kunneii  inroe- 
pen  in  zijne  (vo()rloo|)ige)  monografie  over 
Justus  Sultermans,  den  portretschilder  der 
Medici  in  de  xviie  eeuw  ('),  nl.  aangaande 
eenige  godsdienstige  tafereelen  toegescbre- 
ven aan  dezen  meester,  een  H.  Faniilie  in 
bet  Pitti-paleis  en  een  H.  Maagd  met  het 
Jeziiskind  en  een  Hngel  in  aanhidding, 
(Galerij  Gorsini  te  Klorencie),  dit  laatste 
veeleer,  meent  de  beer  Bautier,  een  werk 
uit  bet  atelier  van  van  Dijck.  Ken  I'orlrel 
nan  een  jonijen  man  in  de  Pinacotheek  van 
Modena,  waarin  de  beer  Bautier  aanvanke- 
lijk  de  inanier  van  .Sutternians  bad  meenen  te 
berkciinen,  schrijl't  hij  nu,  na  nieer  ingaande 
bescbouwing,  niaar  weifelend  toch,  toe 
aan  Mignard. 

Metzelfde  nuinnier  beval  ecu  nota  van 
Ivrwin  Rosenthal  over  een  tafereel  van  den 
Utrecblscben  schilder  Luemen  van  Porten- 
j{en,  een  quasi-onbekenden  kunstcnaar,  die 
ten  jare  Ifi.'iS  in  dc  .St  Lucas-academie  te 
Utrecht  trad.  Ken  geteekend  stuk,  voorstel- 
lende   een  niusicecrend  en  zingend   gezel- 

(')  I'Icrre  lluiillcr.  —  Jiixir.  Sitllermunx,  iieiiilie  (hs 
MeiUeh.  Coll.  <Ich  Gniiids  Arllslirs  di-s  I'ays-ltns. 
Ilruxnili!-!,  (;.  Vmi  Ofsl  *  (/'  MVi. 


schap,  heeft  de  schrijver  in  de  verzameling 
Olschki  te  P^lorence  oiitdekt. 


OUD-HOLLAND 

In  aflevering  II  begon  Dr.  Hofstede  de 
Groot  een  reeks  arlikelen  over  Meenings- 
verscliillen  omirent  werken  van  Rembrandt. 
In  zijn  catalogus  van  Rembrandt's  teekenin- 
gen  bad  bij  de  echtbeid  van  de  teekeiiing 
De  ongehoorzame  jongen  te  Berlijn,  in  tv^'ijfel 
getrokken,  en  een  ander  exemplaar  daarvan 
in  bet  Prentenkabiiiet  te  Budapest  als  bet 
origineel  bestempeld.  In  de  Amlliche  lie- 
richle  ans  den  Koniglichen  Kunslsammhmgen 
bad  Prof.  Dr.  Jaro  Springer  getracht  deze 
bewering  te  vveerleggen.  Dr.  Hofstede  de 
Groot  vergelijkt  derhalve  opnieuw  bedoelde 
teekeningen,  en  met  de  bijna  voorlreffelijke 
reproductie's  daarvan  onder  de  oogen,  zai 
men  zeker  geneigd  zijn  hem  gelijk  te  geven. 
Hij  heeft  het  verder  over  Rembrandt's 
prentje  Vroulgen  met  een  pappotgen,  waar- 
over  Titus  van  Rijn  in  1664  sprak  tot  den 
Leidschen  boekverkooper  Daniel  van  Gaas- 
beeck.  Men  verwijlde  in  gissingen  omtrent 
dit  prentje,  dat  Dr.  Jan  Veth  in  Onze  Knnst 
meende  te  kunnen  vereenzelvigen  met  bet- 
geen  dat  tot  dusver  beUend  stond  als  De 
Teekenaur  en  het  Model.  Dr.  Hofstede  de 
Groot  bestrijdt  deze  bewering,  en  is  eerder  de 
meening  toegedaan  dat  van  het  bedoelde 
Vroutgen  met  een  pappotgen  geen  enkel 
exemplaar  meer  overgebleven  is. 

Een  derde  «  meeningsverscbil  »  bestaat 
er  omtrent  bet  portret  van  Elisabelh  Bas, 
vroeger  aan  Rembrandt,  later  door  Dr.  A. 
Bredius,  eerst  weifelend  aan  Jacob  Backer, 
maar  nu  in  voile  overtuiging  aaii  F.  Bol 
toegescbreven.  Dr.  Hofstede  de  Groot  be- 
ijverl  zich  om  het  beroemde  portret  weer 
tegc  veil  aan  Rembrandt,  hetgeeii  Dr.  Bredius 
maar  niet  schijnt  te  kunnen  gedoogen.  Het 
«  meeningsverscbil  d  wordt  aldus  tot  eene 
alles/.iiis  inlercssante  discussie,  waarvan  wij 
geduldig  en  beiangstellend  bet  rcsultaat 
zuUen  afwacbtcn. 

In  helzclfde  nummer  eene  nota  van  Dr. 
Bredius  over  een  vcrgeten  schilder  Giiilliam 
Frenwuts  of  Fremont  aliax  Strazio  Volulo 
(Williiim    Jans:.    I'rfinonts     (\'clnto->)    van 


BOEKEN  &  TJJDSCHRIFTEN 


wien  tot  nu  toe  geen  enkel  schilderij  be- 
kend  is. 

In  eene  aiidere  nota  geeft  ook  Dr.  Bredius 
een  aardig  document  over  Hindostaiische 
teekeningen  en  andere  Oosleische rariteiten, 
voorkomeiide  in  den  inventaris  van  Julian 
van  Hoorn,  gewezen  Gouverneur-Generaal 
van  Nederlandsch  Indie  en  Maria  van  Rie- 
beck,  zijne  weduwe  (20  October  1711  opge- 
niaakt  door  notaris  Servaes  te  Amsterdam  . 

In  nummer  III  zetlen  I)i'.  C.  Hofslede  de 
Groot  en  Dr.  A.  Bredius  bun  bijna  tot  twist 
ontaarde  discussie  voort  over  de  Elisabeth 
Bas  van  Rembrandt,  steeds  echler  zonder 
resultaat. 

Dr.  Hotstede  de  Groot  meent  verder  niet  te 
kunnen  nieegaan  met  den  beer  F.  Scbmidt- 
Degener,  waar  deze  in  Onze  Kunst  onlangs 
Rembrandt's  grauwschildering  De  Een- 
dvacht  van  het  Land  i  Boymans-museum  te 
Rotterdam)  aanzag  als  een  voorstudie  van 
De  Xaclilwachl  ;  de  beer  de  Groot  betreurt 
het  dat  de  beer  Degener  «  zijn  fantaisie  geen 
teugelen  beeft  aangelegd  en  met  gebeele 
miskenning  der  gescbiedkundige  feiten  een 
verband  tracbt  te  leggen,  waarvoor  geen 
zweem  of  scbaduw  van  bewijs  voorhan- 
den  i.s.  » 

Ook  Dr.  Jan  Vetb's  eveneens  in  Unze  Kiinsl 
gepubliceerde  bewering,  als  zou  bet  door  de 
Scudery  in  een  zijner  versjes  bedoelde 
«  portraict  de  Monsieur  le  Marquis  d'Andelot 
de  la  main  de  Rbeimbrand  »  te  vereenzel- 
vigen  zijn  met  een  portret  van  een  jeugdig 
geharnast  krijgsmaii  die  den  gesp  van  zijn 
gordel  vastmaakt  (Bode  III,  n"  205),  wordt 
bestreden  door  Dr.  Hofstede  de  Groot,  die  in 
het  bedoelile  sluk  eerder  «  een  studie  van  een 
model  vvil  zien  waaraan  Rembrandt  zijn 
eigen  gelaatstrekken  zou  bebben  gegeven  ». 

In  zijn  nota  over  hel  yeboorlejaar  oan 
Caret  Fabriliiis  stelt  de  beer  F.  Scbmidt- 
Degener  vast  dat  Bleyswyck  in  zijn  BeschriJ- 
ving  van  Delft,  zicb  10  jaren  vergiste,  toen 
bij  den  meesler  op  30-jarigen  leeftijd  in  een 
ramp  deed  omkumcn.  Verder  loont  bij  ook 
treirende  faniiliegelijkenissen  tusscben  bet 
Zelfportret  van  Carcl  in  Boymans  en  een 
portret  van  Bernbart  Fabritius  in  de  Miin- 
chenscbe  Pinacolbeck.  Zoodal  dit  laatste 
zeker  eveneens  als  een  Zelfportret  kan  wor- 


den  bescbouwd,  en  wij  voorlaan  gerustelijk 
van  de  broeders  Fabritius  mogen  spreken, 
lets  waar  tot  nog  toe  geen  document  ons  bet 
volstrekte  recbt  toe  gaf. 

Dr.  A.  Bredius  komt  bij  de  door  hem  en 
wijlen  den  beer  E.  \V.  Moes  opgemaakte  lijst 
der  talrijke  schilders  Camphuysen,  nog  een 
voegen,  nl.  Govert  Rafaeisz.  Camphuysen 
(blijkbaar  een  zoon  van  den  verdienstelijken 
Rafael  Campbuyseii),  en  van  wie  wellicht 
enkele  scbilderijen  verscbolen  zijn  onder 
de  stukken  aan  Govert  Dircksz.  Camphuy- 
sen loegescbreven. 

In  nummer  IV  beschrijft  Dr.  Bredius  een 
merkwaardig  portret  van  Cornelis  Ketel 
(firma  Knoedler,  Louden)  in  1601  zonder 
penseel,  met  vingers  en  duim  gescbilderd. 

De  geschiedenis  van  Gerrit  Lundens'  kopie 
van  Rembrandt's  Nachtwacht,  tot  nu  toe 
bekend  tot  1712,  wordt  door  Dr.  Bredius 
verder  aangevuld. 

Dr.  Bredius  deelt  verder  zijne  oiitdekking 
mede  van  eene  notarieele  acte  (die  bij  ge- 
heel  overdrukti,  aangaande  den  aankoop 
door  Rubens  den  1  November  1610  van  bet 
buis  <t  De  Wapper  >.,  waarnaast  bij  zijn  pa- 
leis  bouwde  :  «  De  prijs,  vcr  over  de/"  10.000 
was  voor  dien  tijd  aanzienlijk.  Rubens  zou 
dan  ook  niet  alles  in  eens  betalen.  Maar  bij 
belooft  nog  twee  extra's.  Eerst  zal  bij  eigen- 
bandig  voor  den  verkooper  (Hans  Tbijsz.  te 
Amsterdani)een  stuk  scbilderen;  bij  beboudt 
zich  voor  de  grootte  er  van  nader  te  bepa- 
len,  en  den  niet  verder  genoemden  zoon 
van  den  verkooper  zal  bij  de  schilderkunst 
leeren,  gebeel  en  al  kosteloos,  en  «  niets 
voor  hem  secreet  houden  ».  Tevergeefs 
beeft  Dr.  Bredius  in  de  a  Liggeren  »  naar 
dien  zoon  gezocht.  De  koop  is  blijkbaar 
doorgcgaan,  maar  wellicht  zijn  er  sommige 
bepalingen  in  gewijzigd. 

A.  D. 


47 


AMBACHTS-  £A'  NIJVERHEIDSKUNST 


DDDDDDna  AMBACHTS- 
EN     NIJVERHEIDSKUNST 


RCHITHKTUUR  yc^.  Onl- 
liaan  van  de  lijdens  den 
bouw  zoo  prachlige  ijle 
gevaarlen  deistijgersslelt 
liel  reuzenlichaani,  liet- 
wclk  liel  niodemagazijn 
der  firma  Hiisch  &  C'''  le 
Amslerdani  zal  herbergen,  zijne  pronkende 
leden  met  veel  aannialiging  tentoon.  Welis- 
waar  zijn  stucadoors  en  beeldhouvvers  nog 
druk  in  de  weer  cm  vele  constriiclies  weg  te 
pleislcren  en  grove  piofileeringen  in  de 
cemenlkleurige  naluursteen  le  hakken,  doch 
allerduidelijkst  valt  reeds  in  bet  oog  met 
wat  voor  nieuw  soort  decor  bet  tooneel  van 
bet  Leidscbe  plein  is  verzorgd. 

Het  uiterlijk  van  bet  gebouw  lieeft  iets 
speciiieks  on-Hollan<iscli  ja,  oiidefinieer- 
baars.  Wanneer  men  van  nit  de  Leidscbe 
slraat  komende  bet  plein  overziel  zou  men 
zich  kunnen  verbeelden  te  San-Fraiicisko, 
Buda-Pestli  of  Slockbobii  te  zijn. 

Wat  bet  gebouw  zelf  betreft,  zou  men  bet, 
wist  men  niet,  dat  daar  een  niodemagazijn 
gevestigd  wordt,  gevoegebjk  kunnen  ver- 
sbjten  voor  bet  paleis  van  den  een  ot  ander 
Balkanvorsl,  die  de  rust  van  ons  kabii  Am- 
sterdam verkoos  boven  de  van  kiemen  van 
moord  en  doodslag  bezwangerde  atmosfeer 
te  Cettinje  of  le  Belgraib). 


Dat  liel  gebouw  een  zooiiaiiig  karnkter- 
loos  uiterlijk  beeft,  lioe  kon  iiel  andcrs. 

Hen  niodemagazijn,  dat  zoozecr  waarde 
becbt  aan  bet  Parijsche  cacbet, dat  al  iiet- 
geen  in  scbrifl  van  baar  uitgaat  in  de 
Fransche  taal  is  opgesleld,  wier  onderne- 
ming  van  Duilschers  geleid  wordt,  en  baar 
bedrijf  uitoefent  in  Nederlaiid's  boofdslad, 
moest  immers  eene  arcbilectuur  preferee- 
ren,  die  teruggrijpt  naar  de  Ilaliucmsche  en 
Fransche  lienciissance,  welke  zelve  eene 
renovatie  was  van  de  Romeinsche  zuilenor- 
den,  zooals  deze  allereerst  in  de  Grieksche 
bouwkunst  voorkwamen,  en  die  na  door  een 
Engelsch  arcbitect  te  zijn  toegepasl,  door  een 
Nederlandschen  bouvvmeester  zoo  scboon 
was  bevonden,  dat  bij  bet  Engelscbe  voor- 
beeld  van  zeer  dicbtebij  volgde. 

Het  zal  den  bescbouwer  dus  wel  begrijpe- 
lijk  voorkomen  dat  ingevolge  bet  passeeren 
van  <le  velerlei  zeven  der  verscbillende  slijl- 
vormen,  karakter  iiu  juist  niet  de  deugd  van 
bet  onderbavige  bouwwerk  is. 

Docb  treurig  is  bet  te  moeteii  conslatee- 
ren,  dal,  waar  nu  tocb  reeds  sederl  jaren 
den  oninzicbligen  vooroogen  gesteld  wordt, 
welk  een  miserabel  aspect  onze  steden  ver- 
kregen  bebben  door  bet  bouwen  van  onbe- 
voegdeii,  bet  ontstaan  van  een  dusdanig 
product  als  bet  besprokene  er  de  fevende 
getuigenis  van  is,  hoe  reactie  en  oiikunde 
nog  vrij  spel  bebben  in  ons  gezegend  Vader- 
land. 


Sepl.  W13. 


JOH.  G. 


48 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  DE 

TENTOONSTELLING  VAN 
MODERN-GODSDIENSTIGE  KUNST  C) 

DE  FRANSCHE  AFDEELING 

EN  tentoonstelling  van  godsdienstige  kunst  moet  inter- 
iiationaal  zijn,  dan  eerst  komt  ze  tot  haar  voile  lecht; 
en  de  plechlige  katholieke  eeredienst  stemde  hier  op 
veiheven  wijze,  met  den  ritns  van  vele  andere  kerken 
saam.  Elk  volk  looft  God  op  eigen  wijs  en  men  vermag 
dit  algemeen  vcrschijnsel  slechts  op  de  juiste  waarde 
te  schatten,  waar  men  de  veischillende  vormen  van 
den  godsdienst  onderling  vergelijken  kan. 

De  a  Exposition  Internationale  d'Art  religieux  moderne  »,  in  de  lente  van 
1912  te  Brussel  gehouden,  gaf  ons  voor  de  eerste  maal,  aan  deze  zijde  van  den 
Rhijn,  de  gelegenheid  tot  een  vergelijking  van  al  de  plastische  uitdrukkings- 
middelen  van  den  eeredienst;  maar  noch  het  belangrijk  initiatief  van  een 
«  Salon  d'Art  religieux,  »  in  December  1899-Januari  1900,  te  Brussel  door  het 
tijdschritt  «  Durendal  »  ingericht,  noch  het  «  Salon  d'Art  chretien  »,  Parijs 
1911,  door  de  «  Societe  Saint-Jean  I'Evangeliste  »  gehouden,  hadden  geheel 
aan  de  eischen  voldaan.  Hiermee  wordt  geenszins  bedoeld,  dat  de  hier 
besproken  tentoonstelling  volledig  was,  —  want  we  weten  o.  a.  maar  al  te  wel 
dat  wijlen  Dulac,  een  reeks  lithografieen  heel't  uitgegeven,  Emile  Bernard 
beeldekens  heeft  gekleurd,  Filiger  miniaturen  verlucht  heeft  en  dat  Scandi- 
navie  eenige  decorateurs,  Moscou  een  goudsniid,  en  Milaan  een  glazenniaker 
bezit,  die  ik  iiier  al  vast  gemist  heb. 

Maar  tocii,  iioe  bekoorlijk  waren  de  toon  aangevende  afdeelingen  :  de 
Engelsche  Prerafaeliten,  met  hun  vormelijkc  gratie  en  voorname  uitvoering, 
de  soms  wat  gewilde  oorspronkelijkheidszin  en  de  gewetensvolle  ernst,  die 
wel  eens  in  't  kinderachtig  peuterige  vervalt,  van  de  Duitschers,  den  gloed 
van  den  Spanjaard  Sert,  het  rijke  temperament  van  den  Fool  Mehoft'er  en  de 

(')  Zie  Onze  Kunst,  decl  XXIII,  l)lz.  0;  (Jaiuuiri  1913). 


OsiE  Kunst.  Ueel  XXIU,  Febiuari  1'J13. 


49 


DE  VREEMDE  AFDEELtNGEN  6P  l)E  TENTOONSTELLING  VAN 

gevoeligheid  van  een  Maurice  Denis  !  Maar  tocli  stond  dit  alles  wel  lieel  ver 
afvan  ons  en  liet  meerendeel  der  Belgische  schilders,  mot  uilzondeiing  van 
Fabry,  met  zijn  mannelijk  ideaiisme,  Frederic  met  zijn  strai\iieid  en  Degouve 
de  Nuncques  met  zijn  opreclile  aandoeing,  sclienen  enkel  iuin  profaan  geble- 
ven  zinnen  aan  den  godsdienst  le  iiel)l)en  gewijd;  ze  naderen  hem  enkel  van 
buiten  af  en  bepalen  zicii  bij  haar  scbildciacbtige  episoden  — wal  waren 
er  bijv.  niet  een  anniinciaties,  een  vlncblen  naar  Egypte  —  en  welk  een 
moeite  iuid  l  luin  i)lijkl)aar  niet  gekost  om  zich  op  bet  gel)ied  dier  vergeeste- 
lijking  le  bewegen  ! 

En  toch  is  deze  gelukkige  en  tegelijk  fatale  verscbeidenheid  van  aanleg, 
ais  de  gist  dezer  tenloonsleliing  geweesl.  De  leek  vreesde  dat  een  uilstalling 
van  christelijke  kunst  al  te  monotoon  zoii  worden;  als  men  in  Rusland 
voor  een  iconoslasr  blijf't  staan,  beel't  men  ze  alle  gezien  en  al  die  met  elkaar 
wedijverende  Madonnas  werken  vermoeiend.  Maar  nii  geviel  bet,  dat  de 
aangrenzende  afdeeling  van  bet  «  Lente  Salon  »  met  zijn  eeuvvige  ai'wisseling 
van  een  landscbap,  een  slilleven  en  een  ligunr,  z6o  banaal  scbeen,  dat 
de  nieuwsgierigbeid  der  snobs  zicb  naar  de  zalen  der  godsdienstige  kunst 
verplaatste,  waar  de  oneindige  verscbeidenbeid  van  bet  repertorium  nog  door 
bet  verscbil  in  de  bebandeling  werd  verhoogd,  zoo  dat  er  soms  een  toeloop 
was  voor  de  H.  Drieviildiyheid  van  Frederic,  den  Cliristiis  met  de  Kindcrcn 
van  Denis,  bet  Avondmaal  van  Toorop,  de  glasramen  nit  de  catbedraal  van 
Freiburg,  van  Meboffer,  ol'de  Fresco's  nit  de  «  Cbapelle  Saint-Maur  »>  te  Bcuron. 

Daardoor  zag  men  dadelijk  dat  de  jonge  Belgiscbe  kunstenaar.  tot 
biertoe  weerbouden  door  bloobeid,  door  de  wetten  der  nabootsing  en  bet 
vooroordeel  van  den  amateur  om  een  Driejaarlijkscbe  met  een  sticbtelijk 
sluk  te  alTronteeren,  zich  voortaan  op  dit  precedent  zal  kunnen  steunen,  dank 
zij  de  «  Kon.  Maatscbappij  voor  Schoone  Kunsten  «,  die  met  haar  gezag  onze 
onderneming  gedekt  beel't. 


De  Franscbe  ai'deeling  was  ge])laalsl  onder  de  bescberming  van  drie 
groole  dooden  :  Hippolyte  Flandrin,  Pater  Besson  en  Puvis  de  Cbavannes. 
Die  hulde  was  recbtmatig  en  gepast.  Hel  zijn  alle  drie  mcesters,  die  school 
gemaakt  bebben  ;  Maurice  Denis  zelf  erkeni  in  brii  zijn  voorgangers,  anderen 
zouden  wel  doen,  bij  ben  in  de  leer  te  gaan.  De  ordonnanlie  van  Flandrin, 
iiet  bescbeiden  gevoel  van  Besson,  het  w^l  volgebouden  gevoel  van  I'uvis, 
zijn  zeer  leerrijk  voor  de  beminnaars  van  een  pretintieus  gewirwar,  zell's 
vor)r  den  maker  van  een  in  alle  onderdeclen  veizorgd  moeslerwet  k  als  het 
Drieluik  van  NalVaituic.  De  I'landrin-zaai  \\;is  dan  ook  ii'ii  iciil  Flandrin- 
niusenin  /onder  Iccnilcn.    De  decotalie   \an   de   kerk    Sl-\'iiucnl   de   Paul,    le 


50 


MODERN-GODSDIENS TIGE  KUNS T 
l';uijs,  uii  ilit-  Villi  Saint-Gerniain-des-Pres,  viiult  men  in  alle  handl)ot'l<en  ; 
men  viiidt  er  in  krij (studies  en  geschilderde  sclielseii,  die  door  de  juisllieid  en 
vastlu'id  van  liim  omiiekken,  de  vaste.  zekere  hand  van  Ingres"  geliefkoosden 


St.llOUL  VAN  BEUKON  :  \Vanclschil(k-i  ing  nil  ile  CIkiih-II.- Sninl-Maur  U- lU- 

leerling  venaden.  Veider  onlwerpen  voor  andere,  minder  l)ekende  fresco's, 
zooals  die  van  de  Chapelie  Saint-Jean  in  de  kerk  Saint-Severin,  te  Farijs,  of 
van  de  St-Paul's  te  Nimes,  verUleinde  copieen  van  liet  Avondmaal  le  Saint- 
Severin  en  iiel  museum  te  Lisieux  :  Laal  de  IdndciLeiis  lol  niij  kuinen.  Onder 
al  die,  door  de  kritiek  zeer  bestudeerde  werken,  werd  een  eereplaals  ingeno- 
men  door  een  groole  Pictd,  eig.  van  den  Heer  en  Mevronw  P.  H.  Flandrin.  Al 
is  dit  sluk  niet  af,  wal  men  in  dezen  lijd  van  Pocliadrs  nauwelijks  opmerkt, 
verdienl  'I  locli  zeker  een  plaals  in  een  museum.  Niet  dat  de  meesler  iiier  van 
zijn  eenvoud,  van  zijn  al  te  groote  geslrengheid  bijna,  is  afj,e\veken!  —  Jezus 
en  zijn  Moeder  zijn,  zonder  bijwerk,  de  eenige  figuren  oj)  dit  groote  doek.  De 
moeder  der  smarten  slaal  eenzaam  als  een  zuil  legen  den  liorizont,  voor  hel 
OJ)  den  groiid  uitgeslrekle  lijk  van  liaar  zoon  —  geen  enkel  gebaar  —  haar 
wee  is  sprakeloos!  —  De  grootschheid  dezer  zoo  welsprekend  ledige  conipo- 
silie  impressioneert  en  is,  in  haar  ingetogenheid,  aangrij])end. 


■<  Flandrin  »,  zei  Beule.  "  est  iin  peiiilrc  c-iiielien.  nourri  dans  iin  temple 
grec  »,  allerliefsl  uitgedrukl  en  ook  wel  op  anderen  toepasselijk,  in  een  eeuw 
waarin  men  neigt  om  de   incantalie  van  hel  «  Genie  du   christianisnic  »  le 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  DE  TENTOONSTEUJSG   VAX 

verzoenen  met  de  leering  van  Ingres  en  liet  gebed  op  den  Aciopolis  te 
versmelten  met  hel  gebed  op  den  hoek  des  daks.  Het  was  dns  natiuirlijk  dat 
Roliault  de  Fleury  in  liet  werk  van  P.  Besson,  eveneens  iets  «  je  ne  sais  quoi 
d'antique  cliristianise  «  ontdekte. 

Dit  is,  meen  ik,  de  eerste  maal  geweest  dat  er  een  werk  van  I'ater  Besson 
op  een  tentoonstelling  was  ingezonden  en  het  was  vreemd  dat  dit  niet  reeds 
gedaan  werd  door  de  vereeniging  «  Saint-Jean  I'Evangeliste  »,  op  de  door  liaar 
te  Parijs  ingericlite  tentoonstelling  van  christelijke  kunst.  Het  kan  diis  zijn 
nut  iiei)ben  om  den  iezer  even  op  de  hoogte  le  brengen.  Al  had  Overbeck,  zijn 
vriend  te  Rome,  dikwijls  van  hem  gezegd  «  c'esl  notre  maitre  a  tons  ».  is  de 
iiivloed  van  Besson  individueel  en  zijn  zijne  producties  mysteriens  gehlcven. 
Een  vlugschrift  van  Touionse-Lautrec  (*)  en  de  goede  biografie  van  zijn  helper 
en  vertrouwde  Cartier  (*),  had  zijn  oude  kameraden  verlroost,  zonder  hel 
groote  publiek  te  bereiken  ;  nu  is  echter  onlangs  een  naar  't  schijnt  nog 
betrouwbaarder  document  van  een  broeder  Dominikaan  verschenen  :  een 
album  met  uitstekende  reproducties,  voorafgegaan  door  een  studie  van 
R.  P.  Berthier  (^). 

Besson,  in  1816  op  een  dorpje  bij  Besan^on  geboren,  werd  te  Parijs,  waar 
zijn  moeder  in  betrekking  was,  opgevoed.  In  zijn  vurigen  sludentenlijd, 
maakte  hij  zich  zeif  en  zijn  makkers  van  de  Ecole  Biichez,  het  hoofd  warm 
over  sociale  hervorming  en  in  't  bizonder  over  verjonging  der  zielen  door 
populaire  kunsl.  Na  een  eerste  reis  naar  Rome  en  op  de  werkplaats  van  Paul 
Delaroche,  voelde  hij,  21  jaar  oud,  zijn  geloof  ontwaken.  Twee  jaar  later 
leruggekeerd  naar  de  Eeuwige  stad,  onderging  hij  den  invloed  van  Lacor- 
daire,  die  van  het  herstel  der  Predikheeren-ordre  in  Frankrijk  droomde  en 
stichtte  de  Broederschap  der  christen  knnslenaars  van  St-Jan  den  Evangelist, 
een  soorl  van  artistieke  licrs-ordre  van  St-Dominicus,  te  Parijs  en  le  Rome 
gevesligd,  waarin  o.  a.  ook  Gounod  opgcnomen  werd.  —  Besson  voelde  veel 
voor  hel  plan  van  Lacordaire  en  zag  zich  bij  de  «  twaalven  »  ingelijfd  die  van 
de  «  Province  de  France  »  droomden.  Onder  hen  bevond  zich  ook  Danzas, 
eveneens  bekend  geworden  door  Berthier,  die  later  de  Dominikaansche  kapel 
te  Lyon  opgericht  heeft  en  Piel,  die  met  medewerking  van  Montalembert  en 
de  commissies  ten  spijt,  le  Nantes  een  neo-golhieke  kerk,  de  eersle  in 
Frankrijk,  stichtte. 

In  1845  tot  priesler  gewijd,  keerde  Besson    naar  Frankrijk  wrdcr  om  hel 

(•)  17/1  Religieux  dominicain,  Toulouse,  I8(i(J. 

(')  Vie  dii  P.  Besson,  mcl  cfii  nanh:iu^scl  van  een  deel  "  l.ellres  ». 

(')  Un  pcinlre  dominicain  —  L'u-iii'ie  aiiistiqiie  dn  l{.  P.  Besson,  uil j^inivi-ii  door  de 
Palers  Behthieh  en  Vai.l^k  (T.  R.  P.  I.-(i.  Vallee,  Le  Saulclioir-KniM-liil-i(|nc  en/..  19()',», 
getrokken  op  500  ex.). 


62 


MODERN-GODSDIESSTIGH  Kl'NST 

heslnur  van  het 
kortelings  te  Cha- 
lais,  ill  de  Iseri- 
sclie  bergen  opi^e- 
richle  noviciaal 
der  Paters-Pie- 
dikheeien  op  zich 
te  neiiieii.  Als 
prior  van  Sinte- 
Sal)iiia,  iveert  liij 
naar  Rome  terug, 
niaaronderbreekl 
zijn  veri)lijf  al- 
daar,  eerst  om 
zicli  in  zijn  kwali- 
teit  van  aposto- 
lische  zendeling, 
van  de  missie  van 
Mossoul,  naar 
Kurdistan  te  be- 
geven  en  vervol- 
gens  om  op  zijn 
lerugtochteenpei- 
griniage  naar  bet 
H.  Land  te  onder- 
nenien,en  daarna 
het  klooster  (^or- 
baraop  Corsica  in 
le  richten.  En  als 
hij  dan  naar  Ho- 
me sveeriieert,  zai 
bet  enki'i  zijn  om 
de  decoralie  van 
Sl-Sixtus  te  vol- 
tooieneneindelijk 

den  dood   te  vinden   te  Mossoiii,  waar  bij   in  ISfil,   45  jaar  ond,   aan  lyiibus 
bezwijkt. 

Men  leze  liet  «  Testament  "  \an  Lacordaire,  indien  men  de  groollieid  \an 
ziilke  zielen  wil  meten,  die  (hoonideii  van  de  believing  der  kunsten,  van   liel 

l<KI> 


.lOHAN    THORN  PHIKKlilU'):  Di- Annhidding  der  Herders. 
(Kerkraam,  iiilgrvocrd  door  Gottfried  HeindorflT). 


(')  Tliorn  I'rikkcr  stelde  ten  k 


de  Duitschi-  Afilceliiig. 


53 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  DE  TENTOONSTELLING   VAS 

adelen  der  democratie,  de  redding  van  Fiankrijk,  Iiet  winnen  der  wcitld  voor 
dcM  Christus.  —  Pater  Besson  was  cen  Heilige  ! 

Was  Iiij  een  groot  kunslenaarV  Hij  had  een,  eon  weinig  incoherenlc  vor- 
niing  genolen.  Zijn  reizen  naar  Ilalie  haddeii  lieni  in  verrukking  gel)raclil  voor 
de  kunstwonderen  van  Florence,  Siena,  Perugia  en  Assisi.  In  sanienslein- 
niing  met  Hio,  om  de  cliristelijke  knnst  in  de  Florentijnsclie  seliool  te  /oeken, 
bevrijdde  hij  zich  nooit  van  die  Iradilie,  die  hem  maar  a!  te  gemeenzaam 
geworden  was  en  indien  men  iiem  den  Fra  Angelico  der  xix'i''  eeuw  iieeft 
genoemd,  was  zulUs  helaas  niaar  al  le  juisl.  Te  lU)me  daaientegen,  in  de 
Romeinseiie  C'.ampagna.  \(ind  hij  de  schadnw  \an  i'onssin  en  liok  van  diens 
grootsciie  lessen  iiarlij  tot  in  zijn  late  vertolkingen  der  enge  hergpassen  en 
keiige  vlakten  van  Mesoi)olamie. 

Besson  heelt  sleehts  een  heteekenisvol  vverk  nagelaten  :  de  veisiering  van 
de  kai)ittelzaal,  ingerieht  tot  kapel  van  hel  kloosler  St-Sixtus  le  Rome. 
In  1852  ondernomen,  door  de  eerste  reis  naar  het  Ooslen  onderbroken  en  in 
1859  beeindigd,  beslaal  ze  een  oppervlakte  van  200  meters.  In  de  drie  groote 
al'deelingen  schilderde  Besson  de  mirakelen,  die  op  de  plaats  zelve  hadden 
plaats  gegrepen  :  de  opstanding  van  den  bouwheer  van  het  klooster,  van  den 
jengdigen  Napoleon  Orsini  en  van  een  kind.  Daaromheen  de  overige  gebeur- 
fenissen  uit  hel  leven  van  St-I)ominicus.  Het  isgansch  een  poeem,  ongehikkig 
reeds  nitgevaagd  ten  deele  —  dc  Fresco's  zijn  vochtigzwart,  op  "t  pnnt  van  te 
verdwijnen. 

De,  op  de  godsdienstige  tenloonslelling  aan  Besson  gewijde  zaal,  heree- 
nigde  vcle  schetsen  voor  deze  wandversiering.  De  moeile  die  de  knnstenaar 
zich  getroosl  heeft,  is  ongeloofelijk  —  wan!  de  raadgevingen  van  Ingres  golden 
nog  —  er  waren  lot  in  de  75  piojellen  voor  een  zell'de  tigiiiir  !  en  gevoegd  hij 
een  Iwijfelachtige  oorspronkelijkheid,   is   de  lechniek  dikwijls  lamelijk  vaag. 

Besson  liad  geen  modellen,  daardoor  moesi  hij  zijn  loevlncht  nemen  lot 
zijn  cartons,  die  hem  maai'  al  le  gemakkelijk  poncifs  van  de  Florentijnsclie 
gratie  verschat'len  en  lot  kleine  beeldjes,  die  hij  zelT  kneedde  en  waarop  hij 
met  speiden  nalle  linnen  lappen  bevestigde.  Mel  (ill  procede  kreeg  hij  vaak 
een  zeer  i)ekoorlijk  elTect  :  hij  heelt  er  schemalisclie  en  bescheidcn  drapee- 
ringen  mee  gemaak!,  die  den  sloel  van  kaarsciidragcnde  Maagden  o.  a.  voor- 
Ireirelijk  kleedl  op  de  OixThrciuiiiifi  ixtii  dc  M(uu](l.  gez.  van  Sl-I,iicas,  te 
St-Sixtns.  Al  leekende  Besson  sli'chl,  hij  slaagde  er  niellemin  in  om  de  bewe- 
gingen  zijner  figuren  zeer  harmoniens  le  maken  en  zijn  compositie  nilslekend 
le  rylhmeeren,  maar  wal  zijn  schep|)ingen  vooral  boven  hel  gewone  verhell, 
is  het  gevoel  dal  hij  aan  al  zijn  peisonages  weel  mee  te  deelen  en  dal  hij  nil 
zijn  eigen  harlgrondige  ovei|)einzingen,  nil  zijn  eigen  reinen  geesi  had  gepul 
—  hel  is  hel  verslaan  dei-  verschiilcnde  karaklers   —  de  niorci'le  nildrnkkinij 


MODERN-GODSDIENSTIGE  KUXST 

zijner  flguren.  En  ik  nicrk  die  supeiioriteit  vooral  op  in  zijn  akwarellen  en 
vluchtige  leekeniiigen,  in  die  heiUijvnbeeldvkenx,  die  de  kunstenaar  aan  zijn 
nioeder  en  zijn  viienden  vvijdde,  o.  a.  in  die  sanguine,  met  lieel  vaag  maar, 
lu't  gelaat  van  den  sleivenden  Clirislus,  de  lialf  Ijezwijmende  Catiierina  van 
Siena,  de  welgelukzalige  Inieida,  die  niet  nieer  is  dan  een  schuciitere  adeni 
der  goddelijke  liefde,  of  die  Maagden,  die  iiet  kindeken  Jezus  aanliidden  in 
de  kril),  een  onderweip,  telkens  door  Besson  liernomen,  met  a!  de  venuk- 
king  van  een  man,  die  jong  van  hart  is  en  rein. 

Die  onuitpultelijke  portefeuiiles  van  Besson,  voor  de  eerste  maal  voor  de 
«  Exposition  inlernalionale  d'Art  religieux  »  geopend,  werden  in  bewaring 
gegeven  aan  de  Fransclie  Dominicanen,  die  op  t  oogenhlik  leKain,  l)ij  Door- 
nik,  verbiijl' lionden,  terwiji  liet  fonds  van  den  lieer  Carlier,  den  i)iograaf  van 
Besson,  aan  de  Benedictijnen  van  Ste-Cecilia  vverd  nagelaten  en  dat  van 
Claudius  Lavergne  aan  de  Fransclie  Dominicanen,  aan  wie  Eacordaire,  de 
door  Besson  aan  de  Minerva  te  Rome  vermaakte  leekeningen  ter  hand  had 
gesteld,  toen  de  novice,  uit  vrees  voor  die  verdeeling  van  zijn  hart  Uissciien 
God  en  zijn  knnsl,  geen  de  minste  waarde  meer  hechlte  aan  die  «  mechants 
bonis  de  papier,  gribonilles  d'encre  «.  —  Besson  had  in  llalie  en  de  Romein- 
sclie  Campagna,  niet  minder  dan  65t)()  figuren  geschetsl  !  —  Bij  het  I'onds  van 
Eavergne,  da  I  met  Besson's  eersle  manier  overeen  komt,  hebben  de  Domini- 
canen het  fonds  van  Descend,  een  vriend  van  Besson,  kunnen  voegen,  dat 
duizenden  van  penteekeningen  en  in  Kurdistan  gemaakte  akwarellen,  zoowel 
als  het  album  van  het  H.  Eand,  bevat.  Het  is  een  heel  Besson-museum,  dat 
in  bet  Broederhuis  te  Kain  opgeborgen  is. 


i'uvis  de  Eliavannes  vuide  iiet  ondeniebl  (h'zer  groole  keikversierders 
aan  met  zijn  beide  cartons  van  de  Kindshcid  ihiii  (icnourixi  uit  liel  Pantiieon, 
afjieslaan  door  den  beer  Durand-Ruei. 


in  (le  voetslappen  van  die  drie  groote  doodi'n,  gingen  diie  levende 
Fransclie  decorateurs. 

Paul  F"landrin  arbeidl  in  de  scliaduvv  van  zijn  eigen  naam.  HiJ  had  (wee 
zijner  zeven  groole,  correct  gecomponeerde,  maar  lanulijk  dor  geschilderde 
doeken  ingezonden,  een  met  Hel  leucn  van  St.  Anlonius  van  Vadaa  en  een  wal 
levendiger  schels  van  de  Bekronuhj  van  de  Maacjd,  die  hij  voor  de  kapel  van 
Notre-Dame  de  France,  te  Jerusalem  heett  geschilderd. 

De  beer  A.  Besnard  beefl  aller  acbtiiig  gewonncn  en  dal  reeds  van  jaren 
tier,  op  die  gedenkwaardige  lenlooiistelling  van  lUO.').  waai-  hij  'I  werk  van  een 


55 


DE  XREEMDE  AEDEELISCEN  OP  DE  TENTOOXSTELLIXC,   VAN 

dertig  jaar  l)ijeeii  had  gebraclit.  De  beide  carious  voor  /.ijn  iresco's  voor  liel 
Kinderziekrnliitis  it-  Back  aan  Zee,  hevvezcn  dal  liet  godsdicnslii)  "evoel  iiiet 
vrij  is  jfebleven  aaii  de/cii  schitterendeii  dfcoraUiii-  van  lirl  platond  del' 
Comedie-Francaise,  de  gelioorzaal  dtM-  I^haiiiiac-ciilisc  he  school  en  hel  scliei- 
kiindig  amphitheater  der  Sorbonne. 

De  Chrislus  daalt  neer,  in  bet  midden  van  lien,  die  bet  gocde  in  Zijn  naam 
gedaan  hebben;  naast  de  noii,  die  den  beelmeeslei'  bij  de  snijlafel  helpt  of 
die  anderc  zusters,  die  aaii  de  kloosleipoorl  aalmoezen  nilreiken  aan  de 
ouden  van  dagen,  of  onderwijs  geven  aan  hel  kind.  In  die  scbildering  van 
vverken  van  i)armhartigheid,  die  op  Fransche  nnircii  de  gaslvrijbeid  en 
milddadigheid  der  bonnes  seems  vereeuwigen,  liet'l  ons,  in  onze,  vaak 
onnatuurlijk  opgeschroef'de  omgeving,  bet  volkomen  gemak  en  eenvond  van 
den  toon.  En  dit  is  wel  een  echt  Fransche  eigenschap;  als  wij  bet  woord 
«  compositie  «  gebruiken,  denkt  men  dadelijk  aan  iels  heel  ingewikkelds. 

Maurice  Denis,  inspireeii  zich  sonis  op  Fiandiin  en  ook  op  Pnvis,  bij 
wien  bij  vooral  bet  moreei-majesliiensc  op  prijs  stelt.  Ook  houdl  bij  veel 
van  Pater  Besson  en  ik  beschouw  de  communianljes  en  voorover  gebogen 
nonnetjes  op  de  gravuren  «  Sagesse  »  en  de  ('Imitation  du  Christ »  alsverwant 
aan  de  Maagden  der  Processie  van  San  Sisto  Veccbio.  —  Hij  miskent  geenszins 
de  traditie,  maar  houdl  loch  aliereerst  aan  zijn  eigen  diepc  oorspronkeHjk- 
beid  vast. 

Denis  is  op  dit  oogenblik  wat  compositie  betreft,  de  eerste  schilder  van 
Frankrijk;  omdat  hij  goed  en  ernstig  is  en  ongezocht  vroom,  is  er  veel 
oprechtheid  in  zijn  naUiialisme  en  verhel't  hij  de  gev^'one  dingen  van  bet 
leven  van  alle  dagen  —  bet  vverk,  bet  spel,  bet  moederscbap  —  tot  een 
sereene  boogte,  zoodat  ons  zijn  meest  profane  stukken  voorkomen  als 
tooneelen  nil  hel  paradijs  voor  de  zonde  ot  uit  onze  hedendaagscbe  samen- 
leving,  door  de  goddelijke  genade  gered. 

Ik  gelool'dat  binnen  enkele  eeuwen  de  pelgrims  in  stoel  zuUeu  gaan  naar 
bel  leelijke  kerkjc  van  Vesinel  (Seiue-et-Oise)  zooals  men  Ihans  naar  het 
Arena  van  Padua  gaal.  —  Daar,  in  de  blauvv-blaiikc  slilte  van  de  kapel  van 
de  Maagd,  of  in  de  purjieren  exallalie  van  die  van  het  Heilig  Hart,  kan  men 
Denis  eersl  lecbt  l)eoordeelen  (').  Op  de  lentoonslelling  waren  hiervan  enkele 
scbelsen.  Allereersl  een  kleine  schels  in  kleur  op  twee  paneelen  en  drie 
roodkrijl-studies  op  carlon,  voor  de  aclil    afdeelingen  van    dc    ka|)el   van  de 

('j  Zic  :  Maurice  Denis  aii  Vesinel,  van  Auocsth  Deskossks,  vooni-dc  v;in  AniuiiN 
MrrHOL'AHl).  iii-4",  ficlrokkcn  op  200  ex.  (Paiis,  IJibliollicque  dc  «  rOccidi'iil  »,  1904); 
Loiis  RoLAHT  |)iil)licfiM<k'  ill  de  Nonvelle  Heinie  10  Mei  1907,  1)1/..  52()  eii  V{5t<.,  ecu 
heUiiopI  en  diiidclijk  ai  likel  over  Les  a-unres  ile  Maurice  Denis;  en  Oenis  zelt  lieefl  oiilaiiHs 
ill  :  Theories  IS'.ltl-l'JtO.  du  stjuiholisnie  el  tie  (Unuiuin  vers  un  nouvel  ardre  el(issi<iue  in-So, 
I'arls.  Hildiollieqiie  dc  •<  I  Occidcnl   .  .  /Ijn  sl:nHl|)iuil   vcidcdi^d. 


MODERN-GOnSDlENSTIGE  KUNST 


Maagd  :  boveii  de  aanliidtionde,  imisiceerende  en  bloemen  slrooieiide  engelen, 
/weel't  de  Madonna  in  l  l)Iaii\v.  Vervolgens  zijn  er  zes  kerkiamen-cartons, 
drie  voor  elke  kapel. 

Die  van  het  Leven  van  de 
Maagd  :  1)  Ecce  ancilla  Domini  : 
aan  den  voet  van  een  bloem-bla li- 
ken boom,  waar  de  Heilige  (ieesl 
in  straall,  ontvangl  de  van  onlroe- 
ring  l)ijna  bezwijmende  Maagd, 
den  ring  met  een  diepe  neiging  uit 
de  banden  van  den  engel;  2)  .!/<;- 
(fiiifuat  anima  men  Dominum  : 
Onder  een  l)oog  van  saamgegroei- 
de  takken,  in  de  laan  van  een  bof, 
omhelzen  de  Maagd  en  Elisal)etb 
elkaar,  terwijl  terzijde  Jozef  en 
Joacbini  samen  spreken;  3)  Fili, 
cirr  fecisli  nobis  sic'?  :  De  Maagd, 
door  Jozef  gevolgd,  voert  bet  nog 
opgewonden  Kind  zacbtkens  weg 
van  de  hen  van  uit  het  HeiUge  der 
Heiligen,  naoogende  scbriftgeleer- 
den,  drie  ecbte  ouwe  joden-tro- 
nies,  wijzend  op  den  tekst,  waar- 
over  ze  aan  't  discuteeren  zijn  ge- 
weest,  en  die  ze  voort  zullen  gaan,  met  naar  de  letter  te  volgen.  In  de 
hoeken  van  eiken  spitsboog,  geeft  een  engel  uitdrnkking  aan  het  gevoel 
van  elke  episode  :  op  de  Verkondiging  breidt  hij,  bet  hoofd  buigend,  de  armen 
uit;  op  de  Visitatie,  heft  hij  ze  vol  vreugd  ten  hemel,  bij  het  vinden  van 
Jezus  in  den  tempel,  opent  bij  wijd  de  oogen  en  slaat  de  banden  verbaasd 
en  ontroerd  ineen. 

Niet  even  mooi  zijn  de  drie  kerkraam-cartons  met  het  Lenen  nan  Cliris- 
tus,  het  Avondmaal,  Mmjdalena  nan  Jezns  voetcn  en  Jezns  die  de  zieken  genecsi. 
In  de  emails  met  het  «  Leven  van  de  Maagd  «  overbeerscbl  het  wit  met  het 
geel  en  oranje,  —  met  bet  bruin  der  pijen  en  in  de  boordsels  schitlerl  vroolijk 
bet  blauw  ;  daarentegen  in  de  kapel  van  het  H.  Hart,  neigt  bet  symbolisme 
naar  een  wat  al  te  bard  rose  en  violet,  in  de  zoomen  met  druiven  en  rozen, 
gestyliseerd  op  de,  een  weinig  mechanische,  manier  van  Grasset  en  Verneuil. 
Aan  den  ecnen  kant  zijn  de  niet  bescbaduwde  liguren,  met  bijna  plooienlooze 
gewaden  al  te  eenvoudig,  aan  den  anderen  de  personages  mecr  gedetailleerd 


ANTON  HOFER  :  Dalmatiek. 
meling  Priesterlijke  prachtgewaden, 
uit  het  Klooster  Kloslerneuburg, 
uitgevoerd  door  de  Kunstgewerbeschule,  Weenen). 


(Uitde  Ver 


57 


I)E  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  DE  THNTOONSTELLING  VAN 

en  geindividiialiseerd,  en  de  Mchteigrondeii  meer  bewerkl  —  giiids  scliijnl  nlles 
l)ieed,  los  daarheen  geworpeii,  liarmoiiieus  —  hiei-  meer  doorwerUl,  op  eeii 
oesteld  en  eenUIeurig.  Doch  men  oordeele  lievcr  nict  volgens  deze  hionillons 
en  ga  zelf  naar  Vesinet! 

Verder  vermeld  ik  nogeen  Uerkraani-earton  en  een  rnitjes-teekening,  die 
twee  verscliillende  dala,  Iwee  veischillende  manieren  van  den  kunstenaar 
kenschetsen.  Op  liel  kerkraam  ziet  men,  onder  een  klassieke  colonnade  van 
een  Toskaansch  lenas,  een  gesluierde  engel,  die  de  Maagd  bloemen  aanhiedt. 
Dil  is  nil  den  lijd  loen  Denis  dezellde  regelen  geiioorzaamde  als  Paul  Ranson  : 
de  te  lange  tignren  maken  hoekige  gebaren  en  de  draperieen  zijn  als  lot 
arabesken  gestyliseerd  ;  terwijl  Denis  later  de  gezicbten  gevoelder  zoii  maken, 
de  gebaren  afgeronder,  de  plooien  minder  omvangrijk  en  zwaarder  afbangend 
en  de  figuren  meer  gesyntbetiseerd.  De  leekening  zelf  vverd  later  ook  vereen- 
voudigd  ;  de  Cbristus  lioudt  een  groep  van  vier  werklieden,  die  elkaar  bij  de 
hand  houden  en  waarvan  een  een  Macfarlane  draagi,  met  de  armen  omvat  en 
Denis  is  er  in  geslaagd  om  dit  onderwerp  met  groole  soberbeid  te  behandelen 
—  hi)  beeft  zijn  tiguren  zoo  eenvondig  mogelijk  voorgesleld,  zoo  als  Cezanne 
een  landscbap  ineen  zette.  Dan  was  er  nog  een,  in  1898  gescbilderde 
Annuiiciati(\  die  ik  vroeger  reeds  in  de  Libre  Eslhcliquc  bad  gezien  en  een 
Vliicht  ncuir  Egijple,  in  1907  te  Venelie  gescbilderd  en  de  Roeping  der  Aposle- 
len,  een,  in  zijn  luminositeit  nilerst  indrnkwekkend  tooneel,  met  iets  pallie- 
tisch,  dat  men  anders  bij  Denis  zelden  opmerkt.  In  al  die  werken  geelt  bij 
blijk  van  groote  bandigbeid  en  van  al  de  hnlpbronnen,  waarover  zijn  uiterst 
beschaafde  geest  bescbikt;  — hoe  pittig  werden  bij  hem  niet  die  insipide, 
vlakke  tonen  —  dat  pleisleracbtig-blanw,  dat  bessennat-klenrig  rose,  dat 
wijuklenrig  violet,  met  bet  vermiljoen  van  de  kleeren  van  de  koorjongens  en 
de  pantolleltjes  der  Maagd,  hoe  goed  weet  bij,  met  al  de  kinderlijkheid  van 
een  Patenier,  een  bijbelsebe  episode  in  een  liedendaagscb  Veneliaansche 
omgeving  weer  te  geven  en  hoe  rijk  is  zijn  talent,  dat  in  zijn  dramatiseb  leliel' 
aan  een  Ilaliaan  nil  de  xvie  eeuw  berinnerl. 

Maar  daar  waar  we  bem  bet  liel'ste  zien,  waar  bij  de  voile  maat  toont  van 
zijn  gevoel  en  zijn  t'igcnaaidig  genie,  is  in  zijn  Christiis  met  de  Kinderen. 
Jezus  versebijnl  in  een  dier  landscbajipen,  die  bij  Denis  allijd  bet  midden 
honden  tusscben  een  imilen  op  de  benvels  van  Snresnes  en  de  Florenlijnscbe 
cam|)agna.  \)v  moeders  \  i'rlr()n\\en(l  op  zijn  bt'lol'lc  :  «  Laal  ze  tot  mij  komen  » 
i)rengen  lum  kinderen  in  luui  mooisle  kleertjes  bij  Hem.  Let  vooial  op  dal 
kkine  meisje  met  de  kurkelrekkers-krnlleljes,  die  de  bloemen  in  iiaarniandje 
vergeet  en  bet  verrukte  gezicbl  van  de  moeder  als  .lezns  haar  jongskcn  op 
hel  voorbool'd  kusl.  Met  zien  van  een  dei'geiijk  werk  is  als  een  zielebeproe- 
ving  —  sommigen  gaan  vooibij   en  zeggen  :  «  Ilcb    jc   die   oiiwe   lanle   mi'l  'r 


58 


MODERX-aODSDIENSTIGE  KUSST 

kiiidjc  gezieii?"  —  Andereii  voelcii  liiiii  oogen  voclitig  wordcii  un  ik  vraiig  nic 
afol'  de  gioole  en  geduclile  Ingres  zelf,  voordit  sInU  niel  lierluiald  zon  liehben 
wat  liij  voor  de  IVeseo's  van  Assisi  zei  :  «  Dien,  cjiie  eest  l)ean  !  Moi  anssi,  je 
sais  bien  que  celle-la 
a  le  nez  trop  poiiitu 
et  celle-ci  des  yenx 
de  poisson,  mais  il 
taut  se  metlre  i\  ge- 
noux  devant,  car  Ra- 
phael lui-meme  n'a 
jamais  atleinl  nne 
expression  pareilie!" 


MAIRICE  OENIS:  Cluislus  met  de  Kindeien. 


De  wet! M we  van 
Eugene  Caniere  had 
begrepen,  dal  deze 
openl)aring  van  nio- 
dern-godsd  ienslig 
knn.slleven  onvolle- 
dig  zou  zijn,  zonder 
den  overleden  mees- 
ter,  en  op  de  lenloon- 

steUing  vond  men  dan  ook  vier  sliikUen  van  hem  i)ijeen.  Hel  is  onnoodig 
cm  hier  tot  Remhrandls  Ucht  en  donker  op  te  kiimnien  of,  om  volgens 
Charles  Morice,  nit  le  wijden  over  de  heleekenis  van  Carrieres  bitumeuse 
grijssciiiUlering  ;  hetzij  iiij  een  aannemelingetje  schilderl,  neergezegen  in 
haar  wiltt'  wolk  van  i)hinke  tniie,  of  een  vrouw,  met  ten  hemel  geheven 
oogen  en  handen,  of  die  groep  van  Ellendigen,  waarvan  er  een,  met  de 
viiisten  tegen  de  l)orst  gedrnkt,  om  hulp  smeekt  —  wijl  de  andere,  van 
nilpulting  niel  ianger  smeeken  k;in  -  ailijd  zijn  hel  hewonderenswaardige, 
eehl  mcnseiielijke  gegevens. —  onlledingi  it  van  een  /.icieslaal.  De  dhrisliis  luut 
hel  A'/7;/.s-,  sehijnl  voor  allt-  t'ciiwigheden  huilen  lijd  en  sl'eer,  mel  hel  iijdende, 
\von(ieri)aar  verhielite  liehaam,  sehijnl  hij  in  de  riiimie  le  zweveii  —  een 
lichlende  lignur,  in  de  voil)e\vogen  riiimle. 

(leorges  DesvaJlieres  (iaarenlegen  voerl  Jezns  naar  de  aarde  lerng.  Ilel 
inlens  realisme  van  zijn  gi'geesehien  Heihind,  doel  aan  ^hdhias  (iriinewald, 
aan  de  Spaansehe  heeldhouweis  en  de  telle  visioenen  van  Calherina  Emme- 
rieh    denken.    Zonder    eenig    sleiinnnnt    voor   de    hloedig,  door  de   koorden 


;')!! 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  I)E  TENTOONSTELLl^G   WIA' 

geschrijnde  enkels  en  polsen,  met  de  leden,  van  de  heeiicii  lot  ;ian  dc  scliou- 
ders  rood  gestrlemd  en  druipend  van  bloed,  sleekl  hel  lichaani  van  diMi  Verlos- 
ser,  bijna  afkeerwekkend  tegen  den  witten  geeselpaal  en  den  diiisleren  acliter- 
grond  af.  —  Dit  is  inderdaad  het  ijzingwekkende  —  de  Man  van  Smarten,  die 
onze  ongereclitigheden  lieeft  gedragen  en  met  onze  strienien  gegeeseld  is.  Dit 
doek,  dagteekenend  van  1910,  handhaaft  Desvallieres  in  een  soort  van  gruwe- 
lijk  vroomheidsgenre,  waarin  hij  zich,  sedert  190(),  zoo  superieur  had  getoond. 
We  hebben  hier  het  oog  op  zijn  H.  Hart,  mede  op  de  tentoonstelling  aan- 
wezig.  Hier  nadert  het  naturaHsme  de  allegorie.  Het  lijf,  bruin  als  gelooid 
leder,van  den  goddelijken  Gekruisigde,  met  den  met  bloed  gedrenkten  ienden- 
doek,  lost  tegen  den  hiank-blauwen  dom  van  de  Baziliek  van  Monlmartre  af. 
De  spieren  zijn  sterk  gespannen,  —  de  aderen  hoog  gezwollen,  hel  gelaat  door 
pijn  vervrongen  en  het  bloed,  dat  onder  de  doornenkroon  uitdruipt,  mengt 
zich  met  zijn  tranen.  Wijd  en  gapend,  bloedig  rood,  is  de  wonde  in  de  zijde; 
maar  de  aanblik  van  Parijs,  waarover  het  slachtofler  zich  buigt,  is  zoodanig, 
de  nood  der  wereld  is  zoo  hoog  gestegen  en  de  liefde  van  den  Verlosser  zoo 
oneindig  groot,  dat  hij  de  wonde  met  beide  handen  nog  verwijdt  en  in  nog 
volkomener  overgave,  zijn  eigen  hart  schijnt  uit  te  rukken. 

De  inspiratie  van  Marcel  Roiix  beweegt  zich  eveneens  om  den  voet  van 
iiet  Kruis.  Zijn  vier  etsen,  het  Agnus  Dei  en  de  drie  platen  van  zijn  zeven- 
parabelen-serie,  geven  in  even  zoovele,  buitengemeen  knappe  en  met  veel 
lyrisch  gevoel  saamgestelde  bladen,  de  zinnebeeldige  of  realistische  aanblik 
van  het  Kruisdrama  weer.  —  Een  balk  van  lichl,  die  den  doodstrijd  van  den 
Christus  verheldert  of  een  zwarle,  stormgezwecpte  nacht,  waartegen  de  drie 
ontredderde  galgen  afsteken. 

Mev.  Jeanne  Simon  en  Mej.  Thiollier,  doen  ons  deze  heilige  vervoering 
vergeten.  De  Annonciulie  en  de  Maagd  met  het  Kiiuleken  Jeziis,  zijn  allerliefst 
—  als  twee  sprookjes-idyllen.  De  Maagd,  een  mooi  boerinnetje,  met  rond 
voorhoofd,  gezonde  wangen  en  heldere  oogen,  leeft  haar  looverleven  uit  in 
een  landhuisje  —  half  modern-Engelsche  cottage,  en  half  ingericht  volgens 
de  tradities  der  vlaamsche  primitieven. 

MejufFer  Thiollier  daarentegen  verplaalsl  haar  legende  niet  naar  hel 
exotische  of  retrospectieve.  Ze  kijkt  om  zich  been  en  teekeiit,  zonder  veel 
voorstudies,  naar  de  natuur.  In  enkele  van  haar  aanlrekkelijksle  teekeningen, 
brengt  ze  de  engelen  onder  de  kinderen  van  het  gezin  en  doet  de  Maagd  en 
de  Heiligen  nederdalen  in  de  donkergewelfde  vertrekjes  van  Forez.  Doch  die 
eenvoud  en  die  natuurlijke  wending  hei)l)en  liaar  uitstekcnd  gediend  voor 
haar  schets,  ler  versiering  van  een  kapel  in  een  kinderhospitaal  ;  De  Kinderen 
hij  de  H.  Krib,  heel  begrijpehjk  en  passend  bij  hel  onderweij). 

Dit  aantiekkelijk  werk  heefl  Mej.  'riiiollier  echter  ver  oveilroil'en  in  een 


60 


MODERN-GODSDIENSTIGE  KUNST 


brons,  dat  ik  reeds  op  de  Parijsclie  teiitoonstelling  v;iii  1909  had  opgemeikt  : 

De  H.  Vvomven  op  wcy  nnar  hel  Gvaf.  Het  iialiuirlijke  in  de  hoiiding  liij  alle 

drie,  hel  ware  en  geconceiitreerde  in  de  nildiiikkini>,    vereenigd  met  groote 

schoonlieid     en     lij- 

nenharmonie,maken 

deze   groep    lot    het 

verdienstelijke  werk 

eener    leerlinge    van 

de        Bourgondische 

beeldhoinvers  der  xV 

eeiiw  en  was  liet  l)este 

der   al    te    zeldzame 

heeldhouwerken     in 

de       Fransche       en 

vreemde  afdeelingen . 

De  niooie  kwaliteiten 

van  den  Chrisliis  aan 

7  Kniis,  van  Bartho- 

lome,    vallen    echtei" 

evenniin    te   niisken- 

nen.  Het  lichaam  van 

den  Heiland  zakt  in- 

een,  zijn  voelen  bie- 

den  Hem  geen  steun- 

punl     meer    en    Hij 

hangt  enkel  aan  de  armen :  het  hootd  is  naar  achteren  op  den  rechterschou- 

der  gezonken,   de  oogen  zijn  reeds  binnenwaarts  gekeerd   en   de  ziel  keert 

weer  tot   den  Vader. 

Onder  de  inzending  van  Eugene  Bourgoin  vermehlen  we  :  Het  Gvbcd, 
een  volslagen  inerte  Jeanne  (fArc,  een  Bekioniny  i>an  hel  H.  Hart  en  twee 
Miskelken,  waarvan  de  zinnebeeldige  decoratie,  zeer  wel  overwogen  en  zeer 
ingenieus  was. 

Van  de  inzending  mnnten  en  penningen,  zij  t  voldoende  om  te  zeggen  dat 
Roty  in  de  eerste  plaats  was  vertegenwoordigd  met  zijn  l)eroemde  medaille 
van  de  H.  Genoveva.  van  de  Maayd,  enz.,  opvallcnd  door  iuin  schoone  lijnen 
en  dat  de  heerThos,  door  het  bewerken  der  patina  van  enkele  medaljons,  bun 
een  zekere  kiminositeit  had  weten  niee  te  deelen,  die  hij  echler  nuer  aan  een 
sehildersrecept  dan  aan  de  techniek  van  den  gravenr  ontieend  bad. 

I'.DMOND  i>i:  iiiu  VK. 


OKOKGKS  DESVALLIERES  :  De  Geeseling. 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  DE 

TENTOONSTELLING  VAN 

MODERN-GODSDIENSTIGE  KUNST 

DE  ENGELSCHE  AFDEELING 


I.I  iiUen  die  met  niij,  op  de  teiitooiisfelliiio  v;ui  j^ods- 
dieiistige  kunst,  de  Engelsclie  afdeeliiig  l)ezochleii. 
nam  il<  deiizeU'den  gunsligen  indriik  waai".  Hetzij  men 
ze  vaiuiit  de  Fransche  of  de  Duitsclie  afdeeling  bimien- 
Irad,  altijd  was  de  overlieerscheiide  impressie  die  van 
een  gevoel  van  sympathie  voor  de  kunstenaars,  waar- 
van  men  de  onderiegdheid  hij  den  eerslen  oogopslag 
e.  Deze  indruk  werd  nog  bevestigd  bij  nader  onderzoek  van  kwaliteilen, 
meesle  kunslwerken  met  elkaar  gemeen  liadden  —  nl.  een  verfijnden 
,  kiindige  feekening  en  compositie,  en  gioote  tecbnische  bekwaamheid 
gebieti  van  ambachls-  en  nijverheidsknnst. 


erken 
die  de 
sniaak 
op  het 


Reeds  elders  (')  |)rees  ik  deze  tenfoonslelling  in  luiar  geheel,  en  gaaine 
beveslig  ik  iiier  dit  gunstige  oordeel,  en  verklaar  mij  solidair  met  de 
inrichters.  Wanneer  men,  zei  ik,  de  Binsselsche  tenloonslelling  te  samen 
brengl  met  de  Aussteliung  fiir  Christlicbe  Knnst  te  Diisseldorf  (1909)  en  met 
het  Salon  dart  chrclien  te  Parijs  (1911),  mag  men  zeggen  dat  de  werken,  die 
het  succes  van  deze  drie  tentoonstellingen  uilmaakten,  een  geheel  vormen, 
waarin  ieder  lielderziend  criticns  den  nanvang  eener  wedergeboorte  der 
godsdienstige  kunst  zal  kunnen  begroeten.  En,  a!  moesi  ik  voori)eiu)ud 
maken  i)ij  de  smakeloosheid  en  bet  gcbrek  aan  godsdicnslig  gevoel  van 
sommige  te  lirnssel  tentoongeslelde  werken,  sprak  ik  mijne  i)ewondering 
nil,  niet  enkel  voor  de  werken  der  Engelsehe  afdeeling,  niaar  ook  voor  die 
van   een   Frederic,   een    Donnay,   een   Rousseau  en  een   Miiine     -  voor  een 

(')  In  di'  S'oli's  (t'lirt  et  d'unhcotiKiic,  Aii{;iisliis  en  SfplcnihiT  Illlli.  P:ii  ijs,  liloiul. 


62 


1)E  VREEMDE  AFDEELlSGEh'  OP  DE  TENTOONSTELLISG 

I)e  Goiive  eii  eeii  Delaunois  ondei  tie  Belgen,  —  voor  de  Apostelen  van 
Toorop  L'li  het  drijfwerk  van  Broni  onder  de  Hollanders,  —  voor  de  cartons 
van  Fuvis,  voor  dv  schiiderijen  en  carlons  van  Maurice  Denis,  en  voor  de 
meeste  werken  der  leden  van  de  Societe  de  St  Jean.  Nu  we  dil  gezegd 
hebben,  om,  door  een  bloote  vermelding  van  enkele  werken,  het  belang  der 
Brnsselsche  tentoonstelling  te  doen  uitschijnen,  en,  om  anderzijds  aan  te 
toonen,  dat  onze  voorkeur  voor  de  Engelscbe  kunst  ons  de  verdiensten  der 
andere  afdeelingen  niet  doet  vergeten  —  zij  het  ons  vergund  om  te  wijzen  op 
de  superioriteit  der  Kngelsche  at'deeling  —  vooral  wegens  de  zoo  heilzame 
leering  welke  wij  er  vinden. 


Dit  overwicht  heel't  niij  niet  verbaasd.  De  echt-godsdienstige  kunst, 
welke,  volgens  het  programma  «  devait  servir  a  la  decoration  des  eglises  et 
des  edifices  religieux  »  is  inderdaad  slechts  een  zijtak  van  de  versieringskunst 
en  zooals  ik  lang  geleden  bij  niijn  terugkecr  van  een  bezoek  aan  een  der 
jaarlijksche  tentoonstellingen  van  Arts  and  Crafts  te  Louden  reeds  schreef: 
«  Pour  celni  a  qui  il  a  ete  donne  d'etudier  avec  soin,  el  de  comparer  le 
mouvement  artistique  de  ces  dernieres  annees,  en  Angleterre,  en  France,  en 
Belgique,  en  HoUande,  dans  certaines  parties  de  I'Allemagne  el  notamment 
en  Baviere,  la  superiorile  de  I'Angleterre  ne  pent  etre  mise  en  doute.  En  aucun 
autre  pays  nous  ne  voj'ons  un  renouveau  aussi  artistique,  des  innovations 
aussi  heureuses  rej)ondant  aussi  bien  aux  besoins  de  la  vie  nioderne,  d'anssi 
part'aits  chefs-d'oeuvre  dans  les  diflerentes  branches  des  arts  industriels  ».  En 
bij  he!  zoeken  naar  de  oorzaak  van  dil  overwicht  der  Engelsche  sierkunst, 
vonden  we  die  in  het  f'eit  dat  :  «  Les  arts  decoralifs  n'avaienl  pas  ele  separes 
en  Angleterre  de  I'arl  propremenl  dit,  mais  qu'au  contraire  les  premiers 
peinlres  de  ce  pays,  les  Madox-Brown,  les  Rosselti,  et  les  Burne-Jones  en 
avaient  ete  aussi  les  premiers  artistes  decoraleurs  >■>.  (') 

In  ISii?  (■)  had  Buskin  reeds  gezegd  :  «  The  sole  distinction  between 
decorative  and  any  other  form  of  art,  lies  in  the  fad  that  the  former  has  been 
executed  for  a  certain  spot,  in  connection  with  other  works  of  art,  which  il 
dominates  or  by  whicii  il  is  dominated,  and  the  greated  art,  that  tiie  world 
ever  knew,  was  made  tor  a  certain  spot  and  made  subject  lo  a  certain 
determined  destination.  There  has  never  existed  any  leally  elevated  art, 
which  was  not  at  the  same  time  decorative.  The  best  sculpture,  hitherto 
produced,  has  been   the    decoration    of  a    temple,  the   best  picture,  that  of 

(')  I,es  Prciaplmclilcs.  Notes  siir  I'arl  dccoiiilil  ol  l;i  pciiilurc  en  Aiifijelerre.  liriissel, 
Dieliich  1891. 

(•')  Op  eon  le/.int>  le  Hi  adl'ord  :  Mullein  nuimifticliire  and  (lesiyii. 


ti3 


DE  VREEMDE  AFDEELJ.\GEN  OP  DE  TENTOONSTELLING   VAN 

a  room.  Raphael's  masterpiece  is  nolhiiig  hut  a  wall-painting  for  a  suite 
of  apartmenis  in  the  Vatican  ant!  his  iiesl  cartoons  were  made  for  same 
pieces  of  tapestry.  CoiTegf>io's  greatest  work  was  the  decoration  for  a  ceiling 

in  the  pope's  private 
chapel,  that  of  Tin- 
torette  for  the  ceiling 
and  walls  for  the  hall 
of  a  Humane  Society 
at  Venice,  while  Ti- 
tian and  Veronese 
put  their  most  beau- 
liful  thoughts,  not 
(iiily  in  hut  also  out- 
ride the  walls  of  Ve- 
nise,  built  in  com- 
mon brick  and  plas- 
ter. » 


Bij  de  overtui- 
gende  voorheelden, 
door  Rusk  in  ge- 
noemd,  voegen  we 
nog  andere  aan  de  hedendaagsche  kuusl  ontleend,  waaronder,  als  de  meest 
trefTende  in  Frankrijk,  de  decoraties  van  Puvis  de  Chavannes  in  het  Pantheon, 
in  deSorbonne  en  in  de  groote  hal  van  het  Museum  te  Amiens  en,  bij  ons,  de 
Leys-schilderingen  in  het  Stadhuis  le  Autwerpen.  Maar  indien  deze  voor- 
heelden ook  al  kunnen  worden  genoemd,  bleven  ze  op  het  vasteland,  door 
het  misverstaan  van  hun  zending  van  puhliek  en  kunstenaar  beide,  toch  lang 
in  een  toestand  van  minderwaardigheid. 

In  Engeland  daarentegen,  hadden  onder  Ruskin's  invloed,  de  meest 
begaafde  kunstenaars  als  Madox-Brown,  Watts,  Rosetti,  Burne-Jones,  William 
Morris  en  Walter  Crane,  nooit  van  de  scheiding  tusschen  de  groote  kunst  en 
de  toegepaste  kunsten  willeu  hooren  en  al  naarmate  de  omstandigheden  en 
hun  iiispiiatie,  gingeu  zij  nu'l  de/.elfde  hefde  van  het  schilderij  op  het  fresco, 
—  van  de  pcjntiirc  de  rhcixtlcl  op  cailons  voor  kerkramen  en  schilderijen 
over.  En  zoowel  in  bevestiging  van  Ruskin's  theorieen  en  als  antwoord  aan 
zekere  ciitici,  onkundig  naar  het  schijul  van  de  godsdienstige  kunst  van 
onzen  tijd,  zij  't  mij  vergund  bier  op  le  uu'rkeii,  dal,  nadat  Ik  nog  heel 
onlangs  de   feeenachlige   verzameling   wandtapijieii    van    South    Kensington 


REGINALD  FRAMPTON  :  De  Kindslieid  van  de  Maagd  van  Orleans. 


64 


MODERN-GODSDIE^S  TIGE  K  UNS  T 

c'li  lii'l  liecrlijU  inoza'iek  dev  i<escliilderde  kerkramcn  le  Straatslniig  heb 
wee-iiJe/ien,  mij  oiider  de  lueestei-wfrUen  van  glasschilder  en  tapijtweefkunsl 
van  do  Middeleeuweii  vn 
de  Renaissance,  niels  be- 
kend  is,  waarvan  de  ver- 
dienstein  inijn  oogen,  dal 
van  liet  heerlijk  kerkiaam 
niel  de  Oiujcli  niuvc  Wijn- 
<l(utrdeiiii'rs  door  Rosetli 
voor  het  kleine  kerl^je  van 
SI.  Martin  on  the  Hill  te 
Searhorougli  nitgevoerd, 
de  figuren  der  H.  ('.ccilid. 
van  de  Maliijhiid,  de  Hoop 
en  de  Lief'dadkjheid  die 
Buine-.Iones  voor  de  kerk- 
lamen  van  Christ  Church 
te  ONtoid  teekenile,  of  het 
poetisch  lapijtwerk  van  de 
AaiibiddiiHi  dev  Koniiuim 
door  Burne-Jones  en  Mor- 
ris te  samen  voor  Exeter- 
College  der  zelfde  stad  uit- 
gevoerd,  overlreft. 


i 

1 

1 

HIBbh 

i 

ffl 

in 

R 

hb 

m/-r 

wK 

W^- 

wH  m 

^^  ^p^u 

R 

j^^jl  jj^^fSa 

H^M 

rlPMf  ^^iS 

Wm  B^iB 

t^ 

gwB^ 

1 

m^^ 

w^^ 

UQj^ 

^p  ¥s^m 

HI 

^^i  Ev^mH 

LjG^Mi 

r^E^flH 

i 

mH 

ioK 

9^ 

wt 

i^^ 

ij 

j^i   rlraDB 

^^  ^t 

X 

W  ^^ 

ISB 

■Bh  f^^^ 

_S 

^  BHI: 

*  WALTKK  (;R.\N1:;  l)iil«.i|.  \..,h  .un  K.rkr.iaiu. 

Om  een  juist  denkbeeld  van  het  prodiictie-verniogen  der  godsdienstige 
kiinst  in  Engeland  te  geven,  had  men  een  toover  middel  moeten  vinden  om 
al  deze  wonderen,  met  de  serie  wandtapijten  van  den  H.  Graal,  niede  door 
Morris  en  Biirlie-Jones  samen  voor  Stanmore-Hall  uitgevoerd,  zoowel  als  de 
nog  veel  sehoonere  reeks  van  300  glasramen  als  versiering  voor  Engelsche, 
Anierikaansche  en  Australische  kerken  vervaardigd,  naar  hier  le  doen  over- 
komen;  maaraangczien  dit  toovermiddel  onlbrak,  hcbben  we  tocli  ons  best 
gedaan  om  de  hoofden  der  Preraphaelilische  school  hier  te  doen  vertegen- 
woordigen.  En  dank  aan  de  nitnemende  wehvillendheid  der  Engelsche 
artisten'^en  verzamelaars,  die  we  hierbij  onzen  dank  l)etuigen.  waren  we  in 
staat  om  meer  dan  een  i)ekoorli.ik  wandtapijt  dr  lundr  lissc  van  William 
Morris,  o.  a.  d<-  \'cvkomU(iuuj,  een  gekleurde  teekening  van  Madox-Brown 
voor  bet  beroemde  Si-Michael's  kloosler  te  Brighton  le  toonen,   dat  de  luer 


65 


DE  VREEMDE  AFDKELINGEN  OP  DE  TENTOONSTELUNG   VAN 

Selwyn  Image,  Buskin's  opvolf^er  op  den  leerstoel  der  esllietica  aan  de  Uni- 
versiteit  van  Oxford,  ons  onlanj^s  als  liel  schoonsle  liem  hekende,  moderne 
kerkraam  aanduidde. 

De  Enoelsche  afdeeling  behelsde  bovendien  Roselli's  niooie  kerkiamen- 
seiie,  fer  veilucliting  der  St-Joris-Legende,  waarin  men  de  vriiclilbare  en 
poelische  vcrbeelding  van  liel  Hoofd  der  Prerapbaeliscbe  school,  zoowel  als 
zijn  volkomen  begrip  van  al  de  eischen  der  glasseliildiikiinst  kan  bewonderen. 


Naast  deze  geslorven  Meeslers  loonde  heel  een  reeks  van  levende  kuns- 
lenaars,  hoezeer  ze  zieh  bij  voorUluring  lot  godsdienstige  kunst  en  gods- 
dienstioe  ondervverpen  voclden  aangelrokken.  Onder  hen  vermelden  we 
vooral  Walter  Crane,  de  verniiflige  en  vruchlbare  sehepper  van  die  mooie 
prenteniioeken  die  hem  aloni  bekend  hebben  gemaakt,  die  tevens  voorzitter 
is  van  bet  kunstgenootschap  Ails  and  Crajh,  waarvan  de  jaarlijksche  ten- 
loonstellingen  in  Engeland  zooveel  tot  de  herleving  der  sierkunst  hebben 
bijgedragen.  Hij  had  ons  een  groot,  gekleurd  carton  loegezonden  voor  een 
kerkvenster  in  de  Calhedraal  le  Hull,  en  bet  Belgische  gouvernement  is  op 
den  goeden  inval  gekomen  van  bet  aan  le  koopen  voor  bet  Museum  van 
decoratieve  kunst. 

Dezelfde  eer  werd  door  bet  Minislerie  van  Schoone  Kunsten  bevvezen 
aan  bet  tapijt  met  de  Aanhidding,  van  H.  Dearie  en  aan  de  venstercarlons 
van  Ciuislopber  Whall  en  Selwyn  Image.  We  voegen  er  bij  :  tot  onze  vreugd, 
want  we  rekenen  hen  tot  de  beste  technici  van  de  tapijt-,  weet-  en  glasschil- 
deikunsl  en  naar  onze  beseheiden  meening  zouden  al  de  bezoekers  van  den 
Cincpianlenaire,  die  bun  sniaiik  wenscben  le  vormen  of  le  louteren,  er  wel 
aan  docii,  oni  de  leedere  kleurenbarmonieen  in  bet  lapijt  van  H.  Dearie  en  de 
knappc  coniposilies  vol  ()()rs|)ronkeli|kheid  en  dieblerlijk  gevoel  van  Selwyn 
image  en  ('..  W'ball  le  raadplegen  en  le  besludeeren. 


Ilcnrv  llolidav  zijnerzijds,  bad  een  seiie  earlons  afgeslaan,  belrekking 
bebbend  op  de  I'assie  en  andere  eijisoilen  nil  den  Hijbel  en  loonde  in  zijn 
gcbccle  /ending,  legelijk  niel  die  kennis  van  leeki'iiing  en  eomposilie,  welke 
we  bij  bijna  alle  Kngelsebe  kunslenaars  bewonderden,  een  eenig  aanpassings- 
veiinogen  aan  die,  in  onze  dagen  le  zelden  beoel'ende  zijiakken  der  kunst  :  bet 
I'juaii  (11  licl  Mozaiek,  die,  zooals  liii  in  zijn  wcrk  loonde,  evenwel  lol  bi'hing- 
rijke  deeoralieve  hulpbronnen  zouden  kunnen  worden. 

Nog  builengemeener,  nil  iui  opziebl  eciu  r  gi'inaiikelijke  aanpassing  aan 


MODERX-(i  ()I)SI)Ii:\S  TIGE  KUSS  7 

zeer  vcrscheiiii'ii  lakkeii  van  kuiisl,  is  de  voor  alles  aichitect  scliijnciule  Hem y 
Wilson,  die  echler  levens  decoiatieschilder,   goiuisniid  en  beeldhoiiwei-  is  — 

een  groote  versclieidenheid  van  yaven,  die      

men  eeilijds  weliswaar  bij  de  gioote  bouw- 
meesteis  der  Italiaansche  Renaissance  vond 
vereenigd,  doch  die  men  heden  nog  maar 
zelden  aanlrel't.  Bnilen  twee  zeldzaam  ooi- 
spronkelijke  luciilers,  had  Henry  Wilson 
nog  half  verheven  werk  en  watervert'  schil- 
deringen  ingezonden,  nitgevoerd  voor  het 
altaar  van  de  Maagd  en  het  doksaal  in  de 
St-Bartholomens  te  Brighton.  De  inriehting 
onzer  lokalen  gedoogde  heiaas  niet,om  al  het 
werk  van  dezen  zeer  interessanten  knnste- 
naar  in  een  zaal  te  vereenigen  en  ik  nit  den 
weiiscii  dat,  bij  gelegenheid  eener  volgende 
lenloonstelHng,dezeldzame  versclieidenheid 
zijner  talenten  door  een  gelnkkige  groepee- 
ring,  die  buiten  iiet  te  Brnssel  tentooiige- 
stelde  ook  het  goudsnieedwerk,  dat  hem 
naam  heeft  doen  maken  onder  de  Engelsche 
artisten  en  waarover  ik  slechts  volgens  een 
prachtig  heiligenschrijn,  dit  jaar  in  het 
Artificer's  Guild  te  Londen  geexposeerd,  hel) 
kunnen  oordeelen,  beter  tot  liaar  reclit  zal 

tvOnieil.  HI  N  111  HOLIDAY: 

De  Engel  van  het  Jongste  Gerichl. 


Indien  we  dan  nog,  bij  deze  reeds  lange  lijst,  de  vermelding  voegen  van 
belangrijke  voorwerpen,  liij  den  R.  K.  en  Anglikaanschen  eeredienst  in 
gebruik,  als  een  praclitig  (jhorium  van  Charles  Spooni-r.  een  liisschopkruis 
en  een  monstrans  nit  de  (^alhedraal  van  Weslminsler  van  (".arr  en  Ramsden, 
haU-verheven  werk  van  (lill,  met  de  Doves  Press  gcdrukte  boeken  van  Cobden 
Sannderson  en  minialiiren  ^an  (iiaily  Hewil,  en  ten  slolte  opmerken  (hit  dit 
geheel  van  oorspronkelijk  werk  geconipleleerd  werd  door  allerbekoorlijksle 
lithografieen  in  kleur.  door  de  Filzroi/  Sociclij  iiilgegeven  als  versiering  voor 
de  Engelsche  volksscholen  en  een  reeks  praclitige  i'otografieen,  door  Fred 
Hollyer  naar  het  godsdienstig  schilderwerk  van  de  I'reral'aeliten  vervaardigd, 
zal  men  zich  een  oppervlakkig  denkbeeld  van  hel  belangrijke  dezir  Engelsche 


()7 


DE  VREEMDE  AFDEELINGEN  OP  I)E  TEXrOOXSTELIJSd 

at'deeling  kiinnen  vormen.  Moge  ze  hiler  op  iiieiiw  worduii  siKiiiigevocnd,  fn 
dan  met  bijdrageii  van  Burne-.Iones  en  andeic  l)ehni^iijkf  inzendingen,  die 
het  ons  dilmaal  onmogelijk  was  bijeen  te  krijgen  (de  lieele  tenloonslelling 
werd  binnen  drie  maanden  inoengezel  !)  en  niogen  al  die  goede  boedaiiig- 
heden,  welke  we  bij  de  Engelscbe  kunslenaars  hel)ben  leeien  waaideeren, 
nieer  en  meer  op  prijs  worden  gesteld  en  op  het  vasteland.  ais  in  Engeiand, 
dienslbaar  geniaakt  worden  tot  (ie  wedeiopbel'fing  en  den  opbloei  van  elken 
vorm  onzer  godsdienstige  kunst  ! 

DoM  BiU'NO  Destree,  0.  S.  H. 


68 


NEDERLAND  OP  DE  IDEAL-HOME 
EXHIBITION    TE     LONDEN    igi2 

.S7o/(*) 

A  de  studie  van  de  ruimfewerkinf«,  van  verhouding, 
vorm,  klenr  en  licht,  komt  die  van  het  doode  mate- 
riaal  en  zijn  bewerking  aan  de  orde  en  zij  mag  gelden 
als  een  volgende  grondslag,  waarop  de  interieurkunst 
wordt  opgebonwd.  Dat  de  kunst  de  shivin  moet  zijn 
van  de  materie  is  zeker  le  veel  gezegd,  maar  dat  de 
materie  en  haar  bewerking  van  grooten  invloed  zijn  op 
de  Uiuislpiestatie,  kan  nioeilijk  ontkend  worden.  Het  niateriaal  te  kennen, 
naaizijn  aard  te  i)eiiandelen  en  naar  de  goede  regelen  van  het  ambapbl  tot 
een  technisch-constructief  geiieel  samen  te  stellen  en  op  te  bouwen,  is  een 
z:iak  van  bet  hoogste  belang  en  er  is  nioeilijk  een  goede  interienrkunst 
denkl)aar,  die  iiiet  in  een  znivere  ambachtskennis  haar  stenn  en  wortel  vindt. 
Maar  het  staat  aan  het  jnist  en  oordeelkundig  inzicht  van  den  inlerieur- 
kiinstenaar  oni  te  wefen  en  te  voelen  hoever  de  invloed  van  het  niateriaal  en 
zijn  l)e\verking  mag  gaan,  want  de  grens,  waar  de  technisch-constructieve 
vorm  raakt  aan  den  aesthetischen  vorm,  is  niet  met  wiskundige  zekerheid  aan 
te  geven.  Het  verstand  eiscbt  wel  eens  waar  het  gevoel  niet  wil  en  hel  gevoel 
wil  wel  eens  waar  het  verstand  zwijgt.  Een  verstandskunst  is  onbestaanbaar 
en  een  knnsi,  die  los  is  van  elk  verstand,  heeft  geen  levenskracht.  Verstand 
en  gevoel  znllen  dns  samen  nioeten  gaan,  en  wel  in  dien  zin,  dat  de  interienr- 
kunstcnaar  zoo  innig  doordrongen  is  van  den  aard  van  zijn  niateriaal  en  van 
den  juisten  techniseh-construclieven  opbouvv,  dat  hij  reeds  in  den  eerslen 
opzel,  als  een-  vanzelF  sprekend  lets,  dit  niateriaal  en  dezen  tecbnisch- 
constriictieven  opbonw  in  zijn  aesthetischen  vormopbonw  opneemt  en 
verwerkt,  zoodat  beide  als  het  ware  gelijktijdig  geboren  worden.  Zijn 
schepping  zal  dan  niet  zijn  een  stnk  knnsl,  dat  ook  wel  geconstrneerd  kan 
worden,    evenmin    een    ("'oiislrnetie,    waaraan    ook    wel    een    knnslkarakter 


(')  Zie  Onzv  Kiinsl.  Dccl  XXIII  bl/..  :«),  .UiminrI  I'Ji:!. 


liU 


AMBACHTS-  EN  NUVEHHEIDSKUNSI 


W.  BUOUNVKH  :  Aiirdcwcrk. 


verlceiid  kan  worden,  maar  cen  welgelxxiwd  cii  scliooii  oif<anisnR',  dal  wrl- 
ijeljoinvd  is,  omdat  hot  schooii  is,  en  schooii,  onidal  liol  \vc'i{>el)()iiwd  is,  cii 
waaniaii  clke  bijgedachte  aaii  ids,  dat  er  lalcr  aaii   loff^evoefid  zoii  kiimieii 

Jzijii,  ten  eenenniale  onlhieekl. 

Kn  als  laatsle  giondsiaf*  van 
(ie  nioderne  inlerieursknnsl  kan 
de  i)iuikl)aariieid  j^enoenid  wor- 
den Alieswat  zicli  in  een  inteiienr 
l)evindl  aan  gebrniksvoorwerpen 
lieefl  een  gebrniksdocl  en  hel  ligl 
voor  de  hand  dat  een  voorwerp 
met  een  gebiniksdoelookzoogoed 
niogelijk  aan  dit  doel  zal  nioelen 
Ijeantwoorden.  Reeds  in  het  leit 
dat  een  gebiuiksvooiwei  p  den 
aaid  van  het  gelirnik  op  het  eersle 
geziclit  verraadt,  ligt  iets  dat  aangenaani  stemt,  iets  dat  onitrent  de  hedoehng 
en  het  karakter  van  het  voorwerp  geruslsteilend  werki,  en  waai'  nu  dit  gelniiik 
i)ij  de  gehruiksvoorwerpen  uit  het  interieur  zoo  goed  aks  dagelijks  terng- 
keeii,  daar  is  ook  het  goede,  gemakkelijke  en  geriel'elijkt  gebruik  een  zaak 
van  groot  belang  en  van  veire  strekking.  In  het  in  de  lioogste  mate  voldoen 
aan  de  eischen  van  het  gebrnik  ligt  zeifs  iets,  dat  aan  de  schoonlieid  grensi 
en  de  meest  treffende  vooil)eeiden  hiervoor  zijn  zeker  wel  die  gebrniksvoor- 
werpen,  welker  vormen  alleen  (h)<)r  hel  doehnatig  gebiiiik  zijn  onlslaan,  maar 
waarbij  deze  gebruikseisch  dan  ook  op  de  meest  direete  en  zakelijke  wijze, 
door  een  jaren-  soms  eeuwenlange  bestudeering  van  dat  gei)ruik,  is  opgelost 
geworden.  Deze  niterst  doeltreffende  en  daarom  bijna  sehoone  gebruiksvoi- 
nien  kan  men,  waar  iiet  oude  voorwerpen  l)etreft,  vinden  bij  tal  van  werktni- 
gen  van  den  land-  en  seheepsbonw,  en  waai'  liet  nienwe  voorwerpen  l)etreil, 
bij  tal  van  machines. 

Niet  dns  in  een  ongebreidelde  laiilaisie  is  de  grondslag  van  de  moderne 
inlerienrknnst  le  zoeken  en  evenmin  in  den  namaak  van  wat  eenmaal  reden 
van  beslaan  had  en  schoon  was.  De  grondslagcn  van  de  moderne  inlerienr- 
knnst liggen  in  de  stndie  van  de  i-nimtewerking,  in  die  van  de  veriionding, 
den  vormopboiiw,  de  klenr  en  hel  lieht,  in  de  kennis  van  hel  maleriaal,  in 
dvn  ambaclitelijk  zuiveren  opbonw,  in  de  soiiditeil  en  de  jjrnikiiaaiheid  en 
eindelijk,  en  niel  het  minsi,  in  de  shidie  van  iiet  eigen  leven.  Dal  de  arbeid 
onzer  vooronders  ons  daarbij  zeer  veel  kan  leeren,  zal  wel  allijd  een  gioole 
waarheid  blijven,  maar  dan  zal  deze  arbeid  voor  ons  een  les  moelen  zijn  hoe, 
in  hepaalde  lijden,  ondcr  hcpa^dde  oinstaiuligluden,  dooi  iicpaalde  mensehen 


70 


AMBACHTS-  EX  SIJVERHEIDSKUSST 


soms  zeei'  mooie  tliiii^eii  koiuk'ii  worden  gemaakt  en  hoe  (ius  ook  wij,  andere 
nuMiscluMi.  in  andeic  lijdon  en  onder  andere  onistaiidigheden  moeten 
traehlen   desgelijks  le  doeii. 

Xu  de  l)eleekenis  van  de 
inlerieni-  en  nunihelkunst 
als  slennningskunsl  is  ge- 
noemd  en  op  de  grondslagen 
van  de  nioderne  inlerienr- 
en  nieubelknnst  is  gewezen 
geworden,  zal  ook  als  van- 
zelf,  zij  liel  ook  zeer  in  het 
koit,  de  verhouding  van  het 
pnbliek  tegenoverdeze  kunst 
en  den  interieurkunslenaar. 
en,  in  verhand  daarmede,  die 
van  den  knnstenaai-ontvver- 
per  legenover  den  fabrikant- 
nitvoerder,  ler  sprake  dienen 
te  komen. 

Het  publiekweet  ternan- 
weinood  datereen  interieur- 
en  meuljelknnsl  is  en  heeft 
dus  al  even  weinig  i)egiip 
ervan  dat  er  kunstenaars  zi  Jn, 
die  zich  biermede  bezig  hoii- 
den.  Waar  het  zich  nog  eenig 
denki)eeld  heeft  gemaakt  van 
de  inrichting  van  een  inle- 
lienr,  daar  is  het  meernialen 

van  nieening  dat  de  boiiwnieestei",  die  het  ontwerp  voor  iiet  huis  heel't 
gemaakt,  ook  de  aahgewezen  persoon  is  om  den  iniioud  van  het  interieiir 
te  scbej)pen,  of,  wanneer  het  deze  meening  niet  is  toegedaan,  dan  is  bet 
oveituigd  dat  de  gioole  nieiilicimagazijnen  daar  zijn.  oni  aan  alk'  eisehen 
van  een  slijikuntiigen  irdiond  van  het  interienr  le  voidoen. 

Wat  nu  de  l)ou\vmeesler  betreft,  geloot  ik  niet  aan  de  waariu'id  le  kort 
le  doen  als  ik  i)e\veer  dat  ons  vaderland  vele  bekwanie  architeelen  rijk  is, 
die  uilstekend  een  hnis  honweii.  en  zelfs  enkele,  die  de  i)on\vknnsl  als  kunsl 
begrijpen  en  wier  honwkinistige  weiken  als  knnslwt':  ken  waarde  bebben. 
Maar  evenmin  zal  ik  bezijden  de  waarheid  zijn  wanneer  ik  zeg,  dat  er  onder 
deze  bouwmeesters  maar  zeer  weinige  zijn,  die  de  meubelkunst  beoelenen 


A.  V.  SNMTS  :  Ktagere  in  riel. 
W.  F.  VAX  Vt.FET.  le    s-r.ravenhage. 


AMBACHTS-  EN  NUVEHHEIDSKUNST 


MEVR.  \Y.  DUSSELHOF-ICiaCHENIUS  :  liniduui- 


en  haar  maclitig  zijn.  Maar  al  Ic  dikwijls  zijn  dc  l)oii\vnK'C'skTs  do  nu'eniiif* 
toegedaan,  dal  zij  zicli  in  dezen  zin  hewegen,  waiineer  ze  hiiii  l)oii\vkiinsl  op 
de  nieul)ellaiiisl  overhiengen  en  tocli  is  dit  onjiiist.  Bouw-  en  niciihelkunst 

hebben,  als  lolen  van  eenzellden 
slam,  vele  punten  van  overeen- 
komst,  niaar  bij  al  deze  oveieen- 
konist  zijn  ze  tocb  in  haar  aard 
weer  zoo  verschillend,  dat  maar 
zelden  in  een  pei'soon  de  gaven 
voor  beide  in  gelijke  mate  ver- 
eenigd  wordt  aangetroffen.  Het 
kan  nalniirliik  niel  in  de  bedoe- 
ling  van  dit  ailikel  liggen,  op  de 
overeenstemming  en  het  verschil 
dezer  kunsten  nader  in  te  gaan,  ^ 
maar  wellicht  is  het  toch  goed 
eenige  punten  aan  te  geven,  waar- 
in  l)onwkiinst  en  meubelkunsl  van 
elkaar  afwijken.  Zij  zijn  o.  m.  de  volgende  : 

a.  Aan  een  gel)ou\v  neemt  elk  deel  zijn  vaste  plaats  in  het  geheel  in, 
lerwijl  het  mobilair  van  een  interieur  uit  vele  losse  deelen  bestaat,  die  zoowel 
in  het  geheel  als  afzoiidcrlijk  tot  bun  recht  znllen  moeten  komen  ; 

I).  De  beschouwer  neemt  ten  opzichte  van  het  gebouw  een  ander  stand- 
punt  in  dan  ten  opzichte  van  het  mobilair,  waardoor  de  werking  der  massa's, 
der  vornien  en  der  details  een  andere  zal  zijn.  Terwijl  het  gebouw  zich  in 
(hie  tempo's  laat  l)eschou\ven  n.  1.  als  totaalmassa,  ais  een  uit  verschillende 
grondlichamen  opgebouvvde  samenstelling  en  als  een  in  details  ingcdeelde 
reeks  grondlichamen,  hiat  het  meubel  zich  in  eens  zien,  in  zijn  hoofdopbouw 
en  in  zijn  detailleering  ; 

c.  Het  meubel  konil  door  zijn  dagelijkseh  gebruik  zoo  dieiit  in  aanraking 
met  den  niensch  en  het  menschelijk  liehaam  (bet  sterkst  is  dii  het  geval  bij 
dcvzilmeubels),  chit  het  zich  in  veel  sterkere  male,  dan  dit  bij  het  gebouw  het 
geval  is,  i)ij  den  schaai  van  den  nienscli  zal  aansluilen.  Waar  i)ij  een  gebouw 
nog  een  ai)solute  en  een  belrekkeiijke  schaai  denkbaai'  is,  daar  is  bij  het 
meubel  slcchls  een  schaai  mogelijk  en  wel  zulk  eene,  die  in  direkt  verband 
slaal  niel  de  aliueiingeii  en  de  onmiddelliike  iiai)ijiiei(i  \;ni  den  nunsch. 

(I.  iici  gebouw  wordt  iniders  vcriiciil  dan  hel  nu'iibei.  Ti-iwijl  het 
gei)ou\\ ,  tenininsle  op  driekwait  \au  zijn  /ijviakken  /.onlichi  kan  onlvangen, 
krijgl  hel  meubel  zoo  goed  als  nooil  zoiilichi,  nu'cslal  leruggekaatst  licht  en 
hovendien   kuiislHcht.   De   werking   van  iiet  licht    met  liel    oog   op   de  kleur 


72 


A\IBACHTS-  EN  XIJVERHEIDSKUXST 
eii  (le  scliadiiwwcikino   is  diis  hij   eeii  gebouw  anders  dan   bij   eeii  meubel. 

I'll  p  ;  l)e  hegrippeii  «  drageii  «  en  « godiagen  worden  «  zijn  bij  een 
gebouw  nil  een  teohnisch-construclief  oogpnni  anders  gesteld  dan  bij  een 
meiibel.  Hel  nuHil)el  heeft  zijn  eigen  samensteliing  a!s  meul)ei,  in  verl)and 
met  iiet  materiaal  houl.  Het  meubel  is  geen  klein  bouwweik.  Zelfs  zijn  er  in 
de  kunst  van  houti)e\vei-king  nog  drie  graden  te  ondeiselieiden,  die  elk  hnn 
eigen  eisclien  slellen,  de  limmeikunst.  de  schrijinverkkunst  en  de  meu- 
belknnst. 

Een  moeilijke  vraag  zou  nu  nog  knnnen  zijn  bij  wien  eigenlijk  het 
schiijnwerk  van  het  inferieur  behooit,  bij  den  bouwkunstenaar  of  bij  den 
meubelkunslenaar.  Hel  schrijnwerk  van  hel  inleiieur  (zoldering,  wanden  en 
vioeren)  wordl  gewoonlijk  door  den  archilekt  ontwoipen.  maar  is  meermalen 
niel  geschikl  om  als  omlijsting  van  een  ameul)lement  te  knnnen  dienen.  Dit 
is  ook  viijwel  oinnogelijk,  wanneer  de  architect  zich  niel  een  juist  denkbeeld 
heeft  gemaakl  van  het  mohilair  tlal  in  hel  verlrek  zijn  plaals  zal  knnnen 
vinden,  en  zelfs  wanneer  dit  wel  hel  geval  is,  zal  het  nog  zeer  moeielijk 
l)lijven  de  noodige  overeenstemniing  tusschen  de  binnen-architekluur  en  het 
mobilaii-  lot  stand  le  brengen,  wanneer  het  ontwerp  van  beide  niel  van 
dezelfde  hand  is.  Bij  hunrhuizen,  in  welker  veiirekken  steeds  andei'e  meubels 
geplaalst  woiden,  is  het  natuurlijk  dat  de  architect  de  l)iinienruimte  schepl, 
die  zich  zoo  goed  mogelijk  voor  velerlei  inrichting  moet  leenen  ;  maar  waar 
het  gaat  om  een  stijlvol  interieur,  dal  aan  den  bewoner  en  eigenaar  een 
beeld  van  een  harmonisch  geheel  zal  hebben  le  geven,  daar  zullen  de  bimien- 
architecluur  en  hel  mohilair  niet  van  elkaar  gescheiden  kunnen  worden  en 
ligt  het,  dunkt  mij,  op  den  weg  van  den  interieur-  en  meubelkunslenaar  om 
beide  te  sclieppen. 

En  wal  nn  de  groote  menbelmagazijnen  of  werkplaalsen  betreft,  waar  het 
pnbliek  de  inricliting  zijner  vertrekken  beslell  en  nil  de  vele  modelkamers 
zijn  keuze  doet  of  een  keuze  sanienstelt,  —  de  ervaring  leerl  dat  deze  menbel- 
magazijnen en  werkplaalsen  meermalen  uitstekend  geconstrueerd  werk  voorl- 
brengen,  maar  dat  de  kunst  bij  dit  werk  ook  heel  dikwijls  zock  is,  wanneer 
men  tenminste  ondei-  kunst  datgeue  wenscbt  te  verslaan,  wal  boven  als 
zoodanig  is  aangeduid  geworden.  Slechts  waar  deze  magazijnen  of  werk- 
plaalsen samenwerken  met  een  interieur-  en  meubelkunslenaar  —  en  dit 
komt  enkele  malen  voor  —  daar  is  de  weg  geopend  om  lot  een  zuivere 
interieur-  en  meubelkunsl  le  geraken  en  zelfs  zou  deze  kans  ook  daar 
kunnen  beslaan  waar  de  fabrikanl  interieur-  en  meubelkunsienaars  in  zijn 
diensl  heeft,  wanneer  hij  dan  aan  deze  zooveel  ruimte  van  beweging  zou 
kunnen  lalcn,  als  de  knnslenaar  l)ehoefl  om  kunst  te  kunnen  geven.  Maar  dit 
geschiedl  veela!  niet,  want   de   tai)rik:nil    richi   zich  naar  de   luimen  van  hel 


AMhACHTS-  £A'  NIJVERHElDSKUh'sT 

puhliek  en  liet  pul)liek  is  een  sU'chte  inndj^ec-rslei-  in  kiuislziikeii.  Zoci  woidl 
(Ian  een  niisloeslnnd  _i»el)<)ien  en  dc  inlcrienr-  en  inenl)elkiinsl  is  er  de 
dupe  van. 

Waai"  er  eelitei'  interieui-  ru  nu'Ml)elknnstenaars  zijn,  die  /eilslandifi; 
arbeiden  oi',  in  rovalen  zin,  sanienweiken  niel  Avn  ral)iiknnt-nitv()erdei-,  daar 
bestaat  de  inot^eiijklieid  dat  iels  voorlocbiiielit  woidl  betwelk  en  iiit  een 
aestlieliscb- en  nil  een  lec'bniscli  oogpnnt  kan  worden  aanvaard  en  daar  ligl 
het  dan  ook  voor  de  liand,  dal  elk  van  de  voorlijreni^ers  zieli  dafgene  van  de 
eer  van  dezen  aibeid  ziel  toegewezen,  waarnp  iiij  door  zijn  daadwerkelijken 
arbeid  nanspraak  mag  maken  en  waarvoor  bij  aansprakelijk  gesleld  kan 
worden.  Zoo  komt  dan  de  eer  van  bet  ontwerp  aan  den  kunstenaar-ontwerper, 
die  van  de  lecbnisclie  iiilvoering  aan  i\vn  labrikant-uilvoerder.  En  waar  men 
nu  mocbt  vrageii  oldil  alles  niet  van  zellspreekt  en  oT  de  een  zieli  misscbien 
den  arbeid  van  den  ander  zoii  willen  loeeigenen,  daar  moet  hel  antwoord 
lielaas  zijn  dat  dit  meerniaien  abliis  is  en  dal  king  niet  altijd  aan  den  ontwer- 
per  van  een  stuk  toegepasle  kunsi,  dns  aan  liem  of  baar,  wiens  geestesprodukt 
door  het  kunstgebalte  in  de  eersle  phiats  zijn  waarde  beeft  verkregen,  de  eer 
van  dit  ontwerp  wordt  gegnnd  en  maar  al  te  dikwijls  voor  de  ontwerpers 
worden  aangezien,  die  aan  dit  ontwerj)  |)art  nocb  deel  bebben. 

Bij  de  inzending  van  ile  «  (iroep  van  XederUindscbe  Kunstnijveren  >>  op 
de  «  Ideal  Home  Exhibition  »  te  Londen  is  gepoogd  in  dit  opzicht  een  znivere 
loesland  te  scbeppen  door  en  den  kunstenaar-ontwerper  en  den  labrikanl- 
uitvoerder  in  bun  recbten  te  erkennen.  Waar  de  tentoonstelling  eene  kunst- 
tenloonstelling  wilde  zijn,  lag  het  ook  voor  de  hand  dat  zij,  die  deze  kunst 
iiet  aanzien  badden  gegeven,  dns  de  kiinstenaars-ontwerpers,  de  voorberei- 
ding,  den  opzet  en  de  leiding  van  de  expositie  in  banden  hielden.  Waar  het 
de  bedoeling  was  een  aantal  inlerieurs  te  sebeppen,  die  een  zooveel  mogelijk 
harmoniseb  gebeel  moeslcn  vornien,  daar  was  bet  natuurlijk  dal  bet  aantal 
deelnemers  werd  !)eperkt  en  dat  zicb  zooveel  mogelijk  diegenen  aansloten, 
waarvan  men  mocbt  verwachten  dat  bun  arbeid,  hoe  persoonlijk  ook,  zou 
zetelen  in  zekeii'  algenuene  beginsekn  <)|)  at'sletiseii  en  eonstructiel' gebied, 
die  door  dezen  kring  als  jnist  en  goed  woiden  aanvaard.  ()|)  deze  wijze  zou 
bet  doenlijk  zijn  den  vieemdeling  een  zoo  zuiver  mogelijk  beeld  te  geven  van 
een  deel  dei-  Nederlandsebe  Nijverbeidskunsl.  Dat  dit  beeld  niet  volledig 
zou  kunnen  zijn  lag  dus  voor  de  band,  maar  beler  een  onvoUedig  maar 
zuiver  l)ci'i<l  dan  een  volledig  en  onznivcr  exeniplaar.  Dal  zells  deze  poging 
in  alle  opzieiiten  zou  slagen  was  niet  te  veiwaeblen,  niaai-  iiel  \ele  goeck' 
is  loch  niet  onopgemerkt  voorbij  gegaan.  Ook  waren  de  omstaiidigiieden 
(ien  exposanlen  niel  i)t'paald  gunslii;  De  voorbereidende  arlnid  werd 
in  zeer  korten  ti;d  vcrriebt,   de   plaatsrnimie  maakte  de  indeeling   niel   altijd 


74 


Ai\fBACHTS-  EN  XIJVERHEIDSKVSST 
geiiuikkelijk,  de  kosleii  nioeslL-n  door  cnkolen  wordoii  gedragen,  de  nioeile 
c'li  zoigeii  warcii  zoiuier  l;il.  Tocli  (rok  dv  inzcndino  de  ;iaiul;iclil  van  vieem- 


delini>  en  hiiulgeiiool  door  liaar  sleininiiii^  en  liaar  heseliaal'd  karaklei'.  I)e 
gi'oote  werkkiaelil  die  iioodig  was  voor  he!  Noorheieideii,  iiiUoereii  en  leidcn 
der  lentooiislelliiig  van  «  Nedeilaiidsclie  Nijverlieidskiiiisi  »  op  de  «  Ideal 
Home  Exliibilioii  »  te  Londeii  is  iiitf<egaan  van  den  inleiieur-  en  nienl)elknn- 
stenaai'  W.  Penaat  te  Hiarieuni.  die  ais  Voorziller  \an  de  "  (iroep  van  Xeder- 
landsclie  Knnslnijveien  "  was  o|)<*elieden.  De  zeer  vele,  en  niet  ailijd  aantreU- 
kelijke,  weikzaandieden  van  hel  Secretariaal  werden  vervuid  dooi- Mejnilronw 
B.  Bake,  sierkunstenaies  te  Bloemendaal,  leiwiji  hel  pennin^nieesteiselia|) 
door  ondeif^eteekende  werd  waai'genonien.  Aan  de  l)eslonnnerini>en  dtr 
opslellin^  nanien  CI.  Oosscliot,  diieetem' van  «  di'  IMoeg  i>  en  II.  W.  I'enaat, 
directenr  van  it  de  Woning  »  in  ininie  mate  deel.  De  iijst  van  knnslenaars  en 
kunslenaressen,  welke  de  tentoonstelJinit  doof  lum  arheid  nu)i>elijk  niaakten, 
l)e\alli'    de    \ol<)en(K'    namen    :     Meinllromv   .1.   ().    van    Ueeliteii'n    Aili'iia    le 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

Apeldoorn  (l)orduiirvvt'rk),  Mejuffrouw  li    Bnke  Ic  BI()L'iihmhI;i;i1  (hnlikwi'iU), 
K.  F.  C.  de  Ba/.el    Ic    Biissuni  (iiilcriciii-   cii   iiK'ul)L'lkiiiist),   1 1.  .1.  Boiiliiiiis  Ic 

Dc'vc'iilcr  (liipijk'n),  \V.  ('..  Biouwit  Ic  l.cidci- 
doi  |)  (iiaiclewcrk),  MejiinVoiiw  W.  I)i  iipslecn 
Ic  Aiiislcidam  (illuslralic),  II.  I'lilcns  Ic  Noord- 
woldc  (\  Icchlwcrk),  Mcvroiiw  Dij-ssclliol'-Kcii- 
cliciiiiis  Ic  Ilaailciii  (iiaaidvvcrk),  G.W.  Dijsscl- 
liof  Ic  Haarlem  (balikwcik),  .1.  Eissciiiocllcl 
Ic  Blaricuni  (mctaal-  en  cmailweik),  J.  dc 
GraaiV  Ic  Lareii  (incid)clkiinsl),  'I'll,  van  Hoy- 
tcnia  Ic  's-(iravcnlia<^c  (iilliotiialii'),  (I  .1.  La- 
nooij  Ic  (ionda  (aardcwcik),  Ch.  Lcl)can  Ic 
Haai'Icni  (danuisl),  ('..  A.  i.iou  (.aclict  Ic  Vrcc- 
land  (inlciiciii- en  nieul)eii<iinsl),  11.  ('..  Mauve 
Ic  Selieveiiingcn  (nicuhclkunsl),  .Ian  de  Meijer 
Ic  Anislcrdam  (inlciicuii'CunsI),  Bcii  Xiciduiis 
Ic  llagen  in  Wesllalen  (mclaalwerk),  Meiiil- 
tVonw  E.  Xicrslrasz  te  Ooslerl)eeck  (naald- 
vveii<),  C  W.  Nijiiotl'te  Anislcrdam  ( inleriiur- 
en  meui)elkunsl),  C.  Oosschot  le  Amslerdani 
(l)ee!dhouwwerk),  \V.  Penaat  te  Blaricuni  (in- 
lerieur-  en  meuhclkunst),  Mejufl'rouw  A.  Phi- 
lipse  le  Haarlem  (naaldwerk),  Mejufl'rouw 
E.  S.  van  Rec.senia  te  Ooslcrbeek  (naaldwerk), 
M.  1).  Benscn  te  Ueventer  (tapijten),  Hn. 
Roland  Hol.sl  tc  Laren  (decoralicvc  leekenkunst),  G.  Rueter  le  Slolerdijk 
(lithografie),  A.  P.  Smils  en  H.  Fels  te  's-Gravenliage  (inlcricur-  en  meuhcl- 
kun.st),  J.  C.  Veldheer  te  Bergen  (lioulsnedc)  en  Tjipkc  Visser  Ic  Alkniaar 
(beeldhouwwerk). 

G.  W.  Xi.moKF. 


A.  I'.  SMrrS  :  Blocliici 
(Uitgevoerd  door  W.  F 
te  's-Gravenhage. 


76 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RRESPO  N  D  E  NTEN) 


9Dl£CKMBEH  1912 


an  UIT  AMSTERDAM 

^^^^SJ3F|INT      LUCAS      ±      THN- 

wMicr^sn'^^  to()nsti:lling  van 
aquarkli.rn,  thhkh- 
ningen,  enz.  van  lr- 
I)1-:n  der  verkkniging 
in  met  stedelijk  mu- 

Si:UM  VAN  10  NovEMiii;ii- 
L-^Ec'ii  leiiloonstellinL;  vol 
lef^enslelliiigen.  Zoo;ils  1  Icveii  zelf'.'  J;i, 
vooial  in  de  zimijksle  nller  tef<eiislcllingcii  : 
van  schooM  en  leelijU.  Eveiiwel  is  zij  liiei' 
pijnlijUcr:  liet  schoone  is  er  wcl  schooner 
(iiiii  in  iiel  leven  of  de  naluur  —  danrvoor 
is  liel  ininieis  kuiist — doeli  liel  leelijljc  is  cr 
leelijlier  dan  in  de  naluur  of  liet  leven, 
dewiji  deze  niet  lol  'Ivimsl'  werilen  ver- 
lieven.  Het  leelijkc  in  de  woreld  li:iii  in 
ieslhetisclie  ziclsstenniiing  opijelieven  woi- 
den  ;  <le  vele  leelijk  heden  op  deze  tenloon- 
stellini>  van  222werken  zijn  als  dissonanlcn, 
die  in  geen  hoogere  liarnioiiie  opgelosl 
worden.  Het  is  te  liopen  dat  zij  len  onder- 
gaan,  overslemd  door  het  schoone. 

Lizzy  Aiisingh's  poiiret  van  den  gevieideii 
kapelnieesler  Willem  Mengelheig  in  eeii 
geestrijke  stralende  voordraclil  dvvingt  lot 
bewondeiing,  waaraan  allerlei  niuziUale 
ideecn-associaties  geen  kwaad  doen  :  men 
hegiijpl  dat  deze  man  een  syniphonie 
beheerschen  kari.Mel  eenvoudige  niiddeien, 
in  hoofdzaak  loodkrijl,  zulk  een  '  geestes- 
beeld  '  te  kunnen  vormeii,  is  bewondeiens- 
waardig.  Haar  |)ortiet  van  de  schilderes 
Theiese  van  Duyl-Scliwaitze  is  66k  t  l)cUij- 
ken  waarcL  Vlugge,  zwieiige,  fijiie  en,  waar 
'tpas  geeft,scherpe  zwaite  kiijllijnljes  geven 
een  geestig  levcnsbechl  der  porlietscliildc- 


res.  die  liiei-  zelf  oiiU  enkelc  slalcn  van  hare 
\vell)ckeiide  kunst  laal  zi<'n.  Wonderlijk,  hoe 
gelnkkig  enkele  kunslenaars  met  hun  iioi- 
trctkunsl  uitkomen.  Wilij'  Sluilcr  geel'l  in 
zijn  doorwerkt,  diepgevoeld  pastelporlrel 
van  Jiizef  Israels  een  zuiver  zielsbceld 
\an  den  ouden  nioegednioniden  nieesUr. 
Lichaani  en  gelaal  zijn  een  \  an  slenniiing, 
lie  heriniiering  wakker  loepend  van 
onnoenielijU  vecl  schoons.  Welke  ninseum- 
direclie  legl  oj)  deze  Israels  besIagV  Het 
Rijksninsenm  is  al  voorzien  :  doeli  het 
Anisterdamsche  of  Haagscbc  genircnlenui- 
seum   zouden  er  zicli  mcde   knnncii  eeren. 

Van  Israels  —  ik  schiijf  bevvnsl  Israels  en 
niet  Sluiter.  want  Sluiter  heefl  zichzelf 
weggedacbt  bij  t  werken  —  naai-  P.  v  d. 
Hem,  Wat  een  ovcrgang!  De  legenslelling 
lusschen  de  Hollandsche  volksziel  en  het 
Parijsclie  mondaine  karakii  r  I  Enkele  hooge 
levensschelsen  zijn  uit  Moscou  (Icone,  ('.ha|)- 
pelle  Ivelskaya,  Restaurant),  maar  ze  zijn 
alien  nilerlijk  van  Parijsch  karakter,  mis- 
schien  feller  en  grover  van  inborsl.  Hier  en 
daar  is  't  te  grof  gebleven,  niet  nesllietisch 
verdiept  en  geadeld.  Dit  gebrek  treft  ook  den 
schilder  !  Toch  worden  Vaarzon  Morel's 
('.(iroiissel-  en  Stniutlknibheh,\\ui:  goed  typee- 
rend  ook.  er  wat  slap  en  onbeduidend  bij. 
Ook  Raemaekeis'  groole  gekleurile  earica- 
liiieii  van  polilieke  kopslukUen  moet  men 
niel  na  v.  d.  Hem  zien.  Over  Geslel's  cubieke 
porlrctten  zwijgen  wij  liever;  —  zoo  leelijk 
als  die  van  zijn  meesler  Faueonnier  zijn  zij 
wel  is  waar  niet. 

De  mecsterlijke  elseii  van  Graadt  van 
Roggen  boeien  altijd;  doch  dal  liij  met  een 
aquarel  Kerk  If  Vct're  en  een  leekenliig, 
lUitiicn,  de  aandaclil  weet  te  trekken  zij  hier 


KUNSTBEWCHTEN  ~  UlT  AMSTERDAM 

tie  verniekiiii"  Wiiiird.  Liever  ouileiwetsche  l);i\i(l    Scliulinnn    Uoiil  zijn   v;ik    hi-ler  cji 

kunst  (inn  iiieuwerwelsclie  gckuiislcldlieid  I  lifcfl  l)liikl):i;ir  vcul  kiinsl  (M:i;i;4sclic  mIkioIi 

Het  liefsl  verj^eleii  wij  helouiieenliel  iiiciiwe  fiozicn  ;        imaT  kiinsl  (hiii  n:iluiii    wclliclil  ! 

om  liel  sclioonc.  lets  v:ui  (l;it  sclioone,  (l:il  l-j-   is   in   /ijn    wcik    ciii   U-   \ccl   wclcn    hoc 

v;in   iiUc   tijden   is,  is  oiis   l)ijf<cljleven   v;in  I  zon  nnnMcn /.ijn.  M;i;ircrzlin  l^nnlscinipiicn 

H.  Heyeniji-ock's  Fot/7('A--/(;/i';w/,  lioewcl  lie  iiij,    \v:iMiiiil    l)liikl   d:il  liij    /.ijn    vak  wi^mI 

fi{>liren  vv:U  sliji'  cioeii,  A.  ii.   Ironing's  pou-  iini   ;i:in    /ijn    ■^cvdcl   ;dle    vrijlicid    U-  l:ilcn, 

lisciie  Dori)scliets.  H.  Kiuydei's  Landsclui/js-  /oomIs  in   (  nkclo    Winlvilunilnchiipiivii  (MS,  [Vd 

en  koe-sliidies,    Monnickenciam's  Munneqiiin  en  Vl,.  Onk   liel  Spookhiiis  in  liel  I5laiicnni- 

eiiTulpciuU.U.'^awiysGeziclU  op  Lavoche.  sclie,     ln)ewcl    wal    liarci    van    kleiir.    Iieefi 

waar  een  slenimi><e  lomanliek   aanjjcnaani  slenunin^.     I  Zonliehl    weet    iiij    scnns   ook 

veriasl,  Hol)lje  Sinilli's  kiiappe   waleivei  I-  aiooi  le  doen  scliijnen.  Scluiinian,  die  sleeds 

teckeningGe/((A7n(///iii(senP.v.\Vijngaerdl  s  voui  uilgaal,  hlijkt  ecu  veKiicnslelijk  voorl- 

slillcvenpaslels  en  landscliapssclielsjes.  /.eller  der  Ilaaj^sclie  Iradilie.     - 

Ten  slotle  zij  veiineld  dal  G.  W.  Knap  een  line  .m-enieen   is  J.  Mankes!  Ilij  (JKMjnil 

zaal  vol  vluclilige   kiei-r-nolitics  uit  Rome,  in  een  splicer  van   ijle  sclioonlieid,   waaiin 

Napels  eii  Verona  len  loon  slelt.  Waar  een  ook  Tlivs  Mai  is  en  Japansclie  en  CiiiiKcselie 

op  zicli  zelf  weiiiig  aaiidaclil  zou   Irekken,  teekenaai  sjakwei  kjzouden  kiinneii  adenien. 

dwingen  deze  wanden   vol  er  wel  loe.   Hoe  Men  nioel  niel  zijii  Maiiiiekop  (5-1 1  zieii,  die 

aangenaani    en    vlug    van    voordiachl    ook,  glazig  is  en  vveinig  Ijezield  .  niaai- zijn  l)Ioe- 

verniogen    dezc    klenr-nolilies   niel   andcrs  men,  zijn  vogels  en  koiiiji  Ijes,  zijn  gciljes  en 

dan   een  oppervlakkigen  indriik  le   makeii.  al  die  kleine  en  slide  dingen.  Daar  zil  ziel  in  ! 

De  toerisl  lieljben  wij  op  reis  gezieii,   -   de  Wal  een  slil-kven  in  die  diiigcn  !  Zij  zijn  als 

arlisl  scliijnt  lliuis  gebleven  le  zijn  i,,  cL-n  dioom  gczicn,  lijn  en  leer  in  een  ijle 

^'$««'S5«'S^^««^5«'^««'3;'^^-;«'ft^'gJ;«'a:  ^dniosplieer.  Hi  j  hreidl  als '1  ware  zijn  drooni- 

"^              ^  sleinining   nil  over  die  diiigcn,   die  liij   lie! 


LARENSCHI^:    IvUNSTHANDEL   ,•*•   SCHIL- 


lieell.    Alles   klcin,   lijn  en   leer   weik,   liaast 


DI-RIJKN    VAN    MEVR.    K.     KAF^SHOVEX-  onmanlijk    van    weeklieid     liel    zijn    kleine 

BIEHMAXS,        DAVID       SCHULMAN       HX  dinoen. ',lie   hi]  ziel  en    beeldl.  I  .e   klenren 

J.  MAXKES  (XovEMliEH)  ^^►  Als  mevronxv  ..azeii  in  elkaar,  .le  lijnen  ranken  en  ve.ijlen 

Kalshoven-Biermans    hare     bloemen    even  in  hellond  als 't  lijnenspel  in  fijn  Japansch 

•i.ard-  behandell  als  zij  ze  sehilderl,  -  dan  |,Uwerk  of  barsljes  in  oud   poreelein.  Hel 

houdl  ZIJ  nietvan  bloemen  !  Zij  kan  blijkbaar  ,jj„  vooral  de  omliekken,  die  hij  leeken(,van 

wel  schdderen,  maarzij  doet  hel  niel  lijn  en  stillevens.   van    bloemen,    oogen  en  pooljes 

niel   breed,   niel   leer  en   niel    machlig,  niel  ,,,11   vogels  en  konijnljes;  overigens  is  alles 

M.nig  en.  .  1,1  een   woord  :  zij  doet  hel  niel  vlak  en  dnn  van  in  elkaar  vioeiende  kleuren 

n.ooi.  Heell  zij  bloemen  werkelijk  lielV  -  ,|ie    weergldnzen  onder  de   glad.le  vernis. 

Van  (lie  lielde  blijkl  weinig.  Dat  zij  in  een  /jj,,    zellporlret    geelt   hem    zooals  hij    als 

gelukkig     oogenblik    wel     schilderen     kan  sehilder  is    Ikl  algewende,  nog  jongensach- 

bewijzen  bv.  de  Clmjsanten  (27),  waar  lielil  ,ige  gezielil,  niel  de  mat  glanzende  verhoo- 

enscbaduwgoed  veideeldzijnendebloem-  „i„ge„,    lu-l   droomvol   zien.    De   geenszins 

pol  len  minsle  aangenaam  van  kleur  is,  ,„„„ie  |,..uuen,  zorgvnidig  geleekend,  spre- 

Van  veel  bloemen  beiiiiinl  zii  hel  knikicr  1  1    ■    n     •         n  ■•       1         ■ 

"    Jl" '-'I '"  ' '^'"  ■"'"  '  ken    van    hel    illuzic-volle    van    zijn     kuiisl. 

-  laat  mij  zeggen  de  '  ziel'    -  niel.  \Vel   een    beperkl    laleni,  alles  missend  aan 

Hieren  daar  zijn  verder  wel  mooie  brok-  b,  c.,.dheid,  aan  groolheid,  aan  o..,.sU.s,naehl ; 

ken  kleur,  -  d<K-h  hel  geheel  is  alles  behalve  „„,,     ,,,   hel   zijn   gienzen  weel  in    I  oog  le 

een  harmonie.  Hare  bekwaamheid  is  meer  |„„„|,,„  „,,   ,,,„    uidn   gebied.  Ii|nzinnig  en 

i.ilerhjk  <lan  innerlijk  en  haar  kleurgevoel  is  ,„.|svol  de  sehoonheid  zuiver  belraehlend. 

zeer  onzuiver.  Zij  moel  zieli   inhaaronder- 

werp  verdiepen  en  mel  'lielde'  sehilderen,  "'  "'    *' 


ir  laleni  iels  word 


en. 


KI'SSTBERICHTEX  -  (11  DEN  HAAG 


D  D  c  UIT   DEN  HAAG  a  g  n 

t-"  L"V!^^.^I  ^J  <  X  IN'   VAX    WKLIE   Blj 
(.OLl'IL  yc^.    l)e    naiiiii 

\aii  (Ic/.eii  kiiiislciKiiir  is 
zoo  zocljcs  ;i;iii  Ijckeiui 
gc'worden  bij  liel  Unng- 
sclie  publiek. 

Een  j;i;ii-  of  twaalC  gele- 
(leri,  hel  was  op  een  poilreUcnleiitooiislel- 
liii"  vail  den  Haagsclieii  Kuiislkriiig  decil 
hij  zijii  debiiut,  waarbij  een  liipliek,  Pol 
de  Mont  en  faniilie  vooislellende,  een 
damesporlrcl  en  een  vioolspelende  jonge 
man,  liet  meesl  de  aandacht  trokken. 

In  de  li'ipliek  was  een  zekere  eenvouil. 
een  naief  bekijken  van  de  liguren,  die  iels 
piiniiliel's  liadden,  door  de  at'wezigheid  van 
al  wal  naar  chique  zweenide.  De  kleur  was 
niet  slerk,  i)ijkoinsti«,  voldoende  oni  ecliler 
de  bcdoelin<>  van  den  scliilder,  oni  vooral 
waar  en  eeiiijk  Ic  zijn,  Ic  schiagen.  Hel 
damespoilrei  van  een  of  andere  frenle  nil 
s  Heitogenbosch  had  al  een  slicvi'ii  naar 
voornaamheid,  en  was  minder  echl. 

De  musicus  l)ezat  een  andeie  eigenschap 
van  dezen  meesler,  de  neiging  voor  liet 
myslieke,  voor  het  spiookjesachlige.  Hit 
gevoel  voor  liet  bovennaluni  iijke  wasecliter 
nieer  buitenkanlig  dan  dal  het  als  kern  aaii- 
wezig  was,  en  wekle  de  verdenking  op  van 
coqnetteeren  met  niet  doorvoelde  gewaar- 
wordingen,  gaf  den  sentinienteelen  maker, 
in  phiats  van  den  scliilder  van  sentiment. 
Al  die  neigingen,  toen  in  den  schihiei' 
aanwezig,  zijn  tot  heden  gcbleven.  De  een- 
voud  lieeft  hij  beliacht  bij  zijne  teekeningen, 
die  als  zij  onbevangen  het  model  weer- 
geven.  lot  zijn  voornaamste  werken  muelen 
worden  gerekend.  Helaas  dat  hij  vaak 
ollerde  aan  den  heerschenden  smaak,  dal 
hij  vooral  in  zijne  olieverfporlretlen,  niet 
de  leider  der  mondaine  wereld  was,  niaar 
door  haai-  gebracht  werd  tot  allerlei  zoeligs 
en  lievigs,  waardoor  dan  een  geflattecrde 
beeltenis  ontstond,  waar  alle  karaklor  nil 
verdween. 

Dan  werd  hij  de  photograaf  a  la  mode, 
niaai'  nicer ook  niet,  die  er  op  allerlei  inanier 
/iJMc  nKiiiic  voor  hel  myslericuse   bij   le  pas 


liaall.  om  een  achtergrond  tot  iels  le  bren- 
gen,  dat  met  de  geestesgeaardheid  van  den 
geportrelleerde  in  verband  moel  slaan. 
Daardoor  Uwani  een  scliijn  van  onwerke- 
liil<liei<l.  die  als  een  parfnni  de  figuren 
oniluildc.  en  een  s|)rookjesachligen  loover 
bedoelde  le  wekken.  Het  is  eeliler  als  bij 
een  looneel  over  daj',  waar  de  coulissen 
den  achtergrond  xoinicn,  niaar  waar  geen 
abslractie  den  loeschouwer  nieevoerl  in 
een  andeie  wereld.  Als  scliilder  beoordeeld 
is  van  Welie  le  zwak  van  draagkracht.  Zijne 
verxen  zijn  niet  krachtig  genoeg  aange- 
braclil,  zijn  peinlure  is  te  slap,  en  kaii  door 
een  correc.e  leekeniiig  iiiel  uit  de  kleur  van 
een  acadeniieslndie,  als  zijn  Romeinsclie 
Keizer  bier,  konuii.  De  scbildering  is  niel 
positief,  niel  sniijdig,  de  kleur  flauw  en 
onbeduidend.  Ware  de  leekeniiig  niet  zoo 
verzorg<l  en  de  vorni  niet  zoo  gekeiid,  over 
dezen  knnslenaar  ware  niet  veel  le  zeggeii; 
de/.e  qnalileilen  redden  hem,  al  geven  ze 
hem  nog  geen  leclit  op  het  succes,  dat  de 
groole  wereld  zoo  gaaine  geeft  aan  hem, 
(lie  liaar  in  licl  gevlei  weel  le  komen. 

^•>  ^9t  i6,fi  -:g,f5  g,»S  '$^9t  ^9i  ^9i  ^#5  ^#5  ^•i 

WILLHM    C.    HIl'    HIJ    BIESING  jC^   Rip 


beliooi  I  lot  dal  geslaclit  van  schilders,  wier 
beslaaii  niel  denkbaar  is,  zoiider  de  groote 
Haagsche  school.  Hel  zijn  die  volgelingen, 
die  niel  slrikl  de  werken  van  huiine  meesters 
copieeren,  niaar  die  zoo  doordrongen  zijn 
van  de  principes  van  hen,  dat  zc,  in  huniic 
werken,  deze  steeds  herhalen.  Vandaar  dat 
liunne  doekeii  uiterlijk  dan  ook  zooveel 
liebhen  van  die  hunner  illustre  voorgangers. 
Waar  Bip  vroeger  nog  al  aan  de  strooperig 
bruine  kaiil  zijne  verven  iiiengde,  daar  is 
(lil  euvel  llians  vcrdwenen  om  plaals  te 
niaken  voor  een  Weisenbrucli-achlige  blond- 
held  inheteene  dock  of  ecu  (iabriel-achlige 
piltigheid  in  een  aiider.  Rigen  is  hij  het 
meesl  in  de  onbevangen  geziene  studies  uit 
Tyrol,  die  veel  zuivcrder  den  maker  verte- 
geiiwoordigcn  dan  zijne  andere  werken. 
Mel  Schiedges  lieel'l  hij  genieen  het  lialf- 
shichligc  van  dan  eeiis  Du  (Ihatlel,  dan 
eens  Roclofs  of  een  aiulere  bekeiule  voor- 
ganger  le  schijnen,  wat  waarschijnlijk  in 
veibaiid  slaal  niel  deii  olsch  van  den  Kunst- 


KUS'STBERICHIES  —  (IT  DES  flAAd  -  iUJ  liOTlElWAM 


haiuk'l.  Wij  blijven  dil  bejjnnniuicii,  wiiar 
Hip  ill  zijne  Tyroolsclie  laiKiscliappeii 
zoiuicr  vo()i'l)eel(l  voor  ooj^cn,  zoo  synipa- 
Ihieke  resiillateii  wisi  le  bereilun 

J.  C.  W.  COSSAAR  IX  .  I^SHKR  SURHI-.Y  « 
•♦-y  Het  iiieesl  lieel'l  ileze  keiUenscliildei' 
•^cmeen  met  Bauer.  Dezelfde  visioiiaire  kijiv 
op  lie  liooge  heukeii,  waar-  heel  klein  de 
iiieiiscluMima.ssa  zich  beweegt  lol  eeii  pro- 
cessie  mel  liel  Allerheiligste.  Zijn  lielil  en 
(loiiker,  zijn  composilie  ze  zijii  leiii^  Ic 
viiulen  in  dc  clsen  van  Rauer,  die  eciilei- 
meer  mj'sleiie  zag  in  de  groote  kalhedialeii, 
die  nieei'  nil  de  materie  zijn  drooni  wisl  le 
f^even  De  sloruildrukkini*  bij  C.ossaar  is 
zwak,  de  voordr^iebl  niel  zonder  voornaani- 
lieid,  de  scliilderij  noi;  le  vecl  in  de  veil' 
j^ebleven.  Daardour  onlslaan  oinninj^enanie 
dililen,  die  niets  uildi"id<ken,  en  de  inalerie 
een  kuikaehlif<  aanseliijn  geven.  l-"en  leniger 
penseeIvoeriii<<,  een  nieei' expressieve  leeke- 
ning  ware  le  wensciien  bij  dezen  artiest, 
wieii  het  niet  niangell  aan  sloute  pliantasie, 
maar  vviens  kraciil  lol  nilbcelding  luel  giool 
genoeg  is  cm  deze  naai  lieliooien  le  sclwa- 
gen.  Ken  iidenser  simile  dcv  ondeideeien 
zoudeii  een  gewensclile  kennis  Uumien 
biengen,  zonder  vveike  liet  niel  niogelijk  is 
hel  overweldigende  van  een  (lodsluiis  le 
benaderen. 

I).  RAUIV,  R1.I  K1J-;YKAMP  >c».  Van  bet 
trio.  Van  den  Heig,  Goedviiend  en  Bautz 
lijkl  niij  de  laalsle  bezig  le  zijn  zicli  alle 
scbeiden.  I^enzell'de  beliandeling  der  \eil', 
hel  geljiiiiU  van  lenipeia,  liel  geven  van  een 
oud  aspect  aan  linnne  vveiUen,  waardooi- 
deze  op  aniieke  schilderijen  ^clijUen,  deze 
eigenscha|)pen  vereenigden  lien,  en  gaven 
liun  een  apaile  plaals  onder  de  niodernen. 
liij  li:iulz  iiebben  zijn  jongsle  vverkcn  niel 
nieei-  dal  dieplonige,  dal  donkeie,  waar  in 
de  enKiihiehlige  pAle  zoo  heerlijk  de  roodeii 
konden  llonkeren,  inaar  waai-  ook  zoo 
dikwijls  het  levcn  vcrslolde  dooi'  slroeve 
pcnseelstreek.  Zijn  hindschappcn  van  nu,  de 

uroote  vrouwensludies,  ze  vcr  I jen   llians 

mindei-  gebruik    van    glacis    en    vcinis,    een 


le\cndiger  aspect,  door  sinijdiger  scliilde- 
rinj;.  Daardooi  Uonil  zijn  scliildei  werk 
diclitei  bij  dal  \an  Van  der  Maarei  le  slaan, 
al  heell  iiij  in  dc  leeUening  nog  groole 
lekorlkoniingen  hchondcn.  XOoral  de  pro- 
jiorlies  zijn  bedenkelijk,  de  handeii  legiool, 
een  hool'd  le  zwaar,  heell  een  lichaani  geeii 
corps  genoeg.  We  gelooven  echtei-,  dal  deze 
jonge  man  wel  deed  liet  spoor  te  verlateii, 
dal  dreigde  dood  te  loopen,  om,  op  een 
nienwc  ingeslagen  weg,  zijn  talent  lot  levens- 
valbaaider  nilinf^cn  Ic  onlwikkelen. 

(i     I)     (iHATAMA. 

^•^  '^9i  ^#5  cft»5  ::ff,9i  ^.pt  ^9>  ^9i  '.^Pi  $t,»5  ^•'. 

n  D  a  UIT  ROTTERDAM  D  dd 
AAr\vi-;i:FSKi,s  /l^  Nu 

licl  vaslslaal  dal  de  bui- 
lcn;^einecii  schoone  col- 
Icclle  Ikalweel'sels,  door 
dcii  zendeling  Di'.  Wie- 
Icnga  nil  .Soemba  meege- 
lii  aclil.  in  ons  land  blijf'l 
(Museum  \an  Land  en  Volkeukuude  te 
Rollerdain)  lijkl  liel  fillcszins  gewensclit  er 
in  dil  knnsllijdschiit'l  de  aandacht  op  le 
vcsli^en  Want  waarlijk.  niel  alleen  uit 
ethnogiaphiscli  oogpunt,  (loch  wel  zeer 
slellig  nil  een  algemeen  belang  van  decora- 
lieve  kunsto|)valling  zijn  deze  ikatweersels, 
schalleii  van  schoonheid  en  originalilell. 
Als  voorbeelden  van  kleurschikking  zijn 
ze  allereerst  te  roemeii  in  huii  gamma  van 
biuin  lol  lerracollarood,  waariii  een  enkele 
maal  een  doorgloeid  purper  zich  mengl.  En 
hel  verwondeilijkc  is  dal  deze  doeken  van 
grol  kaloenen  diadiii  vcivaardigd,  juist 
door  die  klcnrschikkin;i,  een  indiuk  maken 
als  van  zwaai  soepel  I'erzisch,  dal  zij  de 
mooislc  gamma's  van  hel,  om  kleurprachl 
zoo  gczochlc  iiochhara  oproepen.  Belialve 
aan  Perzlsche,  kan  men  aan  de  miodcrne) 
Zweedsche  natuurverfslod'en  deiiken.  I)e- 
zcll'dc  beschaai'de  tonen  en  tusschentinten 
\an  dc  planlaar'lige  verl'slofren  vindl  men 
in  deze  doeken  van  den  oubescliaalden 
Soembanecs,  alleen  is  de  iialiiurinensch  nog 
krachliger  in  zijn  kleuruildrukkitig,  leven- 
dl;;er,  men  zou  mogcn  zeggen  :  geesliger  in 
dc     (Mivci  wachlhcdcn    van     dc     lonlraslen 


80 


KUNSTBERICHTEN  —  VIT  ROTTERDAM 


welUc  hij  f^eefl.  Kn  onveiwnclit,  geesli}<,  duf 
iiocli  iirf^eslelen  is  de  oninmeiiliek,  wnnrniee 
(li"zc  wcelsels  zijri  veisiprd  \';iii  kninkU'r 
/iji)  ze  zepr  verscliilltMid  van  dt'  meei'  nl>>e- 
iiieen  bekendo  wccl'scls  uil  Java  en  Siimalia. 
]'.r  zil  inecr  pil.  rneer  leel'krachl,  iiieci' 
iKilinn'li{klK>id  en  sponlaiie  schoonlieidsziii 
ill,  ii'ii  verblutlende  durf,  eeri  gioot  zell- 
vi'rlrouwi'ii  in  lici  \  crwerken  van  de  nieesl 
uileenloopcnde  inolieven,  voornanienlijk 
di'ze  aaii  de  dicienwereld  ontleend.  Docii 
o|)  een  eiikele  dei  doeken  vindl  men  in  een 
illusievol  gewaiicl  van  gekleurde  diaden 
den  mcmnmenlalen  spiegel  dei'  oude  drie- 
inasteis,  verbeeld.  lui  hoe  prachlig  zil  liel 
gcvoelvan  indi-nk\vekkeiidlieid  hieiin  !  Men 
voelt  welk  een  onlzellenden  indi-uk  zulk  een 


schip  met  vol  luigage  in  den  Soembanees 
lieefl  gewekl.  En  juist  in  hel  onduidelijk 
iiouden  van  hel  l)eelil,  lijkl  liel  schemerig 
\  ei-dwijneii  van  zulk  een  indrukwekkend 
gevaaric  aan  den  zeeeiiulei'  le  zijn  weer- 
gegcven.  Over  deze  zeldzanie  coUeclie  ikat- 
weol'scls  zou  heel  vvat  le  zeggen  zijn.  HIk 
niolitl  eriii  verwerkl.  vaji  den  boom  mel 
gesnehle  koppen  lol  de  visch  en  mensch- 
voiinen  loe,  zou  ecu  besludeering  waard 
zijn,  l-ji  juisl,  wal  in  ornamenliek  zoo 
l)elaiigrijk  is,  de  groei  van  een  ornament,  de 
gang  van  zuiver  naluralisme  lot  de  strakste, 
slrengsle  slijl,  waariii  de  naluurvorm  in  zijn 
enkele  meest  keniachtige  lijn  leeft,  is  in  deze 
doeken  als  in  een,  nog  van  leven  vol,  docu- 
ment l)ijeen  ! 

Alb.  i)k  Haas. 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


LKXPosrrioN  hi-:tiu)si'i:(:tivi-:  di-;  sa- 

RAGOSSH.IWS  JTI<:XTK  HISTOIUQUl-:  HT 
CRITigUl-:  PAR  H.  BKRTAUX  t.  I'-\HIS  KT 
SARAC.OSSK,  1910  /C-»- 


lie  iiiei'sl  bclaiigi  ijkc  iii- 
/.eiidiiiij^cri  op  de  lenlooii- 
stellii)}^,  (lie  in  1908  le  Sa- 
ragossa  f^ehouden  werd; 
als  (laai  /.ijii  :  schilderwerkeii,  niinialuren, 
la|)ijU'n,  pricslerlijUe  gewaden,  beeldhouw- 
weik,  vooiweipen  van  f»oudsmeedkuiisl  en 
in  email,  voor  liet  meerendeel  uit  kerken  le 
Saragossa  en  andeic  sleden  in  Aragon  al- 
komstig. 

Op  liet  nul  van  een  deigelijke  uilgavc  Uaii 
niel  genoeg  nadrnk  woideii  gelegd  :  kunsl- 
sclialten  in  Spanje  zijn  slechls  met  nioeilc 
locgankelijk,  lietzij  omdal  zc  meeslal  in 
kleine  plaalsjes,  geheel  van  den  begancii 
weg  al',  le  zoeken  zijn,  hel/.ij  onidal  ze  in 
dnisleie  kapellen,  bijna  geheel  onzielilbaar 
bliivcn  (il'ilat  ze  in  kaslei;  en  kislen  liggen 
le  veigaan,  waarnil  ze  slechls  hij  nilzonde- 
ring  le  voorschijn  gehaald  worden.  lie!  is 
enkel  op  leiitoonslellingen  als  bovenge- 
Moenide,  dat  men  ze  besludeeren  Uan  en 
gelcgenheid  vindi  oni  ze  le  reprodneeei  en 
en  hel  vail  le  belrenien  dal  deigelijke 
exposilies  in  Spanje  zoo  zeldzaam  zijn  ;  se- 
dcr-t  die  van  1892  to  Madiid,  was  er  geen 
zoo  belangrijke  gehouden. 

I)e  moeilijkheden  oni  zich  le  docnmen- 
teeii'ii,  die  dc  hisloriens  blj  elken  slap  onl- 
moel,  doen  ons  verslaan  waaioni  men  eersi 
onhings  is  begujnicn  om  op  oicUlijke  en 
syslcmatisrhe  wijs,  de  kiinsi  in  Spanje  le 
besludeeren    Kail  .lusli,  wiens  eei  sle  ondei  - 


zoekini^cn  hunger  dan  dcrljg  jarcn  opklim- 
meii.  is  (le  ccisle  j^eweesl,  die  zich  aan  deze 
sindiccn  \\  ijdde.  In  de  laalslc  jaren  zijn  er- 
eclilcr  in  Spanje  zelC,  mede  verscheiden 
(iiKieizoekeis  opgeslaan  als:  (icslosoy  Perez 
le  Sevilla,  Sanpere  y  Miguel  le  Rarcelona, 
Hernele  en  C.ossio,  schrijvers  van  belang- 
rijke mond^ralieen  ovei- Velasquez  en  (ireco. 
hcbben  er  loe  bijgedragen  oni  zekcre  pun- 
len  in  haar  kunslgescbiedenis  o])  le  helde- 
ren ;  doeli  niemand  heel'l  ijveriger  deze 
geschiedenis  besUideeid  en  een  beter  kijk 
op  hel  geheel  er  van  gegeven,  dan  Emile 
Berlaux,  hooglceraar  aan  de  universileit  le 
Lyon,  in  zijn  Knnslgeschiedenis,  die  onder 
hel  opperloczichi  van  den  beer  A.  Michel 
werd  uilgegeven,  lerwijl  de  nolas,  die  hij 
aa[i  iedere  |)laal  in  hel  Album  loevoegde, 
even  nauwkenrig  zijn  als  suggesliel'  ;  zij 
bepalen  tijd  en  plaals,  gaan  de  bronnen 
na,  waaruil  hel  werk  onlslond  en  geven 
ons  alle  mogelijke  verlangde  inlichlingen. 
Die  hislorische  nolas  zijn  des  te  nood- 
zakelijker,  aangezien  de  kunst  in  Spanje  lol 
in  i\i^  Iweede  helfl  der  xvr'  eeuw,  bovenal 
recepliel'  is  geweesi,  en  benrlelings  den 
invloed  van  Frankrijk  Vlaanderen  en  llalie 
heel'l  onderj^aan.  l-"eii  aanzierdijk  aanlal 
werken  nil  den  vreem<le,  werden  in  hel 
Sehiereihind  binnengevocrd  en  Spanje  blijl'l 
dan  ook  een  gou<lmijn  van  knnslsehallen 
vooi-  den  onderzoeker,  vooral  wal  Vlaam- 
sehe  sehilderwerkcn  en  Vlaamsche  lapijl- 
weel'kunsl  helrcl't.  De  lenloonslelling  le 
Saragossa  legde  voldoende  geliiigenis  voor 
i\^-/xn  invoer  en  dezen  invloed  al'  !  Vooral 
nierkle  men  er  op  een  Drielnik  van  I  IKil, 
een  Aragoneesch  werk,  dal  een  dnidelijke 
oveieenkomsl  veiloonde  niel  de  IVansch- 
vlaamsche  minialnien  nil  den  lijd  van 
Karel    \'l,     letwijl    I  wee    paneelen    nil    hel 


BOEKEN  S:  TIJDSCHRIFTEN 


iiiitiden  (Icr  XV  eeuw,  ecu  iiuliicct  Vl;i;\iii- 
sclien  invloed  verraiieii  door  Uissclieiikomsl 
villi  (ieii  Valeiicijnsclien  meeslcr  Jacomsirl 
Haco,  (lie  le  Napels  ontier  Alfonso  Y  gewerkl 
heel'l.  Ilel  zijii  kleiiie  pancelljes,  fijn  als 
luinialuicLi,  fragnieiiteii  van  eeii  veclluik, 
voor  Isabella  la  C.alolica.  door  Uerlaux 
locijeschreven  aaii  Jiiaii  de  Flaiides  (.Ian 
vail  Vlaaiideieiii  den  veivaardiger  van  !k'1 
allaarstuk  in  de  Callicdraal  le  Valencia  (.'ii 
dat  door  de  landsclia|)i)eii  met  groote 
boonicn  en  de  een  weinig  weekc  beliande- 
ling  van  bijna  al  de  liguren,  op  een  leerling 
van  Gerard  David  scliijnl  le  duiden.  Verdei 
was  or  een  schoone  Verkondiyinn,  nil  Mcni- 
lings  werkplaals  afkonislig,  Iwee  dubbel 
luiken,  loegeschreven  aan  <le  Anlwerpsche 
school  van  bet  begin  dei-  xvi>'  ecnw.  waar- 
van  liel  nicest  opnierkelijke,  voorslelleiiii 
ceil  ViikoiuU(jing,  SI.  .hiii  de  Hintiu/clisl  op 
Pathmos  en  een  SI.  Ilieroiujimis.  een  e'lgeii- 
aardig  voorlbrengsel  is  van  dat  nog  allijd 
oiivoldoend  bestudeerde  tijd vak  in  de  Xeder- 
landsche  kuiist,  toen  ile  scliilders  aan  t 
zoeken  waren  naar  een  veigelijk  lusscben 
de  overgeleverde  voinien  der  xv'  eenw  en 
die  iiieuwe  schoonlieidsleer.  die  door  de 
Italiaansclie  Renaissance  was  aangebracbt. 
Dan  nog  een  Getijboek,  van  liet  begin  deixvr 
eeuw,  dal  voor  Juan  Hodrigues  de  Fonseca, 
bisschop  te  Valencia,  verlucbt  werd  en  dal 
degrootst  mogelijke  oveieenkonist  verloont 
met  bet  liremtrUiiii  Giinuiiii.  een  reeks  tapijt- 
weiken-uit  Vlaanderen  of  bet  Noorden  van 
Fraiikrijk  uit  de  xv  of  xvi'-  eeiiw,  deel  nit- 
makeiul  van  de  rijke  veri^ameiingen  in  de 
catliedraal  eii  de  O.  L.  Vr  te  Saragossa, 
waaroiider  we  vooral  de  oudsle,  nil  de 
eersle  jaren  der  xveeuw  moelen  veriiiel- 
den,  met  looneelen  uit  tleii  Liidensweg,  die 
nauw  vciwant  zijii  aan  de  tapijtwerken  uil 
de  Doornikscbe  (Catliedraal  en  leveiis  een 
heel  iiiooi  sluk  uil  bet  begin  der  xvi'^  eeuw. 
(le  liekronimj  van  de  Maagd.  uil  een  Hrus- 
selsche  werkplaals  afkonislig. 

Ik  lieb  bier  bijna  uilsluilend  Vlaanisclie, 
of  Vlaamschen  invloed  verradeiKie  werken 
gciioeniii,  onnhil  de/.e  den  groolsleii  invloed 
op  de  Uniisl  in  Spaiije  iiilgeoelend  liebben. 
(lofli  liil  MJIunii  reproduceerl  ook  nog  een 
aaiilal   aiideie.  die   men   met   belaiigstelling 


beslndeei  I,  van  af  de  werken  uit  den  Hyzan- 
tijnscben  en  Moorscben  tijd  tot  aan  de  sUik- 
ken  van  Goya  toe.  Deze  behoorcii  tot  de 
meest  moderne  werken,  die  op  de  lentooii- 
stelling  le  viiiden  waren  en  waarvaii  de 
kunsl  der  xviir-  eeuw,  de  uiterste  grenslijn 
gelrokken  bcefl.  J.  Mesnh.. 

S*  ^ti  ^9i  fftfi  ^9^.  ^9i  ::^9>.  ^  '^  ^^9i  cftt^ 

HKVUI-:  1)1-:  L  ART  ANc.iKN  i:t  MODHRNK 

(Septi-.mblk)  /'-^ 

Andre  Deganois  verbaall  lioe  door  C.arel 
van  Maiidcr  jjesclircveii  Duiiui'  van  Ilendrik 
Goll/.ius,  welke  iia  de  veiling  van  der  Dussen 
in  1774  verdweeii,  in  1899  in  de  Galerie 
Georges  Felit  te  Parijs  deelmaakle  van 
de  veiling  Talleyraiid-Valen?ay-Sagan,  om 
daarna  onopgenierkl  weer  le  verdwijneii, 
nu  lerecbt  kwam  in  de  verzameling  van  den 
beer  Cliabert  te  Fai-ljs.  «  Men  moel,  zegt  de 
beer  Degarrois,  in  dit  werk  niet  zoeken  de 
gepassioneerde  poezie  iioch  de  lyriscbe  emo- 
tie  van  de  Danae's  van  Titiaan,  niaar  ze 
eenvoudig  bcwonderen  omdat  ze  goed 
gescbilderd  en  bebeiidig  samengesleld  is... 
De  mooie  facluur  van  deze  liggeiide  vrouw, 
zal,  meenen  wij,  doen  oordeelen  <iat  de  bijna 
oiibekende  Danae  van  den  groolen  HoUaiid- 
scbeii  plaalsnijder  verdiende  te  wordeii 
bestudeerd,  afgezien  nog  van  bet  kleiiie 
kuiislbistoriscbe  problenia  waarvan  bare 
berverscbijning  de  oplossing  bracbt.  •■ 

Ri;VUI-:  DK  L'ART  CHRETIKN.  (Mei-Juni). 
In  een  opslel  over  de  xv  ceuwsclie  schil- 
derkunst  in  Savoye,  bescbrijlt  Conrad  de 
Mandacii  een  scbiideiij  nil  bet  museum  van 
Gliambery,  vooislellend  het  Laalsle  .ii'oiul- 
nutal.  geleekciid  Godefroy  1482,  uilgevoei<l 
voor  de  familie  Roiiivard  de  Mareschal.  en 
waarinbijeen  nieiigeliiig  ziet  van  Vlaanisclie 
en  Italiaansclie  invloedeii. 

$>*  cft*s  $,•'•  &^-  ^^-  ^^-X'.^-'jk^  S,*  %^^*^ 
TIIK  RlRLINGlON  MAGA/.INH.  (Aro.- 
Sei't.-Octoh.)  /C^ 

(Ihrislux  en  de  oiHTspeli<ie  Vroiiir.  loege- 
schreven aan  Hem  bra  11(1 1,  dalsindsde  veiling 
vail  Marlborough  House  door  vile  bandeii 
giiig  en  lerecbt  kwam  in  de  verzameling 
Weber  le  Hamburg,  werd  oiilangs  le  Herlijn 


BOEKEN  tt  TIJDSCHRIFTEN 


verkocht  voor  40.000  mark.  Dr.  Hofstede  lie 
Grooten  Prof.  Woermann  beschouwdeii  liel 
als  eeii  echte  Rembraiult.  Dr.  Breciius  is  van 
een  ander  gevoelen.  Hel  Uan  ook,  volgens 
hem,  niet  hel  werk  zijn  van  een  leerliii;^  van 
Rembrandt,  maar  veeleer  een  van  die  ver- 
valschingen,  welke  in  de  eersle  helft  van  de 
xviii'^  eeuw  Udrijker  waren  dan  men  (h)or- 
gaans  vermoedt. 

De  Parijsche  knnslhandelaar  F.  Kieinber- 
ger,  (lie  hel  aan  Rembrandt  toegeschreveii 
schilderij  Onde  Vroiiw  die  een  vogel  pliikl,uH 
de  verzameiing  Levaigneur  aankoclit  voor 
£  20.900,  weeriegl  de  beweringen  van  Dr. 
Bredius,  die  in  The  Burlinf/lon  Magazine  \a» 
,Iuni  11.  de  echtheid  van  dil  schildei  ij  in 
twijfel  had  gelrokken. 

In  het  SEPTEMBER-nummer  geefl  Dr. Bredius 
toe  dal  de  vogel  zelf  van  Rembrandt's  hand 
is,  doch  hel  overige  en  vooral  het  gelieele 
figuur  van  de  oude  vrouw  slechts  van  een 
leerling  van  den  Meesler.  Hetgeen  door  den 
heer  Kleinberger  alweer  heftig  word  I  legen- 
gesproken. 

Albert  van  de  Put  betoogt  in  het  zeit'de 
nummer  dat  het  porlret  van  een  edelman  in 
de  Dulwicb  gallerj',  en  dal  door  de  meeslen 
aan  van  Dijck,  door  anderen  aan  Rubens 
wordl  loegeschreven,  moet  aanzien  worden 
als  de  beeltenis  van  een  prins  van  Savoye 
iPhiliberl '.'),  zijnde  een  werk  dal  men  wist 
door  van  Dijck  te  zijn  geschiiderd,  maar  dat 
men  sindsdien  verloren  meende. 

Van  Mrs.  John  Hungeri'ord  PoUey  is  even- 
een.s  in  hel  Seplembernummcr  een  beknopt 
overzicht  van  de  verzameling  kanten  in  de 
koninklijke  Musea  vooi-  Versicrings-cn  Nij- 
verhcidskunslcn  te  Brussel,  dil  naaraanlei- 
ding  van  hel  praclitwerk  van  den  heei- 
hoofdconservator  K   van  Overloop.  ') 

Zeer  belangrijk  is  de  vondst  welke  de  heer 
(leorge  Hulin  de  Loo  mededeell  in  hel 
OcroBEH-imnmier  van  dil  maandschrif'l.  Hen 
allaarsluk  in  het  Kaiser  Friedrich  Museum 
te  Berlijn  (No  526  ,  en  voorslellend  De  Gi/I 
uan  Calmpllwnl,  werd  door  hem  herkend  als 
zijnde    een    werk    van    (iosewijn    van   der 

(I)  Detilellen  anciennen  dea  Musiea  ioj/hii.i  ile.\  Aih  ilOni- 
ralifK  at  iniliiHlrirh  d  Hruxeltes,  par  K.  van  l)\ciloi)|), 
conservalcur  uii  cli<!f,  l)nixelle!i  ;  (i.  vuii  Oust  <;l  ('.-  (■di- 
Ieur>.-I20frs. 


Weyden,  den  kleinzoon  \  an  Rogier.  vvaarvaii 
lot  nu  toe  slechts  zeer  weinig  schlldersluk- 
ken  bekend  waren,  o.  :i  l)e  Legendc  van  Ste 
Diiniphna.  vroeger  in  deabdij  vanTongerloo, 
sinds  korten  lijd  in  bezit  van  den  heer  Fred. 
Miiller  le  Amsterdam.  Het  bedoelde  sluk  te 
Berlijn  werd  geschiiderd  omslreeks  1512,  en 
slell  voor  de  H.  Maagd  gekroond  en  met  hel 
.lezuskind  op  den  linkerariu,  slaande  voor 
cene  {lra|)erij  inetn  landschap.  Voor  haar 
knielen,  aan  de  eene  zijde,  een  edelman  in 
voile  wapenrusling,  achler  hem  een  jonge 
man  in  t  rood  gekleed,  aan  de  andere  zijde 
de  vrouw  van  den  eilelnian,  houdende  beide 
in  handen  verkleinde  stukken  grond  met 
boomen  bedekl,  de  symbolen  der  gill.  De 
wapenschilden  duiden  aan  Arnold  van  Leu- 
ven  (+  1287),  bondgenool  der  hertogen  van 
Brabant,  en  zijne  vrouw  Elisabeth  van  Breda  ; 
dil  is  echter  hel  gevolg  eener  verwarring 
met  de  ecble  schenkers  van  Calniplhoul,  een 
groote  streek  die  aan  de  abdij  van  Tongeiloo 
gegeven  werd  meer  dan  een  eeuw  vroeger 
door  ArnuH'us  Brabanl  (of  Brabanlinusi  en 
zijn  zoon  Arnulf,  voor  een  gedeelte,  en  door 
Bemerus  van  Riseberge  voor  het  andere. 

Dat  hel  schilderij  hel  werk  van  Gosewijn 
is,  word!  zonder  twijfel  bewezen  door 
verschillende  beschrijvingen  der  xvu'-'  eeuw. 

De  beer  Hulin  de  Loo  kan  eveneens  de 
hand  van  Gosewijn  van  der  Weyden  her- 
kennen  in  verschillende  andere  stukken, 
wanrvan  het  voornaamste  en  het  meest 
gekende  is  het  drieluik  van  de  //.  Calharina 
liuislende  met  de  wijsgeeren  (verz.  Fred, 
(jook,  Richmond). 

Meesl  alle  deze  scliildeiijen  loonen  dal  de 
kunstenaar  zeer  beinvloed  werd,  dan  eens 
door  Quinten  Metsijs,  dan  weer  door  de 
bloeicnde  school,  vvaaraan  museuincalahi- 
gen  en  kunslliandelaars  doorgaaiis  iKii 
sh'chtgekozen  naani  van  Hies  lieclilen.  in 
welke  de  heer  Hulin  daaioin  noenien  wil 
de  /).s<'(if/o-/i/esi//.s-sclio()l.  Deze  scliilderslijl 
kreeg  zijn  bepaalden  vorm  in  de  eei  slejaren 
dier  eeuw. 

De  heei'  Hulin  behcnrl  hel  Icn  slolle  (hil 
de  Legende  der  II  Diiniplina.  hel  eersle  mel 
zekerheid  gedateerde  sluk  dal  le  Antwerpen 
in  den  aanvang  der  xvr'  eeuw  gescliilderd 
werd,  en  dcrhalve  voor  de  geschiedenis  dei- 


BOEKEN  Si  TI.IDSCHRIFTEN 


Antwerpsche  school  —  cii  ook  voor  die  v;\ii 
het  laiuischnp  viiii  zoo  grool  l)elaiio  is, 
geeiipiaatsmoclil  vindfiiiiiecinltT  Helgisclic 
imisca. 

;«^  5«'S  ^^  ^"^  '^"^  ^'S  ^"^^-^  ^'^^'^  ■'•^ 

111  L'ARTP:  (AcGUSTUSi  schrijll  Adolt'o  Ven- 
luri  aangaaiide  in  de  catliedraal  van  Gubbio 
en  in  liel  imiseo  del  Diioino  lo  Oivielo 
bewaardelvaznifelsen  borduiirwerken  welkc 
hij  deiikl  le  zijn  uitgevoerd  naar  teekeiiiiigen 
van  JusUis  van  Cieiil,  op  beskdliiig  van 
Frederik  van  Moiitelcilre. 

5«^^'5  '•^  ««^  '•^^  '•^'  ^  '*'&  '•^^  '•'^  '•^ 
RASSKGNA  1)  ARTK  (Jui.i)  beval  een  arlikcl 
van  Pierre  Haulier  over  nieiiwe  aanwiiislcii 
in  hel  imiseum  te  Rrussel,  nl.  van  Lucas  van 
Leyden,  een  Verzoekiim  van  den  //.  Anlonius 
(geschilderd  in  1511  loen  Lucas  ITjaar  oud 
was  !),  een  H.  Boodschap  van  den  Meesler 
van  Meiode,  een  Concert  van  Gonzales 
Coques,  een  Veiir.k  nnnr  dv  MarkI  van  Jan 
Siebereehls,  e.  a 

*^  <«^  '•'^  '•^  '^'^  ''*''5  ^^^  '•'5  ^'^  '•^  '•'^ 

ZKITSCHRIFT    I^T'R     RILDKNDI-;     KUNST 

(JUNI-AUGUSTUS)  ^-^ 

Wilhelni  Bode  geef'l  beschouwingeii  ovei- 
de  jonijc  Renil>i(nidl  en  zijn  nlelier  nl.  wal 
aangaat  de  vele  heiliaiiiigen  en  kopijeii  van 
Renibiandt's  vveikeii,  dcels  door  lieni  /.ell, 
deels  door  leerlingeii  als  Hoi,  Don.  van 
Beyeren,de  Poorter,  Flinck,  e.  a  uitgLvoeid. 
dil  naar  aanleiding  van  een  porlrel  van  den 
zoogeiiaamden  vader  van  Rembiaiidl,  oii- 
langs  bij  Clirislie  te  Louden  door  den  lieer 
•Julius  Rochler  le  Miincheii  voor  ~  2  0 
guinjes  aangekoclil,  een  waarvaii  een  zeer 
overeenslemmend  origineel  zicli  iiidegaleri] 
S.  Neumann  le  Louden  bevlndl. 

In  de  nuinmers  van  Mei  en  AugiisUis  lieel'l 
Wilhelni  R.  Valenliner  hel  over  </('  scliildc- 
rijen  van  Rubens  in  Amerika.  Rubens  is  in 
de  verzainelingeii  van  Amerika  veel  minder 
goed  vcrtegenwoordigddandeanderegroole 
meeslers  der  xvii'^^  eeuw  als  Rembrandl. 
Frans  Hals  en  Vcrmeer,  als  Velasquez  of  van 
Dijck.  40  schilderijen  van  zijne  band,  daai- 
oiider  ongeveer  'iO  schelsen  zijn  er  bekend. 
de  meesten  nog  nooil  besproken,  een  zeer 
klein  aanlal  in  vergelijkiiig  niel  helgeen  van 


hem  beslaal  in  Kuropa,  vvaar  voorzeker  nog 
ongeveer  een  lOOOIal  schilderijen  van  den 
kunsleiiaar  zijn  overgebleven.  Amerika  bezil 
',„  van  de  werken  van  Rembrandl  (+  80  op 
660)  en  van  Velasquez  (+  12  op  100),  </,;  van 
die  van  Frans  Hals  (+  50  op  300).  zeker  %  van 
die  van  Vermeer  (8  oi)  37i.  en  als  het  aanlal 
der  werken  van  van  Dijck  er  nog  niel  zoo 
aanzieiilijk  is  (+  -10  op  800)  dan  is  de  waarde 
van  de  schilderijen,  iil.  die  van  den  Ge- 
nueeschen  lijd,  des  le  hooger.  Dr.  Valenliner 
gcel't  bij  menigvuldige  reproduclies  eenc 
uitvoeiige  beschrijving  en  eene  volledige 
lijsl  van  meesl  alle  de  werken  van  Rubens 
die  den  Oceaan  overgingen,  en  girds  nu  de 
glorie     uilniaken     van     meiiige      prachlige 

galerij. 

A.   1). 

DIK  (iRAPHlSGllEN  KLINSTK  A*- 

De  Gesellschajl  fiiv  vrrviclfaltigendc  KnnsI 
(Wceiien  Luftbadgasse  17)  verzond  dezer 
dai^eii  zijne  uilgaven  van  hel  sluilen  des 
jaars  :  twee  nieuwe  atleveringen  der  Craplii- 
sclien  Kiinsle,  hel  vierdc  van  hel  viji'  en 
derligsle  en  hel  ecrsle  van  hel  zes  en  dertij;sle 
jaar,  lerzelfder  lijd  als  de  Jalvrsmui>i>e  en 
de  Premie  van  hel  jaar  1912. 

I)c  premie  beslaal  in  eene  nelooiide  els 
door  deii  Anlwerpenaar  Marlen  van  der 
Loo  :  Dannnveder  le  Mevhelen.  Hel  blad  is 
reeiis  door  zijn  formaal  (lieeldvlakle  44  X 
(iO  em;  karlonlbrmaal  70  X  HO  em.)  zeer 
gesohiki  oni  als  wandornaal  le  dieiien.  Ken 
ongcmeene  onderscheiding  vail  door  deze 
keus  oMzeii  joiigen  kunsleiiaar  leii  decl. 

De  Jahresniappe  leveri  over  hel  al>^enu-eii 
klcurige  prenlen  door  Weener  kunslenaars. 
.lozel'  Sloilziier  Icverl  Iwee  voorliellelijke 
houlsneden:  Ansdiii  Tancrn  vu  llocliiieltirfie 
ini  Winter  ;  Alois  llanisch  beeldcie  (///  .S(7i(»c;j- 
l>rnnn  nanielijk  de  Neplumusbron,  bewerkl 
lot  een  prachlige  lilliographie.  R.  Schwel;: 
ceil  Slonxikisili  lioercniinis  op  ecu  linoleum- 
dock. 

De  Iwcc  allevcriiincii  van  dc  (ir<ii>hi^clten 
Kiinste  bevallen  mel  de  mededecliiigcii  een 
kwislig  overvloedige  illuslralie.  Behalve 
lalriike  at'hecldiiigcn  in  den  leksl  zijn  er  niel 
iiiiiidei  dan   nencii  phileii   l>ijgcvoei;d,  ihuir- 


85 


BOEKEN  S:  TIJDSCHRIFTEN  —  PERSONALIA 


oiider  origineele  elsen  Viui  Allied  Cossniann 
Sir  Alfred  EasI  en  E.  J.  Boiidious.  Cossniann 
en  East  vvordcn  ook  groiulig  bespioUcii  in 
lien  leksl  door  Weixlgarnlner  en  A.  M.  Hind. 
De  elser  Hermann  Struck  schrijft  niet  enUcl 
over  den  beroeniden  Hollandsclien  elser 
Marius  Bauer,  niaar  lieeft  ook  dczes  porlrel 
voor  liet  lijdschril't  op  koper  geteekend.  Nog 
niogen  uit  den  inliond  van  liet  tijdschiit'l 
opgeleekend  worden  :  Hermann  Ubells  sin- 
die  owe;- afe  Worleleii  van  Aiiselm  Fciterbaclis 
kiinsi  iiiiel  de  welgclukte  kleurige  weer- 
geving  eeiier  liaiidlei-kening  des  inccsters,) 
liet  o|)slel  van  ecu  nieinv  boek  van  Carl 
Larsson,  eene  biographic  van  den  voini- 
snijder  Donat  Hiibsclmiaii  (-;-  1583),  kunst- 
berichten  uit  verschillende  sleden  en  landen. 

H. 

□  D  n  a  PERSONALIA  d  n  n  n 

!•:.  W.  MOES  T  /C-».  Onverwachls  overleed 
in  den  ouderdom  van  sleclits  48  jaar,  de 
heer  Ernst  Willem  Moes,  direcleur  van  s 
Rijks  Prenlenkabinet  in  liel  liijksninseum, 
geboren  le  Amsterdam  op  5  September  1864 

Na  enkele  jaren  le  liebbcn  gcsludeerd  aan 
de  Hoogeschool  van  Ainslerdani,  werd  liij 
in  1886  eerst  bijgevocgd  archival  is  te  Rot- 
terdam, daarna  bijgevoegd  boekwaarder 
aan  de  bibliotheek  der  Amsterdamsclie  Uni- 
versileil.  In  1898  werd  liij  onderdirectenr 
en  in  li)(),'{  direcleur  van  s  Rijks  Prenleiika- 
l)inet  benoemd. 

Zijn  groole  werkkraclil  bestccdde  de  heer 
Moes  vooral  aan  de  iiilbreiding  van  dit  kabi- 
net,  waarvan  liij  de  rijke  sclialten  vciopeii- 
baarde  door  het  inrichlcn  van  ilrieniaande- 
lijksche  tenloonslellingen.  Hem  alleeii  is  he! 
tedaiiken.dalde  belangrijklieid  dezerinslel- 
iing  in  ruimeien  Uiing  bekend  wenl. 

(leheel  alleeii  onderiiam  en  voltooide  liij 
lien  onivangrijken  arbcid  der  Iconoj/rapliia 
liatuva.  Daarenboven  scliiecl'hij  eene  sliidie 
over  Frans  Ilala,  sa  vie  el  sun  ivuvrr  en 
leverdc  de  teksteii  voor  een  aanlal  plaat- 
werkeii.  Met  Dr.  Abraham  Hredius  was  hij 
jareiilangredaeteur  van  het  degelijke  Uunst- 
hislorische  maandschrill  Ond-IIollanil.  Hij 
begoii  ook  het  deel  over  de  Nederlandsehe 
kunsteiiaais   van  hel   giodlc    Kiiiisliei-I.exi- 


.lAAK  liOSSEELS. 

kiin.  Ten  einde  dit  gedeelle  van  het  werk, 
dal  liij  ill  haiidschrift  heelt  achlergelalen, 
niet  te  laten  verloren  gaan.  beslaat  hel  iilan 
deze  aanleekeningen  voor  het  Fieiitenkabi- 
net  aan  te  koopeii 

De  licer  Moes,  door  wiens  alslerveii  de 
Nederlandsehe  wetenschap  een  gevoelig 
verlies  ondergaat,  was  tevens  heslunrslid 
van  verschillende  vereenigingen  lol  hel  ver 
breiden  van  geschiedenis  en  kiiiisl,  o.  a.  van 
hel  Koninklijk  (hidheidkundiii  (icniiiilschdp, 
van  Ainslc'lodannini,  van  ile  xereenigiiig 
licnibrandl,  en/,. 

5\»S  '5,fi  $,9>  ^pi  ^9i  -$,9^  ^9i  ^tj  fg,»5  ^9t  i^f^ 

.lAAK  IU)SSKi:i.S  t  /i.^.  Op  ■^  November  II 


overleed  le  Aiitwerpen  de  kunslschilder 
.laak  Corneel  Rosseels.  Hij  was  84  jaar  ouil. 
Rosseels  was  een  van  de  sympalbieksle 
limiien  van  de  inleressaiile  M'liildersgroep, 
\vell<i'  men  geniii'ind  lieel'l  c  de  grij/.e  school  •>, 
en  \v:iarvaii  hij  niel  Isidoor  Meyers,  Florent 
( J  aliei'ls  en  A  .1.  Ileymans  een  der  verdiens- 
lelijksle  verlegenwoordigci  s  was.  \'eel  Wiis 
hij  werkzaam  vooreeisl  in  de  slieek  der 
Dendei  vallei.    waai    iciii;;c  ji)n;^e   sehildeis 


PERSOSAUA  -    VAHIA  —  AMHACHTS-  EN  MJVEHHEIDSKUXST 


zicli  roiid  licin  sciKiniilcii.  Iu'lj;een  hem  den 
iininn  deed  verweiven  v;m  slielilei'  del 
Deiiderniondsche  seliool,  en  hiler,  door 
loedoen  van  Heynians  le  Weeheldei  zaiidi' 
in  lie  Antwerpsclie  Kcnipen 

Hij  was  een  der  ccislc  ljaaid)rekeis  van 
liel  plein-air  alliiei-,  ecu  der  eeisleii  oiii  at' 
le  bieken  mel  den  veisleenden  en  onniach- 
ligen  akadeniischen  sleui-.  Zijn  kunsl  was 
van  een  opiechle  ooisproidcelijkheid,  sini- 
pel-gezond  en  frisch-nalnurlijk.  Zij  biaclil, 
tezanien  met  die  van  Ciabeels  en  Heynians, 
de  klaarheid  van  licl  weelderige,  kleurige, 
wainie  iiclit  der  Vlaanische  eindeis.  In  zijn 
doeken,  leedei  gevoelde  inlerprelalies  van 
een  lijk  landscliap.  iiiel  de  loode  daken  als 
vurige  siiilels  flonkeiend  In  liel  gioen  en  liet 
gond  der  lilondc  akkers,  ol  van  de  Miperl)e 
lieurnis  der  paarseiie  Kempen  niel  luiii 
<lofgroen  sparrcnlool',  waail  de  zaclile  nie- 
lancolic  van  de  centonige  inaai'  locli  i  ijkc 
l)eko()ilijkliei<l  der  vlakten  met  haar  lage 
lioeven  en  mijmerende  vennen. 

Rosscels  was  een  bij  uitstek  gevoelig 
kunstenaar,  een  van  die  wier  geoefend  oog 
in  de  wisselende  aspeeten  van  het  land  een 
geduiige  verbeelding  zocht  van  eigen  inner- 
lijke  onlioerinj^.  Zijn  kunst  maakt  deel  van 
liel  beste  <lat  onze  zoo  vruclitliare  scliil- 
derscliool  sinds  de  laalste  vijt'tig  jaar  lieelt 
voorlgebraclit.  Moge  tevens  aan  zijn  niel 
onverdiendeii  roeni  van  talcntvol  scliilder 
gepaard  blijven  de  sclioone  lieiiiineiing  van 
een  iiilmunlend  menscli. 

.laak  Rosseels  was  li<l  van  liel  Akadeniiscli 

korps  van   Aniwerpeii,  eere-bcstniii'der  <ler 

K(»idnklijke  Akademic    van    Dendermonde, 

eere-inspecleni'  van  lict  leckenonderwijs  van 

s  Hijks  teekenscholen,  lid  van  den  vei  betc- 

ringsraad  van  het  teekenonderwijs,  ollieier 

der  Leopoldsorde,  enz. 

A.  I). 

D  □  D  D  D  D  D  VARIA  D  G  □  D  D  D  D 

-^-y  De  scliililer  luigeen  Lacrmans  lieet't 
aan  het  gemeenlel)eslnui-  van  St.  Jans  Mo- 
lenbeek  eene  soiii  van  (ilHIl)  IVank  geschon- 
ken,  met  opdrachl  le  cenwigen  dage  het 
kroos  daarvan  le  gebruiken  tot  liel  uilloven 
van  een  jaarlijkschen  prijs,  gezcgd  ■•  luigeen- 


Laermans-prijs  »,  toe  le  kennen  aan  den 
leerling  van  den  hoogeren  cursus  voor  schil- 
derkunsl  naar  het  leven,  wiens  gezamejdijkc 
werk  gedurende  het  schooljaar  zai  worden 
beoordeeld  alszijnde  het  meest  merkwaar- 
dige;  deze  prijs  zaI  bij  uitzonderiiig  kunnen 
vcrleend  worden  aan  een  leerling  van  den 
hoogeren  cursus  voor  teekenen,  bouwkunde 
of  boetseerkunst,  in  geval  de  werken  van 
den  hoogeren  leergang  vooi-  schilderkunst 
geheel  onvoldoende  mochlen  blijken. 
-t^ry  Na  de  lenloonstelling  der  werken  van 
wijlen  Isidoor  Verheyden  in  den  Kunstkring 
te  Brussel,  kwam  een  coniite  tot  stand  met 
liel  doel  de  nagedachleiiis  van  dezeii  hoogsl 
verdienstelijken  kunstenaar  te  vereeuwigen. 
Hit  coniile  heeft  iiu  beslolen  de  ingeza- 
nielde  gelden  le  besteden  tot  het  stichten 
van  een  «  Isidoor-Vei  heyden-prijs  »  aan  de 
Koninklijke  Akademie  voor  sclioone  kunsten 
le  Miussel.  Deze  prijs  zaI  ieder  jaar  worden 
toegekeiul  aan  de  beste  portretschildeiing 
geleverd  in  een  prijskamp  waaraan  zullen 
mogeii  deelnemen  de  leerlingen  van  de 
liguurklas,  weike  Verlieyden  tijdens  zijn 
leven  bestuurde. 

S^»b  iftfb  '$^  ^9i  ^9i  ^fj  ig,fb  ^9i  ^•i  ^fb  ^ 

□  DDGDDDa  AMBACHTS- 
EN     NIJVERHEIDSKUNST 

DHU(:KF.RUITUOU\V/0»  Xuopliel  (.(.gen- 
blik.  dal  wij  dil  schrijven,  allerwege  bet 
voor  en  tegcn  ten  aanzien  van  het  dooi-  hel 
ctdlcge  van  li.  en  \V.  der  gemeente  Amster- 
dam gedane  \(ii>rslel  lot  het  alstaan  van  de 
tuinruimie  om  liet  Rijksnuiseum  vooi-  de 
sljchting  van  den  z.  g.  tweeden  Druckeruil- 
bouw,  oveiwogen  wordt,  is  hel  niel  onaar- 
dig  op  te  merken,  hoe  van  de  zijde  der 
voorslanders  van  den  uitbouw  geoorcieeld 
wordt  over  de  archileklonische  waarde  van 
hel  Rijksmuseum. 

Men  zegl  namelijk  dal  de  jeremiades  der- 
genen,  die  zicli  sterk  kanlen  tegen  den 
bewusten  uitbouw,  overdreveii  zijn,  aaiige- 
zien  het  uilzichi  op  den  voorgevel  loch  in 
liet  geheel  niel  belemmerd  zaI  woi-den. 

Men  ziet  dus  het  Rijksmuseum  als  eene 
hocveelheid  zaien  en  vertrekken,  met  aan 
de  voorzijde,  voor  de  pronk,  een  voorgevel. 


A  MHA  CUTS-  EN  MJ I  EHIIEIDSK I  'NS  T 


Wij  acliten  liel  iiiel  ondiensliji  er  o|)  le 
vvijzcii.  dill  (ie  {iroolste  schoonlicid  van  den 
opsland  vmii  ci'ne  arcliilccloiiisclie  schc|)- 
ping,  alleriiiiiisl  in  /.ijnc  gevels,  docli  voor- 
namelijk  in  de  oiganisclie  ontwil<kcliiig  der 
bouwYornien  nit  eeii  liainionieus  geleeddc 
plallegiond,  gelegen  is. 

I^n  (lit  is  jiiisl  zijn  gioole  waaiiU'  als 
lamslwci  U,  dal  iicl  HijUsnuisenm  door  zijn 
bouwmeeslcr-  op  wei  kciijis  geniale  wijze  lol 
ccn  wonder  van  hai'nionieuze  voi  nionlwiU- 
l<eli[ig  is  gemaakt. 

Hel  groolsle  uvvaad  dal  de  gepiojecleci de 
Di'uckeruilbouw  /al  slielilen  is  iiiel,  dal  een 
op  zicli  zelt'schoon  sink  muuivverk  aan  hel 
geziclil  onlti'okken  woidl,  docli  veeleei', 
dal,  door  den  bescliouwer  de  gelegenlieid  le 
ontiienieii  hel  gebonw  groolendeeis  leover- 


zien,  lu'l  geziclil  op  diens  groolsle  scliooii- 
lieid,  de  prachlige  alzijdsclie  onlgioeiing 
der  houwvoi men,  vernieligl. 

liel  is  wijdcrs  minder  goed  gezien  cr  van 
le  gewagen,  dal  ile  nionii.nenlaie  piachi  zal 
vervangen  worden  door-  piclurale  sclioon- 
heid,  zooals  dooi-  soinniigcn  gedaan  is  I-amic 
piclurale  schoonheid  nioge  zeer  aardig  zijn 
viior  een  schililer  die  pikanle  gevalleljes 
zoekl  ;  len  einde  een  schooii  en  planmalig 
sladskwarlier  le  verkrijgcn,  dieni  ei'  len 
zeersle  voor  gezorgd  le  worden,  dal  men 
van  |)ikanle  gevalleljes  versclioond  blijve. 
liovendien  zoii  men  lelangmoelen  wachlen. 
voordal  de  Drucker-uilhouw,  zoodanig  in 
elkaar  gezakl.  vervallen  en  verweerti  is,  dal 
er  van  piclurale  schoonheid  sprake  zou 
kiinnen  zijn. 

Seiit.  ifli'i.  JOH.  (i. 


K» 


IIENUHIK   l.UYI  KN  :   I'OHI  Itl-.'l'  VAN   KUANS  VAN  KL'VCK. 


FRANS  VAN   KUYCK 


JOZUE  DL'POX  :  Gedenkpenning  ler  eere 
van  Frans  van  Kuyck. 


Antwerpen  is  de  stad  der  feesten, 
de  stad  der  stoeten  en  ommegan- 
gen,  en  haar  faam  dagteekent  niet 
van  gisleren.  Zoo  menige  Pompa 
Introitus  werd  in  Latijnsch  of 
Dietsch  vers  door  gelegenheids- 
poiiten  bezongen,  en  stelden  de 
groote  Peter  Paulus,  en  naast  hem 
zijn  bevoegde  leerling  Theodoor 
van  Thulden  zich  in  hun  tijd  niet 
ijverig  fe  weer  oni  straat  en  plein 
te  sieren  voor  feestelijke  intreden? 
Die  oud-Vlaamsche  traditie  ligt 
nog  zeer  aan  't  hart  van  den  op 
praal-en-prachtgemnlstenSinjoor. 
De  groole  regisseur  die  oj)  onze 
dagen  de  traditie  in  eere  hondt  is  Frans  van  Kuyck  genaamd.  Hij  is  schepen 
van  zijn  geboortestad,  en  heeft  zichzelf  in  den  loop  van  den  jare  1912, 
Jaar  van  jubelen  zonder  wederga,  overtroffen.  Den  20"  Octol)er  11.  hebben 
lalrijke  dankbare  medeburgers  hem  ten  stadhuize  en  in  de  feestzaal  van  he( 
Kunslverbond  heerelijk  ingehaald  en  hem  bcsfoken  met  vers  en  proza,  hem 
oveiwuifd  met  eerel)oog  en  bloemenkransen,  hem  verheugd  mel  gaven  van 
penseel  en  teekenstift,  mel  zang  en  klang  van  Vlaamsch  gelnid,  en,  lot  bekro- 
ning  van  dil  alles,  werd,  naar  oubollige  zede,  een  reuzen-maaltijd  aangericht, 
waar,  aan  welvoorziene  taaflen,  Iroonden  alien  die  in  Antwerpen  zich  voelen 
de  echte  zonen  van  Scaldis,  de  ingezetenen  dezer  stede  van  d'oude  gilde- 
kameren  en  der  onvervalschle  lenfe.  Met  vaderlandsche  geestdril'l  werd  daar 
de  held  des  dags  behuldigd. 

Van  dil  t'eesl  willen  vvij  vooral  berdenkeii  een  hooggespannen  vaers  van 
den  poeel  Halael  Verluilsl,  liel  van  coloristisch  sap  overgoten,  flenrige  conler- 
I'eilsel  door  Hem  V  Luyleii  en  de  leesliede  uilgesproken  dooi-  den  oudeii  vriend 
des  helds,  Max  Hooses. 


Onzk  Kl'Nst,  Dei-I  XXMI.  Mnaii  1»i:i 


FRANS  VAN  KUYCK 

Onze  Kiinsl  is  gelukkig  ook  lets  te  monen  bijdrageii  tol  die  liooggekleuidc 
en  liooggestenide  liulde,  en  (iaarom  volge  iiier  liet  zangeiige  woord  van  den 
grijzen  Conservator  van  Plantin's  Huis  :  iets  van  de  weidsclie  leestelijkheid 
van  dien  echt-Antwerpschen  dag  kiinkt  er  in  dooi',  als  met  klinkiank  van 
klokken  en  van  fijfers,  van  roemers  en  glazen,  en  wie  dil  t'eest  meevieren 
mochl  zal  ernietaan  denken  zonder  een  gullen  weemoed  oin  al  die  Joidaens- 
sche  vreugde,  die  Rafael  Verhulst  terecht  deed  rijnien  : 


Gij  vierders  van  dit  feestgetij, 
Beurt  hart  eii  beker  lioog! 
Met  scliooii  geljaar,  dal  lioeft  erl)ij  : 
Jordaeiis  lioudt  ons  in   t  oog! 


rfiktbrrojrnuij 
iat£anbjatx)fr 


92 


KHANS  VAN  KUYCK  : 
ShiilHluk  nit  hct  pruclitwcrk 
«  III-  \Vijl<  <)ii(l-Anlwcrpc-ii». 


90 


FEESTREDE   VAN    MAX    ROOSES 

Waarde  Heev  van  Kiiyck, 


ET  /.i\\  U  waarsoliijnlijk  niel  veiwondeien  dat  men  mij 
gehist  heeft  hier  het  woord  lot  U  te  voeren.  Gij  wee 
toch  dat  sedert  twintig  jaar  ik  in  zoo  nienige  omslan- 
digheid  U  tor  zijde  stond,  U  werken  zag  en  bewonderde 
wat  Gij  deedt.  Ik  leerde  U  kennen  in  uw  streven  en 
u\v  kunnen  en  nu  het  nur  geslagen  is,  waarop  uwe 
nu'deburgers  U  dank  komen  zeggen,  zull  Gij  het  niet 
vreemd  vinden  dat  zij  mij  tot  hunnen  tolk  kozen. 

Het  was  bij  het  inrichten  der  wijk  van  Oud  Antwerpen,  in  1894,  dat  wij 
elkander  eerst  ontmoelten.  Gij  hebt  de  beugelijke  maanden  niet  vergeten,  die 
Gij  besteeddet  aan  het  heropbouwen  van  dien  brok  onzer  oude  stad ;  met 
welke  geestdrilt  en  onvermoeide  inspanning  Gij  met  den  beer  Eugene  Geefs  en 
niel  uwe  medeleden  der  Commissie  der  wijk  van  Oud  Antwerpen  arbeiddet 
aan  hel  verwezenlijken  van  wat  sedert  dien  het  ideaal  zuikcr  berschepping 
is  gebleven  ;  boe  buis  voor  buis,  sliaat  voor  slraat  daar  oprezen,  geteekend 
door  U  beiden,  gebouwd  door  onze  burgerij ;  boe  in  die  straten  en  op  dit 
plein  zicli  een  leven  onlplooide,  dat  lang  geieden  geleefd  werd  en  dat  men 
vergeten  acbtte;  boe  daar  feesten  werden  gevierd  en  stoeten  rond  wandelden, 
die  in  al  bunne  eigenaardigbeid,  met  al  bun  banieren  en  blazoenen,  zich 
vertoonden  aan  de  opgetogen  menigle;  boe  de  bewoners  der  wijk  fier  waren 
deel  te  nemen  aan  die  feestelijklieden  en  ongebikkig  waren  wanneer  er  bun 
geen  plaats  kon  ingeriiinid  worden  in  groepen  of  op  wagens.  Er  was  daar 
een  i)uiten- en  een  binnen-burgenieesler,  een  Scbepenscbap  en  een  Genieenle- 
raad  ;  niaar  Gij  waart  de  opperiieer,  de  Sellout,  de  ingever  van  ailes  en  van 
alien.  Zoo  werd  een  kunstdroom  verwezenlijkt,  ojjgevai  door  U,  genoten  door 
een  beele  slad,  een  beel  land.  Gij  beweest  daar  voor  de  eerste  niaal  welke 
drijlkraclil  van  U  nilging.  Men  zag  loen  boe  Gij.  in  die  slad  van  herinnering 
en  weerspiegeling,  seboonbeid  en  seliilderaeliligbeid  als  Grondwil  liadl  doen 
eerbiedigen ;  men  besloot  er  uit  tiat  in  eene  slad  van  steen  en  kalk  met 
zooveel    lionderdduizenden    buruers   als  er   daar  eenbeden    van    duizenden 


FRANS  VAN  KUYCK 


waien,   passende   reglementen  zoiidl   welen   voor   le    schiijven    en    le   doen 
volgen  —  en  als  bekroiiing  uwer  lieerscliappij  in  de  wijk  van  Oiid  Aiitwerpen 

koos  men  C  lot  Scliepen  der 
jonge  stad  Antwerpen. 

Maar  het  was  niet  het 

uiteinde  uwer  lasten  en  zor- 

gen,  het  was  eerdcr  het  be- 

^^■- —  gin  ervan.  Gij  zijt  de  eerste 

ware  Schepen  van  Schoone 
Kiinsten  geweest  dien  onze 
stad  gekend  heeft,  de  eerste 
die  zijn  liooge  taak  ernstig 
opnam  en  al  zijn  kracht  in- 
spande  om  ze  waardig  uit  te 
voeren.  Iviinstenaar  Gij  zeli' 
en  overtuigd  van  de  gegiond- 
heid  uwer  beginselen,  wist 
Gij  ook  de  overtuiging  van 
anderen  le  eerbiedigen  ;  die 
dubbele  erkenning,  moeilijk 
om  samen  te  doen  gaan  in 
eene  stad  als  Antwerpen, 
deedt  gij  door  eenieder  aan- 
vaarden;  Gij  wist  ernstig 
werk  en  vhjtige  studie  aan  te  moedigen  en  vrij  spel  te  laten  aan  persoonlijke 
vinding  en  verbeelding. 

Dieper  en  dieper  was  de  gedachte  doorgedrongen  dat  de  tijden  der  groote, 
der  historische  kunst  verloopen  waren  en  dat  men  al  goed  van  Eyck  en 
Matsys  en  Rubens  en  Van  Dyck  en  Leys  tot  zijne  voorouders  heeft  uit  te 
roepen,  dat  de  stoffelijke  vorm  hoofdzaak  is  in  de  kunst  en  dat  wie  handig 
het  penseel  weet  te  hanleeren  een  groot  schilder  is.  Gij  beproefdet  het  jonge 
geslacht  op  den  weg  te  plaatsen,  dien  het  nicer  en  meer  verlaten  had.  De 
trapzaal  van  het  stadhuis  liet  gij  beschilderen  met  paneeleii,  elk  een  voorn;iam 
tafereel  uit  de  Geschiedenis  onzer  stad  voorstellende.  Aan  een  aanl;d  jonge 
schilders  liet  Gij  de  wanden  der  scholen  versieren,  aan  de  kunstenaars 
onderwer|)en  ler  uitvoering,  aan  de  schoolkinderen  stol'  lol  genol  voor  oo^ 
en  geest  en  lot  aankweeking  van  bun  schoonheidszin  vcrsclialTcnde. 

Niet  alleen  de  beslaande  gebouwen  liet  gij  vercdelen  dooi-  de  knnsi, 
ook  nieiiwe  gebouwen  liel  gij  scheppen.  Jaienlang  was  in  onze  stad  het 
gebrek  gcvoeld  aan  een  ruime  zaal  in  hel  midden  der  meest  bezochte  wijken 


FRANS  VAN  KUYCK  :  Een  uithangboid. 

(Vignet  uit  het  prachtwerk  :  <  De  Wijk  Oud-Anlwerpen  ») 


92 


^t^tff&$Pfr-5Bf#orniooifr$Tift5inidprrRtmiirnriidnito 


I'HANS  VAN   KlYCK:   IIl-T  S  1  l-.l- KSI'Kl  . 

(■.i-a<iuarellpci<lc>  luiili'iilekslpliiat  nil  lii-l  iirnclilwcrli     ■:  l)r  Wijk  ()u,l -Aiilwii  pen  ..  ( x  ciklciml). 


FRASS  VAX  KUYCK 

gelegeii,  wjuir  de  sUul   luirc  I'eesteii  Icon  viereii  en  li;uc  tenloonstelliiigoii  kon 
lioiulen.  Het    is   ;uni    u\v  l<i;ichld;uiii>  iumdriMijfii    vn   inv  veiniifti';  veil)indeii 


JUS.    POSENAKH  :    Het   Inpijtwi-vcn 
Wandversiering  in  een  der  Antwerpsche  Stadsseholeii. 


dat  vvij  de  leestzaal  op  de  Meir  verschuldigd  zijn  waar  wij  alles  le  zaniL-n 
vinden  wal  wij  wenschen  kiinnen  aan  riiinite  en  ligging.  Even  lang  hadden 
wij  iiitgezien  naar  een  weidsche  groene  wandelplaalsaan  de  stad  toehoorende, 
totdat  door  uwe  niedewerking  het  piaclitige  Nachtegalenpark  ons  eigendom 
werd.  Wij  niogen  L'  ook  dnnken  voor  het  Vhiamsch  Opera,  een  pnik  gehonw 
van  stijl,  dat  de  rijk  hegaat'de  bouwineester  der  stad  optrok  en  dat  de  talenl- 
rijksle  on/er  jonge  schilders  door  U  geroepen  werden  om  op  ti'  luistercn.  Het 
zal  een  volledig  meesterwerk  worden  van  onze  jonge  eigen  school,  waar 
het  pas  gel)oren  Vlaamsch  zangspel  zal  herklinken  tusschen  Vlaanisciie  nuiren 
en  onder  Viaimsche  zoideringen,  jong  en  blij,  stalig  of  vroolijk. 

En  bnilen  de  gebouwen,  op  straat  en  plein,  hel)t  gij  den  eeredieusl  van 


93 


FRASS   VAX  KUYCK 

hel  scliooiu",  hc'l  vadeiiandscli  i*c'vocl  wilcii  ;iiiii  tc  vvaUkereii.  Niel  zoo  liatisl 
lieell  (le  jongc  Iciile  cie  bloenieii  (Iolmi   l)l()e-iLMi,  oT  iloor  iiwe  zoif^cii   vcisicrcii 


KHANS  VAN   lU  YCK  :  Zi,|<lcri  Vaaiulel  voor  lie  Ma.ilsi'liappij  .<  Sint  J:i 


(Ic  (loipi'ls  (IcM-  vc'iistors  van  alle  opeiibare  gehouwen  zich  met  oiithiikciide 
plaiilon  i-n  licrcn  {^roeiieiide  Ijooinen  langs  onze  straten.  Slad  of  land  vit'ieii 
gevn  kist  of  ill  onafzicnhaar  hinge  leien  dooikruist  de  jeugd  onzer  scliolen 
onze  slralcn,  de  vroolijklieid  in  hel  liart,  (k'  lienduizenden  tegenhuliende  die 
op  de  hooiden  der  siralen  mel  gehdi  hnnne  kinderen  zien  vooil)ijlrekken 
naai(U'  leeslzaal,  \vaai-  mel  woord  en  zaiig  hnn  Mehle  voor  Vorst  en  VaihThnid 
o|)  pk'elilige  wijze  word!  aangek'eid. 

Zeker  is  dii  alles  niel  gegaan  zontk'r  nioeiU'  en  (h'ze  oniwenU'Mng  in 
onze  zeden  heelt  lijd  en  oveiiiiiging  noodig  gi'had.  Gij  hei)l  ous  den  slool  en 
(k-n  slenn  van  nwen  loisehen  wil  en  van  nw  dooiziend  oog  geleend,  nwe 
kribbelvaardige   liand  IkhII  zooveei   liondeid  phninen  op  liel  papier  gewor- 


94 


I'I'.ANS  VAN    Kl  V<.K  :   l)K  MAAIKR. 
(Na:ir  eene  ooispmnk.-lijkc  els) 


P'RANS  VAN  KVYCK 

pen.  (lie,  in  een  oogenlilik  opgevat,  dagen  en  maaiulen  noodii^  luulden  oni  le 
rijpen;  niaai'  zij  zijn  ei  loeh  i>ekonien  onidat  Gij  1k'I)1  aani^edronoen  en  door- 


/     i/'o 


FRAN'S  VAN  KLYCK  :  Biirgerwaclit-typen,  (IS7S). 


gedreven.  En  ook  onulat  wij  alien,  burgers  van  Anlvverpen,  l'  stennden.  Bij 
elke  poging,  die  Gij  deedl  om  onze  stad  een  slap  vooruil  le  lalen  iloen,  hel)t 
Gij  de  medewerking  iiwer  medel)urgers  gevoeld  ;  dit  gal  U  moed  en  ver- 
troiiwen  en,  al  was  de  strijd  sonis  wat  lang  en  hardnekkig  geweest,  de  zege 
was  aan  liel  einde  en  deed  de  moeile  veigelen,  die  liij  gekost  had.  ^Vij  zijn 
hier  bijeengekomen  om  openlijk  geUiigenis  te  brengen  van  onze  gehecht- 
lieid  aan  U,  om  U  le  veizekeren  dal  wij  U  volgen  zullen  op  den  weg  die 
Anlvverpen  leiden  zal  naar  wat  wij  aanzien  als  hel  einddoel  eener  gioote 
stad:  eene  stevige  vesle,  rijk  en  machlig  op  sloll'elijken  grond,  stialend  en 
heerschend  op  verstandelijk  en  scheppend  gebied.  Wij  zullen  U  steunen 
wanneer  Gij   aandringen    zull   op  bet  uitvoeren  van    hel  gedenkleeken   aan 


95 


FRANS  VAN  KVYCK 

onzen  grooten  zanger,  Peter  Benoit  en  van  ihil  aan  Jaii  Van  Rijswijck,  onzen 
ongeevenaarden  spreker  gewijd. 


I)c  Kiipcl  111  lie  «  Wljk  Oud-Antwcrpen  ... 

Wij  licrdi'iiken  licdeii  meer  hepaaldclijk  wal  wij  laalsl  samcn  nu'l  V 
liel)l)en  veriiclit :  wij  liel)l)cii  Conscience  lici-daclil  en  de  l)Iijde  inlrede  van 
ons  K()nings|)aar  gevieid.  Hel  leest  van  ('onscience  is  ecu  volksfeesi  gcvvecsl 
zooals  misschien  oiizc  vooiouders  er  ecn  aiider  gekend  licl)ltcn  in  1<SI(),  als 
zij  de  diieiionderdsle  veijaring  van  Hnhens'  alslerven  iierdachlen,  inaar 
zooals  wij  er  in  onzen  levensloop  geen  Iweede  gezien  iichben.  Die  aigenieene 


96 


^ 


FHANS  VAN  KUYCK 

losbarsting  vnii  dankhnarlicid  voor  clcii  man  die  ons  volk   leerde  lezen,  die 
nicer  dan  wie    ook    l)ijdroeg    (ol    de   lieiophenring  van    de  Viamingen  ;    die 


KUANS  VAN  KUYCK  :  nnclpischcicliiinslciOicn  voor  do  lerlcn  vnn  liel  Acadeniiscli  Koips'van  Anlwerpeii. 

duizenden  en  duizenden  biaadjes  van  beeltenissen  aan  elk  venster  tentoon- 
gesteld,  die  spreiiken  van  iof  in  enkeie  woorden  nil  iiet  liait  gevloeid  ;  door 
niemand  voorgezegd  of  opgegeven,  niaar  klinkende  met  den  natnuriijken 
vollen  klank  des  genioeds  :  hel  was  de  uitdrukking  van  bet  eigen  innig  gevoel. 
Gij  bebt  bijge(hagen  wal  knnsi  voegt  bij  gevoel;  de  inricbling  van  den 
stoet,  waaiin  (iij  aan  de  l)uigersgroepen  gelegenbeid  gaafl  te  bewijzen  hoe 
zij  Conscience  gelezen  en  verstaan  badden  en  wisten  te  doen  oplrcden  in 
levenden  lijve  wal  liij  me!  de  pen  geteekend  bad.  In  de  lenloonstelling  van 
alles  wat  bij  scbrcel",  van  alles  wat  aan  bem  berinnerde,  wat  de  vooibode 
zal  zijn   van   bet  Museum  dal  zijn   beiinneiing  voor  ons  bestendigen  zal  ;   in 


97 


FRANS  VAN  KUYCK 

de  heruitgave  van  zijn  Leeuw  ran  Vldandercii,  die  vcreeuwii^eu  inoel  <lc  (icic 
geslalteii  van  de  vleeschgeworden  verlegenwoordigers  der  vadeilandselie 
lielden  :  daarin  vonden  wij  iiw  werk  en  vvij  Uonden  niel  de  (".onscienee-feesten 
herdenken  zonder  dal  uvv  naani  al  dadelijk  op  ieders  lippeii  kwani. 

En  l)ij  die  meer  bepaald  Antwerpsclie  feeslvieiing  kwani  zieli  de  nicer 
algemeen  Vaderlandsclie  plechtigheid  vocgen.  de  Biijde  Infrede  van  ons  Jong 
Vorstenpaar,  die  Gij  met  iiitzonderiijken  praal  wist  te  onigeven.  Hel  vooibij- 
ti-ekken  van  de  Schoolkindeien  oj)  de  Meir,  de  onfvangsl  van  den  Handel  op 
de  Bears,  van  den  Stederaad  op  het  Stadluiis,  van  de  Lelterknndigen  in  de 
Conscience-tentoonstclling,  de  Avondvvandeling  door  de  verliclite  siraien  :  dil 
alles  heefl  ons  vorstenpaar  een  wijie  niel  ons  doen  leven.  Wat  ons  iiet  diepsle 
Irof  door  haar  kiinslschoon  was  dc  ontvangsl  van  hel  vorstenpaar  in  de 
leestzaal.  Wij  zien  nog  het  dozijn  paren  juffers  geschaard  op  de  trede  te 
midden  der  zaal,  cene  liloeni  in  de  hand,  begeleid  door  kleine  hanierdragers. 
Een  eerste  koppel  der  hloemendraagslers  daall  van  de  trede  neder  en  begeet't 
zich  met  zijne  begeleiders  naar  de  koninklijke  zelcls,  daar  buigen  zij  en  leggen 
luinne  bloemen  necr  voor  de  voelen  der  koningin,  verwijderen  zich  naar 
beide  zijden  en  keeren  dan  lerug  naar  hunne  plaats.  Een  Iweede  en  verdere 
paren  volgen  en  gaan  en  komen  onder  geruisch  van  zang  en  muziek  ; 
een  zangeressenpaar  heft  een  feestlied  aan,  een  begaal'de  vertolkster  van 
dichlwoorden  spreekt  de  hulde  van  de  menigle  nit  —  alles  bracht  ons  een 
oogenblik  in  den  waan  dat  wij  niet  meer  in  onze  goede  Vlaamsche  stad, 
maar  in  het  onde  Athene  feest  aan  het  vieren  waren. 

Wij  hebben  die  hengelijke  slonden  niet  kunnen  nocb  willen  laten  voor- 
bijgaan  zonder  er  eene  duurzame  herinnering  van  te  behouden,  en  aan  eenen 
gcvierden  aniblgenoot  hebben  wij  opgedragen  nwe  beeltenis  op  bet  dock  te 
Itrengen,  opdat  het  zij  de  verdnurzaming  van  de  erkenlelijkheid  nwer  mede- 
burgers  jegens  U.  Wij  spreken  den  wensch  uit  dat  Gij  nog  lange  jaren  U  nioogt 
verheugen  in  die  geiiechlheid,  dat  wij  nog  dikwijls  mogen  samenwerken  en 
het  Vlaamsch  Anlwerpen  zich  nog  lang  moge  verheugen  in  het  bezit  van 
zijnen  geliefden  en  geaeiilen  Sehepen  van  Sehoone  Kunslen. 


OUD=ANT- 
WERPEN 

mmmmm  Wat  ^  d  e  ^  st  a  d 
Antwerpen  m  WAS 

IN  M  DE  ^XVTM  EEUW 

I  m  DE  €^  STRATEN  ^  EN  ^  DE  S  HUIZEN 

EN  vindt  voor  het  eerst  melding  gemaakt  van  Ant- 
werpen in  650.  Toen  bestond  er  aan  den  oever 
der  Schelde  '  Aan  de  Werf  » ,  op  een  lichte  verhef- 
fing  van  den  grond,  eene  Burcht,  waarvan  de  muren 
gedeeltelijk  nog  bewaard  zijn  en  die  in  tijd  van 
oorlog  een  veilige  schuilplaats  voor  de  bewoners 
der  streek  en  in  tijd  van  vrede  een  middelpunt  voor 

den  ontkiemenden  handel  aanbood.  De  sterkte  w^erd  in  de  negende 

eeuw   verbrand   door  de   Noormannen,  die   haar  herbouwden  en 

bezaten  tot  in  het  begin  der  tiende. 

Dit  oudste  gedeelte  der  stad,  zooals  het  staat  afgebeeld  aan  het 

einde  van  dit  hoofdstuk,  met  zijnen  zwaren  vierkanten  toren  in  het 


PRANS  VAN  KUYCK  :  VERKLEINDE  AFBEELDING  EENER  BLADZIJDK 
LIT  HET  PRACHTWERK  :  .  DE  WIJK  OHD-ANTWERPEN  .. 


«L^S^ 

^t 

W^^ 

I70 

2^S 

^^ 

5^^ 

32 

^^^ 

i& 

^s 

^m 

^g 

^s 

r^ 

1 

S^W 

M^ 

^^Q 

^M 

^^p 

IM^ 

g^^J 

1^ 

BIOCHAFISCHR  AANTREKENINGFN  : 

Frans  v:ui  Kuyck  werd  fieboicii  te  Anlwerpen  den  9  Jimi  1852.  Hij  wns  leerling  van 
/ijn  vader-,  [>ouis  van  Kuyck,  en  van  zijn  ooni,  den  beroeniden  landscliapschilder 
Francois  r.aniorinieie;  hij  vollooide  zijne  studies  aan  de  Antweipsche  Academie. 

Voor  t  eersl  slelde  liij  lentoon  o])  de  i^ricjaarlijUsche  Tentooiislelling  te  Antwerpen, 
in  18~3;  liij  verwicrf  de  gouden  niedaille  op  de  Tenloonstelling  te  Gent,  in  1880,  en  de 
Groote  Reremedaille  op  de  Wereldlentoonstelling  te  Antwerpen,  in  1894. 

Als  landscliap-  en  fignienschilder  zoclit  liij  zijne  onderwerpen  vooinaiiielijk  aan  de 
Sciieldeboorden  boven  Antwerpen,  in  de  Polders,  in  de  Antwerpsclie  Kenipen.  Onder  zijne 
sehilderijen  vernielden  we  :  Hooilijd,  1879.  en  OonsI,  1880,  (Mevr.  Victor  Lynen,  Brussel); 
de  Hoiithdkkers-faniilie  1888  iKon.  Museum,  Antwerpen);  Halte  in  de  Kenipen.  en  Kempische 
IweiJc  niel  hnonupuird,  1892  (de  Heei-  Aul)an-Moet,  Rpeinay);  de  Hoiilhakkers,  1905  (de  Heer 
F.  Spetb,  Antwerpen);  Dninen  le  Calnipthoul,  1910  (Wereldtenloonstelling  Brussel;  de  Heer 
De  la  Haye-Racliet,  Parijs),  verder  tal  van  landscbajipen  met  figurcn,  portretten  enz. 

Zeer  vruchtbaar  is  van  Kuyck  als  leekenaar;  hij  illustreerde  bet  Album,  in  1875  door 
den  u  Olijftak  »  uitgegeven;  de  Novellen  van  Doewa,  de  Nooellen  van  Virginie  en  Rosalie 
Loveling,  de  Kermesses  van  Georges  Rekhoud ;  hij  teekende  lallooze  diploma's,  feest- 
adressen,  disclikaarlcri,  affiches;  ontwierp  slraatversieringen,  praalwagens,  costumen, 
vnandels,  kunstvoorwerpen  van  allerlei  aard.  Hij  voerde  ook  een  aantal  etsen  uit. 

Van  Kuyck  was  de  ziel  der  «  Wijk  Oud-Aiitwerpen  »  weike  op  de  Antwerpsche  Wereld- 
teritoonstelling  van  1894  znlk  reusachtig  succes  verwierf,  en  lot  nog  toe  onovertrolTen  is 
gel)leven.  Gevels,  uitliangborden,  belimnieringen,  meubelen,  warden  door  hem  ontworpen 
en  geschetsl ;  geen  stoel,  geen  kleedingstuk,  geen  voorwerp  hoe  gering  ook  werd  er 
gebruikt,  of  liij  gatci-  den  jnisten  vorni  aan.  drukte  er  deit  warcn  stenipel  op.  De  herinne- 
rir.g  aan  deze  vergankelijke  reconstructie  wei-d  l)ewaard  in  een  prachtwerk,  dat  hij  zelf 
illustreerde  en  waaivan  iiij,  in  samcnwerking  met  wijlen  Paul  Buschmann,  de  typogra- 
lisclie  uitvoering  verzorgde. 

Fians  van  Kuyck  is  sedert  1889  I.eeraar  bij  de  Kon.  .\cadeniie  van  Schooiie  Knnsten  te 
Anlwerpen,  en  sedert  1902  lid  van  bet  Academisch  korps  aldaar. 

In  1890  werd  hij  Gemeenteraadslid,  en  in  1895  Scbepen  van  -Schoone  Kunsten  der  .Slad 
Anlwerpen. 

.\anleekeiiingen  over  zijii  ieven  en  werken  vindl  men  o.  a.  In  Sirel's  Diclionnaire  des 
Peinlres,  in  de  (.hroniquv  des  lie<uix-Arls,  van  5  Aug.  1880  (L.  Van  Keymeulen).  in  De 
Vlddnische  School  1889,  biz.  97  (Ma.\  Roosesi  in  Oiide  en  Niennie  Knnst,  1896  Deel  II,  biz  185 
ivan  dezelfilen  scbiijver),  in  A'o.s-  (irlisirs  AniH'rsois,  1898  biz    255  (G.  De  Giaef)  enz. 

Red. 


99 


DE  SCHOORSTEEN 


AAR   kail   de  .schoorslecn   niet  van  rooUeii  »   «  Waar  de 

schoorsleen  rookt  is  hel  goed  vrijeii  »  «  van  liel'df  rookt 

de  schooisteen  iiiel  »,   «  Het  is  vvn  waiuk-leiide  sclioor- 

steeiiw:   spieekwoorden   gevariecid   door   hel   overhe- 

kende  «  Eigen  haard  is  goud  waard,  »   enz.  dergelijke 

zeggeii  hoe  de  schooisteen   in   onze  woning  een   ding 

van  heteekenis  is;  een  gewichlig  element  van  ons  leven. 

Wat  zon    liet   huis   in   onze    noordelijke    landen   (hui   ook   zijn,    zonder 

schoorsteen  :   een   lichaam  zonder  orgaan,  een   on))ractisch   en   onhruikbaar 

ding. 

Zou  het  een  gewaagde  stelling  nioge  iieeten  <>  de  stookphials  »  ais  het 
l)egin  onzerwoning  te  noemen'.'We  kiinnen  ons  indenken  hoe  de  oermensch, 
eenmaal  J)ekend  met  het  niaken  van  vniir,  dit  op  de  nicest  voordeelige  wijze 
trachtte  zich  ten  nutte  te  niaken,  door  oni  het  in  de  open  hiclit  aangemaakte 
vuur,  —  waaro|)  iiij  z'n  voedsel  bereidde  en  waaraan  hij  zich  warnide  —  a! 
ras  eenige  bescinitting  aan  te  brengen.  Daarna  bracht  liij  iict  vuur  l)iniien  z'n 
holwoning,  en  hij  zal  gctracht  hehhen  de  rook  at'  te  voeren  door  een  ot'andere 
opening  in  den  bovenkant  van  (hit  hoi.  Zien  we  dit  zell'de  beeld  niet  nog 
bewaard  in  de  plagge  hut  op  de  heide  en  de  allereenvondigste  boeienarbeiders 
woning?  Het  vuur  wordt  op  iiet  micUk'n  van  den  vloer  in  de  hut  aangemaakl, 
eu  slechts  een  eenvoiidig  gat  in  het  dak  der  hut  dient  als  trekgal  voor  den 
opstijgenden  rook.  Dat  de  rook  zich  z6o  gehoorzaaiii  gedraagt  oni  regelreeht 
naar  boven  door  dat  gal  naar  builen  te  gaan,  kunnen  we  ons  wel  voorstellen 
(hit  niet  l  geval  zal  zijn.  Deze  primitieve  slookplaalsen  zuUen  dan  ook  verre 
van  aaiigenaani  zijn,  door  den  zich  in  de  hut  verspreidenden  rook,  (iaan  we  nu 
de  geschiedenis  van  den  schoorsteen  iia;  dan  nierkeii  we,  dat  er  steeds  met 
den  aivoer  van  den  rook  geworsteld  is.  In  een  vcrder  stadium  van  ontwik- 
keling  zien  we,  oiii  de  vunrplaten,  die  nu  aan  een  der  wanden  geplaatst 
wordt,  beschultende  muurljes  aangehraclit  en  slechts  tot  op  zekere  hoogle 
open  om  daarna  in  een  geslolen  kanaa!  of  scliaclil  over  le  gaaii ;  en  ziedaar 
hot  type  van  schoorsleen  onlslaan,  dal  nu  nog  op  alii'iiei  wijze  omgewerki 
als  de  universeele  vorni,  eikeiid  en  loegepasl  wordl. 


UK) 


A  MBA  CH  TS-  EN  XIJ  \  'ERHEIDSK I  XS  T 

Als  we  de  gescliieiienis  dor  l)()iiwl<imsl  luigium 
zieii  wo  die  aanviiiikclijk  zoo  sinipt'le  slookplaals 
door  den  loop  dcr  tijdeii  lot  eeii  gewc-ldig  sluk  van 
decoralieve  kunsl  opgevoerd.  Tot  welk  rcii  s_vml)ool 
van  huiselijkheid  zieii  we  reeds  in  de  niiddeleeuwen 
de  schouw  of  schoorsfeen  gevormd.  De  schouw  is 
een  overwegeiid  sierend  deel  van  de  kamer  gc- 
worden. 

Een  algenioen  type,  met  kleine  at'wijkingen,  ken- 
iiierkt  de  niiddeleeuwselic  scliouw.  Hoe  i)etrekkelijk 
eenvoiidig  is  deze  grondvorm  :  een  niet  diepe  iiis 
de  nuiiii'  ingeboinvd,  met  aan  weerskanten,  van  den 
vloer  tot  op  nianshoogte  rank  opgebouwdo  zij wan- 
gen,  wier  boveneinde  nog  lets  slerker  naar  voren 
zicii  ontwikkelen  en  consoles  vormen  waarop  een 
laty  rust,  die  wederoni  de  kap  of  rookscliacbt  draagl. 
De   seliacht   ot    kap   wordl   nieestai  naar  boven  lor 

vc'inauwd 

lot  op  iiel 

])untwaar 

SclUKIlstCfll,  \\     .-.■uw. 

de    Zolde-  (I-nigmeiU  uitinn  l«o.-luik 

,       ,  uitd.'schnol  van  M, 11111110. 

""8        I'^'l  inl„lMiiM.uniU-.\nUv..,p..n.) 

eigenlijke 
rookkanaai  raakl. 

De  nieerdere  of  mindere  rijk- 
doni  werd  in  de  versiering  en  de 
kenze  van  iiet  niateriaal  gevonden. 
Door  het  oordeclknndig  aanbrengen 
en  een  areliitectoniscbe  verdeeling 
van  bet  lange  niiuuviak,  ontstond 
door  de  nieerdere  of  mindere  voor- 
sprong  der  sclioiiw  een  scboone 
en  gezellige  at'wisseling  van  liebt  en 
sebaduw. 

Zoo  als  de  middeleeuwsebe 
bonwmeester  liaar  wist  aan  te  bren- 
gen  l)raebt  zij  wijdiiig  in  be!  vertrek 
als  liel  altaar  in  de  keik.  Met  bijna 
evenveel  liel'de  en  eerbied  als  dit 
laalsle  zien  we  baar  in  de  middel- 


Schnorsloen,  xvir  ci-uw. 

(Kragmcnt  nil  een  scliildeiij  van  Cdiii 

in  dp  vtTzamcling  Six  te  Anisterdiinil. 


101 


AMBACHTS-  ES  NIJVERHEIDSKUNST 


ociiwsclie  woniiig  aaiigebrachl  on  versicid,  ZiJ  vvcid  als  liel  ware  licl  syiiilxx)! 
dcr  liuiselijklieid  en  liezcllii^hcid. 

\'aii  liaaiging  een  scluxiiilicid  nil  die 
zicli  slrcng  en  tocli  lievelijk  aaiislool  l)ij 
dc  Iradilioneele  voimeii  dei-  ramcii,  de 
kk'iii-  der  ijlaveien  op  den  vloer,  de 
nienbelen  en  liel  luiisraad.  Hoe  aan- 
Irekkelijk,  luii.seiijk  en  vredig,  liel)l)en 
de  primitieve  schildeis,  die  verliekken 
voor  ons  levend  gehouden,  door  ze  o|) 
zoo  nieesleilijke  en  gevoelvolle  wijze  op 
hunne  sehildei'ijen  at'  le  nialen.  Hoe 
nioelen  zij  ontroerd  zijn  geweesl  doorde 
schoonlieid  dezer  woningen,  schouwen 
en  dat  huisraad,  om  hel  zoo  te  seliilderen 
dal  wij  na  zoovele  eeuwen,  nog  weer 
niede  die  sciioonlieids-onlioering  Ijele- 
ven  kunnen  l)ij  de  aanschoiiwing  luinner 
meesterwerken.  Maar  ook,  lioe  Ijewijsl 
dit  tevens  de  volinaaktheid  dier  aiclii- 
tectuur,  die  eenheid  in  de  veelheid.  Alles 
wal  men  niaakte  was  zuiver  doortrokken 
van  den  tijdgeesl,  van  liel  innig  samenle- 
ven  met  de  keri(,  die  op  alles  haar  stem- 
pel  dnikle  en  hel  gelieeie  leven  dier  lijd 
belieeischte. 
In  ^\L'n  aanvani^  der  IB''  eeiiw,  zien  we  heel  andeie  voinu-n  naai-  voren 
ircden.  De  lijdgeesi  is  veranderd.  Hoewel  de  let'ormalie  wel  nimnier  zoo 
sli  rk  lol  iiiliiig  in  <le  kunsl  is  gekonien,  als  dal  le  voren  hel  geval  was  met  bet 
kalholieke  geloot,  loch  hlijkl  nil  dc  vornieidveuze  dat  men  brak  met  een 
vormenlaal  die  al  le  vecl  verbondcn  was  mcl  dc  moedcrkerk. 

Hel  sirenge  doginaliselu'  karaklcr,  dal  lui  niiddelceuwschc  vertrek 
kcnmerkl,  maaki  plaats  voor  een  nicer  weelderig  karaklcr.  Ook  de  schouw 
ondergaal  die  vormverandering.  Wel  blijll  dc  oorspronkelijkc  opzet  nog 
duidelijk  waarnecmbaar,  docli  men  vcrvangi  dc  scluiin  naar  bovcn  loeloo- 
pendc  scbaehl  door  ecu  rcclilc.  Dc  zijwangcn,  voorbcen  ceii  inel  den  nuuir  en 
sleehls  weinig  naai  voren  in  hel  verlrck  springend,  wordeii  weg  gelaten 
en  sleehls  pilaslcis  hliJM'n  over  ol  Icii  dcclc  vervangen  door  vrijslaande 
(•(ilonnncn. 

Dc    ki'rkcliilic    allriltiilcii    worden    vervangi'n    door    aan    i\v    llaliaansehe 


Schoorlecn  uit  het  kasteel  Zuyleste 
Leeisuiii  (Nedeiland). 


AMBACHTS-  EN  NI.fVERHEIDSKVNST 


reiuiissniice  lieiimuMi-ndf  onianu'iilt'ii.    In   plaals  van  oenvoudig  een  schoor- 

sleen  le  zijn  zondoi'  nu-er,  word!  (\v  arthik'clnnr  zoo  uilgewei'kt,  dat  men  zoo 

waar    de    arcliilecliiinvorim.'ii    die    men 

voor  het  uitvveudige  geljoiiwgebrnikt  ool< 

aan  de  scliouw  tocpast.  Men  ziel  aan  de 

16"   eeuwsclie    schoiiw   de  overslekenile 

kroonlijst  met  walerlioUen  en  terugs|Min- 

gende  tViezen,  enz.  P>n  schoonlieid  van 

andere  orde  treedl  naar  voren. 

De   verandering   in    den    vorm    der 

schouw  is  eclilei"  niet  alleen  te  zoeken  in 

het    l)reken  met  de   golhische   vormen- 

spiaak,  doch   ook  voor  een  deel   in   de 

practische  oplossing  van  het  rook  vraag- 

stuk.  Ontegenzeglijk  heeft  men  ook  bij  de 

(iothische   schouw   steeds    te    worstelen 

gehad  met  den  rook  afvoer.  Veel  van  het 

aangenanie  en  gezellige  van  het  open 
vnur  en  de  hoog  opgaande  vlam  zaldoor 
den  rook,  die  ook  zich  min  of  meer  door 
het  geheel  vertrek  verspreidde,  weg  geno- 
men  zijn,  ja  zelfs  hindcrlijk  zijn  geweest. 
De  verhoudingen  worden  om  dat  euvel 
te  gemoed  te  komen,  veranderd.  De  man- 
lei  wordt  lager  gemaakt,  en  de  schouw 
verhreed  om  daardoor  zooveel  mogelijk 
den  rook  door  het  kanaal  opgezogen  te 
krijgen.  Ook  het  optrekkeu  van  het  roolc- 
kanaal  ondergaal  verandering,  werd  dil 
in  de  middeleeuwen  onmidellijk  naar 
buiten  gebracht  en  langs  den  gevel  opgemetseld,  in  de  renaissance,  voert  men, 
op  grond  van  constructieve  verbeteriug,  het  rookkanaal  l)innen  den  gevelmuur 
naar  het  dak.  Hierdoor  moesl  de  schouw  diaper  gemaakt  worden  en  werd  de 
rechthoekige  vorm  de  aangevvezene.  Door  deze  vormen  ontstond  groote  opper- 
vlakte  waaraan  de  ornanientist  dier  dagen  zijn  kuncle  kon  i)()t  vieren.  De 
friezen  zien  we  al  rijker  en  rijker  bewerkt  worden.  Was  de  middeieeuwsche 
schouw  uitsluitend  van  steen  vervaardigd  thans  zien  we  iioulcn  ommante- 
iingen  toegepast.  Meestal  marmeren  pilasters  ol'  dito  colommen  dragen  de 
schacht  die  met  een  houlen  tries  afgedekt,  met  i)reed  vooruitspringende 
lijsten  omtimmerd  is.  De  hierbij  al'gebeelde  schouvven  laten  zien  welk  een 


1  hiiis  I,-  AmsU-nlani 
(Keizersgracht,  224). 


103 


AMUACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKVNSJ' 


schoonheid  ook  in  deze  voi-ineiispia;ik  lieifiUl  is.  ifi'l  slicvcii  luinr  nicer  |)i<'i:il 
sprceivt  er  collier  (iiiidclijk  nil. 

in  dc  zcvcntiende  eeuw 
zien  \vi'  weer  iindeie  vornicn 
ii;i;n'  vorcn  dringcn,  dc  ornn- 
nicnlalic  wordi  nicer  in<<c- 
dceld  in  valvJKcn.  I)e  opoiiandc 
Jijncn  woidcn  liekroond  door 
ix'cldiioiiwwcrken.  Dc  zij- 
wangcii  nit  dc  i*otliiek  komen 
wccr,  oiidcr  ;nideicii  vorni,  de 
jiilcisters  en  coloninicn  ver- 
dringen.  Ook  deze  vorm  der 
scliouw  zal  wel  weer  ten  deele 
door  iiet  rook  vraagsUik  ver- 
oorzaakl  zijn.  De  zijwangen 
wordcn  in  lie!  zelfde  of  nage- 
iioeg  zelf'dc  vlak  van  de  recht 
opgaandc  scliacht  (boezem) 
a;nigcl)raclil  en  daardoor  de 
slookplaals  l)Cj)crkl  lot  con 
lage  opening  aan  dc  voorzijde. 
Dc  slookplaat  wordt  vervan- 
gcii  door  ceil  slookijzer  d.w.  z. 
ccn  zoogenaanid  vunrniandje 
van  ijzer  wordt  onder  de 
scliouw  geplaatsf.  Ook  dit 
i)lcck  nog  nict  afdoende  voor 
dc  rookphiag,  siccds  pi-acli.sclicr  wordI  deze  piaag  i)cslrcdcn,  en  liet  stookgal 
daardoor  al  kicincr.  Kr  wordI  a!  nicer  en  nicer  van  dc  oorspronkelijke  schoon- 
heid del-  schonw  ingeboct.  We  zien  sclioiiwen  niel  ijzcren  denrljcs  lot  stand 
koniiii  en  ccn  vniirmandjc  op  rails  oT  ids  dergclijks.  Aciitcr  deze  dcnrljes 
word!  licl  xunrniandjc  nicI  dc  brandstof  geplaalsl  oin  zoodra  dc  lirandslol" 
voidoendc  is  doorgclirand,  dc  deurtjes  te  o|)encn  en  hel  vuurniandje  iiaar 
vorcn  Ic  halen.  Dit  is  wel  als  liet  eersle  verschijnsel  aan  Ic  nierken  waaruit 
onzc  legenwoordige  inshiithaard  voortkwani. 

'i'eneinde  deze  laalste  geinakkelijk  te  knnncn  aani)rcngcn  wcrd  dc  Itoczcni 
alweer  ccn  sink  lager  lot  den  grond  getrokkcii  en  is  dc  vorni  gcgrond  die  wc 
ini   als  algcinccn,   docli    Icvcns    karaklcrloos  din''    kcnncn.    Dc  sclionw   liccll 


II.  p.  Hi:iU.A(iK  :  Si  Ik 


AMBACHTS-  EN  XIJVERHEIDSKUNST 


SMITS  &  KKI.S;  Scliooisteer 


opgc'lioiuien  le  l)esta;in,  (ie  sclioorstecn  is  lui  niels  mecr  dan  een  kaiiaal 
waaraaii  een  verleiigstuk  van  ij/.i'r  is  gcnuiaki,  waaioi)  do  haard  van  ijzer 
aansluit. 

Het  rookvraagstnk  schijnl  iiier  niede  opgelosi  lo  /ijn.  Rookondo  sciioor- 
stcenen,  d.  w.  z.  die  in  plaals  de  rook  naar  builen,  ten  deele  naar  hinnen 
dooilalen,  komen  niet  nieer  voor,  tenzij  er  een  gebrek  aan  is.  De  tradilioneeie 


105 


AMBACHTS-  EX  NIJVERHEIDSKVNST 

brecde  boezcni  is  echler  eeii 
leiigen  geworden,  ten  minslc 
als  de  schooisteen op  de  begane 
grond  veidiepiiig  is  aange- 
bracht.  Thaiis  worden  de  kaiia- 
li'ii  dcr  verschillende  verdie- 
piiigen  zoo  veel  mogelijU  naasi 
elkander  tot  bet  dak  doorge- 
Irokkcii  en  beeft  dus  de  breede 
boezein  op  de  verdiepingen 
eenigen  zin.  i 

Ondanks  de  verwording 
vail  deeeiiszooscboone  schouw 
tol  (iesclioorsteeiimaiilel  zooals 
we  dezeiii  oiizen  tijd  gewoonlijk 
zien  aaiigel)iacbt,  blijft  destook- 
plaals  als  gezelligheidselemenl 
een  onmisi)aai-  ding  in  de  ka- 
mers.  Er  is  tbans  een  streven 
oni,niidecentrale  verwarmings- 
ladiatoien  nieer  eii  meer  hel 
systeem  voor  verwarming  wor- 
den, de  schooorsteeii  in  de  ka- 
nier  geiieel  weg  te  laten.  Prac- 
tiscb  geredeneerd  sCbijnt  daar 
niets  fegen  in  te  brengen  te  zijn, 
daar  dit  verwarmings  systeem 
slec'htseen  stookplaats  noodza- 
kc'lijk  niaal<l,zou  deschoorsleen 
in  icder  xcrliek  een  iiiderdaad 
gSw*   jjsgtt'i '  Jl^^^^^tflltai      overixxlig    ding,    een   ding    nil 

||PR.J^^^K  ^^I^^^^HPI^^  geworden  zijn.   Maar 

I'cn  verlrek  zonder  de  tradi- 
lioneele  sclioorsleen  is  loeb  niel 
zoo  gezellig,  zoo  intiem  le  ma- 
ken  als  een  met  sclioorsleen. 
Hel  zoii  (Ian  ook  zi'cr  le  belreuien  zijn,  als  inik'i'daad  de  sclioorsleen  en  de 
sclioiiw  gelieel  nil  onze  V(  iliekken  gcl)annen  zoii  worden.  I  lei  is  aan  de 
kiiiislenaars  oni  le  slrijden  vooi-  liel  beiioud,  le  meer  daar  er  praclisclie 
gronden  voor  dit  beboiid  zijn  aan  te  voeren. 


JAN    IISI.M.IJl.l  !■  I.I. 


106 


AMBACHTS-  EX  MJVERHEIDSKUNST 


De  centrale  verwarming  is  zeer  zeker  een  praclische,  voor  voortdurende 
vol  warming   en    is  een    heeilijke   oplossing   (e   noemen,    waardoor   de  toch 


.lAC.  VAN  UEN  BOSCH  :  Schoorsteen  mel  i 


rii-MiIkachel. 


meeslal  leelijke  vulkachels  en  z.  g.  vuliiaarden  bedreigd  worden,  docli  er  is 
een  niaar  aan,.zooals  er  aan  ieder  ding  hoe  volniaakt  ook  eon  scliadnwzijde 
is.  De  voor-  en  najaars  avonden  knnnen  in  onze  noordelijke  landen  sonis 
aardig  frisch  zijn.  Op  den  dag  is  liet  dan  vaak  lekker  liiw  weer  en  vraagl  men 
niel  naar  kunstmatige  verwarming  der  vertrekken.  en  wordt  dus  de  centrale 
verwarniing  iiilgelalen.  Is  liel   dan  geen    uitkomsl    in  de  gelegenheid  le  zijn 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

's  avonds  bij  een  gezellig  knappend  vuurlje  te  kiinncii  gaan  zilteii.  Dc  sclioor- 
steen  kunnen  we  dan  in  het  vtMirek  niet  niissen!  Gelnkkig  zoggen  wij,  want 

daardoor  kan  er  een  prachtig  decoratiet' 
moliefin  de  kamer  behouden  blijven. 

Maar  dan  moet  er  weer  een  ding  van 
ware  schoonheid  van  geniaakt,  en  gebro- 
ken  worden  met  de  eilendige  verwaterde 
voini  zoo  als  die  nog  thans  in  de  meeste 
bnizen  wordt  toegepast.  De  modeine 
architect  en  kunstnijveraar  kan  daar  z'n 
krachten  aan  geven,  en  de  stookplaats  in 
het  vertrek  weer  in  eere  herstellen.  Zeker 
zal  dit  bijdragen  tol  de  gezelligheid  van 
het  ieven,  en  het  hoekje  bij  den  haard 
menig  genotrijk  oogenblik  aan  de  men- 
schen  verschalfen.  Wei  is  waar  wordt 
door  het  toepassen  van  centrale  verwar- 
ming  en  tegelijk  het  aanwezig  zijn  eener 
sehonw  in  een  vertrek,  de  schonw  ten 
deele  een  louter  decoratief  element  maar 
dan  een  even  onmisbaar  decoratief  ele- 
ment als  een  lichtkroon,  een  radiator- 
bekleeding  en  dergelijke. 

De  hierbij  gevoegde  afbeeldingen  ge- 
ven eenige  schoorsteenen  en  schouwen 
op  moderne  wijze  opgevat  te  zien.  Bij  de 
meeste  zal  men  nog  de  traditioneele  vorm 
gehnldigd  vinden,  hoogst  waarschijnlijk 
omdat  dit  de  universeele  vorm  is,  even 
als  een  stoel  en  tafel  en  meer  dergelijke  gebruiksvoorwerpen,  een  onomstoo- 
telijken  vorm  hei)l)en  uit  de  noodzakelijkheid  van  het  gebruik  geboren.  Toch 
weet  men  niet  wal  in  dc  toekomst  verscholen  ligl,  en  is  het  de  taak  van  den 
knnstcnaar  naar  nienwe  vornien  te  zoeken.  Wie  weet  onlstaal  er  weer  een 
type  van  schoorsteen  dat  zich  kan  meten  met  de  classieke  schoonheid  der 
middeleeiiwsche  schonw,  echter  dan  meer  aan  onze  i)egiippen  van  hvgiene 
en  pracfisch  gebruik  beanlwoordende. 

Men  Irachte  dan  ook  niet  de  onde  vorm  weer  te  handhavin,  want  dat 
zon  de  wijzer  terng  draaien  zijn,  en  even  dwaas,  als  dat  er  thans  nn  de 
machiene-weerteciiniek  zoo  geperl'ectionneerd  is,  dat  er  om  zoo  te  zeggen  alles 


WILLEM  C.  BROUWEK  : 
Schoorsteen  in  aardewerk 


108 


AMBACHTS-  EN  XUVERHEIDSKCXSr 

mede  gedaan   kaii  wordcii,   men    wcer   leriig  j>aal   lol   liet   nieesl   primilievc 
haniiweven. 

Xei'ii    wo    mot'lfu    nicl    teriig  gann    niaar   al    le   veel    is   lieze   weg   reeds 


COHN.  VAN  DKK  SLUYS  :  Scliets  vooi  ei-ii  ^^■hoo^sleen  ; 
mahnnie  Ijetimnierinn  met  gii.js  manm-u-n  platen. 

betreden.  Alle  niogelijke  slijlen  worden   thaiis  nog  weer  eens  herkauwd,  als 
of  er  geen  nienw  voedsel  le  vinden  is. 

Uit  onze  korte  besclioinving  van  de  ontwikkeling  der  seliunw  bleek,  dal 
iedere  tijd  eigen  vormen  scbiep,  de  eene  traaicr  wel  is  waar  dan  de  andere, 
doch  in  ieder  geval  eigen  vormen.  Slechts  onze  karakleiiooze,  de  jonge 
Iwintigsle  eeuw  wil  nog  maar  steeds  l)U.iven  leien  op  oude  roem  en  daardoor 
onde  vormen  nabootsen.  Knnnen  we  niet  dadelijk  een  zoo  scboon  ding  maken 
als  een  middeleenwscbe  scbonw  was;  goed  dan  maar  wal  minder  IVaai 
beginnen.  Maar   in   ieder  geval  beginnen  met  eigen  vormen,  gesleund  op  de 


109 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEWSKUNST 


II.  I'.  DKIil.AC.E:  SchoorslLiil  larl  lui:inlk:i.:lR-Uj,-. 

Iniditic-,  le  .sche])peii,  dil   is  dc  eenige  weg  om  dc   schouw  weer  tot   liet  ge- 
weiisclite  schoonlR'idsvoorwcip  te  ninken. 

Mogelijk  l)ic't'l<t  er  dan  weer  eeiis  eon  tijd  atiii,  vvaann  onze  vertrekken 
lot  zulk  eeii  compleetheid  van  bij  elkaar  lioorendc  vormen  wnrdt  opgevoerd 
dal  cen  iiioiiwe  sclioonlu'id  verrijsl  dir  oiis  ontroerl,  zoonls  eeii  middel- 
eeiiwsch  verlrek  de  kiiiisteiiaars  oiiliocrde,  die  iiim  seiiooiie  sthilderijeii  nan 
oiis  acliler  Helen. 

.I.\<..  VAN  i>i;n  ik)s('.ii. 


^"^3^j^:c^ 


no 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RRESPO  N  D  E  NTEN) 


QD  UIT  AMSTERDAM  an 

KNTOONSTELLlNd  VAN 
SCHII.DHHI.IKX  DOOR 
ANTON  DIRCKX  IN  1)K 
KUNSTZAAI.  VAN  DEL- 

I)1-:N     t.     I'lXliMKKH     1912 

■♦-y  Bloemeiiserie,  I^a 
Richesse  des  Fleurs, 
Bloeinen  in  de  Duiiieii,  Lentepracht,  Bloe- 
inenhof  eji  Bloeiiiciipail...  ziehier  eeniye 
iifimen  van  schilderijen,  die  u  iets  voorloo- 
veren  van  de  sclioonheid,  die  Anton  l)ircl<x 
zocht...  en  vond.  Zuike  schooidieid  nil  de 
verf  le  haleii,  't  lijkt  zoo  simpel  en  l  is  zoo 
moeilijk:  lioeveel  vrouweti  iiebbcn  de  bloe- 
meii  innig  lief,  en  toch,  hoe  vvciiiige  kiiniien 
ze  zoo  schilderen  dat  daaiuit  liaar  liefde 
blijkt,  —  door  kunst  geadeld  Dit  isjuisl  de 
moeilijkheid  :  het  gevoel  aesthetiscli  te  ver- 
fijnen. 

Anton  Dircks  ziet  niet  de  bloenien  afzoii- 
(lerlijk,  zoo,  dat  ze  in  haai-  type  en  karaUler 
voor  oogen  staan,  iiiaar,  verzol  op  li:i;ir 
kleur  en  weelde  van  bloei,  zoekt  hij  luiar 
ovei'dadige  veellieid  en  l)ontlieid  op  in  de 
natuur,  of,  waar  deze  nog  niet  overdadig 
genoeg  is,  in  serres  en  bloemengaarden.  De 
groote  Azalea-serre  der  Rotterdaniscbe  dier- 
gaarde  heefl  hij  gezien  als  een  ontzaggelijke 
'zwerm',  als  een  lichte  'wolk'  van  bloenien. 
Een  dock  van  enornie  afmetingen  geiuigt 
van  zijn  pogen.  Volmaakl  geshuigd  is  hij 
wel  niet,  maar  toch  dwingt  zijn  arbeid 
eerbied  af.Beter  geslaagd  is  hij  in  zijn  bloesc- 
mende  landschappen,  waar  t  lichl  van  zon 
en  zoiner  iets  leeslclijks  hccl'l.  Groole  lichl- 
werking  verkrijgl  liij  door  laliijke  kant- 
lichten   op   de   dikke    verl'schubben.    Sonis 


zijn  de  Ijloenien  als  't  ware  geboetseerd  in 
de  verfpate.  Dat  de  sclioonheid  overal  •  nil 
de  verf  gekomeii  is  --  zooals  boven  gesteld 
werd  —  mag  niet  beweerd  worden,  maar  wel 
een  wonder  is  t,  dat  het  den  schilder  gelukl 
is  met  zulk  ecu  werkwijze  een  '  realistisch 
luniinisme',  oni  'I  zoo  eens  kras  te  zeggen  — 
in  iederen  verfklodder  een  bloem  of  een 
bloemlros  boelseerend,  niet  alleen  licht, 
maar  zelfs  hier  en  daar  bloesemende  liclit- 
schittering  vol  schoonheid  uit  de  verf  le 
halen.  Dal  hij  zich  nieer  dan  eens  vergist  of 
zicli  met  een  ten  naastenbij  vergenoegl  is  te 
wijlen  aan  een  nog  onzuiver  kleurgevoel. 
Dat  hij  eclitei'  zijn  smaak  nieer  en  nicer  op 
zijn  reizen  wist  te  onlwikkelen,  toonen 
enkele  Fransche  en  Italiaansche  landschap- 
pen, waarin  een  zuidelijk  luniinisme  met  een 
Nederlandsch  lealisme,  wondeilijk  goed 
blijkl  samen  te  gaan,  verlevendigd  als  beide 
blijken  te  zijn  door  een  zweempje  van 
lomanliek. 

Blauwe  meren,  zonnige  luchlen,  bloese- 
mende of  veelkleurige  landschappen,  — 
veel  hiervan,  al  is  'I  soms  maar  even  aange- 
(luid,  is  niet  noodig,  om  de  illuzie  van  iets 
schoons  le  wekken.  Dat  deze  toerist  eene 
kunstzinnige  ziel  als  metgezel  liad,stemt  ons 
dankbaar. 

^9)  '5,fj  2^»>  ^9i  ig,f5  a^fb  a^  ag,^  ^Wt  ^9i  ^9> 

TENTOONSTELLING  VAN  SCHILDERIJEN 
DOOR  MEJ.  LIZZY  ANSINGH,  G.  VAN 
NIFTERIK,  A  BRIET  EN  S.  GARF,  BENE- 
VENS  VAN  EENIG  BEELDHOUWWERK 
VAN  TJIPKK  V1SS1;R  IN  DEN  LARENSCHEN 
KUNSTIlANDELg;  DiiCi-MBKH  1912 /0».  Met 
haar  poppen-schilderijen  heefl  iMej.  Lizzy 
Ansingh  veler  harten  veroverd.  Niet  alleen 


111 


KUNSTBERICHTEN  —  VIT  AMSTERDAM  —  UIT  ANTWERPEN 


'  harten  '  —  te  weten  de  liarlen  van  grootc 
menschen  die  kiiuiercn  blijveii,  —  maar 
zelfs  ook  'geesten',  eii  wal  noi>  het  mecsl 
zegt  :  zelfs  (ie  moeilijksl  le  veroveieii 
geesten  :  die  der  critici.  Van  al  haar  pop- 
pen-comedies,  want  ze  spelen  alle  lieel 
lypisch  liaar  rol,  lieef't  dan  Het  gete  Geinuir 
hel  nieest  gezegevierd.  Het  gele  Getmar  lieefl 
Frankrijk,  heefl  liecl  Parijs  veroverd.  Tout 
Paris  —  dat  zijii  dan  eenige  tienlalien,  maar 
(Icze  vertegenwoordigen  dan  ook  Parijs  en 
meer  dan  Parijs,  d.  i.  de  wereid  -  sprak 
cen  klein  tijdje  van  « les  poupees  de  Mile 
Ansingh ».  Tocn  wentelde  de  wereldgol! 
over  Parijs  weer  duizeiuimaal  licen  en  dni- 
zendmaal  kwamen  weer  andeie  namcn, 
andere  comedies,  andeie  gevaren.  Maar 
loch  kreegtout  Paris  even  een  blijden  sclirik 
—  de  kunst  verlilijdl  altijd  —  door  «  le  Peril 
jaune  »,  de  groole  «  belie  japonais  (ou  clii- 
nois?))),  die  de  verscliillende  Europeesche 
bebes  van  't  tooneel  at'  kijkl,  zoo,  dat  zelfs 
Arsene  Alexandre  in  de  Figaro  ervan 
spreekt.  Zoo  erg  is  de  opzet  eigenlijk  niet. 
Maar  wat  een  levenswijsheid, —  waar  zeker 
een  greintje  humor  door  gemengd  za! 
geweesl  zijn,  —  van  de  schilderes  om  juisl 
daar  mee  te  Parijs  le  verschijncn  !  Zij  mocht 
(lit :  om  haar  buitengewoon  kleurgevoel  en 
bijzondere  scbiidersverfijning ;  terwijl  zij 
zelfs  een  psychologisclie  kern  weet  te  leggen 
in  haar  poppen-looneeltjes  Ue  Oiigeiwode 
GasI,  de  Priiwessen,  de  daiisende  Poppeii  : 
ze  zijn  zelf  nicer  dan  wat  ze  schijnen.  Ook 
als  portrel-schilderes  hecft  zij  vcrdienste. 
I'jikele  zwakke  stukken  tusschcii  het  21-lal 
tentoongestelde  docn  blijkcn,  hoe  zeer  zij 
is  vooruil  gegaan  in  weinige  jarcn  !...  Au 
revoir  in  Amsterdam...  et  :"i  Paris  ! 

(i.  Van  Nifterik  had  wijzei-  gcdaan  als  hij 
zijn  werk  —  een  46-tal  schilderijen  —  niel 
ten  toon  gesteld  had  in  de  iiabijheid  van  hel 
van  kleur-zuiverheid  en  -verlijning  getui- 
gende  werk  van  zijn  kunslzusler.  Hij  heel't 
vaak  een  paarse  kleur  in  zijn  landschappen, 
die  Mocli  natuurlijk,  Jiocli  sesllieliscli  is,  lei- 
wijl  lalrijke  misteekeniiigen,  met  name  van 
(le  koeien,  bederven  sval  er  soms  aan  gevoe- 
ligheid  en  sleniming  in  zijn  laiidscliappcn 
aanwezig  is.  In  enkele  sludies  naai-  de 
iiatuur,   b.  v.  Her/'stoclilend  (21),    Geldcrsrh 


F^andschap  126),  Geldersche  lieek  (46),  Voov- 
jaar  (49)  en  Limburgsche  Vallei  (52),  is  edit 
iialnurgevoel,  cen  enkele  maal  zelfs  natuur- 
poezie  riccrgelegd;  maar  al  le  dikwijls  ver- 
genoegl  hij  zich  met  wat  valsch  pathos  en 
gcefl  hij  toe  aan  een  neiging  voor  een  bij- 
zondere kleur,  waar  geen  aesthelisch  gevoel 
in  necrgelegd  kanzijn.  Rn  dan  de  teckening! 

—  Zelfs  in  een  impressionnistisch  schilderij 
is  de  teekening  een  deugd,  —  die  in  't  ver- 
borgene  weldoet. 

Wat  de  teekenaar  in  den  schilder  vermag 
toonen  A.  Briet  en  S.  Garf.  Zelfs  opdringerig 
is  de  lijne  teekening  bij  den  eerste;  zij  dringt 
bijkans  den  schilder  oj)  zij  en  de  stemming 
meleen  Dal  fijnheid  geen  kleinlieid  behoeft 
le  zijn  en  met  psychologische  verfijning  kan 
samengaan,  heeft  Gerard  Don  getoond  en 
toonde  ook  Bakker  Korff.  Een  Israels  of  Neu- 
liuys  in  'I  klein  is  nooit  een  groot  schilder. 
Dat  deze  kleinlieid  nochlans  tot  een  zeker 
nieeslerschap  kan  voeren  zien  wij  in  A. Briet. 

—  Als  Garf  in  grooler  lijn  ook  naar  een 
nieeslerschap    streeft,    laat    hij    dan,    door 

l  uilerlijk  been,  psychisch  inzicht  toonen. 
Zooals  Tjipke  Vissei-  (lit  toont  door  bout, 
IjroMs  en  faience  been.  Zoo'n  gekleurde 
omslagdoek  in  laience  z.  g.,  wat  openbaart 
hel  een  Zorgvolle  Ouwe  dag  (83) !  Of  zou  de 
bonding  van  t  vrouwtje  de  diepere  symbo- 
liek  barer  ziel  meer  onthullen,  dan  die 
typische  dock,  die  haar  sclianiele  ledeii 
voor  ons  onihuUen?  Zoo  schijnt  de  schoon- 
heid  weer  naar  buiten,  als  zij  maar  eerst 
binnen  verscliencn  is. 

.1.  I).  B. 

a^f^  <^,Pi  '^9t  '^9i  ^p^  ^9i  %9i,  ^9i  ^P>  '!^*®,* 
OD  UIT  ANTWERPEN  DD 

lNSlVi;Hli()Nl)  ;*;  Tl-;- 
BUCHLIKKI.NDE  TEN- 
lOONSTIlLMNG     VAN 

s(;iiktsi-:n'  I':n  kleine 

\VI;BKI;N    /l.^    Dat   er 

ids  verandcrdc  in  hel 
Aiilw  (1  psclic  Kuiisl  vcrbond,  dal  er  nienw 
Icvcii  k\v:ini  in  dil  eens  zoo  kwijnende  orga- 
nisnic,  (III  riiDclilen  wij  reeds  vioeger  met 
vrcngde  vaslstcllcn.  Dat  die  wedergeboorte 
steeds  schooiiei-  iiitbloeil   en  ons  bet  besle 


KUNSTBERICHTES  —  UlT  ANTWERP  EN 


voor  (ie  loekomsl  laat  vcrhopen,  daarvaii 
was  ileze  tenloonslclliiij^,  ecu  der  lucr- 
lijkslc  ooit  le  Antwcipeii  gelioudeii,  liel 
scliillercixlsle  bewijs.  Leeirijk  was  zij  le- 
veiis,  (loordien  zij  weikcii  loonde,  wi-lUc 
men  met  gioole  moeilc  vcrzaiiield  liad  iiit 
parliculiere  collcclies,  oiigeiiaakbaar  door- 
gaaiis  voor  liet  publit'k.  Onvernioede  scliat- 
teii  werdeii  aldus  in  lid  voile  iicht  f^cbraclit 
on  verj^aard  tot  ecu  scliilterend  eiiseinhle. 
Ken  afschijn  weid  hier  gegeven  van  de 
groollicid  onzer  Helgische  scliilderschool, 
en  mochlen  zij  die  daaraan  tot  nu  toe  ge- 
twijfeld  hebbeii,  hier  de  vasle  overtuigiiig 
liebben  opgedaaii  liat  de  Vlaanisclie  schil- 
ders  van  het  midden  en  bet  laalste  der 
vorige  eeuw,  eens  zullen  mogen  gcrekend 
worden  lusscben  de  grootste  van  alle  landen 
in  deze  nioderne  tijden. 

Hier  was  dan  in  de  eersle  plaals  vcrza- 
nield  van  Hendrik  de  Braekeleer,  den  steeds 
nog  al  te  weiiiig  geapprecieerden  nieester, 
een  reeks  uitniuntende  kleine  werkjes,  fon- 
kelende  juweeltjes  van  kleur  en  Iicht,  won- 
deren  van  techniek,  kleine  poema's  van 
gevoel  en  realisme,  als  de  Dikke  Mee  en 
Wille  Bloemen  iiit  de  verzanieling  van  der 
Kelen,  te  Leuven,  ecn  rijk  stilleven  Bloemen 
en  Vruchten,  en  de  vlammende  schels  van 
het  Wdterhnis  le  Anlwerpen,  dit  brutaal  ge- 
durfde  sluk,  insgelijks  in  bezit  van  den  heer 
senator  L.  van  der  Kelen  ; 

van  Henri  Leys  twee  kleine,  maar  zeer 
representalieve  scliildcrijen  De  Lezev  (verz. 
F.  Speth,  Antwerpen)  en  Lnlher  (verz.  G. 
Caroly,  Antwerpen  ; 

van  Willeni  Linnig  Jr.  die  groote  glorieuze 
scliets  Na  hel  Feest  (verz.  F  Speth,  Antwer- 
pen), en  De  Krabhe  (id.l  een  schilderij  schit- 
terend  als  het  inooiste  der  Oud-Hollandsche 
stillevens  ; 

van  Constantin  Meunier  drie  geschilderde 
schetsen  Ilel  Mijnpaard,  Hel  zwarle  land  en 
De  Uilzoekslers,  bet  eerste  vooral  van  eene 
zeldzame  suggestieve  kracht  ; 

van  Louis  Arlan  vier  zeer  mooic  zeestuk- 
ken,  waaronder  vooral  uitblonk  door  zijn 
breedheid  en  |)akkende  draniatiek  dit  nit  de 
groote  concerlzaal   van  het  Kunslverbond  ; 

van  Alfred  de  KnyfT,  vviens  belrekkelijk 
wcinig  gekend  werk  eerlang  door  de  zorgen 


van  Kunsl  van  lleden  zal  worden  verza- 
meld,  twee  zeer  delicate  paneeltjes,  ecn 
IVaai  Zcczichl  cm  een  slcniniig  Auondlund- 
xchiip  : 

van  Alfred  Slcvens,  bencvciis  dc  /.eel 
mooic  kostbaic  doekjcs  Vrotnv  in  7  n)it  en 
Viuuw  in 'I  hlinno  (beidcu  in  bezil  van  den 
heer  Tliys,  te  Brussel),  ecn  bccrlijk  slukje 
Yrouw  mel  voodcn  mantel,  een  kleinood  van 
verbluflcnde  virluozileit,  opscbillercnd  in 
zijn  sobcie  groolbeid  van  zwart  en  lood  ; 

van  Piet  Verliaert  een  lieele  reeks  van 
die  kleine  werkjes  uit  zijn  bloeilijd,  won^ 
derniooi  meeslal,  als  (lit  Zichl  van  Anlwer- 
pen,  (lit  Zichl  uan  Hei/sl,  dit  Doode  Kind, 
die  liullebaan,  alien  stukjes  van  ongenieene 
waardc,  die  aantoonen  hoe  de  Anlwerpsche 
school  in  Piet  Verhaerl  een  meesler  bezat, 
die,  ofschoon  hij  in  de  laatste  periode  zijns 
levens  zich  niet  op  dezelfde  hoogle  wist  le 
houden,  toch  geduiende  lange  vruchtbare 
jaren  werk  heeft  geleverd  dat  men  met 
zekerlieid  rangschikken  mag  tusschen  het 
allerbeste. 

Verder  bevatte  deze  tentoonstelling  schet- 
sen en  kleine  werken  van  Theodoor  Ver- 
straete,  Joseph  Stevens,  Alfred  Verwec,  Is. 
Verheyden,  Willem  Vogels,  Pericles  Panta- 
zis,  Karel  Verlat,  Guslaaf  van  Aise,  Henri 
Schaefels,  Felicien  Hops,  \V.  Linnig  Sr., 
Corn,  van  Leemputten,  Eg.  Leemans,  Jan 
Verhas,  Evert  Larock,  Fr.  Lamoriniere, 
Jacob  Jacobs,  L.  Istas,  J.  Impens.  Ch.  de 
Gronx,  J.  de  Greef,  L.  Dubois,  Fl.  Crabeels, 
G.  Colsonlle,  Ed.  Agneessens,  Hipp.  Bou- 
lenger  en  Albrecbl  de  Vriendt. 

Deze  tentoonstelling  was  een  Iriomf!  Zij 
was  tevcns  een  koslbare  les  en  een  heflig 
protest ! 

Een  triomf  was  zij  dooidien  zij  de  schit- 
terende  tradilie  onzer  glorieuze  nioderne 
Vlaamsche  schildersgeneraties  op  een  sjmi- 
thetische  wijze  voorsteldc.  Een  gulden  les 
was  ze  in  dien  zin  dat  ze  wellicht  heeft  bij- 
gedragenom  velen  dier  verdwaalden,  terug 
te  voeren  naar  die  traditie  die  zij  nooit 
hadden  hoeven  te  verlaten.  Maar  ze  was 
ook  een  protest  !  En  als  zoodanig  kwam  ze 
to  goeder  ure  !  Het  oogcnblik  is  nakend 
waarop  ook  ten  onzent  wellicht  de  ziekte 
der  raardoenerij  woeden   zal.   En   nn  reeds 


113 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ANTWERPEN 


moes'.en  wij  tot  oiize  ergernis  lierhaaldelijk 
hooreii  beweieii,  dal  liet  uit  was  met  «la 
belle  peiiiluren,  dat  men  iels  aiuiers  giiig 
zoeki-n  in  de  seliildcrkunst,  en  dal  aiidere 
wetten  die  kunsl  voorlaan  {jingen  regeeren  ! 
Die  dwaling  Ijaartie  —  zooals  naluurlijk'  — 
de  zottigheden  waataan  een  vverehl  van 
zieke  snobs  zlcli  in  deze  momenlen  aan  't 
vergapen  is,  tot  grool  jolijt  of  ook  wel  tot 
groot  medelijden  van  degenen  die  wel  beter 
weten,  en  die  oog  en  geest  zuiver  wisten  te 
bewaren.  Tegen  die  ijdele  maar  lieiligscben- 
dende  poging  om  liel  werkelijke  zijn  der 
schildeikunst  tol  een  dvvaas  spel  van  bur- 
leske  rebussen  te  doen  onlaarden,  was  deze 
tenloonslelliiig  van  waaraclilige  ,  diepe, 
eerbiedig  gevoelde  kunstwcrken  een  kracht- 
dadig  protest.  Moclit  liaar  diiedubbelen  in- 
vloed  als  zoodaiiig  goede  vruchlen  dragen  ! 

EUGIiEN  VAN  MIEGHHM  —  een  stille  in 
den  lande  —  is  een  van  die  zeldzame  jonge 
kunslenaars  die  bet  jirodnct  van  bun  staag 
doorgevoerdeii  aibeid  opslapelen,  nieer  oni 
eigen  geiioegen  dan  om  andermans,  en  die, 
weerbouden  door  een  zeker  gevoel  van 
scliaanite,  moeilijk  tc  bcwegen  zijn  hun 
weik  onder  de  zoo  dikwijls  biulaal-  oneer- 
biedige  blikUen  van  bet  publiek  le  brengen. 
Deze  gekgenlieid,  dat  bet  Kunstveibond  er 
al  in  gelukt  was  dezen  zeer  begaafden  lee- 
kenaar  en  scbilder  te  overtuigen  dal  bet 
oogenbliU  gekomen  was  lot  bet  bouden  van 
ecne  Gesanitausslelliing  van  zijn  werk,  was 
dan  ook  wegcns  bare  zcldzaanibeid  zeer 
apprccialul 

Van  Miegbem  is  een  bizonder  lenipera- 
menl.  Zijn  zeer  sclieij)  opmeikingsvernio- 
gen,  zijn  zeer  superieure  kijk  op  de  men- 
sfben  en  dedingeji  van  liet  leven  rond  hem, 
zijn  liem  de  middelen  lot  bet  scbeppen 
van  een  ooispionkelijke  kunsl,  die  wel  bare 
ariiniUfileJi  zal  bebben,  maar  die  niellemin 
zeer  van  bem  blijll  en  ons  bekoorl  vcelal 
door  baai-  bizondeien  kleurcnzin,  baaizeer 
acule  verniogeii  lot  bet  weergevcn  der  on- 
iniddellijkc,  soins  sebiijiiend-  wreede  wer- 
kelijkbejd. 

De  liuvcn  en  jiaai-  bcdi  ijl  liebbcn  uuk  hem 
door  bun   ranlasliselio  gewcldigbeid  geliol- 


fen  ;  bij  is  daarbij  een  van  de  zeldzamcn 
die  cr  de  groolscbbeid  van  zagen  en  ze  in 
bun  werk  synlheliseeiclen,  niet  |)eiilerig 
nocb  piellutlig,  maar  breed  en  nionumen- 
laal,  bijna  schrikwekkend.  Zijn  figuren  van 
kaailossers,  zakkennaaislers  ,  schippers  , 
nieiden,  groeiden  tot  symbolen  tegen  den 
cbaoliscben  acblergrond  van  maslen,  kra- 
nen,  louwen  en  plomjie  gevaarlen  van  stoo- 
niers,  zeilboolen  en  bavcngebouwen.  In 
deze  zijde  van  zijn  kunsl  is  bij  bel  gioolsl, 
hetgeen  niets  afdoet  van  de  wezenlijke 
waarde  van  zijn  andere  vizie,  nl.  die  der 
nachlkroegen  van  verdaclit  allooi,  en  der 
kleurUlalerende  bars,  die  gansciie  wufte 
wereld  van  a  la  basse  iwce  ^^  met  baar  bys- 
teriscben  gillacb  en  bare  moedelooze  zelf- 
veracliling. 

Ecu  zeer  afzonderlijke  plaals  neeint  liet 
werk  van  van  Miegbem  in  Hij  heeft  zich 
door  deze  eersle  tenloonslelling  bepaald 
veropcnbaard  als  een  onzer  inleressantste 
kunslenaars,  van  wiens  veelzijdig  en  zeer 
persoonlijk  temperament  wij  gerechligd  zijn 
nog  beel  veel  te  verwacbten. 

^9i  ^9^.  cg,•^  S*  ^^  ^'P^  cS,*  iS.*^  S-*  '^•s  ^*> 

KUNSTVERBOND  g;  KERSTMISTENTOON- 
STI'^LLING  yO^  Men  kan  aan  een  vereeni- 
ging  als  bet  Kunstverbond,  waar  ieder  lid 
dezcll'de  recbten  beefl,  welke  door  de  in- 
ricbleis  der  colleclieve  lenloonstellingen 
om  uileenloopende  redenen  nioelen  geeer- 
bicdigd  worden,  niet  dezelfde  eisclien  stellen 
als  ann  andere  kunstoiganismen.  Hier  ini- 
niers  zijn  door  den  noodzakelijken  drang 
der  omslandigbeden  verscbillcnde  kunsloi)- 
vatlingen  vertegenwoordigd,  en  bier  kan 
dus,  zooals  (lit  elders  op  beboedzanie  eu 
kunst/.iniiige  wijze  gebcurt.  en  i\;\n  ook 
vooi  hcfl'elijke  uilslagen  opieverl,  van  geen 
seleclie  spraUe  zijn.  Men  make  ei'  dus  den 
iniicblers  van  de/.c  lenlooiislclling  geen 
vcrwiji  van  dal  zij  —  lioe  noode  nocblnns  ! 
—  enUele  middelmalige  en  zelfs  definilief 
slecble  weiken  Ic  midden  van  bel  vele  goede 
een  plaals  moeslen  verleencn.  Ilel  best  ware 
U'ji  slolle  deze  lenloonslellingen  gewoon  af 
Ic  schaHcii  cii  le  Iracblen  <len  kunslenaars- 
kilcn  van  lul  Verbond  —  alien  vogels  van 
zeer  diverse  pluiniage  !  — op  andere  manier 


KUNSTBERICHTEN  -  VIT  ASTWERPEN  -  UIT  BRIJSSEL 


voldoeiiing  le  verschalTen.  Hel  comile  dal 
/.eer  kunslzinnige  menschen  bevat,  viiidt 
beslisl  zooii  middel  dal  iedereen  bevredigen 
nioet,  en  dat  ons  vobr  dc  toeUomsl  behoedeii 
zal  voor  die  kuiislbazars  in  het  Ulein,  waar 
bet  goede  werk  de  vernederende  en  scba- 
delijke  proniiscuileit  van  talenllooze  niis- 
baksels  dulden  nioel. 

Als  uilmunlende  zeiulingen  bier  zijn  dan 
le  nocnien.  die  van  Jacob  Smils,  De  Slid,  als 
altijd  een  werk  waarin  men  de  zekere  band 
van  den  meesler  voelt ;  van  Viclor  Hageman 
Rassisch  Meisje,  een  van  die  bizondere,  diep- 
psycbologiscbe  grepen,  van  kleur  leer  en 
harmonisch,  zacbt-grijs  en  rose;  van  Karel 
Mertens,  Mosselbooten,  onberispebjk  gelee- 
kend  en  groolscb  van  opzet  ;  van  Waller 
Vaes,  een  bloeinensluk  Anenwneiu  sierlijk, 
rijk  en  tocb  sober  geslolTeerd  slilleven  van 
bloenien  en  porcelein;  van  Richard  Bascleer 
zijn  reeds  vroeger  geziene  en  bier  bespro- 
kene  Laag  Water  (De  Panne);  van  Albert 
Crabay  een  knap  gebouwde  sludie  Oiide 
Schuit,  met  een  zcerbizonderen  acblergrond 
van  zon  spelend  op  een  zandigeii,  fonke- 
lenden  horizont;  van  Victor  Tbonet  een 
Heide,  sober  en  breed  gelijnd;  van  Frans 
Hens  een  zijner  mooisle  doeken  Op  de 
Schelde,  knap,  diep  levens  en  ruim  van 
atmosfeer,  in  een  harmonisch  lonende  kleu- 
lenganima. 

Bchalve  nog  andere  verdienslelijke  inzen- 
dingen  ais  die  van  Frans  van  Leempullen, 
A.  L.  Rosier,  Jan  de  Graef,  A.  Lynen,  John 
Micbaux,  Eug  van  Mieghem,  Edni.  van 
Offel,  vvou  ik  in  l  bizonder  vermelden  bet 
werk  van  eenigc  nieuwelingen  in  de  salons 
van  bet  Kunstvcrboiid,  nl.  van  Floris  Jes- 
pers,  Vtaamsche  Kantwerksters,  een  scbil- 
derij  waardoor  deze  jonge  kunslenaar  zeer 
de  belaiigslellende  aandacbt  gelrokken  beel't 
en  waaivan  de  voortrelTelijke  qualileiten 
ons  een  schilder  van  meer  dan  gewonen 
aanleg  beloven  ;  verder  van  den  Pool  Leon 
Rosenblura,  die  een  in  dc  kunsttraditie  van 
zijn  land  hooggehonden  sink  inzond  Dooi 
in  Rnsland,  en  van  Herman  Verbrugge  ccn 
poolig  gescbilderd  slilleven  Knorlmnen,  dal 
verlangend  doel  uilzicn  naar  meer  werk 
van  dezen  blijkbaar  uilnemcnd  aangclegden 
artist. 


Ook  als  becldbouwwerk  w:is  vecl  nicnws 
eii  veel  goeds  le  noemen  :  ecu  busle  Mijn 
Moeder  van  Frans  Claessens  aardige  kleine 
kippen,  ganzen  en  eenden  van  Georges  Col- 
lard,  en  een  bizonder  geslaagd  Kinder- 
hoofdje  van  Oscar  Jespers. 

FRANS  VAN  LEEMPUTTEN  verzamelde, 
cveneens  in  hel  Kunslverbond,  onder  den 
lilel  «  Hoe  ik  een  schilderij  voorbereid  », 
een  groot  aanlal  karlons,  studies,  leeke- 
ningen,  enz.  Inleressanl  in  hoogc  male  was 
deze  tenloonstelling,  doordien  zij  ons  le 
zien  gaf  de  wijze  waarop  enkele  der  voor- 
naamsle  doeken  van  dezen  sympalbiekeii 
schilder  lot  stand  kwamcii,  doorhccn  de 
gaiische  reeks  van  studies,  boutskoolleeke- 
ningen,  krabbels,  schelsen  en  (iocumenten. 
tot  de  eindelijke  samenslelling  van  bet  defi- 
nilieve  karlon.  Wc  Icerden  er  de  zorgzanie 
werkwijze  kennen  van  een  gewelensvol  en 
eerlijk  bclracbtend  kunslenaar. 

Frans  van  Leempullen  is  een  van  die 
schilders  der  oudere  generalie,  wier  werk, 
nietlcgenslaande  de  lijden  andere  inzichlen 
indekunst  brachlen,  loch  zeer  bleef  beko- 
ren.  Te  midden  zijner  lijdgenoolen  is  hij  een 
van  die  zeer  zeldzamen  wier  vizie  frisch 
bleef,  en  wier  werk  niet  verzonk  onder  die 
dutTe  wade  van  verslarring  en  versleening. 
waaronder  zoovcel  scbildcrwerk  van  zijn 
lijd  verkwijnde  en  vroeglijdig  de  vergelel- 
beid  in  ging.  Het  werk  van  van  Leempullen 
zal  door  zijn  eerlijkheid  en  zijn  frischheid 
blijven  als  een  representalievc  uiling  van 
de  knnsl  der  schildersplcjado  die  de  laalsle 
onniiddcUiik  voorafging. 

AUY    DlvLEN. 

DDon  UIT  BRUSSEL  dddd 

'•:  KUNSTKRING  LUNION 
scbillerde  niet  door  oor- 
spronkelijkheid  en  zijn 
jongsle        tenloonstelling 


convciiliinieil.VaM  Louis  d.  C.andjier,  wartn 
cr  echlcr  een   paar  mooie  Sliltcvcns  en  ecu 


115 


KUNSTBERICHTEN  -  UIT  BRUSSEL 

Lenlemorgen,  die  giool  waren  gezien  en 
uitgevoerd.  Flasschoen  had  er  vlot  geschil- 
derde  kleine  slukjes,  in  het  genre  der  H(.l- 
landschc  Kleinmeeslers  (Op  iiw  ijezondheid); 
Jacques  oefciil  zicli  in  liet  scliildersoorl,  dat 
door  Melsen  is  beiocmd  geworden,  met 
minder  Icarilialurale  neigingcn  evenwel, 
met  meer  landelijlc  gevoel  en  minder  als  ecn 
stedeling,  die  zijn  dorpersmodellen  van  nit 
de  lioogtc  Ijeziet!  -  Jamar  legt  liet  sappigc 
der  gouaciie  in  zijn  Hollandsclie  Binnenluiis- 
jes;  Lanloine  past  de  impressionnislischc 
precedes  op  zijn  Corsiiiaansclie  landscliap- 
pen  loe.  Leduc  l)lijn  ec-liter  grijs  en  Uoiul 
in  zijn  Morgeit  in  de  Ardcnnen  en  zijn  Huit- 
gerloyies.  Van  Ronner  was  er  een  tamelijk 
goed  ding  :  de  FasaiU. 

Onder  al  deze,  min  olinecr  aanhcvelens- 
waardige  kunstenaars,  ondcrsclieidt  Lem- 
mers  als  gel)oren  kolorist,  zich  met  zijn 
Stakelsel.  Merckaert,  een  ander  zeer  ver- 
dienstelijk  schilder,  was  mooi  in  zijn  Deiuer 
in  den  Morgcn,  in  al  zijn  stralenden  glans 
toch  eenvondig  gezien  en  eerlijk  weergege- 
ven.  Van  Verlnirgh  herinner  ik  nie  een  uit- 
stekende  liermiswagen. 

Onder  de  bceldhouwers  niecn  ik  Herbays, 
krachligals  immer,  maar  met  een  overdreven 
forschheid,  niet  in  overcenslemming  met  de 
ondcrwerpen,  die  hij  traclit  te  behandelcn. 
Zijn  naakte  vrouw  leek  volslrekt  niet  op  een 
Sfinks!  Crick  was  er  met  ecn  uilslekend 
l)rons  :  De  Bedelaars  en  Tnerlinckx  met  een 
goed  liouten  becld  :  De  Man  nil  het  \'oli<. 

5«^  ^"^  ^ti  "4^  "*%  ^"S  ««'9:-  '•'S  '•'S  "ii^  ««'S 

KUNSTKIUNC.  <■  \M  SII.LON  »  >c^  Het 
jongste  IcnIoDMslellinkje  van   dezcn   kring, 


was  hot  negenliende  vaiiaf  de  o|)ricliting. 
Van  de  kunstenaars  die  liet  hebben  lielpen 
stichten  en  aan  wie  het  zijn  repulalie  dankt, 
zijn  er  echter  maar  vveinige  trouw  geblevcn, 
en  van  de  hoofdmannen  zijn  er  niet  meer 
over  dan  Swyncop  en  Haslicn !  Doch  deze 
mulalie  konil  leu  slollc  ten  goede  aan  de 
grucp,  die  er  door  vciiiieuvvd  wordi  en 
vcrlcvendigd. 

Hond  Haslion,  allijd  Urachlig  gebleven, 
allijd  lyrisch  en  exnberani,  die  met  een 
niooie  ViJL'er  en  een  Ndiikt  was  vertegen- 
woordigd,  scharen  zich  thans  ettelijke  jon- 
geren,  waaronder  vele  gocie  krachlen,  met 
aanleg,  zooal  niet  met  talent.  Noemen  we 
allereerst  Cockx,  een  kolorist,  die  wellichl 
te  veel  Iracht  het  te  vvezen!  Jean  Colin  was 
er  met  mooie,  warmc,  Italiaansche  inipres- 
sies  en  goede  Naaklen,  vrijelijk  uitgevoerd, 
Anicdee  de  Greef  had  er  goeie  landschappen 
en  een  Malernile,  mooi,  maar  wellichl  wal 
grijs  van  toon.  Van  Haustrate,  een  volgeling 
van  Snieers,  bewonderde  ik  vooral  in  zijn 
Goi'iler  en  Park  onder  de  Sneeniu.  Lefebvre 
gaf  een  impressie  van  Versailles.  Navez 
voegde  met  zijn  Pierroleries  niets  loe  aan 
het  genre,  reeds  door  zooveel  schilders  be- 
oefend.  —  Tordeur,  die  lets  van  de  kracht 
van  Courlens  heeft,  was  er  met  een  belang- 
rijk  Landschap  nit  de  Voorstad.  Verder  noem 
ik  dan  nog  Het  oude  Ilofje  te  Rrnssel,  van 
van  den  Brnggbe,  de  etsen  van  Ramah  voor 
Verhaerens  gedichten,  Sclietsen  van  arnie 
drommels  van  Constant  van  Offel  en  Gevallen 
Paard  van  den  beeldhouwer  Kenimerich. 

G.  E. 


IKi 


W^S^Wi^[^¥  {[TS^ 

^^j^^ 

1^2 

^ 

r^^ 

S 

^^ 

S'j^^^^jff 

m 

m 

REMBRANDT'S  PORTRET  VAN 
GERARD  DE  LAIRESSE 

NDER  do  velc  scliilderijeii  waarniede  Uomljiaiidl's  ceuvre 
ill  de  laatste  jareii  vcnijkt  is,  schijnt  mij  liel  Mans- 
porlret  in  de  verzanieiing  L.  Koppel  te  Berlijn,  vciie- 
weg  het  belangrijkste,  ook  al  omdal  liel  dateerl  uit 
's  meosters  schoonslen  lijd  :  uit  de  trolsclie  jaicn  die 
er  verliepen  tiissclien  scheppingen  als  de  Staalnieesters 
en  de  Familie  in  Brunswijk. 
Bode  lieeft  in  het  Jahibuch  dcr  kgl.  preusxischeu  Kuiislsammliingen  (1908 
l)lz.  179)  en  in  de  Zeilschrifl  fi'ir  bildcnde  KiinsI  (oct.  1909)  dit  poitiet  hesciire- 
ven  en  de  geschiedenis  ervan  verteld.  Onldekt  door  Mr.  Humphry  Ward  in 
Louden,  werd  het  doek  in  Berlijn  door  prof.  Hauser  gereinigd.  Hel  geiaat, 
mooier  gemaakt  door  een  vroegeren  bezitter,  bleek  flink  oversciiilderd.  De 
oorspronkelijke  trekken,  breed  en  kraclilig  uitgevoerd,  kwanien  ongerept 
weer  aan  den  liag  :  en  daar  kreeg  men  tc  aanschouwen  bet  algrijseUjkste 
facie  dat  de  kunstgeschiedenis  kent. 

Dank  zij  de  welwillendbeid  van  den  eigenaar,  vond  ik  gelegeniieid  het 
schilderstuk  in  zeer  scherp  licht  langdurig  te  bestudeeren.  In  een  tweelal 
bizonderheden  wijken  niijn  opmerkingen  van  de  bescbrijviug  van  Dr.  Bode  af. 
Ten  eerste  las  ik  i\en  datum,  na  een  nauwkeurig  ouderzoek,  1665  en  niet 
1663.  Dr.  Bode  schreef  :  «  Nach  der  niclit  ganz  deutliclien  Bezeiclmung 
anscheinend  aus  dem  Jahre  1663  «.  leder  vveet  hoe  liclit  l)ij  licl  lezen  van 
xviv  eeuwsch  schrift  de  3  en  de  5  verwisseld  worden. 

In  de  tweede  plaats  zag  ik  iels  anders  in  de  zeer  vaag  behandelde  achter- 
grond,  welke  dit  schilderij  met  het  Joodsche  Bruidje  en  de  Familie  in  Bruns- 
wijk gemeen  hceft.  De  armstoel  van  den  geconterfeite  staat,  naar  iut  mij 
voorkwam,  vlak  naast  een  vensler,  half  gesloten  door  een  draperie  en  uil- 
zicht  gevend  op  een  verre  zuilengaanderij  :  alles  hoogst  summier  aangeduid. 
Waar  ik  zuilen  onderscheidde  vermeldl  de  bescbrijviug  van  Dr.  Bode  een 
reeks  boekbandeu  (ein  Biicherbord).  Een  dergelijk  aangebrachte  veusler- 
opening  komt  ook  reed.s  voor  op  bet  Manspoiiret  bij  den  Earl  of  Fevershani. 


Onze  KiNsT.  Deel  XXIU.   April   WVi 


117 


REMBRANDT'S  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 

Schijnt  de  achtergrond  met  het  nevelachtig  perspectief  als  in  droom  aan- 
schouwd,  de  afgebeelde  zelf  is  van  een  des  te  concreeter  vvcrkelijklieid. 
Evenals  andere  personen  uit  Rembrandt's  laaisten  tijd  blikt  hij.  van  cen 
verhevenheid,  op  den  toeschouwer  neer.  Met  de  Slaalnwrslers  deell  daardoor 
ook  bij  in  een  statigheid  aan  boog  gezetelde  leclilcrs  eigcn.  Men  l)enadeit 
bem  als  van  onder  op,  men  treedt  voor  hem  met  ontzag. 

Maarjnist  in  dit  geval  is,  op  de  eerste  aanblik,  deze  indruk,  dat  ceibied- 
wekkende,  onbegrijpelijk.  Wei  is  de  bonding,  men  zou  zcggen  bestudeerd 
voornaam,  met  de  rechter  die  losjes  schuil  gaat  in  bet  brokaten  wambnis, 
met  de  linker  die  achteloos  een  papier  gevat  heeft  ;  wel  zijn  de  klenren, 
roomwit  van  linncn  en  llnweel-zwart  van  mantel  en  boed,  met  eenig  matgoud 
bier  en  daar,  van  de  rijkste  ingetogenheid.  Maar  dat  is  alles  immers  verloren 
pose  tegenover  het  wcerzinwekkendste,  bet  meest  bideuze  bakkes,  dat  ooit 
geschilderd  werd. 

Dit  schrikwekkend  gelaat  doet  ieder  van  beimelijke  apprebensie  hui- 
veren.  Want  dnidelijk  bleek,  onmiddelijk  na  de  reiniging,  wat  er  eigenlijk 
weggewerkt  was  :  de  onmiskenbare  stigmata  van  bet  fataalsle  euvel.  Aan 
enkele  geleerden  is  toen  een  hard  woord  ontvallen  :  men  karakteriseerde  de 
ziekte  als  «selbstverscbuldet  )^ 

Een  groote,  in  gevangenscbap  wegkwijnende  menschaap,  zoo  bescbreef 
Bode  treffend  het  gebeele  uiterlijk  van  dezen  man. 

Een  monsterlijk  nitgedijd  hoofd,  een  tenger  lichaam,  een  scbrale  hand, 
die  spinachtig  naar  voren  komt.  Verschrompeld  en  wasachtig  de  egaal  ver- 
geelde  huid.  lets  als  een  mond  wordt  nauwelijks  gevormd  door  gezwollen 
lippen  en  tusschen  de  oogbolten  laat  een  weggevreten  nens  een  weee  spacie 
vrij. 

Dit  verwoestc  aanscbijn  ligt,  ironische  glorie,  als  gekoesterd  in  donker- 
blonde  lokken,  vol  i'onkelend  gouden  boogsels  naast  diepten  waarin  rood-brnine 
rellexen.  Wat  eebter  al  bet  overige  vergeton  doet,  dat  zijn  de  oogen.  Bescbouw 
dit  conterl'eilsel  maar  eens  en  ge  weet  ook  :  het  is  alleen  geschilderd  om  de 
I'ascinatie  der  oogen.  Hnn  Inister  is  volmaakt  inlacl.  Uonker  staal-blauwe 
oogen,  onnaliuirlijk  groot,  van  een  vvonderbaaiiijke  nuance,  vieemd  gerele- 
veerd  door  de  llelse  pate  van  bet  kraiike  vleescb  ;  meercn  van  weemocd  die 
in  een  gaan  vioeien :  Iransparante  holen,  waarin  het  benarde  leven  der 
aangetaste  tronie  ccn  iiiterste  toevhiciit  vond.  \i\\  lerwiji  ze  ons  opnemen 
met  de  klagende  uitdinkking  van  een  ziek  dier,  leveren  die  oogen  ons  levens 
over  gebecl  bet  inneilijk  wezen,  de  zeer  persoonlijkc  geaardbeid  van  bet 
individu. 

Ziel  ge  hem  (biai-  zilten,  licht  in  een  gedoken,  nicl  de  melancobeke 
distinclie  soms  aan  zijn    Uwaalgeiioolen  cigen,    Aau  pakt  n,   vanzeirsprekend, 


118 


liKMBiiANDi  VAN  1(1 1.\  ,  I'oiinti-.'i'  VAN  i.i;iiAiii)  i)i-:  i.Aiiii.ssi':  (iiUi:.). 

(V«l-Z!.m,'lir,Kl..  Knpi.cl.  lUTlijll). 


REMBRANDTS  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 

deernis  met  zijn  ellende.  Onderga  echler  een  tijd  lang  die  fel  opmeikziime, 
scherp  critiseerende  hlik,  dan  wordt  liet  vveldra  opcnbaar  dat  ge,  in  stee  van 
een  gevoelige,  een  uitsluitend  susceplibele  voor  u  hebt.  Ge  ontdekt  dat  in  zijn 
hart  de  jalonsie  zicli  zeer  op  iiaar  qni-vive  hondt,  dat  nil  zijn  ooghoeken  bet 
wanliouwen  loeil  en  dat  een  I'orniidabele  ingebeeldheid  zijn  binnenste 
verviilt. 

Deeiniswekkend,  zeker.  Maar  met  zijn  gretigen  mond,  zijn  perfide  over- 
leggingen,  is  iiij  haleiijk  tevens.  In  de  aapacbtige  gestalte  buist  de  ziel  van 
een  aterling. 


Het  Irof  mij  dat  er  in  1665  in  Amsterdam  een  wezen  rondliep  met  een 
dergeHjk  uiterlijk  en  een  dergelijke  inborst.  lemand  met  betzelfde  donker- 
blonde  haar  en  de  zelfde  nuance  van  staal-biauwe  oogen.  Hem  bescbuldigden 
de  tijdgenooten  van  dezelfde  kwaal,  die  ook  het  nageslachl  in  ons  portret 
onldekte.  «  Selbstversehuldet  »,  zoo  luidde  ook  bun  oordeel.  Emanuel  de 
Wittc,  cynicus  die  hij  was,  niaakte,  op  een  vrooHjken  avond,  den  ongelukkige 
tot  mikpunt  van  een  onbehouwen  grap.  (') 

Ik  bedoel  Gevavd  de  Laircsse. 

Nu  zal  de  gedaeiite,  dat  Rembrandt  Lairesse  geschilderd  zou  kunnen 
hebben,  ieder  doen  lerugdeinzen.  In  de  kunstgeschiedenis  speelt  immers 
Lairesse  de  rol  van  den  absoluten  tegenstander  van  Rembrandt's  kunstwijze. 
Een  schot  schijnt  er  voor  altijd  tusschen  die  beiden  opgericht. 

Maar  luistert  eens.  Door  wie  werd  Lairesse  in  1665  «  ontdekt  »,  naar 
Amsterdam  gebracbt  en  als  een  nieuw  licht  aangepreekt '?  Door  Gerrit  Uylen- 
burgh,  scbilder  en  kunsthandelaar.  den  zoon  van  den  l)ekenden  Hendrik 
Uylenburgh  die,  verwant  van  Saskia,  geen  geringe  plaats  in  Rembrandt's 
leven  inneemt.  Dat  Gerrit  Uylenburgh  met  Rembrandt  in  relatie  stond,  spreekt 
van  zelf.  Nog  in  1673  had  hij  werk  van  Rembrandt  in  voorraad. 

En  dan  :  een  tegenstander  van  Rembrandts  kunstwijze  is  Lairesse  ook 
niet  altijd  geweest.  In  zijn  Groot  Schilderboek  verontschuldigt  hij  zich  dat  hij 
vroeger  Rembrandt  bewonderd  heeit  (^).  « Ik  wil  niet  onlkennen  »,  zegt  hij, 
a  dat  Ik  voor  dezen  een  bijzondere  neiginge  tot  zijne  manier  gehad  heb  ». 

Wat  zien  we  dus?  Lairesse  duikt   in    1665  in  Amsterdam  op  in  Rem- 

(')  Houbraken,  I  284. 

{^)  De  plaatseii  waar  I^airesse   in  zijn  lioek  liembraiult  bij  name  iiociiil,  viiuil  men  te 

.  samen  in  liel  Oorkomicn-boek  van  Dr.  C.  Hofslede  lie  Groot.  Door  eene  vergissinj;  zijn  zij 

op  het  jaar  1714  gesteld,  toen  Lairesse  reeds  drie  jaar  ovcrleden  was.  De  eerste  edilie  van 

het  Scliilderboek  verschcen  in  1707.  Volgens  Lairesse  zelf  dateeren  sonimige  opstellen  van 

voor  1690. 


119 


REMBRANDT'S  PORTRET  VAN  GERARD  DE  lAlRESSE 

brandt's  onmiddellijke  onigeving.   Hij   zelf  Ijikenl  d;it   hij   een    «  l)izon(lere 
neirtiiig  tot  Rembrandt's  maiiier  »   gehad  heeft.  Dit  alles  sluil  allerniinst  nil. 


GERARD  DE  LAIUESSE. 

Naar  de  gravure  van  Van  Gunst. 

mag  men  zeggen,  bij  een  verblijf  in  dezelfde  stud,  in  betzeli'de  milien,  een 
persoonlijke  aanraking  dier  twee  ongelijksoortige  groolheden. 

Vergeleken  met  de  hier  gereprodnceerde  portretten,  kan  er,  wat  de 
identiteit  betieft,  geen  twijfel  overblijven.  Ware  dit  niet  Lairesse's  afbeeldsel, 
dan  moet  hij  in  1665  in  Amsterdam  een  dubbelganger  gehad  hebben,  met 
denzelfden  zadelneiis,  dezelfde  nuance  van  staalblamve  oogen,  met  denzelfden 
donkerblonden  haardos,  dezelfde  ziekte-verschijnselen  en  die,  omdat  zij 
door  Heml)randt  geschilderd  werd,  ook  eveneens  in  Rembrandt's  onigeving 
evoluecrde  (*). 

Toch  biedt  een  vergelijking  dcr  wezenstiekken  in    dit   geval   wel  enkele 

(')  In  Schleissheim  hevindt  zich  eeii  zelfporlrel  van  Laiiessc.  Dcii  diiectcur  van  dc 
Vcrzameling  aldaar,  Dr.  Aug.  L.  Meyer,  ben  ik  zecr  verpliclil  vooi-  dc  niiuwkcuri{<e  op^ave 
dcr  nuances  van  oogen  en  haar.  Hij  sclireef  :  «  Das  Scll)sll)ildnis  (1.  de  Laircssc  Kat 
n<>10.")l,  diirfle  unstreitbar  cin  Original  sein,  schon  wcgcn  dcr  Sicherlieit  dcs  Vorlrags. 
Augcn  grau-blau,  Slcrnc  sclir  dunkclblau.  Ilaaie  dunkclbloiul  ins  braunc  itbergehend  ». 


120 


REMBRANOrs  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 
be/.waren.  Daar  /ij  uit  later  lijd  ch.teeien  stellen  de  hier  bijgevoegde  repio- 
duclics  del.  man  ids  oudor  v.x.r,  met  zwaardere  gc/Jchtsvormen.  Maar  erger 


(lEIiAHD  Dli.  LAIRESSE. 
Zwaitekuiislprent  naar  een  zelfportret. 

is  het,  dat  ze  onder  Lairesse's  invloed,  ol  ooispronkciijk  door  hem  zelf  ver- 
vaard'igd  en  derhalve  zooveel  mogelijk  gellatleerd  zijn,  volgens  vastslaande 
theorieen.  Men  leze  maar  eens  in  zijn  Grool  Schilderborl.;  het  kapittel  Van 
de  Gebreken  drs  Aaiuiczichls  en  der  andere  Lcdenmnten,  waar  hij  onder  de 
Natuurlijkc  ijvbn-kvn  rangschikt  :  een  scheeve  tronie,  scheele  oogen  en  een 
scheeve  mond  of  neus.  «  Laal  ons  nu  eens  overwegLMi  hoe  veele  dwalingen  en 


121 


REMBRANDT'S  PORTRET  VAN  GERARD  DE  I.AIRESSE 

misgreepen  veele  scliilders  l)egaaii,  waaivan  sonimi^e  zicli  im>iT  lalcii  gelegcn 
leggen  om  zoo  vccl  in  liun  vermogen  is,  de  i<wiilcii  imi  gfl)rekfii  van  vvn 
tronie,  zoncJcr  ondeischeid,  op  het  nanwkcniigsl  aan  It- wijzL'ii,  cvenals  ccn 
blind  cog,  sclieelheid,  diergelijke...  » 

\Yat  meet  er  vveinig  van  zijn  overgt'ljicvcn  als  dir  man  zicii  zclt'  sciiil- 
derde...  en  wat  inoet  hij  Rembiandl's  ()nvcii)iddelijk  conlcifeitsel  liel)hc'n 
gehaat!  En  hoe  begrijpelijk  is  liel  dat  hij  het  hoogslens  lot  een  l)edekle 
toespeling  laat  konien  en  verder  niaar  lievei'  over  die  al'beelding  zwijgl. 
Lairesse  nioet  geleden  hebben  onder  zijn  uiterlijk.  Dat  hij,  zonder  zich  zeit'  te 
nocmen,  er  gediirig  op  terug  komt,  is  een  kcnneiijk  psycliopathisch  ver- 
schijnsel. 

Ik  bceld,  als  illiistratie  van  de  niterste  graad  van  llalleering,  nog  een  van 
zijn  portrelten  al.  Ilier  zijn  de  trekken  geheel  naar  zijn  receplen  gepre- 
pareerd. 

Reeds  in  zijn  Groiullcgginge  der  Tcekcn-konsl,  Amsterdam  1701,  geel'l 
Lairesse,  in  zijn  Ecrslc  Propasiiie,  den  raad  de  Proporlie  te  besfudeeren  om 
de  gebreeken  Ic  vcrhelpen  die  in  'i  leeven  zijn.  En  hij  noemt  als  gebreken  op  : 
Scheevc  inond,  blind  oog  en  horlevoet. 

In  zijn  Schildeiboelx  sehrijll  hij  voor  «  om  le  verbergen,  te  verschikken, 
o{  geheel  n<t  Ir  Uticn  een  i)lind  oog,  een  sneede,  pokpiitten,  pnistachtigheid, 
hangende  lippcii,  enz.  ».  .Inist  die  «  hangende  lip  »,  waardoor  Rembrandt's  schil- 
derij  een  eigen  al'grijselijkheid  heeft,  is  in  Lairesse's  portretten  weggewerkt  en 
door  een  al  te  normaal  lippenslel  vervangen.  Overigens  komen  de  geziehts- 
bizonderheden  naiiwkeurig  overeen.  Ook  Honbraken's  bnste,  nit  de  Groote 
Schouwburg,  hiernevens  gereprodnceerd,  komt  de  gelijkenis  nadrukkelijk 
bevesligen.  Overal  vinden  we  dezelfde  geslonken  neiis,  dezelfde  ingedrukte 
kin,  (le  loodreehle  groel'  in  het  voorhoofd,  de  iiitgezette  kaken,  dezelfde  lijn 
der  wenkbronwen,  de  dikke  Ibrmatie  der  oogleden.  Voeg  daarbij  de  afstand 
Insschen  de  oogen,  de  al'staiid  van  het  stompje  neus  naar  de  onderlip,  dan 
gelool'ik  dat  er,  gelet  op  de  zeer  bizondere  nnanees  van  haar  en  oogen,  geen 
mogelijkheid  i)estaat  om  aan  deze  identifieatie  te  twijfelen. 

In  1665,  toen  he!  porlrel  onlsloiid,  was  Lairesse  25  jaai-  ond.  Prof.  Hol- 
lander te  Berlijn  taxeeide  den  voorgestelde  als  «  45  bis  4(S  jiihrig  ».  IMaar  hij 
reieveerde  tevens  hel  v  kindlich-greisenhalte  »  van  het  gezichf,  een  appre- 
cialie  die  een  ruimc  speling  loelaal.  Voeg  hierbij  dat  gewoonlijk  Reml)randt's 
modellen  veel  ouder  geschat  worden  dan  ze  zijn  (*),  dat  men  aan  zieke  lieden 

I*)  Men  (Iciike  aaii  de  door  Dr.  W.  H.  Valeiiliner  tici'lcnlilicfcrde  Tiliis-porlrcUcn.  Zie 
ook  vail  deii/.fltdcp  sclirijvur  :  Remjjrandl  u.  seine  Unifiebun}^.  Slrasslnirfi  1905,  p.  39, 
waar  hij  liet  t^eval  v:iii  lu-l  porlrct  van  .Ian  Six  aiinlinalt,  dodi  Smilli  voor  CiO  jaren  oiid 
vcrklaanl,  loldal  ccji  ooi  konde  den  vi)()i}>eslelde   ciii   leellijd  van  .id   ^-aW   Iloe  laslif^  liet  is 


122 


REMBRASDTS  PORTRET  \MA'  GERARD  l)E  LAlRESSE 


on\villekeiiri<<  cen  Iioooimlmi  k'L'I'liJd  j^eol't,  en  dat  het  nioeilijk,  zoo  niet  onnio- 

geliJU  is,  iiit  die  geschoiulcii  troiiie  ecu  juisten  leeflijd  al'  te  leideii.  Het  slanke 

licliaam    daareiitegen    diiidl    op  jeugd. 
In  1G65  had  dezc  vioegrijpe  Luike- 

naar,  die  op  zijn  15"  jaar  voor  de  kerken 

van  zijn  geboortestad  begon  te  vverkeii, 

reeds  een  wilde  ronian   achter  den  rug. 

Bedrogen  modellen  giiigen  den  trouwe- 

loozen  Waal  met  doiUsleken  te  lijf,  zoo- 

dat  hij   de  vlucht  geraden  vond.  Verge- 

zeld  van   zijne  niclit   Maria  Salme,    die 

vervolgenszijn  echtgenoolwerd,  l)eieikle 

hij  Maastriciil.   Vandaar  ging  het   naar 

Amsterdam,   maar  in  I'trecht  wordi  hij, 

zonder  middelen,  door  de  bevalHng  van 

zijn  vrouw   opgehoiiden.    Den  4"  April 

1665  ontvangt  daar  zijn  zoon  Lodewijk 

(waarschijnlijk    jong     geslorven)     den 

doop.  Intusschen  heeft  Gerrit  Uylen- 
burgh  hem  onldekl,  meegenomen  en 
bij  zich  geinslalleerd.  In  1GG7  verwerft 
Lairesse   het   Anisterdanische   burgerrecht  (^). 

Decoratie-schilder  van  zijn  vak,  dilettant  op  allerlei  gebied,  groeide  hij 
in  't  laatste  kwart  der  xvii«  ecuw  tot  een  door  de  Academisten  aanbeden 
autoriteit.  Een  kopstuk  der  oudere  school  daarentegen,  Emanuel  de  Witte, 
vergeleek  cen  schilderij  van  Lairesse  bij  de  prinse-vlag.  Vijttig  jaar  oud, 
overviel  hem  een  ramp  die  wellicht  ten  onrechte  aan  zijn  ziekte  geweten 
wordt  :  Lairesse  werd  blind.  De  gedachte  is  wel  ontstellend,  dat  het 
gruwelijk  gelaat  ook  den  blister  der  vvonderbaarlijke  oogen  nog  derven  moest. 
In  zijn  duisternis  begon  Lairesse,  door  zijn  zoons  bijgestaan,  een  reeks 
theoretische  opstellen  over  kunst  voor  den  druk  gereed  te  maken.  Na  veel 
verlraging  werden  ze  in  1707  uitgegeven  :  het  Grool  Sehilderboek,  een  niet  te 
onderschatlen  document  voor  den  smaak  van  den  tijd  en  een  document  tevens 
voor  het  karakler  van  den  auteur. 


GEHARD  DE  LAIRESSE. 
Beeltenis  uit  Houbiaken's  «  Ciioole  Sehoubur<;li ». 


lie  oiuleriloin  op  Ic  iiialvcii  uit  ecu  (Icr^clijk  wanvormig  gclaal,  zicl  iiieii  aan  de  portrctleii 
van  Paul  I.  Men  Iraclite  diciis  lecllijd  niaar  cens  le  Ic/en  op  de  l)usles  door  Ktieiine 
Slchoukine  te  Galcliina  en  door  Tlieodose  Tcliedrine  le  SI.  I*elersl)urt5. 

^'l  Zic  over  I-airesse  :  Sandrarl  Acadeniia  arlis  picloriiu  ItiX:!.  lIouiirMUcii  III  lOG. 
Dcscanips  1762.  Ill  57.  ICen  slaaltje  van  zijn  dilcUantisnie  wordt  ook  verliaalil  door  N.  Tcssin, 
die  in  1G87  Amslerdani  be/.oclil.  ^().  II.  XVIIl  11). 


123 


REMBRANDT'S  PORTRET  VAN  (iERARl)  1)E  LAIRESSK 

Dit  talent,  dezc  dilettant,  zvvclgt  in  de  depreciatie  van  f^iooihcdL-ii.  Hoe 
zalio  wanneer  hij  in  een  phrase  Rembrandt  en  Tiziaan  opzij  kan  zetten!  Zelfs 
Rafael,  van  wien  hij  gaarne  den  niond  vol  neemt,  ontsnapl  niet  aan  zijn 
verwaten  critiek.  Laaldiinkende  Thersites  die  hij  was,  beet  hem.  Teller  dan 
zijn  kwaal,  wangunst  en  haat. 

Die  schrijvers  over  kunst  en  over  schilders,  welke  de  overgang  mee- 
maakten  van  de  xvii''  naar  de  xviii'"  eenw,  ze  zijn  van  hetzclide  geveinsde 
slag.  TrefFend  verschil  met  den  nobeien  Van  Mander  die  met  een  gastvrij  hart 
en  gullen  geest  de  knnstenaars  in  zijn  boek  ontving!  Maar  Lairesse  was  de 
ergste.  Hij  pracliscerde  toespelingen  en  doodzwijgerij ;  praalde  als  aposlel 
van  een  verslandige  riehling  en  was  absoliuit  op  de  hoogte  hoe  «  de  »  knnst 
mopst  zijn. 

A.  v.  Wiirzbaeh  val  in  zijn  Lexicon  aldus  zijn  oordeel  over  Lairesse 
samen  : 

«  Er  war  haszlicli,  eitel,  scliwelgerisch  und  ansschweifend  nnd  soil 
inl'olgc  seines  Umgangs  mit  Dirnen  seine  Nase  verloren  haben.  Das  Anl'dring- 
liche  seiner  ganzen  Talentlosigkeit  machte  ihn  zu  einer  in  jeder  Hinsieht 
wenig  synipathischen  Persoidichkeit  ». 

((Talentlosigkeit  »  is  te  sterk.  Lairesse  als  schilder  is,  wegens  zijn  karak- 
ter,  meer  verguisd  dan  hij  bet  verdiend  heel't. 

Wat  zijn  ziekte  betreft,  ook  daar  mag  wellicht  wat  afgedaan  worden. 
Honbraken,  die  met  Lairesse  bevriend  was,  verdedigt  hem  tegen  die  aanlij- 
gingen.  Hij  verzekert  dat  Lairesse,  blijkens  een  vroeg  zelfportret,  reeds  voor 
zijn  zeventiende  jaar  dat  «  misselijk  fignnr  »  vertoonde.  Houbraken's  pleitrede 
heeft  Lairesse  niet  gebaat.  Zijn  reputalie  staat  vast.  En  wanneer  bijvoorbeeld 
bet  Miiseo  P^iorentino  (17r)r))  spreekt  van  «  diverse  noiose  infermitadi  »,  dan  is 
dat  zeer  bescheiden 

Een  Nederlandschc  aiitlioriteit  op  dit  gebied,  Dr.  J.  H.  Hanken,  wien  ik 
verschillende  al'beeldingen  van  Lairesse  voorlegde,  decide  mij  welwillend  zijn 
diagnose  mede,  welke  aan  Honbraken  gelijk  geel't.  De  ziekte  draagt,  volgens 
Dr.  Hanken,  een  duidelijk  hereditair  karakter.  Op  zeer  jengdigen  leeftijd 
heel't  de  kwaal  dit  gelaat  vermiidct,  de  schedel  vervormd,  bet  verhemelte 
doen  vergroeien.  Heludve  de  eonchisies  die  nil  'mans  gelaatslrekken  af  te 
leiden  zijn,  pleil  ook  voor  deze  meening  bet  normale  verloop  van  zijn 
huwelijksleven. 

Men  verdenke  mij  niet,  dat  ik  bier  een  «  Ehrenrettnng  »  in  den  zin  heb. 
Selbstverschnldel  of  niet,  bet  was  Lairesse's  lot  te  zijn  als  hij  was.  En  al  komt 
zijn  afschuwelijke  tronie  niet  op  eigen  I'ekening,  zijn  vrij  wat  afseluiwelijker 
inborst  blijft. 

Het    is  ons  gegeven,  vrij   zeldziiam  geval,  IU'rid)randl"s  porlrel  te  loelscn 


124 


REMBRASDrs  I'ORTUET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 


GEUAUD  OiS  LAIRF.SSK. 
Vooilieeld  van  een  geflatloerd  portret. 


aan  hct  litteraire  zelf-poitiet,  dal  Lairesse  in  zijn  boek  heelt  nagelaten.  En, 
al  vergelijkende,  beseffen  we  dat  Rembrandt's  psycbologie  verbliiirend 
penetrant  is.  Hij  heett  den  jengdigen  Lairesse  vohnaakl  doorzien,  hij  expli- 
ceerde  beni,  en,  om  iiet  zoo  te  zeggen,  voorspelde  iiem  levens.  Dil  is  niet 
alleen  de  Lairesse  die  zich,  volgens  Descamps,  gaarne  voornnam  kleedde  en 
mensehen  van  stand  freqnenteerde ;  we  zien  ook  in  hem  als  bet  ware  de 
synthese  van   een  generatie  die  aan  't  opgroeien  was,  onmachtig,  pedant  en 


125 


hembbandt's  portret  van  gerard  de  lairessE 

wangunstig,  en  die  als  laatste  representanl  ecu  iiidividu  zoii  voortbrengen  als 
Campo  Weyerman.  Overigens  woog  Rembrandt  wat  er  los  en  vast  aan  hem 
was  :  hij  erkende  een  scherp  intellect,  maar  vergifligd  door  jalousie  ;  glim- 
lachte  om  's  mans  pralheid  op  zijn  gaven  ;  en  onderslieeple  in  die  opgejjrikle 
deftigheid  het  air  van  den  zicli  gevvichtig  voelenden  dileltant.  Fhiil,  viool, 
boetseeren,  poeterij,  geschrijf,  dal  waren  alles  neven-occupaties  door  Lairesse 
gepracliseerd  en  het  is  merkwaardig  dat  Rembrandt  juist  den  dileltant  in  dit 
conterfeitsel  deed  nitkomen,  het  talent  dal  op  verkeerde  wijze  streeft  naar 
universalileil. 

Om  alles  samen  te  vatlen  :  Rembrandt  bespenrde  in  den  nijdigen  betwe- 
fer  een  ziel  gelijk  aan  zijn  uiterlijk. 

Descamps,  die  hem  gekend  heeft,  zegt  van  Lairesse  :  «  on  ne  pouvait  voir 
un  homme  phis  laid  «.  Welnn,  Rembrandt  vergoelijkl  niets,  zoomin  van  het 
physieke  als  van  het  moreele,  en  toch,  zooals  ik  in  het  begin  van  dit  opstel 
schreef,  gaal  er  een  prestige  van  den  aterling  uil.  Dat  we  hem  met  een  zekeren 
eerbied  bejegenen,  wat  kan  daar  de  rede  van  zijn?  Op  welke  wijze  heeft 
Rembrandt  dien  gehavende  verheerlijkt '? 

De  groote  portrettisten  begiftigen  bun  modellen  met  ecu  bepaalde, 
imaginaire  eigenschap.  Rubens  geeft  ze  vitaliteit,  Hals  temperament,  Van  Dyek 
distinctie,  Velazcpiez  onaandoenlijkheid,  Goya  koorts,  Quentin  Latour  esprit. 

Wat  ontvingen  Rembrandt's  sujetten?  Waarmee  bezielde  Rembrandt  zijn 
schepselen  van  na  1660?  Kan  men  zeggen  dat  het  wijsheid  was?  Eigenlijk  neen. 
Maar  hij  begreep  ze  met  zoo'n  wijsheid,  met  zulk  een  indnlgentie,  dat  wij 
vanzelf  toegeven  :  zoo  behoort  die  man  noodzakelijk  te  zijn  :  en  het  is  goed 
dat  hij  zoo  is.  De  wijsheid,  waarmee  deze  menschen  beoordeeld  zijn,  slraalt, 
voor  ons  begrip,  op  henzelf  af.  De  Siaalmeesiers,  een  treffend  voorbeeld  :  ze 
zeteien  als  een  tribuiiaal  van  philosophen  in  Plato's  Republiek,  en  loch  is  er 
niets  menschelijks  in  hunne  karakteis  verheeld.  Zoo,  meen  ik,  is  het  ook  met 
Lairesse  :  wij  iiaderen  hem  met  ontzag,  niet  onuiat  hij  wijs  is,  maar  omdat 
hij  met  ontzaglijke  wijslicid  begrepen  is.  Niets  valt  er  te  bemantelen,  niets 
te  verdraaien,  niets  op  te  otl'eren.  Weldadig  komt  over  ons  de  wijdsche 
gelalenheid  van  den  hoogen  beoordeelaar.  Het  diepe  inzichl  brengl  voor 
Lairesse  vergiiTenis  en  zelfs  rechtvaardiging  nice. 

En  lot  onze  verwonderde  tevredenheid  kiinnen  we  de  oogcii  gevesligd 
lioiidcM  op  wat  geinceiilijk  vooi'  laag  en  veraehtelijk  doorgaat  en  onder  het 
aaiisciiouwcn  ons  oiigcnoiiR'H  voelen  in  een  steer  van  eerbiedwi-kkende 
humanileit. 

♦     • 

Ik  kan  de  verzoeking  iiiel  weerstaan,  om,  lerwille  van  niijii  beloog, 
legenovcr    Rembrandt's   schrijnend    waar  en    toeli    aesthelisch    overtuigend 


126 


REM  BRANDTS  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 


KAFAKL  :  Forlret  van  Kardinaal  Alidosi. 
(Prado,  Madrid). 


conteifeilsel  ,    een    portiet   tc    pUiatsen    van    den    hoogen    iiK-t-ster,  lang   als 
Rembrandt's  anlipode  uitgespeeld  :  Ralael. 

Nade  Balthazar  deCastiglione  in  den  Louvre,  geldt  de  kardinaal  Alidosi 
in  Madrid  voor  het  volniaakste  van  Rafael's  porlretten  ('). 

(i)  Een  mcclaille  mel  Aluiosis  proflcl  in  hel  Brilish  Museum  Icveil  lu-t  bcNvijs  voor  de 
i.lcntitcil.  Ik  hoo,.  l.icr  uilvocriger  op  leruf.  to  komcn.  Ken  karaklerisUck  van  Aluios, 
vin(il  men  in  Casimir  v   Chledowski.  Rom.  Miinchen  1912,  p.  202. 


127 


REMBRANDT S  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 

Scliijnbaar  stenit  hier  zeldzame  scliooiilieid  samen  met  ecu  zekizaam 
rein  genioed.  Het  is  alsol"  een  vleliUelooze  ziel  zclf  Alidosi  lol  luilsel  slii'kl. 
Hel  ideaal  van  den  preiaaf,  bezonken  van  gcest  en  vorslelijk  lei  iighondend, 
is  hier  eens  voor  a!  vastgelegd. 

De  vergissing  is  groot.  In  Alidosi  slak  een  gierig  inlrigaul,  een  aarlslini- 
chelaar,  een  wreedaard  en  een  wellusteling.  Den  jongeling  met  dit  lieeld- 
schoon  gelaaf  noemden  de  tijdgenoolen  den  Ganymedes  van  Julius  II. 

Maar  hoe  ging  Rafael  dan  te  werk  toen  hij  dezen  verfoeilijken  harlstoehl- 
niensch  kreeg  uif  beelden  en  waaroni  maakle  hij  er  een  engel  van  ? 

In  de  harmonische  geeslesgesteldheid  die  hem  zelfeigen  was,  liet  hij  den 
kardinaal  deelen.  En  hel  olympische  evenwicht  der  jonge  hoog-renaissance, 
in  een  woord  :  de  sereniteit,  is,  evenals  aan  alle  schepselen  Rafael's,  ook  als 
ziel  aan  Alidosi  gegeven. 

Men  kan,  eenmaal  bekend  met  de  wandaden  van  den  pauselijken  legaat, 
op  .dit  koele  masker  de  verholen  waarheid  langzaam  gaan  ontdekken.  Maar 
wie  onvoorbereid  dien  purperen  prins  le  analyseeren  krijgl,  hij  zal  aan  een 
wonderlijke  mengeling  van  aartsengel  en  asceet  zonder  erg  geloof  slaan. 

Terwille  van  hel  kunslwerk  werd  er  onderdrukt  wal  snoodheid  en  passies 
aan  dat  gelaat  hadden  gemodeleerd  :  de  acslhetische  verkwikking  van  een 
kunslwerk  beslond  voor  Rafael  in  uilerlijk  en  innerlijk  evenwieht. 

Toeh  zal  men  met  niel  minder  voldoening  hel  oog  houden  gevesligd  op 
Rembrandt's  Lairesse.  En  ten  slotte  bereikl  Rembrandl,  nut  waarheid  en 
hoogheid  van  opvatling,  hetzelfde  aeslhetische  effecl  als  Rafael.  Maar  de 
indruk  op  hel  gemoed  zal  hij  den  Hollandschen  meeslcr  kraehliger  blijken  : 
wal  hel  emolie-wekkende  l)elreii,  slreeft  Rembrandt  verre  boven  Rafael  nil. 

Slond  Laiiesse  in  hel  dagelijksche  leven  plolseling  voor  ons,  we  zouden 
het  hoofd  met  weerzin  afwenden.  Rij  monde  van  Lairesse  wordl  dat  bevestigd, 
wanneer  hij  zich  aldus  over  mismaakten  nil  :  «  De  natuur  zelve  weigerl 
vermaak  le  nemen  in  hel  beschouwcn  van  zulke  menschen  :  want  wij  zullen 
ons  oog  niel  als  met  een  soorl  af  keerigheid  op  hen  geslagen  houden  ».  En 
ziel,  zonder  een  grein  realileil  te  laten  vallen,  ovcrwint  Rembrandt's  afbcel- 
ding  oiize  aiitipathie. 

De  oude  meesler  koos,  uit  eigen  wil,  het  sluilendsle  model,  waarmee 
hel  sehoonheidlievend  oog  le  tarlen  viel  :  een  hatelijk  wezen  in  een  afgrij- 
selijk  uilerlijk.  En  op  dit  erealuur  beproeft  hij,  onlslelleiid  waagsluk,  de 
rijkdom  van  zijn  ervaring,  de  macht  van  zijn  levensbesehouwing.  Wijsgeer 
en  kuustenaar  beeldde  Rembrandl  Gerard  de  Lairesse  af,  als  wilde  hij,  hoog 
en  zeker,  en  door  een  huiveringwekkcnd  schoon  voorbceld,  demonslreeren, 
dat  de  geesl  waarin  gesehapen  wordl,  aan  de  schej)ping  de  wezenlijksle 
waarde  geeft. 


128 


REMBRASnrS  PORTRET  VAN  GERARD  DE  LAIRESSE 

Renil)niii(lt's  moiisteilijk  dock  lioiull  do  ;Kiiul;iclit  men  gt'v;ingeii.  TcrvvijI 
wij  (lit  gc'lnal  (looivorsrheii  cii  dil  kiiiaktiT  |)lm1oii,  kampeii  in  ons  weemoed 
en  alkt'cr,  veraclilino  fu  nu'delijclcii.  Mn  aldiis  oiulcigaan  wc  de  kalliarsis,  de 
reinii^ing,  waaivan  Aiislololes  sprcekl.  Onder  licl  aanhooren  van  Hcmbrandl's 
niilde  cxplicatie  wordt  liet  ons  bewust  waarom  hcl  afscluuvelijke  hicr 
aanlrekkelijk  is.  In  Rembrandt's  geest  gespie>>eld  bceft  hel  bidenze  bakkes 
een  Irinmfeercnde  bekoring  niet  gemist. 

F.    ScMMIDT-DlXiENKR. 


129 


DE   HOLLANDSCHE    MEDIAEVAL 
VAN    S.  H.  DE    ROOS 


ET  is  nil  ineer  ihiii  ccn  j:iai"  geleilen  —  hel  \v;is  Xieiiw- 
j;uir  1912  —  d:U  tie  LcltLTgielfiij  v  Ainsler(l;ini  »  aan- 
kondigde  luiar  «  Hollaiulsche  Mediaeval  »,  «  een 
nieuwe  boekletter  door  oiis  le  siiijden  eii  le  gieten  in 
X  corpsen  naar  leekeniiii^  van  S.  II.  de  Roos  ». 

Er  was  aanstonds  voor  deze  letter  eene  belang- 
slelling,  die  niet  atliet  en  nog  imnier  stijgend  is. 
Couranten  en  lijdschriften  voor  vakkringen  en  leeken  lieetten  liaar  welkom 
en  prezen  haar,  en  —  hierin  zal  de  maker  zijn  sehoonsle  l)elooning  vinden 
—  liet  gebruik  van  de  letter  neenit  voortdnrend  toe,  vooral  voor  boeken. 
Dil  laatste  is  typeerend,  in  aannierking  genomen  het  karakter  dezer  boeken 
en  bet  streven  van  Iiiinne  nitgevers  :  als  eerste  boek,  Berlage's  lezingen, 
gelioiiden  in  Anierika,  verzen  en  looneelspelen  van  Henr.  Roland  Hoist- 
van  del-  Seiialk  en  van  Adenia  van  Sebeltema,  alle  bij  de  nitgevers  Hrnsse, 
voorts  —  wij  knnnen  sleclits  een  greep  doen  — werken  van  Strenvels,  Bnysse 
en  .Moerkerken  bij  Veen,  Van  Disbocek  en  Van  Kampen  &  Zoom,  en,  voor 
bet  oogeidjlik  nog  ler  perse,  twee  bibliopliiel  nitgaven,  in  den  goeden  zin, 
van  Raudelaire's  Kleurs  dn  Mai  (in  den  Romein)  en  nieiiwe  gedieiilen  van 
Van  Eyck  (in  de  Cursijl)  voor  «  De  Zilverdistel  ». 

De  overweging  al  dezer  onistandigbeden  doet  een  vraag  rijzen  :  wat  is  de 
oorzaak  van  het  sncces  dezer  letter  in  kringen,  overigens  van  elkaar 
verwijderd,  bij  persoonlijkheden,  sehrijvers  en  nitgevers,  wier  slijlinzichlen 
en  smaak  in  dczcn  wcl  geacht  kunnen  worden  gebeel  verscbillend  te  zijn? 
Dc  gegevens  voor  een  eenigszins  bevredigend  antwoord  scliijnen  niij 
versprcid  te  liggen  op  velerlei  gebied  en  een  sanienvatting  van  deze  daarom 
niet  zonder  nut. 


In  hel  algemecn  kan  worden  vooropgesteld,  dat  in  de  ontwikkeling  dcr 
kunslen  en  in  de  belangstelling  voor  deze  in  onzen  tijd  een  verloop  is  le 
conslateeren  van  de  vrije  kunslen   naar  de  gcbondene,   i.  e.   naar  de  nijver- 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 
heidskiinsfen.  In  deze  zelf  hleck  lelkciis  de  tijd  voor  de  drukkuiist,  nieer 
l)ijzoiulei-  voor  de  lierde  lot  hct  schooiie  boek  hiler  cUm  le  breken,  dan  voor 
de  andere  takken  aan  tlien  \viid(lrai<enden  boom.  Bedriegen  de  verschijnselen 
niet,  dan  is  die  lijd  in  Engeiand  sedert  1890  aanwezio,  in  Duifsebland  sedert 
1900  en  bij  ons  wederoni  een  liental  jaren  laler,  i)niten  bescbonwiny  geiaten 
voor-perioden  en  kleine  lijdversehillen. 

Neemt  men  nu  in  aanmerking  onze  l)elang,sleiling  en  in  vcel  ook  onze 
afhankelijkheid  van  l)uilenlandsebe  produelie,  is  bet  dan  niet  te  verwonderen, 
dat,  waar  men  sedert  1900  deenorme  sclieppingshist  der  Dnitscbe  lypograpbie 
—  in  letters  en  boeken  —  bad  knnnen  gadeslaan,  en  meer  dan  dal,  van  deze 
letters,  onder  vvelke  boogst  stijlvolle,  mede  gebrnik  liad  nioeten  niaken,  is  liet 
dan  niet  verklaari)aai-,  dat  bet  daarop  als  bet  ware  de  bevrediging  van  een 
bongerend  gevoel  was,  toen  men  in  bet  cigen  land  een  materiaal  zag  tot 
stand  komen,  dat  origineelvan  seliepping,  in  alle  opzicbten  den  strijd  met  de 
buitenlandscbe  prodneten,  niet  alleen  van  Dnitscbland,  maar  ook  van  Amerika 
en  Frankrijk,  kon  opnemen.  De  Inst  naar  goed  materiaal  was  door  bet  buiten- 
landscbe voorbeeid  wakker  geworden,  bet  nationale  product,  als  zoodanig, 
gaf  daarom  een  dubbele  bevrediging.  Hiermede  wil  geenszins  gezegd  zijn, 
dat  de  letter  van  De  Hoos  specifiek  Nederlandscb  zoude  zijn,  zooals  in 
Nederlandscbe  l)esprekingen  soms  gaarne  wordl  beluigd  —  op  dit  punt  zal 
nader  worden  teruggekomen  —  docb  bet  wil  aanloonen  een  belangrijk 
element  in  de  bartelijke  belangstelling,  die  deze  letter  erlangde  en  verdient. 

Het  is  ecbter  duidelijk,  dat  liiermede  de  verdienste  van  de  letter  zelf, 
baar  scboonbeid  als  schriftteeken  niet  direct  werd  getrolfen.  Toch  doet  ook 
deze,  zij  bet  bij  de  meesten  nog  onbewust,  bare  werking,  en  zal  bet  in  de 
toekomst,  wanneer  bet  publiek  de  slecbte  letters  is  ontwend,  steeds  meer  en 
blijvend  doen.  Wij  zijn  bier  op  andere  gebieden  en  zuUen  tot  begrip  der  zaak 
wat  dieper  bebben  te  delven.  Het  is  de  genesis  dezer  letter  en  daarvoor  nog, 
bet  wezen  van  de  letter  in  bet  algemeen,  die  bier  om  beiiandeling  en 
verduidelijking  vragen. 

De  Letter,  wat  is  er  niet  in  bare  vormen  gelegen  !  Letters  zijn  de  teekenen, 
waarin  de  menscbenzielen  baar  innigste  denken  en  voelen  als  de  schalten 
nederleggen,  die  zij  voor  anderen  bestenimen.  En  in  die  daad  van  overgave 
zijn  zij  omludd  van  de  scboonbeid,  waarmede  bet  gevend  gemoed  is  getooid. 
Toen  liaar  vormen  rijpten,  in  die  verre  tijden,  waren  bare  leekenen  niet 
dan  voor  de  allerboogste  mededeelzaandieid  bestemd.  Is  bet  wonder  dan, 
dat  in  baar  vormen  nog  bet  rbytme  is  besloten,  waarin  eens  dat  denken  zicli 
bewoog,  is  het  wonder  dat  in  baar  samenvoeging  nog  een  alscbijn  is  van  de 
scboonlieid,  die  eens  bet  diepst  gevoel  ontsprongV 

En  omdat  in  de  ontwikkeling  der  menscbbeid,  zicli    bewegend  nit  den 


131 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

laatsten  schemer  der  Romeinsche  Aiitiqiiitas,  door  den  morgeiifjlccd  der 
eerste  Clirisleiiheid,  door  het  brandcn  der  niiddeleeiiwsche  go(lsvereerini>, 
door  dea  stiller,  door  den  zoeleii  lieiliifencultiis,  d;iii  door  liel  i<!;i:irder 
bewuslwordeii  en  den  trolschen  opsUnid  der  rede,  waarmede  de  renaissance 
de  wereld  verrijkt,  onulal  in  dezen  zielegan^  de  hand  heell  niee<<el)eden, 
heel't  meegedroomd,  is  niede  oiitwaakt  en  met  de  reile  heeit  nu'egezoiinen, 
daarin  ligt  de  verklaring,  dat  de  leekenen  door  die  zell'de  hand  gehokken, 
inede  van  dat  wisselend  leven  zijn  vervnld. 

Is  het  hieriiit  niel  duidelijk,  dat  zoo  ergens,  dan  i)ij  het  vornien  van  cen 
letterschrifl,  de  kunslenaar  nioet  worden  gesleund  door  de  geeslelijke  krach- 
ten,  die  in  ziJn  tijd  werkzaani  zijn,  dat  deze  zich  nioeten  samenvoegen  tot  een 
geheel,  tot  een  milieu,  waaruit  het  dezen  werker  mogelijk  is  te  ahsorheeren 
wat  hem  voor  zijn  vormgeving  dienstig  is.  Van  tijd  tot  tijd  zijn  er  zulke 
perioden  voor  de  verschillende  knnslen.  De  kunslenaar  is  dan  zeker  van 
helangslelling  en  sympathie  en  men  mist  in  zijn  werk  die  sporen  van  opdrin- 
gerigheid  waarmede  in  zwakke  perioden  getracht  wordt  de  onverschilligheid 
wakker  te  schudden  en  den  lieden  in  het  gevlei  te  komen.  De  kunslenaai-  is 
als  een  redenaar,  die  door  het  merkbaar  medeleven  van  zijn  gehoor  zich  al 
meer  en  meer  van  het  innerlijk  vergaarde  voelt  ontlokken  en  op  naluurlijke 
en  treffende  wijze  als  van  zelf  zich  uiten  hoorl.  Yergissen  wij  ons,  of  gaat  er 
niet  weder  in  dezen  tijd  in  hen,  die  de  letterkunst  le  aanschouwen  krijgen  een 
heimelijk  bewegen  om,  dat  de  oogen  richten  doet  met  meer  dan  nieuwsgierig- 
heid,  met  hartelijke  en  aanmoedigende  helangslelling.  In  kringcn,  waar 
nimmer  aan  typographic  werd  gedacht,  is  «  De  letter  van  De  Roos  »  een 
bekende  klank  gevvorden.  Er  is  weder  een  nieuw  contact  in  onze  naar  samen- 
werking  slrevende  wereld  ontslaan.  Het  klinkt  in  het  welkom,  waarmede  deze 
nieuwe  letter  wordt  ontvangen  :  zij  bevredigt  een  meer  algemeen  vormgevoel, 
omdat  bij  haar  ontslaan  daarmede  rekening  is  gehouden,  niet  opzeltelijk, 
(loch  uit  een  innerlijke  samenstemming  met  helgeen  ook  builen  dvn  kunsle- 
naar zich  in  den  tijd  bewoog. 

Is  deze  omslandigheid  met  vreugde  le  begroelen,  men  denke  zich  echler 
i\vn  tijd  nog  niel  zoo  rijp  als  in  de  groote  periode,  die  de  middeleeuwen  voor 
bet  schrift  te  bewonderen  geven.  Er  was  toen  nog  lets  bijzonders  aanwezig, 
wal  Ihans  ontbreekt  en  vooralsnog  ontbreken  zal. 

Onze  letter  heell  zich  gevormd  als  geschreven  letter.  I'il  de  monnmentale 
in  sleen  geliakle  inscriplie-kapilalen  der  Romeinen,  ontvvikkell  zij  zich  langs 
de  ruslieke  kapilalen,  welke  reeds  het  meer  bevvegelijke  van  het  schriji'luig 
—  het  riel  —  doen  zicn,  lot  de  roiulcr  vioeiende  uncialen,  om  Icn  slolle  nil 
le  i)loeien  in  de  zachl  bewogen,  de  zwciicnde  en  sliiikcnde,    zich   soepel    voe- 


132 


DE  ZON  WAS  AL  OP  EN  EEN 
heerlijk  nieuwe  lentemorgen  geboren. 
De  groote  kinderkamer  was  vol  licht. 
In  de  ruimte,  tusschen  de  vier  wanden  was  het 
licht  als  een  tastelijk  stuk  doorzichtig  vloeisel, 
dat  binnendrong  met  geweld  door  de  twee 
groote  ramen^ — twee  hevig  glanzende  vakken 
in  den  schaduwwand,  die  er  als  twee  schitter- 
spiegels  tegen  ophingen.  Het  neteldoek,  dater 
voorgespannen  was  brak  het  geweld,  waar- 
door  de  klaarte  als  door  een  teems  getemperd 
en  gelijkvloeiend  in  de  kamer  openspreidde. 
Op  de  vier  wanden  sloeg  het  licht  met  een 
efFen  witten  glans ;  over  het  vlak  der  zoldering 
slierde  het  teerder,  doorschijnender,  dieper, 
met  wattige  matheid.  De  blauwe  behangsels 
boven  het  bed  en  het  wiegje  baadden  in  het 
witte  licht  en  bleekten  het  diepe  blauw  met 
een  schijn  van  azuur  uit  den  uchtendhemel. 
Op  de  ronding  der  spannende  kussentooisels, 
op  de  f  rommeling  der  lakens  en  sprei  schitterde 
en  weerkaatste  't  licht  op  dat  zuiverwit  als  op 
schuimende  room  of  verschgevallen  sneeuw. 


Bladzijde  uit  Stijn  Streuvcls  ..Morgenstond"  — Gedrukt  bij  G.  ].  Thicme  te  Nijmegcn. 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKVNST 

<*eiKle  miuuskiuil,  zooals  die  in  het  schrift  onder  Keizer  Karel  de   Groote,  in 
de  Karoline,  haar  schoonste  vormen  toont. 

Onze  letter  is  een  schrijllelter,  niaar  zij  kan,  gevormd  als  drukletter,  iiiet 

al  het  bewegelijke,  daaraan  veibonden,  beliouden.  Deze  melamoiphose   van 

geschreven  letter  tot  drukletter  bestaat  in  een  vastleggen,  niaar  daardoor  ook 

in  een  zuiveren.  Er  is  daarvoor  noodig  een  zoeken  naar  het  zooveel  mogelijk 

bevredigende,  een  pogen  tot  samenvatten  van  alle  mogelijkheden,  die  de  vrije 

hand  in  haar  schriftvoering  al  naar  de  omstandigheden   kan  toepassen,  een 

kleinste  genieene  veelvond,  waarin  al  die  factoren  zijn  voorzien.  Verder  heeft 

de  letterknnstenaar  niet   le  gaan.  De  lechnieken,   die   ten   slotte  he!  gegoten 

letterbeeld  vormen,  hebben  hem  verder  niets  te  dicteeren,  en  in  het  bijzonder 

zal  hij  zich  niet  hebben  te  binden  aan  de  lechniek  des  lettersnijders,  in  dien 

zin,  dat  hij  in  zijn  vormen  een  graveersnede  tot  nildrukking  zoude  hebben 

te  brengen.  Wat  ware  ook  de  bedoeling  hiervan?  Onmiskenbaar  een  te  loven 

zin  naar  uitdrukkingsechtheid,   naar  een   uitdrukkingswijze  in  overeenstem- 

ming  met   het   werkluig,   met  het   materiaal,   dat   de  vormen   te   voorschijn 

brengt.  Maar  de  bedoeling  zou  haar  wit  voorbij  streven,  en  vervallen  in  eene 

verdubbelde  vervalsching.  Zij  zoude  vergeten,  dat  het  niet  meer  de  teekenaar 

is,  die  de  stempels  graveert,  dat  het,  omgekeerd,  niet  meer  de  stempelsnijder 

is,  die  de  lettervormen  schept.  Wij  hebben  in  dezen  nu   eenmaal,  in   onzen 

tijd,  eene  verdeeling  van  werkzaamheden,  en  maken  gebruik  van  lechnieken 

(van  reproduclie,  van  snijden,  van  stempelen,  van  gieten)  die  den  letteront- 

werper,  wat  zijn  uitdrukkingsmiddelcn  betreft,   beperken  tot  diens  pen  en 

papier,  en  die  den   lettersnijder  er  toe  brengen  niet   als  een  in  levende  lijn 

scheppend  kunstenaar  te  werken,   maar  als  een   steenhouwer,   die  van  zijn 

materiaal  al'bikt,  uitholt  en  wegsnijdt  al  naar  de  willekeur  en  het  bevel  van 

zijn  voorbeeld.  Er  is  hier  geen   sprake  meer   van   een   levende  technick,  het 

leltersnijden  is  een  volgzaam   copieeren.    Aan   dit   werk  een  vorm   te  doen 

beantwoorden  ware  miskenning  in  dubbelen  zin  :  een  overschatting  van  het 

snijwerk,  een  noodeloos  beklemmen   van   het  scheppend   teekenwerk.  Niet 

naar  den  lettersnijder  heeft  dit  zich  te  richten,  doch  het  heeit  zich  bewust  te 

zijn  van  zijn  historischen   oorsprong.   Deze  is  :  het  zuivere,   gevoelige  hand- 

schrii't,  zooals  hierin  in  de  middeleeuwen   de  menschheid  hare  koslbaarste 

gedachlen  heel'l  nedergelegd.  Schrijvend,  met  de  gedachtcn  van  het  te  schrij- 

vene  vervuld,  zagen  de  middeleeuwsche  schrijvers  hunne  hnnden  de  letters 

vormen,  vcrvormen,  levcnd   van   de  begeleidende  gedachtcn.   Niet   uit   con- 

slructie,  noch  uit  graveering,   met   de  aandacht  op  niets  dan  het  letterbeeld 

gericht,  is  onze  letter  onlslaan.  l':n  toen  de  eerste  drukkers  voor  de  teekenen 

der  gevoelige  hand  hcl  gekristalliseerde  lellerbeeld   behoelden,  wislen  zij  wel 

de  schoone  schril'ten  en   hunne  schrijvers,   die  de  levensvolle  vormen  bun 


133 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEWSKtJNST 

moesten  leenen.  De  beste  sclnirtkunstcn;iien  matiklen  ook  voor  de  driikkers 
de  letterbeelden,  zoodat  liet  werk  der  pcis  schier  gelijk  van  aaiizieii  was,  als 
de  gelijktijdige  manuscriplen,  al  waien  er  fijnzinnigen  ook  loen,  die  leriig- 
grepeu  naar  verder  tijden,  naar  liet  Lalijn  in  de  Karoline  in  Kaiel  de  Groole's 
tijd  geschreven,  naar  liet  Gotliisch  uit  de  slille   klooslers  der  twaallde  eeuw. 

Kan  ecliter  de  tegenwoordige  lellerknnstenaar  zich  naar  dien  algenieenen, 
juisten  regel  der  middeleeuwen  gedragen?  Hij  hadde  dan  te  speuren  naar  het 
levende  handschrift  van  eigen  tijd;  hij  hadde  wat  vormzwak  misschien,  maar 
niettemin  onmiskenbaar  als  levensteeken  daarin  verborgen  lag,  aan  het  licht 
te  heffen  ;  den  Iniden  vormspraak  te  geven  aan  wat  in  'I  handschrift  zelf 
slechts  fluisterde,  en  zoo  in  zijn  drukschril'l,  als  ieder  kunstenaar,  den  lijd- 
genoot  het  eigen  leven,  gelijk  het  zich  in  deze  of  gene  vornien  manifesteert, 
gezuiverd,  verreind  voor  oogen  te  voeren.  Maar  deze  doorvoering  is  thans 
niet  mogelijk.  Onze  schrijfzin  is  afgestompt,  ons  handschrift  is  stijUoos,  het 
leven  vlndt  anderen  uitweg  dan  in  diens  teekenen  :  de  schriftknnstenaar  heeft 
thans,  niet  uit  precieuzen  keurzin,  gelijk  wcl  de  eerste  drukkers  deden,  maar 
uit  gebrek  aan  stof  zich  naar  andere  tijden  te  wenden.  En  hierbij  wordt  op 
zijn  vormkracht,  op  zijn  zelfbeperking  en  richtingvastheid  geen  geringer 
beroep  gedaan,  dan  wanneer  hij  uit  eigen  tijd  kon  scheppen.  Integendeel, 
voor  hem,  die  eenmaal  uit  het  heden  is  gestooten,  kan  maar  al  te  licht  de 
daarbuiten  liggende  veelheid  van  stijlen  en  perioden  tot  verwarring  en  stijl- 
loosheid  worden. 

Een  juiste  keuze  daaruit  van  hetgeen  tot  grondslag  van  eigen  bouw  zal 
dienen  kan  hem  daarlegen  hoeden,  en  zoo  zal  deze  keuze  voor  den  beschou- 
wer  een  teeken  zijn. 

Waarheen  richtte  zich  De  Roos? 

Beschouweii  wij  daartoe  zijn  letter  van  meer  nabij. 

Zij  is  vierkant  gebouwd,  en  houdt  zich  daardoor  reeds  verre  van  die 
latere  smalle  letters,  welke  vooral  door  de  Elzeviers  in  de  zeoenliende  eeuw 
voor  hunne  uitgaven  werden  verkozen;  smal,  omdat  die  kleine  bekoorlijke 
boekjes  door  breedere  letters  te  weinig  woorden,  naar  het  oordeel  van  hun 
makers,  op  66n  regel  zouden  dragen. 

Zij  heeft  een  evenwichtig  onderscheid  tusschen  op-  en  ncer-  halen,  zich 
daarin  afscheidend  van  die  letlers  als  van  Bodoni,  Didot  en  Gando,  welke 
aan  het  einde  der  achlliriuie  en  begin  ncgculicude  eeuw,  met  haar  schrille 
tegenstellingen  tusschen  dikke  en  dunne  lijnen  ecu  pijiilijk  on  gczociit  ellect 
niaakten. 

Haar  |)rolotype  is  dan  ook  niet  in  deze  eeuwen  le  zoeken,  doch  in  die 
schoone  letter,  welke  nog  in  gebruik  in  de  zt'slicude  eeuw,  haar  oorsprong 
vend  in  de  jaren  tusschen   1470  en    1  I7(),   en  het  eerst  aan  de  boeken  van 


134 


,                                                    1         U    1 

1       J** 

lO^ 

H  -    ^  -^       ^ 

lJ, 

1 

, 

S.  H.  DE  ROOS  : 
Teekening  hoofdietler  D 


S.  H.  DE  ROOS  : 
Teekening  letter  d. 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

Nicolas  Jensoii,  den  F'ranschen  drukker  le  Venelie,  hun  onovertroffcn  harmo- 
nisch  aanzien  geeft.  Geen  wonder,  zeide  Jensoii  zelf  niet,  dal  zijne  letters  waren 

gesneden  en  gegoten  door 

eene  goddelijke  kunst? 
De  letter  van  Jenson  : 

liet  was  ook  deze,  welke 

Morris  als  zuiverste  Ro- 

mein-letter    analyseerde, 

nateekende,vergrootte  en 

overwoog,  als  voorstudie 

voor  het  ontwerpen  van 

zijn   eigen   Golden   type, 

en  het  is  diezelfde  letter, 

welke  herleeft  in  een  zelt's 

lets    verfijnder   gedaante 
in  de  jiiweel-boeken  der  Doves-Press,  nn  nog  werkend  door  Morris'  vriend 
Cobden-Sanderson. 

,Ia,  de  keuze  van  De  Roos  is  teekenend  goed.  Zij  toont  zijn  verlangen  naar 
de  jiiiste  beginselen,  aan  welke  een  letter  heeft  te  beantwoorden  en  zij  richtte 
hem  tot  een  tijd,  walks  beste  letters  als  een  samenvatting  van  deze  begin- 
selen zijn. 

Welke  zijn  die  beginselen  en  zijn  zij  eigen  aan  de  «Hollandsche  Mediaeval)/? 
Leesbaarheid  zij  het  eerste  beginsel,  en  de  letter  worde  daarom  niet 
beladen  met  irrationeele  aanzwellingen  of  pnntige  uitspringsels.  Zniver  vloeie 
de  lijn  nit  de  beweging  bij  haar  nederschrijven,  een  beweging  niet  van  passer 
en  lineaal,  doch  nit  knnstenaars  hand  te  verwachten.  Maar  wil  de  schoone 
teekening  lot  haar  recht  komen,  zij  zal  in  een  vierkant  ongeveer  zijn  le 
besluiten  en  niet  in  een  recht-hoek,  als  die  smalle  letters,  welke  wel  een  derde 
deel  van  het  vierkant  moeten  missen.  De  teekening  hebbe  ook  voor  elke  letter 
haar  bijzondere  karakteristiek.  De  verdikkingen  van  een  b,  e,  g  moeten  niet 
van  dezellde  soort  zijn  als  van  een  d.  Een  u  moet  niet  enkel  zijn  een  n,  het 
onderste  boven  gekeerd.  Deze  onder  andere  beginselen,  alle  voor  een  knnste- 
naar  vanzelf  sprekend,  maar  nieltemin  door  den  lezer  in  de  mecste  boeken, 
die  dagelijks  zijn  leeshonger  moeten  stillen,  vergeel's  te  zoeken. 

En  dan,  naast  deze  eischen  voor  elke  letter  afzonderlijk,  die  voor  de 
Itllers  te  zamen  in  haar  verbinding  tot  woorden,  tot  regels,  tot  pagina's. 

Behalve  eigenscbappen  van  individneele  schoonheid  zullen  zij  ook  —  als 
het  ware  —  die  van  een  gemeenschaps-schoonheid  moeten  vertoonen.  En  welk 
een  veld  ligt  hiermede  niet  voor  het  kunstgevoel  open,  waar  het  boven  alles 
aankomt  op  de  gevoeligheid  van  het  menschelijk  oog,  die  wonderlijke  gevoe- 


135 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

ligheid  voor  een  gelijkmatige  verdeeling  van  lichl  en  donker,  voor  een  juisfen 
grond  van  contrastwerkingen  tusschen  deze  Ijcidc,  en  daarbij  voor  liet  even- 
wicht  van  maat-verhoiidingen.  Zoo  zal,  om  mel  dit  laatste  Ic  beginnen,  liet 
oog  aangenaam  worden  aangedaan,  wanneer  er  een  liarmonie  is  tiissclien  de 
stokken  van  letters  als  b,  d,  h,  I,  enz.,  en  de  slaaiten  van  letters,  als  f,  g,  j,  p, 
en  q;  wanneer  de  breed te  der  letters,  verschillend  voor  een  i,  een  n,  een  u, 
eenm,  ofw,  in  een  evenmatig  opvolgende  reeks  zich  voordoet;  wanneer 
vooral  tusschen  de  hoofdletters  en  de  kleine  letters  weder  die  noodige  saam- 
hoorigheid  is  te  onderkennen,  welke  door  het  verschil  van  haar  oorsprong  — 
de  kapitaal  uit  het  gebeiteld  schrift,  de  kleine  letter  uit  het  met  riet  geschre- 
ven  schrift  —  zoo  lichtelijk  verloren  gaat,  niaar  door  een  beide  beheerschende 
beweging  in  de  teekening  kan  worden  herwonnen.  Ook  een  innerlijke  rich- 
tingseenheid  voortkomend  uit  een  parallel  gaan  in  de  onderscheiden  letters 
van  markante  lijnen,  zooals  bijv.  van  de  diagonaallijnen  in  a's  (de  lijn 
waarmede  het  beneden  oog  zich  naar  den  stam  beweegt)  en  in  e's  (het 
zoogenaamde  dwarsstreepje) ;  van  de  lijntjes,  waarmede  de  letters  worden 
afgesloten,  de  treden  of  schraveeringen ;  de  laatste  uiteinden  op  den  regel  als 
van  I's  en  e's ;  de  kort-krachtige  van  a's,  d's  en  z's,  en  zoovele  meer.  De 
overeenstemming  van  al  zulke  lijnen  geel't  aan  het  letterbeeld  van  een  pagina 
een  zekere  innerlijke  richting,  en  daarmede  een  geordendheid,  die  aange- 
naam rustig  aandoet. 

Het  probleem  van  licht  en  donker  wordt  veroorzaakt  door  de  verschil- 
lende  substantie  der  letters.  Een  i  b.v.  vergeleken  met  een  o,  geeft  een  groot 
onderscheid  van  licht  en  donker  te  zien.  Deze  verschillen  maken,  dat  de 
letterbeelden  maar  niet  op  lelkens  dezelfde  wijze  in  een  woord  kunnen 
aansluiten  aan  elkaar.  Het  komt  hierbij  geheel  aan  op  de  optische  waarde  van 
een  letter. 

l)e  optische  waarde  aan  licht  en  donker  moet  zooveel  mogelijk  gelijk  zijn 
voor  telkens  gelijke  ruimten,  door  de  letterbeelden  ingenomen.  Is  dit  niet  het 
geval,  dan  komen  er  vlekken  in  de  woorden.  Indien  bijv.  dc  w  te  smal 
gebouwd  wordt,  dan  zal  zij,  omdat  er  zooveel  lijnen  in  haar  voorkomcn,  op 
de  te  kleine  ruimte  een  te  intense  zwart-werking  verkrijgen  en  bij  een  over- 
zlen  van  de  pagina  telkens  hinderen  als  een  donkere  vlek.  Zelfs  zorgvuldig 
gekozen  schriften,  als  dat  van  de  Engelsche  Cambridge  University  Press  en 
van  menige  ook  Nederlandsche  prachtnitgavc  worden  dooi'  zulke  gel)rcken 
ontsierd. 

Bij  dit  afwegen  van  de  donkerwerking  is  naluuilijk  Icvcns  rekening  te 
houden  met  de  ronde,  puntige  en  haak-vormcn,  die  in  l)epaalde  letters  voor- 
komcn, —  l)ijv.  ronde  in  de  c,  de  g,  de  o,  puntige  in  de  k,  de  v,  de  w,  iiakige 
als  in  L  —  welke  vormen  op  bepaalde  phialsen  meer  wit  overlaten,  dan  elders 


136 


OVER  KUNST  EN  AMBACHTSONDERWIJS 

LEZING  VAN  ANTOON  J.  DERKINDEREN  m.  VOOR  HET  EERST 
GEDRUKT  IN  DE  GIDS  VAN  JUNI  1902  mTHANS  HERDRUKT 
DOOR  DE  ZORGEN  VAN  DE  VEREENIGING  TER  VEREDELING 
VAN  HET  AMBACHT  P. 

I ET  IS  NU  ONGEVEER  DRIE  JAAR  GELEDEN,  DAT 
de  bouwmeester  der  nieuwe  kathedraal  van  Sint  Bavo  te 
Haarlem,  Jos.  Th.  J.  Cuypers  tcr  vergadering  van  het  ge- 
nootschap  Architectura  et  Amicitia  de  wenschelijkheid  be- 
toogde  om  de  bouwkunst  en  aanverwante  vakken  te  doen 
opnemen  onder  de  leervakken  onzer  Rijks-Academie  van 
beeldende  kunsten.  M>  Al  mochten  wij  tot  heden  van  eenig 
gevolg  dezer  actie  weinig  bespeuren,  toch  zou  ik  het  feit  op  zich  zelve  gaarne 
prijzen  als  te  zijn  van  heuchelijke  beteekenis.  Immers,  oprechtelijk  gezegd,  de 
eenige  instelling,  waar  van  's  rijkswegc  het  hoogere  onderwijs  in  het  schil- 
deren,  beeldhouwen  en  graveeren  wordt  gegeven,  schijnt  mij  door  de  alge- 
meene  belangstelling  al  te  zeer  te  worden  vergeten.  Het  werken  der  kunst 
verflauwde  niet  in  de  laatste  vijftig  jaren;  nieuwe  meesters  werden  de  dragers 
van  nieuwe  ideeen ;  de  nieuwe  overwinningen  werden  niet  verkregen  zonder 
scherpen  strijd.  Maar  de  Rijks-Academie  voert  daarbij  een  zwijgend  bestaan 
en  levert  in  stilte  jaarlijks  het  aantal  jonge  artisten,  waaraan,  men  moet  het 
veronderstellen,  behoefte  is. 

Al  wat  het  onderwijs  voorschrijft,  al  wat  een  buitengewoon  begaafd  en  con- 
scientieus  leider  als  August  Allebe  aan  dit  onderwijs  toevoegt,  het  gebeurt  en 
men  laat  het  gebeuren.  Dit  schijnt  mij  een  onverschilligheid,  waarvan  ik  de 
voordeelen  onmogelijk  kan  ontdekken. 

Denk  eens  aan  de  belangstelling,  die  zich  concentreert  om  ons  heuschhooger 
onderwijs  in  zijn  universiteiten.  Ik  bedoel  niet  die  belangsteUing  af  te  meten 
naar  de  enorme  sommen,  die  er  aan  worden  besteed  in  vergelijking  met  het 
budget  onzer  Rijks-Academie,  maar  ik  wilde  herinneren  aan  de  werkelijk 
levendige  en  wakkere  belangstelling,  waarmede  van  uit  wijdere  kringen  het 
werken  van  het  wetenschappelijk  onderricht  gevolgd  wordt.  De  benoeming 
van  professoren  gaf  meermalen  aanleiding  tot  waarlijk  heftige  besprekingen; 
de  bibliotheken,  de  lokaliteiten,  de  hulpmiddelen  bij  onderzoek  en  behande- 
lingen,  zij  laten  ,,het  denkend  deel  der  natie"  geen  rust.  En  onder  de  duizen- 
den  jonge  mannen,  die  de  gave  des  lands  aanvaarden,  ontbreekt  het  niet  aan 
het  kritisch  vermogen  om  mede  toe  te  zien  of  de  geschonken  zorge  wel 
evenredig  is  aan  waardige  eischen. 

Hier  leeft  werkelijk  iets;  en  al  mogen  wij  ons  aan  deze  wetenschaps-culte 
ook  onttrekken,  wij  kunnen  niet  ontkennen,  dat  kunst  en  handwerk  daarbij 
dingen  zijn,  die  hun  rechtmatige  plaats  in  de  schatting  onzer  tijdgenooten  en 
in  onze  maatschappelijke  organisatie  nog  niet  vermochten  te  vinden.  Ons 
kunst-  en  ambachts-onderwijs  lijdt  daaronder,  en  niet  het  minste  in  zijn  hoog- 


Proefpagina  rtcr  Hollandsclie  Mpcliaeval  naar  ontweip  van  S.  H.  db  Roos 
Uitgpvoerd  door  de  Leltcrgieterij  «  Amsterdiim  •  vocrhcen  N.  Tetteiode. 


LE  VOYAGE  DANS  LES  LIVRES 


II  nest  que  detre  rot  pour  etre  heureux  au  monde. 
Benis  soient  tes  decrets,  6  sagesse  profonde! 
Qui  me  voulus  heureux,  et,  prodigue  enuers  moi, 
M'as  fait  dans  mon  asile  et  mon  mattre  et  mon  roi. 
Mon  Louvre  est  sous  le  toit,  sur  ma  tete  il  s'abaisse, 
De  ses  premiers  regards  l' Orient  le  caresse. 
Lit,  sieges,  table,  y  sont  pourtant  de  toutes  parts; 
Livres,  dessins,  crayons,  confusement  epars, 
La,je  dors,  chante,  lis,  pleure,  etudie  et  pense; 
La,  dans  un  calme  pur,je  medite  en  silence 
Ce  qu'unjourje  veux  etre;  et,  seul  a  m'applaudir, 
Je  seme  la  moisson  queje  veux  recueillir. 
La,je  reviens  toujours,  et  toujours  les  mains  pleines, 
Amasser  le  butin  de  mes  courses  lointaines: 
Soit  quen  un  livre  antique  a  loisir  engage, 
Dans  ses  doctes  feuilletsfaie  au  loin  voyage: 
Soit  que,  passant  et  bois,  et  vallons,  et  rivieres, 
J'aie  au  loin  parcouru  les  terres  etrangeres, 
D'un  vaste  champ  de  fleursje  tire  un  peu  de  miel. 
Tout  m'enrichit  et  tout  m'appelle;  et  chaque  del 
M'offrant  quelque  depouille  utile  et  precieuse, 
Je  remplis  lentement  ma  ruche  industrieuse, 

ANDRE  CHENIER 


PincrpnKlna  ull  rio  Hnllnndsrlir  Mrdlnfvnl  Ctirsii-fnonr  trekoninR  vnn  S.  H.  dp.  Root. 
lMlK<!vocrd  door  de  I.tllcrglclierlJ  •  ImilcKliim  ■  voorlieon  N.  Tcltciodi . 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

de  lijnen  onigeeft.  Omgeeft,  want  aangezien  tusschen  de  letters  immer  eenig 
wit  vooikonit,  wordt  daarvau  door  het  oog  aan  elke  letter  lets  toebedeeld, 
zoodat  ieder  als  het  ware  in  een  ideeel  vierkant  anreooltje  van  wit  konit  te 
staan.  Alle  letters,  die  rond  zijn,  als  de  o,  de  e,  erlangen  op  dezc  wijze  — 
voor  liet  oog  —  meer  wit  oni  zicli,  dan  de  letters,  die  recht  zijn  als  de  i,  de 
ni,  de  n,  tnsschen  welke  in  zich  dan  i)ewegen  de  half-rond-half-rechte,  als  de 
p,  de  d,  de  b,  enz.  Zoo  omgeeft  de  k  meer  wit  dan  de  h,  door  den  ingaanden 
hoek,  vertoont  de  w  meer  wit  om  zich  dan  de  m,  heeft  de  L  zelfs  zooveel  wit, 
dat  het  zich  als  een  gat  tusschen  het  andere  letterzwart  kan  voordoen. 

Dit  alles  eischt  bij  het  teekenen  vornigevoel  en  keurzin  in  een  subtiel 
samengaan;  het  eischt  een  zicnde  hand,  een  tastend  oog.  En  na  dit  werk  is 
ook  het  nasnijden  van  de  teekening  te  con'troleeren  en  vooral  het  «  stellen  » 
van  het  letterbeeld  tijdens  het  gieten,  omdat  hiermede  in  laatste  instantie  over 
't  gansche  aanzien  van  een  schrift  wordt  beslist. 

Het  letterbeeld  toch,  door  een  gesneden  stalen  stempel  —  depatrijs-- 
geperst  in  het  platte  sink  koper.  dat  de  matrijs  wordt  genoemd,  vertoont  zich 
daar  als  een  niet  zeer  diepe  holle,  die  volgegoten  met  de  loodalliage  het 
evenbeeld  van  den  stempel  weer  zal  opleveren.  Dit  gegoten  beeld  staat  natunr- 
lijk  niet  op  zich  zelf,  doch  bevindt  zich  op  de  krnin  —  den  kegel  —  van  een 
looden  staafje,  waarmede  het  een  geheel  uitmaakt.  De  vraag  is,  welk  opper- 
vlak  heeft  die  kegel  nog  om  het  letterbeeld  te  vertoonen. 

Het  letterbeeld  n.  1.  neemt  niet  de  geheele  bovenzijde  van  het  staatje  in, 
immers  dan  zonden  de  letters  van  een  woord  en  de  regels  van  een  pagina 
elkander  aanraken  en  tot  knoeierige  onleesbaarheid  leiden. 

Rechts  en  links,  onder  en  boven  van  het  letterbeeld  blijft  dus  op  den 
kegel  wit  over.  Hoeveel  echter  en  hoe  verdeeld? 

Deze  vragen  worden  beslist,  eensdeels  door  de  wijdte  van  het  vorm- 
kanaaltje  —  een  deel  der  gietmachine  —  aan  welks  uiteinde  de  matrijs  tijdens 
het  gieten  onwrikbaar  wordt  vastgehecht,  en  waarin  het  vloeiend  lood,  tot  in 
de  matrijsholte,  lot  letterstaafje  met  letterbeeld  zal  stolten,  en  anderdeels 
door  de  plaatsing,  die  der  matrijs  onder  aan  dit  kanaalje  wordt  gegeven. 
Meer  naar  links  verplaatsl,  zal  een  afdruk  van  het  letterbeeld  meer  wit  voor 
de  letter  toonen,  meer  naar  rechts  verplaalst,  meer  wit  aan  de  andere  zijde. 

Na  het  voorgaande  kan  het  duidelijk  zijn,  dat  niet  alle  letters  evenveel 
wit  znllen  hebben  te  verkrijgen,  d.  w.  z.,  dat  de  niterste  piinten  van  de  een 
niet  evenver  van  de  grens  van  den  kegel  znllen  liggen,  als  die  van  de  ander. 
Gaf  men  evenveel  wit  aan  alle  letters,  dan  zou  dil  bijv.  knnnen  leiden  tot  een 
juistc  mate  wit  om  een  i,  geplaalst  tusschen  een  m  en  een  n,  zoodat  de 
i  tusschen  deze  letters  duidelijk  onderscheidbaar  ware,  doch  een  o  met 
die  zelfde  iioeveelheid  wil  omgeven  en  gei)laatsl  lusschen  die  zelfile  letters 


137 


AMBACHTS-  EN  NUVERHEIDSKUNST 

zoii  dan  l)lijken  zoovcel  wit  Ic  hebben,  dal  de  samenban^  met  de  aiidere 
Iclteis  was  verbrokeii  en  bijv.  bet  woord  ((limoiiade"  /.ich  voor  zoii  doeii 
a  Is  (liie  woorden  :  lim-o-nadc. 

Om  bierop  mi  eenigen  regel  tc  slcllcii  druki  iiu'ii  al  Itlleis  m  iiaasl  elkaar 
en  daarnaast  een  ris  o's.  De  ni's  zijii  zoo  gcsleUI,  d;il  de  alslaiKl    tiissebeii 

1'  steiiing  :       mmmmmmoommoommomomoooooo    '<"  ^U'l  K'-stcide  os 
2'         »  mmmmmmoommoommomomoooooo      soed  gpsieide  o's 

3-  '  HOHOHHHAHHOAHHOAAOA        le  nauwgesleldecapi.alen 

4-  »  HOHOHHHAHHOOAHHOAAA     goed  gesU-Ul..  capUale,, 
S.  n.  DE  RODS  :  lienige  stelpioeven. 

telkcns  twee  m"s  gelijk  is  aaii  de  riiimle  liissebeii  elk  paar  poolen  van  die 
leKer.  De  os  worden  zoo  diclilaan  elkaar  gevoegd,  dal  bet  wit-etTekt  tiisscben 
twee  o's  opweegt  tegen  bet  wit-effect  tusscbeii  twee  ni's. 

Is  dit  bereikt,  dan  beefl  men  twee  grondmaten  van  wit  verkregen. 

Het  wit,  dat  links  en  recbts  van  elk  m-letterbeld  op  diens  staafje  is  over 
te  la  ten,  is  ook  de  wit-maat  voor  elke  andere  begrenzing,  waar  een  letter 
recbt  verloopt,  dus  bij  de  n  aan  beide  zijden,  zoo  ook  bij  de  I,  de  i,  daaren- 
fegen  alleen  aan  de  stokzijde  der  letters  b,  d,  p,  enz. 

Het  wit  der  o's  is  de  maat,  waar  de  letters  eveneens  rondte  vertoonen, 
dns  voor  de  c,  de  e  aan  beide  kanten,  voor  b,  d,  g,  alleen  aan  de  ronde  kant. 

Hiermede  is  ecbter  gecnszins  bet  laatste  woord  gesproken.  In  deze  wijze 
van  bandelen  is  niet  anders  dan  de  boofdregel  gegeven  ;  bet  is  nn  aan  het  fijne 
gevoel  van  den  kunstenaar  overgelaten  voor  zijn  speciale  letter  met  den  regel 
als  beginsel  de  fijnere  nuances  aan  te  brengen.  Want  het  spreekt  wel  van  zelf, 
dat  bet  van  elke  afzonderlijke  leekening  afhangt,  in  boevei  re  in  dezen  is  le 
geven  of  te  nemen. 

Om  maar  een  voorbeeld  te  noemen  kan  de  s  al  naarmate  haar  einden  al 
dan  niet  tot  op  gelijke  breedte  gaan  als  baar  bogen,  meer  of  minder  tot  de 
rechte  of  de  ronde  letters  gerekend  worden  en  zoo  zijn  er  nog  vele  andere 
nuances  mogelijk.  llel  zijn  alie  optisclie  regulaties,  —  ook  hel  verlengen  van 
de  V  punl  tot  onder  de  lijn  kan  in  dit  verband  worden  genoemd  —  die  hel 
oog  en  bet  gevoel  van  een  kunstenaai-  vereiscben. 

Hel  is  niet  vreemd,  dal  de  leiler  van  .lenson  aan  al  /uike  eiscben  van 
Juiste  afgewogenheid  beanlwoonil.  Die  eersle  iMansclie  en  Duitsebe  drukkers, 
als  aposlelen  van  (iulenbeig's  kunsl  naar  llalie  Irekkend,  boe  moeslen  zij  in 
(lien  lijd  daar  niel  worden  getrollen  door  het  maatvolle  en  klare  van  den 
renaissanee-geesi,  opgerichl  als  die  was  dooi-  de  sludie  van  de  werken  van 
lilleraluur  en  l)eclden(k'  kuiisl  uil  de  klassiekc  oudluid.  Zicli  locleggend  juisl 


i:i8 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

op  den  druk  van  die  Romeinsche  geschriften,  en  Ink  op  de  beste  handschriften 
daarvan,  hoe  moesten  zij,  als  frissche  enthousiasten,  dan  niet  in  liunne  letter- 
vormen  eene  nieuwc  levendige  zijde  van  dien  renaissance-geest  doen  zien,  de 
edele  klaarte,  als  in  de  letters  van  Johann  en  Wendelin  van  Spiers,  Jacobus 
Rubaeus  en  Nicolas  .lenson,  welke  boven  anderen  in  staat  is  bet  ranke  even- 
wicbtige  der  nog  jonge  renaissance  te  demonstreeren. 

Het  is  ook  duidelijk,  dat  bet  vormgevoelige  hierin  De  Roos  nioest   aan- 

DE  BOEKDRUK  IS  EEN  DER 
belangrijkste  hulpmiddelen  van  de 

S.  H.  DE  HOOS  :  Zincogralische  veiklciniiig  naai-  eeii  der  pioelleekeningen. 

trekken.  Ecbter  mcer  dan  een  ricliting  behoefde  bij  niet  te  erlangen.  Geen 
navolging,  docb  gobeel  zelfstandige  scbepping,  evenals  Morris  «  Golden  tj'pe  » 
beanlwourdl  de  Hollandsche  Mediaeval  op  haar  e'ujen  wijze  aan  de  omschreven 
beginselen,  en  het  is  daaraan,  dat  zij  haar  rusiig  harmonieus  aanzien  dankt. 

Een  lust  op  zicb  zelf  is  bet,  de  werkleekeningen  te  vergelijken  met  de 
proeven  daaraan  voorafgaand  ;  boe  het  bedoelde  immer  zuiverder  wordt 
bereikt,  hoe  het  geheel  immer  uit  een  vrije,  maatvol  bedwongen  handbewe- 
ging  is  voortgevloeid  en  eerst  achteraf  door  een  constructie-schema  werd 
gecontroleerd  en  —  eigenlijk  niet  te  verwonderen  —  ook  uit  dit  oogpunt  werd 
juist  bevonden. 

Hoe  blijkt  ook  uit  deze  teekeningen  de  groote  zorg,  om  bet  karakter  der 
letters  in  de  verschillende  grootten  toch  telkens  lot  zijn  recbt  te  doen  komen. 
De  vormen  van  een  kleine  letter  vergroot  voldoen  niet,  evenmin,  als  die  van 
een  groote  verkleind.  Elk  heeft  zijn  afzonderlijke  eiscben,  waarmede  De  Roos 
op  gelukkige  wijze  rekening  heeft  gehouden.  Vertoonen  de  kleinere  corpsen 
als  het  ware  de  quinlessens  van  het  letterkarakter,  naarmate  de  corpsen 
grooter  worden  is  er  nicer  gelegenheid  de  sierlijke  lijnvoering,  die  in  de 
kleinere  als  in  kiem  ligt  bcsloten,  nu  ook  in  haar  vrijcr  bewcgen  te  doen 
ontbloeien,  tot  dat  in  de  allcrgrootstc  corpsen  weder  een  ingetogenbeid  tot 
monumentaliteit  heenvoert. 

Een  blik  op  de  proeven  van  de  gieterij  al'komstig,  doel  tevens  zien,  boe 
ook  bierover  de  inzicbten  van  den  ontwerper  bebben  gewaaki;  een  omslan- 
digheid  wel  afzonderlijk  te  vermeldcn,  omdat  zcU's  bij  gevierde  schrilten  uit 
het  buitenland  zoo  vaak  de  ontwerper  na  de  teekenpen  te  bebben  nccrgckgd, 
bet  werk  verder  aan  Icttersnijder  en  giclcr  bceit  overgelaten.  Wat  er  dan 
ecbter  nog  voor  een  kunstenaarsband  te  doen  valt  is  licht  te  begrijpen,  doch 
kan  niet  beter  worden  aangebracbl  dan   door  een   nagaan   van   al  die  lijne 


IM 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

aanleekeningetjes  door  De  Roos  bij  de  tallooze  proeljcs  geplaalsl.  Zijn  ver- 
bonden  zijn  aan  een  gieterij,  waardoor  de  noodige  wisselwerking  liissclien 
ontwerper  en  techniek  van  zelve  is  verzekerd,  moel  in  dezen  als  een  niel  le 
onderschatten  onistandigheid  worden  aangemerkt. 

Er  is  wel  bewoerd,  dat  De  Roos'  letter  een  zakelijk,  en  daarniede  een  in 
bet  bijzonder  boilandscb  karakter  zoude  eigen  zijn.  Ik  kan  dal,  vooral  nn  de 
versebillende  corpsen  en  ook  de  cnrsief  voltooid  zijn,  niet  inzien.  Zij  is  geluk- 
kig  meer  dan  zakelijk  en  specifiek  boilandscb,  zij  doet  blijken  van  een 
vormgevoel  van  een  lenigen,  opgewekl-sierlijken  aard  en  dit  gevoegd  bij 
baar,  zeker,  niet  boUandscb-vreemde  maatvastbeid  en  gejjondenbeid,  niaakt, 
dat  zij  boven  bet  doorsnee  boilandscb  uilgaat  en  ook  in  de  inleniationale 
beoordeeling  menigen  lot  reeds  beeft  verkregen  en,  moge  bet  zijn,  ook  inenige 
toepassing  nog  vinden  zal. 

In  een  niting  van  De  Roos  zelf  vind  ik  voor  deze  opvatting  een  kantiee- 
kening,  die  bier  niet  acbteiwege  is  te  laten  :  «  Het  is  niisscbien  een  gevoelszaak 
—  scbrijtt  bij  in  de  Boekzaal  van  Januari  1912  —  dal  wij  boUandscbe  knnst 
onmiddellijk  als  zoodanig  tusscben  transcbe,  dnitscbe  en  engelscbe  ber- 
kennen,  maar  vast  is  bet,  dat  bet  duitscbe  overladene  ons  legenstaal,  dat  wij 
eer  geneigd  zijn  tot  de  fijne  gratie  van  den  franscben  geest,  versterkl  door 
onzen  gedegenbeidszin  ». 

Juist,  de  fijne  gratie  van  den  franscben  geest,  deze  is  bet,  die  in  deze 
letter  met  onzen  «  gedegenbeidszin  »  zoo  bekoorlijk  saniengaal.  Aan  baar  kon 
de  lenige  pen  de  licbte  niting  geven.  En  boe  scboon  is  niet  de  conseqnentie 
van  dit  penkarakter  volgebouden  ;  de  e's  met  bet  kleine  drnkje  op  de  pen, 
waar  de  dwarsstreep  lets  uitgebaald  zicb  aan  de  booglijn  voegt,  bet  pitlig 
afsluitend  boveneinde  van  de  a's,  de  fijne  trekjes  aan  de  dwarsstrepen  van 
f  en  t,  de  origineele  en  jniste  oplossing  voor  de  g,  en  dan  bet  sierlijke,  licht 
bewogene  in  de  kapilalen  —  niet  in  de  laatste  plaats  in  de  scbraveeringen  — 
waardoor  deze  bet  noodige  verband  met  de  kleine  letters  weder  bebben  ver- 
kregen ;  ja  in  scbier  elk  letterbecld  is  bij  een  rustige  bescbonwing  een  Jiiist 
overleg,  een  levendige  lijn,  een  mooie  verboiiding  of  een  andeie  Insl  voor  bet 
oog  te  genieten. 

Rescboiiwen  wij  ten  slotte  bet  beeld  dei-  letters  in  verband  tot  woorden, 
regels  en  pagina's.  llel  valt  aanstonds  o|>  bij  bet  bezien  van  een  j)agina  niel 
deze  letter  bediiikl,  boe  gelijknialig  baar  zwart-werking  is  :  geen  galen  of 
zwai-te  vlekken,  doeb  een  constante  kleni-  in  a!  Iiaai-  klare  i-egels,  daarbij  dooi' 
liaarjuislen  dikle-graad  van  lijn  van  een  |)raeblige  eonlraslwerking  tegen  de 
blaid<e  marges.  Ilier  is  bel,  dal  de  diiidelijkiieid  van  een  letter  ook  baar 
seboonbeid  van  werking  ten  goede  komt.  Dnidelijkbeid  slaat  toe,  Insseben 
de  woorden  weinig   .sj)alie  le   nemen,   de  regels  zonder  inteilinie   le  zellen. 


140 


CHARLES  BAUDELAIRE 
LES  FLEURS  DU  MAL 


Tilol  en  lwo<;  blniizijdcn  van  ecn 


luxe-iiURavo <lor'« ZU^^fiSbtel » ^<* •s<SVnrenhi.BK 


AMBACHTS-  EN  MJVERHEIDSKiJNST 

zoodat  de  driikspiegel  als  met  gesloten  gelederen,  krachlig  in  levend  zwart 
zicli  op  't  papier  vertoont.  Zij  die  met  deze  letter  werken,  mogen  wel  be- 
(lenken,  dal  men  haar  verdieiislen  door  eeii  mime  zetvvijze  omeclit  doet. 

De  Hums  verschenen  cursijt  vertoont  dezcilde  qiialileiten,  als  haar  oudere 
l)rocder  de  Romein.  Ook  zij  neemt  aanstonds  voor  zicli  in,  en  een  schoon 
gedicht  in  luinr  meer  inlienien  schrijl'stand  gedrukl,  vindl  daarin  de  waardige 
teekenen,  oni  de  dichterlijke  verbeelding  tot  liet  gemoed  van  den  lezer  te 
dragen. 

Zoo  staat  thans  de  balans  ;  een  Nederlandsch  kunstenaar,  van  het  vorm- 
gevoel  van  zijn  lijd  vervnld,  heeft  aan  de  letterbeelden,  zooals  zij  tegen  het 
einde  der  vijttiende  eenw  zich  hadden  ontwikkeld,  een  nieuwen  levensvorm 
gegeven,  waarin  eenerzijds  de  zuivere,  van  oudsher  geldende  beginselen 
hunne  voldoening  vinden,  waarin  echter  tevens  —  en  dit  is  haar  grootste 
verdienstc  —  het  vormgevoel  van  eigen  tijd  tot  uiting  komi,  ja,  waarin  dat 
vormgevoel  wordt  verrijkt  door  haar  stijgen  nit  het  zakelijke  in  de  vrijere, 
rnimere  sfeer  van  het  gracieus  bewogene. 

Dit  in  een  letterschrift  te  hebben  volbraeht,  nn  de  schrijfzin  verlamd  ligl 
en  dus  de  levende  omgeving  van  direct  materiaal  voor  des  knnstenaars  ont- 
werpen  niet  aanwezig  was,  is  een  praeslatie,  die  op  haar  juiste  waarde  le 
schatten  niet  ieder  eigen  zal  zijn,  maar  die  door  haar  resultaat  elken  lezer 
heeft  getrofTen. 

In  onze  samenleving  grijpt  alles  in  elkaar  en  heeft  elkanders  slenn  van 
noode.  De  schriftkunslenaar,  wiens  schijnbaar  geniakkelijke  teekeningen 
gebonden  zijn  aan  znlke  koslbare  processen  van  voortbrenging,  als  door  het 
lettergieten  bepaald,  zal  er  meer  dan  iemand  van  doordrongen  zijn.  Zonder 
eene  handelingskrachlige  Gieterij,  begaafd  met  het  inzicht  in  het  nieuwe  en 
betere,  met  de  lust  tot  ondernemen  en  de  voliiarding  lot  doorvoeren,  wetende 
nochlans  hel  groote  risico  verbonden  —  in  een  klein  land  vooral  —  aan  het 
schatten  kostende  gieten  van  een  nieuwe  letter,  zonder  zulk  een  slenn  komt 
ook  de  hoogste  letterkunst,  al  ware  zij  van  een  Jenson  of  een  SchotVei-,  in 
onze  samenleving  nicl  meer  aan  hel  woord.  Wij  willen  deze  regelen  daaroni 
niet  besluilen  zonder  een  eerbetuiging  aan  de  Letlergieterij  ^c  Amsterdam  >s  die 
hel  mogelijk  maakte,  dal  na  75  jaren  leegte,  ons  land  wcder  een  eigen  stijl- 
volle  letter  heeft  voorlgebraciil.  En  al  zullen  wij  wel  nimmer  —  qmmliUilief 
—  onzcn  ooslelijken  nabiiur  evenaren,  die  in  dit  tijdverlooi)  om  en  bij  600 
nieuwe  letterschriften  hel  aanzien  gaf,  van  znlke  instellingcn  als  de  Letler- 
gieterij ((Amsterdam))  is  zekerlijk  nog  meer  van  hel  allerbesle  le  verwachten. 
En  nu  is  het  woord  aan  de  drukkers,  aan  de  uitgevers.  De  kern  van  goed 
drukwerkeu  in  hel  bijzonder  van  de  schoone  boekkunst  is  een  schoone  lelter. 


141 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

7A']  is  thans  binnen  onze  palen  te  vinden.  Haaredel  voorkomcn  weike  lot  cell 
edel  arrangemenl,  tol  hct  schoone  gelicel  van  driikwerk  en  l)oc'k. 

Moge  Nederlaiul  in  de  letter  van  I)e  Roos  een  nieiiwe  en  l)lijveiule  aaii- 
leiding  liebben  eriangd  oni  in  de  drukkunst,  gelijk  leeds  in  de  seliilderkunst 
gelukken  niocbt,  den  ouden  roeni  weer  te  erlangen  ;  de  bloeiende  uiling  van 
een  bloeiend  leven. 

JamiariW13.  J.    p.    VAN   HOYKN. 


OVER     MODERNE    ARCHITEKTUUR 


Tiltl  en  twc«  hlodzijdcn  vnn  :  tVii  drtcKil  le-:ingeti  in  Amerd.n  jji  /lornlrii  i/niir  H.  V.  Ilrrliiiii 
I'itKtivc  vnn  W.  L.  J.  nrusse  le  Roltcrdnm,  Jnnl  I91V!. 


Hl^^L^Ttf^^^ 

^S 

^ 

(^ji)^#n^ 

&s^^ 

OT^ 

^BM 

KUNSTBERICHTEN 

(VAN  ONZE   EIGEN   CO  RR  ESPO  N  D  E  NTEN) 


an  DC  UIT  BRUSSEL  dddd 

N  DEN  KDNSTKRING 
hebben  ettelijke  exposi- 
lies  gedefileerd 

Mevr.  Eduard  Elle, 
slelde  met  viomeii  ziii 
Ijijeeii  vergaderde  land- 
schappeii  van  haar  over- 
ledcii  eclilgcnoot  teiiloon,  mooi  werk,  goed 
geschilderd  en  mooi  gevoeld  :  Fraiis  van 
Damme  had  een  assortimentje  heel  be- 
deesde,  convenlioneele  stukjes  uitgepakt. 
Pieler  Stobbaerts  daarentegeii  was  er  met 
mooie  interieurs  :  De  Pomp,  Dorpswinkel  en 
A  Icoof. 

In  den  kring  heeft  de  inzeiiding  van  Kurt 
Peiser  opzieii  gebaard.  Niet  dat  ziJTi  verlol- 
kingen  van  het  Antwerpsche  volksleven  en 
aan  de  haven,  altijd  zoo  aantrekkelijk  zijn 
en  welgeslaagd,  maar  nietlegcnstaande,  de 
brnlaliteit  en  het  nalatige  der  facluur  en  het 
gebrek  aan  adel  en  bevalligheid  bij  de  be- 
handelde  typen,  zoowel  bij  menscb  als  dicr 
(paarden  vooral)  doet  zich  toch  in  alles  een 
temperament  gevoelen.  Onder  zijn  beste 
dingeii  noemen  we  de  fnspanning,  Scheie 
Net  en  Wit  paard  bij  de  kaai. 

Dan  verder  nog  iji  den  Kring  goede  dingcn 
van  Boonen,  ongeaclit  het  alte  systematisch 
tegenover  elkaar  stellen  van  licht  en  scba- 
diiw,  mooi  vooral  om  hun  mouvemcnt  : 
Landschap,  Stiidie,  de  Maas  en  de  Molen. 

IN  DE  (iALERY  GIROUX,  werd,  gedurendc 
eenigen  tijd  de  aandachi  gcboeid  door  een 
opstandcling  —  een  "  wilde  »  —  Kees  van 
Dongen. 


Van  Dongen  is  een  Hollander,  die  lang  in 
Parijs  heeft  gewoond,  d  w.  z.  hij  is  een  dier 
metoiken,  die  Parijscher  dan  de  geboren 
Parijzenaars  zijn  en  die  het  ras  der  Buule- 
vardiers  in  stand  houden.  Niettegenstaande 
al  de  excentricileiten,  het  gewilde  en  het 
blnfTerige  in  van  Dongens'  kunst,  nioet  men 
tocli  erkennen  dat  deze  overdrevene,  een 
beetje  agressieve  peintuur,  een  echt  talent 
verbergt.  Van  Dongen  schildert  vrouwen 
van  lichte  zeden  en  prostiluees,  maar  zon- 
der  eenig  mededogen,  met  een  soort  van 
woeste  verachting  —  want  er  is  hier  slechls 
spraak  van  natiiralistische  documenten, 
zonder  eenige  sympathie  of  ook  maar  de 
eenvoudigste  menschelijkheid.  En  die  ge- 
blaiikelte  en  gemaquilleerde  schepsels  heb- 
ben ook  bijna  niets  menscbelijks  meer  !  Ze 
doen  denken  aan  die  Vierges  byzantines, 
waannee  Theo  Hannon  ze  in  zijn  Rimes  de 
y'o/c  vergeleken  heeft.  Maar  de  modellen  van 
van  Dongen  trekken  ons  ook  minder  aan 
dan  de  manier,  waarop  hij  ze  heeft  geschil- 
derd. Ze  dienen  hem  soms  enkel  als  prctekst 
voor  eigcnaardige  licht-clfeklen.  Want  wat 
van  Dongen  ook  doet  om  zich  builenissig 
aan  te  stellen,  hij  teekent  toch  dikwijls  bij- 
zondei'  goed!  Trinidnd  Fernande:,  is  een 
uitslekend  portret  en  Geonielle  veel  meer 
dan  een  vliichlige  scliets  van  een  Enfant 
terrible. 

MAUHITS  LANC.ASKKXS  heeft  een  heel 
belangrijkc  lentoonslelling  gehad  in  zijn 
atelier  in  de  Godecharlcs-slraat,  hoofdzakc- 
lijk  samengestcld  uit  werk,  dat  hij  voor 
wedstrijdcn  gcmaakt  heeft  :  een  decoratief 
paneel,   De   liron   voor   den   Kunstkiing   tc 


143 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  BRUSSEL 


Brussel,  prachtig  en  screen,  en  tevens  eeii 
ding,  dat  lieel  niooi  ineengezel  is.  Verder 
een  ander  decoralief  paneel  voor  een  school 
te  Schaerbeek,  dat  uil  drie  groepen  bestaat : 
Ij  Hel  Verledeii,  een  grijsaard  die  spiookjcs 
aan  zijn  kleinkinderen  vertelt.  —  2)  Hel 
Heden,  herders  die  in  de  slerren  dc  loekonist 
lezen  en  3)  De  7'oe/co;)i,s/,  jongetjes  cii  meisjes 
overhun  boeken  gebogen. 

Langaskens  had  tevens  een  Slaiu/eii- 
beziveerder  en  een  Herctile  Sliimphaleide 
geconiponcerd,  bestemd  voor  een  wedslrijd, 
uitgeschreven  door  liet  provinciate  bestiuir 
van  Brabant. 

Al  deze  voortbrengselen  plaatsen  liem  op 
den  rang  ojizer  beste  decorateurs  en  Ijren- 
gen  liem  op  de  hoogte  van  Montald  en  Fabry. 

IN  HET  STUDIOZAALTJE  zag  ik  onlangs 
een  vermakeHjke  verzanieling  van  sclietsen 
en  charges. 

Scliitterend  vooral  was  Pol  Dom  met  Op 
den  Boulevard,  de  Dandies,  de  Karikalurisl  en 
Ongelitelde  bladzij.  Pliilipppc  Swyncop  met 
charges  van  bekende  personen,  die  blijk 
geven  van  een  bitter  scherpzienden,  ziel- 
doordringenden  blik.  Verder  waren  er : 
Jean  Droit,  Blaudin,  Thiriar,  maar  vooral 
van  OfTel,  wiens  Traile  des  Gosses  en  la 
Fessee,  tegelijk  heel  woesl  van  opvatting  en 
heel  precies  van  uitvoering  zijn  —  legelijk 
heel  gewild  en  heel  diep  gevoeld. 

'•'S  ^^  ««'3:-  ^  ^"^  '•'S  5«^  ^"^  ««'S  <«'®  '•'^ 

IN  DE  (JALERIE  DART,  had  Geo  Follet  een 
reeks  landschappen  tentoon  gesteld,  die  hij 
En  Ardenne  genoemd  heet't,  ze  leggen  blijk 
van  ernslige  studie  af,  zonder  evenwel  tot 
hiertoe  een  stcrk  op  den  voorgrond  tredende 
persoonlijkheid  le  verraden.  Hct  perspec- 
lief  er  in,  is  echter  heel  mooi.  Ongelukkig 
echter  is  de  kleur  niet  bevvogen  genoeg  en 
is  er  een  gebrek  aan  licht  en  luchtiglieid  in. 
We  verwachlen  later  heler  I 

'•^  «•'$  '*'^  *^  5«'S  ^'&  ^'^  5«'S  5»^  ^•^  *-3 
.SMEERS  EN  WAGEMANS,  twee  der  beste 
schilders  uit  den  Sillon,  hcbbcn  laatst  een 
heel  belangrijke  tentooiistelling  in  de  «  Ga- 
Icric  Giroux  n  gehad. 

I'.r  had  in  de  manier  en  het  streven  ilezer 


beide  kujistenaars  in  de  laatste  tijden  een 
evolutie  en  l)ijna  een  revohitie  plaals.Na  Ian- 
gen  tijd  getrouw  te  zijn  gebleven  aan  som- 
bere,  zware  kleuren  —  aan  een  bij  uilsiek 
ernstigen  toon,  schijnen  ze  zich  thans  tot  hel 
impressionisme  en  wel  meer  bepaald  tot  het 
«  clairisme  »  bekeerd  te  hebben.  De  Danse- 
ressen  van  Smeers  zouden  zelfs  bij  wat  min- 
der neveligheid  en  wazigheid  wiiinen  en 
Wagenians  figuren  ontbreekl  het  aan  rugge- 
graat. —  Hun  vornien  zijn  vaag  —  er  zit  geen 
spierkracht,  geen  pit  in,  doch  in  enkele 
zeer  schoone  portretten  vond  Smeers  zich 
zelf  weer  en  Wagenians  legt  in  de  minste 
zijner  studies  dat  gevoel  vooi-  het  verschil 
der  toonwaarden,  dat  behagen  in  de  kleur 
om  de  kleur,  in  haar  meest  subtiele  grada- 
ties,  die  hem  altijd,  wat  hIj  ook  moge  doen, 
van  de  impressionisten  van  het  blauw  en 
het  grijs  zullen  onderschciden. 

DE  DAM1-:S  PENSO  EN  ROI.IN  EN  DE  HEE- 
REN  DILLENS  EN  SERVAIS,  hadden  aar- 
dige  dingen  in  de  Galerie  d'arl  tentoon  ge- 
steld. —  Mevrouw  Penso's  specialileit  ligt 
in  het  vervaardigen  van  bloemen  uit  kruim 
vanbrood,een  mooie  en  aanlrekkelijke  kunst, 
die  ze  evenwel  tegen  nabootsing  en  herha- 
lingen  zal  hebben  te  behoeden!  Mevrouw 
Rolin  was  er  met  waterverwen  van  een 
dieper  toon  dan  vaak  bij  die,  bij  uilstek 
lichte  kunst,  die  zoo  dikwijls  naar  't  schijnl 
binneii  het  bereik  van  den  eerste  den  beste 
schijnt  tevallen,  'tgeval  is.  Haar  landschap- 
pen, vooral  Tegen  den  Avond  en  Eiken, 
trokken  niet  enkel  de  aandacht,  maar  voer- 
den  tot  gepeins. 

Paul  Dillens  was  er  met  I'orsch  behandelde 
tooneelen  uit  het  volksleven,  la  Rixe  (stand- 
jes  zoekenj  en  Karnavalsprel,  waariii  hij 
eehler  meer  accent  en  nieer  diep  gevoelde 
eniolie  had  kunnen  leggen  In  een  dergclijk 
geval  weten  onze  kunstenaars  zich  zelden 
boven  bun  eigcn  gegeven  te  verhelFen  !  Wel 
maken  ze  lets  beters  dan  Ibtogralie,  maarde 
onmisbarc  ziel  ontbreekl  er  nog  te  vcel  in ; 
hij  had  er  echter  ook  landschappen,  die 
gevoeliger  waren  behandeld.  Paul  Servais, 
een  grout  relziger  voor  het  aangezicht  des 
lleeren,     had     djiniaal     zijn     ezcl     in    hct 


144 


Ziiidcn  iiecrj^ezel  en  gaf  iiileressaiile  nolas, 
geiiomeii  uil  (ie  omslreken  van  Frejus, 
de  Esteiel  en  Toulon. 

I)K  SCHILDERS  JULIEN  GENOT  EN  AL- 
BERT PATOUX,  EN  DE  BEELDHOUWER 
CANNEEL,  waren  met  een  geheel  van  goede 
en  hier  en  liaar  zelfs  zeer  venlienslelijkc 
werken  in  hel  Stuciio-zaallje  bijcen 

Wat  denheerJ.Genotvooralonderscheitlt, 
is  zijn  streven  naar  zaclitlieid,  door  sober- 
heid  en  groote  eenvoud  in  de  aangewende 
liulpmiddelen.  Hij  is  eenigermale  een  niysli- 
cus  van  de  kicur  en  van  de  lijn.  Maar  doorzijn 
manier  om  al  te  veel  Ie  willen  ellieiiseeien, 
vervalt  liij  wel  eens  in  liel  inconsistente  en 
ledige.  Er  ligt  evenvvel  soms  hier  en  daar 
groole  kunst  in  zijn  werk,  zooals  in  Kulme 
Watcren.  Dorp  in  den  Auond.  enz.  enz. 

De  Heer  Patoux  koeslert  niet  dezelfde 
scrupules  en  waar  er  in  zijn  manier  liier  en 
daar  groote  scliroomvalliglieid  ligl,  is  dit 
zeer  zekei-  ondanks  lieinzelf. 

Canneel  was  er  met  goedc  KinderporlrcUen, 
kraclUig  en  uitdrukkingsvol  en  twee  inder- 
daad  verruUkelijke  groepen  ;  Illuaie  en 
Lenlevreugd.  Het  eersle  vooral  is  uitersl  los 
van  bevveging  en  zeer  bevallig. 

!«^  5*^  *'S  ^"S  '•^  ^"S  <«^'<«^  ^•^^•^  '•^ 
IN  HET  SALON  DER  AKWARELLISTEN 
yC^  Bij  het  doorbladeren  van  den  Caia- 
logus  in  alphabelische  volgorde,  onlmoctcn 
we,  in  de  eerste  jjlaats,  den  Antwerpenaar 
Baselecr,  wien  deze  ecr  ook  volgens  de 
kunslwaarde  van  zijn  werk  toekomt.  Zijn 
zeeslukken,  uit  de  omslreken  van  Anlvver- 
pen  en  voor  de  ree,  zijn  niet  enkel  jnist 
gczien  —  ze  zijn  ontroerend  en  troeblant. 
llecl  de  innigc  bekoring  van  onze  wijde 
watcipiassen  ligt  er  in.  Ilel  is  alles  op  een 
zeer  peisoonlijke  en  quasi  nocit  nic  da  (jc- 
wesene  wijzc  gezien,  maar  met  zulk  ecu 
liooge  mate  van  oprcclitheid,  dat  lie  kunsle- 
naar  van  meet  af  aan  den  bcschouwer  geheel 
beheerscht,  met  een  wijze  van  vcrtolking, 
die  verbijstercnd  in  zijn  oorspronkelijkhcid 
zou  kunnen  zijn.  Boven  alle  andcrc  nmnllen 
uit  zijn  f.aalxle  gnwl  (uni  de  slnd  en  Sncfnn> 
in  de  Dokken. 


KUNSTBERICHTEX  -  VIT  BIWSSEL 

Cassiers  had  ons  ditmaal  niels  nieuws 
gebracht.  De  Course  d'aalomne  van  Charlel 
daarentegen,  munlle  uit  door  groole  Ojnheid 
van  lichtverdeeling  en  Uleuren.  Glaus  was 
er  met  allerliefsle  akwarellen,  die  we  nog 
meer  bewonderd  zouden  hcbben  als  we  niet 
aan  zijn  nog  mooiere  olieverwen  hadden 
gedachl  !  Zonderzijn  talent  op  in  't  oog  val- 
lende  wijs  te  hebben  vernieuwd,  weet  De- 
launois  niellemin  in  zijn  binnengezichlen 
van  kcrken  en  klooslers,  zooveel  kracht  en 
innigheid  te  leggen,  dat  ze  ons  telkenmale 
weer  als  een  nieuwe  openbaring  van  het 
eerlijk  talent  van  dezen  meester  zijn.  Don- 
nay  was  er*met  mooie  landschappen  uit  de 
Ardennen,decoratief,  goed  geteekend,  maar 
een  beelje  te  veel  als  een  afficlie  behandeld. 
Ensor  met  een  Croqitis  rose  pour  un  bcdlel 
charnuint  —  een  nielsje  —  een  houlade  /<i 
menue  Monnaie  van  Watteau.  Het  Rosse 
Kopje,  van  Fabry,  was  van  't  beste  dat  er 
was  in  het  Salon  der  Akwarellisten,  eerst 
gewasschen,  daarna  opgeteekend  met  rood 
krijl,  een  teeder  vrouwekopje,  tegen  een 
bhiuwen  achlergrond,  een  krachlig,  mooi 
werk,  groot  van  slijl,  dat  geheel  bet  merk 
draagt  van  den  leeuwenklauw. 

Mevrouw  Gilsoul-Hoppe  ,  was  er  met 
blanke,  bloeiende  Bcgijnhoven.  Heel  sug- 
geslief  en  heel  aantrekkelijk  was  de  Hindoe- 
sche  Malroos  van  Hageman.  Van  Maurits 
Hageman's  Een  Onweershemel  en  Lenle  Ie 
Freyr,  dichterlijk  in  den  nevel  verloren 
gezien.  Theo  Hannon  muni  vooral  uit  in  bet 
schilderen  van  bloemen  Ooslersche  Pupavers, 
maar  heel  dikwijls  ook  zwerfl  hij  in  onze 
landschappen  in  de  voorslad  en  de  Borinage 
rond. 

Xavier  Mellery  is  ecu  der  Iriumlators  ge- 
weesl  in  dit  Salon.  Weinig  knnstenaars 
bouden  op  zoo  verbeven  wijze  bet  gevocl 
voor  klassieke  schoonheid  hoog,  —  hij  zet 
dc  tradilies  der  Ilaliaansche  mecslers  van 
bel  groole  lijdvak  voorl.  Waarom  wordl 
beni  niel  ann  cens  konings  hof  of  in  't  een  of 
ander  openhaar  gebouw,  de  versiering  van 
een  Loggia  oi' Stanzci  opgedragcn?  Dan  zou- 
den we  op  onze  beurl  scbeppingcn  hcbben 
Ie  slellen  tegenover  een  Rafael  of  een  Co- 
reggio.  Waar  loch  vindt  men  edeler,  zui- 
verder  en  bevalligcr-gerylmecrde  lijn  dan 


145 


KUNSTBERICHTEN 


[JIT  BRUSSEL 


ill  zijn  (lonkerc  silhouetten  tcf^en  ecu  f^oiiden 
aclitergrond,  wier  jirachlif^e  lioiuliiiiteii  iiict- 
temin  allijd  aanvallig  en  levciidif^  blijven  en 
zijn  twee  Gezichteii  op  het  Uegijnliof,  zijn 
ontroerend  en  diep  gevoeld.  l)e  akwarellen 
van  Georges  Lemmen,  zijn  knap  gezien  en 
zeer  intiem.  Ze  zijn  het  werk  van  een  onl- 
rocrd  artist,  die  door  een  niccslerlijke  tecli- 
niek  gedieiid  wordl.  —  Noemen  we  verder 
dan  nog  Olell'e,  Michel, van  Leeniputten,  (van 
dezen  laatsle  een  lioogst  opnierkelijke  Kal- 
varieberg),  Sineers,  Tilz,  Hermans,  KhnopH' 
en  Marcette. 

Samen  met  Mellery  en  Baseleer,  lu'ct'l 
Jacob  Smils  het  meest  de  aandaclil  gelrok- 
ken  diior  zijn  Noocl  Gods,  pvaclitig  van  klenr 
en  schooner  nog  door  zijn  diepe  onlroering. 
Er  zijn  niet  minder  dan  zeven  tigiiren  op  dit 
doek,  waar  de  Christus,  in't  verkort  gezien, 
aan  Rembrandt's  tweede  Analomische  Les 
doet  denken.  Ende  Heilige  vronwen  heblien 
zachte,  kalme,  snijdige  gebaren,  die  aan- 
grijpend  in  hun  vvaarlieid  zijn.  Het  gewild 
anachronisme  van  een  zwarten  griffler,  tus- 
schen  al  deze  evangelische  figuren,  brengt 
een  actueele  en  realiste  noot  in  deze  lieer- 
lijke  compositie,  een  voorstudie  voor  een 
grooter  werk,  bcslenid  voor  het  gereclitshof 
le  Brussel. 

Smits  was  hier  tevens  met  twee  land- 
schappcT),  aangrijpend  met  de  blanke  wol- 
ken,  die  aanrollen  over  een  hoek  van  de 
Kempen  en  een  tweede  een  Avonil  nwt 
M(uin-e/fekl,  met  een  niet  minder  halluci- 
naiiten  liemel.  En  vergeten  we  vooral  niet 
zijn  liinnciiluiis  —  als  met  godsdienslig  ge- 
voel  doordrenkt. 

De  kunstenaars  nil  den  vn'oniiic  wareii 
vertegenwoordigd  cloor  liarllcll,  Van  dcr 
Waaj',  Mevrouw  Montali)a  en  Liiigini,  alio 
reeds  lang  bekend  en  op  vcrdiende  waarde 
gesclial. 

^"^^"^  ««^'  ^"^  ««'S  ^'^  ^'&  «•(*:•  ^t:  ^'^  ««^ 

KKN  TIi:NTOONSTi;FJ,IN(;  VAN  STKINLKN 
♦V  Steinicn,  een  der  meest  wels|)ickende 
vcrlolkcrs  van  de  ellenden  en  de  nitspallin- 
gcn  van  de  onderste  higen  der  Parijsclie 
bevolking,  is  vooral  door  zijn  teekeningcn 
en  verhichlingen  liekend  en  na  zijn  lentoon- 
sleliing,  onlangs  in  dcii  kring,  /al  hij  vocn  I- 


gaan  met  meer  in  't  bijzonder  als  teekenaar 
unze  aandaclil  Ic  blijven  boeicn,  want  wat 
we  hier  van  zijn  schilderwcrk  zagcn  was 
maar  z6o  z6o.  Zijn  straattooneelen  en  zijn 
Tfipes  fciiihoiiriens,  trokken  echter  de  aan- 
daclil en  men  vergeet  ze  niet  zoo  licht !  De 
nalnralisle  lileratuur  zon  nergens  een  ver- 
Inchter  kiinnen  vinden  met  zulk  een  diepe 
deernis  —  zoo  teeder  en  fijn  van  gevoel; 
hier  en  daar  vermengd  met  wat  bitlerheid, 
veel  meer  dan  in  sommige  roiiians  en  ver- 
haaltjes  nit  de  school  van  Medan. 

Wij  betreuren  dan  ook  dat  de  inrichlers 
der  tentoonstelling,  Steinleii  wal  onver- 
wacht  zijn  komen  overvalleii,  zoodat  hij 
dilmaal  niel  veel  meer  dan  het  oveischot 
uit  zijn  laden  en  porlefeuilles  had  ingezon- 
den.  Die  schelsen  waren  zeker  aanlrekke- 
lijk  genoeg,  maar  wij  hadden  gaarne  een 
gelieel  zijner  nicer  belangrijke  composilies, 
bijv.  zijn  teekeningen  voor  hi  Fi'iiille  van 
Zo  (i'A.ra  die  aangrijpende  verlolking  van 
kindei'dwangarbeid  of  de  Biiibi  des  Gosses 
gezien. 

■^Pt  ^^  ^9t  ^Pi  ^^9i  ^ft  -;^ft  ^9i  cg,^  ^»i  ^9i 

OMHH  COPPli:NS  EN  CHARLES  MICHEL, 
zijn  reeds  sedert  lang  gunstig  bekend  en  de 
Kuiislkring  had  zijn  beide  zaien  voor  hen 
geopend.—  De  eerste  had  er  schitterende  en 
heel  ver  doorgevoerde  (een  eigenscliap  die 
in  dezen  schelsmaligen  lijd  op  prijs  valt  le 
slellen  !)  gezichleii  van  Vlaamsclie  stedcn 
en  andere  stnkken,  die  hij  van  zijn  reizeii 
had  nieegebrachl.  Karel  Michel  had  er  voor- 
trcfl'elijk  en  heel  oorspronkelijk  werk  : 
inscklen  o.  a.  zoo  onoindig  fijn  gezien  en 
zoo  onberispelijk  iiilgevoerd,  dat  ze  soms 
lets  hebben  van  de  siralende  volmaaktheid 
dcr  .Ia|)ansche  prenten  en  soms  van  l-'ngel- 
sclie  illnstralies. 

WH.LEM  HATAILLi:,  dc  jongc  Vlaamsclie 
Mcester,  die  dc  laalslc  jaicii  zoovcci  naani 
liecl't  gemaakl,  was  in  dc  Salle  d'aii,  in  de 
Koningslraal,  nicI  ccii  \  ijl'lig  landschappcn, 
die  voiiral  dc  aainlaclil  hebben  getrokken, 
door  (Ic  vlolle  en  Icidge  penseclvoering,  als 
dojii  licl  liclilc  en  glanzciidc  p;dcl.  Soms 
cclilci    Idcipl    dc   virhidsilcil    wcl   ccns  wcg 


116 


KUNSTBERICHJEN  —  VIT  BRUSSEL 


met  liet  gevoel,  vooral  als  Willein  Bataille 
zich  oiuterwiiuil  oni  onze  iliclilcrlijke  Keui- 
peii  le  schiUleren,  doeli  luiai'  we  liopeii  zal 
inellerlijd  ilescliililer  van  iIlmi  clichlerleeren, 
om  meer  ziel  te  leggeii  in  eeii  decor,  waai- 
vaii  liij  nu  reeds  met  zooveel  lyrisine  de 
kleur  en  het  grillige,  steeds  wisseleniie  lichl- 
spel  weergeeft.  Onder  die  doelien  bewon- 
derde  ik  vooral  :  Uooi,  Unci  sUidje  in  de 
Kempen,  Keinpische  burg,  Grijs  weer  en 
Moryen  in  de  Kempen. 

EMIEL  JACQUES  lioort  toleeii  scliildersras, 
waarvan  de  vertegenwooidigers  Uiier  in 
Belgie,  zelfs  in  de  groolsle  lijdvakken  nooit 
heel  overvloedigi,  steeds  zeldzamer  begin- 
neii  le  worden, —  tot  lien  bedoel  ik,  die  zich 
uiet  levieden  stellen  met  te  zien,  aiaar  die 
tevens  kiezen  en  schikken.  Niet  alleen  ligl 
er  groot  talent  en  opnierkingsgave  in  zijn 
Vlasivieden  en  Slaap  vun  den  llouenicr,  niaar 
tevens  veel  verbeelding  en  Irissche  beko- 
ring,  die  een  weinig  verder  dan  het  slieelen 
van  de  oogzeuuw  gaat.  Vooral  hebben  we 
zijn  Plukken  in  West-  Vlaauderen,  bewon- 
derd.  In  zijn  wat  harde  en  vveiuig  dooizich- 
tige  poitretten,  onlbreekt  het  echter  aan  die 
onmisbaie  onlleding  van  een  zielestaal,  en 
de  inwendige  glans,  die  de  ziel  is,  bestraalt 
ze  niet ! 

KENE  GEVEKS,  ware  soins  iu  staat  oin  ons 
met  het  i'ointdlisme  le  verzoenen,  als  we 
zieu  weik  voordeel  liij  weel  le  Irekken  uil 
dit  proccde.  ler  weergave  van  het  vocht- 
Irillende,  vvazige  van  zekere  luchtgesleld- 
heden,  zooals.  bijv.  in  zijn  Up  het  liunual, 
Muansopyuny,  twee  van  de  doeken,  die  hij 
in  den  kring  tentouii  had  gesleld.  Tevens 
onderscheidt  hij  zich  door  de  gave  der 
Mise  en  Page,  en  een  sympalhic  —  ik  had 
bijna  gezegd  een  elan,  die  hij  vooral  in  zijn 
Abdij  van  Villers,  doet  gevoelen. 

OMEK  DIEKCKX,  was,  tijdens  het  bestuur 
van  den  overleden  liurgciueesler  van  Mce- 
nen,  met  de  decoralie  van  de  zoldering  in 
de  Suite  des  pui  perdus  in  het  Genieentehuis 


van  St.  Gillis,  de  groole  Brusselsche  voor- 
stad,  belast  en  de  kritiek  had  een  uitnoodi- 
ging  ontvangen  om  van  zijn  beide  conipo- 
sities  kennis  te  komen  nemen.—  Ze  zijnvol- 
konien  geslaagd  en  de  kunstenaar  heelt 
vooral  uilstekend  parlij  weten  te  trekken 
van  het  naakt,  dal  oveial  in  alleraantrekke- 
lijkste  groepen,  in  streeleade  lichtspelingen 
wel  geschikt  om  de  verhoudingen  en  bewe- 
gingen  er  van  nog  beter  te  doen  uitkomen, 
is  aangebracht.  Ze  dragen  den  naam  van 
De  Vrijheid  dault  op  de  aarde  neer,  toegejuicht 
door  de  Volken  en  De  liaad. 

&*i  ^  &*5  ^^  C^*!i  ^9i  s^fi  f^ti  fg.'ft  '^  ^ 

IN  HET  BOUTE-ZAALTJE,  hield  Louis  Cam- 
bier  wat  men  een  tendens  tentoonstelling, 
een  manifest  in  de  schilderkunst,  zou  kun- 
nen  noemen.  Hiermee  bedoel  ik  dat  het 
eeiimaal  opgevatte  denkbeeld  er  den  boven- 
toon  voert,  zonder  het  kunslwerk  op  zich 
zelf  een  dieper  indruk  achlerlaat.  Zooals  op 
het  meerendeel  der  expos. ties  dezer  soort, 
wareu  er  verscheiden  eigenaardige  lioeken 
en  iu  enkele  details  scheeu  de  toepassing 
van  het  procede  inderdaad  volkomen  op 
haar  plaals.  Dit  was  bijv.  iu  Weslende,  de 
Uurthe  bij  Hanioir  en  de  Jardin  de  Latoue  bij 
Versailles  het  geval. 

i^*>^  i^*i  -:ft»!i  ^  ^9i  i^fS  2^  ^9i  ^9>  ^9> 

VICTOR  MARCHAL  strooit  de  meuschen 
geen  poeder  of  zand  iu  de  oogen,  al  ware 
dit  poeder  ook  van  goud!  Zijn  duel  is  uiet 
om  ons  te  verbliudeu  of  te  doen  gapeu  —  hij 
vergeuoegt  zich  met  ons  le  bekoreu  en  ons 
vertrouweu  te  winnen.  En  indien  hij  hier- 
mee lets  grools  verrichi  en  er  iu  slaagl  om 
ous  te  ontroereu,  geschiedt  dil  eukel  door 
zeer  eenvoudige,  ik  had  bijna  gezegd  tradi- 
tioneele  middelen,  zooals  bijv.  in  zijn  heer- 
lijke  Scltapen  op  de  Vtakle.  Zijn  luchten  geveu 
inderdaad  de  synthese  der  oneindigheid 
weer.  En  uiuiuier  zal  een  «  luminisl »  ous 
zulk  eeu  indruk  van  het  licht  en  de  ruimle 
in  den  ether  vermogen  te  geveu,  als  we 
meedrageu  vau  die  llavervetden  in  Haspen- 
gonw  of  die  Moryen  in  de  Kempen,  met  al 
de  beangstigcude  droefheid  vau  een  grijze 
lucht  of  een  hemcl  zwaar  van  ouweers- 
wolken. 


147 


KUNSTBERICHTEN  -  UIT  BRIJSSEL  —  BOEKEN  &  TJJDSCHRIFTEN 


IN  HETSTUDIO-ZAALTJE,  liaddeii  cen  ^rocp 
Luiksclie  kuiisleiinars,  met  August  Doiinay 
aaii  liet  hoofd,  niooie  gezichleu  op  de 
Ourtlie  en  de  Maas  leiUoon  ge.sleld.  Naasl 
liet  werk  van  bovengenoeniden  nieesler, 
liewonderde  ik  vooral  dat  van  Pircnne,  die, 
vooral  als  leekenaar  zeer  gelukkig  was  in 
zijn  schetsen  van  oude  hoekjes  uit  de  voor- 
slad,  bijv.  in  zijn  :  An  Wayiii.  Verder  l)el- 
cour  en  George  LelJiun. 

G.  E. 

'•'^  5«^  5«S  ^^  5«^  ^^  5«^'  5«'S  ^"^  ^"^  ^•'^ 
BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 
GAZETTE    DES    IJEAUX-AJVIS    (Novemiseh 


id 
en  zeer  lezenswaard  aili- 
Uel  over  neen  sciiildei- van 
liet  landleven  iu  de  xvii^ 
eeuw  :  Jan  Sibeieclils  », 
(lien  liij  noemt  "  een  weiniggekeuden  kunstc- 
naai-,  beliooiend  tol  de  groep  van  (^uyi)  en 
Adriaan  van  de  Velde.  Minder  fljn  landsciiap- 
schilder  dan  dezen,  minder  bandig  in  liet 
weergeven  van  de  teedere  scliakeeringcn 
der  lucht  of  van  de  vreedzame  slraliiig  der 
zoii,  is  hij  een  even  nauwgezet  opmerker  als 
den  eerste,  en  minder  transigeerend  dan  den 
aiidere,  in  liet  stipte  verbeelden  van  bet  land- 
scliap  en  van  zijn  weiiiig  bescliaal'de  bevvo- 
ners.  Hij  toont  ons  bet  huidclijk  bedrijl  met 
al  de  juistbeid  van  een  proces-vcrbaal,  maar 
zijn  bijna  godsdicnstige  bewustbeid  en  aan- 
dacbt,  de  uiterste  enist  die  zijn  personages 
doordringt,  en  waarin  niets  meer  overblijit 
van  de  palsers  en  nietdeugcii  die  zijne  con- 
I'raters  zoo  nauw  aan  'I  bart  lagen,  bezielen 
zijn  werk  met  een  del'tigbeid  en  met  een  als 
't  ware  bizondere  waardiglieid,  en  op  de 
doeken  van  dezen  zoo  sleclit  gekenden 
scliilder,  ziet  men  voor  zicb  voorbijgaan  die 
eerbicdwekkende  en  eenigszins  strenge 
bezoekslei-;  de  waarbcid  >. 

Jan  Siberecbls  (Seberecbts,  Sieberecbts) 
werd  geboreii  te  Anlwerpen  o|)  29  .lanuari 
1027.  Zijn  vader,  die  denzeli'dcn  vooniaam 
droeg,  was    beeldbouwcr.    Na    ziili   in    de 


schilderknnst  Ic  liebben  ingewijd  ondcr 
de  Iciding  van  leu  onbekeuden  nieester, 
Adriaan  de  Hye,  werd  liij  nieester  iii  de 
St  Lucasgilde  in  1048.  Horace  Walpole,  in 
zijn  AiH'cdolen  over  de  schilderkiinsi,  zegl 
dat  ('  bij  landscbappen  scliilderde  en  de 
zicblen  van  den  Rijn  bad  bestudeerd  (sic), 
vvaaivan  zijn  waterverl'teekeningen  meer 
verspreid  zijn  dan  zijne  scbilderijen  ■>.  De 
bertog  van  Buckingbam,  terugkeerende  door 
Vlaandereii  van  zijn  zending  naar  Parijs, 
ontdeklebem  te  Antwerpen,  kieeg  smaakin 
zijn  werk,  noodigde  bem  uit  oni  naar  Eiige- 
land  te  komen  en  deed  bem  werken  le 
(^liofden.  Walpole  noemt  twee  werken  van 
bem  in  Nevvstead  Abbey :  bet  eei-ste  cen 
landscbap  o  in  den  stijl  van  de  scbool  van 
Hubens  »,  bet  aiidere,  dat  bij  beoordecldc 
als  bet  besle  «  een  zicbt  van  Longleat, 
eenigszins  in  den  trant  van  Wouwermans  ». 
Siberecbls  stierf  in  1703  en  werd  begraven 
op  bet  kerkbof  van  St  James  ». 

De  Belgiscbe  Musea  bezitlen  de  meesle 
werken  van  bem.  Parijs,  Rijssel,  Yalencljn, 
Bordeaux,  eveneens  belangrijke  doeken, 
terwijl  de  openbare  vei'zamelingen  van 
Miiiicben,  Hanover,  {Budapest  en  Kopenba- 
gen  onder  zijn  naani  iiileressanle  sluUken 
toonen. 

Zeer  belangwekkend  is  bet  artikel  van  den 
beer  Henry  Marcel,  en  aans|)oring  tevens 
tot  meer  ingaande  studie  van  dezen  scliilder. 
Hier  werd  nu  alleen  aandacbt  gegeven  aan 
de  lypen,  de  liguren,  maar  ik  ben  overtuigd 
dat  bet  bestudeeren  van  bet  landscbap  in 
zijii  scbilderijen  eveneens  leiden  zou  tot 
zeer  verrassende  constalatics. 

^9i  ^9i  c^ft  iji,^  ^9i  a^^  ^9i  c^,*  ^fi  ^»i  tg,^ 

monatshi-:fte  flib  kunstwissen- 

SCHAFT  (NoviiMHKR)  yC^^ 

Waller  Bombe  scbriji'l  over  « de  kunst 
aan  bet  liof  van  F^ederigo  van  Urbino  »,  de 
Italiaanscbe  Maecenas,  waarvan  zijn  biblio- 
tbekaris,  Vespasiano  da  Bislicci,  in  zijn 
levensbescbrij ving  zegt,dat  bij  een  Vlaamscli 
scliilder  naar  Urbino  deed  komen  om  dc 
wanden  van  zijn  sludeerverlrek  met  scbil- 
derijen te  versiercn  :  "  Daar  Fcderigo  in 
Ilalie  nieniand  kende,  die  met  olieverl'scbil- 
deien  koii,  zuo  deed  bij  cindelijk  in  Vlaan- 


148 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


deren  een  grooten  nieesler  zoeken,  deed 
hem  iiaar  Urbiiio  komen  en  liet  liem  daar 
vele  schittereiuie  coiiterfeilsels  uitvoereii, 
vooral  in  zijn  werkkamer,  waar  hij  de  wijs- 
geeren,  dichters  en  geleerden  der  grieksche 
en  latijnsche  kerk  schilderen  nioest,  echle 
kunstwondeien.  Daar  schikierde  hij  ook  den 
hertog  (Sua  Signoria)  zoo  natuurgetronw, 
dat  hem  niets  onlbrak,  dan  de  adem  ■'. 

Deze  Ylaamsche  schilder  was  nieniaiul 
anders  dan  Josse  van  Gent  of  Joost  van 
Wassenhove,  van  wien  men  in  de  Acadeinie 
van  Urbino  een  allaarstuk  bezit,  De  Comnm- 
nie,  dat  men,  volgens  onbetwistbare  docu- 
menten  met  zekerheid  aan  dezen  Vlaamschen 
meester  mag  loeschrijven.  Dit  schilderij,  dat 
iiiet  het  laalste  avondmaal,  maar  wel  de 
instelling  van  het  sacrament  voorslelt,  is, 
wat  den  stijl  betreft,  zeer  verwant  aan  liet 
werk  van  Hugo  van  der  Goes. 

De  Iieer  Bombe  bespreekt  verdcr  de 
hoogstwaarscliijnlijk  van  dit  allaarstuk  af- 
komstige  vleugelpaneelen,  apostelvoorstel- 
lingen,  bewaard  in  de  sacristij  van  de  Dom- 
keik  van  Urbino,  en  een  paar  andere  werken 
van  Josse  van  Gent,  gedeellelijk  onder  den 
invloed  van  de  rond  hem  werkende  Ilaliaan- 
sche  tijdgenooten.  Belangrijke  gegevens 
omtrent  zijn  leven  en  werken,  zijn  verder 
in  deze  uitgebreide,  uitmuntend  geslelde  en 
oveivloedig  gedocumenteerde  sludie  l)ij- 
eengebraclil. 

BULLKTIN  VAN  DE\  NEDKHLANDSCHEN 
OUDHEIDKUNDIGEN  BOND  (October 
1912  ,  bevat  van  den  beer  J.  Philip  van  der 
Kelleii  Dzn.  een  nola  over  het  hem  toebe- 
hoorende  tot  nu  toe  onbekcnd  gcbleven 
portret  van  Priiis  Willeni  II  op  9-  of  lO-jari- 
gen  leeflijd,  geschilderd  door  diens  leer- 
mceslcr  in  hcl  leckenen  I'ielei'  Quast. 

De  heer  S.  Mullcr  Fzn.  heeit  hcl  over  het 
pas  voor  hcl  Anislerdanischc  Hijksmuscum 
aangekochte  laniilicporlret  van  den  Admi- 
raal  de  Ruyler  door  Jurriaen  Jacobsen, 
waarvan  hij  dc  verschillende  personages 
verklaren  wil. 

D'  C.  Hol'sledc  dcGioot  mccnt  dat  ann  dc 
schilderkunsl  te  wcinig  plaals  wcrd  gcgund 
in    de    uilgavc   Xcdvrlandsclie   Moiiumeiilen 


van  Geschiedenis  en  KiinsI,  en  betwist  daa- 
renboven  eenige  atlributies  en  datums  uit 
het  eerste  deel  daarvan,  nl.  de  beschrijving 
der  voormalige  Baronie  van  Breda  door  Jan 
Kalf.  Deze  laatste  Iracht  zich  in  een  ant- 
woord  daarop  le  verweren. 

KUNSTCHRONIK  (15  November  1912)  /C^. 

Dr.  A.  Bredius  komt  hier  terug  aan  het 
woord  aangaande  den  Jongenskop  uit  de 
collectie  Weber,  die  lot  heden  toe  doorging 
als  zijnde  een  werk  van  Rembrandt,  maar 
die  Bredius  voor  een  vervalsching  aanzag. 
De  reiniging  van  Prof.  Hauser  heeft  hem 
doen  inzien  dat  er  van  een  moderne  verval- 
sching geen  sprake  kan  zijn.  Het  beeld  is 
hem  nu  alleszins  veel  mooier  gebleken.  De 
domineerende  oranje-gele  toon  schijnt  hem 
evenwel  zeer  raadselachtig,  en  het  werk 
staat  volgens  hem  geheel  buiten  de  reeks 
van  de  andere  jeugdwcrken.  Toch  heeft  het 
stuk  na  de  reiniging  zooveel  aan  fljnheid 
gewonnen,  dat  Bredius  zich  de  vraag  gaal 
stellen  :  «  Wie  anders  dan  de  jonge  Rem- 
brandt kan  aldus  geschilderd  hebben '.'  » 

In  helzell'de  nummer  bespreekt  F.  Winkler 
vluggelings  eenige  Nederlandsche  en  Duit- 
sche  werken  uit  de  15«  en  16<'  eeuw  op  de 
tenloonstelling  in  1912  te  Granada  gehou- 
den.  Veel  onbekende  slukken,  in  bezit  van 
de  Spaansche  kerken  waren  daar  voorhan- 
den,  en  zijn  nu,  na  even  besproken  en 
gereproduceerd  le  zijn  geweest  in  het 
Spaansche  tijdschrifl  Musenm,  weer  terug  in 
de  donkere  kerken  en  kloosters  verdwenen. 
Het  waren,  in  de  eersle  plaals,  de  Madonna 
met  de  lioos,  van  Geeraard  David  (Iglesia 
Magistral  del  Sacro  Monte,  Granada),  zeer 
verwant  aan  de  helgekleurde  ,  schoone 
Madonna  uit  het  Kaiser-Fricdrich  Museum. 

Van  Bouts  zell  wellicht,  allhans  van  een 
zijiier  besle  navolgcrs,  was  er  een  uilmun- 
tende  Madonna  met  Iwee  Enijelen  (lioliotypie 
in  de  Gazelle  des  Jiean.v-Arts  1908). 

Een  handschrifl,  Xatnryescliichle  des  At- 
bertus  Ma(/nns,  nil  de  Universileitsbiblio- 
Ihcek  le  Granada,  bevat  niiniatureii  weike 
Durieu  (Bibliothcquc  de  1  Ecole  des  Charles 
189H)  en  van  den  Giicyn  i.Vinialcs  de  IWca- 
dcnuc     royalc    d  .Xrchcologic    de    liclgiipic 


149 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


t.  58,  1906)  haddeii  opgenomeii  in  huiine  be- 
richten  omtrent  Vlaamsche  en  Fransche 
niinialuren,  en  welke  nu  Winkler  nieent 
veeleer  te  zijn  verwant  aan  de  werken  van 
de  school  van  Konrad  Witz,  zonder  daarom 
zelfs  niaar  eenigszins  aaii  dezen  Duilsclien 
kunstcnaar  te  kuniien  worden  toegesclire- 
veii. 

De  verzameling  Meersmaiin  le  Granada 
bevat  een  Kniisafdoening  in  hoog  formaat 
met  halfflguren,  zeker  volgens  Winkler  van 
den  nieester  des  Avondmaals  (Luik,  Brus- 
sel,  eiiz.),  waarschijnlijk  te  vereenzelvigen 
met  den  door  Friedliinder  voor  het  eeist 
herkenden  Anlwerpschen  meester  van  1518, 
wiens  werkzaamheid  mag  iiegrensd  worden 
tusschen  dejaren  1515-loJO. 

^•^  '•^'  '•^  '•'S  '•'S  ^"^  5«^««'JS  '•^  '•'^i  ««^ 
THE  BURLINGTON  MAGAZINE  (November 
1912;  A*- 

De  heer  A.  J.  Wauters  publiceert  liier  een 
eerste  reeks  nota's  over  Rogier  van  der 
Weyden.  In  zijn  Historia  Loixmiensium 
schrijft  Jan  Vermeulen,  gezegd  Joliannes 
Molanus  : 

«  Magister  Rogerius,  civis  et  pictor  Lova- 
iiiensis  depinxit  Lovanii  ad  S.  Pelruni  altare 
Edelheer,  et  in  capella  Beatae  Marire  sum- 
mum  altare  quod  opus  Maria  Regina  a 
Sagittariis  impetravit  el  in  Hispanias  vehi 
curavit,  quanquam  in  mari  periisse  dicatnr, 
et  ejus  loco  dedit  capellse  quingenloruin 
tlorenoruni  organe  et  novum  altare,  ad 
exemplar  Rogerii,  expressum  opera  Mieha- 
elis  Coxenii,  Mecliliniensis,  sui  picloris.  » 

Er  is  veel  reden  tot  veronderstellen  dal 
de  twee  hier  bedoelde  schilderingen  nict  de 
eenige  waren  die  Rogier  van  der  Weyden 
voor  de  stad  Leuven  uitvoerde.  Zijn  talent 
wcrd  daar  gebruikl  +  1425  waarschijnlijk, 
en  bij  de  werken  verricht  op  bcstelling  van 
liet  Leuvensche  Magistraal  dienen  begre|)en 
te  woiden  : 

loi  het  zoogenaamde  altaarstuk  van  I'aus 
Marliiius  V,  waarvan  2  |)aneelen  In  de  kathe- 
draal  van  Granada,  en  liet  3'-,  oiilangs  ont- 
dekt,  lui  iii  bezil  is  van  de  lieercn  gei)roeders 
Duvecn.  Van  deze  dric  paneclen  zon  het 
bckende  sluk  in  het  Kaiser-Friedrich  Mu- 
seum sU'chls  een  goede,  oude  kopij  zijn; 


2°)  de  zoogenaamde  Madonna  der  Medici 
nu  in  het  Slaedel-lnstiluut  te  Frankfort. 

Bij  vergelijking  van  het  Recueil  de  Saint 
Luc  (een  Doorniksch  document  nit  de  tweede 
hand,  zijnde  slechts  een  later  afschrift  van 
het  origineel),  met  het  register  van  den  onl- 
vanger  der  stad  Doornlk,  tracht  Wauters 
ecnig  licht  te  werpen  op  de  tot  nu  toe 
duislere  periode  van  Rogier's  levensbe- 
sclirijving,  begrepen  tusschen  zijn  geboorte- 
jaar  1400  en  het  tijdslip  waarop  hij  zich  te 
Brussel  (of  eerder  wellichl  te  Leuven)  ves- 
tigde,  d.  i.  +  1430. 

In  zijn  boek  overRogier  van  der  Weyden  (*) 
schrijft  de  heer  Paul  Laf'ond  :  «  Het  eerste 
gekende  scliilderij  van  Rogier  van  der  Wey- 
den is  het  bekende  altaarstuk  der  H.  Maagd, 
dat  beschouwd  wordt  als  zijnde  door  paus 
Martinus  V  aan  Jan  II  van  Castilie  ten  ge- 
schenke  gegeven,  en  door  dezen  laatste  op 
zijne  beurt  geschonken  in  1445  aan  het 
Karthuizerklooster  van  Mirallores  dat  hij 
toen  pas  gesticht  had  nabij  de  poorlen  van 
Burgos  ». 

En  de  heer  Lafond  voegl  er  bij  :  «  Hoe  de 
Paus  eigenaar  werd  van  dit  schilderij,  is 
moeilijk  te  verklaren  ». 

De  heer  Wauters  meent  op  deze  vraag 
echler  een  antwoord  te  hebben  gevonden. 
Het  drieluik  van  het  Kaiser-Friedrich  Mu- 
seum, (ioor  Hynians  in  zijn  nota's  bij  vai» 
Mander  (Dl  1  biz.  103;  genoemd  als  «  het 
eenige  werk  van  van  der  Weyden  waarvaii 
de  echlbeid  zonder  twijfel  vast  staat  o,  en 
voorslellende  Chrislus'  gebooric,  Clirisliis  op- 
lien  sctioot  van  Maria,  en  Chrislns  aan  Maria 
verschijnende  is  volgens  Waulers  niets  an- 
ders  dan  een  oude  kopij,  de  origineele  pa- 
neclen zijnde,  zooals  gezegd,  twee  in  de 
kathedraal  van  Granada  en  liet  derde  in 
bezit  van  de  hcercn  Duveen.  De  (hie  schil- 
dcrijen  werden  ter  gelegenlieid  van  de 
slicliting  van  het  Studium  Gencrale  le  Leu- 
ven, door  het  kapitlel  van  St.  Pieler  uit 
danlibaarheid  aan  paus  Marlinus  V  ten 
geschenke  gegeven.  Deze  stelling  schijnt 
(laarenboven  te  worden  bevestigd  door  een 
leksl     van     Anlonio     I'onz,     18'-    eeuwsch 

(•)  lloKi-i-  vim  (li'i  Wcvdi'ti,  p.  I'.inl  r.nldiul,  Cohs'.t- 
viitoiw  (III  .Miisci'  (If  I'^iii:  Coll.  lies  (li\  Artistes  des. 
I'livs  llns.  (i.  Mill  OiM  c^;  (>,  linixcllcs,  1!)12.  p.  18. 


l.'.d 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN  —  PERSONALIA 


Spaansch  schrijver,  secrelaris  van  koning 
Carlos  II,  (lie  een  besclirijving  geeft  van  de 
schilderijen  zooals  zij  in  l)ezit  van  de  nion- 
niken  van  Burgos  overgingen. 

De  nota's  van  den  heer  Wauters  werpen 
niet  weinig  liclit  op  de  geschiedenis  van 
van  der  Weyden  en  zijn  werken. 

Lionel  Gust  behandelt  enkele  poitretten 
van  Cornelis  Ketel,  o.  a.  liet  door  Bredius 
reeds  in  Oud-Holland  la{[.  II)  besproken  zell- 
portrcl  met  duini  en  wijsvinger  gescliilderd  : 

Sender  Borslel  oft  Pinseel 
bin  ick  dus  gheschildert  heel, 

en  nu  in  bezit  van  de  firnia  Kiioedler  le 
Londen.  De  lieer  Cust  noemt  Ketel  een  van 
de  nieesl  compleete,  italianizeerende  mees- 
lers  van  de  \(}'=  eeuwsclie  Nederlanden. 

In  hetzelfde  numnier  zetten  Dr.  Bredius 
en  de  kunslkooper  Kleinbcrgcr  hunne  be- 
Iwisting  voort  ointrent  de  zoogezegde  Rem- 
brandt, Oiide  Vroiuu  die  een  voqel  pliikl,  nit 
de  verzameling  Levaigneur.  Beiden  blijven 
op  bun  zelfde  wederzijdsch  standi)unt  : 
Bredius  bewerende  dat  hel  stuk  van  twijfel- 
aclitige  echlbeid  is,  Kleinberger  daarenlegen 
dat  alles  volgens  lieni  een  autbenlieke  Rem- 
brandt aanwijst.  A.  1). 

s*^  «^  ^^  ^^  ^'S;  ^^^  ««s^^'  ^•^  ««^^^ 

nana  PERSONALIA  n  d  d  n 

EUGENE  SMITS  f  /O*.  In  December  11. 
ovci-lecd  te  Brussel  in  den  ouderdom  van 
bijna  88  jaar  de  schilder  Eugene  Smits,  een 
der  nobelsle  kunstenaars  der  Belgiscbe 
scliildcrsscliool. 

Steeds  zeer  eenzaani  levend  in  de  schoone 
wereld  zijnei-  droomen,  bleef  Sniits  bijna 
gebeel  onbekend  voor  bet  groote  publiek, 
en  mocbten  alleen  eenige  meevoclcnden 
zijn  arbeid  bewondercn.  In  bein  leefde  voort 
de  traditie  der  groote  scbibiers  der  Renais- 
sance; liij  ondcrbield  zorgvuldig  de  ovcr- 
weldigende  bcrinnering  der  kunsl  van  bet 
onde  Italic;  de  geest  der  KK-ecuwscbe  glorie 
oingalbcm  en  was  in  zijn  arbeid  doordrin- 
gcnd  en  levend  overgcgaan. 

Zeer  talrijk  zijn  zijne  werken  niet.  Lang- 
zaam  en  gewetensvol,  eerbiedig  en  nederig 
voltooide  bij  de  vcrbccldingcn  zijner  vizioe- 
nen,  en  zelden  kwanien  zijne  schilderijen 
in  openbare  tcntoonslcllingcn.  Ms  een  der 


hoogste  en  verrukkelijkste  nieesterstukken 
onzer  bedendaagscbe  scbilderkunst,  blijft, 
in  bet  Moderne  Museum  te  Brussel,  zijn 
Gang  der  Seizoenen  (1872)  getuigen  van  de 
Here  en  aristocratiscbe  betracbtingen  van 
dezen  uitzonderlijk  verfijnden  maar  belaas 
al  te  veel  miskenden  artist. 

In  1911  moebt  de  Brusschelsccbe  kring 
UEstampe  een  gedeelte  van  Smits'  oeuvre 
veropenbaren  door  een  groote  tentoonstel- 
ling  zijner  teekeningen.  Thans  niogen  wij, 
door  die  welke  Kunsl  van  Heden  te  Antwer- 
pen  inricbt.  de  ganscbe  bekoring  van  dil 
onvergankelijk  talent  ondergaan. 

Tot  deze  wellicht  al  te  laattijdige  bulde 
zal  ook  On:e  Kunsl  bet  zijne  mogen  bijdra- 
gen,  zooveel  bet  mogelijk  zal  zijn  met 
woorden  de  beteekenis  van  deze  kunst  te 
benaderen. 

C^  ^9i  ^9i  ^9t^9i^^^^^9i^  ^ 

FERDINAND  VAN  DER  HAEGHEN  f  >o». 
Ofschoon  de  uitgel)reide  werkzaamheid  van 
dezen  zeer  verdienstelijken  eerehoofdboek- 
vvaarder  der  Geiitscbe  Universileitsbiblio- 
tbeek  groolendeels  niet  in  bet  bestek  ligl 
van  dit  lijdscbrift,  zou  bet  nietlemin  onbil- 
lijk  zijn  niet  met  een  paar  woorden  te 
gedenkcn  bet  aanzienlijk  aandeel  dat  wijlen 
Ferdinand  van  der  Haegben  genomen  heeft 
in  de  kunstbeweging  van  de  stad  Gent  eu 
zoodoende  ook  van  gebeel  Belgie. 

Want  bcbalve  de  vele  niet  te  onderscliatleii 
diensten  die  bij  bevvces  door  zijn  uitgebreide 
kennissen  op  bet  gebied  der  bibliograpbi- 
scbe,  literaire  en  gescbiedkundige  weten- 
scbappen,  wist  deze  nijvere  vorscher  der 
aloude  Abdij  van  Baudcloo,  vooreerst  als 
secrelaris,  later  als  voorzitter  der  Maat- 
scbappij  voor  Seboonc  Kunsten,  de  Gent- 
sche  driejaarlijkscbe  salons  te  verbefVen  tot 
l)eriodiscbe  artislieke  gebeurtenissen,  die 
vooral  van  de  buitenlandsclic  kunstenaars 
de  bizondcre  aandacbt  wistcn  te  verwerven. 
Hij  beroemde  er  zicb,  niet  gebeel  ten  on- 
rechte  op,  een  der  eersten  te  zijn  geweest 
die  de  groote  moderne  scbilders  van  over 
de  grenzen  in  Belgie  bekcnd  maakten. 

Ferdinand  van  der  Ilaegbcn  wcrd  gcborcn 
te  Gent  oj)  Ki  October  I8;i()  en  overleed  er  op 
22.1annari  11.  A.  D. 


ir>i 


VARIA  -  ERRATUM 


«»S  *'S  ^^  ^'&  *^  '•'S  ^"&  '•S  '•^  '•^  '•^ 

□  D  D  D  D  D   VARIA   D  D  D  D  D  D 

■♦-y  De  lieer  Dr.  H.E.  van  Gelder,  archivaris 
en  directeur  van  het  Gemeentenuiseiini  te 
's  Gravenhage,  zal  voortaan,  ter  vervanging 
van  vvijlen  den  heer  E.  W.  Moes/oplreden 
als  inede-redacleur  van  het  lijdschiift  Oiid- 
Holland. 

■^r^  In  de  Ecole  des  Haiiles  Eludes  Sociales  le 
Parijs  (16,  rue  de  la  Sorbonne)  werden  dezen 
Winter  belangrijke  voordrachten  gegeven 
over  Oud-Nederlandsche  kunst  :  over  de 
Gebroeders  van  Eyck,  door  den  heer  La 
Fontaine;  over  Rogier  van  der  Weyden  en 
Petrus  Cliristus  door  den  lieer  H.  Fieiens- 
Gevaert ;  over  de  Nederlandsche  Bonn>kiinst 
van  de  XfV'  lot  de  XVI'  eenw,  door  den  lieer 
(".amille  Enlart ;  over  de  Haarlemsclie  schil- 
ders  :  van  Ouwaler,  Geerlgen  lol  SI.  Jans, 
Dirk  Bonis,  door  den  heerX;  over  de  Vla- 
minyen  in  Ilalie  :  Hugo  van  der  Goes,  Justus 
vanGeul,  door  den  heer  Ch.  Diehl;  over  de 
Drngsche  school  :  Mending,  door  den  heer 
Paul  Alfassa  ;  Gerard  David  door  den  heer  X; 
de  Anlwerpsche  school:  Quinlen  Massy s,  de 
Paliuir,  door  den  heer  H.  Fierens-Gevaert; 
de  Romanisanlen  :  Gossaerl,  van  Orley,  L. 
lilonded,  door  den  heer  Conrad  de  Mandach ; 
de  Hollanders  :  Lucas  van  Leyden,  Cornelis 
van  Amslcrdam,  Jan  Scoreel,  door  den  heer 


L.  Rosenthal;  Antonio  Mora,  Pourbus  de 
oude,  door  den  heer  Hoas-Boasson;  de  weer- 
sland  leyen  hel  italiauisme  :  Jeroen  Bosch,  de 
Breughel's  door  den  heer  Henry  Marcel. 
•^-V  De  Societe  du  Salon  d'Antomne  te  Parijs 
heeft  in  hare  laatste  zitting  de  heercn  Prof. 
Edward  Pellens  en  Marten  van  der  Loo  tot 
leden  van  hare  afdeeling  van  graveerkunst 
verkozen. 

S»5  c^»i  ^•J  l&^i  ^•t  {g,•^  ig,»b  ^Pi  ^9i  f^fi  a^»5 
D  D  D  D  D   ERRATUM    D  D  D  D  n 

Tot  ons  leedwezen  verzuimden  wij  onder 
de  afbeeldingen  van  schoorsteenen,  op. 
biz.  102  en  103  van  het  vorig  nuninier,  te 
vermelden,  dat  deze  afbeeldingen  werden 
verkleind  volgens  de  groote  platen  in  het 
prachtwerk  «  Oude  Binnenhuizen  in  Neder- 
land  »  verzanield  en  beschreven  door  Prof. 
Sluj'terman  en  uitgegeven  door  Martinus 
Nijhotr  te  's-Gravenhage.  Wij  haasten  ons, 
dit  verzuim  hier  te  herstellen,  en  maken 
van  de  gelegenheid  gebruik  om  tevens  de 
aandacht  te  vestigen  op  een  tegenhanger 
dezer  uilgave  :  «  Oude  Binnenhuizen  in 
Belgie  »,  welke  onlangs  bij  dezelfde  firma 
veischenen  is,  in  samenvverking  met  den 
Boekhandel  Forst  te  Antwerpen  als  inede- 
uitgever  voor  Belgie.  Beide  uitgaven  meenen 
wij  onze  lezers  met  warme  sj'mpathie  te 
mogen  aanbevelen.  Red. 


152 


(JICHAIU)   DAVID:   \>E  AANlin)DIN(.   DICl!   WI.IZKN. 
(Kon.  Mus(^uni,  l!russ<H). 


DE    PORTRETTEN    VAN 
GERARD    DAVID 

|iE  kent  ill  liet  Museum  te  Brussel  niet  de  Aanbidding 
der  Koningen  van  Gerard  David,  een  der  juweelen 
van  het  Primilieven-kabinet  ?  Maria  zit  recht  op  een 
hoek  van  de  kril),  die  met  een  kussen  en  een  tapijt 
bedekt  is.  Caspar,  de  grijsaard-koning,  neergeknield, 
kiist  met  den  diepsten  eerbied  bet  armpje  van  het 
Ivind,  dat  door  Zijn  goddelijke  Moeder  omhoog  wordt 
geheven.  Balthazar,  evenals  hij  ter  aarde  neergebogen,  biedt  den  Jongge- 
borene  een  rijke,  gouden  drinkschaal  aan.  Links  treedt  Melchior,  een  tulband 
op  het  hoofd,  met  zijn  gevolg  vooruit.  Achter  Caspar  de  H.  Patriarch  Jozef,  op 
zijn  staf  gesteund.  Eindehjk,  op  het  achterplan  naar  links  onlrolt  zich  een  rijke 
stoet  in  een  geaccidenleerd  landschap,  omhoog  rijzend  achter  de  stad  Jerusa- 
lem, —  rechts,  aan  den  voet  van  de  rots,  waakt  een  herder  over  zijn  kudde. 
Gerard  David  heeft  herhaaldelijk  het  aanlrekkelijk  onderwerp  der 
Epiphania  behandcld  (').  Hier  echler  schijnt  de  kunstenaar,  zooals  trouwens 
reeds  van  verschillende  zijden  is  opgemerkt,  geheel  onder  den  indruk  te  zijn 
geweest  van  een  werk  van  Hugo  van  der  Goes.  De  ingetogen  Maagd,  de 
tamelijk  realistisch  opgevatte  Jozefsliguur,  de  boudingen  der  Wijzen,  de 
stroobos  op  bet  voorplan  links  en  eindelijk  de  geest,  die  bet  geheele  tooneel 
bebeerscht,  herinneren  aan  den  onmiddellijken  invloed  van  den  Gentschen 
meesler.  Hetzelfde  valt  op  te  mcrken  in  de  tempera-schildering  in  de  Uffizi 
te  Florence,  met  behandeling  van  een  gelijksoortig  onderwerp  ('). 

Nog  onder  andere  omslandigbeden  vervaardigde  Gerard  David,  in  plaats 
van  een  eigen  vertolking  te  geven,  een  bijna  lelterlijke  copie  van  van  der  Goes, 
zooals  bijv.  op  de  Aanbidding  der  Wijzen  in  de  Pinakotbeek  te  Mtinchen  («), 

('i  Fheihehk  von  Bodeshal'sen.  Gerard  David  and  seine  Sclude;  zie  repr.  biz.  95. 

(']  Fheihehk  von  Hodenhaisen  :  (ierard  David  mid  seine  Schide,  repr.  IjIz.  118. 

(^)  Ilct  Musemii  te  Beilijii,  is  in  het  l>ozil  van  ceii  veel  minder  f<esla:if;(ie  copie.  Ze  is 
het  werk  van  een  onljelvcndcn  meester,  dat,  belialve  in  iiel  poilrel  van  don  Grijsaard- 
koning;,  niel  van  de  Miincliener  composilic  afwijkt.  Dil  is  hot  eersl  opt>emerkt  door  den 
heer  Max  Fiiedlander,  die  ook  liel  ecrst  lieeft  aanj^etoond  dat  de  bcide  copieen  genomen 
waren  naar  eeiizelfde  origincei,  afkonistig  van  van  der  (ioes  (Ihujo  van  der  Goes,  Eine 
Nachlese,  Jahrbiicit  der  Kdninlicli  prenssisclien  linnslsammliinnen,  19()'i,  Heft  111. 


onie  KiNkT,  Dtri  xxni,  M< 


153 


DE  PORTRETTEN  VAN  GERARD  DAVID 

waar  hij   echter  geliacht  heeft  om  het  karakler  van  zijii   model  le  wijzigen. 

Dit  stuk  uil  hel  Brusselscli  Museum,  werd  in  1827  of  1829,  aaiigekoclit 
door  Prof.  Van  Rotterdam,  hoogleeraar  inde  geneeskunde  aan  de  Univcrsiteit 
van  Gent,  die  het  te  Brugge,  in  de  kamer  van  een  zieke  ontdekt  liad. 
De  eigenaar  had  het  van  een  bloedverwant,  abt  van  een  dei  door  Jozef  II 
opgeheven  kloosters  ontvangen  (*).  Toen  de  dokter  het  kocht,  was  't  met  een 
dikke  laag  stof  en  vnii  bedekt,  die  het  den  l)csten  kenner  moeiHjk  zou  hel)hen 
gemaakt  om  het  voorgestelde  te  onderscheiden. 

Zelfs  hij  't  aannemen  van  zekere  ovcrdiijving  in  deze  mededeeling 
(nietlemin  uit  ernstige  en  lietrouwbare  hronnen  geput),  is  't  in  ieder  geval 
een  feit,  dat  het  stuk  gerestaureerd,  ten  minste  zorgvuldig  gereinigd  is,  zooals 
bij  nadere  beschouwing  duideiijk  blijkt.  In  1843  door  Mevrouw  Maertens  van 
Rotterdam  le  koop  aangeboden,  werd  'I  echter,  eerst  vijf  jaar  hiter  door  het 
Museum  le  Brussel  aangekocht  (-).  Ze  vroeg  er  eerst  30,000  frank  voor,  doch 
nam  ten  slolte  met  12,000  frank  genoegen,  een  bescheiden  som,  in  aanmer- 
king  genomen  dat  het  stuk  toen  algemeen  aan  Jan  van  Eyck  werd  toege- 
schreven.  Onder  dien  roemruchligen  naam  was  het  in  ieder  geval  in  den 
Messager  dcs  sciences  liislorujues  te  Gent  vermeld  en  had  Ch.  Onghena  er  een 
lijngravnre  van  gemaakt. 

Het  stuk  bleef,  tot  in  de  laalste  jaren,  officieel  aan  dezen  meester  toege- 
schreven.  't  Is  me  in  ieder  geval  niet  bckend  of  Ed.  Felis  er  ook  maar  over 
heeft  gedachf  om  in  dil  opzicht  zijn  catalogus  le  herzien  of  ook  maar  het 
etiket  op  het  sink  te  veranderen  (').  Scheibler  geefl  het  stuk  aan  Gerard 
David  en  zijn  oordeel  werd  door  verscheiden  kenners  gedeeld.  Trouvvens  het 
vail  gcmakkelijk  om  de  overecnkomst  op  le  merken,  vvat  betreft  composilie, 
teekening  en  kleur,  tussciien  het  Brusselsche  sink,  het  Oordeel  van  Cambyses 
en  het  Villcn  van  Sisainncs,  in  1  198  door  Gerard  Davit!  uitgevoerd  en  in  het 

(')  Vol{4ens  den  lieer  A.  J.  Wnuters  (Calaloqne  hist,  cl  descriptif  des  Icdtleaiix  anciens  dii 
Mnsee  de  Briixelles,  190()),  zou  (lit  sink  uit  de  Norbcrtijtier  SI.  Micliielsabdij  te  Antwerpen 
afkomslig  zijn.  We  weleii  niet  uil  wclke  bron  de  hcer  Waulcrs  dit  <<egeveii  gcpul  heeft. 
Oiiwaiirscliijnlijk  is  het  niel,  aangezieii  (ierard  David  te  Antwerpen  gewoond  heeft. 

(')  Zie  de  nola  bij  een  biieC  van  Mevrouw  Macrlens  van  Hotlcrdani,  van  17  .luli  1843, 
waarin  ze  zich,  als  verkoopsler  hitler  bcUlaagl  over  verscliillcinie  bedriegerijen,  waarvan 
ze  hel  slachloU'er  gewecst  is  en  waaivan  ze  vooral  den  kunslkenncr  Nieuwenhuis  heschul- 
digl.  Ilel  dossier  aangaande  den  aankoop  van  hel  stuk  is  ons  wclwillend  dooi-  den  beer 
Fierens-Gevaerl  meegcdecld. 

")  We  vernielden  bier  de  Oi/d/or/iie  /i/s/or/V/iic  el  descjiptif  dii  Mnsce  roi/cd  de  Hcliiiqiie, 
."li"  uilgaaf  van  18(iO,  die  vaji  I8().{,  1875  en  1889,  waarin  de  heer  Felis  do  verwanlschap 
opnierkt  lusschen  hel  Brusselsche  stuk,  een  niinialuur  uil  hel  Hrevarluni  (iriniani  en  de 
Atiiihiddini/  drr  Koidiincii,  uit  hel  Museum  te  Mi'inclien.  Deze  opnierking  is  gegroiid  en  de 
diie  werken  loopen  len  slolle  uil  op  Hugo  van  der  Cioes  !  In  de  kennersvvereld,  werd  de 
naain  van  van  l-iyek  eehler  zonder  legcnspt  aak  aanvaard,  gelnige  hel  veislag  van  21  No- 
vember 1810,  mel  de  handleekeningen  van  Ivlienne  I.eroy,  .1.  T.  Tliijs  en  Ileris.  Deze  vak- 
kuiidigcn  mcrkten  echter  o|)  «  que  le  lablcau  etail  hop  netloyeel  trop  reslaure,  nolammenl 
dans  Ics  li'lcs.  i> 


154 


I)E  PORT  HE!  TEN  VAN  GERARD  DAVID 

Museum  der  Academic  te  Brugge  l)cwaaid.  De  Aanbiddiny  der  Wijzen  schijnl 
oude.dan  deze  beidc  slukkcn,  heide  verloonen  een  grooten  vooiuitgang  op 

het  Brusselsche  werk. 

Dc  toeschrijving  aan  Gerard  David,  werd  echler  niel  door  alle  crilici 
aanvaard.  De  heer  A.  J.  Wauters  slelde  den  naam  Gossaert  voor.  Dil  liceft  ons 
a'ltijd'zeer  verbaasd.  Hoe  is  het  mogelijk  om  in  dit  paneel  de  opvalting,  de 
teekening,  de  kleur  en  vooral  het  eigenaardig  manierisme  van  den  Waalschen 
mecster  le  vinden  (')•?  en  de  hecr  Waulers  verwicrp  geheel  de  idenlificalie 
nadat  ik  er  mededceling  aan  de  Academie  roijale  d' Archeologie  de  Belgiqiie 
van  had  gedaan.  Ik  liad  aangetoond  dat  Gerard  David  zijn  eigen  portret  als 
't  ware  midden  in  de  compositie  geplaalst  had  (-). 

We  zien  inderdaad  op  het  derde  plan,  Unks  van  den  heschouwcr,  een 
man  van  een  dertig  jaar  ongeveer,  met  een  eenigszins  breed,  baardeloos 
gezichten  gekrulde,  blonde  haren,  die  bijwijze  van  mantel,  een  draperie  over 
den  hnkerschouder  draagt;  -  hij  houdt  een  hand  op  de  hoogte  van  zijn 
goi-del.  -  Het  hoofd  is  lichtelijk  naar  rechts  gebogen  en  hij  zict  van  terzijde 
Maria  aan.  Dit  is  wcl  de  passende  bonding  voor  een  knnstenaar,  die  door  zijn 
teuenwoordigheid  op  het  looneel,  zijn  merkteeken  heelt  willen  zelten,  zondcr 
e^^en^vel  aan  de  handeling  deel  te  nemen.  Het  stuk  nit  het  Brusselsche  Museum, 
is  in  1902  op  de  tentoonsleUing  van  Primilieven  le  Brugge  geweesl  en  het  is 
een  feit  dat  vermelding  verdient,  dat  dc  heer  James  Weale,  de  opsteller  van 
den  catalogus,  het  stuk  bij  de  onbekenden  heeft  gerekend,  hierin  iogisch  met 
zichzelf  handelende.  aangezien  hij,  in  zijn  studie  over  den  knnstenaar  (Port- 
folio  1895)  het  ook  niet  onder  Gerard's  producties  had  vcrmeld. 

Ons  volsta  om  het  zoo  even  beschreven  portret  te  vergelijken  met  een 
ander  op  het  schilderij  in  het  Museum  te  Bouaan,  voorstellend  Maria  met  het 
Kindehen,  Engelen  en  Maagden.  -  Elk  der  hoofden  schijnt  een  porhet.  Dit  stuk 
werd  in  'ir)(»9  door  den  schilder  ten  geschenke  gegeven  aan  de  Carmelieten 
van  Sion  tc  Brugge  en  sierde  tot  in  1783  in  iuin  kerk  het  Hooldallaar.  Twee 
i-iren  later,  l)ij  de  verkoop  der  schilderijen  te  Brussel  (na  de  ophetfing  der 
kloosters  door  Jozef  II),  werd  het  voor  51  gulden  aa.igekocht  door  den  heer 
Berthcls  die  het  weer  verkocht  aan  een  emigre,  den  beer  Miliolti  van  Parijs, 
opdaloogenblik  in  Belgie  woonachtig.  In    1805,  stond  het  Museum  le  Parijs 

,M  .\  J  Waiters.  Mn!<ee  dc  nruxelles.  Tableaux  oncicns,  1900.  De  scluijvc-.  r.ieenl 
..nalouieen  ie  ..nl.iekUen  lusschen  .Ic  Aanbiddiny  der  Wijzen  vnn  ,len  C.rnaf  van  (.ar  .sle  en 
aMuLrdi„eliccl.,e,s..n  Aniwe.pen.  In  .len  cn.a.ogus  van  190G  vereen.,l  scl.r.jvcr 
/i.-h  mcl  (Ic  mccninj'  van  Scheibler  en  dc  Duilsclic  knlick. 

,'     I  he    mer  er  hier  nnn  .lal  wijlen   Henry   llyn.ans  en  de   Heer  Max  Rooses  m,n 

,icn  NV     e  deelden  en  on.  .le  waarheid  le  ze«(.en  had  ik  ,ehoopt  «  in  hel  Nverk  van  Baron 

.!n  1  odenhansen  :   C.erard  David  and  seine  Sclude,  Mnnehen  im.     neer    e  vnnlen    ande.s 

had  ik  niet  ternf.  hoeven   te  kon.en  <,p  een  ohscvalie.  reed.s  voor  .le  1  enloonslell.n.j  ran 

I'limiliever  le  Hrn(<nc  t<eniaakl. 

1').') 


DE  PORTRETTEN  VAN  GERARD  DA  VI D 

liet  afaan  de  stad  Rouaan,  vanvvaar  het,  ter  gelegenheid  van  de  lenfoonstelling 
der  Primitieven  in  1902,  weer  naar  Brugge  ferugkeerde.  Het  was  zelts,  iiidien 

ik  mij  wel  herinner,  voor 
de  soin  van  een  millioen 
veiv.ekc-id ! 

Maarwe  keereii  tot  de 
porlrettcn  terug.  —  Dank 
aan  den  Ijeroemden  ico- 
'  nogiatischen  l)inidel  der 

l)il)Iiotlieek  te  Atreclit, 
waar  zicli  de  beeltenis 
van  den  kiinstenaar,  met 
liet  opschril't  :  Maistre 
David  pciiilre  excellent 
bevindl,  kan  eraangaan- 
de  de  idenliteit  van  het 
poiirel  te  Rouaan,  geen 
twiji'el  bestaan. 
•  De   bonding  en  bet 

j  karakter   van    den    kop, 

de    l)lik    en    vooral    iiet 

licbte  vlokje  baar,  neer- 

bangende  op    bet  voor- 

•->w«.-fe««.>  ,««-^**..^,n«M.i—  boord,koniengebeelmet 

I    /(W«  /--"'  ,..-/.<  ..r,fi.^<  jjp         eigenaardigbeden 

overeen,  vvelke  men  op- 

POHTRET  VAN  (iKKAIil)  DAVID.  ,  ,  ,      ,  .       i     . 

(Iconogralisehe  vcrzamcli,,;;  in  .lo  mbli„U„.,.k  te  Afech.).  '"'^'■'^'    °P    ^1^'    portret    te 

Rouaan,  lerwijl  t  een 
i)eiangiijke  l)ijzon(leriieiil  is  dat  Gerard  David  zicb  iiier  legenover  zijn 
vroMw  (latbarina  Cnoop  beelt  voorgesleid.  Zonder  Iwijfel  beefl,  zooals  Baron 
von  Rodeniiausen  terecbt  opnierkte,  de  teekenaar  bier  naar  bet  stuk  in  iiel 
Sionklooster  te  Brugge  gearl)eid.  Het  is  iiier  eeliter  niet  de  pbuils  om  de 
documenlaire  waartk'  van  de  Atreclitscbe  verzameling  te  bewijzen.  De  vervaar- 
diger  van  liet  porliel  iiad  er  voor  naar  Ibugge  te  gaan,  waar  (ierard  David's 
meesterstuk  bewaard  werd.  Overigens  Ijlijkl,  nil  de  samenstelling  van  bet 
l)eroenide  Atreclitscbe  Alljum,  dat  de  auteui-  ervan  in  verscbiileude  steden 
der  oude  Nederlanden  verJ)lijf' bad  gebonden. 

Tusscben  bet  portret  le  Rouaan  en  dat  te  Brussel,  moeten  een  zeker 
aantal,  minslens  Iwintig  Jaren  bggen.  Het  eerste  geeft  ons  den  indruk  van  een 
man  in  fb-  voile  kracbt  des  levens,  die  ecu  siralende  "lezondbeid  <jeniet  —  bet 


i:)6 


DE  PORTRETTEX  VAX  GERARD  DAVID 

andere  van  een  menscli  verouderd,  zoo  al  niel  versleten  door  den  arbcid. 
Het  haar  is  gedund,  de  wangen  zijn  ingevallen,  de  jukbeenderen  steken  nil  en 
de  mond  (gevolg  van  landenverlies)  komt  minder  naar  voren.  Hel  is  het 
porlret  van  een  man,  die  ond  is  geworden,  maar  daarom  nog  geen  krachle- 

looze  grijsaard  is  en  de 

trekken  van  dat  fijnege- 

laat,openbareneenvast- 

iieid  en  een  kalmte,  die 

men  op  het  eerste  por- 

trel  niet  vindt.  Het  zou 

ons   dan    ook   nioeilijk 

zijn  om  de  voigende  op- 

merking  van   den  heer 

A.  Michiels  te  onder- 
Portretvnn  GERARD  DAVID,     schpijven   :   ((Caraclei'e 

(OnderdocI  van  een  schilderij  :         .  .  *  ^      i         i    • 

deMangddoorHeiligenomringd   PieUX     JUSqUa     la      tl'lS- 

Museum  te  Roiuian).  lesse.  Un  de  ces  hommes 

probai)lementqni  trem- 
blent  tonjonrs  a  la  pensee  d'un  autre  nionde 
pour  lesquels  la  devotion  n'est  qu'une  angoisse 
et  la  priere  un  gemissement  !»('). 

Rekening  houdend  met  de  onvermijde- 
lijke  veranderingen  van  den  tijd  in  dit  gelaal, 
zal  men  moeten  loegeven  dat  het  Ronaansclie 
portret  en  dat  te  Brussel.  dcnzelfden  jjersoon 
voorstellen. 

Daarom  i)epaal  ik  er  mij  toe  om  oj)  drie  eigenaardighcden  te  wijzen  : 
sterke  ontwikkeling  der  oogkassen,  een  langc,  rechte  ncus,  de  haarvlok.  die 
een  deel  van  het  voorhoofd  bedekl.  amandelvormige  oogen  en  een  krachlig 
besneden  mond. 

En  het  schijnt  zelfs  of  Gerard  David  zich  eveneens  op  zijn  eigen  gelaat 
geinspireerd  heei't,  waar  hij  ons  in  den  stamboom  van  Isaie,  Johannes  den 
Dooper  voorstelt  in  het  Museum  te  Lyon,  op  het  zijluik  van  den  doop  van 
Christus  in  het  Museum  te  Brugge  en  op  de  Kruisiging  in  het  Kaiser-Friedrich 
Museum  te  Berlijn  {^). 

Door  het  aanbrengen  zijner  eigen  trekken  in  zijn  werk,  voerde  Gerard 
David  echter  geen  nieuwighcid  in.  Haddcn  van  Eyck,  Bouts,  Memling  en 
wellieht  zelt's  van  der  Goes  niet  op  gelijke  wijze  een  onderteekening  aan  hun 
werk  geheeht  —  veel  meer  welsprekend  dan  een  naamtccken  dat  door  den 
minste  der  knnslenaars  kan  vvorden  nagebootst ".' 

Jos    Di;stri';e. 


Portret  van  GERARD  DAVID. 

(OniliTfleel  van  de  Aant)idding  der  Wijzen. 

Museum  te  Brussel). 


(•j  Oeel  IV,  IjIz.  VM). 

(■)  Cf.  vov  HoDENHAVsiiN,  o|).  cil.  icpr.  1)1/.  IDC),  Uf),  I7(). 


157 


KUNST  VAN   HEDEN 


ii;r  nog  eens,  voor  de  zooveelste  maal,cie  aandacht  der 
iiiet  geheel  in  de  boosheid  verslokten  inroepen  op  de 
nit't  le  ontkeniien  beteekenis,  op  liet  ver  in  de  foe- 
komst  dragende  belang  van  een  verceniging  als  Kunst 
van  Heden,  nogmaals  doen  uitscbijnen  dat  baarinvloed 
Iiet  meest  overwcgend  zal  zijn,  dat  geeii  van  de  vele 
op  dit  oogenblik  in  Belgie  bestaande  kunstorganisalies 
er  in  slaagde  jaar  na  jaar  zulke  expressieve  overzicbten  te  geven  van  belgeen 
de  kunst  op  dit  oogenblik  in  ons  land  piesteeil,  dat  men  bet  alleen  aan  baar 
toedoen  te  danken  beefl,  wanneer  in  de  laalste  tijden  bet  werk  van  enkele 
der  groote  voorgangers  zich  in  al  zijn  glorie  openbaarde  en  de  roem  van  de 
reuzenfiguren  onzer  nationale  kunst  bij  de  geslacblen  van  beden  bevesligd 
werd,  bet  ware  werkelijk  een  nutlelooze  nioeite. 

(leiiurende  ncgen  jaien  welgeteld,  beeft  Kunst  van  Heden  door  bare 
salons  en  terugl)likkcnde  tenloonstelliugen,  op  pracbtige  wijze  verwezenlijkt 
bet  progranima  dat  zij  zicbzelve,  daartoe  genoopt  door  de  dringender 
wordende  eiscben  eener  beuscbe  kunstbeweging,  bad  voorgeschreven,  nl. 
door  middel  van  zoo  representatief  mogelijke  ensemble's,  bet  meest  interes- 
sante  moderne  kuiistwerk  van  eigen  bodeni  vooral,  maar  ook  van  over  de 
grenzen,  te  verzamelen,  en  aldus,  zonder  daarbij  rekening  te  bouden  van 
uiteen!o()()ende  tendenzen,  maar  steeds  zoo  veel  mogelijk  werende  bet  werk 
dat,  door  gebrek  aan  innerlijke  ievende  eniotie,  den  dood  in  zicb  droeg,  een 
bevvijs  te  geven  van  een  werkelijk  i)loeiend,  zeer  veelzijdig  Belgiscb  kunst- 
leven.  De  sebiiders  en  beeldboiiwers  die  zicb  bier  tot  bet  gezamenlijk  loonen 
van  bunnen  jaailiikseben  arl)ei(ioogst  vereenigden,  i)eb()oren  tot  de  alleii)esle 
van  deze  tijden,  en  moest  bet  snoode  bediiji'van  den  kwade  er  in  gelukken 
bun  de  gelegenbeid  daartoe  te  ontnemen,  door  bet  verder  bestaan  van 
Kuiisl  nan  Heden  oiimogelijk  te  maken,  dan  ware  bet  voorzeker  voor  langen 
tijd  met  alle  waaracbtige  kunstbeweging  te  Anlwer|)en  gedaan. 

Wie  daarvan  nn  de  overtuiging  nog  niet  i)ezit,  zal  ook  door  alle 
redeneering  niet  tot  belerc  inzieiilen  konien.  Immers...  «  wat  belpen  kaersen 
olle   briilen,   als  de   u\leii    niet   sien  I'n  wiilcn  I  n   l.aal  ik   lut  dus  maar  niet 


158 


KUNST  VAX  HEDEN 

weer  Ijeproeveii  met  niijii  kaarslichlje  te  beschijnen  wal  dil  nioedwillig 
oogentoeknijpende  uilensoort  weigert  te  aansclioiiwen.  Hel  succes  waarop 
de  pogingen  van  Kunst  van  Hedeii  recht  hebben,  zou  er  iiiet  grooter  door 
worden.  Want  hoezeer  ook  de  inneilijke  aaid  van  ons  publiek  een  voor 
picturale  scboonbeid  zeer  gevoeligen,  weliswaar  nog  geenszins  ontwikkelden, 
maar  dan  locb  latenten  ondergond  bezit,  locb  l)leef  het  initialief  van  dit 
kiinslorganisme  slechls  door  een  kleine  niinderheid  geapprecieerd. 

Waarom  echler  zich  daardoor  lalen  ontnioedigen  en  bittere  janinier- 
klachten  gaan  uiten  ?  Ofscboon  tijdelijk  Kunst  van  Heden  als  Carmen  zingen 
mag  :  Je  clianle  pour  moi-meme...,  toch  moet  er  niet  voor  de  toekomst 
gewanhoopt  worden.  Een  werking  als  deze  kan  niet  zonder  invloed  blijven, 
en  al  schijnt  die  nu  bij  een  oppervlakkige  beschouwing  niet  bijsler  groot, 
toch  zal  in  latere  tijden  blijken,  dat  al  de  onverdrolen  moeile  die  enkele 
menschen  zich  nu  ieder  jaar  in  de  stad  van  Rubens  gelroosten,  niet  een 
ijdele  degenstoot  was  in  het  rimpellooze  water  der  Anlwerpsche  onverschil- 
ligheid.  Van  het  zaad  dat  zij  nu  uitslrooien,  zal  het  nageslacht  de  vruchlen 
oogsten.  Magere  troosl  zoo  men  wii,  maar  men  schikke  zich  in  t  onvermij- 
delijke  van  een  wet,  die  voor  bijna  alle  moderne  kunstperioden  van  kracht 
is  gebleken. 

Een  l)uitengewoon  belangrijke  lerugblikkende  lentoonstelling  was 
ditmaal  samengesleld  met  hel  werk  van  vier  Belgische  meesters  :  Jozef 
Stevens,  Louis  Dubois,  Eugeen  Smits  en  Alfred  de  Knyff,  alien  bier  siechts 
zeer  onvoldoende  bekend,  en  wier  werk,  het  eene  al  wat  meer-  dan  het  andere, 
verdiende  aan  de  belangstelling  van  het  publiek  te  worden  opgedrongen. 
Jozef  Stevens  in  de  allereerste  plaats  !  De  bier  verzamelde  schilderijen  en 
schetsen,  meeslal  nil  parliculiere  collecties  aan  het  licht  gebracht,  toonen 
ons  hoe  de  Belgische  kunst  van  de  laalsle  helfl  der  vorige  eeuw  aan  hem 
heeft  bezelen  een  meester  van  onlzaglijk  talent,  een  van  die  haasl  geniale 
werklieden  der  scboonbeid,  die  zijn  emotie  heeft  weten  nit  te  drukken  met 
zulke  volkomenheid  van  tecbniek,  dat  zijn  werk  door  alle  eeuwen  de  criliek 
van  den  tijd  zal  trolseeren.  Jozef  Stevens,  te  zanien  met  en  meer  nog  weliichl 
dan  zijn  broer  Alfred,  draagl  in  zijn  werk  dien  bizonderen  gcesl  van  zijn  tijd, 
en  levens  al  de  karakterlrekken  die  hem  rangsciiikken  tusschen  de  groote 
rasschilders  van  alle  eeuwen,  de  sensuele  niinnaars  van  de  kleur,  van  de 
gesmijdige,  gezond-weelderige,  stevig  levende  materie.  Maar  daarenboven 
kenschetst  hem  een  diepgaande  psychologische  gevoeligheid,  een  leer-zinde- 
rende  menscbelijke  ziel,  die  in  beroering  kwam  bij  belgi'cn  bij  in  zijn 
omgeving  als  een  der  nicest  expressieve  levensuitingen  bad  o])gemerkl,  een 
ganscbe  aparte  wereld,  waarin  bij  met  zijn  geoefend  oog  van  knlorisl  en  zijn 


159 


KUNST  VAN  HE  DEN 

ontvaiikelijk  gemoed  van  waarachlig  kiinsleiiaar  gestaag  de  aaiileidiiig  voiid 
tot  het  boLiweii  van  niel  zelden  grootsclie  monumenlen  van  klenr,  van  vonn, 
van  lijn,  van  leven. 

Deze  honden,  zijn  zij  nicl  alien  als  zoovele  uitingen  van  universocl  leven, 
veelvuldig  en  verscheiden?  De  oiidc  Wijfjesjdchtlwnd  (verz.  van  Cutseni), 
met  haar  zachte,  goedig-bruine  oogen,  hare  Liildrid<king  van  Ireurige  gelalen- 
lieid;  die  Tivce  Doggeii  (eig.  van  den  heer  Barella,  Bnissel),  vooral  de 
witte,  met  zijn  hrntale,  stompe,  onbeleefde,  patibulaire  herbergierstronie ; 
die  kleine  bruine  Mops  (eig.  van  den  heer  van  Gelder,  Ukkel),  die  onbenullige 
papzak  met  zijn  onsympathieken,  platten  parvcnnsiuiit,  zijn  wanlrouwige 
oogjes,  zijn  preutsch-verachtelijke  treklip,  zijn,  verwaand,  pietluttig,  omhoog- 
kruUend  slaartje,  als  een  potsierlijk  sieraad  aan  dat  ronde,  vetle  lijtje,  dat 
prelentieuze,  laag-bij-de-grondsche  bnrgerheeilje  dat  daar  zoo  parmantig  met 
zijn  billekens  op  een  rood  kiissen  zit;  die  trekhond  A'a  den  ar-be id  {eig.  van 
den  heer  van  Gelder,  Ukkel),  log  zwoegbeest  als  iiit  brons  gegoten;  maar 
bovenal  die  Ellende  (verz.  van  Cntsem),  een  ruige  straalhond  die,  woest  van 
honger,  een  jjeen  heet't  vcroverd  tusschen  een  hoop  oesterschelpen  en 
kreeftenschalen,  afval  na  een  festijn  uitgeworpen  naast  de  stoep;  monumen- 
taal  staat  het  sterke,  weinig  vertrouwen  inboezemende  beest,  gephnit  op  zijn 
pezige  pooten,  de  beenige  kop  omhoog  met  de  prooi  tnsschen  de  scher])vvitte 
tanden,  tiie  bloot  komen  in  den  nijdig  open^etrokken  natrooden  mnil,  de 
onheilspellcnde  valsch  schitterende  oogen  loerend  van  tei"zij,  het  gansche 
zeniiwacbtig-saamgetrokken,  gestnikte  lijf  gereed  tot  verweer  legen  den 
onzichtbaren  vijand.  Een  ziiiver,  machtig  meesterwerk  is  dit,  van  ongewone 
kraclit,  van  verbhifl'ende  knaplieid,  evenwichtig  als  niet  een,  waardig  van  het 
schoonsle  dat  ooit  de  Vlaamsche  schilderkunsl  heeft  voortgebracht  sinds  Fyt 
of  .lordaens,  aan  welke  meesters  men  den  dierenschilder  .lozef  Stevens  niet 
ten  onrechte  dikwijls  vergeleken  heeft,  en  van  wier  traditie  hij  de  werkelijke 
glorienze  voortzelter  is. 

Van  Louis  Dubois  waren,  voor  de  eerste  maal  wellicht,  een  leeks  zeer 
represenlalieve  werken  vereenigd  die,  voor  degenen  die  dezen  schilder  niet 
kenden  in  zijn  geheel,  de  veropenbaring  waren  van  een  l)ij  nilstek  Vlaamsch, 
robust-zinnelijk  lalent.  Eerlijk  betracbter  van  de  waarheid,  hield  deze  discipel 
van  Gourbet,  waarvaii  hij  echter  nooit  de  krachl  evenaarde,  zieli  aan  de 
oppervlakkige,  ofschoon  rijke,  kleurwarme  weergave  der  werkelijkheid  zonder 
meer.  Zijn  arbeid  verlegenwoordigl  op  waardige,  en  vast  zeer  interessante 
wijze,  in  de  evoliitie  onzer  kiinsi,  de  j)eriode  van  liel  onniiddellijke  nalura- 
lisme.  Als  portretschilder  kan  de  waarde  van  Dubois'  kunst,  meen  ik,  ten 
voile  gea|)pretieerd  worden.  De  vrouw  met  hel  hainsteeneii  ludssnoer  (eig.  van 
den  heer  Lombaerl,  lirussel)  is  le  dien  opzithle  een  preeieus  en  welsprekend 


160 


KUNST  VAN  HEDEN 
voorbeeld.  Een  wonder  is  het  van  technische  knaplieid;  met  een  ziniielijken 
wellust  weid  de  warme,  matte  schooiihcid  van  deze  superbe,  zwarlharige 
vrouw,  sappige,  gezonde,  volbloedige  vrucht,  weeigegeven  met  een  materieel 
welbehagen,  dat  door  geen  enkelen  Belgischen  schilder  van  dien  tijd  werd 
overtioffen.  Dezell'de  qualiteiten  zal  men  teiugvinden  in  dit  andere  vrouwen- 
portret  De  Leziiig  (Museum  van  Elsene),  in  dit  kloeke,  maar  wel  eenigszins 
gehavende  en  op  sommige  plaatsen  herschilderde  Mansportret  (Museum  van 
Brussel),  in  die  yvouw  met  Japansch  kleed  (eig.  van  den  heer  G.  De  Ciaene, 
Brussel),  dat  in  1876  evenzeer  de  vilzucht  der  toenmalige  onbevoegde  criliek 
opvvekte,  als  lieden  ten  dage  de  werken  der  meer  modernen  de  bonende 
spotlernij  der  oliedomme  critiekasters  moeten  verduren.  Ook  in  zijn  somp- 
tueuze  slillevens,  in  dit  van  bet  Museum  van  Brussel  o.  a.,  en  niet  minder  in 
bet  bier  gereproduceerde  Toebereidselen  voor  het  maul  (eig.  van  den  heer 
Breckpot,  Brussel),  ook  in  die  Bloemen  en  Vriichten  (eig.  van  den  beer  Barella, 
Brussel),  vierde  Dubois  zijn  scbildersdrift  bot. 

Vreemd  was  de  kennismaking  met  het  nog  veel  minder  gekende  werk  van 
ridder  Alfred  de  Knyff,  een  landscbapschilder  die  zich  in  enkele  zijner  niet 
zeer  tahijke  doeken  toonde  als  een  uiterst  fijnbesnaard  kunstenaar,  met  een 
gerafineerd  kleurgevoel,  een  zeldzamen  zin  voor  bet  poetische  stemmings- 
landscbap,  en  die  daarin  een  boogte  bereikte,  die  des  te  meer  uilkomt 
doordien  hij  in  vele  andere  landscbappen  niet  boven  de  middelmatigheid 
ging.  Moeten  wij  aannemen  dat  Kunst  van  Heden  er  in  geslaagd  was  bet 
voornaamste  dee!  van  zijn  oeuvre  te  verzamelen,  dan  mag  het  Antwerpsche 
Museum  zich  verbeugen  in  het  bezit  van  de  twee  allermooiste  dingen  van 
dezen  schilder,  dien  Camille  Lemonnier,  misscbien  wel  op  grond  van  deze 
twee  kleinoden,  noenide  «  un  maitre  tranquille  et  grave  »,  nl.  Het  dorp  Chasle- 
pont  en  bet  Landschap  met  de  twee  hooge  boomen.  Laat  ik  deze  gelegenheid 
niet  voorbijgaan  om  te  wijzen  op  de  zeldzame  schoonbeid  van  bet  eerste 
vooral,  deze  delicate  interpretalie  van  een  broeibeeten  zomernamiddag, 
waarin  de  stille  buisjes  van  het  dorpje  met  bun  rozige  daken  en  witte  muren 
te  blakeren  liggen,  waar  het  loome  vee  afgemat  rust  in  de  verzengde  weiden, 
onder  den  koperen  bemel  met  zijn  eigenaardige  vreemde  tint  van  dreigend 
onweer.  Ook  het  tweede  is  een  koslbaar  meesterstukje,  met  zijn  zeer  oorspron- 
kelijken  opzet  van  donkergroene  boomenmassa's  in  een  avondwei  vol  scheme- 
ring  en  neveldampen.  Een  zeer  bizondere  grootschheid  bereikte  de  Knyff  in 
dit  breed  aaugelegde  landschap  De  z;ya/-/e  slagboom  (Museum  van  Luik),  waar 
hij  zich  verlustigde  in  bet  tegenover  elkaar  stellcn  van  een  weidestuk  met 
grazend  vee,  waar  de  zon  van  nil  een  feestelijken,  klaren,  van  goudcn  licbt 
doortintelden  bemel  overschuift,  maar  den  gebeelen  voorgrond  met  slagboom 
en  bloeiend  slruikgewas  in   scbaduw  van  donkere  wolken  laat.  Een  bijna 


161 


KUNST  VAN  HE  DEN 

gelijkaardig  effect  brachl  hij  op  ongemeen  gelukkige  wijze  le  pas  in  liet  l)ijiia 
tragische  zeestuk  Zivaar  weer  (eig.  van  den  beer  baron  Louis  de  Mollait, 
Nandrin).  Deze  belaas  al  te  weinig  talrijke  werken  zijn,  de  eene  door  bunne 
waarlijk  pakkende  grootscbbeid,  de  andere  door  bunne  fijne,  teedere  stem- 
ming, alien  door  een  sierlijke  tonenharmonie,  en  door  een  kracbtigen, 
samengedrongen  bouw,  meer  dan  voldoende  oni  dezen  kunslenaar  van  de 
vergetelheid  te  reddeil. 

Even  lerloops  vvil  ik  bier  melding  maken  van  bet  werk  van  den  pas 
gestorven  Antwerpenaar  Eugeen  Sniils,  een  scbilder  die  meer  verdiende  dan 
de  stille  vergelelbeid  waarin  men  bem  tijdens  zijn  leven  gelaten  beeft,  en  van 
wiens  arbeid  men  nu  pas  de  voile  nobele  scboonbeid  is  gaan  bevroeden. 
Weinig  werk  beeft  ook  bij  acbtergelaten  ;  bet  is  evenwel  van  zulke  waarde 
dat  eenbizonder  aan  bem  gewijde  berdenking  in  dit  tijdscbrii'l  niet  misplaatst 
zai  zijn. 

Veel  beeft  Kunst  van  Heden  reeds  gedaan  tot  bet  bekend  maken  van  de 
prachtige  scbilderkunst  die  op  dit  oogenblik  in  Fiankrijk  bloeiende  is.  Dat  er 
nog  beel  vvat  kan  gedaan  worden,  daarvan  is  wel  een  bewijs  dat  bij  elke 
nieuwe  tentoonstelling  een  min  of  meer  groote  plaats  wordt  ingeruimd  voor 
werk  van  F"ranscbe  artislen.  Ditmaal  was  Aman-Jean  aan  de  beurt,  met  een 
decoratief  werk  De  Elemenleii.  Toen  dit  voor  de  eerste  maal  te  Parijs  in  bet 
Salon  de  la  Societe  Nalionale  des  Beaux-Arts  werd  tentoongesteld,  drukte  de 
kunstkroniekscbrijver  van  Le  Merciire  de  France,  Gustave  Kabn,  zicb  daarover 
volgenderwijze  uit  :  «  ....  en  une  immense  toile  destinee  a  la  Sorbonne  (la 
»  Sorbonne  n'est  pas  toujonrs  trcs  favorisee)  M.  Aman-Jean  semble  s'etre 
B  tronipe,  ou  plutot  non,  11  a  applique  a  un  grand  panneau  decoratif  les 
»  qualiles  ordinaires  dun  art  reveur  Ires  reserve,  peut-etre  trop,  et  dune 
B  intellectualile  certaine,  mais  trop  i-esumante.  Les  figurants  de  son  grand 
))  tableau,  Les  Elements,  sont  trop  simples,  et  a  realiser  ces  Elements,  sous 
»  des  formes  de  iigures  simjilement  un  j)eu  bieratisees,  il  est  arrive  a  repre- 
»  senter  une  balte  de  bergers  insensibles  a  une  apparition  grise,  indiquee  au 
B  haut  (ie  la  toile.  En  voulant  eviter  les  facilites  de  I'allegorie,  I'artiste  est 
»  arrive  ii  un  modernisme  un  peu  trop  simple.  »  Daarmee  is  uitgedrukt  bet 
eenige  werkelijke  verwijt  dat  men  dit  werk  maken  kan,  dat  bet  aliegoriscbe 
der  tiguren  niet  genoeg  met  voile  beduidenis  lot  zijn  reeiil  komt.  Maar  zal 
men  daar  tegenover  geen  aandacbt  scbenken  aan  de  uiliiemende  (lualileiten 
van  Aman-Jeans  doek,  aan  de  deeoialieve  eenbeid  van  iijn  en  kleur,  aan  de 
beuscli  zeer  bekoorlijke  graeie  van  bel  gebeel  vooreersi,  van  enkele  der 
atzoiidcrlijke  groepen  in  bet  bizonder,  aan  de  trell'ende,  plastiscbe  sierlijkbeid 
der  coin|)()silie?  De  Horeusliguur  daaiboven  is  iiiel  zeer  gelukkig,  —  dit  zal 


162 


r 


KUXST  VAN  HEDEN 

wel  waar  zijn  — ,  maar  mooi  is  die  groep  van  naakte  vrouwen,  hel  Water, 
niooi  ook  de  Aarde  met  iiel  verrukkeliji<e  kindernaakt,  mooi  in  zijn  gelieel 
genomen  het  gansche  onderdeel.  En  zonder  daarom  feilloos  te  zijn,  is  liet 
doek  van  Aman-Jean  een  zeer  verdienstelijk,  geenszins  Jianaal  decoratief  werk. 
De  sieilijkheid,  de  elegante  voornaamheid  van  deze  Elementen  en  van 
de  twee  andere  aangename  decoratieve  paneelen  van  Aman-Jean,  het  kind 
met  de  goudvischjes  en  het  kind  met  het  geitje,  kwamen  des  te  meer  nit, 
doordien  zij  in  de  onniiddelHjke  Ijnnrt  hingen  van  Duitsch  decoratief  werk 
van  den  Miinchener  schilder  Fritz  Erler.  Laat  ik  het  hier  maar  dadelijk 
zeggen,  dat  ook  deze  nitslalling  van  moderne  Dnitsche  kunst  van  deze  laatste 
geen  al  te  gnnstigen  indruk  gaf.  Mochten  eenigen  van  de  vele  hier  vertegen- 
woordigde  schiklers  van  over  den  Kijn,  dan  al  blijk  geven  van  niet  te 
onderschatten  technische  vaardigheid,  als  b.  v.  vooreerst  Leo  Puiz  met  zijn 
Zomer  en  Ann  hel  Strand,  Fritz  Erler  met  een  paar  niet  onaardige  naakt- 
figuren,  verder  Wilhelm  Gallhof,  Josse  Goossens  en  Walter  Piittner,  toch 
vertoonen  alien  dit  aan  de  moderne  Duitschers  zeer  eigen  gehrek  :  gemis 
aan  kleurgevoel.  Zij  missen  alle  distinclie,  aan  alien  zonder  uitzondering 
ontbreekt  die  aan  Franschen  en  Belgen  zoo  ingeboren  zin  voor  harmonisch 
koloriel.  Velen  van  hen  zijn  in  hun  land  gevestigde  reputaties,  maar  een 
vergelijking  van  hun  werk  met  dat  van  onze  schilders,  die  het  heel  dikwijls 
zelfs  niet  zoover  mochten  brengen  van  een  sant  te  zijn  in  eigen  land,  zal  doen 
inzien  dat  een  gevoel  van  fierheid  voor  onze  eigen  grootheden  nieis  minder 
is  dan  volkomen  gewettigd. 

En  velen  der  onzen  zijn  hier  dan  weer  eens  gioot,  sommigen  zeifs 
rensachtig  gebleken. 

De  schoonste,  de  volledigsle  inzending  van  dit  salon  was  die  van  Eugeen 
Laermans.  Tot  nu  toe  heeft  men  hem  gekend  als  den  schilder  van  het  epos 
der  landelijke  mizerie.  Zijn  naam  wekt  de  herinnering  op  aan  somher-droeve 
werken,  waarin  de  lijdensmomenten  van  een  onder  ecuwige  laslen  van 
honger  en  hard  labenr  gebukt  gaande  menschelijkheid  zijn  nitgedrnkt. 
Daarvan  is  deze  schets  De  Bedelaars  nog  een  voorbeeld.  Samengedrumd, 
geknield  ten  gronde,  met  blinde  oogen  en  geslolen  monden,  de  handen 
smeekend  uitgeslrekt,  zijn  zij  nog  de  havelooze  paria's,  die  we  steeds  de 
angstige  vizioenen  van  Laermans  hebben  weten  bevolken.  Het  is  een  van  die 
werken  waarin  hij  gehcel  zijn  mateloos  medelijden  heeft  gelegd,  een  van  die 
werken  die  hem  in  de  oogen  van  oppervlakkige  beschonwers  wel  eens  als  een 
pessimistischen  kunstenaar  hebben  doen  doorgaan.  De  andero  doeken,  hier 
voor  het  eerst,  meen  ik,  tentoongesteld,  die  reeks  lumineuze  naaktfignren  van 
vrouwen  en  kinderen,   zij   zijn   het   hewijs   dat  die  meening  valsch  was.  Het 


163 


KUNST  VAN  HEDEN 

genie  van  Laermans  heeft  hier  plots  een  gansch  andeie  iiitdrnkking  gevonden. 
Had  hij  in  zijn  tragisciie  werken  van  troostelooze  treurnis  of  wrokkenden 
opstand,  reeds  het  meesterschap  bereikt,  [och  besloot  zich  daarbij  niet  de 
verdere  ontwikkeling  van  zijn  lemperamenL  Een  atmosfeer  van  stil  geluk, 
van  zacliten  jnbel  is  in  zijn  nieuwen  arbeid  gekomen.  De  algemeene  lonaiiteit 
veranderde  eveneens;  de  vroegere  drukkende,  donker-zware  hemeis  werden 
licht,  een  lentefrischbeid  looit  het  groen  der  boomen  en  weiden,  bet  water  is 
er  als  een  klare  spiegel  onder  de  stille  zon.  Maar  wat  een  weeide  zijn  deze 
badende  vrouwen,  rustiekc  lichamen  van  een  breede,  monnmentale  schoon- 
heid,  sterk  geplnnt  op  de  aarde  waarvan  zij  als  't  ware  deelmaken.  lets  van  de 
voldane  rijkheid  van  de  schilders  der  Vlaamsche  Renaissance  omkleedt  deze 
vrouwen,  die  niet  meer  zijn  de  door  honger  en  ellende  verzwakte  en  uitge- 
mergelde  wezens,  bloedarme  telgen  van  door  ziekten  en  ontberingen  uitge- 
zogen  zwoegersgeslachten,  maar  statige,  levende  prachtbeelden,  synibolen 
van  een  gelukkiger  humnniteil. 

Een  andere  noot  weer  zijn  de  Badende  Idnderen,  die  in  een  zelfde  zonnig 
landschap,  bij  een  klare  beek,  de  jolige  frischheid  brengen  van  bun  tengere, 
bekoorlijke  naaklheid.  En  ook  dit  landschap  De  Beek...  Is  ze  niet  aangrijpend, 
deze  impressie  van  een  doodsfillen  zondagnamiddag  op  het  Brabantsche  platte 
land...  Geen  niensch,  geen  levend  wezen...  Alleen  de  huizen,  het  dorp  met  de 
schamele  kerk,  het  water  ongerept,  de  gouden  zon  reeds  schuivend  naar  den 
avond  toe,  de  eindelooze  verlaten  weg,  de  open  deuren,  de  witte  wolken  aan 
den  heme],  de  bladstille  boomen.  Niets  dan  de  peinzende  kalmte,  de  heilige 
stilte  van  den  dag  der  rnst.  Een  onvergetelijk  mcesterwerk,  waarbij  de  critiek 
al  hare  koelbloedigheid  moet  opgeven  ! 

Een  andere  vreugde  moet  het  voor  alle  waarachtige  knnstgenieters  zijn 
geweest  hier,  wie  weet  na  hoe  langen  tijd,  enkele  van  die  oude  werken  van 
James  Ensor  terng  te  zien,  scliilderijen  uit  zijn  zoo  vrnchlbare  bloeiperiode, 
en  in  die  eerstc  plaals  die  Christiis  schrijdend  oner  de  zee  (1885).  Dit  scbilderij 
nierkt  een  keerpunl  in  de  verbazend  snelle  en  prachtig  evolueerende  ontwik- 
keling van  Ensor's  onlzaglijk  talent.  De  groote  vizionair  die  hij  was  kwam 
hier  voor 'I  eersl  lot  de  voile  nilingvan  zijn  bijna  bovenmenschelijke  fanlazie. 
Het  onderwerp,  de  personages  bieven  bijzaak,  bijna  onzicblbaar,  maar  de  zee 
en  de  hemel  vereenigden  zich  tot  een  drama  van  kleur  en  van  licht.  Alleen 
een  genialen  kunslenaar  als  Ensor,  van  welk  soort  niet  elke  groote  periode 
verlegenwoordigers  leverl  van  zulken  omvang  en  beleekenis,  mocht  het 
gegeven  zijn,  een  zoo  superienre  inferpretatie,  een  zoo  overweldigcnde 
dramalizeering  der  cosmische  elemenlen  te  verwezenlijken.  Ook  in  die 
kleinere  marines,  /o/i.so/jJf'/cyrj/jy  (1885)  en  \\7//r /ro/A' (1884)  zien  wij  dezen 
begeesterde  op  zijn  schoonsl. 


164 


KVNST  VAy  HEDEN 


En  een  zeer  bizonder  zwak  heb  ik  voor  dezen  Tuin  der  Liefde  (U 
Menl^e  IpreUen  van  buitenissigheid,  van  oneven.ichti,  ge.antazee.  noo.t 


F.Ur..  I.AKIIMANS;  liadiniU- Kiiu! 


rukkclijk  van  kleur.  De.c  n.aiH.ncl.n,,  '"    '"\     !         J     .„    ,„,„,„„d  e,. 
„eUclUing  van  U,oa,o,.ec„„,  .j  ...occ.  op  al^    |  -    ; ,„_^,^,^  ,^ 

■"^■'-'"»"-  '"™"^'  ;■■■  .'"'Tt:  el  mI ;.....„.  .,."o„,o„.  vc.,.e„i- 

;:;;-r:'::::"r:"^;;";":™^ .-o„. .....o,,.,, 

165 


KUNST  VAN  HEDEN 


XAVIEIt  Ml;l.l,i;HY  :  111  lii-l  li.-ijiiliof,  (nndiT  lid  ]^vWi\  van  ilcn  ilag). 
(lugciuloiii  van  (ii-ii  hci-r  I,.  Kianc-U,  Aiilwi-rp  -n). 

uik'isl  c'igeiKKinlij^c  Iraiispositie  v;iii  de  ac-hllit'iideeu\vsche  |);mtomiine... 
Zc'kiT,  er  komi  con  tijd  d;il  dc  glorif  van  dezcn  j<roolen  niiskL'nde  l)evcstigd 
woi'dl  \()()r  idle  cfuwci'  ! 

ICcn  dcrdc  liioinl  was  die  van  Xavit'i'  Mellii},  die  cvimh-lmis  con  i>r(U)t 
cnscMnhlc  van  zijn  wfikcn  Icidoonslilde.  I-aii  waas  van  vri'dc  lianj*!  over  dit 
alios.  '1  Is  de  siiizcnde  stillo  van  con  ncdciig  avondinlciicnr,  ccn  Kcukcn 
waar  hot  halve  lichl  ecner  aiinc  lani|)  dc  spokcndc  sclianwcn  nicl  vcrniag 
le  verdrijven.  'I  Zijn  MijmvciLris  die  dc  11.  liarlxint  opsiniiLLrii.  en  o|)  doze 
"  iiuenlcs    noircs  »    is    nicls    nii-er    ()Vi'i'<el)lcvi'n    van    do    illondo,    van    den 


160 


KL'SST  VAX  HE  DEN 


r.KOUC.K  MINNK  :  M;iii>l)c)i  slhi.ld,  (gips.) 


opsland;  met  zoele  i^ohaieii  en  sereiieii  gliinlach  looien  zij  met  iiaieve  bloenieii 
het  becld  luinner  palroiiesse.  'I  Zijii  kalme,  vredige  toonoclljes  iiit  liel  leven 
der  simpeleii  :  de  Uitgang  der  FabriehuyciLcrs  Ic  GenI,  de  Maiht  le  Sinl-Xiko- 
laas,  de  Oiide  Vririid.  t  Zijn  voorslelliiigon,  hall  decoraliel",  als  De  Vrijhcid, 
Liefdadiyheid,  van  vvn  liaasl  kindeilijkc  naieveleit  als  A7<'//(  Duimpjc,  waar 
de  primitieve  arheid  van  den  pientjcsveilucliter  werd  opgevoerd  tot  siihliele 
kiinsl.  '[  Zijn  veider  ontroeiende  vizies  uit  hel  e<<aie  kloosterkven,  Bryijnrii 
biddend    e:i   weikend    in    de    eenzaanilieid  dei'  selienieiif<e   oeilen,    waar   de 


KUNSr  VAS  HE  I)  EN 

heiligheid  der  godsvriiclit  oiiziclilbaar  aanwezig  is.  Maar  ook  in  grootsclie 
decoratieve  werken  drukte  deze  kunsteiiaar  zijn  edcle  gedachlen  iiit.  De 
Roeping  zal  daaivan  wel  een  der  scliooiiste  vooibeeldeii  l)lijven  :  de  i ythmus 
der  lijnen,  der  ziiivere  gestalleii,  de  liarmonic  der  tonen  op  den  gouden 
achlergrond,  niaken  dit  paneel  lot  een  zeldzaam  meeslerwerk.  Oneindige 
goedheid,  zachte  maar  diep-mensclielijke  onlroering,  te  zamen  met  verheven 
ernst  en  zielenadel,  ziedaar  de  indruk  van  deze  kunst.  L'Art  louche  an  del  ei 
a  la  Icrre,  sclireef  liij  boven  een  zijner  decoratieve  scbetsen... 

De  beeldhouwer  George  Minne  was  slechts  met  een  enkel  werk  verlegen- 
woordigd.  Maar  dit  eene  was  dan  ook  een  beele  inzending  waard  !  In  de 
laatste  jaren  zien  wij  dezen  oerkrachtigen  Vlaniing  zich  met  voorliefde  wijden 
aan  de  studie  van  een  model,  waarvan  wij  bet  type  berhaaldelijk  terug  zien 
komen  in  bijna  al  zijn  laatste  tentoongestelde  werken.  Het  is  een  pracblige, 
stoere  kerel,  met  een  stierennek,  borst  en  scbonders  als  van  een  titan,  kop 
met  een  reuzengeweld.  Daarvan  maakte  Minne  ditmaal  een  buste,  vvaaraan 
hij,  schijnt  bet,  slecbts  de  waarde  van  een  studie  becht,  maar  die  door  zijn 
volmaaktheid,  zijn  expressieve  kracbt  menig  wansmakelijk  product  van 
geiisurpeerde  reputaties  overtrel't.  Zelden  zag  men  zulk  sluk  leven,  zelden 
werd  door  een  kunstenaar  de  stof  op  zulke  voortreffelijke  wijze  tot  vleescb 
en  bloed  omgezet.  De  vingervaardigbeid  van  Minne  scbijnt  mij  bier  een 
toppunt  te  bebl)en  bereikt.  Zoo  werkclijk  dit  l)orstl)eeld  slecbts  een  voorbe- 
reidende  studie  is,  wal  zal  bet  zijn,  wanneer  eenmaal  deze  conceptie  baren 
bepaalden  vorm  zal  bebben  gekregen  ? 

Maar  ook  een  andere  beeldbouwer  Irok  op  deze  tentoonstelling  de 
aandacbt,  nl.  de  nog  jonge  Rik  Wouters.  Yroeger  reeds  mocbt  ik  bet 
bizondere  van  dit  pracbtig  ontluikend  talent  met  waardeerende  sympatbie 
vermelden,  nu  is  bet  mij  een  vreugde  geestdriftig  mijne  l)ewonderiiig  te 
kiinnen  uiljubelen,  en  met  zekerbeid  te  voorspellen  dat  bier  een  temperament 
van  ongewone  beleekenis  werd  geopenbaard.  Wouters  is  een  kunstenaar  met 
een  beerlijke  toekomst,  waarvan  de  verdere  ontwikkeling  ons  nog  menige 
verbiijdende  verrassing  bewaart.  Zijn  levensgroot  Porlret  van  den  heer 
H.  Ehlander  was  een  der  kapilale  brokken  van  dit  salon.  Die  man  leelt,  men 
voelt  iiet  warnie  volbloedige  leven  dat  bem  bezielt.  Kvenals  Minne,  beeft 
Wouters  in  dit  werk  de  stoi'  overwonnen.  Zijn  temperament  is  anders  dan  dit 
van  Minne,  die  stoer  is,  en  sireng,  en  ingetogen.  Wouters  is  beel  en  al 
uilbundigbeid,  jong,  zonnig  entliousiasmc.  Maar  even  monunienlaal  is  zijn 
scliepj)ing.  Zijn  levenslust,  die  iiem  te  sterk  wordi,  zal  bij  uitsclialeren,  on 
't  wordl  een  naakle,  si)ringende  baccbanle,  weelderig,  smakelijk  vleescb, 
jubelend  van  overmacblige,  gezonde  vreugde,  Ilvl  zolle  (jeweUl.  V.n  wat  een 
kleur  weel  bij  in  zijn  sculi)turen  te  leggen  :  wal  een  gouden  licbl  sprankell  er 


IGK 


A7'A'.sr  VAN  HE  DEN 

om  zoo  le  /ejij^en  overvloedig  over  tlie  op  Iuuxmi  l)look"n  aim  soezeiule  vioiiw. 
In  dezon!  Wat  een  sierlijUheid  van  lijiieii  in  ilic  |iorlici.slu(iie  Hoiidiiuj  ! 


WUi  WOITICIIS  :  Pmlrct-bludii-  \nil  den  liccr  H.  i:isl:imit']'. 

Hot  koii  niijns  iiiziLMis  \vc!  iiiet  aiulers,  oFWoiilers  moest  ook  lot  de  vert" 
als  iiitdi-iiickiiigsmiddel  zijii  toevliiclit  ncmen.  Reeds  vroegcr  was  hij  elders 
met  opmerkeiijk  seliilderwerk  voor  den  dag  gekonien.  Iiivloed  van  Ensor 
nieende  men  loeii,  niet  geheel  ten  onrechle  weilielil,  in  die  eersle  proeven 
te  ontdekken.  Maar  zijn  rijkhegaat'de  natiiur  is  niet  van  zidken  aard  dat  zij 
daaraan  gebonden  zou  l)iijven.  Reeds  zien  wij  hem  in  de  liier  tentooiigeslelde 
doeken  naar  een  eigen  I'ormiiie  sUeven.  en  liet  oogenhlik  is  niet  ver  meer  dat 
ook  de  scliilder  cvenzeer  ais  de  l)eeIdliou\ver  ons  met  oorspronkelijk  en 
degelijk  werk  zal  komen  verrassen.  Nu  reeds  weet  liij  heel  wal  te  hereiken, 
vooral  in  zijn  sliiievens,  waar  iiij   l)iiik  geet't  van  een  zeer  jjersoonlijk  klem- 


169 


KUNSr  VA\  HE  DEN 

ftevoel,  —  men  geiiietc  het  rijke  l)lau\v  in  dif  Rollc  apprls,  de  l)()iik\  nuiiir 
geenszins  oiiaangename  schikking  dcr  kleiiivlakkcn  in  zijn  groot  Slilh'Den 
met  appe.h.  En  zijn  figunrslukken,  als  die  Iktme  met  hcl  gelc  halssnuer,  zijn 
vol  van  een  plezierige  liciilatniosfeer.  Alle  verlrouwen  mag  men  liel)ben  in 
dezen  jongeii  artist:  liij  is  een  werker,  gewetensvol,  overliiigd  en  oprecht. 
El-  is  iMJ  hem  iets  sclioons  nan  'I  groeien  ! 

Wal  zal  ik  nog  zeggen  over  liet  iiier  aanwezige  werk  van  Emiel  Glaus, 
waarvan  ik  vroeger  al  de  aandoenlijke  sclioonlieid  uitvoerig  moclil  aanloo- 
nen?  Zijn  Zonneschijn  in  de  Lenle.  pure  zang  van  innig  gelnk  om  de  weelde 
van  de  jonge  natnur,  die  zicli  om  het  klare  luiis  van  den  kunstenaar  tooide 
als  een  jonge  bruid  ;  zijn  Zonnige  dag,  zijn  Boomgaard  in  den  Winter, 
uitingen  van  een  uiterst  gevoelige  ziel,  die  hare  emotie's  voor  de  rijke 
wisselende  pracht  van  liet  landsehap  helichaamde  in  voor  alle  lijden  onver- 
gankelijke  vormen.  Laat  ik  het  alleen  betrenren  dat  Antwerpen  zoo  nilerst 
zelden  nog  de  eer  geniet  het  werk  van  dezen  meester  te  zien  te  krijgen. 

Ook  bij  de  nochtans  zeer  belangrijke  inzending  van  Richard  Baseleer 
valt  hier  niet  veel  aan  le  nierken  :  vroeger  immers  mocht  ik  over  het  grootste 
gedeelte  van  dezen  voortrefFelijken  arbeid  mijne  oprechte  bewondering 
betuigen.  Zijn  groote  aquarel  Aan  de  Dokken,  grootsch  als  een  fresco,  uiterst 
delicaat  van  kleur,  zijn  Avond,  subtiel  steniniingsbeeld,  werk  van  een  aller- 
gevoeligst  dichter,  we  kennen  ze  van  vroeger.  Maar  nieuw  werk  was  er  toch 
van  hem.  En  l  was  een  gelegenheid  om  vast  te  stellen  hoe  Baseleer,  schoon 
voor  hem,  en  sinds  lang  reeds,  de  techniek  ein  iibevwundencs  Punkt  werd, 
toch  nog  naar  meer  volmaking  streeft,  en  nieuwe  schoonheid  in  zijn  werk 
tracht  te  leggen.  Zijn  Visschers  in  den  Morgen  (Beneden-Seheldr)  was  te  dien 
opzichte  een  verrassing.  De  hemel  daarvan  was  een  prachtstuk  ;  een  fata 
morgana  van  doorzichtige  leerheid,  broos  en  ijl  als  een  zeepbel,  met  duizen- 
den  en  nog  duizenden  tintelingen  en  weerschijnen  gaande  van  het  onstoffe- 
lijkste  rose  tot  het  kristalhelderste  groen  en  het  meest  dial'ane  blauw.  Deze  in 
de  voile  lleur  van  zijn  kraclit  levcnde  schilder  lieeft  zijn  laatste  woord  nog 
niet  gesproken. 

Wat  heel't  Jakol)  Smits,  den  genialen  schepper  van  de  Pieta,  van  den 
Vader  van  den  Veroordeelde,  van  het  Si/nibool  der  Kempen,  van  dvu  Jndaskus, 
van  de  Diacipelen  van  Enimai'is,  deze  maal  bezieid  om  zich  zoo  opzettelijk  't 
binnenste  buiten  te  keeren  en  zijn  gansche  techniek  te  veranderen'.'  Staan  wij 
voor  een  nienwen  ommekeer  in  de  evolntie  van  dezen  rensachtigen  kerel, 
van  wicn  men  alles,  ook  het  meest  onvooiziene,  vcrwaehten  mag?  Wie  weel, 
niemand  heell  hel  rccht  le  twijfelen  aan  hem  die  zooveel  eeuwige  schoonheid 
scliiep !  Smits  scliijnl  oiis  toe  in  dil  wi'iic  wi'cr  opiiieuw  zoekende  te  zijn. 
Mogelijk  vcrgisle  hij  zirh;  hij  zell',  beter  dan  wie  ook,  zal  dil  aisdan  le  zijner 


KUNST  VAN  HE  DEN 

lulers  over  dun   mel   eLTl)ied  le 

Jnchten,  on  d.nkbanr  to  zija  om  .\c  schoonhei.l  dio  hij  ons  h>edt.  zolls  n,  het 


lijd  Nvel  inzien.  Ons   blijll  voorloopii-  niols   :.n 


AVC.  OI.F.KrE  ;  Stilleven. 
(Eigendom  vmi  de.i  licer  Wollers,  Biussel). 

werk  dal  ons  hot  raoosl  onthutst.  Niemand  immers  knn  loochenen  dat  die 
Salome  hot  work  zou  zijn  van  een  g.oot  artist?  Een  rijke  harmon.e,  oen 
aangriipendo  t.agiek  in  d,e  an.lo.s  zoo  soboro  voorstolling,  verheflon  ze 
vor  bovon  do  hopeloozo  banaliteit  van  hon  dio  hot  ^vagen  minaohtond  de 
schoudersopto  halon,  of,  erger  nog,  het  ais  stommoHngen  uit  to  proesten 
En  ook  in  dit  Binnenuchl  zien  wij  nog  stoo.ls  Smils,  zooals  h,,  aU.jd  geweest 
is  •  innig,  ornstig,  giootsch,  (jcniaal ! 

■  \uoust  Oloflo  b.aoht  hier,  mot  zijn  zoor  mooio  aqnarellen,  do  stolhge 
oetuloe.^is  van  een  talent  dat  evoneons  geraakt  tot  de  voile  behoersching  z.jner 
^hijke  middelen.  Rogalen  van  kleur,  dit  SliUevcn  met  zijn  pa.elmoeren  tonen  ; 
die  Memnakslcrs,  godistingeerd  van  lijn,  kohniet  on  groepeer.ng;  d,t  Hoek^e 
,,an  Brnssel,  stemnng  stadszicht,  waar  hot  g.anwo  van  het  dh-uder.ge,  w.nde- 
Z  wee.  uitnu-ntend  is  wee.gegeven ;  dit  andere,  /n  <len  Tn:n,  een  van  d,e 
,Len  vol  van  die  intieme  po.zie,  welke  de  werken  van  Oleffe  b,na  alt,d 
kenmerkt;  die  twee  p.ettig-elegante  Na,.l.fujuurij.s  ook.  alien  zee.-  e.gen 
werk,  van  een  uiterste  voo.naamheid  steeds  en...  verbazend  knap  ! 

Desehittorende  p.aoht  van  bloen.on   en   po.celoin,   do   paarsche,  roodo, 


KUNST  VAN  Hi:i)ES 

l)lainve  en  willo  rijklieid  van  superbe   anemoiieii,  de  doiikere,  lliiweelbruine 
zachtlicid  van  violieren,  de  ivoorgele  overvloed  van  opulenle  magnolia's,  de 


VICTOR  THONET:  Na  den  Rt-gen. 

Ireellicid  van  lenleyeuieiulfn  aj)|)ell)l()esL'ni,  IilI  vlaniinenck'  veiniiljoen  van 
een  kieel'tenkiiras,  oi'dc  nu)n.skiaclilii;c  i^econipliccerdlieid  van  een  kial)hen- 
lijl,  daarvan  lu'ill  W'allei"  Vaes  de  eoinplexe  sclioonheid  nitgezegd  in  een 
tienlai  werken,  vei  rnkkelijke  Klcinnidlcici,  die  voor  liel  alleri)esle,  wat  in  dil 
genre  ooil  geleverd  wcrd,  geenszins  nioel  onderdocn.  ilardiukkig  l)lijri  Vaes 
vasllionden  aaii  de  Iradilic  oiizer  gioole  kolorislen,  en  locli  weet  zijn  soepel 
laleni  zieli  levens  te  viijwaren  van  vieeinden  invJoed.  Deze  hekooriijke  slii- 
levens,  ze  zijn  zijn  nilsiuitend  eigendoni  en  liij  l)raelil  iiel  daarin  door 
diepen  ernsl  en  slndie  tol  waai-aeidige  gioolheid.  Ook  zijn  Porlrcl  ixm  den 
licrr  L.D.P.  is  een  i)i()k  seliiiderweik  van  nilnenuMide  gelialte  en  ()ni)eiispclijk 
geleekend. 

Omslandiglieden,  als  de  uilnoodigiiig  lol    lie!    vornuii    van  een   oveizieid 
van  zijn   werk  voor   liel   salon    van   de   (ienKeiie  wereidlenloonslelling,  zullen 


172 


KUSST  VAN  HEDEN 

Alfred  Dc-launois  (.ooals  dit  l.ouwens  wel  min   of  meer  hel  geval  was   bij 
eenioe  andere  van   de   hier  aanwezige  schilders).  genoopt  hel.l.en  .aar /v„..s/ 


AUL  HI:NTZE:  Twee  mcisjcs 


..„  Hrden  slcchts  ..nig.  kleinc  . e.U.i.s,  tc.kening.n  en  aqua.ellen  le  .cndc  , 
die  wel  geenszins  een  nieuwen  kijk  geven  op  hel  lalent  van  dezen  zoo  b>/on- 
deren  a.^ist,  maar  waaronde.  n.enig  sluk,  als  zi.in  Ben.UcUJnen  en  z.jn  zee. 
breed  geziene  landsebappen,  de  bewonderende  aandaeht  ove.waard  z,.,n. 

Nooit  we.d  tol  heden  toe  nu-t  genoeg  nad.nk  gewezen  op  hel  koene  we.k 
van  den  marinist  en   landsehapsehilder  l-.anz  Hens.   Van  hu.ze  u.t  kolons 
heeft  bij  vooral   oog  voor  bet   aangrijpende,    bijna   trag.scbe   karaktc,    ^an 


173 


KUNST  VA^  HEDEX 

maanverlichic  ()t'l)i'\V()lklc'  iuicIiIlmi,  op  dc  (licphliiiiwL' of  vreenKlgroene  wjiIlt- 
plassen,  liel  ;inostiu-|)eklc'ninu'iuk'  v;ni  oikIlt  sjjrookjesnevolc-n  liedeklc  laiitlun 


KUG.  VAN  MIEGHEM  :  Ann  lie  Dokkcn. 

en  poolen,  en  in  avonddanipen  wegdoezelende  onilrekken  van  geheimzinnige 
hoonien  en  donkere  liofsleden.  En  hoe  kloek  zijn  al  deze  dingen  gebouwd, 
hoe  getnigen  zij  alien  van  l)ez()nkenlieid  en  zelfl)e\viisle  kiaeht! 

Ongemeen  inteiessant  was  Curl  Hentze.  Verheugend  is  hel  fe  mogen 
vastslellen  iioe  deze  nog  niet  zoo  heel  hnig  geieden  zijn  weg  zoekende,  er  in 
l)etrekkelijk  koiien  tijd  toe  kwani,  weik  le  i)rodiiceeien  dal  van  een  Ijniten- 
gewonen  aanleg  gelnigt,  nieei-  nog,  waarin  liij  venassende  resnllaten  hereikte, 
die  liet  beste  van  hem  doeii  veiiiopen.  De  'Iwcc  incisjcs  die,  de  eene  met  haar 
gliindere,  klaar-hriiine  kijkeis,  de  andere  in  haar  snugger-zedige  lionding, 
l)epaald  zeer  gehikkig  zijn  getypeerd,  lijken  ons  van  al  hetgeen  de  jongere 
elementen  aanhiaeiilen,  iu'l  aileillinksle  werk,  laak  gezien,  evenwiehtig  en 
zeer  oorsproida'lijk  van  ojjzet.Ook  zijn  .SV/V/c/'n;  was  een  i)epaald  venlienstelijk 
sink,  rijk  en  warm  van  toon.  Ik  hclY  overluigd  dat  we  van  Hentze  al  heel 
spoedig  werk   van   zeer   hoog  staande  waarde  ziiilen   niogen  aanslippen. 

Mooi  en  voornaam  was  Mareel  Jellcrys'  sehiiderij  Hhododcndruns,  maar 
hovenal  i)evi(l(ii  inij  (hze  maai  zijn,  door  een  rake  ojjnierking  van  atmosfeer 
en  iiclil,  werkelijk    zeer    ijizondcre    seiielscn    van    i'aiijsche    sladszichlen  :  de 


174 


KUSST  yA^  HEDEN 


wazige,  zoo  parliciilier  onstoffelijke,  bijiia  iiiet  vast  to  let*^en  clanipkrini>,  die 

op   zekere   dagen   oni   de  briiggeii    der  Seine   iiaiigl.  de   zomersclie  lijkdom 

der  tuinen  van  het 

Trianon  en  van  St. 

Cloud,  Jefferys  gaf 

ze  weer  op  geheei 

eigen,     en     onge- 

nieen       gelnkkige 

manier. 

Van  al  dege- 
nen  die  gelraclit 
liebben  het  gewel- 
dig  bedrijf  van  de 
haven  te  syntheti- 
zeeren,  is  de  Ant- 
werpenaarEugeen 
van  Mieghem  een 
van  die  zeldza- 
nien,  die  er  in  ge- 
lukte  daarvan  de 
grootschheid  te 
pakken  te  krijgen. 
De  groezeligiieid, 
<iie  hem  vroeger 
eigen  was,  heeft 
plaats  gemaakt 
vooreenveel  door- 
schijnenderen  luu- 
monischer  kolo- 
riet ;  zijn  figuren 
zijn  sterkergewoi- 
den,beleroniiijiui. 
Van       Mieghem 

werkt  nooit  peulerig.  Zijn  siliioiietten  van  ioggc  stoomers  en  nionslnieuze 
kranen  zijn  foisch  en  indrukwekkend.  Hij  gaf  bier  het  beste  dat  ooit  van  hem 
te  zien  is  geweest,  en  hij  neemt  nu  bepaald  een  zeer  eigen  phials  in  tusschen 
de  persoonbjkste  en  de  meest  kunnende  van  onze  schilders.  Zijn  groot  pastel 
Aan  de  Dokken  is  een  werk  om  niet  liclit  te  vergelen. 

Albert  Crahay,  die  aan  de  Xieuwpoortsche  stnuulen  een  geschikt  arbeids- 
veld  vond  voor  zijn  aclief  en  ernstig  i)eliachtend  talent,  bracht  ons  deze  maal 


AI.B.  CRAHAY  ;  Op  het  viakkc  Strand. 


175 


KUNST  VAN  HEDEN 

werk  van  zeer  uiteenloopeiulL-n  aiird.  Ilet  niocsl  apiJieciccrde  ik  van  lieni  ocn 
niterst  suggestief  doek  Op  Iwl  vlakkc  Slntiid,  van  een  walerii^f  IVisclilieid, 


doorschijnend  un  vol  Icvcnd  liclit,  de  luclit  is  van  zontii^e  nalheid,  eon  hemel 
als  van  o|)aal,  zicli  hcrlialend  met  klenrige  retleclies  in  den  spiegel  van  liet 
voclile  Zand,  waarvaii  de  seliillering  siechls  even  onderhroken  wordt  dopr  de 
donkeie  vlek  van  een  te  paaid  zillenden  schelpenvisscher.  Ook  dit  Oude 
ii'illi'  Pddrd,  gezien  als  in  een  [renrige  grauwe  voorjaars-atmosl'cer,  in  bet 
wakke  liclil  van  een  regendieigenden  niorgen,  was  een  gevoelig  work  van  een 
nitnenuMid  leehnieker. 

Wat  de  landscluippen  van  Virloi  Tlionel  vooial  karaklerizeeii,  is  de  steeds 
vooitrefrelijk  geslaagde  weei'gave  van  de  landelijke  stemming.  In  zijn  groot 
doek  .\V(  (/('//  Hcijvn  moel  men  hewoinleren  een  reeds  vaste  hand  en  een 
gevoel  voor  wijdseidieid,  voor  de  stille,  melanelioliselie  eenzaamheid  van  de 
Kenipenstrcek.  Maar  zijn  wat  logge,  wat  materieele  donkeite,  waarvan  liij 
zieli  voortaan  zai  te  ontmakeii  liehben,  was  in  sonnnige  andere  doekcn  wel 
een  ielsje  liinderlijk,  naar  nii'  dunkt. 

Laal  ik  dit  overziclil  van  dczc  merkwaardige  teiilodnstelling  heslniten 
met  de  opreelite  svmnatliieke  veiiiieldiiii;  van   kimstenaais  als  den  (lentenaar 


17(i 


KUNST  VAN  HEDEN 

Jules  De  Biuycker,  met  groole  etsen  van  een  ver  doorgevoeide,  stevige  tech- 
niek,  van  een  geest  fantaslisch  als  van  een  Gustave  Dore;  Alfons  Vermevlen 
met  een  llink  Portret  en  een  stevig  gebouwd,  kleuiig  Stilleven,  den  meester 
A.  J.  Heymans,  met  klare  zeer  intens  gevoelde  landscliappen;  den  jongen 
beeldhouwer  Ma  mix  D'Haveloose,  met  een  heele  reeks  dansende-Salome- 
beeldjes,  uitmuntende  studies  van  houdingen  en  bewegingen  ;  Arthur  Navez 
waarvan  ik  vooral  wensch  te  gedenken  dit  zeer  precieuze  stukje  De  ivassen 
pop,  en  Ferdinand  Schirren,  met  een  paar  goede  bronzen. 

Collaboreerden  verder  aan  dit  salon  met  min  of  meer  goed  werk  de  beeld- 
houwer Frans  Huygelen,  de  schilders  Emile  Fabry,  Valerius  de  Sadeleer, 
Emil  Vloors,  George  Lemmen,  G.  van  Zevenberghen,  John  Michaux,  Marten 
Melsen,  Andre  Lynen  en  Paul  Artot. 

Ary  Delen. 


177 


DRIE  MUURSCHILDERINGEN  VAN  R.  N. 
ROLAND  HOLST  in  de  BESTUURSKAMER  VAN 
DEN  ALG.  NED.  DIAMANTBE^VERKERS-BOND 

ET  zijn  aitikel  over  de  wandschilderingen  van  R.  N. 
Roland  Hoist,  in  de  veri*aderzaal  van  het  gebonw  van 
den  Alg.  Ned.  Diamanlhewerkers-bond  lieeft  Dr.  A. 
Pit  in  dil  tijdschrift  (')  er  reeds  op  gewezen,dat  de  bij- 
zondere  beteekenis  van  dit  werk  gezocht  moet  worden  in 
bet  feit  dat  een  groote  gedachte  zich  in  alles  le  gader 
openbaart.  Niet  als  de  illnstratie  van  de  een  of  andere 
toevallige  idee,  die  even  beperkt  is  als  toevallig,  zooals  wij  die  kennen  in  de 
beschilderingen  van  levensverzekeringsbureaux,  benrzen  en  andere  min  of 
nicer  openbare  gebonwen,  en  die  nog  veelvuldiger,  in  de  moderne  boekver- 
ciering  is  blijven  leven,  niaar  als  uitzegging  van  een  de  gansche  levensbe- 
scbouwing  ricbtende  overluiging,  en  een  den  arbeid  bezielend  vertronwen 
bel)ben  wij  bet  werk  van  dezen  kunstenaar  aan  te  zien. 

Ik  meen  te  kiuinen  zeggen  waaroni  bij  daarop  recbt  beeft.  Want  beden- 
kingen  tegen  details  van  Roland  Hoist's  arbeid  kan  men  wel  opsomnien  — 
Dr.  Pit  licelt  er  eenige  aangeduid  — ,  men  kan  nooit  zeggen  dat  bij,  als  de 
plu'aseurs  doen,  bet  gemeenzame,  als  te  eng  van  strekking,  beeft  vervangen 
door  iiet  gemeen-plaalselijke  dat  niet  breed  is,  meer  plat  en  oneigen.  ()m  bij 
die  vroegere  seiiilderingen  even  te  blijven,  bet  sebijnt  voorbarig,  van  den 
verkondiger  van  nieiiwe  gedacbten  te  eiscben  dat  bij  dadelijk  zijn  nienwe  laal 
kant  en  klaai-  lieeft,  en  als  dns  de  ailegorie,  of  nog  liever  bet  symliool  van 
Hoist  sointijds  nog  te  realistiscb  is  (de  fai)riek-inkijk  op  Dragcnde.  Houj)  in 
hcl  Hart,  maald  DonUerc  Wcrcld  lichl  en  de  steiger  van  bet  biiis  in  aanbonw 
o])  Soliddrilcil  ivccisladi  ook  de  lukkciide  stem  van  het  (lOud)  zoo  lijkt  mij  dit 
een  tekortkoming  die  eer  v66r  dan  tegen  de  waaracbtigbeid  dezer  kunst  pleit, 
immers  een  onvcrscbillige  welbespraaktbeid  liad  baar  beelden  gemakkelijk 
uit  de  galerij  der  tradilioneele  Retborica  knnnen  l)orgen.  Van  de  zwakke 
romantiek,  die  zicii  zoo  vaak  introdnceert  alsgedacbtekiinst,  is  Roland  Hoist's 

i')  Did  .\ll,  l)lz.  :>7,  (Aii^^iisliis  l(t((7|. 


178 


•a    2 
a     % 


„e,.„uche  urn,.,  moe    .M' ,  ^^,_^  ,„„,  ,„  «»".-" '';;;^L.- doo,- 

moed  v»n  Oen  S-^;  D«         .„,,  _  ,„„„„n«,„aa,  z,,..  He.       e      ^^^^ 

de  «,oo,e  S0<  acl-  ^     ^^._,,,  ^„„  ,,^„  ,,  Wivoo,,.       •  ^,,^„  „^^,, 

'"""■'  """  .'  1         leenvoudiger  a.s  mcUeUUu,  mu^      ^^_     .  ^„.,„^,, 

s;:::::"- ':;ei::er;;;-i*-^*^ "----'^ 

nii'l  tie   e  sJcnschappen 
nil  /.i.l'^  " 


179 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

duiden  op  een  achtergrond  van  doorvoeling  en  van  inlellcctueek'  conflicten, 

die  vaardige  tweedehandskunsl  nimmer  kende. 

De  drie  nieuwe  wandschildeiingen  die  Roland  Hoist  maakle,  zijn  een 
verdere  en  meer  volgroeide  uiting,  de  laal  is  er  veigeestelijkl.  Wat  ik  nu 
zeggen  ga,  is  geen  bedenking,  maar  een  vo()il)eh()ud  :  de  gedachte-beelden 
die  er  in  neergclegd  zijn,  komen  mij  echter  levens  voor,  ook  zooveel  vager  te 
zijn,  en  daarom  betrekkelijk  een  geniakkelijker  opgaaf  te  hebben  geboden. 
Wij  hebben  wel  bet  vertrouwen,  maar  nog  niet  de  zekerheid,  dat  de  kunste- 
naar,  nicest  hij  eenzelfde  onistandiger  beelding  van  de  sociaal-democratische 
idee  geven  als  in  de  vorige,  talrijker  schilderingen  te  vinden  is,  dat  hij  dan 
zich  geheel  en  a!  even  breed  van  zegging  zou  toonen.  Nietwaar,  de  verdeeling 
van  den  dag  in  de  sterke,  de  diepe  en  de  zachle  uren,  leent  zich  gereeder  voor 
een  oningewikkelde  en  daardoor  groote  plastiek,  dan  de  tafercelen,  die  de 
groote  vergaderzaal,  als  een  directer  duiding  op  arbeid  en  vereenigingsleven 
hadden  te  vercieren.  Intusschen,  de  kans  is  groot,  dat  de  Roland  Hoist  van 
thans  ook  daarin  minder  illustratief,  meer  summier  zou  zijn  geweest. 

Wat  de  kleur  betreft,  staan  deze  nieuwe  schilderingen  overigens  reeds 
onmiddellijk  op  een  hooger  plan,  ze  is  bescheidener,  overzichtelijker  en 
grooter  begrepen  dan  te  voren.  Dat  de  betimmering  door  den  architect  Berlage 
in  zijn  karaktervol  gebouw  aangebracht,  bier  den  decorateur  nicer  te  gemoet 
kwani  dan  daar,  geloof  ik  stellig,  toch  nieen  ik  dat  de  ornamentatie,  in  haar 
breedheid  en  expressieviteit  aan  wijding  zoogoed  als  aan  ongezochthcid  heeft 
gewonnen.  Zonder  in  een  volledige  tj'peering,  die  hier  alweer  de  opvatting  te 
nauw  begrensd  zou  hebben,  te  vervallen,  heeft  Roland  Hoist  ook  in  deze 
menschfigurenniet  slechts  noblesse  en  diepte  gegeven,  maar  ook  daar  dooi'heen 
wel  degelijk  de  menschelijkheid  recht  gedaan.  Die  energieke  en  jonge  man, 
die  zich  ten  strijde  begeefl,  de  droomende  vrouw  in  den  waarlijk  verheven 
gestemden  avond,  en  de  peinzende  man  in  de  diepe  uren,  zijn  goddank  geen 
wezcnlooze  gcneraliseeringen  geworden.  De  voornaamhcid  en  de  cvenwich- 
tigheid  van  deze  paneelen,  de  vergeestelijking  van  de  voordrachl,  die,  zonder 
te  nawijsbaar-meliiodischen  opbouw,  geheel  en  al  afwijkt  van  bet  episodische 
dat  de  kleine  kant  is  van  realisme  —  dit  alles  niaakt  dit  werk  lot  een  zeer 
bijzondere  kunstuiling.  Van  den  kunstenaar  Roland  Hoist,  die  met  loewijding 
en  reserve  in  den  middag  zijns  levens,  die  voor  zoovelen  reeds  een  inzinking 
beduidt,  zoo  vastbcraden  aan  zell'ontwikkcling  en  zelt'verruiming  arbeidt,  is 
zeker  nog  veel  te  verwachlen. 

CORNKMS  VeTII. 


N.  B.  iVloog  lijk  koiiicii  wij  laler  op   hel   yebouw  zell',   hel  werk  v;in  ilcii  liecr  Herlage 
lerug.  Dii  HEDACiiK-coMMissiii;. 


180 


KUNSTBERICHTEN 


(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RR  ESPO  N  D  E  NTEN) 


on  UIT  ANTWERPEN  D 


\/Ai  ICK  KAN  yL.^  Dejaar- 
lijUsche  leiiloonstelling 
vail  (ieze  vcreenigiiig  is 
(ieze  maal  zeer  oiiopge- 
iiierkt  voorbijgegaaii.  De 
gelialtc  van  het  bijeenge- 
braclilc  werk  was  ook 
dooigaaiis  zeer  niiddelmalig  eii  de  indruk 
die  men  meedroeg  alles  behalve  opweUkeiid. 
Een  gevoel  van  koude,  van  sikkeneurigheid, 
van  armoede  ook,  ging  nil  van  nicest  al  deze 
pogingen,  die  men  niet  slecht  mag  noemen, 
noch  evenniin  doodzwijgen  —  zij  geluigeii 
immers  dooigaans  van  zooveel  goeden  wil ! 
—  maar  waarin  men  tcveigeefs  zou  zoeken 
naar  een  temperament  dat  u  aangrijpt,  of 
dat  u  alleen  maar  behaagl  door  zijn  nicer 
dan  alledaagsclie  persoonlijklieid.  Wat  een 
zvvare  last  van  moedeioosheid  weegt  over 
al  die  nog  jongc  mensclien  !  Sommigen 
schijnen  liopeloos  onmachtig,  —  of  was  hun 
werk  alleen  ditmaal  liet  product  van  een 
slecht  voorbijgaande  malaise?  Laat  het  ons 
hopen  !  Velen  immers  onder  hen  zijn 
begaafd,  en  Helen  ons  bij  vroegere  gelegen- 
heden  heel  wat  nicer  verliopen  dan  zij  ons 
deze  maal  te  zieii  gaveri.  Dat  zij  zicli  liervat- 
ten,  dat  zij  zich  ontmaken  vooral  van  die 
drukkende  atmosfeer,  van  lakslicid,  van 
zenuwloosheid,  van  zich-maar-lalen-gaan, 
waarin  zij  alien  verdwaald  zijn.  En  dat  zij 
zich  vooral  niet  op  sleeptouw  laten  iienien 
door  half-lalcnten,  die  door  burgerlijken 
wansmaak  een  bedenkelijke  en  zeer  tijde- 
lijkc  beroemdhcid  vcrwierven.  Neiit !  niclit 
solclie  Tone,  Diiuier,  sondern  lass  mis  aiidere 
aiislimmen  .' 


*i*i  $Pi  cft»i  '^•i  ^^  5l»;  5^*5  ift»i  ■^•5  $,f^  S»i 

CAMILLE  LAMBERT,  wiens  werk  we  zeldcn 
te  Aiilvverpen  zien,  hicld  nu  eeiic  tamelijk 
grootc  tentoonstelling  in  de  zaal  Forst. 
Bekoorlijk  zijn  al  deze  kijkjes  in  een  poes- 
lieve  wereld  van  aardige,  giclielende  jufjes, 
die  backfischachtig  en  behaagziek  dartelen 
en  spartelen  in  de  schuimendc,  s|)ranke- 
lende,  parelende  weelde  van  zonneschijn  en 
zeewater,  of  die  —  nioderne  meerniinnen  — 
in  een  lascieve  achteloosheid  haar  gracieuse 
leden  laten  streelen  door  de  golvcn  en  de 
gouden  warnile  der  zomersche  stranden. 
Maar —  oh  wee!  —  wat  is  (lit  alles  ook 
oppeivlakkig  !  Men  zockt  cr-  vrnchteloos 
naar  een  niensch,  naar  een  dicpvoelende, 
geemotioneerde  ziel  van  een  waarachtig 
kunstcnaar.  Knap  !  Oh  zeer!  Van  een  ver- 
bluflende,  bijna  angstvvckkende  knaphcid 
zijn  al  deze  dingen,  die  men  geamuzeerd 
voorbij  drentelt,  maar  die  op  den  langen 
duur  ergerlijk  worden  door  hun  al  te  luch- 
tige,  al  te  vluchtige  gracie.  Men  krijgl  er  dra 
genoeg  van.  Zc  worden  vervelend.  En  men 
gaat  zich  de  vraagslellen  of  het  niet  veeleer 
jammer  is  dat  een  schilder  van  zoo  onge- 
wone  virtuozileit,  zijn  talent  —  want  talent 
heeft  liij,  als  weinigen  !  — verspillen  wil  aan 
dergelijk  geflikflooi,  dat  maar  al  le  klaar- 
blijkelijk  bereUend  is  op  een  gemakkelijk 
niaai-  gevaarlijk  succes.  Want  dat  Lambert, 
met  <le  heusch  zeer  bcnijdbarc  niiddclen 
waarover  hij  beschikt,  ons  werk  van  nicer 
duurzame  waarde  zou  kunnen  schcnkcn,  dit 
bcwijst  immers  ten  voile  een  schilderij  als 
die  Noceurs  «  Oslende,  een  waarachtig  zeer 
origineel  werk,  waarbij  al  het  andcie  als 
aardig,  maar  tamelijk  nultcloos  tijdvcidrijf 


KUNSTBERICHTEN  —  UlT  ANTWERPEN 


wegzinkl.  Wil  dil  nu  zeggeii  dat  wij  liel 
afkeuien  dat  dcze  nog  jonge  kunstenaar 
zijne  modellen  in  deze  omgeviiig  ging 
zoeken?  Het  ware  oiizin  zooiels  te  bewe- 
reii  :  de  keiis  van  liet  onderwerp  doet  liier, 
evenals  altijd,  volstrekl  niels  ter  zake. 
Maar  we  zagen  veel  liever  Lambert  zijn 
vizie's  uitdrukken  desnoods  met  minder 
knapheid  maar  met  wat  mcer  bedachlzamen 
ernsl,  en  zijn  opgedane  impressie's  wat  meer 
laten  bezinkeii.  Scliilderijen  als  die  enkele 
doorgaans  kleine  doeltjes  Hooge  TiJ,  Voor 
den  Oceaaii,  Voor  den  golfbreker,  loonen  ons 
dat  Lambert,  ook  al  blijft  liij  langs  dezen 
kant  zijn  inspiratie  zoeken,  bekwaam  is 
nieer  te  geven  dan  louler  mondanileiteii, 
weergegeven  met  een  zeldzame  handiglieid, 
maar  die  door  haar  leeghei<l, doorgaans  geen 
blijvenden  indruk  acliler  lalen. 

<«^  «»^  5«^  ««^  ««S  ««^'  ^^  ^^  5«^  ^'^  ^"^ 

CH.  VICTOR  HAGI-:MAN  /:♦.  Wat  is  na 
veel  onmachlig  gel)azel  of  blulTerig,  onern- 
stig  gedoe,  deze  schilder  een  verblijdende, 
sympatliieke  verschijning  !  Zijti  tentoonstel- 
ling  in  liel  Kunstverbond  was  een  der  voor- 
naamste  kunslevenemenlen  van  dil  drukke 
seizoen.  Grootendeeis  waren,  voor  wie  de 
groote  tentoonsteilingen  van  de  laatsle  jaren 
met  aanciaclit  voigde,  deze  werken  bekend, 
maar  belangrijk  was  dil  salon,  onidat  het 
vereenigde  de  syntliese  van  een  gansch 
CEUvre,  omdat  liet  verlegenwoordigde  een 
afgeleekende  periodc  in  de  evolutie  van  een 
artist,  die  door  nocslcn  arbeid  tot  een  ver- 
bazende  ontwikkeling  van  zijn  talent,  door 
een  gedurige  verdieping  zijner  vizie  tot  een 
ongevv'one  psycliologische  kracht  geraakle. 
Deze  lentoonslelling  is  van  beteekenis  in  liel 
artislick  leven  van  llageman  :  met  haar 
wordt  af'geslotcn  een  periode,  op  het  oogen- 
blik  dat  de  schilder  op  een  keer[)unt  geko- 
nien,  oiis  waarschijnIijU  een  anderc  zijde 
van  het  leven  toonen  gaat.  Welke  gloricnze 
verrassingen  staan  ons  te  wachten  '.' 

Men  heeft  dezen  schilder  dwaselijk  van 
eenzijdighcid  i)csclnil(lig(l,  omdat  hij  zich 
met  voorlielde  keerde  tot  zcer  bizondere 
lypen  :  joden  ,  landverhuizcrs,  liiniioe's. 
Maar  wie  als  hij  nil  dit  vrcenidc  exolische 
leven  alios  haalde  wal  er  in  lag,  or  de  gan- 


sche  (licpe,  verborgcn  ziel  van  ontdekte  en 
uitdrukte,  er  de  groolsche  algemeene  men- 
schelijkheid  van  zag,  en  in  zijn  werk  om- 
zetle  tot  schoonheid,  die  is  een  kunstenaar 
van  meer  dan  alledaagsche  beteekenis.  Geen 
uitzonderingskunst  is  deze,  maar  het  leven 
zelf  in  al  zijn  aangrijpende  tragiek,  samen- 
gevat,  gesyntheliseerd  zooals  allecn  eenige 
zeldzame,  innig-voelende,  sterk-willende, 
sloer-ernslige  kunslenaai's  het  nog  ver- 
mogen. 

Want  is  b.  v.  deze  Zoogende  landverlmi- 
zersuronw  niet  een  monumentaal  figuur, 
geen  aangrijpend  symbool  van  nioeder- 
schap'.'  Is  deze  Esther  niel  het  lypische 
beeld  der  Israelietische  vrouw,  de  concrete 
verpersoonlijking  van  een  ras?  Draagt  deze 
Hindoe,  met  zijn  vreemd-schoonen,  fijnen 
kop,  niet  de  gansche  uildrukking  van  zijn 
tot  verval  geraakle  prachlig  volk?  En  zijn 
dcze  drie  symbolen  niet  vol  van  een  alge- 
meene, roerende,  menschelijke  karakler? 

Ik  noem  slechls  deze  drie  werken,  omdat 
ik  aan  de  verleiding  weerslaan  moel  den 
bewonderenswaardigen  artist  die  Hageman 
is  te  doen  uilkomen  in  die  vele  andere  wer- 
ken, waarin  hij  lelkens  een  deel  zijner 
machlige  emolie  in  een  schoonen  voi'm 
heefl  neergelegd.  Want  ooU  op  lechnisch 
gebied  zijn  deze  schilderijen  bewonderens- 
waardig  :  kloek  gebouwd  en  scherp  gelee- 
kend  zijn  deze  Hgurcn,  in  een  kleur  die 
slemniig  en  dieptonig,  maar  steeds  zeer 
harmonieus  blijft. 

Op  dil  oogenblik  heeft  Hageman  Anlwer- 
])en  verlaten  oni  zich  le  Brussel  te  vesligen. 
Men  heefl  hier  de  diepe  beteekenis  van  zijn 
kunsl  niet  begrepen,  en  hij  bleef  als  vele 
anderen  steeds  versloken  van  alle  waardee- 
ring.  Zal  hcl  hem  elders,  wat  dil  betreft, 
beler  gaanV  Het  is  Ichopen,  schoon  wij  met 
eenige  billerheid  betrcurcn  mogen,  dat  weer 
ecus  te  mcer  een  groot  Anlwcrpsch  kunste- 
naar elders  den  moreelen  steun  ging  zoeken 
waarop  hij  rechl  had,  en  dien  men  hem  hier 
onlhield.  Maar  laat  ons  tevens  niet  veigelen 
dat  Hageman  een  van  die  slerke  karakters 
is,  die  aan  alle  oincieele  erkenning  den  brui 
geven,  om  alleen  de  verwezenlijking  van 
bun  droom  te  benaderen. 


182 


KVNSTBERICHTEN  -  UlT  AXTWERPES  -  i'lT  BRVSSEL 


^•^^  ««'S  ^'^  '•^^  ^^5  5#'S  ;«^  ?«^  «#^  ^'^  <«^ 

IIHT  KL'NSTVKHHONl)  sloot  mel  eenc  leii- 
looiislcUing  vnn  paslcls  en  leekeiiingeii  zijn 
(irukke,  welgelukte  wiiiterwerkiiig.  Hel  wa- 
reii  alweer  dezell'ile    kuiisteiiaars   die  hier 
den    loon    aangaven,    en    door    werk    van 
waarde  aaii  dit  salon   belang  kwamen  bij- 
zelten   :   Richard    Baseteer    met   een    reeks 
zeer  lijiie,  delicate   pastels,   Studies  van  de 
Beneden-Schelde,  uiterst  teere,    venassend- 
juisle  annolalies  van  liiclit  en  water,  wolk- 
en  lichletTecten  boven  de  eindeloosheid  van 
den  bieeden  slrooni.  Wat  een  wijdscliheid, 
wat  een   heilige   kalmie  nu   eens,  vval  een 
jubel  ceil  andeie  maal,  weet  liaseleer  telkeiis 
ill  die  kleine.  niaar  zeer  piecieuse  werkjcs 
te  leggen  !  Jakob  Smils  met  een  groote  rood- 
krijtlcekening,  De  Brief,  en  een  reeks  leeke- 
iiingeii van   lypeii   en    inteiicurs,   alien  hoc 
klein  van  afineliiig  ook  sonis,    toch   vol  van 
die  karaklerislieke  groollieid  die  het  werk 
van  dezeii  meesler  bijna  allijd  onderscheidt; 
Charles  Merlens,    wiens   studies    voor  het 
zoldcringdecor   van   de    Vlaanische    Opera 
zeer  belangrijke  documenlen    waren    voor 
het  leeren  keiineii  van  de  decoratieve  zijde 
van    zijn    talent,    naast    do    aristocratische 
kleurdistinctie  van  b.  v.  dit  zeer  niooie  Kiii- 
deiporlret ;  Rmil  Vloors,   wiens   reeds  dik- 
wijls   gezienc   vrouwenportret    Het   groene 
medaljon,  een  typiscli  specimen  is  van  de 
gracieuze  kiinst  van  dezen  schilder,  die  in 
knap  bewerkle  porlretten,  zich  vermeit  in 
aardige  kleurcombinalies  ;  Waller  Vaes,  die 
van  zijne  kleine  pastels,  zlchlcn  nil  Vene- 
tie  en  elders,    koslbare   kleinoden  niaakle, 
waarin  hij  al  de  prachl    van   een   ond,  ver- 
weerd    sledenzicbl,     of  van    een    dieploiiig 
nijverheidsland  nitdrukle  met  de  soherlieid 
van  middelen  en  dc  superiorileit  van  vizie 
die  hem  eigen  zijn;   Eug.  van  Mieghein,  die 
ook  hier  eeiiige   zeer   gocd  gekozen    voor- 
beelden  loonde  van  zijn  zoo  eigen  inlerprc- 
latics  van  het  Icveii  der  havenstad. 

Vcrdieiistelijk  werk  was  crverder  van  FIo- 
ris  Jcspcrs  (werkclijk  zeer  aardig  die  kleine 
maancireclen  van  de  Heiieden-Schelde),  van 
(ier.  Baksteen,  Rene  Bosicrs,  A.  L.  Kosler, 
Frans  van  Leenipiilten,  Rene  Lombaerts  en 
A.  van  do  Velde. 


^9i  ^•S  ^*i  ^  ^^  ^•^  ^  S**  ^^-  ^^  ^^ 
IN  DE  ZAAL  FORST  veizamelde  de  schilde- 
rijeii-handelaar  Campo  een  zesligtal  dingen, 
mecst  alien  van  zeer  bedenkelijke  mediocri- 
teil,  waar  Uisscben  alleen,  naast  een  kleur- 
rijke  schets  van  N.  Diaz,  De  geltik-kige 
Familie,  en  een  van  Monticelli,  De  Dame  in 
hel  Bosch,  een  schilderij  van  Frans  Courtens 
Aan  de  Zuiderzee,  en  een  iiiet  oiiaardige 
schets  van  Hcndrik  de  Braekeleer,  Biniien- 
plaals,  de  aandachl  liokken.        Ahy  Delen. 

CDDD  UIT  BRUSSEL  dddd 

1-:  N  T  O  O  N  S  T  1-:  L  L  I  N  C. 
«  POUR  L'AHT  »  A^^ 
Dil  is  ceil  der  oiulsle, 
tevciis  een  der  degelijk- 
sle  onzcr  kunsleiiaars- 
groepcn,  waarondcr 

liooge  rigureii  als  Fabry 
en  Rousseau  de  Iradities  eencr  kunst-arislo- 
cralie  lioog  houden  en  blull'ers,  lawaaima- 
kers  en  broodscliilders,  angstvallig  wordeii 
geweerd.  Elke  tenloonstelliiig  is  allijd  uit- 
slekend  inecngezel  en  mogen  het  al  niet  alle 
meesterwerken  wezen,  het  gelieel  geeft  toch 
steeds  den  indruk  van  een  eerlijk  en  oprecht 
schoonheidsslreveii. 

Op  dezejongsle  tentoonstelling  had  Euiiel 
Fabry  vijf  prachlige  composilies  ingezon- 
den,  waarvan  dric  lot  het  allerschoonsle 
werk  mogen  wordeii  gerekend.  De  Mnziek, 
de  Pldsliek-  en  de  Hurnionie.  In  deze  tijdeii 
van  plat  realisme,  van  karikatunr  en  waar- 
delooze  improvisalie,  is  Fabry  een  dier 
zeldzanie  kunslenaars,  die  werken  vooil- 
brengen  welke  naast  ilie  der  groote  Ouden, 
waard  zijn  om  bewaard  te  wordcn  door  het 
nageslaclit.  Hij  is  een  idealist,  die  oiis  zijn 
droomeii  en  aspiralies  verlolkl.  door  bun 
bet  inachligsle  allcr  i)rcsliges,  dal  der  kunst 
le  verleenen. 

Victor  Rousseau,  de  beeldhouwer,  een 
aiKler  zuiver  arlist,  had  prachlige  busies  cn 
tcgelijk  heel  delicate  en  loch  iiuhukwek- 
kende  bronsjes  ingezoiulen,  kkin  van  vcr- 
houding,  maar  niellemiii  groolsch  door  dc 
krachl,  de  inlensileit  cn  de  poezie,  die  er 
in  lag. 


183 


KUNSTBEIilCH'l EN  —  UIT  BRUSSEL 


Onder  de  oveiige,  liet  iiieest  l)e\voiider(le 
en  verdieiistelijkste  werk,  iioem  ik  eeii 
Avoiid  vail  van  Holder,  een  piachtif>  gescliil- 
derd  doek, —  van  een  innijjheid  —  een  dieple 
van  gevoel,  dat  wcinig  schildeis,  altijd  ver- 
onderslehi  dat  liun  slreven  nog  in  die  licli- 
ling  gaat,  —  verniogen  te  bereiken. 

Oleffe  en  van  de  Woesteyne  hebben  jjeide 
laleni  —  een  feit  waarvan  men  ben  onafge- 
broken  verzekcrl,  niaar  we  wachten  nog 
steeds  —  van  den  een  als  van  den  ander, 
een  werU,  waarin  zich  dat  talent  op  aangrij- 
pende  en  legelijk  overtuigcnde  wijs  zal 
openbaren.  Evenals  vele  aiidere  rijk  be- 
gaafden,  geven  ze  ons  allijd  den  indiuk 
van  een  kooitsacbtig  opdrijven  bunner 
kracbten  en  een  zicb  versnipperen  in  schet- 
sen  en  stndies.  (".aniille  LaniJjert  bezit  even- 
eens  vele  gaven,  durf  en  een  groot  talent, 
wij  zouden  lieni  onderweipen  willen  toe- 
vvenscben, nicer  bcnizelf  en  die  gaven  waard  ! 
Wanneer  zal  eindelijk  onze  liedendaagscbe 
kunsl  opbouden  oni  de  mode  en  den  smaak 
der  nienigte  le  streelen?  Iji  dit  opzicht  lieb- 
ben  de  Hoerinnen  van  Firmin  Baes,  een 
lofwaardige  uilzondering  gemaakt  op  den 
algemeencn  regel.  Hij  geefl  aan  onze  lande- 
lijke  bevolking  bun  aangeboren  adeldom 
weer.  Die  frisscbe  en  gezonde  kinderen  van 
den  bodem,  zijn  eens  een  aaiigename  afwis- 
seliiig  op  de  grimassen  trekkende  siiuiten, 
vvaarmee  somiiiige  zoogez.  realisten  onze 
dioomerige,  stemniingsvolle  velden  en  vlak- 
ten  willen  bevolken.  De  verbeelding  en  de 
levendige  geest  van  Amedee  Lynen,  trekken 
iiiij  niede  altijd  bijzondcr  aan,  want  zijn 
vroolijkbeid  onlaardt  nooil  in  parodie  of 
sarcasme  en  zijn  uitgelateiiste  tooneeien 
blijven  locli  altijd  bevallig,  voornaam  en 
sympalbiek.  Prosper  Colmant  blijft  mede 
altijd  aanlrekkelijk  omdat  zijn  kunst  streel'l 
naar  een  edel  doel,  dat  liij  met  elk  werk 
dicliter  nadert.  Hoven  al  dc  overigen  muni 
ecbler  de  Licrsclie  meester  Isidoor  Opsomer 
uit,  die  bij  voorkenr  de  mooic  hoekjes  nil 
zijn  scbilderachtige  geboortestad  en  liaar 
omslreken  wcergeel'l  en  de  ingenonienbeid 
van  den  kunslenaar  met  zijn  on(leivvcr|)  in 
zijn  werk  doel  gevoelen.  De  oevers  van  de 
Nellie  liebben  in  lieni  liuii  bezielden  zanger 
gevoiiden.  Naasl  slnkken  als  de  McimtmiuL 


maken  de  rnmoeiige  doekeu  onzer  himi- 
iiislen  op  ons  allijd  i\Qn  indruk  van  knappe 
inslanlanes.  Voegen  we  bierbij  dan  nog  de 
namen  van  deu  beeldliouwerPieter  Braecke, 
van  Wolfers,  d'Havelooze  en  de  Haspe,  dan 
liebben  we  de  besle  exposanten  in  dit  kleiiie 
Salon  van  Voor  de  Kunsl  genoenid. 

^9t  c^»i  c^»5  ^9t  ^9t  ^9i  ^9i  ^fi  ^Pi  ^9i  ^ft 

LOUIS  TITZ  is  een  der  teedersle  vertolkers 
van,  ik  wil  niet  zeggen  onze  doode  steden, 
want  deze  benaming,  bet  eerst  door  de 
ziekelijke  verbeelding  van  George  Roden- 
bacli  gebruikt  en  sedert  vele  malen  niis- 
bruikt,  passeii  niet  op  onze  lieve,  ingetogen, 
laeliende,  sluimerende  stadjes,  als  bij  v.  Diest 
en  Dendermonde,  die  moeilijk  een  waarili- 
ger,  aantrekkelijker  vertolker  zouden  kun- 
iien  vinden  dan  juistTitz.  Zooals  bij  ze  ziet, 
doen  ze  ons  aan  als  de  aardige,  gezellige 
verbalen  van  beel  oude  menschen,  die  zich 
gaarne  verdiepen  in  herinneringen  van  het 
verleden  en  van  bun  jeugd.  Zoo  doel  Titz 
ook  die  lieve,  oude  stadjes  spreken  en  in 
tegenslelling  met  zijn  kunslbroeders  ver- 
diept  hij  zich  liever  in  bet  aarlsvaderlijk 
intieme  dan  in  de  tragiscbe  gescbiedenis  er 
van.  Vandaar  de  glinilacb  op  zijn  gracbljes, 
in  de  boekjes  van  zijn  Begijnhoven,  zijiier 
boehtige  reitjes  en  kromme  sleegjes.  Het  is 
een  allerbekoorlijkste  en  heel  personeele 
kunst.  Het  aanlal  zijner  bewonderaars  breidt 
zich  dan  ook  steeds  iiieer  uit  en  zijn  jongste 
lentoonstelling  is  een  dci-  best  geslaagde  van 
den  geheelen  winter  geweesl. 

r*  g,»i  eg,*  &*  ^S*  ^^  S**  S'J  cft»-  S»5  S* 
llKNBl  ANSPACH,  een  jonge  Luiksche  kuns- 
lenaar, lieel't  laailst  een  belangrijke  lentoon- 
stelling in  den  Kunstkring  geliad,  waaibij 
bij  zich  als  een  ontroerd  en  getrouw  verlol- 
ker  van  de  landschappen  in  bet  Walenland 
geopenbaard  heelt.  Van  deze  plckjes  geeft 
hij  vooral  met  groole  sajiiiigheid  van  kolo- 
riet  en  giootc  levendigheid,  dc  blijde  gratie, 
het  grilligc,  steeds  wisselende  licht  en  de 
cigenaardige  legenslellingen  weer,  gedu- 
rende  dc  nicest  glorieuse,  stralendsle  uren. 
Mooic  kijkjes  op  de  Maas  en  de  Ourthe 
gcel't  hij,  zich  verliezend  in  de  dciningen  van 
din  borizonl  en  zcldcn  zicl  bij  ze  in  dc  scha- 


184 


KUNSTBERICHTEN  —  UlT  BRUSSEL 


duw,  bijna  altijii  in  tie  zon  !  Anspach  is  een 
jong  en  geluiikig  schilder,  wiensoiiverstoor- 
baar  goede  luiiii  het  meest  in  overeeiistem- 
ming  met  de  zon  is,  als  ze  zijn  geliefkoosde 
vcldcn  en  vliedende  vlalvten  beslraall. 

We  Iici)ben  tevcns  zeer  zijn  teekeningen  in 
zwarl  krijt  bewonderd,  met  een  losheid  en 
kraniglieid  van  loets,  die  uilstekend  bij  het 
eigenaardig  type  van  de  landstieck  passen. 

IN  DEN  KUNSTKHIXG  TE  LAEKEN  jC^ 
Een  belang  inboezenicnde  poging  tot  aitis- 
tieke  decentralisalie,  heeft  te  Laeken  plaats 
geliad.  De  jeugdige  kunslenaars  der  lionink- 
lijke_  residentie.  liebben  tereclit  genieend 
dat  de  aantrekkelijkheid  van  het  aardige 
plaalsje,  met  zijn  niooie,  groote  parken  en 
breede  pleinen  en  lanen,  dat  zich  zoo  gunstig 
van  onze  doodsche  liuizen  en  sleeneii 
woeslijnen  ondersclieidt,  door  wal  kunst- 
leven  en  l)e\veging  nog  veel  zou  winnen. 
Daartoe  openden  ze  hun  Kunslkring  met 
een  belangrijke  lenloonslelling,  waaraan 
door  reeds  beroemde  oudeien  als  Colmant 
en  Merckaert  deelgenonien  werd  en  waar 
iiieuw  aangekomenen  als  Van  Looy,  Spae- 
lant,  Counhaye,  Van  i-^xtergem  en  Landuyt, 
zich  van  gunstige  zijde  liebben  doen  kennen. 


LEON  FREDERIC  /i^^  In  afwachting  van 
een  meer  uitgebreidde  studie,  die  ik  mij 
voorslel  meer  speciaal  aan  dezen,  een  der 
grootste  en  meest  oorspronkelijke  Relgisclie 
meesters  te  wijden,  vermeld  ik  het  biiiten- 
gewoon  succes,  dat  onlangs  door  hem  in  den 
Kuiistkring  behaald  is.  Zijn  doeken  werden 
vlijtig  door  de  liefhebbers  gekocht.  Dit 
overigens  volkomengerechtvaardigd  sncces, 
verv^'onderde  ons  niettemin  eenigszins  en 
deed  ons  met  weenioed  lerugdenken  aan  den 
tijd,  toen  de  schoonsle  en  aangrijpendste 
scheppingen  van  den  meester,  den  weg 
terugvonden  naar  zijn  atelier  of  door  den 
vreenide  weiden  weggekaapt.  Zoo  kvvam 
het  Luxembourg  o.  a.  in  't  bezit  van  de 
Leeflijden  ixin  den  lioer,  een  Drieluik  —  een 
der  schoonste  picturale  scheppingen  van 
den  laalslen  lijd.  De  werkcn  die  Frederic 
(iitniaal  in  den  Kring  ingezonden  hail,  ston- 


den  niet  volkomen  op  gelijke  hoogte  en 
juist  daardoor  giiigen  ze  als  de  kooplui  zeg- 
gen,  wellichl  gemakkelijker  van  de  hand. 
Allen  echter  ondeischeidden  ze  zich  door 
Frederic's  gewone  frischlieid  en  hoogst 
oorspronkelijke  wijze  van  zien  en  handhaaft 
hij  altijd  zijn  naam  alsonafhankelijk  kunsle- 
naar.  Nooit  wacht  hij  van  iemand  bevelen 
af  of  volgt  een  ander  na.  Langzaam  slijgend 
is  hij  loegenonien  in  aanzien  en  kracht  en 
heeft  hij  zich  welen  le  doen  gelden  door 
zijn  enkele  wilskracht  en  zijn  geloof  in 
zichzelf. 

GE0RGE;S  LEM.MEN  is  evenzeer  een  een- 
zaam  strever,  een  koppig  en  hardnekkig 
werker,  wel  zeer  duidelijk  te  onderscheiden 
van  het  heirleger  onzer  kunstnijveraars,  die 
ons  met  hnnne  waar  komen  overstroomen. 
Er  bestaan  weinig  meer  gewetensvolle  kuns- 
lenaars. Niet  alleen  is  hij  altijd  zichzelf 
gebleven,  maar  steeds  heeft  hij  zich  zelf 
hernieuwd  —  streeft  naar  lets  nocli  iiie  da 
gewesens  en  naar  grooler  volmaking.  En  iiu 
is  eindelijk  dit  talent  tot  stralende  rijpheid 
gekomen  !  Letlerlijk  alles  heeft  hij  voorzich  : 
zijn  teekening,  zijn  kleur,  zijn  wijze  van 
samenstellen,  zijn  teedere  voornaamheid. 
Hij  munt  evenzeer  uit  in  het  Slilleven  en  in 
het  Porlrei.  Hoewel  de  invloed  van  het 
Fransch  modernisme  niet  geheel  vreemd 
aan  zijn  kunst  is  gebleven,  heeft  hij  zich  dit 
modernisme  eigen  gemaakt  zonder  er,  zoo- 
als  l)ij  vele  anderen  het  geval  is,  de  bedeesde 
en  nederige  dienaar  van  le  worden  en  zege- 
pralend  maakt  hij  het  nieuwe  slreven  aan 
zijn  eigen  aspiraties  en  zijn  eigen  tempera- 
ment ondergeschikt. 

Zijn  tentoonstelling  in  de  (ialerie  Giroux 
was  een  gebeurtenis!  Evenals  bij  Frederic 
zijn  de  kooplui  en  de  mode  zich  eindelijk 
met  hem  gaan  benioeien.  Des  te  belcr.  want 
kunstenaars  van  zijn  kracht  zijn  wel  bestand 
tegen  het  dronken  makende  van  het  succes 
en  blijvcn  standvastig  bij  voor-,  zoowel  als 
bij  legensiioed. 

ALFRED  VEHI1AI-;REN  is  cveneens  zonder 
eenige  kwcstie  een  onzer  schoonsle  schil- 


185 


KUNSTBERICHTEN  —  UlT  BRUSSEL  —  HIT  LEIDEN  -  PERSONALIA 


ders  en  weinigeii  beziltcn  cen  zoo  schille- 
rend,  z6o  veclvormig,  zoo  rijk  palet  als  hij 
eii  (ie  armzaligste  huizeii  en  krotjes  vvonien 
door  zijn  liartslochlcUjke  kleureii,  lot  ver- 
blindens  toe  verrijkl  en  verlicht.  Hij  is  de 
medewerker  van  de  zoti  en  in  dit  opziclit  is 
hij  aan  de  Braekeleeren  Stobbaerts  vcrvvaiit. 
Hij  geeft  voor  goed  eeii  kras  door  de  iiiii- 
fornie  grauwschildering,  waartoe  het  ini- 
pressionisnie  de  schildeikunst  scheen  te 
hebben  gedoenid.  Onder  de  vele  klad  verwers 
is  hij  een  scliilder.  Zijn  rood,  zijn  groen,  zijn 
blauw,  zijn  als  gedrenkt  in  licht  en  stralen 
als  zoovele  edelsteenen  en  naast  hem  konien 
onze  zoo  gezegde  luniinisten  ons  verdron- 
keii,  schemerig  en  nevelachtig  voor  en  hun 
zoogezegd  licht  is,  om  een  niooie  uitdiuk- 
king  van  Heinrich  Heine  te  gebruiken,  waar 
hij  slechl  vcrtolkle  poezie  parodieert,  als 
een  «  ausgeslopfler  Mondstrahl!  ». 

5^  ;^  ««^  ««^  5»^ ««^'  ««^' ^;  ^"^  5#^««^ 
PAUL  DUBOIS  had  in  den  Kring  een  geheel 
zijner  bevalligste  werken  ingezonden,  die 
geheel  vreemd  waren  gebleven  aan  alle 
gewildheid  of  dwang.  Hierdoor  heeft  hij 
zich  een  eigenaardige  plaats  onder  onze 
beste  beeldhouwers  verzekerd,  die  evenals 
onze  schilders  maar  al  te  dikwijls  zijn 
geneigd  om  kracht  met  brutaliteit  en  slordig- 
heid  met  natuurlijkheid  te  vervvarren.  Stuk- 
ken  als  de  Hloemslinger,  de  Zoiiier,  Inspiratie, 
Moeder  en  kind,  zijn  wondercn  van  sereni- 
teit  en  wel  overwogen,  wel  tegen  elkaar 
opwegende  harnionie.  Doch  lang  te  voren 
reeds  had  Dubois,  de  aandacht  der  fijnproe- 
vers  op  zich  gevestigd. 

LE  LHiHHK  {\)E  KLIMOPi  IN  DK  ZAAL 
BOUTE,  een  onzer  jongste  Kunstkringen, 
heeft  ons  dczen  winter,  naast  al  te  talrijke 
schelsen,  enkelemooie  en  sonimigezelfszeer 
geslaagdc  werken  van  Servais,  Seghers, 
de  Clercq,  Piet  Stobbaerts,  Huyghens  en 
Jacqmolte  gebracht. 

(i.  E. 


%*  eft*  S*  $.*  'S.»5  eg,*  a*  S*  eg,*  $,*  S* 

UDDD    UIT    LEIDEN    DDDD 

KIDSCHE  KUNSTVEREE- 
NIC.IN'C.  ±  DIRK  NIJ- 
LAM)  yO^  De  waarde 
van  licl  doorgezel  zoeken 
van  dezen  teekenaar  is 
Ihans  Ie  bepalen  naar  de 
1  esullalen  welke  deze  vol- 
ledige  lenloonslelling  biedl.  Trots  misken- 
ning  aanvankelijk  heeft  Dirk  Nijlaiid  koers 
gehouden  in  de  richting  welke  met  het 
Fransche  neo-impressionisme  in  het  nauw- 
ste  verband  staat.  En  niet  Ie  ontkennen  is  : 
Dirk  Nijland  heeft  er  de  ziel  geheel  van 
begrepen,  het  gevoel  er  gansch  van  vast. 
Zijn  Halle  van  den  Ivein  is  een  oorspronke- 
lijk  slaal  van  nuchter  aanschouwde  werke- 
lijkheid,  scherp  en  sterk  gesteld,  superieur 
aan  de  landscliappen,  zelfs  aan  de  meest 
geslaagde,  waarvan  het  Dordlsche  Museum 
ereenbezit.  Uit  de  verschillende  tijdstippen 
van  's  schilders  levensloop  biedt  deze  uit- 
voerige  tentoonsteliing  arbeidsproeven.  Er 
zijn  dus  de,  aan  Japansche  houtsneden 
herinnerende  zwartkrijl  krabbels,  rivier  en 
zeegezichlen  schier  alien,  uitgewerkleteeke- 
ningen  als  van  den  pastorieluin  en  voorlsde 
olieverf  doeken,  waar  minulieus  en  nauw- 
keurig,  landscliappen  zijn  in  beeld  gebracht, 
overdacht  en  als  uit  een  zinvol  overpeinzen 
geboren  en  in  zooverre,  al  ontbreckl  de 
overgave  van  een  schihicrssentiment,  niet 
zonder  slemming. 

Alb.  D1-:  Haas. 

5^*2^,*  S;*  eg,*^*  ^  ^*  ^*  2^*  a^  ^ 
D  D  c  D  PERSONALIA  G  D  n  d 

P.  JOZ.  VAN  DEN  C.HEYN  S.  J.  f.  A-^  Ken 

gevoelig  verlies  leed  de  wetenschap  in  het 
afsterven  (30  Januari  11.)  van  den  geleerden 
hoofdconservalor  der  Koninklijke  Biblio- 
theek  van  Belgie,  den  pater  Joz.  van  den 
Gheyn,  die  in  1909  wijlen  den  beer  Hymans 
opvolgdc.  Zijn  veelzijdige  kennissen  en  zijn 
wijdioo|)cndc  werkzaamheden  kunnen  wij 
hier  niet  brcedvoerig  uiteen  zellen.  Maar 
een  bcknopt  ovcrzichl  van  bet  reusachtige 
werk    van    dczen    nitzondeilijken    man    zal 


186 


PEIiSONA  LI  A 


Phot.  Pardon,  Prussel. 


alleen  reeiis  volslaan  om  te  doen  iiizien  <lal 
mel  hem  verdweeii  ceii  iler  schoonsle  fi^u- 
ren  van  dezen  tijd. 

Hij  werd  geboren  te  Gent  op  24  Mei  1854. 
Zijn  vader,  leeraar  van  scheikunde  aan  de 
Hoogeschool  aldaar,  plantte  lieru  de  liefdc 
in  voor  de  wetenschap.  Reeds  vroegtijdig, 
nl.  in  1888  trad  liij  op  als  medewerker  van 
het  genootschap  der  Bollandisten,  en  was 
tegelijkertijd  werkzaani  als  leeiaar ,  ge- 
schiedsclirijver,  etluiograaf,  philoloog  en 
hagiograaf. 

De  ontzaglijke  aibeid,  vereischl  voor  de 
hem  opgcdragen  uitgave  der  .\cla  Sancto- 
rum, was  hem  geen  beletsel  om  in  1896  het 
ambt  van  Conservator  van  de  handschril'ten 
der  Koninkhjke  Bibliotheek  le  aanvaarden. 
Daar  was  hij  voortdurend  in  de  gelegenheid 
aan  de  kunstgeschiedenis  onschatbare  dien- 
sten  te  bewijzen.  «  Met  vaderHjke  bezorgd- 
heid  en  vaderlandschen  trots  .>,  zoo  schreef 
een  zijner  verdienstelijkste  en  trouwste  me- 
dewerkers,  de  heer  Emiol  Wagemans,  a  zag 
men  hem.  in  de  bestendige  uitstalling,  voor 
hel  oort  van  den  betooverden  toeschouwer, 


de  onoverirotfen  niiniatuurhandschriften 
open  vouwen,  waaraan  onze  oude  Vlaam- 
sche  meestersde  wonderen  van  bun  penseel 
toevertrouwden.  Met  een  schrander  vooruit- 
zicht  wist  hij  aanhoudend  de  verzameling 
te  verrijken  en  kon  liij  aldns  ondcr  nieer  de 
belangrijkste  handschriften  uit  de  boekerij 
van  Sir  Tliomas  Phihpps,  te  Cheltenham, 
aanwerven.  Door  bijzondere  werken  op  mi- 
niatuurgebied,  riep  hij  de  aandacht  der 
kunslwereld  op  de  voortrellelijksle  pronk- 
slukken  zijner  atdeeling,  en  zond  deze  be- 
reidwillig  ter  bewondering  naar  vele  belang- 
rijke  tentoonslellingen. 

Doch  meest  van  al  droeg  daartoe  bij  zijn 
standaardwerk,  de  groote  Kataloog  der 
Handschriften  :  in  een  afdeeling  waar  alles 
le  doen  was,  dierfhij  het  aan  eene  voUedige 
nienwe  beschrijving  en  indeeling  op  Ic  stel- 
len  van  al  de  handschriften  die  in  de  oude 
inventarlssen  meer  dan  25,000  nummers 
l)eslaan  ;  hiervan  verschenen  jaar  op  jaar, 
negen  lijvige  boekdeelcn  die  de  bewonde- 
rin'g  vanalle  bibliografen  afdwingen.  » 
\"\u   zijn    meest   belangrljke   hcrnitgavcn 


187 


PERSONALIA  —   V Alii  A 

van  oude  niiiiinliuiiliaiidschrinen  uil  lie 
Koninklijke  Bibliollicek,  kuiinen  hier  vcr- 
meld  worden  Le  Psaulier  de  Pelerhoroiinh 
en  Le  Bicviaire  de  Philippe  le  Bon. 

Tot  het  laatste  oogenblik  heefl  pater  van 
den  Gheyn  zich  opgeofTerd  voor  de  welen- 
scliap,  en  verliet  sleclils  zijn  post,  wanneer 
de  ziekte,  die  hem  sinds  lan>i  onderniijnde, 
hem  alle  werk  onniogelijk  niaakle.  Als  ge- 
leerde  laat  hij  een  leenile  achler  zicli,  die 
bezwaarlijk  weer  aan  te  vullen  is.  Van  den 
mensch  liewaren  alien  die  hem  gekend  heb- 
ben,  een  uitniuntende  herinnering. 

In  zijn  betrekking  van  hoofdconservalor 

der  Koninklijke   Boekerij,   werd   hi]   opge- 

volgd  door  den  Benediktijner  Dom  Beiliere, 

als  conservator  der  handschriflcn  door  den 

heer  E.  Bacha. 

A.  1). 

*^  *^  '•^'  ^  '•'^'  '•'^^  '•'^  '•^  '•^  '•'^  '•'^ 

D  □  □  n  D  n  VARIA  n  n  d  n  n  n 

■♦V  Wijlen  staatsminisler  Aug.  Beernaert 
vermaakle  bij  testament  zijn  verzanieling 
oude  en  moderne  schilderijen  aan  de  sleden 
Brussel,  Antwerpen,  Brugge  en  Oostende, 
die  achtercenvolgens  voor  hare  musea  lien 
werken  zouden  mogen  uitkiezen.  Tot  nu  toe 
hebben  Brussel  en  Antv^'erpen  haren  keus 
gedaan. 

Brussel  nam  voor  haar  deel  de  volgende 
vv'erken  :  van  een  navolger  van  van  Dijck, 
een  Sinl  Sebastiaan ;  J.  van  Oost,  Porlrel  van 
een  matiislraat;  Jan  Stobbaerts,  Een  Stal ; 
Meissonier,  Een  Hnzaar  fsludie);  Fourmois, 
Dmiphine  landschapstudie) ;  F.  Lamoriniere 
Eandschap ;  Jakob  Smils,  Vrouwenboofd; 
Jan  Fyt,  Vogels  door  lionden  opuejdcij/d  : 
Victor  Hageman,  Twee  groepen. 

Antwerpen  koos  :  Albrecht  de  Vriendt,  De 
Ring ;  11.  Boulenger.  Budende  Vrouw ;  H.  Sla- 
quet,  Kapel  (akwarelj;  L.  Titz,  Brngsclie 
Kade  \aU\\'are\i ;  Binje,  Sladsgezicht  {akwa- 
relj;  Am.  Lyncn,  Ilei  Proces-verbaal  (akwa- 
rel) ;  Ravenstein,   Vronwsporlrel ;  Vlaamscli 


niee.sler  van  de  xvi=  eeuw,  Terug  van  de 
viscluHingsl ;  van  Delen  en  Palamedes,  Praal- 
gebonitien ;  Vlaamscli  meestcr  derxvir"  eeuw, 
Vdslcnavond  op  hel  ijs. 

Wij  hebben  op  dien  laalslen  kens  voor- 
loojjig  niets  af  le  wijzen,  en  wachlen  voor 
(le  nadere  bcspreking  van  deze  schildeiijen 
hel  oogenblik  af  waaro])  ze,  na  den  dood 
van  Mevrouw  Wwe  Beeinaerl,  in  de  verza- 
meliiigen  van  ons  Museum  zuUen  worden 
o|)genomen.  Alleen  knnnen  wij  niel  nalalen 
zondei-  meer  deze  vraag  te  slellen  :  welke 
reden  hccfl  de  beheerraad  van  het  Anlwerp- 
sche  Museum  geliad  om  de  zonder  eenigen 
twijfel  meeslerlijke  akwarel  van  Jakob 
Smils  De  Uiscipelen  van  Enimaiis  niet  te 
kiezen  ?  Wij  mogen  het  alleszins  belreuren 
dat  men  deze  uilmuiUende  gelegenheid  heefl 
laten  ontsnappen  om  gratis  een  zeer  repre- 
senlalief  werk  te  bekomen  van  dezen  kun- 
slenaar  die  —  wondcrlijk  genoeg  I  —  tot  nu 
toe  in  ons  Museum  niel  vertegenwoordigd  is. 

Hel  schilderij  za!  nu  waarschijnlijk  het 
museum  te  Brugge  gaan  verrijken. 

A.  1). 


De  afdeeling  der  beeklcnde  kunslen  in 
de  Wereldtentoonslelliiig  te  Gent  zal  een 
zeer  compleet  beehl  geven  van  de  heden- 
daagsche  Belgische  schilderkunst.  De  vol- 
gende artislen  werden  door  de  jurj'  uilge- 
noodigd  een  representalief  ensemble  van 
bun  werk  in  le  zenden  :  Rich.  Baseleer, 
Albert  Baerlsoen,  Georges  Buysse,  Emile 
Glaus,  Hem-y  Cassiers ,  Frans  Courlens, 
Ciamberlani,  Jean  Delvin,  A.  N.  Delaunois, 
A  Donnay,  De  la  Hoese,  Jean  Delville,  de  la 
Laing,  James  Knsor,  Leon  Frederic,  E. 
Fabry,  V.  Gilsoul,  Frans  Hens,  A.  Heymans, 
Gh.  Hermans,  F.  KhnopH",  E.  Laermans,  G. 
Lemmen,  Gh.  Mertens,  X.  Mellery,  C.  Mon- 
tald,  \.  Marcelte,  Aug.  Olclle,  Alice  Ronner, 
Tli.  van  Bysselbei-ghe,  Jakob  Sn)ils,  J.  Stob- 
baerts, Al  SIruys,  A.  Vcrhacren  en  E. 
Wnnlers. 


188 


ALEXANDKU   VAN   HAI'l'Altl). 

Na  zijn  ilooil  nileckcmi  dmir  I)i;  Jussii.en  i>E  Joni,. 

(Kigi-ndoiii  v:m  .llir.  Mr.  K.  HiililcT  van  Happaril.  Ii'  lUr.'chl). 


ANTHON  GERARD  ALEXANDER 
RIDDER  VAN   RAPPARD,  1858-1892 

ET  is  niet  om  het  oordeel  van  den  tijd  vooruit  te  loopen 
—  wie,  die  dit  zou  vermogen  —  dat  wij  de  aandacht 
vragen  voor  een  zoo  goed  als  vergeten  schilder,  wiens 
naam  zelden  verder  heeft  geklonken  dan  binnen  den 
kring  zijner  vrienden.  Doch  in  dit  geval  heeft  de  tijd, 
die  iederen  naam,  ieder  werk,  ongeacht  den  roeni,  de 
bekendheid  welke  de  artiest  bij  zijn  leven  ondervond, 
opnieiiw  weegt,  opnieinv  meet,  en  opnieuw  in  zijn,  met  zoo  vaste  hand  gehan- 
teerde  zeef  werpf,  —  deze  tijd,  is  in  zoover  voor  van  Rappard  aangebroken 
nu  zijn  werk  na  den  dood  zijner  wednwe  meer  onder  de  oogen  van  het 
publiek  gebracht  werd. 

Want  door  zijn  bijzondere  besciieidenheid,  door  de  voortdurende  onvol- 
daanheid  met  zijn  werk,  dat  hij  liever  verslopte  dan  Het  zien,  was  hij  zoo 
weinig  bekend,  dat  zeifs  zijn  intiemste  vrienden  zich  eersl  na  zijn  dood  een 
denkbeeld  konden  vormen  van  zijn  studies,  van  zijn  streven,  van  zijn  vol- 
harding. 

Wei  werd  in  de  maand  November  van  zijn  sterfjaar  door  de  zorgen  van 
zijn  vrienden,  een  tentoonstelling  van  zijn  werk  :schilderijen,aquarellen,  krijt- 
teekeningen,  in  den  Haagschen  Kunstkring  gehouden,  naar  den  catalogus  te 
oordcelen,  een  tamelijk  voliedige  verzameling,  welke  wij  tot  onzen  spijt  niet 
gezien  hebben.  Doch  het  is  met  zulke  uit  picteit  bijeengebrachle  tentoonstel- 
lingen  zoo  gelegen,  dat  zij,  waar  het  niet  een  groote  naam  geldt,  weinig  of 
geen  indruk  maken  en  dus  ook  weinig  of  geen  invloed  uitoefenen  op  den 
smaak  van  wat  men  het  publiek  noemt.  Een  enkele  wezenlijk  belangstellende 
moge  eens  verrast  worden  door  qualiteiten,  die  hij  hier  niet  dacht  te  zullen 
vinden,  een  enkele  maal  zooals  bij  Jongkind  mogen  de  nagelaten  werken  een 
revelatie  zijn,  die  den  weinig  gekcnden  schilder,  helaas  na  zijn  dood,  plotse- 
ling  beroemd  maaklen,  —  bij  van  Rappard  was  dit  niet  zoo  :  het  was  of  zijn 
naam  daarna  nog  in  Ic  dieper  vergetelheid  zonk. 

Hij   was  er,  met  zijn  crnstig  streven  om  de  dingen  bun  cigen  waarde  te 


Onze  Kunst,  Deel  XXIII,  ,Iuni  191,^. 


189 


ALEXANDER   VAN  RAPPARD 

geven,  de  figuren  in  Inm  aclie,  in  (.'igcn  niiliL-ii  Ic  zeltcii,  iiocii  aciilciKl  dc 
kleur,  noch  aandachl  over  liel)l)cnd  voor  dc  cisciieii  van  ceii  scliildering,  zon- 
der  eeii  enkele  concessie  aan  den  algemeenen  smaak  of  voor  den  veikoop,  — 
niel  de  persoonlijkheid  naar,  oni  zijn  naam  in  de  harlen  der  l)escii()n\veis 
te  stempelen.  Want,  l)ehalve  de  groole  schildereigenschappen,  die  lieni  nog 
onlbraken,  was  hij  ook  gelukkiglijk  verstoken  van  dat  doorgaans  goedkoope 
sentiment,  van  iiet  zoeken  naar  l)ehaaglijke  ondeiwerpjes,  dat  minderen 
dan  hem  de  gunst  van  liet  pnl)Iiek  deed  verwerven.  En  zoo  aan  zijn  werk 
een  ilinstratief  karakter  niet  altijd  le  ontzeggen  vail,  zoo  is  er  in  zijn  heste 
werk  een  zeldzame  belangelooslieid  op  le  nierken,  l)ehalve  voor  ailes  wat  de 
studie  van  zijn  onderwerp  aanheiangl,  zeldzaam  genoeg  om  hem  de  adding 
en  de  vriendscliap  van  de  l)este  onder  zijn  schilderende  tijdgenooten  te 
winnen. 

Eerst  na  den  dood  zijner  wednwe,  die  hel  nagelaten  werk  van  van  Rappard 
aan  den  schilder  Wenckebach,  een  vricnd  a!  nil  zijn  Ulrechlschen  lijd,  iega- 
teerde  met  de  bedoeling  dat  deze  dil  zoo  zon  kunnen  plaatsen,  (hi(  hel  meer 
bekend  en  meer  gewaardecrd  kon  worden,  zooals  zijn  ernslig  sireven  dit 
verdiende,  en  deze  zich  als  een  waar  vriend  met  opofleiing  van  lijd  en  nioeite 
van  deze  laak  kvveet  door  liel  besle  er  van  in  verschillende  nuisea  en  schilder- 
genootschappen  te  plaatsen,  werd  zijn  werk  lets  meer  bekend.  En  vooral  door 
de  tentoonstelling  welke  de  beer  Moes  in  de  ])rentenzaal  van  bet  Rijksmuseum 
aanrichtte  van  de  zevenlig  teckeningen,  die  hel  Prenlenkabinel  gckregen  had, 
werd  de  aandacht  meer  op  hem  gericiit,  werd  zijn  persoonlijkiieid  duide- 
lijker,  zijn  strcven  vaster  omlijnd.  En  voor  ons,  die  de  tentoonstelling  na  zijn 
<iood  niel  zagen,  die  door  gewone  tentoonstellingen  slechts  een  vagen  indiuk 
van  hem  ontvingen,  ons  deden  deze  conscientieuse  teekeningen,  zijn  verdiept- 
heid  in  bet  onderwerp,  bet  volhonden  om  altijd  weer  opnieiiw  de  aclie  te 
i)estndeeren,  verlangcn  meer  van  zijn  werk  te  leeren  kennen. 

Want  zoo  onze  groote  bewondering  uitgaat  naar  die  meesters,  die  bnn 
inziciiten  en  verlangens  zoo  glorieus  verwezenlijken  mocblen,  vvierwerken  de 
bakens  zijn  voor  geslacbten  op  geslacbten,  —  zoo  gaal  onze  sympatbie  ook 
vooral  nit  naar  die  aitistennalnren,  wier  talent,  wier  karakter,  wier  gemoeds- 
bevvcging,  niel  altijd  sterk  genoeg  bleken  om  bun  voorname  verlangens 
i)cvre(ligd  te  kiinnen  zieii,  docii  die  zicii  nicflemiii  niinmer  verlaagden  lot  een 
gemakkelijker  sncces  en  bnn  opvatting  zniver  bidden,  door  al  zoekend  en 
slrijdend  le  Irachlen,  ids  le  benaderen  van  wat  zij  zich  oj)  bnn  zdlgekozen 
weg  voor  oogcn  gesteld  hadden;  schilders,  arlislen  doorgaans,  wier  fijnere 
eigensdiappen  in  hel  gedrnisch  der  lentoonsldlingen  dooigaans  iiel  minsl 
gewaardeerd  worden. 

lid  was  zoo,  dc  cnkdc  nialen,  dal  men  van  Kappard's  werk  op  ccn  Icdcn- 


190 


ALEXAXDHH   VAX  RAPPARD 

teiitooiislelling  van  de  .McUitschappiJ  «  Arli  et  Amicitiip  »  ziig,  was  de  indruk  — 
wij  herimiereii  ons  een  aqiiarel  van  blinde  nuindenmakers  —  wel  dat  bet 
ondeiwerp  iiitnenu'iid  Ix-'sliidct'id  was,  wel  dal  cr  aan  de  actie  een  anndachl 


A.   \AN    HAPI'AHl)  :  llu^p^k(■l■klu)^:  walcrverl. 
(Eigrndoni  van  den  Heer  H.  J.  Haverman,  den  Haag). 

hesleed  was,  die  men  bij  de  meesle  interieurschilders  zelden  aanfreft,  maar 
dat  deze,  wat  het  enseml)Ie  van  handeling  en  kleiir  betrof,  vooral  wat  de  klank 
der  kleur,  wat  de  liarnionie  aanbelangt,  eigenlijk  gelieel  onvoldoende  was. 
Want  met  al  zijn  eerbiedwaardig  stndiemateriaal,  dat  bij  van  deze  bHnden, 
van  sommig  fabrieksbedrijf,  van  de  steenbakkerijen  ook  vooral,  bijeenge- 
braclit  bad;  met  al  de  degelijke  en  soms  venassende  voorstndies,  was  bem 
bet  inzicbt  om  een  scbilderij  goed  in  de  lijst  te  scbilderen,  cm  zijn  onderwerp 
tot  iels  mooi's  te  maken,  slecbis  bij  nitzondering  gegeven.  Hieibij  kwam  dat 
de  talentvoUe  jonge  Amsterdammers,  dat  wel  zeggen,  de  leerlingen  der  Rijks- 
Academie  van  Beeldende  knnsten  daar,  zijn  viienden  dikwijls,  in  dien  tijd 
veelal  zwaar  van  kleur  en  van  scbildering  waren,  en  van  atmosfeer,  zooals  de 
groote  Hagenaars  die  begrepen,  zoo  goed  als  geen  besef  scbenen  te  bebben. 
En  ol'scboon  van  Rappard,  betzij  door  Brusselscbe,  betzij  door  Parijscbe  of 
Haagscbe  invloeden,  betzij  door  onderlinge  wisselwerking,  later  zocbt  naar 
malscber  kleur,  naar  meerdere  blondbeid,  naar  uitdrukking  van  licbt  ook, 
zooals  men  dit  in  een  paar  studies  nit  een  ververij  zien  kan,  zoo  is  bet  tocli 
niel  aan  te  nemen,  dat  deze  manier,  bem  tot  een  voornamer  kleuropvatting, 
tot  een  beter  begrip  van  de  waarde  der  kleur,  lot  de  vorming  van  toon  zou 
voeren. 

Waar  bij  in  zijn  krijt-ol  penteekeningen  met  deze  overwegingen  niels  te 
maken  bad,  dan  is  bij  meer  zicb  zelf,  daar  is  bij  vrijer,  daar  loont  bij  zicb  in 
zijn  kracbt,  daar  kent  iiij  veel,  daar  is  bij  doorgaans  belangwekkend.  Het  is 


191 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

wel  opmerkelijk  dat  hij,   die  oni  het  teekenen  iiaar  model   voor  de  Iweede 
maal  de  Academie  van  Beeldende  kuiisten  te  Amsterdam  bezoclit,  j^eeii  liesef 


A.  VAX  RAPPARD  :  Convocatiebillet  voor  den  Utreclitsclien  Kunstkring 
op  autografisch  papier  voor  den  sleendruk  geteekend. 
(Eigendom  van  den  Heer  J.  W.  R.  Wcnckel)aeli,  te  Santpooit). 

scheen  te  hebben  van  wat  hem  veel  meer  onlbrak  en  zoo  weinig  scheen  te 
kennen  van  de  Haagsche  Meesters,  dat  het  niet  in  hem  opkwam  de  door  hem 
gezochte  blondheid  aan  deze  bron  zelve  te  zoeken.  Doch  aan  den  anderen 
kant  voelde  hij  aUichl  dat  zijn  kracht  daar  niet  geiegen  was,  was  het  zelf- 
kennis,  die  hem  nog  eens  naar  de  Academie  dreef,  was  het  de  bewustheid, 
dat  zijn  aanleg,  dat  zijn  hist,  dat  ook  zijn  smaak  vooral  in  het  teekenen  lag, 
zooals  zijn  nalatenschap  getnigt. 

Het  schilderij  waar  hij  sncces  mec  had,  nilerlijk  succes  lalen  wij  zeggen, 
was  de  Spinster,  dat  in  1880  te  Londen  geexposecrd,  een  zilveren  medaille 
verwierf.  Trouwens,  Vincent  van  Gogli  scheen  dat  een  zijner  beste  werken  te 
vinden,  althans  hij  schreef  daaivan  aan  van  Rappard  : 

«  Van  harte  wensch  ik  n  geiuk  met  de  zilveren  medaille  die  ge  te  Londen 
»  hebl  gekregen.  Voor  niij  is  I  een  salislactie  indertijd  van  dat  schilderij 
»  gezegd  te  hebben  wat  ik  ei'  van  gezegd  heb.  En  dat  nog  eens  hei'liaald  te 
I'  hebben  nn  onlangs  juist  hij  ons  ges|)rek  van  dien  Vrijdag  toen  ik  n  nog 
»  zeide  "  ikvind  in  de  kb'ur  van  dat  schilderij,  de  SpinKlcr.  iels  wal  inij  hclcr 
t>  en  solidrner  voorkomt  dan  l  geen  ik  n  bier  heb  zien  scinldeien.  Toch  het 
»  wevertje  maakt  daarop  weer  een  nitzondering  zooals  ik  tlians  ook  stipu- 
»  ieei'de.  Een  schilderij  in  een   lagen   looiiladdi-i'  bcgonnen  en  dan  van   hiag 


192 


A.  VAN   HAPHAIUI  :  S  IHl-.N  liAKKi:illJ  ,  .'Is 
(Kijkspi-enleni-:\liim-l,  Amsl.Tiliiin). 


193 


ALEXANDER   VAX  RAPPARl) 

»  af  op  zoekeii  le  voeren,  cl;it  sysleein  voiul  ik  dul  in  iiw  spinster  indeiiijd 
»  —  ofschooii  liet  eeii  zeer  oorsproiikelijk  manier  van  doen  was.  —  Ik 
»  lierinnerde  u  op  dien  Vrijdag  nof>  aan  u\v  eij^en  woorden  nit  een  uwcr 
»  brieven  over  dat  schilderij,  «  er  zilten  veihazende  krachten  in  »  En  die 
»  niisle  ik  wel  eens  in  u\v  later  werk.  » 

Ofsclioon  dit  schilderij  volj^ens  het  belrouvvbare  oordeel  van  een  zijner 
vrienden,  wel  een  ernslig  werk  zooals  troinvens  alles  wal  van  Rappard 
maakle,  niaar  toch  van  nit  dezen  lijd  gezien  niet  tot  zijn  ))este  belioort,  — 
zoo  is  het  laatste  gezegde  uit  den  brief  van  Vincent  van  Gogii  dat  wil  zeggen, 
dat  hij  in  zijn  eerste  peiiode  nicer  kracht  ontwikkelde  dan  later,  o.  i.  alleszins 
juist. 

In  het  Prentenkabinet  te  Amsterdam  \indt  men  krijlsludies  van  deze 
Spinster  in  verschillende  iioudingen,  sommige  l)elang\vekkend  van  opmerking, 
vooral  ook  om  het  onconventioneele  weeigeven  van  het  type,  soms  opmer- 
kelijk  om  de  impressie,  soms  gewoon,  zelden  oi'  nooit  belangrijk  door  de  lijn, 
door  de  kleur  van  het  zwart-en-wit,  of  door  de  voordracht.  Dit  is  voor  ons 
wel  zijn  eenige  verwantschap  met  Vincent  van  Gogh,  het  zich,  zooals  een 
Engelsche  dichteres  het  noemt,  «  soul-forward,  head-long))  werpen  in  zijn 
werk,  in  zijn  onderwer|),  zonder  aan  lets  antlers,  zelfs  niet  Ijcwust  aan  het 
resultaat  te  tienken. 

Zijn  teekeningen  nil  de  steenhakkerijen,  zijn  latere  nit  dc  katoenververij 
van  de  Poll  te  Haarlem,  zijn  dikwijls  verrassend  door  het  volhonden  van  het 
motief,  door  het  ontwarren  en  schuiven  der  verschillende  plannen,  door  de 
accurate  teekening  tier  macliines  en  hovenal  tioor  de  in  de  jniste  actie,  in  de 
juiste  verhoutling  en  in  het  ensemble  opgenomen  liguren  en  soms  ook  door 
het  licht  daarin,  tiat  aan  tie  fignren  relief  geefl. 

Men  zal  nooit  kunnen  zeggen  dat  hij  in  deze  onderwerpen  meer  bereikl 
heeft  dan  de  Josselin  tie  long  in  zijn  hoogovens  —  hoe  conscientieus  hij 
teekende,  het  gesjiierde  van  zijn  vrienti  miste  hij  stellig.  Doch  wel  kan  men 
zeggen  dat  van  UappartI  niet  als  deze  de  eene  figuur  losmaakte  van  tie  andere 
om  the  op  zijn  teekening  kolossaler,  heroischer  le  kunnen  geven.  Hoewel  ook 
hij  van  Rappard  iiet  lignui-  iioolilzaak  was,  zocht  liij  toch  tegelijk  het  verband 
van  zijn  personen  met  de  omgeving  en  al  kan  men  nu  ook  de  grootindustrie 
waar  de  Josselin  de  long  zijn  motieven  opliep,  niet  vergelijken  met  het 
rusliger  betirijf  van  een  katoenververij  en  weverij,  zoo  komt  het  ons  toch 
voor  dat  het  stieven  van  onzen  eenvoutligen  schiltler  zuivertlei'  was.  Waarin 
zij  vervvaiit  waren,  het  was  in  heider  hcwontlering  \oov  de  illnslralics  van 
The  (iraphic  en  antieie  ICngelsche  perit)tlieken.  Van  l{a|)partl  veizamelde  deze 
evenals  trouwens  Vincent  van  (iogh,  zij  zt)nden  ze  elkaar  tt)e  en  coirespt)n- 
deerden   ei"  over.  Mn    in   enkele   Icckenintifn  van   onzen   schiltler  vinill   men 


ALEXANDER  VAN  HAPPAIW 
vooral  in  de  kleur  en  in  de  uitvc.erigheid  deze  hewonderini-  terug,  zonder 
toch  dal  hier  van  navolging  spral^e  Ivon  wezen. 

Er  is  mecn  ik,  naar  nanleiding  van  de  tenloonslelling  zijner  teekeningen 


A.  VAN  liAPPARD:  Oude  Vrouwenhuis  op  Terschelling. 
(Eigeiulom  van  den  Heer  H.  J.  Haverman,  den  Haag). 

in  het  Rijl^smuseum,  de  opme.king  gemaaki,  dat   er  overeenkonist  te  zien 

was    lusschen  van    Happard    en  Vincent  van   G-.gl..  \k   he),   dil   niet   kunnen 

vinden    Wal  de  laatsle  voor  alles  zoolit  in  een  f.guur,  in  een  a.heuler,  het  was 

hel  menschelijke.  Hoe  gel^rekkig  dikwijls  in  zijn  Holiandsehen  tijd  de  vorm 

is     /CO    vergeten    wij    dit    dadelijk    voor    de    expressie,    voor   het    g.o(,tsche 

se'nliment,   voor   de   openl.a.ing  er   in  van    dal  menselieiijke.   Dil   nu   zocht 

van  Rappai-d  nooil.  Hij  stond  zuiver  tegenover  zijn  ondenveip  en  de  arl.e.der 

in  /ijn   milieu,   de   iKuuieiing,   de   hijkomslighede.,,  i,et    iichl  sonis,  wa.en, 

ondanks  dal  in  leekeningen  van  l.iinden,  een  oog  jnisl  door  de  waarhe.d  zeer 

patlielisch  zijn  kan,  vvel  zijn  groole  zorg.  Zijn  f.gnren  zijn  geen  revelahe,  de 

liin   er  van   is  sleel.ts  hij  uilzondering  levend  en  vvaar  hij  de  leeken.ng  .n 

liclit  en  donker  verder  doorvoerde,  daar  vindt  men  heel  vvat  lijnen,  krassen 

kan  men  zeggen,  zonder  heleekenis  voor  de  uilheelding,  voor  de  kleur  van 

hel   Nvil-en-zvvarl,   -  krassen  die  alliehl  toeh  als  voorsludie  van  een  seh.lderi, 

voor  hem  hun  bedoeling  haddcn. 

De  middelen  vveike  hij  tot  hereiking  van  zijn  doel  gebru.kle  waren 
versehillend.  Hel  door  ons  hier  gegeven  lal.rieksinterieur  is  een  moo.e. 
zuivere  krijlleekening.  Een  ingewikkelder  labrieksgegeven  is  soml.jds  met 
krijl  otpotlood  of  heide.   aangewasschen   mel  sepia,   opgeteekend  met  mkl. 


19') 


ALEXANDER  VAN  RAPPAHD 

terwijl  het  licht  met  wilte  verf  aaiigegeven  was.  Alles  te  sameii  gceft  zoo'n 
teekcning  een  goede  voorslelling  van  hel  complex  van  zoo'n  fahrieksbedrijf. 

VaiiRappard  maakte 
veel  aquarelleii.  Het 
schijnt  wel  of  dit  mate- 
riaal  lieni  minder  moei- 
lijklieden  hood  dan  de 
olieverf  en  dikwijls  be- 
leikfe  hij  er  wat  kleur 
l)etiefl  iets  fijners  in. 
Dikwijls  gebruikte  hij 
de  waterverf  ook  om  te 
teekenen  met  het  pen- 
seel,  een  andere  keer 
zocht  liij  naar  sterke 
kleurtegenstelling  zoo- 
alsindiein  hetPrenten- 
kabinet,  een  motief  uit 
de  roodververij  in  een 
kaloendrukkerij,  die 
voor  zijn  streven  zeker 
van  belang  is.  Wat  er 
het  eerst  in  treft  is  een 
soort  van  moderniteit, 
zooals  die  toen  ten  on- 
zent  niet  aan  de  orde 
was  en  welke  zich  uit 
in  een  soort  schel  licht 
en  het  tegenover  elkaar 
stellen  van  slerke,  on- 
gebroken  klemen.  Links  een  groole  plek  rood,  rechts  hij  het  raam  labriek- 
arbeiders  met  hhiinve  kieliMi,  op  de  maiiier  zooals  van  Happard  waarschijnlijk 
in  Brussel  zal  hei)heii  zien  werken.  'loch  was  het  eileet  van  de  iahriekarbei- 
ders  onder  (.\Qn  liililval  van  het  raam  wel  iets  dat  hij  later  ook  nog  zocht  en 
dat  in  olievei  rsliidies,  delails  van  een  zoodanig  onderwerp  mooier  bereikt 
werd.  En  al  voelt  men  er  niet  altijd  die  vaste  overtuiging  in,  die  het  werk 
nit  de  steenhakkerijen,  l)ij  voorbeeld,  in  zijn  Utrechtschen  tijd  belangrijk 
maken,  er  zit  toch  een  consiaiil  stieven  in,  dat  men  ook  in  sommige  zijner 
krijileekeningen  terngvindt. 

Wat  klenrhehandeling  aanhclangi  kan  men  het  groote  waterverl'stilleven, 


A.  VAN  RAPPAliD  :  Dc  lioekhouilc 


;  (pciiteckciiinH). 


19fi 


A.  VAN  UAI'PAIU)  :  I)K  ISOHKHOUDEK. 
(Sli'delijk  Musciini.  Aiiislcrilam). 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

Vans  met  Jtidaspenningen    in    het   Boymans  Museum,   te  Rotterdam,   als  een 
afzonderlijke  blad/.ijde  uit  zijn  werk  beschouwen.  Hier  sprak  hij  zich  volko- 


A.  \A.\  liAHPAUU  :  t)iidi- Spinster  uit  Rolde ;  steendruk. 
(Kigcudiini  van  den  Heer  J.  W.  R.  Wenckebach,  le  Santpoort). 

men  uit,  liier  geet't  hij  een  voordraclit  le  bewonderen  zooals  men  die  slechts 
bij  uitzondering  van  hem  kent  !  De  fi.jne,  paerlemoeren  achtergrond  doet  de 
blonde,  soms  zilveren,  mica-achlige  lonveitjes  naar  waarde  uitkomen.  De 
groene  vaas,  bescbaatd  weergegeven,  is  mooi  opgenomen  in  het  geheel.  En  in 
heel  deze  waterverfteekening  heerscht  een  dislinclie  zooals  men  die  in  zijn 
ander,  moeilijker  tot  uiting  gekonien  werk  nooit  aantreft,  zooals  hi)  die  in 
ander  werk  ook  niet  zoclit.  Doch  zooals  wij  reeds  zeiden,  deze  aquarel  staat 
()])  zicii  zelf.  Zoo  iiij  hieiin  zijn  doe!  bereikte,  zoo  geloof  ik  dat  hij  mij  liever 


197 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

is  in  dat  onvolmaakte  werk  waarin  hij  te  zeer  verdiepl  was  in  hel  onderwerp 
dan  dat  het  iilmaken  van  zijn  scliilderij  en  de  voordrachl  daaivan  hem 
kon  bezig  hondeii.  Iji  /rkii   slant  di    nrniarel  Doipskerkhof,  veel  hooger. 


A.  VAN  RAPPARD:  Fabricl.inl,  i  u  i 
(Rijksprentencabinel,  Amsterdam^. 


kiijtleukLMiiiig. 


Van  Rappard  werdl  le  Zeist  geboren  in  1858.  Hij  bezocht  de  Hoogere 
Burgerschool  le  Ulrechl  en  onlving  daar  ook  teekenonderwijs.  In  1876  ver- 
trok  hi)  naar  Amsterdam  oni  daar  aan  de  Rijksacademie  van  Beeldende 
knnslen  te  stiideeren.  Hij  bleef  daar  evenwel  zijn  leertijd  niel  nit.  Twee  jaar 
later  ging  hij  naar  Rrussel  en  werkte  daar  en  te  Parijs  lot  1881.  In  Brussel 
werd  hij  lid  van  de  vooruitstrevende  schiidersvereeniging  I'Essor.  Onder  de 
Hollandsche  jonge  schiiders  liad  hij  vele  vrienden,  waaronder  Vincent  van 
Gogh,  Haverman,  Siebe  ten  Gate...  Na  een  ernstige  ziekte  keert  hij  naar 
Utrecht  terug  en  scliildert  daar  in  hel  hnis  zijner  onders,  die  ook  gaarne  zijn 
vrienden  bij  zicii  zagen.  Hij  vond  daar  een  soorl  knnstenaarskring,  de 
Schelvisch-clnb  genaamd,  waarvan  ook  de  Utrechlsche  schilder  Wenckebach 
lid  was.  Andere  leden  van  deze  vereeniging  waren  de  Dnilschers  Mengeil)erg 
sr.  en  Geiier.  Er  wer<len  daar  vroolijke  carnavaisavonden  gehonden.  Van 
Rappard  maakte  ilhislralies,  penkral)l)els  op  sleen  voor  de  convocalie  bil- 
iellen,  soms  viol  o])geschreven,  soms  gevoeiiger,  met  een  zoeken  naar  stem- 
ming. Rovendien  teekende  iiij  s'avoiids  o|i  KimslMit'de,  een  nog  bestaande 
I'lreciitsche  vereeniging. 

In  die  eersle  jaren  te  I'lreclil  lieell  liij  vciwoiulerlijk  enislig  weik  geinaakt. 
Hel   Oiuh'-Vromvi'iihuis  (ij)    'I nschrlliiui,  van    IXiSl,  is  een   sink  sehilderwerk,. 


198 


A.  VAN  HAPPAIU)  :   1)1-,   lili  I- IM  I  K. 

(Eigendoni  van  hut  Genootsoliap  I'lih-hri  SImlio.  lU  n  Il:i:ig). 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

waarvan  men  zeggen  kan,  dat  hij  ten  voile  bereikt  heeft  het  samengaan 
van  de  figuren  met  het  inteiieur,  de  karakleiiseering  der  figuren  met  de 
kleur  en  de  kleuibehandeling.  Dat  de  laatste  zwaar  is  doet  hieraan  niets 
af.  Eris  een  mooie  toon  nit  geworden  en  het  is  door  een  en  ander  zeker 
het  mooiste  en  helangrijkste  schilderstuk,  dat  wij  van  hem  kennen.  Belangrijk 
zijn  uit  den  eersten  tijd  de  studies  van  een  steenfabiiek,  de  teekeningen  en 
ook  de  ets.  Er  is  in  deze  iets  in  van  het  Fransche  naturalisme,  welks  invloed 
in  dien  tijd  ook  bij  meerdeie  Amsterdamsche  jonge  schilders  merkbaar  was. 
De  figuren  in  hun  milieu,  zooals  Zola  die  gaf,  zonder  vermooiing,  zonder  de 
een  t^'en  koste  van  de  andere  naar  voren  te  halen,  vindt  men  bij  hem  in 
eenvoudige  mate  terug.  Uit  dezen  tijd  dateert  ook  het  schilderij,  de  Tegel- 
schilders,  het  eigendom  van  het  Museum  van  Moderne  Kunst  te  Middelburg, 
waarvan  de  aquarel  bij  de  familie  van  den  schilder  berust.  Men  mag  dit  mede 
tot  zijn  beste  werk  rekenen. 

Het  is  wel  teekenend  voor  van  Rappard  dat  hij  die  met  zijn  Spinster  toch 
succes  gehad  had,  zoo  heel  en  al  onvoldaan  was  met  zichzelf,  dat  hij  in  1886, 
op  zijn"acht-en-twintigste  jaar  nog  eens  naar  de  academic  te  Amsterdam  gaat 
cm  naar  model  te  schilderen.  Ot  hem  dit  bevredigd  heeft  is  ons  niet  bekend. 
Drie  jaar  later  woont  hij,  gehuwd,  te  Santpoorl,  en  werkt  daar  veel  in  de  ka- 
toenververij  van  de  Poll  te  Haarlem.  Ook  toen  nog  zocht  hij,  terecht  er  van 
overtuiod  dat  zijn  kracht  in  het  leekenen  lag,  zich  te  oefenen  door  des  avonds 
op  een  leekengenootschap  .  Kunst  zij  ons  doel  »  te  Haarlem,  te  gaan  teekenen. 
In  dien  tijd  komt  er  een  keerpunt  in  zijn  kunstopvalting.  Licht  en  kleur, 
in  verband  met  de  handeling  van  de  arbeiders  in  de  fabriek,  soms  onhandig 
toe.epast,  soms  zooals  wij  reeds  schreven  modern,  is  het  wat  hem  nu  bovenal 
belanarijk  dunkt.  De   actie,   waaraan  hij  vroeger  al  zijn   aandacht  w.jdde 
wordt  aan  het  oplossen  van  dit  nieuwe  probleem  nog   al   eens   opgeoiTerd. 
Wat  hij  hierin  bereikt  zou  hebben  is  niet  te  zeggen.  Sommigen  meenden  op 
het  laatst  meer  een  kentering  naar  zijn  vroegere  zienswijze  te  kunnen  waar- 
nemen.  Doch  alle  schilderproblemen  bleven  onopgelosf.  midden  in  zijn  werk 
stierfhij,  op  den  leeflijd  van  vier-en-derlig  jaar. 

In  November  van  zijn  sterfjaaar,  1892,  werd  er  in  den  Haagschen  Kunst- 
kring  een  tentoonstelling  van  het  werk  van  den  sympathieken  van  Rappard 
gegeven.  Tot  mijn  spijt  heb  ik  deze  tentoonstelling  niet  kunnen  z.en.  Het 
Llangrijkste  wat  er  over  geschreven  is,  vindt  men  in  de  Sleutve  RoiteHamsche 
Courant  van  24  November  van  dat  jaar.  De  samengevatte  indruk  van  bet  moo.e 
streven  en  het  schaarsche  bereiken,  is  naar  ik  meen.  door  zijn  vnend  Haver- 
man  geschreven.   Wij   veroorloven  ons  hiervan  een  gedeelte  over  te  nemen. 

199 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

«  Korten  tijd  heel't  van  Rappaid  geaaizelcl  en  lieel't  liet  spontane  en 
»  decoratief-coloristische  hem  aangetrokken  en  is  liij,  in  de  Haarlenische 
»  katoenverwerij,  in  dien  trant  gaan  werken.  Maar  hij  wasdaar  al  weder  van 
»  teruggekonien,  lerug  tot  het  nilersl  nauwgezetle,  en  o,  als  hij  nu  den  ouden 
»  arbeid  iiad  mogen  voorlzelten,  wat  zon  liij  dan  nog  iioog  gekomen  zijn! 
»  Wie  met  een  oog,  gevoelig  voor  ernstige  karakterteekening  zijne  nalaten- 
»  schap  beziet,  zal  hij  zijn  schilderij  De  Tegelscliilders,  bij  zijn  Oucle  Vrouwen- 
»  huis  op  Terschelling,  zijn  in  1884  geschilderd  Kinderkopje,  zijn  Boekhouder, 
»  zijn  penteekening  Boekhouder  en  Oiide  vroiiw,  zijn  aqnarel  van  het  Dorps- 
•»  kerkhof  en  vooral  bij  zijn  reeks  Studies  in  een  Steenbukkerij,  vaststellen  dat 
»  al  dit  werk  voortgezet,  verder  gezien,  nog  dieper  in  het  karakter  der  dingen 
»  uitgesproken,  zeer  merkwaardige  knnsl  zon  niogen  heelen,  hoog  uitstekende 
»  boven  al  het  gewone,  gemakkelijk  verkregene.  Dat  kinderkopje  van  1884 
»  doet  het  trouwens  al  zien,  waar  hij  naar  sireefde.  Diners  werk  heeft  hem 
»  daar  voor  den  geesl  gestaan....  Van  Rappard's  werk  is  bijna  stroef  en  ernstig. 
»  Behaagzucht  was  hem  vreemd,  als  alle  egoisme;  zijn  schilderen  was  geen 
»  mooi-doen,  het  was  geluigen  :  eerlijk  wilde  hij  zeggen  wat  hij  te  zeggen 
B  had,  volkomen  waar  —  geen  realisme,  maar  zooals  de  Franschen  het  zijn 
»  gaan  noemen,  veridieke  kunst.  Hij  is  zoo  niet  de  eerste,  een  der  eersten 
»  onder  onze  moderne  Hollanders  geweest,  die  alieen  streefde  naar  zuiver- 
»  argelooze-karakterteekening,  naar  het  :  de  dingen  maken  om  het  intense 
»  van  den  vorm,  om  het  zielgevoelige  in  beide,  de  inner-  en  uiterlijke  eigen- 
»  schappen.  Het  was  een  streven  dat  hij,  in  zijn  stille,  nog  al  algezonderd 
D  leven,  op  het  laatst  met  zoo  groote  vreugde  meer  algemeen  zag  worden  — 
»  en  dat  hem  zeker  veel  zou  hebben  doen  bereiken.  d 

Jammer  dat  van  Rappard  deze  waardeering  niet  heeft  knnnen  lezen,  hij, 
die  volgens  een  zijner  intieme  vrienden  zoo  stilleljes  blij  was  met  appreciatie! 
Doch  zooals  wij  reeds  schreven,  het  was  met  de  lieste  inzichlen  in  zijn  werk 
niet  mogelijk  zijn  artistieke  persoonlijkheid  te  kennen  bij  zijn  leven.  Hij 
verborg  bijna  alles  en  de  enkele  aqnarellen  en  schilderijen,  die  hij  exposeerde, 
trokken  lusschen  ander  werk  in,  niet  altijd  de  aandaeht,  en  konden  op  zich 
zelf  ook  geen  denkbeeld  geven  van  het  voorname  streven  van  onzen  schilder. 


Zonder  de  vrienden,  lalen  wij  zeggen,  de  warme  vrienden  van  van  Rap- 
pard, ware  het  onmogelijk  geweest  zijn  j)ersoonlijklieid  ook  maar  eenigszins 
te  naderen.  Deze  mededeelingen  zijn  mij  te  waardevoller  omdat  ieder  naar  zijn 
aard  een  of  anderen  kant,  intiemer  of  minder  intiem,  sterker  naar  voren  zag 
dringen.  Dit  hangt  van  de  mate  van  inteiligenlie,  van  de  verbeeldingskracht, 


200 


-Avl^pi'vt) 


A     \AN    K.Al  lAI.U  .   IN    1)K  I'AISIUI.K. 

(Eigencicn  van  ,.,.„..,...■  J.  W..<.NV,.,uUc...„..>.  US:,,., 


ALEXA^DER   VAN  RAPPARD 

dil  haiigt  ook  af  van  den  peisoon  zelve,  die,  onbewiisl,  aan  iederen  vriend 
die  kant  van  zijn  inlellect  ofvanzijn  inlieme  peisoonlijkiieid  laat  zien,  die 
hij  voelt  dat  het  meesle  weeiklank  vindl,  he[  beste  door  de/.en  begrepen 
wordt.  Zoo  kail  liet  geheureii,  dat  men  jarenlang  een  persoon  van  nabij 
meent  te  Uennen  en  op  een  moment  dat  men  hem  in  gesprek  met  een 
anderen  vriend  ontmoelte,  meikt  dat  men  hem  eigenlijk  heelemaal  niet 
gekend  heeft. 

Zijn  vrienden  waren  :  Siebe  ten  Cate,  Vincent  van  Gogh,  Haverman, 
Hoeker,  de  Josselin  de  Jong,  J.  de  Meester,  Veldiieer  en  Wenckebach. 
Ten  Cate,  van  Gogh  en  Haverman  leerde  hij  in  Brussel  kennen.  De  vriend- 
schap  met  Vincent  van  Gogh  dnurde  nog  eenige  jaren  in  Utrecht  door,  die 
van  Haverman,  de  Josselin  de  Jong,  Veldheer  en  Wenckebach  tot  het 
eind   toe. 

Of  Vincent  veel  invloed  op  iiem  had,  is  niet  gemakkelijk  uit  le  maken, 
doch  wel  zon  men  dit  opmaken  nil  het  I'eit  dat  een  van  zijn  vrienden  hem 
voor  deze  vriendschap  waarsciinwde,  omdat  hij  meende  dat  de  schroom- 
vallige,  hoofsche  van  Rappard,  niet  opgewassen  zon  biijken  tegen  dezen 
onstuimigen  vriend,  die  hem,  om  het  zoo  eens  uit  te  drukken,  het  gras  voor  de 
voeten  wegmaaide  en  zijn  beetje  zelvertrouwen  geheel  dreigde  te  onlnemen. 

Het  was  wel  opmerkelijk  dat  in  Brussel  geen  dezer  jonge  schilders  lets 
bizonders  zag  of  iets  bizonders  verwachtle  van  Vincent  van  Gogh.  Opmerkelijk 
omdat  tijdgenooten  gewoonlijk  de  knapperen,  de  meer  begaafden  onder  hen, 
dadelijk  herkennen  zooals  de  in  zijn  eersten  tijd  veel  onstuimiger  Breitner 
op  de  Academic  in  den  Haag,  in  de  krabbeltjes  van  paarden  op  de  marge 
zijner  pleisterteekeningen,  reeds  de  aandacht  zijner  kameraden  Irok,  evenals 
hij  even  later  op  de  teekenavonden  van  Pulchri  Studio  met  zijn  inslantane 
aquarelleljes  reeds  iets  van  school  maakte. 

Intusschen  was  de  vriendschap  dezer  tegenstrijdige  naturen  in  de  eersle 
Hollandsche  jaren  nog  de  zelfde.  Van  Rappard  bezocht  Vincent  van  Gogh  in 
de  pastorie  te  Nuenen,  Vincent  hem  in  het  ouderlijke  luiis  te  Utrecht.  Zij 
correspondeerden  geregeld  en  deze  briefwisseling  liep  over  bun  werk,  zooals 
wij  reeds  zagen  en  vooral  ook  over  illustraties  uit  The  Graphic  en  andere 
periodieken,  die  zij  beide  bewonderden,  verzamelden  en  aan  elkaar  stuurden. 
De  kennis  hiervan  zijn  wij  verschuldigd  aan  den  beer  A.  Fiasschaert,  die  in 
zijn  lijdschrift  Kriliek  van  Beeldeiide  ktinsten  en  Kunslnijoerheid,  jaargang 
1905,  eenige  brieven  van  Vincent  aan  van  Rappard  openbaar  maakte.  Er  is 
bijwijien  iets  ecbts  vriendscbappelijks  in  deze  brieven,  iets  vaderlijks  ook 
wat  natuurlijk  is  bij  den  slerkeren  vriend.  Vincent  oordeelde  zeer  terecbt  dat 
modellen  voor  den  scbilder  onmisbaar  waren.  Hij  meende  dat  het  niet 
gebruiken  van  modellen  bij  de  jongeren  dikwijis  uit  gebrek  aan  geld  voort- 


201 


ALEXANDER   VAN  RAPPARD 

kwam  en  was  daaroni  zeer  ingenomen  met  de  manier  van  The  Graphic,  waar 
dagehjks  een  rendez-vous  van  modellen  was.  Hij  gaat  voort  : 

«  Enfin,  wat  hier  ook  van  zij  lanl  ons  elkaar  warm  hoiiden  er  voor  en 
»  laat  ons  elkaar  zooveel  we  kunnen  aninieeren  voort  te  werken,  niet  in  de 
y>  richling  van  handelaars  of  de  gewone  kunstliefhebbers  te  behagen,  doch  in 
»  de  richting  van  niannehjke  kracht,  waarheid,  trouw,  eerlijkheid  ». 

Vincent  van  Gogii  ging  verder  nog  in  een  brief  uit  Echten  van  1881, 
aarzelend,  zich  vooruit  excuseerend  : 

«  Rappard,  ik  geloof  dat  gij  ook  dan  wanneer  ge  op  de  Academic  werkt 
»  ge  meer  en  meer  een  echt  realist  zoekt  te  worden  en  ook  op  de  Academic 
»  U  houdt  aan  't  reeele.  Evenwel  zonder  u  zelven  daarvan  bewusf  te  zijn, 
»  sans  le  savoir  is  die  Academic  een  maitresse,  die  verhinderl  dat  er  een 
»  meer  serieuze,  meer  warnie,  meer  vriichtbare  liefde  in  U  wakker  wordt. 
»  Laat  die  maitresse  loopcn  en  wordt  tot  over  de  ooren  verliefd  op  uw 
»  eigentlijke  beminde,  dame  nature  of  realite  ». 

Deze  raadgevingen,  schertsender  wijze  gegeven,  hadden  een  gullen  grond. 
Slechts  bij  uitzondering  overwon  van  Rappard  in  zijn  figuurteekeningen  die 
zekere  academische  tournure,  wat  vooral  uitkwam,  waar  hij  een  figuur  ten 
voelen  nit  teekende  of  schilderde. 

Het  schijnt  dat  van  Rappard  niet  altijd  op  deze  brieven  antwoordde, 
ofschoon  dit  geen  oorzaak  werd  van  liun  brouille.  Toen  de  breuk  in  1885 
plaats  had  was  het  onulat  Vincent  van  Gogh  een  brief  van  hem  ongeopend 
terngzond.  De  aanloiding  hiertoe  was  een  kleinigheid.  Van  Rappard  begreep 
niet  hoe  Vincent  die  banale  navolgingen  van  Millet  of  Mauve  maken  kon. 
Zulk  een  aanmerking  kon  deze  niet  verdragen  en  bun  vriendschap  nam 
hiermede  een  einde.  Een  brief  van  onzen  schilder  aan  zijn  vriend  Haverman, 
van  12  Januari  1891,  geschreven  naar  aanleiding  van  een  hem  door  dezen 
geleende  allevering  van  de(n)  Nieuwe(n)  Gids,  waarin  het  opstel  van  Frederik 
van  Eeden  over  van  Gogh  stond,  geefl  over  deze  vriendschap  behalve  de  reden 
van  hun  breuk  nog  lezenswaardige  bizonderheden.  Gebruik  makend  van  de 
vriendelijkheid  van  den  schilder  Haverman,  die  mij  dezen  brief  ten  gebruike 
afstond,  ontleenen  wij  ei-  het  volgende  aan  : 

«  Hoevvel  zijne  (van  Gogh's)  heftigheid  daar  (de  breuk)  ook  schuld  van 
»  was,  geloof  ik  toch  dal  ik  nu  niet  z66  zou  oordeelen  als  toen  en  althans 
D  niet  zooveel  gewicht  zou  hechlen  aan  dingen,  die  mij  nu  onbeduidend 
B  voorkonien,  maar  toen  was  de  invloed  van  de  Academic  nog  Innielijk  groot 
»  i)ij  me.  De  omgang  was  moeilijk  met  hem,  weiuigen  konden  het  met  hem 
»  uilhoudeu  door  zijn  fanatieke  heftigheid.  Vijf  jaar  heefl  onze  omgang 
»  gedunrd  :  als  ik  bij  zijn  uitvallen  niet  steeds  gczwegen  had,  zou  het  zoo 
»  lang  niet  goweesl  zijn  d. 


202 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 


A.  VAN   liArFAlili;  .liulaspemiingen. 
(Museum  Koyni;ms.  Hotlordam). 

Van  Rappard  had,  zooals  hij  ook  in  dczeii  hiief  schrijlt,  voor  het  werk 
van  Vincent  van  Gogh  grooten  eerbied  : 

«  Ik  herinncr  mij  een  eindclooze  rei  sUidie's  van  linibantsche  weveis, 
»  onbeholpen  'gedaan',  diepcr  gcvoeld  dan  ik  ze  ooil,  van  wion  ook,  zag. 
.  Altijd  was  er  ielsgeweldigs  in  zijn  work,  navianl,dikwijl.s  huiveiing-wekkend 
»  '  farouche'.  Voor  hcl  gewone  dagolijksclie  leven  was  hij  tolaal  onbiuikbaar; 


203 


ALEXANDER   VAN  RAPPARD 

»  hij  stootte  zicli  onopliouilelijk  :  zijiie  opvatting  van  liet  leveii  was  evenals 
))  die  zijner  kiinsi,  grool  en  onbaalziiclilig,  ja,  ook  daaiin  was  iels  lieel 
1)  geweldigs  en  nioois.  Hij  is  krankzinnig  geworden,  naluurlijk,  da(  kon  niet 
»  anders.  Niet  door  den  stiijd  legen  iiiiskenning  en  kieinlieid;  niet  door 
«  teleurgestelde  grootiieids-ideeen,  neen,  de  oorzaak  lag  niet  buiten  maar  in 
»  hem...  Wat  Vincent  wilde  was  iiooge  knnst  en  dat  rensaclitig  streven  om 
))  haar  nit  te  drukken,  zon  geloof  ik,  elk  artist  gesloopt  hebben.  Tegen  dal 
>i  aaniiondend  hoogopgevoerde  gevoels-  en  zenuwleven,  daar  was  geloof  ik 
»  geen  enkel  gestel  tegen  bestand,  ....  Toch  gevoelde  ik  voor  dat  geweldige, 
»  fanatieke  karakter  meer  ontzag  dan  vriendscha|),  nieer  vereei'ing  dan 
»  kameraadschap...  Het  sanienzijn  met  hem  had  iets  i)enanwends  voor  niij, 
»  nuciitere  Academieleerling!  Later  heb  ik  dien  omgang  dikwijls  lerngge- 
»  wenschl...  Voor  mij  zal  iiij  allijd  biijven  wat  hij  steeds  voor  mij  geweest  is  : 
»  een  groot  karakter  en  een  groot  artist.  » 

Men  ziel  nit  dezen  bezonnen  geschreven  brief  wat  een  goed,  wat  een 
hartelijk,  welk  een  eerlijk  vriend  van  Rappard  was  en  hoe  hij  ondanks  dien 
moeilijken  omgang,  in  Vincent  van  Gogh's  Hollandschen  lijd  hem  begreep  en 
zijn  grootsch  streven  bewonderde.  Deze  brief  brengt  ons  bovendien  den 
persoon  en  het  karakter  van  van  Rappaid  nader.  Er  spreekt  nit  deze  regels 
een  gloed,  een  overlniging  welke  men  bij  hem,  naar  zijn  schilderwerk  le 
oordeelen,  niel  aitijd  zon  zoeken  ;  men  herkent  hierin  iemand,  die  l)egrijpt, 
die  kan  zien,  die  zichzelf  I'ekenschaj)  geeft  :  kortom  er  spreekt  nit  dezen  brief 
een  groote  noblesse,  er  spreekt  hart  en  geesl  uit,  men  voelt  er  een  persoon- 
lijkheid  in,  een  niensch! 

Doch  bet  was  niet  alleen  Vincent  van  Gogii  dien  hij  Ijegreej),  niaai-  ook 
voor  de  andere  sterken  onder  zijn  lijdgenooten  en  vrienden  voelde  iuj 
opiechte  l)ewon(lering.  In  een  Utrechtsch  blad  schreef  hij  opstellen  over  knnst, 
omdat  liij  iiet  betrenrde  dat  deze,  door  hem  zoo  iioog  geschatle  schilders  nog 
niet  het  sncces  hadden  wat  lien  toekwam  ! 

Hoe  zijn  verschillende  vrienden  over  zijn  werk  mogen  geoordeeld  heb- 
l)en;  of  de  een  meendedal  bij  bij  langer  leven  nog  veel  bereikt  zonde  hebben, 
hoe  een  ander  minder  optimisch  hierover  dacht;  hoe  de  een  meende  dat  bij 
hem  de  edelman,  dal  de  concessies  aan  zijn  familie,  hem,  die  het  moeilijk 
vond  iemand  zelfs  een  klein  verdriet  te  doen,  de  vrije  onfwikkeling  van  den 
kunstenaar  somwijlen  in  den  weg  slond  ;  hoe  een  andere  vriend  jnisi  andersoni 
oordeelde  omdat  van  Ha|)par(l  te  Santpoort  zijn  vronw  des  avonds  dikwijls 
alleen  liet  om  in  Haarlem  te  gaan  Icekenen  ;  hoe  de  een  meer  loekomst  zag  in 
zijn  later,  de  ander  in  zijn  vroeger  werk,  —  alien  zijn  het  iiierin  eens  dat  hij 
als  artist  nobel  was  in  zijn  streven,  dal  zijn  streven  dikwijls  aanzienlijk  hooger 


204 


ALEXANDER  VAN  RAPPARD 

stond  dan  veler  bereiken;  dal  hij  als  vrieiid,  als  mensch  in  bijzondere  mate 
de  synipalhie  opwekte  en  verdiende. 

Na  een  kort  leven  van  worslelen  en  sfrijden  stierf  hij,  onuitgesproken. 
Op  zijn  sterfbed  zuchtle  hij  nog,  dat  hij  ook  niets  had  kunnen  bereiken  van 
wat  hij  gewenscht  en  gewild  had.  Een  droeve  verzuchting  deze,  die  den 
ernstigen  kunstenaar,  die  van  Rappard  was,  karakleiiseert,  die  de  voornaam- 
heid  van  zijn  streven  kenschetst. 

G.  H.  Marius. 


205 


NIEUW  WERK   VAN 
CORNELIS  VAN   DER  SLUYS 


^c^v^^bSSSI^   e   tijd  van   eersten  fellen    terugslag   na    de  periode  van 

QHIAt<^^aDnA     wansniaak   ligt   achler   ons.    De   gebiuiksvoorwerpen, 

die  toenmaals  onlstonden   nit   afkeer  voor   het  lieer- 

schende  leelijke  en  nit  liefde  voor  de  schoonheid  van 

liet  materiaal  en  den  evenwichtigen  vorm,  waren  van 

bekoorlijke  friscliheid.  In  plaats  van  den  schijn  werd 

begeerd  het  wezen.  Zoo  kwamen  tot   stand,  in   aan- 

dacht   overwogen,    de    eenvoudige,   rechtlijnige    meubels   van    goed    blank 

eikenhout,  de  vooiwerpen  van  blinkend  nietaal,  niet  of  zeer  sober  versierd. 

Hoe  stonden  op  de  eerste  tentoonstellingen  die  nieuwe  werken  te  pralen 

in  hnn  zuivere  klaarbeid  ! 

Maar  als  elke  terugslag  droeg  ook  deze  foulen  van  overdrijving,  van  al 
te  sterken  nadruk  onvermijdelijk  in  zich.  Was  tot  dan  toe  de  constructie 
verwaarloosd  en  veelal  verborgen  onder  slecht  ornament,  nu  werd  de  toeleg 
de  wijze  van  samenstelling  ten  duidelijkste  naar  buiten  nit  te  doen  blijken. 
Met  terzijdestelling  van  wat  de  ver  gevorderde  techniek  reeds  bereikt  had, 
werden  de  onderdeelen  van  kleine  metalen  voorwerpen  met  klinknagels 
saamgeklonken,  waren  aan  menbels  de  verbindingen  versterkt  met  pennen, 
die  soms  nil  de  oppervlakte  van  het  meubel  uitstaken.  Overdekte  de  «  ver- 
siering  »  als  een  kwaadaardig  gewas  de  prullen  van  voorheen,  nu  werd  bet 
ornament  of  zeer  spaarzaam  toegepast  ofgeheel  achterwege  gelaten. 

Mochten  enkele  gelijkvoelenden  met  vreugde  het  nieuwe  aanschouwen, 
bet  was  Juist  liel  uitersle  waartoe  men  was  gekomen,  dat  het  «  groote 
pni)liek  »  koel,  ja  zells  vijandig  slemde.  «  Das  Schlimmsle  isl  bei  uns  zu 
Lande,  dass  alles  immer  und  immer  wieder  missverstanden  wird  «  (Schultzc- 
Nauml)urg,  Hausi)au).  (iewend  aan  franje  en  zinloozen  opschik,  achlte  de 
groote  meerderheid  dil  naakle  kond,  dil  oiiversierde  ongczellig.  Men  s|)rak 
van  «  keukenmeul)els  ».  Kn  al  was  dil  oordeel  uilgesproken  in  blindheid  voor 
wat  in  schoonheid  le  bloeien  l)egon,  in  alle  benepen  eenzijdigheid  had  men, 
zii  licl  oiii)wiisl,  niet  yeiici'l  oujieliik. 


206 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 


III  de  naliuir  toch  valt  op  de 
wijze  van  samenstelling  niet  de  na- 
driik.  Bij  het  menschelijk  lichaam 
b.v.  neemt  de  bedekkende  huid  met 
de  daaronder  liggende  vetlaag  en 
spieien  de  afzichlelijkheid  van  het 
schragende  geraanite,  dat  in  de 
schoonheid  van  hetlevendelijfvoor- 
ondersteld  is,  weg.  Zoo  behoeft  bij 
het  honten  of  metalen  werksluk  de 
constructie  niet  zichtbaar  te  zijn,  of 
bloot  te  liggen,  hoewel  deze  als  on- 
ontbeerlijk,  vornigevend  en  bin- 
dend  daarin  nietgemist  kan  woiden. 

Onze  kunslnijveren  hel)ben  na 
de  aanvankelijke  periode  van  fello 
en  eenzijdigezuivering  het  stijle  i)e- 
ginsel  verlaten,  dat  in  weeiwil  van 
alle  jeugdige  frischheid  niet  blij vend 
beviedigen  kon.  Men  stond  nu  ech- 
ter  op  een  zuivere  basis,  waarop 
verder  kon  worden  gearbeid.  Veel 
goedsissinds  dien  tot  stand  gebracht 


DeUiil  van  All).  1. 


Afl).  1.  -  COIiN.  VAN  Dtl;  M.L  \S:  Kast. 

en  hij,  die  beweert,  dat  de  Nederlanders 
op  het  gebied  van  ambachtskunst  thans 
in  de  eerste  phiats  zijn  te  noemen,  geeft 
geen  blijk  van  zeltoverschatting,  maar 
laateenwaarheid  hooien,welke  op  Inter- 
nationale lentoonstellingen  zichtbarebe- 
vestiging  vindt. 

Xiettemin  geefl  het  gioote  pul)liek 
nog  steeds  weinig  steun. 

L'it  geldelijke  overwegingen  zijn  de 
ral)rikanten  bcgonnen  het  nieuwe  na  te 
hootsen.speonleerendeopde  mode-ziichf 
dor  gioote  massa.  De  rechte  lijn  en  het 


207 


Afb.  3.  —  Detail  van  Alb.  1. 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

geomeliiscli  oinameiit  vorinden  een  eenvou- 
dig  en  gemaklijk  recepl  om  zonder  nioeite  en 
overleg  goedkoope  pnillen  in  elkaar  te  zetlen, 
vvaarmede  zij,  die  met  de  mode  wilden  mee- 
gaan,  die  «  modern  »  ingericht  wilden  worden, 
tevreden  waren  le  stellen.  Op  deze  wijze  is 
groote  verwarring  ontsiaan,  die  als  opgeslagen 
onkruid  <\en  groei  van  de  jonge  amljachts- 
kunsl  belemmert.  Eenerzijds  verkeeren  soni- 
migen  in  den  valschen  waan  te  leven  in  een 
«  modern  interieur  »,  die  betergedaan  hadden 
l)ij  liet  leelijke  oude  te  blijven,  anderzijds  is 
i)ij  >i  de  menschen  van  smaak  »,  die  evenmin 
liet  verschil  waarnemen  tusschen  het  echte  en 
den  naniaak,  tusschen  het  zin-volle  en  het 
zin-looze,  de  afkeer  voor  het   nieuwe  toege- 

nomen  en   een   ziekelijke  genegenheid  voor  het  antieke  ontsiaan.  Yoor  deze 

laatsten  vail  te  overdenken  wat  Karl  Sclieifler  zegt  in  zijn  «  Konventionen  der 

Kunst  »  :   «  Es  gibt  nichts  Schlimnieres,  als   wenn  eine  Konvention,  die  vor 

Jahrhunderten  unter  bestimniten  Voransselziingen  geschlossen  worden   ist, 

leblos  durch  gewandelte  Zeiten  geschleppt  wird.  Darin  liegt  eine  Schwache, 

die  das  eigene   Leben   in  Frage  stellt,  eine 

Heuchelei,  die  den  Ciiarakter  der  Volkei-  vei- 

dirbt    und    ihr   Selbstgefiihl    im    Innersteii 

erschiittert)),  en  verder  :  «Ein  Volk,  das  dem 

Echo  folgt,  wendet  dem  Ziel  den  Riicken  ». 

Prof,  van  de  Velde  laalzich  in  zijn  voordraciit 

«  der  neue  Stil  »  uit  o|)  de  volgende  wijze  : 

«  Unsere  Gegner  s|)ekulieren  auldie  Dehn- 

barkeit  der  BcgrilTe  und  sie  verbergen  nnlcr 

der  Definition  :  «  Die  alien  Stile  j'  ihre  Yor- 

liebe  fiir  jene  Periode,   die  gerade  absolut 

keinen  Stil  besasz  —  ihre  Vorliebe  liir  jeiies 

Jahrhundert  —  das  19i''  —  dassich  sojiimmei' 

lich  von  einer  Mode  zur  andercn  sciilepple 

—  von  einer  (ieschmacksverirrung  zur  ande- 

ren  —  von  einer  kraltlosen  Naeiiaiimung  zur 

andercn  !   Ich    kenne  nur  sehr  wenig  Men- 
schen, welche  die  wahre  Kemilnis  der  alien 

Stile  und  den  vvaineu  (leschmack  dal'ur  be-  ^^^^  ^  -(oun  van  di  h  si  iys- siooi 


208 


AMBACHTS-  ES'  M.lVEl{HEII)SK[l\S'l 


CORN.  VAN  DER  SLUYS  : 
Dames-schrijftafel. 


silzei!  —  luid  icli  liabe  koiislaticicii  konnen, 
dasz  nicht  aus  ilirer  Mitle  die  Gegiier  des 
iieuen  Stils  sich  rekriitieien!...  Aher,  unsere 
Gegner  htibeii  gerade  eiiie  Vorliebe  fiir  Mi- 
schungen  imd  Falscliiingen  !  Hire  Vorliebe 
fiir  alte  Slile  reicbl  nicht  an  den  BegritTeines 
Stils,  sei  er  (tit  oiler  ncu  .'  Was  sie  unter 
«  Stil  »  versleben,  ist  ein  zienilicli  anpas- 
sungsfaliiges  und  debnbares  Etwas,  das 
ilmen  in  eineni  Salon  die  Mischung  von 
Rokoko,  Barock  —  und  Knipire-niobeln  ge- 
stallet  —  in  eineni  anderen  Salon  die  Mi- 
schung von  Golischeni,  Renaissance,  englischeni  Sherraton  und  Chippendale 
Stil  ;  ein  Durcheinander  franzosischer,  italienischer,  vlamischer,  deutscher 
oder  englischer  Arbeit.  In  solche  Milieus  kaini  die  Idee  des  Stils  niemals 
eindringen  ».  Kn  Goethe  ten  slotte,  in  een  ges])rek  met  Eckermann  over  liel 
zelfde  onderwerp,  zegt  onder  meer  :  c<  Denn  so  etwas  steht  im  Widerspruch 
niit  dem  lebendigen  Tage,  in  welchen  wir  gesetzt  sind,  und  wie  es  aus  einer 
leeren  und  liohlen  Gesinnungs-  und  Denkungsweise  hevorgeht,  so  wild  es 
darin  bestiirken  ». 

Twee  middelen  om  te  trachten  het  goede  werk  op  den  voorgrond  te 
plaatsen  staan  ten  dieuste  :  de  tentoonstelling  en  het  verluchl  tijdschrift 
artikel.  Het  zien  kan  er  toe  brengen  te  leeren  onderscheiden  wat  naniaak,  wat 
edit  is  en  verniag   ho|K'lijk    sonimigen   van    hen,    die  nog  steeds  voorkeur 

geven  aau  wat  vroegere  eeuwen  brach- 
ten,  langzanierhand  af  te  brengen  van  de 
d waling,  dat  het  nieuwe  kond  en  onge- 
zellig  is. 

In  dit  verband  konit  zeer  geschikt 
voor  dat,  wat  genoenul  zou  kuunen  wor- 
den  het  «  nieuwe  werk"  van  Gornelis  van 
der  Sluys,  in  duidelijke  afbeeldingen 
onder  de  oogen  te  brengen. 

In  het  werk  van  dezen  ijverigeu  ont- 
werper  is  een  voortdurende  vooruilgang 
waar  te  nenien  en  de  meubels,  weike  hier 
zijn  verbeeld,  viuden  bun  plaals  onder 
de  zeer  goede,  die  tot  nu  toe  zijn  voort- 
gcbracht,  resullaat  van  rustelooze  vol- 
iiardiny,  van    innii>  willen   oni    het  wen- 

Afb.fi.  -  Detail  van  .All.  .■■..  " 


•JO'.) 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

schelijke,    het    bevredigendo    to    hena- 
deren. 

Het  salonkastje  (fij<.  1),  waaivan 
mede  zijn  opgeiionien  twee  oiideideelen 
(fig.  2  en  3),  is  vervaaidigd  van  donker- 
gebeitsl,  gewast  mahoniehoul,  waarvan 
de  rood-biuiiie  kleiir  veredeld  woidt 
door  liet  zwart  ebben,  dat  spaarzaam  ge- 
bruikt  is  voor  de  snialle  in  de  deurstij- 
len  ingelegde  lijstjes  en  voor  de  versie- 
ring  langs  den  kap,  langs  de  samenkomst 
van  onder-  en  bovenkast  en  in  de  deur- 
paneelen.  Dit  nieubel,  evenwicbtig  van 
vorm,  is  vol  stemming.  Hoewel  streng 
van  lijn,  is  het  scherpe  en  hoekige  ver- 
meden  zonder  aan  den  eisch  van  het 
Afb.  7.  -  CORN.  VAN  DER  sLUYs :  Rureau-stoei       nialeriaal  te  kort  te  doen.  Er  voor  staande 


komt  de  neiging  het  te  betasten, 
de  hand  te  laten  glijden  langs  de 
fijne  vormen.  In  teere  welving 
heft  zich  de  kap  nit  de  bovenkast 
en  laat  in  figuur  2  een  voor  het 
oog  zeer  harmonieus  profielzien. 
Afbeelding  3  loont  duidelijk  de 
zachtglooiende  lijst,  die  de  over- 
gang  vormt  tusschen  boven-  en 
onderkast.  Zoo  is  verkregen  een 
meubel  van  degelijke  voornaam- 
heid,  van  rustige  intimiteit.  Dit- 
zeli'de  geldt  voor  den  bijbehooren- 
den  stoel  (afb.  1)  met  llnweelen, 
gebatikte  zitting  in  donker  paarse 
tinten. 

In  dit  werk  is  neergeslageii, 
tot  materie  vervvorden  de  geesl 
van  een  niensch.  Deze  eisch  is  in 
de  ecrste  plaats  le  slellen.  Hier 
door  word  t  de  scherpe  scheidings- 
lijn  getrokken,  de  zware  dam  op- 


Al'l).  :0.  —  CORN.  VAN  I)i:il  SI.LIYS  :  Stoel. 


210 


mm 


Afb.S.  -  CORN.  VAN  DER  SLUYS  :  Meul.els 


;,.  11    _  CORN.  VAN  DF.R   Sl.lYS  :  Zilnunibcl. 


211 


AMBACnrS-  h:.\  M.lVlilHIEIhSh'UNST 


All).  12.  —  COKN.  VAN  DEFi  SLl'YS  :  Tafellje 


geworpen  tusschen  het  eclile  tii  licl  val- 
sclie.  Bij  (lit  l;i;itsle  lf)ch  wordi  iiiet  gc- 
wc'ikl  inel  lu'l  doel  liel  cdcle  v;iii  zich 
zoir  te  f<c'veii  maar  liel  latere,  dal  allecn 
iiil/iel  naar  geldelijk  <>ewin.  liij  hel  eeiie 
lieersclit  de  liefde  voor  de  sclioonlieid. 
liel  geestelijke,  bij  liel  lict  aiulere  de 
ziiclil  naar  winst,  het  geesllooze.  Onver- 
mijdLlijk  moot  zicli  dil  diiidelijk  uitspre- 
ken  in  hutgeen  tot  stand  wordt  gebraclit. 
Zoo  kan  liet  namaak-niodern  en  het 
namaak-antieke,  dal  in  gioole  hoeveel- 
heden  en  in  velerlei  vornien  voorde  win- 
keiianien  in  de  groole  steden  wordt  ten- 
loongesleld  en  al  te  veel  koopers  vindt, 

de  verslolTelijking   iieeten  van    l)rnte  winziicht  zonder  meer.  Dil  te  Inengen 

in  eigen  huis,    te  midden    er   van    le    ieven   is    de   dwaasiieid,    waariii    velcii 

zichzelt'  le  koit  doen. 

At'beeldingen   5  en  (>  ge- 

ven  een   damesschrijftatel  en 

een  onderdeel   ei"  van,  afl).  7 

loont      den      bijl)eho()renden 

stoel.  Deze  beide  menbels  zijn 

gemaakt    van    niooi    gevianui 

eikenbont.lieiilgerookt.  Foto- 

gralie  N°  6  iaat  dil  diiidelijk 

zien.  Voorls  zijn  aangel)iachl 

lijslen    van    lieht-geel    palni- 

hout;tie  kno|)jes  o|)  de  laden, 

in    bet  hart  vooizien  van  een 

ingelegd  schijije  paarlenioer, 

alsMiede  de  verzonken  slentel- 

plaaljes  zijn    van    ebbei;.    liel 

talelbiad    is    bespannen    met 

paars-grijs  laken,  de  stoelzit- 

ling    met    licbt-paarse   zijde. 

IJij  deze  menbels  is  dns  voor- 

namelijk  ell'eet  gezoelit  in  de 

samenvoegiiig  van  mooie  ma- 

lerialen.    In   luin    licbte  klen-  Aih.  i:i.     (oisn.  van  ni-n  si.i  ys  :  Knsi. 


•iVl 


Afl).  9.  -  CORN 


UN.  VAN  DER  SI.UYS  :  ZITMEUBEL. 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

righeid  zijn  ze  aangewezen  voor  een  damessalon.  Een  fijn  kristallen  inktko- 
kerlje,  een  ivoren  penhouder,  een  porceleinen  vaasje  met  een  orchidee  en 
wat  meer  vluclitig  gebruik  en  fijne  smaak  bijeenbrengt  behooren  het  tafelblad 
te  maken  tot  een  kleine  tentoonstel- 
ling  van  intieme  zaken  door  een  blan- 
ke  vrouwenhand  te  betasten. 

De  afbeeldingen  geven  niel  de 
bewoonde  kamers,  evenmin  als  ten- 
toonstellingen  dit  doen.  Daarop  dienl 
bij  de  beoordeeling  gelet.  De  verbeel- 
ding  van  den  beschouwer  moet  het 
jnist  inzicht  de  meubels  denken  in  het 
gewoon,  dagelijksch  gebruik.  De  be- 
woonde kamer  alleen  heeft  sfeer;  in 
geluidloosheid  wordt  daar  de  intinii- 
teit  door  de  wanden  besloten. 

Het  is  een  verheuging  hier  te  knn- 
nen  laten  zien  lioe  van  der  Slavs  zijn 
poging  om  te  geven  een  vooinaam  en 
deftig  interieur  met  goeden  uitslag 
bekioond  ziet.  Afb.  8  toont  een  kamer, 
die  veel  schoonheid  inhoudt.  De  stoel, 
een  meubei,  zeer  moeilijk  tot  een  be- 
vredigende  oplossing  te  brengen,  ge- 
tuige  de.  vele  mislukte  proeven  ook  en  juist  van  de  moderne  kunstnijveren,  is 
hier  volkomen  geshiagd.  Afb.  9  en  10,  zijn  een  aandachtige  beschouwing  over- 
waaiii.  De  gemakkelijke  stoel,  de  ruststoel  (atb.  9),  die  veelal  of  verwordt  tot 
een  kusseiizak  of  tot  een  sanienstel  van  houterige  plompheid,  is  hier  als  een 
meubei  van  sieriijke  defligheid  verwerkelijkt.  Noch  het  bout,  noch  de  kussens 
voeren  den  Ijoventoon,  maar  een  eenheid  is  verkregen.  Het  mahoniehout  is 
door  fraai  snijwerk  verkosllKianl.  De  bekleeding  is  van  een  licht  pauw-blauw 
flu  wee). 

De  i)ijbehooiende  bank  (fig.  11)  met  de  beide  zitkussens  is  bcdoeld  als 
dubl)ele  zetel.  en  kan  geacht  worden  te  bestaan  uit  de  sanienvoeging  van  twee 
fauteuils.  Door  deze  wijze  van  conceplie  heeft  dit  meubei  niet  die  eenheid, 
waardoor  de  ruslstoel  (afi).  9)  uilmunt. 

Figuur  12,  toont  hel  tafeltje,  dat  in  hel  interieur  (fig.  8)  voor  de  bank  is 
geplaatst. 

Van  de  kasi  geel't  plaat  13  een  afzonderlijke  afbeelding,  plaat  14  tot  meer 
jiauwkeurige  beschouwing  een  onderdeel  te  zien.  Ken  mooi  meubei  vol  rust, 


Alb.  14.-  Detail  van  Afb.  13. 


213 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

van  bescheiden  voornaamheid.  Het  zilver  van  knop,  slentel-  en  scharnier- 
platen  verhoogt  de  schoonheid  van  het  donkenoode,  met  sobere  insnijdingen 
versierde  bout. 

Moge  bet  voorafgaande  er  een  weinig  toe  niedewerken  de  verwarring, 
aan  bet  begin  van  dit  artikel  bedoeld,  te  onlwarren,  de  vertroebeling  te  ver- 
helderen  door  juister  inzicht  na  leerzaam  voorbeeld. 

Naast  elkaar  stellende  bet  namaak-moderne,  het  antieke  en  bet  nieuwe 
nieubel  kan  bij  wijze  van  vergeUjking  gesproken  vvorden  van  het  valscbe,  bet 
doode  en  het  levende.  Daar  het  valscbe  niet  geduld  kan  worden  en  wij  niet 
doode,  maar  levende  menscben  zijn,  moet  de  keuze  onafwijsbaar  vallen  op 
bet  levende,  op  bet  nieuwe  nieubel. 

C.  DE  LORM. 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN  ONZE  EIGEN  CORRESPO N  DENTEN) 


DD  UIT  AMSTERDAM  □□ 

ASTELS  EN  TEEKE- 
NINGEN  VAN  FERNAND 
KHNOPFF  ,  EN  SCHIL 
DERIJEN  VAN  DIRK 
SMORENBERG  ±  LAREN" 
SCHEKUNSTHANDEL 
Het   eerste   wal  ik, 


jareii  geleilen,  van  Fernaiui    Khiiopff   zag, 
was  de  reproduclie  van  een  zijner  vrouwen- 
portretlen,  een  piofil,  bij  een   gedicht.    Het 
vrouwengelaal   is   mij   bijgebleven,   —  het 
gedicht  niel.  Later  zag  ik  meer  van  dczen 
■wonderlijkcn  teekeiiaar  en  schilder,  hier  te 
lande,  in  Belgie,  in  Frankrijk,  docli  heel  veel 
was  't  niet.  Het  vrcemde  en  de  zeldzaamheid 
der  verschijningen  van  zijn  werk,  doortrok- 
ken  van  eenzelfden  geesi,  fijn  en  voornaani, 
duidelijk  van  teekening  en  toch  diep  mys- 
tiek,  deze  bijzondere  eigenschappen  mislen 
hun  werking  niet.  Het  is  dikwijls  dat  zelfde 
eigenaardige  viouwengelaat :  niet  Grieksch, 
niet  Egyptisch,  niet  modern,  —  en  loch  het 
een  en  het  ander  tot  een  wondere  eenheid 
gebracht,  streng  en  fijn  van  vorm,  gcheim- 
zinnig  van  wezen.  Ook  door  de  wijze  waarop 
het  in  't   kader  gezel  is,  zoodat  vaak  een 
gedeelte  onzichtbaar  is,   of  wel  het  symbo- 
lische  bij  werk  van  vleugels  en  anderelegen- 
darischezinnebeeldcn,\vordl  de  psychische 
werking  dikwijls  verhoogd.  Het  gelaat  zou 
iets  hebben  van  een  masker,  wanneer  niet 
juistde  psychische  werUiiig  zoo  fijn  en  diep 
was,  -sterker  immers  dan  een  gedicht.  Het 
Grieksche  looneel-masker,  waar  achler  zich 
nochtans  allc  harlstochtcn  alspclen  ?  Neen. 
Uit  de  vizie  van   dal   vrouwengezicht  ont- 
slaan  psychische  symbolen  van  ideeen  als 


17de'e  rfe  Justice,    La  Conscience,   Le  Regret, 
La  Defiance,  Meduse  endormie,  Le  Secret... 

En  toch..  ..  laat  het  werk  onvoldaan. 
Waaroni?  De  teekening  is  zuiver  (behou- 
dens  enkele  onvolmaaktheden,  als  b.  v.  van 
de  linker  arm  en  pols  en  hand  van  VIdee  de 
Justice)  en  de  teekenaar  is  zoo  psychisch 
van  bedoeling,  dat  hij  nog  meer  laat  ver- 
moeden  dan  hij  toonl.  Het  wil  haast  meer 
gedicht  dan  geteekend  zijn.  Ziehier  een 
deugd  en  een  gebrek  tevens.  Ditzelfde  ken- 
merkt  ook  zijn  ander  werk.  Toch  verlangen 
vvij  van  Fernand  KhnopfT  niets  anders  dan 
dat  hij  ons  nog  dikwijls  17de'e  laat...  ver- 
moeden,  en  b.  v.  van  Brugge  meer  dan  de 
realiteit  blijft  doen  zien  :  VAulrefois  (22)  of, 
alsRodenbach,  weemoedige  verslorvenheid, 
—  zij  het  dan  ook  niet  als  Verhaeren  het 
geestdriftige  leven.  Als  hij  maar  VIdee  laat 
vermoeden... 

Dirk  Smorenberg  vermag  slechts  met 
moeitc  in  korsten  en  klonters  van  verf  de 
schoone  aandoening,  bij  wat  hij  zoo  op  zijn 
reizen  al  zag,  voor  ons  aanschouwelijk  te 
maken.  De  verf  schijnt  voor  hem  een  ruwe 
materie  te  zijn.  of  beter,  te  blijven.  En  toch 
ontbloeit  uit  al  die  stugheid  der  materie 
bier  en  daar  schoonheid.  In  Nevelmeer  (29) 
b.  V.  de  schoonheid  der  stille  en  wijdheid 
van  een  siieeuwlandschap,  in  liivier  in  Ame- 
rika  (43)  het  prachligc  spel  van  zon  en 
dampkring.  Zijn  Anierikaansche  Farm  (40) 
en  liergweg  te  Mont  Fleuri  (39)  bckorcn  door 
kleurschoonheid  en  realislische  romantiek. 
Evenwel  hopen  wij  voor  dezcn  kunstenaar 
dat  hij,  uitgcrust  van  de  reizen  over  de 
aarde,  zich  toerust  tot  reizen  in  den  geest, 
opdat  hij  de  materie  nog  meer  zal  kunncn 
vergeestelijken. 


215 


KUNSTBERICHTEN  —  UlT  AMSTERDAM 


DE  LAATSTE  WERKEN  VAN  VAN  BEUR- 
DEN,  DE  GRAEF,  POSENAAR ,  RIKET , 
BOSIERS,  WIETHASE  E.  A.  t  KUNSTZAAL 
VAN  DELDEN  /:♦>  Het  zou  de  moeile  loo- 
iieii  naar  de  redeneii  te  zoeken,  waarom  in 
den  laalsten  tijd  Belgisclie  kiinslenaars  in 
Holland  zooveel  belangslelling  genieten. 
Het  zou  ons  hier  ecliler  te  ver  voeren.  Wij 
■wijzen  slechts  in  de  verle  aan  o.  ni.  :  de 
bekoring  van  het  vreemde  en  toch  nog 
eenigszins  verwante,  waarin  men  zich  kan 
trachten  te  herkennen,  en  voorls  het  ver- 
langen  om  te  zien  naar  de  werking  van 
invloeden,  die  ook  ten  onzent  de  nieuwere 
kunst  kenmerken  :  de  Barbizonsche  land- 
schapsroniantiek,  het  inipressionisme.  hel 
luminisme,  etc. 

Wat  zou  Jan  de  (jiaef  zijn  zonder  Rous- 
seau? Veimoedelijk  dezell'de  lyiisch-ronian- 
tische  kunstenaar;  docli  dat  zijn  Zoiwiider- 
gang  in  October  anderszou  geschilderd  zijn, 
wamieer  Rousseau  b.  v.  zijn  groote  zonson- 
dergang  aan  den  woudzoom  bij  Fontaine- 
bleau  (Louvre)  niet  geconiponeerd  ha(l,lijdt 
geen  twijfel.  Noclitans  is  ook  door  den 
jongeren  schilder  romaiitische  dichterlijk- 
held  in  een  breed  gebaar  veraanschouwe- 
lijkl.  Hij  heeft  een  sterk  kleurig  palel,  niaar 
hij  weet  die  kleuren  zuiver  te  steninieii  en 
harnionieus  te  veriuengen,  terwiji  de  vorm 
vail  het  boschlandschap  ecnvoudig  eii  iiiet 
zonder  groolschheid  is. 

Een  zuivere  laiidschapsstemniing  geven 
ook  Roessingh  in  zijn  Winter-  en  Joseph 
Posenaer  in  zijn  Scplcmhermorgen,  terwiji 
de  pastel  van  den  laalste,  (iijzelbrecltteglieni, 
bekoort  door  haar  lijn  en  voiin.  Edgaid 
Wietliase  genoot  van  de  liclitspeling  en  het 
fijne  gefonkel  van  kleuren  van  eeii  Oclohcr- 
morgen,c\\  wij  met  heni,gelijkook  Leon  Hikct 
het  zonlicht  In  hel  Bosch,  al  is  zijn  kijk  op  't 
geval  wat  verward,  wezenlijk  weet  tedoen 
schijneii.  Alfons  van  Beurden's  Kind  met  de 
Geil  is  breed  en  realislisch,  in  zoovei-  zon- 
licht reeel  mag  heeten  :  een  sterk  sink  plain- 
air,  vrij  plonip  en  onbehagelijk,  niaar  cerlijk 
en  kranig.  lloe  andcrs  is  Bene  Hosieis  :  er 
is  iels  nioe's  en  aCgewerkt's  in  zijn  schilder- 
wijze,  hclgcen    nici   idlccn   ann   zijn   oiidci- 


werpen,  Onde  Woningen,  De  Blinde  en  Ach- 
terbnnrt  ligt,  en  slechts  ten  deele  uit  zijn 
stemming  en  kijkopdedingente  verklaren  is. 

Wij  vergenoegcn  ons  ten  aanzien  van 
Armand  Maclots'  en  Isodore  Meyers'  wcrk 
met  eene  eervolle  vermelding  luinner 
namen. 

Al'zondcrlijke  vermelding  verdienl  het 
magislrale  wcrk  van  Louis  (jallail,  in  het 
achterzaaltje  ten  toon  gesteld  :  De  laatste 
eerbewijzen  aan  de  graven  van  Egniond  en 
Hoorn  ,  een  herlialing,  behoudens  kleine 
verschillen,  van  het  schilderij  te  Doornik. 

ARTI  ET  AMICITLE  ±  TENTOONSTEL- 
LING  VAN  SCHILDERIJEN  EN  BEELD- 
HOUWWERKEN  VAN  LEDEN  DER  MAAT- 
SCHAPPIJ  t.  April-Mei  1913  >c-».  De  ca- 
talogus  veiineldt  198  werken  van  nagenoeg 
evcnveel  kunstenaars,  die  dan  ook  bijna 
alle  slechts  door  een  enkel  werk  vertegen- 
woordigd  zijn.  Gesteld  nu,  dat  het  uitver- 
koren  sink  het  bovenste  beste  is  van 
maanden  arbeids,  dan,  ja,  dan  geluige  de 
criliek,  dat  helgeen  hier  schilteit  de  gulden 
middelmaat  is,  —  zoo  niet  het  klalergoud, 
door  het  al  te  niilde  bovenlicht,  nog  meer 
glans  vei-spreidl.  Toch  is  het  merkvvaardig, 
dat  een  zekere  schildersbeschaving  zoozeer 
gemeengoed  kan  worden  ,  <lat  er  in  het 
schilderend  Amsterdam  meer  ilan  honderd 
jongeren  en  oudereii  zijn  —  alle  generaties 
zijn  hier  aanwezig  —  wier  minste  werk  nog 
een  kunstwerk  kan  heeten.  Wei  is  waar  van 
een  niiddelmatigheid,  die  op  den  duur  be- 
nauwend  is  en  naar  een  g'ooterc  wereld  doet 
verlangen,  waar  een  maalstaal  aangelegd 
kan  worden,  waarvoor  Arti's  zalen  te  klein 
lijken.  Een  grootere  weield,  —  waar  deze 
of  gene  al  van  droomt?  Grootere  ruimten, 
wijdei'  hoiizonnen...,  waar  reeds  enkelen 
met  zevenmijlslaarzen  op  al'  stevcnen?  Siy- 
listcn,  Gubisten,  Gyclisten,  Futuristen ','  Of 
zijn  het  geen  zevenmijlslaarzen  van  reuzen, 
—  maar  krnkken,  teekenhaken  en  passers  ? 
Konden  wij  slechts  gelooven  in  een  Don 
Quicliol,  want  dan  schltlerde  vooralsnog 
bet  «  ideaal  »  allerwegen  ons  loe. 

Hier  zullen  we  ons  voorshands  nog  niaar 
een    wijlc   vergenoegeii   met   den  ghnis   der 


KUNSTBERICHTES  —  VIT  AMSTEIiDAM  —  riT  A  US  HEM 


f^iililcii  nii(l(lcliii;i;il.  en  ons  nu  en  dan  enkele 
oogenblikken  veiiieugen  over  de  schilleriiig 
van  liooger  schoonheid,  zooals  b.  v.  Suze 
Bisschop-Robeilson's  Diujelijkseh  werk  (15), 
Goedvriend's  Heriiinerin;/  uaii  Bachcirach 
(50i  en  Paddestoeteii  (51  j,  Heyenbrock's  in 
vuur  en  vlam  en  walm  slaande  Knentlingen 
(Lothaiingen)  i61),  Juncss  drainaliscbe  Be- 
spolliiifi  van  Chrixlus  (74),  Karsen's  weenioe- 
dig  diclilerlijk  geziene  Oiide  Vinkenbatirt 
(Anisterdami  (75)  en  Monnickendam's  Sa- 
lome. Voor  dit  laatsle  werk  slaan  wij  even 
stil,  op  een  afstand.  Hoe  onrijp,  hoe  wrang 
van  kleur;  hoe  grof  en  ruw  van  vorm,  hoe... 
barbaarscli.  maar  ook  lioe  fel  en  stout...  ! 
Het  verwicrf  de  gouden  niedoille  van  H.  M. 
de  Koningin.  Hoe  vreenid  zouden  Oscar 
Wilde  en  Strauss  er  legenover  slaan  ! 

Wij  wenschen  nog  te  noemen  Mej.  A.  C. 
van  den  Berg's  Hloemsluk.  F.  Bobcldijk's 
Damntk,  waar  Breitner  behagen  in  scheppen 
zal,  Mej.  M.  de  Boer's  Giiilaar-speelster  en 
Slillenen.  Brouwers'  Oiide  Huljes,  Deutmans 
Moeder  en  Kind,  Dooyewaard's  liij  den 
HiKird.  ill  Neuhuyssclien  tranl.  B.  de  Hoog  s 
Xuaister.  \.  H.  Koning's  Winter  Inndschnp, 
Van  der  Maaiels  Zomer,  Mej.  C  Morel's 
Driedislel.  J.  C.  Ritsenia's  Winter,  Willy 
Sluiler's  Porlrel.  G.  J.  Slaller's  Oude  Tivn- 
p/e/;!  (Amsterdam  ,  Mej.  J.  Surie's  .S/iV/ece/i 
en  Wijsnuiller  s  Herfst  en  KorlenhoeJ. 

Beeldliouwwerken  zijn  er  van  Tom  le 
Clercq,  Mej.  R.  M.  van  Dantzig.  A.  Hesse- 
ling,  Mevr.  J.  A.  Sclireve-Yzernian.  F.  Visser 
en  G   C.  Vriiit. 

J.  D.  B. 

□  DGG   UIT    ARNHEM   DDGD 

JHYRXBROCK   g;   KUNST- 
IIANDKL  DE  VHlKSyC^. 

Het  is  een  nieteling,  de 
wvme  fabrickarbeider, 
legenover  de  groote 
iiidiistriecn  door  eleclri- 
cileit  of  stoom  gedreven, 
Wiuu  111  /.ijii  eiikelingsarbcidzoo  bitter  weinig 
bedui<lt,  zoo  klein  is  als  hij  zelf  klein  staat 
neveiis  de  reusacliligc  hoogovens  de  diepte 
del  mijiieii. 


Heyeiibrock,  de  Hollandsclie  scliilder  die 
op  de  wijze  van  een  dagbladsciirijver,  een 
interrvieuwer  dringl  in  de  lioeken  waar  wat 
te  zien  is,  kan  aniper  zijn  meegevoelen  ver- 
steken,zijn  sociale  sympatliie  voor  die  in  zijn 
wereldsch  lot  aan  dien  ijzeren  dwingeland: 
de   industrie,  overgeleverden.  Een   fabriek 
doeint  op  voor  Heyenbrock  als  iets  grootsch, 
tegelijk   van   niacht   en    dwingelandij,   een 
monument   van  menschelijke  overwinniiig 
door  welenschap  en  van  geknechle  meiisch- 
heid.  Heyenbiock  is  lechnisch  tlmis  in  de  be- 
drijven  welke  hij  uitbeeldt,  hij  is  verlrouwd 
erniee.  Het  zit  hem  wel  eens  iii  den  weg, 
deze  wetenschap,  dan  wijkt  de  schilder  voor 
den  doceerenden  kenner.  Een  ander  maal 
overvleugelt  de  schilder,  den  veelweter.  In 
dit  geval  is  Heyenbrock  ons  het  liefst.  Nog 
altijd    leelt   in    onze   herinnering  dit    dock, 
waar  hij  een   paar  fabrieksarbeiders  in  den 
nacht  naar  de  doovencie  vureii  <ioet  staren. 
Het  is  een  schilderij,  waar  Heyenbrock  een 
hoogte  punt  bereikle  van  wat  hij  geven  kan. 
Op  deze   tentoonstelliiig  zijn  cveneciis  een 
paar  werkeii  weike  bij  het  besle  behooren 
van  wat  wij  van  Heyenbrock  zagen.  Het  is 
het  sclnlderachlige  werk  nog  :  Hooguuens  te 
Lolharinyen  ;  een    ander    in    grijs    gamma 
geschilderd   weik  is   de   Sleengroeve  Eifel, 
atmosfeer  is  er    opnieuw    in    een    andere 
Asphallgroeve,  die  te  Limmer.  Deze  laatste 
eigenschap  wordt  sterker  in   Heyenbrock  : 
de  schildeiachtlge  indruk  blijkt  hem  in  de 
laatste  jaren  meeraan  het  hart  te  gaan.  Zie 
zijn  :  Vervoer  van  gloeiend  staal,  het  onder- 
wijzende  is  uit  de  teekening  weg;  coloris- 
tisch  gaf  hij  de  donkcre  partijen  tegen  de 
purperengloeiing  van  het  staal  endearbeider 
is  naluurlijk  opgenomen,  in  dit  contrast  van 
donker  en  lichl.  Hij  is  nict  het  gewichtige 
poppelje  gelijk  Heyenbrock  dit  zoo  gaariie 
door   een    fel    blauwijc.   door   ceii    nit    den 
band    springende   detaillecring    van    vorm, 
gaarne  geet't.  Hij  doet  dit  nog  in   no  (i,  het 
overigens  zoo  geslaagde  wcik,  waarin  een 
praclitigen    vnurgloed    is,    die    optiekt    in 
blauw  en   blauw-goud  in   het    water  weer- 
kaatst  ligl.  In  Jonge  kracht  toont  des  kuns- 
tenaars    mcevoclen  ,     bet    becld    van    een 
jongske,    leer   leven,    lot    oinneedoogenden 
arl)eiil    l)esleiiul.   Ja,    waatlijk,    na    reeksen 


217 


KUNSIBERICHTEN  —  UIT  ARNHEM  —  UIT  BRUSSEL 


landschappeii,  nn  onlelbare  paproereiide 
moeders,  valt  Heyenhrock  reeds  om  zijn 
slreven  uit  het  gelijkniatige  plan  der  Hol- 
landsche  schilders  te  roemen  ! 

Alb.  ue  Haas. 

5^  !#^  vt'S  5«^  5«^  ^^' '•'^ ««^5#^  ^^ 5^ 

DDDD  UIT  BRUSSEL  dddd 


IBRE  ESTHETIQUE 
l)it  was  een  soort  van 
reliospectieve  leiitoon- 
slelling  van  het  <»  Impres- 
sionismei)  die  daardoor 
juist  van  groot  belang 
voor  de  v66r-  zoowel  als 
de  tegeiistanders  der  school  is  geweest. 
We  zullen  over  het  streven  en  den  uitslag 
er  van  hierechter  niet  in  nadere  bespreking 
Ireden,  aangezien  alles  dienaangaande  reeds 
vaak  is  gezegd. 

Van  de  berocnidsle  P'ransche  nieesters, 
hoofden  en  voorstanders  dezer  richting, 
waren  hier  de  meesten  verlegenwoordigd  : 
Claude  Monet,  van  Gogh,  Manguin,  Valtat, 
Maurice  Denis,  Guillaumin,  enz. 

Van  de  Belgen  was  er  Van  Rysselberghe, 
die,  niellegenslaande  het  procede,  toch  altijd 
een  groot  kunslenaar  blijft.  Verder  hebben 
we  vooral  de  Rozen  van  van  den  Eeckhoudt 
en  een  allerliefst  Italiaansch  landschapje 
van  Charles  Hei  mans  bewonderd.  De  aan  we- 
zigheid  van  dezen  laatsle,  hier  onder  de  Im- 
pressionisten  was  echter  tanielijk  vreenid 
en  onverwacht. 

Onder  de  beeldhouwcrs,  die  in  iedcr  geval 
niets  met  bet  Inipressionisme  gemeens  had- 
den,  onderscheidde  zich  vooral  Caspar  met 
een  prachtig  Ilert,  Rousseau  met  zijn  groep 
van  de  Geiireii  en  Rik  Woulers  met  mooie 
busies,  waaroiuier  een  van  den  roman- 
schrijver  Elslander. 

^^  *"$  *S  ^^  ^'S  '*'S  ^"S  ^'zj)  ^"S  ^'S  5«^' 

FRAN'S  GAILLARD,  die  in  den  Kunslkring 
tcntoon  slelde,  heeft  sedert  hij  met  een  uit- 
gebrcide  composilie  mijn  Moulin  horlui/e 
(een  imprcssie  van  de  slral'kolonie  te  Merx- 
plas  in  den  Cycle  Polibiilaire)  illuslrecrde, 
een  heel  eind  wcgs  afgclegd  !  Al  kan  men  niet 
allijd    bewcrcn    dal    hij   ei    op    vooruil     is 


gegaan,  loch  licefl  hij  met  ccn  soort  koorls 
achtigen  durf  zich  zelf  vooitdurend  lier- 
nieuwd  en  —  pantheist  van  lem|)crament, 
als  hij  is  —  zooveel  niogelijk  getracht,  om 
zich  een  le  maken  met  de  naluur,  zooals  ze 
zich  van  haar  verschillcnde  zijden  vertoont 
en  niet  enkel  met  onze  Noordelijke  naluur, 
maar  ook  met  die  van  bet  stralendsle  Zui- 
den  •  Zoo  had  hij  bijv.  mooie  dingen  uit 
Griekenland,  o.  a.  zijn  prachtige  Hymiie  aan 
de  Zon  meegehracht. 

DE  HEER  A.  OST,  een  nog  heel  jonge 
Mechelsche  schilder,  heeft  een  opzienba- 
rende  tentoonstelling  in  de  zaal  Boulte 
gehad.  Hij  was  er  met  niet  minder  dan  300 
doeken,  het  werk  van  ongeveer  10  jaar,  alle 
buitengewoon  knap  in  de  uitvoering  en  vol 
gloed  en  vuur,  vol  warme  sympalhie  voor 
alle  mogelijke  onderwerpen  uit  zijn  geboorte 
stad  en  land,  die  hij  onvermoeid  weergeeft 
met  olieverf,  krijt,  pastel  en  akwarel.  Het 
liefst  bespiedt  hij  het  volk  bij  hun  rythmi- 
sche  bewegingen  —  hun  verschillende  hou- 
dingen  bij  dans  en  spel,  wedloopen  eu 
krachloefeningen  en  welke  blijde  levenslust 
straalt  er  van  al  die  verschillende  schetsen 
af!  Waar  de  menschenfiguur  niet  volstaat, 
voegt  hij  er  die  van  de  paarden  bij,  in  de 
hevige  spanning  hunner  spieren,  bij  bun 
draf  en  hun  galop.  En  dal  alles  op  de  meesl 
bewonderenswaardige  wijze  geleekend, 
saamgesleld  en  neergezet,  —  hij  teekent 
zelfs  beter  dan  hij  schilderl  1  Doch  niet 
minder  innig  der  naluur  getrouw  geeft  hij 
de  mooie  plekjes  zijner  landslreek  en  der 
goede  stad  Mechelen  weer.  Hij  schilderl  de 
kanalen,  zijtakkenen  grachten  van  de  Dijle, 
met  hun  mooie,  oude  huisjes  en  aardigc 
vlicljes,  boewel  tegenwoordig  helaas  zoo 
glad  gcschaafd  en  gemoderniseerd,  dal  er 
weinig  van  is  overgeblevcii  !  In  ieder  geval 
heeft  Van  Ost  er  de  herinnering  aan  voor 
ons  bewaard,  in  zijn  talrijke  composilies, 
die  bij  ten  gerieve  der  bewonderaars  onzer 
schildeiachlige  slcdcn  in  verschillende  sc 
rietMi  prenlbriffkaarlcn  uitgegcvcn  heeft. 

Want  wal  zal  er  bij  dc  vernielingswocde 
onzer  administraticve  wandalcn  weldi  a  van 
onze  pracblige  steden,  van  ()u(l-Anl\vcri)on, 


218 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  BRUSSEL  -  MUSEUMKROMEK 


van  Outi-Brussel  overgebleven  zijn?  Zullen 
we  zelfs  niet  voor  Brugge  hebben  te  sid- 
(iereii  ?  En  lateii  we  zoo  spoedig  mogelijk 
nog  eens  naar  leperen,  Veurne  en  Nieuw- 
poort  gaan  en  nog  eens  een  bedevaart  naar 
Lier,  Diest,  Dendermonde,  Herenthals  en 
Zoutleeuw  ondernemen,  eer  alles  onder  den 
mokcr  gaat.  Van  Ost  heeft  vele  koorden  op 
zijn  boog  en  is  verwant  aaii  hel  edel  ge- 
slacht  der  Breughels  en  Oslades.  —  Hier  en 
daar  zouden  we  hem  echler  wat  fraaier 
modellen  liebben  toegewenschi,  die  wat 
minder  van  ledepoppen  en  vogelverschrik- 
kers  hadden  I 

Evenals  bet  nieciencieel  onzer  sciiilders, 
Laernians  en  Frederic  zelfs  niet  uitgezon- 
derd,  voelt  hij  zich  vooral  aangelrokken 
door  karakter  en  expressie,  ook  bij  bem 
soms  ontaardend  in  de  karikaluur.  Hoe 
zouden  zijn  ruiters  op  den  bedevaarlsgang 
naar  Hakendover  gewonnen  hebben,  zoo  ze 
in  hun  soort  even  tier,  even  elegant  en 
decoratief  als  hun  stevige  paarden  waren 
en  er  meer  adel  in  bun  trekken  lag  ! 

Alles  in  Allem  v^'as  deze  tentoonstelliiig 
echler  een  grool  succes  —  een  der  belang- 
rijkste  van  den  geheelen  winter  ! 

'•'S  ^'^  5«^  '•^  '•^  ^  ^'^  ^'^  '•'S  ^'^^'^ 
EDMOND  VERSTRAETEN  is  mede  met  een 
zeer  belangrijke  exposilie  in  de  concertzaal 
van  den  Kunslkring  geweest.  Hij  scliildert 
bij  voorkeur  de  lage  landen  —  de  polders 
met  hun  eindelooze  horizonlen  van  zijn  ge- 
liefde  Land  van  Waes,  vooral  de  vele  kron- 
kelingen  van  de  Durme,  met  haar  grazige 
weiden  en  haar  rozengaarden  en  dat  met 
een  voorliefde,  die  er  vooral  naar  trachl  ons 
het  groote,  bet  oneindige  en  de  majesteit  er 
van  te  doeii  gevoelen,  die  echter  het  ver- 
teederende  en  bekorend-droeve  niet  buiten 
sluit  ! 

Het  is  meer  dan  inipressionisnie  dat  hij 
hier  geeft  en  onder  het  soms  wat  al  le 
vurige,  de  wat  al  te  sommaire  loels,  voelt 
men  de  bekoring  die  het  steeds  weer  nieuw 
geziene,  steeds  meer  aangebeden  land  op 
den  schilder  uitoefent  die  er  ook  steeds 
meer  de  innigheid,  de  poezie  van  zal  onder- 
gaan  en  doen  gevoelen. 


JAN  APOL  is  evenzeer  een  belangwekkend 
en  naarstig  schilder,  een  zoeker  en  slrever, 
die  vaak  den  juisten  toon  en  de  gedroomde 
beweging  weet  te  trefTen  —  de  juisle  uit- 
drukking  van  t  geen  hij  ziet  en  in  de  naluur 
gevoeld  heeft.  Hij  is  een  kolorist  en  zijn 
kleuren  blijven  weelderig  en  vrij,  nietle- 
genslaande  het  rijke  licht  dat  er  overvloe- 
diglijk  over  gespreid  ligt  en  in  dit  opzicht 
vooral  onderscheidt  hij  zich  gunstig  van  de 
luminislen,  die  ons  liefst  een  natuur  te  zien 
geven  als  een  door  de  zon  verscholen  of 
door  de  mot  weggevreten  tapijt.  We  roemen 
vooral  zijn  Ilatiaansche  slad,  zijn  Vertrek 
van  de  Ruiters  en  zijn  Slitlevens,  van  het 
besle  mee,  dat  hij  in  den  Kunslkring  len- 
toon  gesteld  had. 

LEON  HOUYOUX  iieemt  onder  onze  land- 
schapschilders  de  bescheiden,  doch  zeer 
eervolle  plaats  van  wijlen  Huberti  in.  Met 
een  tot  in  't  uitersle  moderne  techniek,  met 
de  grootsl  mogelijke  zorg  voor  licht  en  ver- 
lichling,  is  hij  levens  een  dichter  der  halve 
tonen,  die  het  zonnige  hooghoul  schildert 
als  de  wazige  avondschemering  valt.  Maar 
op  den  door  hem  ingeslagen  weg,  zou  het 
m.  i.  in  het  voordeel  van  dezen  kunslenaar 
zijn  om  zicli  nog  meer  te  concenlreeren  — 
nog  meer  te  veriniiigen. 

G.  E. 

D    MUSEUMKRONIEK    n 

RUSSEL  yO».  Ik  stel  me 
voor  om  de  lezers  van 
Onze  KiinsI,  gercgeld  van 
de  a  Beweging  »  in  de 
Brusselschc  musea  op  de 
hoogte  te  houdcn.  Want 
ware  bet  niet  zeer  ge- 
wenscht  dal  hot  publiek  hierin  wat  meer 
belang  ging  slellcn?  Hocwel  onze  tijdelijke 
tentoonslellingen  tamelijk  gelrouw  worden 
bezocht,  is  men  gewoonlijk  zeer  slcclil  op 
de  hoogte  van  de  kunslschatlen,  die  in  onze 
musea  worden  bewaard  en  die  in  hun  oog, 
naar  'I  schijnt,  enkel  bedoeld  zijn  om  door 


219 


MilSEUMKROMEK 


vreenidelingen  te  woiden  bezocht.  He  So- 
ciete  des  Amis  des  Miisees  royaiix,  zou,  buitcii 
en  behalve  liet  door  gebrek  aan  geldinidde- 
len  helaas  beperkte  doel,  dat  ze  zich  heeft 
gesteld,om  oiize  kuiistscliatteii  met  iiieuwe 
aaiikoopeii  te  verrijken,  door  het  houdeii 
van  voordrachten  en  wandelingen  door  de 
zalen,  gaarne  wat  leven  trachlen  te  brengen 
in  die  kerklioven  van  kunst ! 

Laten  we  daartoe  allereerst  een  vluclitig 
overziclit  van  de  zalen  in  liet  Oude  Museum 
nemen. —  EenTweelnik, door  Dr.  Fried  lander 
meen  ik,  aan  Ambrosius  Benson  toegeschre- 
ven,  werd  onlangs  iii  de  Galerij  onzer  Vroeg- 
meesters  geplaatst.  Men  ziet  er  een  Johannes 
den  Dooper  met  een  rooden  mantel  en  een 
Begiftiger  met  een  nogal  leelijk  gezicht.  De 
figuren  zijn  eenigszins  stijf  en  wat  zwaar 
van  sehildering,  maar  het  landschap  met 
zijn  rotsen  en  buitenhuisjes  is  mooi.  Een 
curieuse  aarlsengel  SI.  Michael  met  twee 
heiliyen,  een  penteekening  van  een  onbe- 
kenden  Vlaamschen  Meester,  geeft  aanlei- 
ding  tot  leerrijke  vergelijkingen.  Het  komt 
uit  de  Verz.  Hoogendijk,  onlangs  bij  Fred. 
Muller  te  Amsterdam  verkocht.  Daarnaast 
hangen  twee  niooie,  kleine  stukjes  van  de 
verkooping  Mathys  (Dec.  J911)  een  uiterst 
delikaat  gesehilderde  Madonna  tussclien  een 
non  en  twee  bisschoppen  van  Giovanni  di 
Fielro,  gez.  Lo  Spagna  en  een  Petriis  wunde- 
lend  op  de  ijolven,  in  het  genre  van  Bles.  De 
Bruegel-serie,  is  met  een  Val  van  learns  ver- 
rijkl,  \vaai-  het  hooi'd-sujekt  zich  in  een  sterk 
in  't  vcrkorl  gezien,  in  de  lucht  geheven 
been  re.sumeerl,  docli  dat,  niettegenstaande 
het  onevenwichlige  in  de  conijjositie,  zeer 
volkonien  gesehilderde  onderdeelen  geeft, 
vooral  in  de  typische  scluiiljes,  door  de 
plaatsneden  van  den  meeslei-  voldoendc  be- 
kend,  den  Landnuin  met  zijn  Ploey  en  een 
azuien  krans  van  bergen,  klaarblijkelijk  op 
de  Ilalianen  geinspirecrd.  Verder,  voorloo- 
pig  geplaatst  in  de  Hollandsche  Zaal,  de 
prachtige  Hembrandt,  tijdelijk  aan  liet  Mu- 
seum af'geslaan  door  Mevr.  May  :  De  Man 
met  den  Tnlhand  lomstreeks  l(i29),  waar  men 
den  Vader  van  den  Meester  in  meent  te  zien. 
Mel  is  een  gehehnzinnig  gulden  stuk.  een 
zijner  geniaalste  scheppingen;  onze  eigen 
Hcmbrandt's  vallen  ei- geheel  bij  wcg;  maar 


slechts  vveinigen  zouden  strafteloos  deze 
overblufl'ende  nabuurschap  kunnen  door- 
staan  !  Op  de  benedenverdieping  vinden  we 
beter  dan  een  geleend,  een  geschonken  sluk 
uit  de  prachtige  verz.  van  Mevr.  Garden, 
(een  Bespotte  Christus),  die  veler  aandacht 
boeit.  Het  is  mooier  naar  het  schijnt  dan 
het  stuk  door  Ghauchard  aan  den  Louvre 
nagelaten  en  van  een  warm-bruine,  naar 
wensch  gepatineerde  tonaliteit,  met  al  het 
machtig-krachtige  van  het  onvoltooide. 
Weldra  zal  de  Precantion  malernelle,  teeke- 
ning  van  Millet,  eenvoudig  maar  duur,  van 
de  verkoop  Van  den  Eynde,  het  fransche 
xix=  eeuwsche  contingent  komen  aanvullen, 
waarbij  men  later  nog  enkele  der  wonderen 
door  den  onlangs  overleden  kunslliefhebber 
Alfons  Willems  nagelaten,  zou  hopen  te 
voegen. 

Yerscheiden  ezels,  die  tegenover  den  Slag 
bij  Woeiingen  zijn  opgesteld,  als  een  aanval 
der  Modernen  op  deze  Gitadel  van  het  Ho- 
manlisme,  leggen  voldoende  getuigenis  voor 
de  vlijt  onzer  hedendaagsche  kunstenaars 
af.  Baertsoen,  met  zijn  eigenaardig  nienwen 
blik,  legtzon  op  de  oude  kaden  van  Gent  en 
geel  op  de  muren  en  rood  op  de  daken. 
Karel  Hermans  stond  een  stralende  Villa 
Mattel  af.  Van  Rene  Menard,  voor  mij  de 
hoogsle  verpersoonlijking  der  hedendaag- 
sche decoratieve  kunst,  veiheugen  we  ons 
in  het  bezit  vai;  dat  harmonieuse  Herders- 
leuen,  welsprekend  diminutief  van  een  ge- 
heel, vroeger  door  ons  te  Anlwerpen  en  te 
Brussel  bewonderd  en  thaiis  een  sieiaad 
van  de  Salle  des  actes  de  I'Ecole  de  Droit  te 
Parijs.  In  een  bijtende  schels.  In  het  Ge- 
rechlshof,  crayonneerde  F^orain  de  zich  met 
hun  clienten  onderhoudende  advokaten. 
lien  teekening  van  Eugeen  Smils  Ofelia  kon- 
digt  de  op  handen  zijnde  lentoonstclling 
van  de  door  den  beheerraad  aangekochte 
werken  van  dezen  aantrekkelijken  kunste- 
naar  aan  {onverdiend  door  het  Ihanslevende 
geslacht  vergetcn),  wieiis  lang,  werkzaam 
leven  een  uitgebreide  beschrijving  waard 
zou  zijn.  Aan  het  hoofd  prijke  het  voorname 
Portret  van  Knijeen  Smils  door  Hicard, 
waarvan  het  Museum  de  gelukkige  bezitter 
is  gewoiden.  De  vier  stukken  van  Troyon, 
Gourbet,  Leys  en  Stevens,  in  April  van  bet 


220 


MUSEUMKRONIEK  —  BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


vorigc  jaar,  op  de  verkoop  Cardon  aange- 
kochl,  niakcii  iiaast  liuii  Fraiischc  cii  Bcl- 
gisclie  kuiisll)roe<iers  een  goed  figuur.  De 
pcinzemie  Paul  Janxon  van  Lucieii  Wolles 
eii  dc  Maayd  op  de  School  van  Maurice  Denis, 
iireiigeii  in  liel  gelicel  de  godsdienslige  nool, 
op  heden  ijevrijd  van  ijdcle  convenlie. 

De  vroegere  bureaux  van  het  Museum 
secretariaat,  zijn  legenwoordig  voor  het 
publick  geopend,  men  zal  daardooreen  zaal 
met  zijlielit  krijgen  en  de  voorhof  van  het 
Nassau-paleis,  zal  eindehjk  van  de  hiiider- 
lijke  Maquelle  van  den  Kunsiberg  bevrijd 
worden. 

In  den  (^iiiquantenaire  strekt  zich  het  ver- 
langcn  van  conservators  en  verzamelingen, 
nicer  en  nicer  iiaar  de  reeds  zoo  lang  bc- 
loofde  nieuwe  iiistallaties  uit!  Bij  geregeldc 
tussclieiipozcn  komligen  dc  dagbhulen  «  la 
pionipte  conclusion  des  travaux  de  laile 
gauche  »  aan,  inaar  het  bordje  «  Exposition 
d'arl  aiicicn  xviie  sieclc »  dat  niaar  altijd 
iiaast  derotonde  l)lijft  hangen,  van  wat  een- 
niaal  bet  Volkspalcis  is  geweest,  werkt  niel 
geruststellend.  Het  wcekblad  L'Aii  modenie 
geesclde  oiilangs  in  biltere  bewoordingeii 
«  son  Incoherence  le  inusee  du  Cinquaii- 
lenaire  »  en  wees  op  al  de  gevareii,  die  het 
bedreigen.  Wanneer  zullen  de  nienigvuldige 
voorweipen,  iiagelalen  door  Yermeersch  en 
l^venepoel,  cindelijk  ecus  behoorlijk  uilge- 
slald  worden  in  de  een  weinig  droog  opge- 
valte  kloostergangen,  volgens  de  plannen 
onzer  ollicieele  pasticheurs  gebonwd?  Over 
den  slijl  van  liet  geljouw  valt  te  Iwislen, 
uiaar  aan  ruinile  onlbreekt  het  er  zcUcr 
niet!  De  prachlige  zoldering  uit  een  parlicu- 
lierc  woiiing  Ic  lepcren.  met  de  2()7  verschil- 
Icndc  uiolicvoii,  zal  <h'  verwczenlijUing  zijn 
van  den  wciiscli  van  velen.die  inonzeiiiusea 
ecu  volledig  l)celd  dci-  vervlogcn  ceuwen 
wensclieii  te  zicn.  De  prachtige  liiip,  stijl 
Lodewijk  XV'',  in  gelieeldhonvvd  cikcii  bout 
uit  bet  oude  St.  Micbiclscollege  in  de  Ursu- 
linncnstraat  (vroeger  Paieis  van  den  graal" 
van  lloorne)  met  zijn  venukkclijk  open  ge- 
werkle  lenniiig,  zal  er  dan  cindelijk  even- 
eens  ecu  (ilaats  vindcn.  Kerst  is  nog  ecu 
lieele  I'erzische  vcrzameling.  met  vreemde 
jjordeii  en  scbilden  nu'l  bliksemseliillerende 


refleksen  en  miniaturen  intens  van  blauw  en 
gouil  <(  op  zicht  f)  in  de  voorzalen  gejilaatsl. 
Bij  dergelijke  schatten  voelen  we  ons  macli- 
teloos,  vooral  nu  Parijs,  scdert  gedenkwaar- 
dige  en  aristocratische  feeslen,  zoozeer  Per- 
zisch  in  smaak  en  neigingen  geworden  is.  — 
Zullen  we  weer  van  heel  dit  schitterend 
Oosten  hebben  te  scheiden  '? 

Laten  we  onze  Mecenen  ecus  aansprekcn 
en  dat  milde  gaven  toestroomen  ! 

Februari,  19i:i.  P.  BauTIER. 

'^9i  ^9t  ^9i  ^9i  ^9i  ^9i^  ^  ^  ^9i  ^9) 

BOEKEN    &    TIJDSCHRIFTEN 

LEO  VAN  PUYVELDE  J  ONDERZOEK 
NAAR  DE  OORZAKEN  DER  WIJZIGINGEN 
IN  DE  ICONOGRAPHIE  DER  OUDE  NE- 
DERLANDSCHE  SCHILDERKUNST  g;  Gent 
1012  . 

X  deze  lezing,  den  19"  Juni 
1912  in  de  Kon.  Vhtamsciie 
Aciidemie  gehouden,  be- 
sludeert  de  schrijver  den 
iiivlocd  derinysterie-spc- 
en  op  de  wijzigingen  in 
de  iconogralie  der  Nederlandsche  schilder- 
kunsl.  Hij  maakt  eeiiige  vergelijkingen  tus- 
schen  de  nianier  waarop  de  schilders  zckcre 
onderwerpen  behaiidelden  en  de  tooneel- 
matige  schikkingen  door  den  tekst  der 
gcwijde  slukken  aangegeven.  Deze  vergelij- 
kingen zijn  echler  maar  zelden  overluigend 
en  waar  ze  t  al  schijnen,  geiden  ze  enkel 
werken  van  ondergeschikte  beteckenis  of 
van  laten  datum,  als  o.  a.  de  Degrafenis  en 
Ilcmclvaarl  van  de  Maagd  (Museum  te  Brus- 
sel,  Nr  535),  een  sink  dat  aan  Albrecbt  Bouts 
of  een  zijner  leerlingen  wordt  toegeschreven 
en  iconogralisclie  eigcnaardigbcden  ver- 
toont,  precies  in  overeenslcmming  met  het 
Mysleriespel  de  serenste  Jiliscap  van  Maria 
—  In  de  ovcrige  gcvallen  slapelt  dc  schrijver 
mill  of  nicer  vernuftig  be(hichtc  hypotheseii 
opeeii;  zoo  beweert  liij,bij  onlstentenis  van 
elk  onniiddcllijk  bcwijs.  dat  men  aan  den 
invloed  der  Mysterien  dc  ontwikkcling  van 
het  thema  der  I'ietd  heeft  toe  te  schrijven, 
dat  in  dc  xv^'  ccuvv,  in  de  kunst  van  het 
Noordcn  zeer  j>cvarieerde  vormcii  aannani 
en   i<eliecl  verschillcnd  was   van   ihe   wolke 


2S1 


BOEKEN  S:  TIJDSCHRIFTEN  -  AMBACHTS-  EN  XIJVERHEIDSKUNST 


door  lie  Meditalien,  toegeschreven  nan  SI. 
Bonaventuia  waren  ge'inspireerd,  wclUe 
men,  vanaf  liet  begin  tier  xiv«  eeiiw  in  Ilalic 
aantreft. 

Doch  sederl  tie  xiv^  eeuvv,  oiilmocl  men  in 
Italic  evengoed  bewerkingen  van  de  Pieta, 
welke  aan  den  teksl  der  Medilalien  vrecnid 
zijii,  en  min  of  meer  ovcreenslemmcn  met 
degene  welke  men  in  de  xv^  eeiiw,  in  hel 
Noorden  ziet  verschijnen  :  een  stiik  van 
Cecco  di  Pielro  di  Pisa  van  1377  (Museum  le 
Pisa)  vertoont  een  Maagd  met  den  dooden 
Cliristus  op  haar  schoot  en  het  gelaat  van 
den  Zoon  dichl  bij  het  hare,  en  een  dergclijke 
op  zichzelf  staande  groep,  geheel  gelijk  aan 
de  Pietas,  die  men  in  de  xv^  eeuw  zoo  veel- 
vuldig  in  het  Noorden  aantrof,  ziet  men  op 
een  stuk  der  Sieneeschc  school  in  de  Pina- 
coteek  le  Vollerra.  In  1305  onderteekende 
Giovanni  da  Milano,  een  Pieta  (Academie 
van  Schoone  Kunsten  le  Florence)  waar  de 
Chrislus  staande  wordt  voorgesleld,  ondcr- 
sleund  door  de  Maagd  en  twee  H.  Vrouwen, 
terwijl  andere  vormen,  welke  van  het  oor- 
spronkelijke  type  der  Pielas  verschillen,  in 
de  xiv  eeuw  veclvuldig  voorkonien.  Moet 
men  noodzakelijkerwijs  het  ontstaan  dezer 
motieven  aan  gewijde  vertooningen  toe 
schrijven  ?  Waren  de  schilders  dan  zoo  dom 
en  onmachtig  om  zelf  lets  te  bedenken,  dat 
onmiddellijk  raakte  aan  hun  kunst,  zonder 
zich  te  inspireercu  op  letlcrkundigen  of 
looneelisten? 

Over  de  waarde  der  algemeene  bcschou- 
wingen,  waarmee  tleze  sludie  beginl,  moge 
men  naar  den  volgenden  volzin  oordeelen  : 
«  Ilct  geeslelijk  tooneel  gaf  de  schilders  alles 
te  aanschouwcn  wal  zij  op  paneel  en  perka- 
ment  te  brengen  hadilen  en  zoo  dat  ze't  zicli 
i)ezwaarlijk  zelf  belcr  koiiden  voorslellen.  « 
De  beer  van  Puyvelde,  Profcssoi-  in  de 
Kunstgeschicdeiiis  aan  de  Genlschc  llooge- 
school,  heel't  een  treurig  denkbeeld  van  do 
verstaiidelijke  gavcn  der  schilders  en  (•en 
eigcnaardige  opvalling  van  Jul  phislJMlic 
kunslwcrk  1 

,1.  Mksnii,. 


^J^  ^^  S*  S^  ^*  31*  S*  '5>*  ■^j^  $i*  2?j* 

Dnaanann  AMBACHTS- 
EN     NIJVERHEIDSKUNST 

X  HET  MUSEUM  VAN 
KUXSTNIJVERHEID  TE 
HAARLEM /C*  Het  is  een 
prijzenswaai'dig  idee  van 
de  museum  direclie  te 
Haarlem  ons  gercgeld  ten- 
toonstellingen  te  brengen 
van  nijvcrheidskunsl.  Het  een  mag  belang- 
rijker  zijn  dan  hel  ander,  '1  is  toch  op  dcze 
wijze  dat  we  in  de  gelegenheid  vvorden 
gesleld  kennis  te  makcn  met  het  werk  van 
kunslcnaars,  sonis  volledig,  andermaals  met 
slechts  enkele  werkstukken. 

Zoo  kunnen  wij  Ihans  beschouwen  negen 
glasramcn  naar  ontwerpen  van  Johan  Thorn 
Prikker  le  Ilagen  (Weslfalen),  uilgevoerd 
dooi'  Godfricd  Heinersdorif  le  Berlijn. 

In  een  nevenverlrek  slell  de  beeldhouwer 
M.  J.  Hack  een  vrij  uilvoerige  colleclie 
modelleii  voor  beeldhouwwerk  ten  loon. 

De  venslers  van  Thorn  Prikker  zijn  nicest 
van  diepc,  warme  kleuren,  zoo,  datze  bijna 
geen  licht  door  laten,  allhans  voor  "t  mceren- 
deel  het  vcrtrek  in  t  donker  huUen.  Dc 
opgcbrachle  grijn  is  grof,  zsvaar  «  gedopt  » 
zou  nieji  bijna  zeggen. 

Dit  kan  men  veroordeelcn  of  apprccieeren, 
maar  prachlig  laten  dcze  ramen  weer  zien 
welk  een  slijlvol  teckenaar  Prikker  is.  De 
flguren  zijn  met  rake,  krachtige  lijnen  aan- 
gegcven.  Hij  houdt  van  krachl,  van  forsch- 
heid,  dat  is  altijd  zijn  clement  gcweest,  en 
dat  zien  we  ook  nu  weer  in  de  toepassing 
der  brcede  loodlijnen. 

Of  deze  ramen  kunnen  gerekend  wordcn 
als  bchoorende  lot  dc  idcale  glasschililer- 
kunst,  uit  vakkuiidig  oogpunl  (wijl  ze  wel 
van  anilere  opvallingcii  verschillen)  mag 
worden  betwijfcld,  maar  waar  het  er  slechts 
omgaat  eenige  aanlcckcningen  bij  dcze  len- 
loonsteliing  te  gcven  zou  hel  te  ver  voercn 
bier  op  door  te  gaan. 

I'.cn  raam  beslaat  gdu'cl  nil  oniamenl,  in 
lijUe  kleuren.  Ilcl  lijnensanicnspcl  in  de 
delailstloet  mcslerU  deidicnaan  dc  Mali  Us  die 
we  van  hem  nil  zijn  Haagschcn  lijd  kennen. 
N"  3,  I'clrms  o/;  dc  zee,  mcl  mooie  gcdecllen 
is  wel  wal  oniluidclijU,  en  slechls  langzaam 
UciMil  men  ■  cr  in  »,  oulwarl  men  dc  liguren. 
lU'sUMU'cri'iiil  /oiiilcM   we    knnncn  zeggen 


222 


AMBACHTS-  EN  NIJVERH.  -  VERBETEIUSG  -  KUNSTVEILINGEN-  VARIA 


(IntTliorn  Piikkercen  iiijvcrlK'idskimslcnniir 
is  met  nicer  picliiinlc  ihiii  vnkkiiiulij^e  ci^eii- 
sclia|)pcii,  niaar  met  cen  duif  en  I'antasie 
(lie  al  zijr.  werk  tot  iets  Ijijzoiuiers  maakt. 

M.  J.  Hack  keimcii  we  uit  hot  arlikel 
van  December  j.  1.  in  Oiize  Kuiist.  Veel  wal 
(laarin  wcrd  besproken  en  gereproiluceeid 
is  hier  te  /.ien,  nangcvnlil  met  ^elijUsoortige 
moileilen. 

Deze  tenloonstelling  laat  weer  duidelijk 
zlen  de  l)ek\vame  ornamenlisl  en  gevoeligcn 
l)eeldliou\ver. 

In  liet  jjijzonder  zij  hier  vernield  het  mooi 
f^eiitiiogralecrd  porlrel  van  Hack  door  Cliris 
Lebeau. 

En  dan  zien  we  hier  liet  «  Kuypcr  kaslje  », 
aanfjeboden  door  «  de  anti  revolutionaire 
slaatsparlij  aan  Dr.  A.  Kuyper.  »  Hcl  is 
onlworpen  door  Jac.  Pii.  Worniser,  met 
l)eehisniiwcrk  van  Hack  en  menlu'iwerk 
van  K.  Boonslra.  Op  dit  werkslnk  konien  we 
nadcr  in  Unzc  luinst  leru;^. 

Eeii  opmerking.  Ongerept  tentooiigestehl 
is  liet  weik  van  Hack  niet,  we  zouden 
eerdcr  zeggen  slordig.  Moeten  we  hier  de 
mnseum  direclie  een  verwijt  van  maken 
dan  zouden  we  willen  verzoeken  de  gasten 
wat  correcter  te  liuisvesten. 

Gelijktijdig,  en  ook  in  de  calalogus  opge- 
nomcii  is  ecu  tentoonstelling  van  ta|)ijten 
van  mevrouvv  C  Polvliet-van  Hoogstralcn. 
Behoort  dit  werk  liier  Ihuis '.'  Als  nijverlieids- 
product,  ja.  Als  kunstnijverheidsproducl 
niet.  Immers  mevrouw  Polvhet  laat  in  hare 
labriek  oostersche  tapijten  copicercn,  en, 
't  moet  gezegd,  o|)  verdienstlijke  wijzc.  Maar 
(iaar  blijt't  het  bij,  en  waar  men  hierdoor 
geen  eigeii  kiinst  voortbrengl,  iiitegcndeel 
den  vooinitgaiig  in  den  weg  staat,  kunnei; 
we  bet  vrijwel  hierbij  latcii,  resiuncercnd 
dat  een  coi)ie  inimer  inl'erieur  aan  het 
oilgineel  is. 
April  J9i:i.  Corn,  van  1)i;h  Sluys. 

^ft  ^,9i  '^9i  ■:^f^  ^9i  ^9ii  sg,^  ^fS  ^*  ??,*  ^ft 

QD  D  VERBETERING  □ c  D 

De  Hcer  P.  N.  van  Eyck  vcrzoekt  oiis  te 
nielden,  dat  dc  oorspronkelijke  nilgave  van 
K  Les  Fleurs  du  Mai  »  van  liaiidelaiie,  waar- 
van  eidiele  proefpagina's  wei'den  opgeno- 
men  in  ons  April-nummcr,  i)lz.  140,  gcdrukt 
is  op  daarvoor  vervaardigd  "  HatcUolor  » 
papier,  en  dat  op  pag.  215  tier  proel'  in  den 
G«»  regel  van  onder  eene  druklbiit  is  geslopen 


(rendu  in  plaats  van  redil),  welke  niet  in  de 
oorspronkelijke  uitgave  voorkonit.         Red. 

'•'S««^'  ^'^  '•'Sj  ^'^  ««^  5«'?5  «•'§?  ^"^1  ««^««^ 

D  D  KUNSTVEILINGEN  D  n 

i.T  ontvingen  dc  nilslekend 
verzoigde  calalogus  der 
zeer  belangrijke  verza- 
meliiig  Maiczell  von  Ne- 
mes  nil  Budapest,  welke 
op  17  efi  IS  Juni  te  Parijs 
in  de  Galcrie  Manzi  ge- 
vcihl  wurdt.  De  vcrzameling,  waarvaii  wc 
reeds  op  veivscliillende  tenlouiistcllingen  van 
outle  kuiist  staaltjes  te  zien  kregeii,  omvat 
werkcii  uit  de  Italiaansche,  Vlaamsche, 
lloliandschc,  Duitsche,  Spaansche,  Fransche 
en  Engelsclie  scholcn,  van  de  xiv  lot  de 
xixi!  eeuw  Van  dit  alles  een  ovcrzicht  Ic 
geven,  ligl  hier  niet  in  ouze  bcdoeling.  Wij 
willen  eukel  wijzen  op  enkele  stukken,  die 
voor  ons  van  bizonder  belaug  zijii.  Voor- 
cerst  een  |)aar  paneclljes  van  Gerard  David,, 
waarvan  vooral  een  grallegging  onze  aan 
dacht  vraagt,  een  Kardinaalsportret  van 
van  Dijck,  cen  sappige  Fijt  en  niet  minder 
smaUelijke  Snijdcis,  vicr  Rubensen  waar- 
onder  twee  portrctlen,  twee  Siberechtsen  ; 
onder  dc  Hollandsche  meesters  worden 
vermeld  :  Abr.  van  Beyeren.  (Juiriju  Breke- 
lenkani.  Alb.  Guyp,  ,lac.  G.  Cuyp,  .lac.  A. 
Duck,. Ian  van  Goyen,  Dirk  Hals,  Fraus  Hals 
(met  een  bizonder  l'raaimansportret),W.  Kalf, 
Thomas  de  Keyser  met  de  zeer  iuiportante 
Trictracspelers,  vrocger  in  dit  tijdscbril't 
afgebeeldj,  Ph.  de  Koninck,  Nic.  Maes, 
A.  van  Ostade,  Rembrandt  (met  hcl  roman- 
tische  portret  van  zijn  vader  en  een  paar 
sludiekop|)eni,  Jac.  van  Ruysdael,  G.  Ter- 
borch  en  Ph.  Wouwerman.  Onder  de 
vreemde  scbolen  trekt  vooral  ilc  aandacht 
een  recks  van  niet  minder  dan  twaall'wer- 
ken  van  El  (Ireco.  B. 

^9t  ^f^  ^9t  ^9>  '^9t  ^#5  {ftfS  ^fj  c^ft  ^9i  ^9i 
D  D  D  D  D  D   VARIA   D  D  D  D  D  D 


Door  OMVoorziene  omstandigheden 
zien  wij  ons  genoodzaakt  eene  bijilrage  van 
den  Heei-  Sclunidt-Degener  over  »  Poilretten 
van  Beuibrandl  :  Tilia  van  Uylenbuicli  en 
FraiKj'ois  (^oopal  »,  welke  voor  dit  nuunner 
bcstenid  was,  tot  de  volgcnde  allevering  te 
verschuiven.  RiiD. 


223 


INHOUD  VAN   DEEL  XXIII 

(TWAALFDE  JAARGANG   —    EERSTE    HALFJAAR    igiS) 

Hi./. 

Bosch  (Jac.  van  deii):  De   Sclioorsleen KH) 

Bruyn  (Edniond  de):  De   vreemde    afdecliiigen    op    di,'   Tenloonstelliiig 

van  Modern-GodsdieiisUgc  Kiinst.  (De  Fransche 

Afdeeling) 49 

Delen  (A17)  :  Kunst  van  Heden IfiS 

Destree,  0.  S.  B.  (Doni  Bruno)  :  De  vreemde  afdeelingcn  op  de  Tentoon- 

stelling  van   Modern-Godsdienstige    Kunst.   (De 

Engelsche  Afdeeling) fi2 

Destree  (Jos.)  :  De  Porlretten  van  Gerard  David 153 

DuBRULLE  (A.)  :  Naar  aanleiding  van  een  albasten  Ligbeeld    ...         1 

Fierens-Gevaert  :        Tentoonstelling  van  Modern-Godsdienstige  Kunst 

te  Brussel  (Belgie  en  Holland) 9 

LoRM  (C.  de)  :  Nieuw  werk  van  Cornells  van  der  Siuys  ....     206 

Ni.iHOFF  (C.  W.)  :        Nederland  op  de  Ideal-Home  Exhibition  te  Londen 

1912 30-69 

Marius  (G.  H.)  :  Anthon  Gerard   Alexander,    ridder  van    Rappard, 

1858-1892 1S9 

Rooses  (Dr.  Max)  :      Frans  Van  Kuyck 89 

RoYEN  (J.  F.  Van)  :  De  Hollandsche  Mediaeval  van  S.  H.  de  Roos  .  .  13(» 
Schmidt-Degener  (F.)  :  Rembrandt's  porlret  van  Gerard  de  Lairesse  .  .  117 
Veth  (Cornells)  :         Drie  muursebilderingen  van   R.  N.  Roland   Hoist 

in  de  Restuurkamer  van  den  Alg.  Ned.  Diamant- 
bewerkers-Bond 178 

KUNSTBERICHTEN 

UiT  .Amstehuam  :  Coniflis  Ivuypers,  Larcnsclic  Ivuiislliaiitlcl  —  Jac. 

Zon  l)ij  Frans  Bufla  &  Zoiieii  —  I^'rits  Mondriaaii 
t)ij  II. \V.  Vail  Deldeii  —  Arii  el  Ainiciliiu:  Tciilooii- 
slclling  van  scliiltierijen  en  bcclilliouwwcrk  —  Dc 
Ecuwigc  F.va  van  Th.  Molkenboei-  l)ij  II.  NV.  Van 

Delden (■'•  ''■  '^O        •<" 

Sint  Lucas:  Tcnloonslcllint^  van  aciuaicllcn,  Ici'- 
kcnirif^en,  enz.  van  Icdcn  dor  Vorcfni^iiiif^  in  licl 
Sledclijk  Museum  —  Larensche  KunsUiandel:  Mevr. 
K.  Kalslioven-!5icrmans,  David  Scluilinan  en  .1. 
Mankcs '•!•  <1    '^-i        " 


224 


Urr  Amsterdam  ;  Anton  Dirckx  in  ile  Kiinslznal  van  Dchtcn  —  .Muj 
l.i/.zy  Ansiiigli.  (i.  Van  Xiflciik,  A  Briel  en  S.  Cuii  T, 
TjipUc  Visser  in  licn  LaicnsclicnKunslluuulcl.  .  (J.  (I.  15.)  Ill 
Pastels  en  leekcnin^eii  van  Fenianti  Kiinoi)!!  en 
schikicrijen  van  Dirk  Smorenberf^,  Larensclie 
Kunsthaiulel  —  Dehialsle  werken  van  Van  Heurden, 
l)e  (iraef,  Poseiiaci-.  Rikct,  Hosiers,  Wiethase,  e.  a., 
Knnstzaal  Van  Delden  —  Aili  et  Amicitire  :  Ten- 
loonslelling  van  sciiihierijen  en  liecldlionwwerken 
van  leden  (ler  Maalschappij ij.  d.  B.)      215 

UlT  Antwkkpes  :  Kunstverhond  :     Teruf<l)likkeiide     lenloonslelli[ii< 

van  schetseii  en  kleiiie  werken  —  l-'ugeen  van 
Alieglieni  -  Kunstverboiid:  Kcislniislenloonstelling 

—  Fians  Van  Leemputten (Ar\  Delen)       112 

Aze  ick  Kan  —  Camille  I.ambert  —  Cli.  Victor  Hage- 

nian  —  Het  Knnstverbond  —  In  de  zaal  Forst    .    lAry  Delcn)       181 

UiT  AuNHHM  :  Tweede  tcntoonstelling  Artibns  Sacruni    .     .    (Alb.  de  Haas)        41 

Heyenbiock,  Kiinslhandeine  Viies  .     .     .     .    'Alb.  de  Haas)      217 

UiT  Bhussel  :  Kunstkiing  «  L'Union  •>  —  Kunstkring  «  Le  Sillon  ..        iG.  E.)       115 

In  den  Kunstkring  —  In  de  Galerij  Giroux  — Maurits 
Langaskens  —  In  lict  Studio-zaallje  —  In  de  Galerie 
dArl  —  Snieersen  Wagenians  — De  dames  Penso  en 
Rolin  en  de  Heeren  Dilicns  en  Servais  —  l)c  scliil- 
ders  Julien  Genot  en  .\ll)eit  Palonx  en  de  beeld- 
houwcr  Canneel  —  In  bet  salon  der  Akwarellislen 

—  Een  tentoonslelling  van  Sicinlen  —  Omer  Cop- 
pens  en  Charles  Michel  —  Willem  Bataille  -  Eniiel 
Jacques  —  Rene  Gcvers  —  Omer  Dierckx  —  In  bet 
Boutc-zaaltje  —  Victor  Marchal  —  In  bet  Sludio- 

zaalljc ((^■•F^)       '^3 

Tentoonstelling  >■  I'our  I'Arl  ..  —  Louis  Titz  —  Henri 
Anspach  —  In  den  Kunstkiing  le  Lacken  —  Leon 
Frederic  —  Georges  Lemmen  —  .Mfred  Verliaeren 

—  Paul  Dubois  —  Le   Lieirc    De   Kliniop)   in  de 

zaal  Boute ('■•  ^  )      183 

Libre  Esthelique  —  Fraiis  Gaillard  —  A.  Ost   — 
Edmoiui  Verslraeten  —  Jan  Apol  —  Leon  Houyoux       (G.  E.)      218 
UitdenHa.vg:  HoUandscbe  teekeiimaatscbappij   —  Hart  Nibbrig 

bij  Scbuller  —  Kunslhandel  Tbeo  Neuhuys     (G.  1).  Gralama)         11 
Anloon  van  Welie  bij  Goupil  —  Willem  C.  Rip  bij 
Bicsing  —  J.  C  \V.  Cossaar  in  «  Esher  Surrey  "  — 

D.  Bautz  bij  Klcykamp (G.  D.  Gratama)        79 

UiT  Haarlem  :  Kunsllbtografie (Alb.  de  Haas)        43 

UiT  Leiden  :  Leidsche  Kunstvereeniging  —  Dirk  Xijiand    .    (Alb.  de  Haas)      186 

UitMons;  Tentoonstelling  van  den  Kunstkring  »  L'Essaim  »        (A.  G.)        44 

UiT  Rotterdam  :  Ikalweefsels (Alb.  de  Haas)        80 

MUSEUMKROMEK  :  Brussd P.  Bautieri       219 

Personalia:  E.  \V.  Mocs;  Jaak  Rossels .     .       (A.  D.)        8(i 

Eugene  Smits;  Ferdinand  van  der  llaegben  .     .     .        (A.  D  )       I.)l 

Pater  Jozef  van  den  Cdievn   S.  J (A-  H)       1>*<'' 

Vah.a:  ■ 8'-'««-^23 

„  152 

IVRRATIM  : 

Amuachts- &  NuvKKilKiDSKiNsr  :  Arcliileklnnr (Job.  G.)  18 

Druckeruitbouw '•'"''•  *'•  ^' 

\n  liel  Museum  van  Kunstnijverhcid    le  Haarlem 

(Corn,  van  ilei-  .Sluys)  222 


BOEKEN    &   TIJDSCHRIFTEN 

BertauxIE.):                     L'lv\|)()silii)ii  lull  ospcclivc  (]c- S;ii  iifjossc"  1!)()8     .      (J.  Mcsiiil)  8'J 

Die  Ginpliisclu'ii  Kiiiisk' (H.)  85 

PuYVELUE  (Leo  v;iii)  :       Oiidcrzock  luuir  de  ooiz.nken  cier  wijzingcii  in  <ic 
Iconof^rnpliic  der   Oude   Ncderlandsche   scliildcr- 

kuiist (.1.  Mesiiil)  221 

Ovcizichl  v:in    Tijdsclirirk'n (A.  I).)  44-S:M  IS 

PLATEN 

N.-B.  De  cijfei-s  lui-l  •  gemerkt  gevcii  lie    hl,-i(l/.ijrlen    :ian   tcgpilovei    dcwclke   lie   plali'ii    liuiirn   t.'ksl   moolcn 
tusschengevoc'gci  worden. 

TeksUteisieriiiy  in  haul  iicsiiidcn  door  Edw   Pcllens. 
Omsldi/  in  liont  gesiicdcn  door  (i.  \Y  Dijssclliof. 

Bazel  (K.  p.  C.  de  :         Interieur *32 

Beklage  (H.  P.)  :               Scliooisleen  met  visici  lianrd    .     .               1((4 

Schoorslcen  iiiel  li;iai(lkacliellje 110 

Bosch  (Jac.  van  den)  :     Sclioorstceii  met  conibinalie  liaaid-vulkachcl lf)7 

Bhouweh  (Willem  C.) :     Aardewerk 70 

Seliooisleen  in  aardewerk 108 

Cambier  (Louis  (1  )  :         De  vluclil  naar  Egypte 21 

Crahay  (Alb.,  :                  Op  het  vlakke  slraud 175 

Crane  (Waller) :                Oiitwerp  voor  eeii  KcrUiaani 65 

David  ((ierard,  :                 De  Aanbiddiiig  der  Wijzcn *153 

De  H.  Maagd  oniriiigd  dour  bcilige  Vroiiweii *I54 

Poilrctleii  van  Gerard  David 15(J-lo7 

Degouve  DE  NuNC.QUES  (W  )  :  De  slaap  van  Jczus 1<> 

Denis  (Maurice)  :               C.hrislus  met  de  kindcren     ...               59 

Desvallieres  (Georges):  De  Geeseling (il 

DoNNAY  (Aug.)  :                  Het  overbiengen  van  licl  lljk  van  SI  AVallieiius *14 

St  Wallierius  berispt  zijnen  neef — Onldekking  van  bet  lijk 

van  .St  Walherius **14 

Doudelet  (Karcl) :             Jezus  door  bet  slraatvolk  liespot 22 

Dubois  (Louis)  :                 Toebereidselcn  voor  bel  leeslmaal *K)0 

DiHUOJur.Q  (.lac(iues) :      Albaslen  ligbeeld "*2 

Mausoleum  van  Euslachius  de  Croy,  Hisscboj)  van  Atrccbt    .  5 

Dui'ON  (Jozui'l  :                  Gedenkpeiining  Icr  eerc  van  Frans  Van  Kuyck 89 

DiJSSET.uor  |G.  W.i:         Scberni 35 

DiJSSEl.HOF-KiiuCHENius  (Mevr.  W.)  ;  Borduurwerk 30 

Borduurwerk 72 

ElSENLOEFFEL  (Jauj  :         Scboorslecn lOO 

Ensor  (James) :                 De  Irooslendc  Maagd 17 

Fabry  (Emiel) :                 De  Ileilige  Micliacl 23 

I'rami>ton  (Reginald)  :     De  kindsbeid  van  de  Maagd  van  Orleans (il 

I'ri^deric  (Leon)  :             De  Ileilige  Drievuldigbeid  :  God  de  Zoon *10 

»  »  God  de  Vader— God  de  Ileilige 

GeesI **10 

De  11.  I'ranciscus  in  liel  veld *I2 

GuNST  (Vail) :                     Gciard  de  Lairesse  naar  <le  gravuur  van  \'an  Gunsl  .     .     .     .  120 

Hens  (Franz)  :                   Avond  in  de  Kempen 170 

IIentze  (Carl) :                   Twee   mei.sjcs 173 

lIoFER  (Anton)  :                  Dabnaliek 57 

Holiday  (Henri)  :               De  Ijigel  van   bel  .longste  Gericbt 67 


22(i 


HoLST  (H.  X.  Roland) : 


.lossiii.iN  Dii  Jong  (I'c) : 
JOCKDAIN  (Jules)  : 
Knyff  (Alfred  dc)  ; 
Klyck  (Fraiis  Van    : 


Laurmans  ;Eug.)  : 
Lairesse  (Gerard  del 

Lanooy  (Chris)  : 
Llytex  (Hendrikj  : 
Mellery  (Xavier) : 
MiEGHEM  (Eug.  Van)  : 
MiXNE  (George)  : 
Oleffe  (Aug.)  : 
Opsomer   Isidoor) : 
Pexaat(W./: 

POSENAER  (Jos.)  : 

Rafael : 
Rappard  (A. vanj : 


Rembrandt  van  Run 
Roos  (S.  H.  de)  : 


Si.LYS  (Corn,  van  del 


De  sterke  urcn *I7,S 

De  diepe  uren *17g 

De  zachle  uren *180 

Alexander  van  Rappard   ...          *')S9 

Sinte  Alice 24 

De  zwarle  slaghooni *1()2 

Sluilsluk  nit  liel  [m  aclilwerk  «  De  Wijk  Oud-Antwerpen  »     .  90 

Houlhakkerslaniilie *yo 

Een  Uitliangbord 92 

Hel  Sleekspel  ....          *92 

Zijden  Vaandcl  voor  de  Maatscliapi)ij  »  Sinl  Jan  »     .     .     .     .  94 

De  Maaier *i)4 

Burgerwaclil-typen  ilSToi 95 

MislefTect *y(; 

Onderscheidiiigsteekens  voor  de  leden  van  liet  Acadeniiscli 

Korps  van  Antwerpen 97 

Dc  Kapel  in  de  a  Wijk  ()ud-.\nl\verpen  « 95 

Verkleinde  albeelding  eener  bladzijde   uit  hel  ])rachl\veik 

«  De  Wijk  Oud-.\nt\verpen  » *98 

Badende  Kinderen ...  165 

Zwarleknnslprent  naar  een  zelfporlrel 121 

Voorbeeld  van  een  geflalleerd  porlrcl 125 

Polterij 36 

Porlret  van  Frans  Van  Kuyck *S9 

In  het  Begijnhof lUG 

Aan  de  Dokken 174 

Mansborstbeeld   (gips) 1G7 

Stilleven 171 

Jezus  predikend  le  Lier .  20 

Eetkamer *72 

Het   Tapijlweven 93 

Porlret  van  kardinaal  Alidosi 127 

Dorpskerkhof,   waterverf 191 

Convocaliebillel  voor  den  Ulrcchtscheii  Kunslkring    .     .     .  192 

Sleenbakkerij,  els 193 

Oude  Vronwenhuis  op  Terschelling 195 

De   boekhouder,  penteekening 190 

De  boekhouder *196 

Oude  spinster  uit  Rolde 197 

Fabriekintericur,  krijlleekening 198 

De   Breisler *198 

In  de  F"abriek *200 

Judaspenningen 203 

De  Tegclschilders *204 

Porlret  van  Gerard  de  Lairesse  1065 *118 

Bladzijde  uil  Slijn  Slreuvels  «  Morgenstond  .......  *1.32 

Teekeningen  hoot'dleller  1)  en  letter  d 135 

Proefpagina  der  Hollandsche  Me<iiaeval *130 

Proefpagina  uit  de  Hollandsche  Mediaeval  Cursiet *137 

Fcnige  stelpioeven 138 

Zincographisclie  verkleiniiig  naar  een  der  procl'leekenijigen  139 
Titel  en  twee  bladzijden  van  een  luxe-uitgave  dei'  «  Zilver- 

distel »  te  's  Gravenhage *1  111 

Titel  en  twee  bladzijden  van  :  lu-n  drielal  lezingen  in  .Vnierika 

gehouden  door  H.  P.  Berlage *142 

:  Scliels  voor  een  selioorsteen 109 

Kasl 207 


227 


Sluys  (Corii.  villi  (Icn 


S.MiTS  (Jacol)) 
Smits  (A.  P.) : 


Sjiits  hn  Fels  : 


Stevens  (Jozef) : 
Thonet  (Victor)  : 
Thokn  PniKKER  (.lolian 
TooHOP  (Jan  Tli.) : 

WoESTlJNE  (Guslaaf  vai 
Wouters  (Rik)  : 

ONfiEXOEMUE  OF   OxBEK 


Details  van  all)    1 207-208 

Stoel 20S 

Danies-sclnijllarcl 20<l 

Detail  van  afl).  5 2tt'J 

Buieausloel  en  Stoel    .          210 

Menhels  en  Zitnieubcls 211 

Tafeltjc  en  Kasl 212 

ZHincubel *2r2 

Detail  van  all).  13    .... 213 

De  1100(1  Gods 13 

Rieten  stoel 3! 

Etagere  in  licl 71 

Rlocnienslandaaid  in  riet 76 

Tuinkamcr ...  75 

Sclioorsteen  met  open  haard .  105 

Kanierlioek  met  sclioorsteen    ...          *108 

EUende *158 

Na  den   Rc,i;eii 172 

:De  Aanbidding  der  Herders 53 

De  Aposlcl  Simeon 27 

Christns  Eucliaiislicns     . 28 

1  de)  :  Cliristus 19 

Poilret  van  ilen  lieer  H.  IClslander 169 

ENDE  Meestehs  : 

School  van  neuron  :  Wandscliildeiin]>  iiit  de  Chapelle  Saint 

Main-  le  Beuron 51 

Porliel  van  Jaak  Rosseels    ........          ...  80 

Sclioorsteen,  xv  eeuw 101 

»             xvii'-  eeuw 101 

»              uit  liet  kastecl  Zuylesteen 102 

«              in  cen  hnis  te  Ainsterilani 103 

Pater  J.  van  den  tilieyn,  iiaar  eeiie  oulaiigs  uityevoerde  lolo- 

gralie 187 


(ii:i)iuKr  Doou 

.I.-E.  lU'SCHMANN 

iii  Ani\vi;iu'i;n. 


228 


k  .'^^r'' 


. .  -v^/i;:"'  v^----"^'  T:^.-^-.  '=/.-''  -'\^-^    -■ 


Onze  kunst 


5 

07 

deel  23 


PLEASE  CK>  NOT  REMOVE 
CARDS  OR  SLIPS  FROM  THIS  POCKET 

Iff^lVERSITY  OF  TORONTO  LIBRARY 


m 


'  1  \. 


t  ^ 


.y£- 


'  ^.l-■ 


.  :f,^: 


'""i%.,^«-  >  •>r.-::^•- 


'C,ti 


S«  '•'"^'^.    /   J-    •,'--)■■  m;  -'v  .' '  .'Tw'^  '•vi^i*' 


'"iSf 


>^  -/^'  -^^*  '^■'  -^  ■'■  ^'^-^ 

3 


e 


'I^i.