~'\|>'-:-'/V'^V':^-\ :;'-'':. -^V'
V<>^'
^!::'^:>:;V■ (♦•")
i
ONZE KUNST
DEEL XXIII
Digitized by the Internet Archive
in 2010 with funding from
University of Toronto
http://www.archive.org/details/onzekunst23antw
ONZE KUNST
VOORTZETTING VAN DE VLAAMSCHE SCHOOL
HOOFDREDACTEUR
Dr. P BUSCHMANN
Rubriek Ambachts- en Nijverheidskunst onder Redactie van de
Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst
Redactie-Commissie : S. H. de Roos, Jac. Ph. Wormser, H. Pels,
Jac. van den Bosch, Corn. Van der Sluys, Secretaris.
DEEL XXIII
12^ JAARGANG • r HALFJAAR
JANUARI-JUNI
igiS
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP -. ONZE KUNST » ANTWERPEN
AMSTERDAM : L. J. VEEN.
N
if, MAR 2 1966 !!
\t^
•fe
10542?!
NAAR AANLEIDING VAN EEN
ALBASTEN LIGBEELD
(GEBEELDHOUWD DOOR JACQUES DUBRCEUCQ)
Aan M. Poncelet, voorzitler van hel Museum-
bestuur te Dowaai.
noeh de kunslweiken in het Museum te Dowaai, trekt
een ligbeeld in aliiast bijzonder onze aandacht. Op een
grove rieten mat, waarvan de beide uiteinden aan het
hooi'd en de voeten opgeiold zijn, ligt de starre
gedaante van een doode, enkel in liet midden met een
wrong van de lijkwade, waarop hij uitgestrekt ligt,
bedekt. Hij ligt daar, zooals Bossuel, met zijn krach-
tigen eenvoud, zou gezegd hebben « tel que la niort la fait, » in de kracht van
zijn jaren; een meedogenlooze ziekte heeft liaar stempel op dal hoi gelaat met
de ver vooruitstekende jukbeenderen gedrukt, en de smartelijk vertrokken
mond, die zoo juist den laatslen zuchi lieei't uilgeblazen, laat twee tandenrijen
zien. Hel werk is uitgevoerd met een machtig realisme en duidt bij den
kunstenaar niet enkel een zeer ver doorgevoerde studie van het menschenlijf,
maar tevens de voile beschikking over de hnlpbronnen der beeldhouwkunst
aan, terwijl het patina van den tijd die aan het albast de rijke tinlen van het
ivoor verlecnde, "t aangrijpende van het geheel nog verhoogt,
II
Dit beeld stelt voor : den grootmachtigen beer Karel II, graat' van
Lalaing, ridder van het Gulden Vlies, Landvoogd en Hoogbaljuw van
Henegouwen, gouverneur-generaal der Nederlanden, geboren in 1506, geslor-
ven aan dyssenterie te Brussel, den 21«" November 1558. Hij huwde de eerste
maal met Margaretha van Croy, barones de Wavrin, jongste dochter van
Karel, prinsvan Chimay, welke hem twaalf kinderen schonk, waarvan slechts
een haar overleefde en stierf zelvc in het kraambed te Bergen in Henegouwen
den "iK" Jnli 1550. Kort daarna trad Karel van Lalaing voor de tweede maal
Onjp. KiNST. Dei-\ XXUI. .lamiari I'JI.f.
NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
in het huwelijk met Maria de Montmorency, die hem in November 1551 een
zoon sclionk. Margaretha van Croy lag liegraven in de kerk te Lalaing,
waar nog andere leden van liaar doorluclitig geslachl bijgezet waren en waar,
door de goede zorgen van hunnen eenigen omstreeks 1540 geboren zoon
Filips, het lijk van den graaf naast het hare werd gelegd « en pieuse m^moire
de ces tres nobles progenileurs « en waar hij bun ter eere een prachtige
marmeren tombe oprichtte.
Dit monument bestond nog in de xvni'= eeuw en wordt in de Voijage
litteraire de deux Benedictins (*) op de volgende wijze bescbreven :
Nous reslames 10 jours t\ Anchin, comblez (ies honiietelez de monsieur le grand prieur
el des relioieux. Comnie nous nous disposions ^ prendre conge d'eux, ils nous conseillerent
d'aller voir Ies lombeaux des messieurs de I'Alaing, qui out fait autrefois une assez grande
fioure dans Ies Pays-Bas. lis nous firent meme tant d'instances que nous ne piimes nous en
drspenser. Monsieur le grand prieur eiit la bonte de nous donner deux religieux qui nous
accompagnerent. Nous y vimes quelques tombeaux qui ne sont pas indifferens, nous Ies
aurions dessine si nous avions eu le terns, niais nous primes au nioins Ies epitaphes...
Entre la chapelle S. Jean et le grand autel, sous une pyramide, il y a une lame de cuivre
sur laquelle est gravee une epitapbe.
Er is bier sprake van bet gral'schrift 't weik i)etrekking bad op Karel II en
Mar'Hierite de Croy, waarvan we reeds in de xvii'' eeuw, melding vinden
gemaakt in Le Blason de tons Ics chevaliers de I'ordre de la Toison d'or en
waaraan de scbrijver van dat werk bet volgende toevoegde :
Messire Charles comic de Lalain estoit Ires bien cognii par celuy qui fit I'epitaphe cy
jointe qui ce trouve inscripte en une lame de cujvre dore posee sur un liclie tombeau de
marbrc blanc en I'Kglise de S. Aldegonde ;i Lalain, qui fail parliculiere mention, tanl de
ses verluz et bonnes parties, que des dignilez et charges dont ses Princes naturels ont
voulu cjuil ful honore (-).
Lang was de lijst der litels en waardigbeden welke door den edelen beer
gedragen waren. Hij was : « doyen des pairs de Hainaut, l)aion de Conde,
sencclial de Flandres, siigiieiir de Bracle, de Wasiers, de Saint Albin, chef
des finances de Charles Quint et de Philippe II, etant de leur cbambre et
conseil prive, gouverneur general des Pays-Bas, ambassadeur desdits en
diverses circonstances imporlanles, notamment lorsdu mariage de Philippe II
avec Marie Tudor ». Al deze waardigbeden werdcn ecbter gewetligd door de
hoogc verdicnslen van den dignitaris, waarvan o. a. een kroniekschrijver,
Louis iiressin, coiiire de la prevole de Walten, bet volgende getuigenis aflegt :
I.efpiel sieur esloil done de tonics vertus ap])arlenans a ung bicn grand prince, lant au
fail <les lellres, conime aux armes, gaiiiy de justice, priuicncc, temperance, force, magna-
iiiniite, piele, religion el seniblables vertus: dc sorle que lempereur Charles ¥>•■ et le roi
Phil'', sou lilz, le lindrent lousjours en grande recommandalion et alleclion (').
(') I). Marlenc el Dnrand, 172-I. biz. 8C.
(*) Maurice, Le HIason de tons Ies chevaliers de I'ordre de la Toison dor, 1667, bl. 133.
(') Clironl<|ues <lc l-"laiidi<! el d'Arlois, l.'jV'i. Aangehaald door F. Hrassart in zijn
Souvenirs de la I'landrc WalUnnic, decl XX.
NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
Geclurenile de beroerlijke tijden die volgden, werden de grafmonu-
menten in de kerk te Lalaing verbrijzeld en veistrooid en van de tombe die
graaf Filips aan de nagedachtenis zijner ouders gewijd had ontkwamen
slechts twee fragmenten aan de algeheele veinieling, namelijk iiet beeld zelf
van graaf Karel den tweede en de verguld bronzen plaat, die al zijn namen en
titels vermeldde en die door den Hertog van Areniberg aan bet Museum te
Dowaai geschonken zijn.
Ill
In den loop der xv" en xvi<= eeuw werd de gisant der gothische
graftomben tot bet « lijkbeeld » dat, met niets verschoonenden werkelijk-
heidszin, naakt werd voorgesteld. Geluige bijvoorbeeld bet beeld van den
hertog de Breze in de cathedraal te Rouaan en verder nog in de abdij van
Sint Denis, de ligbeelden van Lodewijk XII en Anna de Bretagne. Deze
werken zijn terecht beroemd. Yolgens den beer Gonse doet, wat karakter en
uitvoering i)elreft, bet ligbeeld van Karel de Lalaing ecbter geenszins voor
deze onder en al bewonderende betreurt men, dat de naam van den maker
onbekend is, dat men niet weet aan wien de bulde voor dit scboone werk
toekomt.
Nu bevindt zich ecbter in de cathedraal van St Omer, deel uitmakend
van een mausoleum dat omstreeks 1540 werd opgericht en later herbouwd,
een ander ligbeeld in albast, vrijwel gelijkend op bet boven vermelde. Een
lijk ligt uitgestrekt op een rieten mat ten halve met een tip van de lijkwade
bedekt. Hel is dat van Eustachius de Croy, bisschop van Atrecht, die den
5^" October 1538 overleed en achter den gisant onlwaren we bet beeld van
den prelaat, zooals hij bij zijn leven geweest was, in zijn priesterlijk ornaat
en geknield in gebed en op de plint van den bidsloel leest men in gouden
hoofdletters deze woorden :
Jacobus DU BROEVCQ I'aciebat.
Tusschen bet ligbeeld van Dowaai en dat van St Omer, is de overeen-
komst treilend en onmiskenbaar : zelfde composite, zefde factuur. ^Yijlen
Henri Hymans had bereids de meening geopperd, dat Charles de Lalaing
zeer wel toe te schrijven zou zijn aan Jacques du Broeucq (')• Eeon
Palustre en L. Gonse schrijven bet niede zonder aarzelen aan dezen
kunstenaar toe ('). En indien enkelcn bij gebreke aan een overtuigden tekst,
(*) Notes sur (|uclques ccuvres dart coiiscrvees en Flandrc ct dans Ic Nord de la
Fiance, bl. 225.
(') Louis Gonse, Les cliefs d'ceuvie des Miisees de France, biz. 172.
NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
al zouden weigeren oni dit oordeel te onderschrijven, zouden we aan de
opmerkiiig van Courajod willen herinneren : « II faut admfllre qu'en fait
d'art, tout ne se passe point devant notaiie et ne se juge pim, comme en
justice, sur dossier. Un chef-d'oeuvre longtemps interroge, compare et
confronle avec les pieces similaires, vous en dit plus long sur ses origines
que tons les papiers d'archives compulses loin de lui. Enfin les mailres se
revelent, sans I'intermediaire du document, a ceux qui les recherchent avec
opiniatrete et qui les etudient avec amour » (*).
Wij, van onze zijde, liebben een aaiital bewijzen hijeen vergaard, weike
alle ten gunste van deze attributie spreken. AUereerst is bet waarschijnlijk
dat Philippe de Lalaing als landvoogd van Henegouwen lot bet vervaardigen
van de graftonibe zijner ouders, zicb zou wenden tot een kunslenaar van
zijn eigen streek. Hij woonde te Bergen in hel paleis, dat hij van zijn oom
Philippe de Croy, hertog van Aerschot, gemaal van Anna de Croy, prinses
van Cbimay, de oudste zusler zijner moeder, geerfd had. Daar was bet, dat
die moeder overleed en dat hij in 1577 koningin Margaretha van Navarre,
eerste gemalin van Hendrik IV op haar reis door Vlaanderen ontvangen
zou. In diezelfde stad Mons, bad zicb scderf ongeveer 1540 een beeldbouwer
Jacques Dubroeucq gevestigd, die er bad « taille, travaille et sculte » ver-
scheiden werken voor bet oksaal in de kerk van Sle Waudru en zicb zoo
wel van zijn laak gekweten liad, dat bet kapillel hem bij g'elegenheid
zijnei- bruiloft, een zilveren drinUschaal had vereerd.
Deze marmerversiering van bet oksaal bestond uit zeven standbeelden
oj) natuurlijke grootte en elf bas-reliefs. De standbeelden slelden de goddelijke
en wereldlijke boofddeugden en de bas-reliefs o. a. Hel Avomimaal, De
Geesrliny, De Vcroordccling ixin Jcziis door Pilaliis, Dc Kruisdraging en bet
Laalsle Oordeel voor. Aan de aciiterzijde waren aangebracbt de levensgroote
beelden van .lesus, van Mozes en David en nog drie aiidere bas-reliefs met
de Verrijzenis, de Hemelvaurt en de Uitslortiiig van den Heiligen Geest.
Hoe zou 't mogelijk zijn geweest dat Philippe met deze werken onbekend
ware gebleven en met den man, die ze bad gemaakt, vooral onulal sederl
geruimen tijd zijn geslacbl met de kerk van Ste Waudru in betrekking
gestaan bad. in deze keiU lagen nam. begraven » devant I'luiys du cbci-ur » :
den Margaictha en een .lacqueline de Lalaing, gestorven de eene in 1444, de
andere in 1410, heide « chanoinesses « ('), terwiji 'I bewezen is dat deze
litel in II. 57 door een Margaretha, in 1513 door een Anna, in 1.555 door een
Isabeau was gedragen. Tevcns was er, in dezcll'de keik, een lijkdieiist
{*) Gazelle (les Heaiix-.\rls, 188.5, (led i, J • allevcr inn.
(*) '/Ac K. iii'iissurl : Nolicc liis(()ri(|iio et f;e"eiit<)f>i(|ui' elf laiicicniie ct illusltc luinillc
lies seigneurs el coiiiles dii iioni dc L:il:iin<{.
NAAR AANLEIDISG VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
gevierd voor de nioeder v;m Filips eii Karel de tweede's eersle gemalin.
Nog een aiidcre, iiiet oiil)elaiiL;rijke bizondeilu-id : Dubrceucq wooiide
JACQUES DUBBCEl-CQ : Mausoleum van Eiiblachius de Cioy, Bis^cliop \ :im Atrcchl.
(Cathedraal van Saint-Onier),
te Bergen in de straat die sedeit eeuweii den naam had gedragen van : Rue
derriere I'hulfl dii Prince de C/jj7?iay, want de woning van graaf Filips werd
met den naam der prinsen van Cliimay, de eerste bezitters aangeduid (').
Naar bet voorbeeld barer doorlucbtige tante Margaretba van Parma, die
zij in bet algemeen bewind der Nederlanden was opgevoigd, bezat Maria van
Oostenrijk, gewezen koningin van Hongarije, een nitgesproken smaak voor
scboone kunsten. Ze bad bet voornemen om te Bincbe een pracbtig paieis te
doen l)ou\ven en wendde zicb te den einde tot Dubrceucq, die niel enkel de
verscbillende bouwplannen ontwierp, maar tevens de tuinen en zaien met
vele sciioone beelden versierde. Eveneens bouwde en versierde bij voor
dezelfde voistin, op eenigen al'stand van Bincbe, iiet Uislslot Mariemont. En
die vorsteUjke verblijven wekten niet enkel de bewondering barer tijdge-
nooten op, docb men vergeleek ze, zoowcl wat den bouwstijl als den rijkdom
der versiersieringen bctrol", bij de hislsloten, die door de Franscbe koningen,
(') Ik (i;ink (lit delail, cveiials de bizoiiderhcid van dc zilvercii driiikscluial, aan de
welwillende mededecliiif^ van dcii liccr L. Dcvillcis.
NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
met medewerking van kunstenaars als il Primatice, il Rosso en della Robbia
waren opgerichl.
De voorzaten van nioeders-zij van Philippe de Lalaing, bezaten een goed
te Rinche, waar zijn oiidersin 1528 hun l)ruiloft hadden gevierd. Hij zelf was
in die stad opgevoed en wij lezen dal onder de gil'ten bij bet overlijden zijner
moeder, o. a. weid nitgedeeld :
A la (ierniere iiourisse ile Philippes, demorant a Biiicli, lui at este donne pour Dieu en
aulmosiie, ung pliilippus dor ('j.
Stellig werden in 1554, de paleizen van Rinche en Mariemont, door
Hendrik II verbiand, docb Philippe was op dat tijdstip reeds ongeveer veer-
tien jaar en overal in den omtrek had men nog de herinnering aan al die
schoone zaken in de verbrande paleizen bewaard.
Al die verschillende werken hadden bijgedragen lot verhooging van den
roem van Jacques Dubroeucq en « Maitre Jacques « zooals hij in bet midden
der xvi« eeuw genoenul werd, bekieedde dan ook de eerste plaats onder de
kunstenaars van zijn tijd.
Laten we bier verder nog vermelden, dat de geslachten van Croy en
de Lalaing door nauwe banden van bloedverwantschap verbonden waren.
Reeds in 1428 was een Maria de Lalaing met een Jean de Croy, graaf van
Chimay gehuwd. En, zooals wij hooger gezien liebben, beetle de moeder van
Graaf Filips Margarelha de Croy, terwijl Paul de Lalaing nit zijn tweede
buwelijk een zoon had, die op zijn beurt in den echt trad met Anna de Croy,
terwijl Margarelba's zuster huwde met Filips van Croy, liertog van Aerschot.
Rij bet afsterven zijner eerste gemalin, vaardigde Karcl de Lalaing een
edelman van zijn huis naar Kamerijk af om de doodstijding te brengen aan
den bisschop Robert de Croy en zond tevens bcricbten van bet overlijden aan
Maximiliaan van Rourgondie, beer van Reveren, gouverneur van Holland,
die met een Louise de Croy, nicht van den overledene, in den echt verbonden
was. En verder zien we dat I'^mmanuel de Lalaing, Gouverneur en Hoog-
baljuw van Ilenegouwen, gehuwd was met Anne de Croy, terwijl zijn dochter
Jeanne Irouwde met Jean de (^roy. Toen dan ook Filips de Goede in 1451,
gezanlen wenschle te zenden naar de koningen van Frakrijk en Aragon om
met hem te beraadslagen tot het beraden van een gezamelijken locht, ter
hevrijding van (>onstantinopel van de overbeersching der ongeloovigen, koos
bij daarloe Jacques de Lalaing en Jean de Croy, oindat zij wapcnbroeders
waren en aan elkaar verwant.
(') Wc viiidcii (lit evciiuciis vcriiicld hij 1" lliassarl, Souvciiiih dc la l-laiidie Waloime,
dcclXX.
NAAR AANLEIDING VAN EEN ALBASTEN LIGBEELD
Onder deze gegevens, kan het cUin ^een twijfel nieer oiulerhevig zijii, dat
Philippe de Lalaing, hetzij uit eigen beweging, hetzij op raad van zijn oom
en voogd Antoine de Lalaing, toen hij het plan had opgeval om een graftonibe
ter eere zijner overieden ouders op te lichten, het eerst het oog moest laten
vallen op Jacques Diibroeucq, die het Mausoleum voor Eustachius de Croy
uitgevoeid had,
Deze laatste was in 1523 Provoost gevveest van de collegiale kerk van Onze-
Lieve-Vrouw te St. Omer en bleefaltijd sterk gehecht aan die stad, waar hij
later wenschte te worden begraven. Naar alle waarschijniijkheid is hij daar
bekend geweest met Dubrceucq, aangezien naar het zeggen van Guichardini
de kunstenaar van St. Omer geboortig was (*). En het is tevens aannemelijk
dat deze rcdenen de nioeder van den Kerkvoogd : Dame Lamberte de Brimeu
later hebben doen besluiten om Dubrceucq le l)elasten met de uitvoering van
het Mausoleum aan de nagedachtenis van haren zoon gewijd. Tevens zou
men geneigd zijn om te veronderstellen, dat Eustachius de Crov den beeld-
houvver aan andere leden zijner familie moet hebben aanbevolen toen hij de
uitvoering van het oksaal in de St. Waudrukerk le Bergen op zich nam, dat
als het preludium van zijn latere glorie zou zijn.
IV
En ten slotte geeft de nauwkenrige studie van den ghnnt te Dowaai, het
beste argument voor onze l)ewering. Door de aangrijpende naieveteit van zijn
realisme doet het werk op het eerste gezicht al dadelijk aan een kunstenaar
uit het Noorden denken en de onmiddellijke invloed van Albrecht Diirer doet
zich gevoelen in het streven naar een schilderachtige uitdrukking van het
gevoel, in het starre van de uitdrukking dat geheel gothiek was, en in iefs van
sappigiieid en ruwheid tegelijk in het heele werk. Nu had, alvorens hij zich
te Bergen ging vestigen, Dubrceucq eenigen lijd te Antwerpen gestudeerd,
terwijl deze stad nog vol was van de herinnering aan de feesten, waarmee
men den zegevieren doortocht van Albrecht Diner hadgevierd, terwijl langen
tijd onder de beeldhouwers en schilders de navolging van den Duitschen
meester overheerschend bleef. Ook Dubranicq had zich op zijn manier
geinspireerd, toen hij de ligbeelden van Eustachius de Croy en Karel de
Lalaing vervaardigde.
En wanneer men beide werken in de oiiderdcelen bestudccrt, staat men
verbaasd over de groole anatomische kennis van den meester! Onder de strak
gespannon opperhuid, ontbreekt geen enkel gevvricht, geen enkele spier welke
de zoo ingewikkelde machine van het nienschelijk lichaam in beweging brengt.
(<) Bladzijde 101.
NAAR AAM.EIDING VAN EEN ALBASTKX IJGBEELD
Deze nauwkeurigheid is, iinar men weet, ceii der kenmerkende eigeiischappen
van de Italiaansche beelden iiit dieii lijd, vooral die van Michelangelo, die
met dat doel in het Heilige-Geest hospitaal lijken ging ontleden — zie bijv.
de onvergelijkelijk schoone handen van zijn Mozes I Dubroeucq had Italie
bezochl en een diepen indrnk van wal hij daar zag met zich meegedragen en
ongetwijfeld heeft hij ook nagebootsl wal hij liad gezien en we wcten dat hij
onderzijn overige leerlingen vooral Jan van Boulogne uit alle niachl heeft aan-
gespoord om een dergelijken kunst-pelgrimslocht te ondernemen (/). Want
gediireiule langen lijd heefl, hoewel zonder eenigen grond van waarschijn-
lijkheid, om de beellenis van Karel de Lalaing, den naam van Jean de
Boulogne gezweefd. Toen de edele heer, sedert zestien jaar ongeveer, gestor-
ven was, was Jean naar Italie vertrokken om nimmer vandaar weer te keeren.
Bovendien is niets meer in tegenspraak met zijn karakler en zijn talent dan
het accent en de wijze uilvoeiing van dil monument. Hoewel in den aanvang
goed ingelicht zou het geheugen van het volk geeindigd zijn met 's meesters
naam te vergeten om enkel dien van zijn leeiling te onlhouden! In de levens-
beschrijving van dezen laatste door Perkins ('), lezen we dat Dubroeucq te
Dowaai heeft gewoond, terwijl hij zonder eenige kwestie het grootste deel van
zijn leven te Antwerpen en te Bergen heeft doorgebracht. Indien hij ooit te
Dowaai heeft verbleven zal het enkel geweest zijn voor een tijd, voor de
oprichting van het mausoleum van Lalaing iienoodigd.
V
De bewijzen vereenigen zicii hier alle naar men ziet, om Jacques
DubrcL'ucq aan te duiden ais den maker van het beeld op welks bezit het
Museum te Dowaai zoo Icrecht tier is. Naast den doorlnchtigen edelman, die
in de geschiedenis van de Nederlanden zulk een belangrijke rol heet't gespeeld,
behoorl de naam van den groolen kunstenaar genoemd te worden, die met
zijn beitel zijn slerfelijk ovcrschot onslerfelijk had gemaakt, en het was niet
meer dan billijk dat de bewonderaars van den grooten bewoner van Dowaai,
Jan van Boulogne, tevens in kennis zou worden gebracht met den man van
talent en hart, die het eerst het iieilig vuur der kunst in hem heeft aange-
wakkerd en het later onderhield (^).
A. DUBRULLE,
('i Niiiir onze joiit^sle op/.oi'kingcti was de ware i)a;iin van dcii bceldliouvvcr nil Dowaai
Jc.in (Ic MouluKne en iiiut Jean de liolognc. Zie de Rcviw \rcln'ol()(ii<ine van 1912.
'') Lcs sculplcurs ilaliens, d. I, 1)1/.. 465.
(') l)c folofjrafle van den (/isaiil le Dowaai is van den licci- Uonle, die van luislacliius
de Croy van den liecr Snielle.
TENTOONSTELLING VAN MODERN-
GODSDIENSTIGE KUNST te BRUSSEL
BELGIE EN HOLLAND
I ET is eencrnsligc lijd voor de godsdieiistigekunst, die nog
slechts zeldeii door het opperst schoonheidsleven wordt
l)C'zield ; en er wordt niels of bijna niets gedaan om liet
scheppend temperament onzer kunstenaars been te
voeren naar en te hoiiden in een godsdienstige
steer. Wei ingelichten, in de kennis van het verleden
ervaren,verklarenv6oronzehislorisclie meesterwerken :
« Dat is de ware kiinst, alles wat schoon is, is reeds gemaakt, stel u daar mee
te vreden en begin weer van meet-at' op dezelfde wijze «. Deze lieden i>an
smaak l)e\veren onze oiide tradities boog te houden, en ze dooden ze door
verstikkiiig van de scbeppende kracbt. Men kent die verschrikkeHjk ware
woorden van Nietzsche, waar bij waarscbuwt voor diekennersvan kunsl, die de
kiinsl zoiidrii nullen doen i>erdivijnen, die geneeslieeren, die niet beler dan gift-
mengers zijn, die rechtrrs, die 'I groole beleiien van zich te vormen. Wat al
waarbeden in den mond van dezen ongeloovige ! De levende kracblen der
sclioonbeid moelen terng worden gevoerd naar de Kerk, hun natnurlijke
bron en linn biijvend steunpnnt. Het is niet voldoende dat de lange en vrncbt-
bare loojibaan van een Meunier, drie of vier godsdienstige meesterwerken
beeft opgeleverd, dat een F"rederic slechts eenniaal, bij een nitzonderlijke
gelegenbcid, en zonder dat bij er toe was aangezocbt, zijn talent aan den
tlicnst del- kerkscbildering gewijd beeft ! —
De godsdienstige kunsl lijdt onder de fantaisieen en excentriciteilen der
moderiie knnst, zeggen onze ondheidminnaars. Maar in welk tijdvak beeft dat
gevaar niet bestaan? Vergeet men de oneerbiedigbeden der middeleeuwscbe
houtsnijders, de boosaardigbeden van een .leroen Bosch'.' En wie zou nog
hel provincialisme bezitten om te betnigen, dat de wereldscbe pracht afbreuk
gedaan beelt aan de giootbeid der knnst van Bernini '.' Wij moelen leven in
onzen cigen tijd en ons wenden tot bet echte, ware talent, waar en zoodra
het zich vertoont. Waarom zooveel gestrengbeid voor onze kunstenaars en
TENTOOySTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE
zooveel zwakheid legenover de kooplui? Welken vromen zin vermag men
toch te ontdekken in dat industrieele schilder- en beeldhouwwerk, dat onze
kerken ongehinderd binnenstroonit ? Naast de groote magazljnen van bon-
dieuseries schijnt mij een zekere categorie van halfkunstenaars, met een
atelier vol beeldhouwwerk volgens tarief, vooral te vreezen. En we beklagen
onze goede nonnekens als ze 't plan opvalten om een nieuw beeld te plaatsen
in bun kapel. — Ze worden door prijslijsten van allerbande kooplui en goed-
koope aanbiedingen van modeleiirs en vergulders letterlijk overstroomd, en als
een enkele maal de begeerte bij hen opkomt om zich liever tot een degelijk
kunstenaar te wenden, met welke argwanende blikken worden ze dan niet
beschouwd !
Ja, het verleden was groot, — bet past ons om bet te vereeren, maar
daarom hoeven de dooden de levenden niet te begraven ! En is 't een inder-
daad godsdienstige zin die in onze middeleeuwscbe kerken meedoogenloos de
mooie xvni«^ eeuwsche altaren omver sloot, om ze te vervangen door neo-
gothieke namaak ? Men meent bet verleden te vereeren en sluit de oogen
voor 't bekoorlijke van gansch een tijdvak. Men meent te bandelen in naam
van den goeden smaak en men doet het product van koude beredeneering
de plaats innemen van een werk vol uitdrukking en leven. De schacberaars
zijn de scbuldigen. Maar waaruit ontstaat het kwaad? Uit vrees voor de kunst !
En het was om te tracbten deze vrees te verdrijven, dat enkelen de tentoon-
slelling in den Cinquantenaire badden ingericbt, zonder voorkeur voor
eenigerici bepaalde school, enkel met bet doel om een bij uitstek moreele
zaak te bevorderen.
Doch laten we onzen toorn tegenover de gewone kerkversierders
opscborten en liever aan al de ter tentoonstelling vereenigde Belgiscbe
kunstenaars vragen, wat ze van den godsdienst hopen en wat zij er ons
van medcdeelen. De schilders vooral waren talrijk. En, waar in de Fransche
aldeoling Hippolyte Flandrin, Puvis de Chavannes, Maurice Denis ons de
onuitputtelijke hulpbronnen deden bewonderen van een ras, sedert lang
aan klassieken tucbt onderworpen, vonden we in de zalen van onze eigen
kunst, de verscbillende zijden van een cigenaardig mysticismc, dat bij
enkelen een onbetwistbare rcinbeid van ziel openl)aarde. We ontnioetten
bij <le onzen een ingeboren godsdienstig gevoel en deze traditie wordt
door een instinktmatigen eerbicd gevoed. Men zal toegeven dat bet niet
is om bun toevlucbt te nemen tot de een of andere wijze van uitdrukking —
lot de besclieiden weergave van de werkelijkiieid juist als ze is, veredcling
der decoratievo lijnen enz. — dat onze scbildcrs lul verwijt verdienen van
10
J^^.
^
Q >
KUNST TE BRUSSEL
bezweken te zijn voor de verleiding van de « kiinst om de kunst ». En wie
zou in staat zijn om le zeggen, waar op dit gebied de zuivere virtuositeit
begint of eindigt ?
De kindsheid van Leon Frederic verliep heel vroom, in liet college der
paters Jozefieten te Melle. Bij zijn terugkeer van een reis naar Italie
debuteerde de jonge kunstenaar in 1881, met den Dood van den H. Franciscnfi.
Het gecxalteerde gevoel zijner jeugd koos zich een held, waaraan zich later
ook de gerijpte bewondering van den meester zon hechten. En in den
tusschentijd deed de menschlievende droom van den ponerello de gedachte
van den meester neigen naar den socialen nood en zijn Krijtlenrders zagen
't licht. Zonder onderbreking dezer serie bracht de ontdekking van een klein
dorpje in de Ardennen, den knnstenaar weldra tot het schilderen van drie,
sedert beroenid geworden godsdienstige werken. Te Nafraiture (prov.Namen),
waar hij nog telken jare gednrende geruimen tijd verblijft, schilderdc hij
zijn Dooden Boer, Het Begrafenismnal, de Boechelles, de Leeftijden van den
Boer en eindelijk de Heilige Drievuldigheid, die hij aan de dorpskerk ten
geschenke aanbood.
In t bezit van een bijna teugellooze verbeelding, met moeite zijn
visioenen terugvoerend tot verstaanbare gegevens van een Iradilioneel sujekt,
hoewel hij zijn dichterlijke vindingen altijd op verrassend reeele wijze
weergaf, zoo leeren wij den grooten mystieken meester kennen, die de drie
stukken van Nafraitnre geschilderd heeft. God de Vader, verheft zich in
't gestarnte der hemelen en hondt in Zijn handen werelden vast. Het is het
unr van hel Laatste Oordeel en de opstandings-engelen voeren de recht-
vaardigen in den schoot des Scheppers terug. De hemelsche boden en de
verrezenen, weer in de Alziel opgelost, zijn in lange, blanke waden gehuld,
zoodat het hoofd met den eerwaardigen baard en de handen van den Eenwige
te voorschijn konien als nit een maagdelijken golf van licht en damp. Het
gelaat van sommige der engelen laat zich raden, doch de nitvcrkorenen
hullen luin aangeziclit in hnn hemelsch gewaad. Er bestaan geen op zich
zelf staande schepselen meer. Allen smelten in Godseenheid samen en wenden
zich wellichl al te gaarne de weeke slniers om het hoofd. — De Heilige GeesI
zwceft boven den aartsengel, die Adam en Eva uit bet Paradijs verdrijft (').
(*) We hieldeii op het eerste gezicht dezeii aarlsengel voor den Verkondigingsbode.
De lieer Frederic heeft ons liiensaangaande trouwens zelf gezegd : a L'ange qui chasse
Adam et Eve du Paradis, est eii meme leiiiiis cclui qui viciidra amioiicer la naissaiice du
Sauveur. J'ai pensc qu'il etait plus rals<)nnal)ie et plus consolaiit que celui qui punit
duniiat en memt temps I'espoir des temps mcillcurs ».
TENTOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE
De uitvoerder van den goddelijken wil verlaal de engelengroep die hun
mystieke dansen staken om den zondenval te beweenen. In zijn vlucht
omhoog gehonden op zijn wieken van azunr, bovennatunrlijk licht in zijn
wijd afhangend gewaad, slant de engel voor ons en schijnt neer te buigen
onder het gewichl der uit te oefenen wraak. Zijn voeten beroeren niet den
groenenden bodeni, waar de slang en de appel aan den val van den mensch
herinneren. En met een vleugelslag zal hij zich weldra weer gevoegd
hebben bij zijn goddelijke genooten. Wat bier nu volgt, God de Zoon, is het
schoonste van de drie Nafraituursche stiikken. Twee engelen, begaafd met
bovenmenschelijke kracht, loopen onvermoeid door de velden met den
glorieusen zweetdoek waarop het bloedig gelaat van den Verlosser, lusschen
hen in. De uitgestiekte landen zijn vol vrede en als verheerlijkt in een
heiligenden dageraad ; de herder buigt zich en vouwt de handen ; de
landbouwer doet zijn vee stilstaan en bidt mede. De hemelsche kinderen
echter worden niet in hun loop gestuit. De eene heft de lelie omhoog,
de andere vertrapt de slang. Zoo werden de beide extremen der menschen-
natuur, elkaar tegenovergesteld, wijlhet beeld van den Verlosser voorbijgaat.
De kleine dragers van bet goddelijk lijnwaad zijn in rouwsluiers gehuld,
maar van bun gezichtjes straalt verrukking. Het bloed stroomt van het gelaat
van Jezus neer, doch dat bloed doet rozen ontbloeien. Het werk der verlossing
is volbracht. (')
Wei is het waar dat het gelaat van Jezus wat al te zeer verstoffelijkt is en
dat we de kleui' wat minder scherp en droog zouden gewenscht hebben, doch
we hebben ons slechts neer te leggen bij de opvatting van het kunstwerk en
de indcrdaad verwonderlijke weergave er van. De verbeeldingskracht en het
sterke werkelijkheidsgevoel, dat men saam vereenigd, in het talent van
Frederic aantreft, vinden we tevens meer of min geslaagd in zijn serie
Franciscus-tooneelen weer. St. Franciscus als t ware tot uitgangspunt
nemend, keert de kunstenaar eerst tot dezen weder als zijn kunst zich lang
gelaafd zal hebben aan de bronnen van de vadcrlandsche natuur. Frederic
wijdde meer dan twintig composities aan den Anne van Assisi, vier daarvan,
waaronder twee grootc Drieluiken, vvaren oj) de tenloonslelling aanwezig,
en het is bier niet meer den I'mbriscben Poveiello dien hij ons toont, maar
een goeden monnik uit Vlaanderen of Walenland. St. Franciscus ver-
schijnt ons in land.schappen van West-Vlaanderen, van de Kenipen of de
Ardennen. Hij wandell van Knocke naar Nafraiture en praat met de konijntjes
nil de duineii en de scba|)en op de lu-i. Hij rust in den groenen schemer-
i"; Zijuf l-jniiiciitic M(<r. Mcrcicr, Kaidiiiaal-Aarlsbissclioi) van Mccliclcii, liccl'l hij zijn
bczock iian dc lenloonslcllini^ (lit stuk gehccl spoiilaan locjjeiicht ; zijiic woordcii staan
ons hier no(4 voor den «fcsl.
KUNST TE BRUSSEL
schaduw der groote ardeensche wouden, of rept zich langs een Brabanlsche
vlakte naar een oud paard, dat zijn groote silhouet tegcii onweerswolken
JACOB SMITS : De Nood Gods.
(Eig. van den heer Bouloin).
afteekent. Zoo veriijken zich de Fioretti, die hem noch door Bonaventura,
noch door Giovanni di Muro ingegeven zijn, maar de grootst mogelijke
waarschijnlijkheid, volgens de Franciscaansche legende, vertoonen.Klaarblij-
kelijk heeft Frederic zich niet als Giotto van Assisi, tevreden gesteld met het
weergeven der essentieele gel)eurtenissen in de legende, zooals die door de
Umbrische bevolking werden verhaald ; — we vinden de heihge geschiedenis
getransfoi'meerd door een Vlaanische verbeelding, die verliefd is op duizend
kleine details, die zich dikwijls meer met de natunr dan met den held zelf
bezig houdt — met vlaktcn, duinen, boomen, stroomen, dorpen en dieren,
die iiem omlijsten en l)egeleiden. Zoo zien we in hem een meester van ons
eigen land, sterk gelocaliseerd, bedeeld met een analytische verbeelding die
als instinctief volgens de wijze van Breughel te werk gaat. Die Franciscaansche
stukken zijn niet alle van gelijke kracht, doch men weerstaat niet aan de
bekoring van die Preek aan de konijnen en de Preek aan de schapen (Drieluik,
verz. Combaz). En onder al de tooneelen van de op de lontoonstelling
vereenigde legenden, kan men zich niet verzadigen aan de bewondering van
TENTOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE
dat Oiide Paard (verz. Bruylanls) het armc, goede dier, dat in nood verkeerf
en rustig wordt, zoodra het den kleinen man inzijn pij met groote slappen
naar zich toe ziet komen.
*
Jacob Sniils is een mysticus, minder complex, zijn inspiratie is meer
volgehouden leligieus. Hij verhoogt zijn voiksche godsdienst door een wel-
sprekend en door lijden verfijnd gevoel. De eenvoud zijner kleuien past
uitnemend bij die zijner onderwerpen en indien een overdadig aanwenden
van bitumeuse scluidnwen, te veel aan de kunslmatige hulpmiddelen van
Israels doet denken, verzinnelijkt de kracht van enkeie zuivere tonen heel
hetinnerlijk vuur, dat in den kunstenaar gloeil. In ieder geval deden deacht,
ter tentoonstelling ingezonden stukken, een duidelijk licht op een zuivere en
harmonieuse persoonlijkheid vallen, wien een plaats toekomt naast Frederic.
De omtrekken op den Jiidaskus (verz. F. Speth) roepen een giootsch
omsiuierd, hallucinanl beeld voor onzen geest op. De Christnskop (verz. van
Staatsminister Beernaert) is een studie waardig den tijd van Rogier van
der Weyden of Quinten Melsys. Maar vooral de Nood Gods (verz. Boulain),
gunt ons een biik op het innig gevoel van den schilder en zijn groote,
aangeboren kwaliteiten. Zooais men weet woont Jacob Smits in de Kempen,
te Moll en is het dus zeer begrijpelijk dat hij zich zijn modellen uit zijn
onmiddellijke omgeving kiest. Op zijn Pieta, is de moeder van den Heiland
een arme, vermagerde Kempische boerin, met oogen zwaar van lijden en
Iranen. De achlergrond van het stuk is goud en evenwel roept hij in onze
herinnering do grootsche eenzaamheid en de hooge Kalvarien van de Kempen
voor ons o]), terwijl ons naar de lippen stijgt, het naieve en verheven
Lijdensverhaal, zooais het door de hoeren in do Kempen wordt gezongen :
\\V;/ sUdvcn :i' onzen Licveti I leer door zijn bci I ?
Kijiie (dcison,
Ecnc sclirrpc Umse, dal was smcii!
Gidlia VAN j)len(i
Ave siincid, ([cloofd zij Mdiid!
Dat zellrie lokale en lolkloristische gevoel, doordringi het werk van
Augusle Doiinay; doch hier gold! Iiel een droelheid, die zich uitdruktin meer
Icedere haiinonieen en een werkclijkluidszin, die zich aanijasl nan de anec-
dolisciie bonhomie, den waalschen geest eigeii. Donnay woont winter en
zomer in een klein dorpje, aan deoeversvan de Oniihe, le Mery bij TiliV,
en ieel'l daai- op de eiiivondigsle wijze der wereld het leven van een groot
KUNST TE BRUSSEL
kunslenaar. Hef omringcnde land heeft geen geheimen voor zijn oog en voor
zijn hart en de wolken liel)l)en hem in hun vertrouwen genonien. Niels van
de behaagzucht, de heftigheid, de bevaUigheid, het kwaad en het goed
humeur van de Ourthe is hem ontgaan. Hij is haar dichter. En de droom van
den meester ontrolt zich in landschappen, waarin we dikwijls een gods-
dienstige gedaante zien wandelen ; een zilveren engel die aan twee verbaasde
houthakkers verschijnl of de Heihge FaniiUe, die moeizaam een keiweg
in de omstreken van Mery bestijgt. Een kleine Kalvaricherg, waar het
lieflijke der schildering het smartelijke van wat er voorvalt, verzacht,
gaven den bezoekers der tentoonstelling een hoogen dunk van dezen uiterst
godsdienstigen schilder, met zijn sterk sprekend gewestelijk gevoel. Het
laatste schilderijtje is een allerliefst stukje vol innig, vroom sentiment; de
Bethlehemsche huisjes reien zich langs de oevers van de Ourthe, waar de
Maagd zich op een mijlpaal heeft neergezet. Wat is ze teeder en bevallig in
haar half verkleumde bonding ! St. Jozef vraagt den weg aan een voorbij-
ganger, die daar heel niirakuleus voorbijkomt en die door een goeie, dikke
overjas met een kraag, tegen de kou wordt bescbermd. De voorbijganger is
even milddadig en gastvrij als August Donnay zeif, en bet buisje dat hij
aanduidt is misscbien wel de gezellige woning van den meester zelf, die zich
schuchter tegen den rotsenheuvel van Mery verschuilt ! En bij i zien van dit
mooie stuk scbieten ons weer allerhande aardige, oude Waalsche rijmpjes te
binnen. Het gebeurt wel eens dat Donnay in dicbterlijk proza zijn godsdiens-
tige stukken beschrijft en men vindt daarvan een alleraantrekkelijkst staaltje
in een der laatste nummers van Wallonia, dat aan den meester van Merj', den
waalschen breeder van den dichtei-verbeelder Max Elskamp gewijd is. Na
eenige moeite zien we er hoe n la benoite Vierge Marie avec Jesus et Monseig-
neur saint Joseph arriverent un soir de hme sur la terre violette aux lointains
sombres, la terre oil les pierres sont pensives comme des visages, — au vieux
pays de Wallonie. » (') Het zelfde nummer bevat tevens alle verlangde inlicht-
ingen aangaande de voorgenomen versiering van de kerk van Hastiere-par-
dela. De ijverige geestelijke van dit eerwaardige Romaansche gebouw h reve
de refaire un sanctuaire oil tout serait a la hauteur du culte. » (') Aan Aug.
Donnay is een belangrijke wandversiering besteld, waarvan de schets op de
tentoonstelling te zien was. Dit werk illustreert het leven en den dood van
St. Walherius, pastoor-deken van Ouhaye, die in het begin der xiii^ eeuw
geleefd heeft. Op een der zijpaneelen verwijt St. Walherius (of St. Vohi, zoo-
als 't volk zegt) zijn neef zijn losbandig gedrag, op het tweede drijft het lijk
(') Wallonia. Juni 1912. La Fiiile en Ec/yple par Aug. Domioy.
(') Zelfde tijdschrifl, zelfde nummer. Les Punneaiix decoralifs d'Aiigtisle Donnay pour
Veglise d'Hastiere par dom Bruno Deslree O. S. B.
15
TENTOONSrELLING VAN MUDERN-GODSDIENSTIGE
van den heilige, door bovennatuurlijk licht omstaald op t water (de neef heeft
zich op zijn oom oewroken door hem in Iiet water te f>ooien). Eindelijk, op het
W. UKCOUVE Dli NUNCQUl'.S. li.- si.uip >;u. J./.u^.
middenpaiieel, zieii we de l)e<>rafenis van den heilige. Nadat de ])aarden
geweigerd hehl)en oin het lijk te (rekkeii, werden, op raad eener oude vrouw,
twee, nog iiooit het juk gedi-agen hel)l)eii(!e vaarzen, voor de lijkbaar gespan-
nen, die langzaani de helhng optrekt... We twijleien iiiet aan het welslagen
dezer onderneming, Aug. Domiay l)ezit de ware gnven van den decorateur :
gevoel voormoreele syntheseen phistische vereenvoudiging. Zijne schels voor
de L('<ieii(ie ixin Sl.Walhcriiis, wa.s op zich zcHai een allcrl)ekoorlijkst werk
en lieel ecri progianiiua voor waiuiver-sierings-esllieliek.
\)e kunst van een Frederic, een Jacob Smil.s, een Angusl Donnay, is tot liet
niee.slcrscha|) ontloken. Twee hiinncr, iMcchMic en Donnay liadtien reed.s in
1894 deel genomen aan het Salon ideulisic, da! Ic Hrus.sel, onder leiding van
de lUtse-Groi.r wa.s gehouden en Icgen « les representations de la vie conteni-
poraiiie, le portiail noii ironi(|ue, les paysanneries, les paysages etc : » gericht
was. I-'rederie cii Donnay zijn liians ver verwijderd van het opgeschroefd
16
KLIN ST TE BRVSSEL
JAMES ENSOn ; De Troostende Maagd.
(Ex-voto van den schilder).
myslicisme, dat er lieerschfe in die kapel, waar men nog enkele van deze
exposanten van de jongsle godsdienslige tentoonstelliiig aantrof : Constant
Montald, G. M. Stevens en Karel Doudelel. Een al te ver gedreven streven
naar een preraphaelitisch esthelisme en neo-latijnsche ideologie, verslikten
er de oprechtheid onzer overgeleverde aspiraties. Nietemin liadden zekere
voortbrengselen onzer kunst er een zekere peinzende en sierlijke bevalliglieid,
zoo al niet een iiooge mate van oorspronkelijkheid nit overgeiioiideii. Zoo
o. a. de yerkondhjimf van G. M. Stevens, een dor beste werken van
dezen kunstenaar, zoo de Gcwijde Hof van Middeleer, waaruil men den
TENTO(l\STELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE
mystieken geiir der Brugsche schilderkunst in kon ademcii. Heefl men
Arthur Craco niet eeii weinig als het slachtoffer te beschoiiwen van die al te
intelleclueele eii wijt'elzieke godsdienstiglieid van het einde der xix« eeuw ?
Men kent die bliksemfitsen van geloovigheid die het zeer verscheidene,
visionnaire en moeilijk te begiijpen werk van dezen kunstenaar bepalen.
De groote kwaiiteiten van vei-l)eelding, grootheid en zelfs van techniek, zijn
overvloedig aan te wijzen in iiet Visioen van St Hnberlus (opgehoogde teeke-
ning) en de Trois vertiis iheologales (id.). Doch zekere afTectaties in de
bewegingen, doen onstandvastigheid van sentiment vermoeden en het deco-
ratieve streven van den schilder komt in de fijne lijnen zijner gekleurde
teekeningen niet duidelijk genoeg uit. — Indien ik James Ensor niet kan
beschoiiwen ais behooiend tot de school van Peladan (hij zou 't mij zijn leven
lang niet vergeven !) kan ik evenniin spreken van de niystieke naieveteit van
dezen geduchten pince-sans-rire. Maar is het al niet veel dat hij zooveel
spiritueel ontroerd gevoel in zijn Troostende Maagd (Ensor zelf geknield
voor een sprookjes-Madonna), zooveel traditioneele hnmor in zijn Legions
fantasliques, een der goede Bosschiades, waarvan de Anglo-Ylaamsche
schilder het anti-puriteinsche geheim bewaart, heeft weten te leggen — en
verder zulk een verrukkelijk teedere bekoringin zijn Aanbidding der Herders,
waar de boeren in een troepje bijeengcdrongen voor den ingang van den
stal, zulk een wondermooie gee.xtasieerde groep vormen. En welk een
kleurenfeeenspel ligl er niet in dien hemel en die zee iriseerend in haar
sclK'l])tinten en in zijn Chrisliis die den storm hedwingl. Is dit kunst om de
kiinsi ? En zou Ensor's werk ons zoo dierbaar wezen indien we voelden
dat 01- geen zicl in lag? Neen, de meester die in 1884 van de Brnsselsche
lentoonstelling werd uitgeslolen en in wien de jeugd van heden een barer
meest gelicfde voorgangers ziet. iicett de hem rechfmatig toekomende plaats
op de tenloonstelling van godsdienstige kunst ingenomen.
De beeren De (louve de Nunccpies, van de Woestyne, Albert Servaes,
vertegenwoordigen naar on?e opvalling, de opkomst van het jeugdig mysti-
cisme ; ze zijn de lioop van 'I vaderland, waar ErOderic, Jacob Smits en Aug.
Donnay de nieeslers zuIKmi zijn. Maai- zooals 'I gebeurt, de leerlingen zijn
van (ie ouderen verscliiilend en de jonge school neigt er toe, om zicb van de
onmiddellijke werkelijkheid los te maken. Ilnn godsdienstzin richt zich naar
liet ai)solule, dat zc nicl uilloope in inconsistenle en oppervlakkige cxtases !
— De Gouve de Xuncqucs, de oudsle van de drie, bezil de leederste, zachtsle,
meesl cbrislelijk bcscbeiden zicl, waarvan hij (k' sciiallen in een heerlijk
la'SST IE BIU'SSEL
gedicht. De s/na/; van tie Mdagd, lieefl iiitgestort. Hct is een sink waarvoor de
aUademiekers ecu iiemakkelijke triiinit kiiiiiicn iKlutlen. Het valt nietlichl om
I.L M AAF VAN DK WOKSTIJNE : « Chiislus ..
(Eig. van den volksvcrtegenwoordiger Frans van Cauwclacrt).
zich in deze weinig doorgevoerde lecliniek lerecht te vindeii. En lioe zouden
dooven kunnen liooren onzichtbare engelenkoren, die het goddelijke Kindje
wiegen ! In den Kalvarieherg van denzelfden kuiislenaar leeft een diep-zede-
lijke realiteit in een rouwzware ainiosfeer gelnild. De Jiidoskiis is enkel maar,
hoewel op nobele en jniste wijze, aangegeven. — Van de Woeslyne en
Servaes, behooren lot de school die door den l)eeldhouwer Minne te
Sint Maertens Laethem tiisscheii Deynze en Gent geslichl is. Er is hier
geen sprake van een schohistische prograninia-groep, noch zelfs van een
kolonie zooals die te Terviieren en Genk bestaan hebben ; enkele jongelieden,
alle van verschillend temperament, hebben zich enkel in het door Minne
ontdekte dorpje willen vestigen en het valt gemakkelijk om de affiniteiten
19
TENTOOXSTELIJSG VAN MOnERS-dODSDlENSTICK
ISIDOOn OPSOMKIi : Jc/.iis pi (dikciul lu I.ier.
(Muscimi to I.iiT).
Vim \';in i\v Woeslyiic cii Scrv;u's mcl dcii oiooU-ii bcc'ldliouwci- v;ui liet
Rodciibncli-moiHiiiieiil li- oiulcikcinu'ii. V;ni <lc Wofslyiic zicl iillcs overigens
/eer scIr'I|), in cimi sli't'iii; pcTsooiilijk I'li iKiiilrc'kkc'liJk lic-liI, zijii Ilorn-Alba,
(Ic iiiiiii^^il (lie w.iink'll in dcii zilvcrcn morj^i'ii oiidcr Ir-I Ix'scIiuIUmuI loover-
diik, is lot hii'iloe Ic woinig brgrcpcii en tncii licdl lu'clc'iiuinl gct'ii nog gchad
voor ziJii lu-cr Homo, ecu Icckciiin^, wn.ifvoor liij do still v;iii den ecu of
iindcicii t^roolcii Ciolickcii mccstcr- lici'lt wccini'vondcn. Dizc wcrkiMi ziiilcii
20
KiWST TE BRUSSEL
echter eeist later op Inin juiste waarde woiden gcscliat en van deii Heiligen
Avoud van All)erl Servaes. meenen we helzelt'de te niogen zeggen. Op dil
LOUIS G. CAMHIER: IK- Vkiclit naar Esyplc
stnk zijn de bruine oevers, het groenachlig water, de veernuin die links zijn
pont voorlsUuut, alle, op 't eerste gezicht verrassend. En nictleniin welk een
diep mysteriense en inderdaad godsdienstige harmonie ligt er :
En ces heurcs de soir el de brumes i)loyees...
Het streven en liet werk van Hieliir, van Aise, Opsomer, .1. Leempoels,
Delaunois, Beanck, Caml)ier en Laml)ert zijn bekend. Het zijn alien knnste-
naars van verdienste, die op verschiliendcn prijs werden geschat en wier
deelname aan de tentoonstelling van godsdienstige kunst om zeer verschil-
lende redenen gewelligd was. Van wijlen van Aise was er een schels voor den
in 1883 geschilderden St. Lieven, tlians in het mnsenm te (lent. Van Richir de
rEMOONSTELLING VAN MODERN-GODSDIENSTIGE
Mnagd der Annuncialie, een beetje wereldsch, maar met mooie scliilderiiig
in lie haaromwolUende tulle. Van Leempoels, vroeger eeii enistig mededinger
KAIU:i, DOfDKI.ET: Jeziis doo. lu-t strantvolk hespot.
van F'rederic, eeii Johannes den Dooper waariii de techiiische straklieid van
vroeger wal verzaclit is. Van Camille Lambeit een tamclijk uitdrukkings-
loozen .S7. lieniaclins (waarin echler zonder voorhehoud den goeden wil van
een virtuoos valt te roenien, die zich wel een weinig vernioeid moet gevoelen
van zijn gewone onderwerpen, van een slaj)pe elegantie) ; van Beauck, een in
zijn plechlige sfarheid een weinig al te doodschen Chrislushop (niettemin
zeer zeker nog een aan te nioedigen |)oging!) Bij Isidoor Opsonier en
L. Canibier, is liet godsdienstig gevoel minder loevallig. Het groote doek van
den eerste, zijn CJirislns predikend le l.ier, met zijn zoo juist opgcmerkte,
schilderaclitige toelioordersgroep, het mooie hoekje van de oude stad, met
de aardige, roode geveltjes en hel koor van de kerk dal hoven de hooiden
i\i:v luisterenden uitsteekt, liebben we met genoegen weergezien. Het is
een sterk geklcurd, echt Antwerpscb sink, dat ons doet hetrciuen dat men
nog nooit aan Opsomcr heeft gedaclil voor hot scliildercn van een
Kiniswecj in lict icn of aiider l)lank Vinainscli ki'rkjc. De lu'er I,. C.aniljier
hcffi vroeger de Ileiligc Stcdcn lic/ociil en i r latidsilKippcn en coniijosilies,
Kl SST TK BHISSEL
die iiuiriik op hem haddeii oeniaakl,
van meegebracht. Doch in dat eersle
werk lag nog te veel convenlie. De
kunstenaar is echler in alle oprechl-
heid met zichzelf le lade gegaan. Hij
heeft zelfs den moed gehad om zich
aan de lucht van een meester (Maurils
Denis) te onderweipen en heden zien
we hier het resultaat van in zijn werk.
Zijn Vliichi naar Egypte is een moot
sink, van eenedel decoratieve kalnite,
waar een bestarnde nacht het HeiHg
gezin voorlicht onder de wijd uitge-
spreide takken van een dooden olijf,
als synil)ool van de droefheid dezer
wereld.
De hernieuwde kunst van Cani-
bier voert ons als van zelf tot de schil-
ders met monumenlale strekking.
Eugeen Smils, in wien de ziel van
een Veronese herleeft, iiad hier als
een voorman aanwezig moeten wezen.
Helaas wie heeft ooit het decoralief
genie van dezen meester gesleund en
welke wanden werden ooit toever-
trouwd aan zijn penseel'.' Smits had
op deze tentoonstelling niets dan een
overigens allerliefst stukje, het Won-
der van de Rozen, terwijl Mej. d'Ane-
than haar groote schets voor een deco-
ratief ontwerp voor de kapel van het
Hopital Cochin en een fragment dier-
zelfde decoratie had afgestaan; vooral
in de schets merkten we meer dan een
uiterst welgeslaagd gedeelte op. Van
Karel Doudelet, den mysticus, die
eertijds tusschen Minne en De Gonve
de Nuncques geplaatst kon worden,
KMUX IAIJUY: Oe lU-ilini- Mi.-li^icl.
2:5
TE\TnO\STELLISG VAN MOf)ERN-(i()f)SI)IE\STlGE
was er het gioole dock de liespotling van CJiristus, waar tie Heilaiul, op dcii
Laocoon geinspiiecrd, onder de woeste volksmeiiigte vcriiwijnt, maar waaiop
de l)lik zicli gaarne hecht aan een
iiiooi verliclil en liaiidig aange-
l)rachtklassiek decor. (Bij den Ruys-
brocck van denzelfden kunstenaar,
(linl' ik niel stil te slaan, lioewel
zijn aclitergiond van met nios be-
groeide l)oomen, mij waai- en dicli-
terlijk vanopvatting schijnt lezijn).
Fabry was er met zijn vlammenden
St. MichicI, van een l)ijna bovenna-
tuurlijke impetiiositeit en met een
dooden Cbristus (ninimer lieeft hij
een ziiiverder, soberder,grootscher
ligunr geteekend en gemodeleerd
dan dezen op den grond uitgestrek-
len Heiland). Verder vonden we de
goede eigenscbappen van liet de-
bunt van Langaskens weer, in zijn
(Jirisliis (Kill het Kriiis en zijn St.
.loris en we voelden bij onze be-
scliouwing van iiet teeken- en schil-
derwerk van Alfred Delaunois.
vooral ))ij zijn eenvoudig-levendige
silbouetten van monniken, dat ook
iiij niet beter vraagt dan om de
decoratie van een kapel, een tran-
sept of een koor aan zicli le zien
opdragen. Montald schilderde een
de kriiiswoiiden onlvangenden St
I'^ranci.sciis en denzelfden beilige
met de vogels in gesprek, die de door
den aiebitecl Van de Voorde opgeslelde kapel versierden. Men beeft aan al dat
scbilderwerk, een al Ic sterk op den voorgrond tredend (liottisme verweten.
Gave de bemel dat (iifdio, oj) gelijke W'ijs, al onze kerkversierders geinspi-
reerdbaii! dal ze alien in staat waren om met gelijke zoellieid en gelijken
smaak, de benvelen en eampanilen van linbiie voor ons op te roepen en
met gelijke vvaarlieid de broeders van SI. l-'raneiseus te scbilderen, zooals ze
met verrnkking naar den monnik van Assisi hiisteren; als bij lot de dniven
JLI.I.S JOLDAIN: Sink: A\i.
KUSST TE BHUSSEL
VICTOa ROUSSEAU : Maagd met hcl Kiiui (sclicls).
sprcekt. Bij werk van zulke belangrijkheid spreken we liever van de goede
eigenschappen dan dal we de aandacht op de gebreken zouden vestigen!
De afdceling beeldhouwkunst vereenigde werk van Mounior (Cliristusbeeld
in Iioiit, verz. Al, Braun), Dillens (moulage van zijn eenvoudigcn en eleganten
Hi'Uiijen Ludcwijk in het Musenm le Elzene), Kemmericli, met ile woinig
25
TENTOONSTELLING VAN MUDERN-GODSDIENSTIGE
uitvoerige schcts voor een overigens schoon opgevat nioniinient voor Ruys-
broeck rAdmirabh', van Valeriola een groote Chrislns aan 'I Kriiis, van
Jourdain een bevallige, kleine Ste. Alice, heel gelukkig gekozen als propagan-
dabeeldje door den pastoor eener Brusselsche parochie en verder Minne,
Rousseau en Verbanck. Het werk van Minne is bekend. We vinden bet, dank
zij de welwillende tusschenkonist van den beer Ostbaus, den inricbler der
Duitsebe afdeeling, op de tentoonsleliing. Verbanck is de maker der beide
Si. Januen, die in de kapel van Van de Voorde, aan weerszijden van bet altaar
waren aangebracbt. Ik geloof dat men niet voldoende aandacbt gescbonken
beeft aan deze beelden, die met vaste band zijn uitgevoerd en gebeel in
architecturalen geest opgevat. De vervaardiger ervan, een Gentenaar, is
ecbter in zijn onmiddellijke omgeving niet onopgemerkt geldeven en 't is
aan bem dat men de uitvoering van bet gedenkteeken voor de Gebr.
van Eyck beeft opgedragen, Laten we bopen dat onze monumenten-
conimissies veel werk voor bem in onze kerken zuUen vinden en dat ook
Victor Rousseau in de gelegenbeid zal worden gesteld om zijn Madonna
voor de kerk van Hastiere-par-dela uit te voeren, waarvan de groote beeld-
bouwer ons bet onlwerp beeft geloond. Het is een pracbtige figuur, die
de kunstenaar gemakkelijk zal kunnen afwerken (alleen de bals van de
Maagd scbeen me wat lang) en tocb de doordringend-intime bekoring er van
bewaren, dat als de moreele signatuur is van den beeldsnijder Rousseau.
In de internationale afdeeling van godsdienstige medaljeerkunst, zoo
uitstekend ingericbt door den beer V. Tourneur, vraag ik andermaal voor
enkele namen van Belgiscbe beeldbouwers de aandacbt : Jules Jourdain,
Vermeylen, Wissaert en F. Dubois, terwijl we bet alleen betreuren dat deze
laatste, zoo oprecbt godsdienstig en zoo beel oorspronkelijk in zijn goud-
smeedwerk, er ninimer in beeft toegestemd om op ruimere schaal te
exposeeren. De kunsten van bet metaal waren enkel door de beeren Alexandre
en L. Rion vertegenwoordigd. De laatste bad een wijwatervat, versierd
met koperen syml)olen der vier Evagelisten, tentoon gesteld. Rion is onze
eenige kopersmid, maar bij is een meester in zijn vak. De kritiek stelt
ecbter z6o weinig belang in dezen vorm van sierkunst, dat ze niet bij
deze stijlvoUe ornamenten beeft stil gestaan. Wanneer zal men zicb dezen
groot- en werkmeester eens berinnercn om bem een officieele bestelling
te doen ? Of wie zal op den goeden inval komen om bem aan te stellen als
hoofd van een scbool voor « Dinanderie » ? De gekleurde kerkramen en
onlwerpen daarvoor van Cbarles Baes, Hagemans, Evaldre en Craco, waren
niel van verdicnste onlbloot, docb ze geleken in de verste verle niet op de
werkcn die nil den vreomde waren ingezondcn. De iniacjeries van Gisbert
Conibaz, de ijniffUi van den iieer (^auciiie, de Hlurgiscbe gewaden van
26
KUNST TE BRUSSEL
Mej. Grosse, lict biiidwerk van Mej. Serville, muntten enkel door hun
gewetensvolle uitvoering uit.
Drie architecten
hadden aan de tenloon-
stelling deelgenomeii.
Vaes en Creten hadden
in « staff » en op de
uitvoerings-groolle, de
kapel ingezondcn, die
hun besteld was voor
het volks-sanatorium
van ter Hulpe-Water-
loo. Een al te haastig
monteeren had dit ont-
werp een zekere mate
van elegantie doen ver-
hezen, die zich in de
kleinereproducliesvan
den catalogusnogmeer
gevoelen deed. Het
werkzondigt overigens
door overdaad van de-
tail en al te bonte kleu-
ren. lloe zelden ont-
moet men eenvoud bij
onze Belgische architecten ! Van de Yoorde echter is in 't bezit van deze
onmisbare deugd. Zijn kapel ward in ditzelfde tijdschrift reeds uitstekend
beschreven en ik heb slechts te verwijzen naar het artikel van den beer de
Rudder over de tentoonstelling in het paviljoen Marsan, waar het ingezonden
was (0. Uit een litiirgisch oogpunt ware het zeker beter geweest, indien er,
in plaals van de twee treden die naar het altaar voeren, een ot drie waren
oeweest. Doch in welk opzicht verminderdert dit de kunstwaarde of ook maar
het godsdienstig gevoel van het geheel? Met zijn frisch gekleurd kerkvenster,
zijn discreet aangebracht borduurwerk, zou de kapel van Van de Voorde,
— eenigszins gewijzigd — een allerbekoorlijkst type kunncn vormen voor een
particuliere bidkapel. En welk een waarde zal er later niet worden toegekend
aan die eerste en zoo levensvatbare poging tot rcactie tegen de alles ver-
mogende scholen der naboolsers en pasticheurs (=).
(<, Tentoonstelling van Modern-cliiistelijke Uunsl (Onze Ktinsl, Maart 1912)
O Te veigel. met w;it wij zeir, nnar ;i:inlei(lin« dezer moderne kapel, gezegd hebben in
(ien calalo!'us''(ler lentoonstellinj^ in het lunillon tie M;us;in 1911.
J AX TH.TOOROP: De Apostel Simeon.
(Teekening, fragment van het H. Avondmaal).
27
TENTOONS TELLI^iG VA N MODERX-GODSDIEXS TIGE
JAN Til. TOOItOP: CluiMiis Kucliiii isliriis.
Ill (le kk'iiie Hollandsche afdeeling voegde het werk van den heer Jan
Broni, ^oiidsmid le Utrecht, door Ouzo Kimst reeds in den breede be-
sprokeii (') en van zijn /oon K. Broni, den rijkdoni zijner cisehiren en
edele nielalen. I)ij de zeldzanie scboonheid van het werk van Jan Toorop.
Dil Ilollandsehe hoekje zal een blijveiulen indiiik bij ons aebteilaten ! Men
heell aloni hiid veikondij^d dat de licer Jan Hroni, de golliieiseerende kiinst
van zijn land verle{^en\voordif^<ie-en de Hei^iseiie pastieliems ineenden daai-
(' Dci-I XX, biz. 62, Aiit!iistus Mill.
KUNST IE BRUSSEL
mee het publiek het best van de onrechtvaardigheid van de inrichters der
tenlooiistelling te hunnen opzichte te overtuigen ! Ze hebben echter de
waarbeid verdiaaid ! Ja, de naam van den beer J. Brom, beteekende eerlijds
Gotbiscbe kunst in Holland. Maar de knnstenaar zelf heeft ons veiield boe
hij er lien jaren geleden loe gekonien is, oni eeii nieer persoonlijUe iiispiratie
te zoeken. Zijn toetreden tot bet prograninia onzer tentoonstelling was z6o
volkomen, dat de bekwanie goudsniid zelt l)cboet'te gevoelde oni zijn warnie
overtniging, bij wijze van propaganda aan de geestelijke bezoeUers van
den Cinqnantcnaire mee te deelen !
Jan Toorop is evenzeer in dit tijdscbrift (*) te wel en te uitvoerig beban-
deld, oni bier nog eens te meer zijn terugkeer tot bet symbolisnie en de
leerstellingen der Katbolieke Kerk nader te omscbrijven. Laten we enkel een
woord zeggen over den diepen indruk dien zijn drieluik-lithografie El verbiim
carofactum est (■) en zijn Christus Eiicharisticus.\an kleine HoUandscbe eerste
comniunikantjes onigeven, zijn boekband de Katbolieke Kerk en vooral zijn
apostelfigurcn, met bet oog op een Avondmaal geteeUend, op ons gemaakt
hebben. We nieenen niet te overdrijven met de bewering, dat laatst genoemd
werk, bij al de, door den beer .lulins de Boer genoemde, gevoegd, Jan Toorop
op de eerste rij der godsdienstige meesters van alle tijden plaalst. Wat we
voor ons zien, zijn menscben uit het volk, krachtig, vol vuur en door een
wonderbare inwendige vlam verlicbt. De Christus (niet bij dcze inzending
gevoegd) beeft, bij 't uitspreken van zijn aangrijpend woord, elk dier verschil-
lende karakters aan een plotselinge en moeilijke proef onderworpen; voor
bet volledige werk zou men kunnen herhalen wat (ioethe van Leonardo's
Avondmaal gezegd heeft ; « Zwolf Lichter und ein Strabl i^. Evenals de schil-
der van Sanla-Maria-delle-Grazie, beeft Toorop in een enkel drama al de
onwillekeurige, onoverlegde uitingen en bewegingen der verschillende gemoe-
deren weergegeven en de uitdrukking van de gezichten, — van de handen,
zoo levend de laatsten, zoo juist opgemerkt, zoo echt volksch, zijn des te
krachtiger weergegeven, naarmate ze in meer nederige wezens l)elicbaamd
zijn, (men denke slechts aan de Herders op Et verbum en St. Paiiliis op den
Areopagus, voorgesteld als eerlijke volksnienschen, als afstammelingen zou
men zeggen van de geextasieerde boeren, zooals die door onzen grooten Hugo
van der does, onder de beilige personen op zijn goddelijke Florentijnsche
tripliek gemengd zijn!
Fierens-Gevaert.
('i Jai) Toorop iloor Julius de Hoci. Oiize A'lin.s/ .Inn.. Feh., Ajiril 11111.
,'i Versclieneii in ons ApiiliuiniiiuT I'JIl.
29
im^:/WMW
MEVR. W. DUSSELHOF-KEUCHENIUS : Boi duurwcik.
NEDERLAND OP DE IDEAL-HOME
EXHIBITION TE LONDEN 1912
Tp de « Ideal Home Exhibition », welke van 12 tot 28
April 1912 in het « Olympia Palace « te Londen werd
gehouden, had een « Gioep van Nedeilandsche Kunst-
nijveren » een serie interleurs ingezonden, in welke
de verschillende takken van Nederlandsche Kunst-
nijverheid, als in een welgeordend geheel, waren
ondergebracht. De inzending was er dus geen van
afzonderlijke kunstvoorwerpen, of van bepaalde rubrieken van dcrgelijke
voorwerpen, maar wel van met zorg ingerichte kamers, in welke al datgene,
wat in een kamer tehuis behoort, aldus was geplaatst en gerangschikt, als
men dit in een goed en mooi ingericht vertrek in het dagelijksch leven zou
mogen verwachlen. Meubels, tapijten, wandbespanning, lalelgoed, naald-
werU, glaswerk, aardewerk, metaalwerk, vlechtwerk, lithografie en houtsnede
niaakteii liet interienr tot een ingewoond verblijf, waarin als het ware alleen
de l)ewoners ontbraken, om het geheel te voleindigen. Zoo drong zich dan
ook niets naar voren, om voor zich alleen de aandachl te vragen, maar
werkte alles naar zijn aard mede om het stemmingsbeeld te voltooien, om
het algemeen karakter vast te stellen en toch de bijzonderheden tot haar
reclil te brengen.
Dat (lit mogelijk is geweesl pleit, bij alle verscheidenlieid in de persoon-
lijke opvaltingen, voor de overeenstemming in het algemeen slreven van
hen, die deze tenloonslelling hebben tot stand gebrachl, en het is ook den
vreemdeling opgevallen dat er een draad loopl door de Nederlandsche
Kimslnijverheid en dal deze kunsl, tenminsle voor zoover ze zich bier
vertoonde, bezig is zicii te ontwikkelen langs l)anen, die vast genoeg zijn
oin tot grondslag voor een geregeld en ordelijk voorlschiijden le dienen,
30
AMBACHTS- EN MJVERHEIDSKUNST
maar toch ook vveer riiimte lalen voor elke, op zuivere basis gegrond-
veste, persoonlijke opvatting. En dit is ook het beste wat men op dit
oogenblik van de Nedcrlandsche
Kunstnijverheid zou kiinnen zeg-
gen. Liel ze zich geheel gaan, gaf
ze de vrijheid aan elken persoon-
lijken gril, aan elken fanlastischen
inval zonder deugdelijken onder-
grond, dan zou ze al heel spoedig
ontaarden in willekeur en bande-
loosheid en met de absolute vrij-
heid ook haar eigen vonnishebben
geteekend ; snoerde ze hare be-
oefenaars in een keurslijf van
kleingeestige voorschrilten,maak-
te ze van enkele gevonden am-
bachtsgeheimen een offeraltaar,
waarvoor men slechts had te knie-
len cm tot de uitverkorenen te
behooren, dan zou ze ten gronde
gaan aan verstijving en verstar-
ring en het leven, het levenbren-
gende leven, zou uit haargeweken
zijn voor het nog tot een echt en
waar leven had kunnen worden.
DeNederlandsche Kunstnijverheid
koos dus het goede deel door zich van uitersten te onthouden, maar inlegen-
deel te zoeken naar de wegen, die tot een vast- en hoogstaand doel kunnen
leiden. En waar men dus in hare voortbrengselen de resultaten mag zien van
dit ernstig en moeitevol streven, daar bestaat reden om zich te verheugen en
te gelooven in de toekomsl.
De inteiieurkunst is de kunst van de binnenruimte, de kunst om deze
ruimte aldus te vormen en te vullen dat een stemmingsbeeld ontstaat. Want
de interieurkunst is voor alles stemmingskunst. De mensch brengt een
goed deel van zijn leven, en zeker niet het minste, door in zijn huis, in
zijn vertrekken, en dit huis en deze verlrekken kunnen daardoor van groo-
ten invloed zijn op zijn welbevinden. Erkent men iiet gewicht van het
interieur in dezen zin, dan moet men er zich wel over verwonderen dat de
mensch het meer dan een halve eeuw zoo goed als zonder interieurkunst
heeft kunnen doen, en dat wel juist in een tijd dat de intelleclueele ontwik-
A. P. SMITS : Rieten stoel.
(Uitgevoerd door W. F. van Vliet, 's-Gravenhage.
31
AMBACHTS- E\ NIJVEHHEIDSKUNST
keling een hoogen vluclit liad genomeii, in dieu v;in de wonderweikcii op
het gebied van welenschap en lechniek, en ook in dienzclfden lijd dal de
vrije schilderkunst tot ongekenden bloei geraakte, dat dus en versland en
hart onlvankelijk waren, niaar niet in dien zin dat beide tot elkaar konden
komen, cm te zamen datgene te scheppen waaraan de mensch toch zoo
ifroole behoefteJiad : een goed en mooi binnenhuis. Dat er een interienrkunst
was of zou kimnen zijn, men wist het zelfs niet meer. Meende men voor het
uiterlijk van zijn hnis nog een deskundig bonwmeester noodig te hebben,
voor de binnenruimte dacht men het wel met een koopman in meubelen
te kunnen afdoen of wel, men vulde zijn vertrekken met een samenraapsel
van de meest heterogcne bestanddeelen, die men hier en daar kocht of, nog
erger, van. vrienden en kennissen ten geschenke kreeg, en zoo schiep men
een beeld van zoo groote wanorde en zoo verregaande smakeloosbeid, dat
het een wonder mag heeten hoe een besehaafd mensch — en aan beschaving
op verschillend gel)ied heeft het tweede helft der negentiende eeuw toch niet
ontbroken — het erin kon nithouden. En toch hel)ben onze ouders het in
deze interieurs uilgehouden en de meeste menschen houden het er nog in
nil, omdat — jii omdat, naar het schijnt, liet schoonheidsgevoel van de
menschen partieel tijdelijk ten gronde kan gaan, wanneer de factoren, die dit
schoonheidsgevoel kunnen opwekken en onderhouden, blijven ontbreken.
Hoe geheel anders hadden onze voorouders ons dat geleerd. Wie, te
midden van de verwarring, nog oog had voor de stemming die van een goed
en mooi interieur kan nitgaan, kon zich niet onttrekken aan de beUoring die
er lag in de kamer uit den onden tijd, een enkele maal nog van geslacht op
geslacht overgegaan, een ander maal in de musea opgeborgen en aldus voor
iu'l nageslacht hewaard. Er was lets dat weldadig aandeed in deze oude
vertrekken, iets dat tot rust, tot kalmte, tot vreugde stemde. Er was iets van
zelf sprekends in deze gevulde ruimten, iets natunrlijks, iets eenvoudigs zelfs
bij alle voornaamheid, iets gevondens, iets afs. lets dat was om jaloersch op
te worden, omdat bet in de eigen interieurs zoo geheel en al ontbrak en zoo
kon bet dan ook gebeuren, dat zij, die dit ontbrekende nog vselden, een
poging aanwendden om het bekoorlijke oude vormelijk na te maken, in de
hoo|) dal deze namaak weer dezelfde stemming zou kunnen opwekken als het
voorbeeld uit vervlogen dagen. Maar dil laalsle was toch niet goed mogelijk,
want de tijden en zeden en gewoonlen waren intusschen veranderd, en wat
l)ij een zeventienden- of achliendeneeuwer paste, sloot zich niet meer aan
l)ij den modernen mensch met zijn nieuwc opvallingen en nieuwe gewoonlen,
zijn nieuwe levenseischen en nieuwe levensbehoeften, zijn nieuwe malerialen
en nieuwe tecbnieken, zijn nieuwe liul])bronnen en nieuwe vervoermiddelen.
Het karaklerislieke van de oude interieurs was juisl geweest dal ze een
32
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
spiegelbeeld gaven van den eigen tijd, en nu mochten ze ons, twintigste-
eeuwers, nog treffen door hun opvatling, door hun harnionie, door hun
eenheid in verhouding, schaal, vorm en kleur, hel meest kenmerkende, het
essentieele van hun wezen konden ze pas terugkrijgen wanneer we ze weer
gevuld dachten met hun eigen bewoners, met de menschen voor wie ze
gemaakt waren, die erin waren opgegroeid en er in geleefd hadden en ze juist
door dit leven ook het leven hadden ingeblazen. En die menschen waren
niet wij en ook niet onze ouders, maar de verdere v66rgeshichten, zij die
leefden voor het tweede vierde deel van de negentiende eeuw.
Zoo waren dan beide opvattingen verkeerd. Eenerzijds kon een toevallig
samenraapsel van onbeduidendheden moeilijk met den naam van interieur-
kunst worden bestempeld, anderzijds mocht een vormelijke copie van een
vroeger stemmingsbeeld loch niet voor een zuiver stemmingsbeeld worden
aangezien. Om weer tot een echte interieurkunst, tot een waarachtig stem-
mingsbeeld te kunnen komen, moest men terugkeeren tot de bronnen daar-
van, en hiervan uitgaande zou het misschien mogelijk blijken weer een zuivere
interieurkunst op te bouwen, een kunst, die voor den modernen mensch zou
kunnen zijn wat de zoogenaamde hislorische stijlen eenmaal waren voor hen,
die leefden en dachten en gevoelden in de lijden die aan deze historische
stijlen het aanzijn hebben gegeven.
Als vanzelf dringt zich dus de vraag op, wat dan de grondslagen van de
interieurkunst, dus ook van onze interieurkunst, kunnen zijn.
Het interieur is een ruimte gevuld met een aantal lichamen, die elk een
deel van deze ruimte innemen. Deze inlerieur-ruimte en de zich daarin bevin-
dende voorwerpen worden afwisselend door natuur- en door kunstlicht
beschenen, terwiji dit natuurlicht voor het grootste gedeelte teruggekaatst
licht is en het kunstlicht meerendeels uit een centrale bron voortkomt. Een
enkele maal, maar dit is een uitzondering, valt het daglicht van boven in
(gewoonlijk geschiedt dit van terzijde, door de vensters), soms is ook het
kunstlicht verspreid. De interieurkunst stelt dus in de eerste plaats de studie
van de ruimte aan de orde en wel in dubbelen zin. Want de beschouwer
bevindt zich in het interieur, dus ziet de ruimtewerking van het interieur van
binnen, maar hij bevindt zicii buiten de meubels, dus aanschouwt de ruimte-
werking van de meubels van buiten. Deze dubbele ruimtestudie onder zoo
verschillende verlichting is, hoe eenvoudig zij ook moge lijken, buitengewoon
moeilijk, en er zijn jaren van ervaring noodig alvorens de, zelfs zeer talent-
voile, interieur-kunstenaar zich in de ruimtewerking en lichtwerking vol-
doende heeft kunnen indenken.
Verhouding, schaal, vorm en kleur spelcn in het interieur een rol van
beteekenis en bepalen voor een goed deel de aesthetische werking ervan. Elk
.S3
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
gevoelig menscli onderoaal gevvaanvordingcn, die op virliouding, schaal,
vorm en kleur betrekkiiig hebben en al weet de gevoelige l)escliou\ver nil niel
waarom deze gewaarwordingen van nicer of minder aangenamen aard zijn,
en al kan iiij de grenzen niet trekken tusschen deze factoren, de interieur-
kunstenaar heei'l ze wel degelijk in hiinne grondslagen fe onderzoeken, cm
bewust in zijn werk datgene te leggen, wat de bescbouwer weer onbewiist in
zicb zal opnemen, en waardoor l)ij beni een stemming zal worden o])ge\vekt,
die voorzien was en berekend door degenen, die de gave badden om slem-
mingen in levenloos maleriaai le vertoiken. Vooral voor goede verbondingen
is de menscb uiterst gevoelig en eigenlijk sbiilen de goede verbondingen
de goede scbaal, den goeden vorm en de goede kleur van zelf in zicb. Maar
ook daar, waar dit mogelijk niet gebeel en al bet geval mocbt zijn, waar dus
de scbaal niet gebeel juist is, de vorm niet gebeel uitgedacbt, de kleur niet
gebeel getroffen, kan de licbaamsverbouding voor zicb nog weer een factor
van booge beteekenis zijn, zoodat men wel baasl zou kunnen zeggen dat bij
een niet getroffen licbaamsverbouding alle verdere arbeid vergeefs genoemd
kan worden en deze dns als een der eerste eiscben voor de aestbetiscbe
werking van bet inlerieur kan worden bescbouwd.
Of dan de fantaisie niet de eigenlijke grondslag is van de inlerieurkunst
en zelfs van de arcbitectuur in baar gebeelen omvang? Wanneer bet waar is
dat de inlerieurkunst een stemmingskunst is, dan zal bet wel even waar zijn
dat er fantaisie noodig is om de aan de orde komende stemmingen te vertoi-
ken. De interieurkunstenaar kan onmogelijk een ander in stemming brengen,
zonder zelf gestemd te zijn, kan niet een ander roeren zonder zelf geroerd te
wezen, en de beelden die de ontroering opwekt kunnen niet kunstmatig
worden opgeroepen, maar komen ongevraagd, als de kinderen van de fantasie.
De fantaisie is dus de iioogste faktor op bet gebied van de inlerieurkunst, die
factor welke bet oer-denkbeeld, de oer-gedacbte als bet ware vastlegt, terwijl
alles wat daarop volgt als de aestbetiscbe en tecbniscbe daad, slecbts de
meer of minder geslaagde uitwerking is van bet beeld dat de fantaisie beeft
ingegeven. Maar juist daarom kan de fantaisie niet als de algemeen erkende
groudshig van de inlerieurkunst gelden, want de grondslagen van deze kunst
steunen op algemeene waarbeden, die dooi- de natuur, bet leven en de weten-
scbap worden voorgebouden aan alien die de wetten van natuur, leven en
wetenscbap tracbten te doorgronden, terwijl de fantaisie een gave is, aan
enkele i)evoorrecblen gescbonken, om baar te leeren l)eheerscben en te
gel)ruiken lot vreugde van zicb zelven en van anderen ; maar ook als een zeer
zcldzaam iels, dal, in zijn zuiverste wezen, de kracbt bezit om door een
cenige en kenmerkende daad bet kunstgeballe in zijn gebeel booger op le
voercn en op nicuwe wegen te leiden, zoodat soms voor een beel geslaebt een
34
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
niemv pad is gebnand geworden, oeu wijdere horizonl is geopend, waarop
men veilig gaan kan en verder zien kaii dan tot diisver iiet geval was geweest.
G. W. DUSSELHOF : Scherm.
De inlerieurkunstenaar is een stemmingskunstenaar. Rust, kalnite,
tevredenheid, veitrouwelijkheid, weelde, prachtlievendlieid, vreugde, uitge-
latenheid, verdriet, ingetogenheid, ernst, pleclitigheid, wereldschheid, verhe-
venheid, alle menschelijke gewaarwordingen kunnen door hem in een
stemmingsbeeld worden vertolkt. De rnimte, de verhouding, de vorm, de
kleur en het licht zijn tot zijn beschikking en hij gebruikt ze als een solied en
schoon instrument, waarop hij zijn fantaisie uitspeelt om het doode materiaal
te doen leven. En de beschouvver, hij l)emerkt den opzet niel en kent ook de
wegen niot, die de inlerieurkunstenaar is gegaan om zijn doel te bereiken.
Hij ondergaat de stemming en voelt er zich wel bij. Maar hij ondergaat deze
stemming in zuiveren zin. Hij komt niet onder den indruk van een bepaalden
vorm, omdat bij geleerd heeft dal bepaalde vormen bepaalde aandoeningen
kunnen opwekken, of omdat hij van te voren is ingelicbt geworden omtrent
zekere dingen, waaraan men bepaalde bedoeiingen lieeft vastgeknoopl (als
Gothisch = ernstig, Oud-Hollandscb = deltig-gezellig, Haroe = pracbllievend.
35
AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST
Rococo = sierlijk), niaar omdat in den inlerieuikunstenaar ids is onifJe-
gaan dat door een daad blijvend is geuit geworden, en de inneiliji<e Uracht
van deze daad zoo groot was, dat ze kon nawerken op anderen, wier
gevoel, gestemd als de kunstenaarsziel, mede kon trillen waar deze was
bewogen geworden.
iWorMuoortgezen. C. W. NlJHOFF.
CHRIS I.ANOOY : Polterij.
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)
DD UIT AMSTERDAM
SH^^BHj KNTOONSTKLLIXG VAN
V^^H^^ SCHILDHRIJRX DOOR
^^Ip^Tj '-OHXELIS KUYPKRS^
V^llSSiK '-ARKNSCHR KUXST-
s3t^^tS^^ ' gedrang der nieiiwer-
wetsche sirevers, die,
haast aleei- zij het pcnseel ter hand netiien,
met de pen liel publiek tot aaiidaclil willen
dwingeii, huii leuzeii uilschreeuwen en liuii
theorieen op de siraat l)ieiigeii, terwijl zij,
in eli<en criticus een vijand wanend, reeds
bij voorbaat de gevecbtsbouding aannenien,
— ver van 't nervcuze mondaine kunstge-
woel vverkte Cornelis Kuypers vredig en
bescheiden in de stille der Gelderscbe en
HoUandsche natnur.
Zonder voorkeui- voor oud of nieuw waar-
deerl decritiek slecbts de schoonbeid. Kuj'-
pers zet de scboonbeids-traditie der Haag-
scbe scliool voort ; en boewel hij niet zoo
zuiver ontroert als Weissenbrucb, niet zoo
breed van gebaar en weeldeiig van verbeel-
ding is als De Bock, niet zoo fijiizinnig en
diep doordringi in de natuurpoezie als
Mauve of Gabriel, en geenszins z66oorspron-
kelijk is als een dezer groote voorgangers,
verniag hij tocli tegelijk zooveel nalutir en
zooveel slemmiiuj in zijnc landscliappen tc
brengen, dat deze nieesters zelve bebagen
zouden bebben geschept in deze bun zoo
gelijkgczinde kunsl. Cornelis Kuypers' schil-
derijen zijn natuur-stemmingen. Ovcreen-
konisl met voorgangers sluil nog geens-
zins oorspronkelijkbeid van aandoening en
verbeelding uit. Hem is bijzonder eigen
eene weeke dichterlijke stemming, in een
scala van slillen weemoed tot even stille
vreugde, weemoed en vreugde om niets
anders dan de schoonbeid, die bij in de
naluur en in zichzelf vond.
Als alles hem werkelijk lukte wat bij
wenschte le scbilderen, dan zou hij een
dicbter met bet penseel zijn. Een ruslig
plekje. de herfst, het voorjaar, een win-
tertje, een grijze dag, avonden en zons-
oiidergangen, — dat zijn de onderwerpen.
Een der W'inlers tn" 13) is een-en-al stem-
ming. In Grijze dag (17) is een zacht dichter-
lijk gevoel neergelegd. Het landschap Uiler-
waarden (21) is mooi evenredig van bouw
en zeer zuiver van kleur. Even degelijk
schilderwerk geeft hij verder in zijn Knot-
wilgen (27) te zien.
Minder gelukkig is hij in Voorjaar (7), in
Zomer (39), in ....; doch laten wij maar
liever in die richting niet verder zoeken,
den scliilder nog vele gehikkige momenten
toewenschend.
TEXTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN
EN AQUAR ELLEN DOOR JAC. ZOX BIJ
FRAXS BUFFA & ZONEN /c». Figuur-
schilders zijn in Holland betrekkelijk zeld-
zaam. Dit is wel vreemd als men bedenkt
hoe onze schildcrkunst in baar bloeilijdperk
talrijke uilniuntende figuurschilders lelde,
in allerlei genres. Ook in de tvveede bloei
onzer schilderkunst, die wij gewoon zijn
de Haagsche te noemen, werd de wenscli
niet zoozecr op en voor zichzelf geschilderd.
Typisch is, dat ook het portret op den
achtergrond kwam. De 17'' eeuw wenschte,
in welgestekle zelfvoldaaiibcid ol zicli be-
wust van haar karakteristickc eigenaardig-
KUSSTBElilCHTEN — UIT AMSTERDAM
heden, in al liaar nienschelijUlieid, 'zichzelf
te zien ; — de 19^ eeuwsclie scliilders keereii
de burgerlijke maalschappij, die er niet op
gesteld scliijnl ziclizelf diepcr dan noodig is
te annscliouwen, den rug toe, gaan de
nalniir in, oni zooals 1). v. Weissenbrnch,
in dezen tijd! Gcnieen zijn zeldzaani over de
eeuwen verdceld. Wellicht lieel't deze lijd
op schilderkundig gebied geen enkel groot
en zuivcr genie, een geesl die de niaehlen
van t verleden en van eigen tijd onivaamt,
onihoog en verder sluwt, de grcnzen alzij-
door liaar diep ontiocid te worden. De dig verwijdt en zoo de loekomst beheerscht.
scbilder ging op in de naluur en zoo ook de Maar kleine en gioole talcnten verdringen
mensch, demenschelijkheid, (loch zoodanig elkaar op de kunstmaikl. Vele kunsllief-
dat de natunr zich veimenscheiijkte, zicb hebbers kunnen zicli nu goedkoop een
bezielde. ' Impiessionisme ' is de niacht- verzameling tcekeningen en schilderijen
spreuk : wisselwerkiiig Inssclien de iialinir verscbafl'en van lalentvolle jongeren. Waar
en de nienschelijke ziel. — En niocht men hel werk diUwijls in resllietiscb oi)zichl zeer
soms Jozef Israels willen noemen alsfiguur. ongelijk is bij eenzelfden kunslenaar kan
scbilder... Welaan, — doch stel dan in de men door een juisle keuze zicb een durende
plaats van de 'naluur' hel ' leven ' of bet vreugde bereideii, die uil enkele sclioon-
'lol',\vaarin zich de menscli vernatuurlijkt, heidsaandoening bestaal. Zij hebben nog
en men heeft in de wisselwerking van lei'eiis-
lot en ziel liet wezen van Israels' kunsl. Het
zijn ten slotle geen ' figuren', die bij teeUent
of schildert, — het zijn ' stemmingen ' (de
weemoed, de droefheid, bet tragische),
welke hi) dicbl. —
Jac. Zon nu gelijkt uilerlijk iels op Israels,
— zooals bij soms op Neubuys en Mauve
gelijkt — , maar bij is veel minder stemmiiigs-
geen groolen naam, die scbilders, zoodat
bun werk alleen om der schoonheid wille
bewonderd wil worden.
Merk bet zuivere schilderschoon op van
die Boeieiuuoniitg i32; en van dien BoscIwijt>er
(36). Bewonder de friscbbeid en kracbl der
kleuren in dnt Limdschap (41) of den naar
lets boogers dan enkel naluur wijzenden
zweem van romantiek in dien Heuveluchligen
scbilder, veel meer figuurschilder. Hoe £osc/i((W/ (41). Op ongekunstelde wijze gecfl
ongelijk bij ook in zijn werk mag zijn — de
schildei- is in de laalste jaren zeer vooruit-
gegaan — , het heeft steeds in de eerste plaats
waarde als figuur, in de Uveede plaats als
slenimingssluk.
verdei- menige teekening eene aanduiding
van ecble kunst.
Er is een lindere Mondriaan, die — niet
de schoonheid nog, maar het vreemde of
wondere zoekt, op cubistische of caleido-
.Sc/io/"////rf(8)b.v.,een der groolste en beste scopische wijze. Op zoek naar het geniale?.
schilderijen, is vooral bclangrijk om de zeer Deze is blijkbaar levreden met zijn lalent.
goedgeschilderde karakterislieke figuren der
drieschaftende arbeiders. Zijn binnenhuizen
zijn typecrend door dc verscheideribeid
der huiselijke bcdrijvcn, zelfs op een sluk.
Daarentegen zijn dc naluurmomenlen, die
bij weeigeefl, veelal mislukt (14 b. v.). Ook
llnisclijk (ifliilc (1), is valscb van kleur.
(loed schilderwerk vormen Uoiitwcik (5).
lintiiiicnlnmw (!);. Op liel Aarduppelveld (19).
Vroiiivljc under de Sclwiiw {21 j, de Handeii-
sleeper (28) en Larensch Inlerieiir (31 .
'•'S- '•'5; ^'& ^'^ ^'^ ^'^ '*'& ^'& ««^' '^"^ <«'5
ti;nto()Nsti;i.lin(; van sciiii.dkmi.ihn
HN 'n:i;Ki;N'iN(;i;N noon I'lurs mon-
DKIAAN m.I II. W. VAN DI'.l.DI.N /l.^ lid
is verbazend, zoo lalrijk als dc lab'nlcn zijn
Wie het verst komt moge de toekomt leeren.
Voorshands wil schoonheid niet gekunsteld,
maar kunst zijn. — Zou het mogelijk zijn,
dat de ziel van bet schoone zoo verzadigd
kail zijn, dat zij grijpt of last naai- hel bui-
lengevvone, langs dwaalwegen, een onbe-
kcnde loekomst tegemoel ? — Laten wij dan
een eind weegs meegaan. Mogelijk, dal men
ons als gidscn verlrouwl, — als men ruerkt
vei-dwaald Ic zijn.
Airii i;t amicitlk t thntoonstkl-
I.INC; VAN SC,II1I,I)KH1.IKN KN I5I:i:LI)-
IIOUWWKKK /C». Met ivslbelisch genii<l-
delde dezei- gioole Icnioonslelling staal
/(•kcr niel hoog en dc algcniccnc Indruk,
38
KUNSTBEIUCHTES — LIT AMSTEHDAM
die (ieze chaotisclie uitslalliiig als gelieel
iiiaakt, kan zelfs heeleiiiaal iiiet ffislheliscli
genoeiiui wordeii. Hel schijiit wel of de
ophaiig-cominissic liel met ziclizelf iiicl eeiis
was, en daaroiii loeii maar alles luUraak
langs de waiuien en over de zalen verdeeld
heeft Midden aan den wand hangl b. v. een
schildersluk, dat alleen doorzijn afmetingen
groot is, terwijl ergens in een lioelvje een
kunsiwerk veniwaald is, dal later op een
beteie plaats nog sclioonlieid zal uitstralen,
als liet andcre uit liet heldere liclit, waarin
hel nu liangt, docli dat Iiet niet waard is,
weer zal verzonken zijn in liet duisler. En
naast een bloemen-fanlasie, zoo grillig als
Parijschcubisnie en zoo wild als Italiaansch
futurisme, liangen academisehe voorstellin-
gen, die slechts een droogsloppel zouden
behagen. — Laten wij bij enkele der kunst-
werken even stilstaan.
Lizzy Anzingh's geestig-voornaani iioppen-
spel De ongeiioode Gasl verbaast vooral
door haar kleur-veiTijning ; zij stelt in de
klenrige kleedij een verblulTend seslhetische
verfbehandeling ten toon, waaibij zij ook
de wondeien van het loevallig schoone, die
als vanzeir ontstaan, beheeischt. Dit werk
lijkt mij, vooral in tecliiiisch opzicht, het
besle wat zij schilderde.
Van builengewone schooidieid, zoowel
uiterlijk-technisch als innerlijk-psychisch,
is W. H. van den Berg's Kind met Fiuit-
schaal. Diep van kleur, zuiver-eenvoudig
van actie, classiek van opvatting, lijkt mij
dit werk voorbestemd om een museumsluk
Ic worden. Dal doordiingende studie onzer
17« eeuwers en der romantische Franschen
de spontane'ileit van kleur en verbeelding
niet behoef't te verdocven, toont dit werk
voorbeeldig aan.
Ook Th. Goedvriend's schilderij I'addc-
stoelen, dat, hoe phantaslisch van licht en
duister ook, de realileil geen geweld aan-
doel — lenzij het geweld eener machlig zich
opdringende begeerte naar sclioonlieid van
kleur — , is het rcsultaal van diepen studie-
zin en nieuw-roniantische gevoclighcid. /ijn
streven wijsl naar 't hoogste in sehilder-
kunst. Doch in dat wondere claii-obscur
bestaan schitterende voorbeelden. Kn dan
stellen we ons voor hoc 't nog volniaakler kon.
Behoort ook J. C. W. Cossaar niet bij deze
kuiistenaarsgroep? Alls de menschendrom
in den MorgendiensI nog chaolisch, nog niet
in een sclioonc harmonie van vorm en kleur
opgelosl, — nochlans wat een slraling van
gulden kleuren, wat prachl van opwaart-
sche lijnen ! Hier is ten minste eene aandui-
ding van de reslhetische categoric van het
' verhevene '. — En loch is ook dil werk
ver af van 't volmaakte. Zou het inlusschen
mogelijk zijn dat na Bosboom nog een kerk-
schilder lol grootheid konil'.'
P. van der Hem... Hij geeft een blik in een
andere wereld, de demi-monde. Van den
hcmel in de hel ? Zal ook dit, cvenals Dante's
Inferno, de meeslc aantrekkiiig hebben '? —
Zoo grotesk iieme men het geval niet op. De
paarse kleur slenit wel overeen met een
scliijnwereld, een splicer van psychische
verdorvenheid, maar er is ook psychische
verfijniiig. En wal de teekenaar bedoclt is
slechts de karakterisliek dier Parijsche
psyche, waarvaii de schijn schoon is. De
karaktcristiek is weer meeslerlijk.
J. H. Jurres beieidt ons steeds een aan-
gename ontmoeting op onze wandelingen
door teMloonstcUingszalen. Als men veel
cendenslooljes en molenljes is langs gegaan,
is t belangwekkend op een gcestelijken
tocht de manneii van Richard III te zien
verschijnen. Wat een actie in die figuren,
vooral in Ricliards lieraul ! Jammer, dal ik
hier niet ook Dirk Schafei's romantische
kuiisl ter vergelijking aanlrcf.
H. Hijenbrock vermag in zijn Stcialwerk
(Lotharingen) cenigszins te voldoen aan een
kunstverlangen, dal naar een grootere we-
reld gaat. Toch is hij te reeel ; zijn verbeel-
ding is niet veel grooter dan de uitcrlijke
werkelijkheid van iedereen, en zijn gevoci
dringl niet diep in 't wezen der dingen, der
menschcn. Dezelfde uiterlijkheid en psy-
chische beperklheid heell ook J. 11. van
Masteiibroek, — maar de Uolterdamsche
Maas ziet hij toch veel groolscher. Zijn
kleuren zijn glanzender. Dc lucht is helaas
onschoon. Prachtigc brokken in de schcpen
en in het water. Zeker Bcdrijvigheid, — zoo
is 't. Een veelheid van vormcn en kleuren,
— maar zonder ccnheid, zondcr harnionic.
Diepcr grijpl Martin Monnickendani naar hel
39
KUNSTBEHICHJHN — HIT AMSTERDAM
wezen der tliiigen. Zijii Balconscene is nog
veel kleuriger, en toch is er eeiiheid in de
veelheid. Hoe gevvangd zijn de tegenslel-
lingen, hoe stout de breede verfopzetsels,
doch lioe weet liij in liet scliel verliclite
balcori alle kleuren tot een groot geheel te
doeii samenwerlien. Hn wat een bijzondere
venlieiisle is: eris liaraiiteristiek in de naar
't tooiieel gerichle gezicliten, al zouden deze
psychisch nog lieel wat verder doorgevoerd
kunnen wordeii.
Wij willen Prof. N. van der Waay's aca-
demisGli-knap figuurstuk In ufwachting van
hel Bezoek niet aclileloos voorbijgaan. Van
onze 17<^ eeuwsche meesters-genreschilders
mist het de hoogere eenheid van tech-
nisch vermogen en psycliologiscli besef;
maar wat doel anders ziilk Jjescliaafd werk
aangenaam aan tusscheii zooveel grove
makelij en onhandig mistasten naar het
schoone ! Hoe weinigen knimen als W. Zwart
breed en forsch zijn en praciitig van schil-
dering. In zijn Ypolder bij Amslenhim zijn
knapheid en schildersbescbaving voor-
waarde en factor, zoo iniierlijk geworden,
dat men haar nauwelijks opmerkl, alleen
de schoonheid der schildeiij gewaarwor-
dend. In A. Briets Nnnxpeelsche Deel is de
knapheid ook moment; bij liem is alles fijner,
maar ook 'kleiner'. Men kan van deze drie
althans leeren wat de techniek van schil-
deren is, -- docli bij Zw^arl vooral beseffe
men wat een ' scliilder ' is.
Nog op een tweetal weritjes willen wij
wijzen, die het tegendeel van opdringerig
zijn. Ken wandvol opziclitige schilderijen is
in ' iEsthetischen ' ziii minderwaardig aan
een schijnbaar onaanzienlijk schilderijtje
als Zuiderzeeslrund van H. A. Havcrkorn
van Rijsewijk. Het zien en opnemen —
bewonderend in zich ophelfen — van veel
schilderschoon, en zoo dus zinnclijke en
gceslelijke verlijning is de voorwaaide van
zulk ecu ziiiver schilderij, waar de natuur
gfheel lot kunst geworden is. Als deze
scliilder allijd oj) deze hoogte werkte... ;
lalen wij niet voors|)ellen, maar af'wachlen.
— Iloe men eclilcr zonder dieper.e of (ijnere
scliilileisbescliaving, o. m. door het bestii-
cleeren der beste schilderijen, ja, hoe men
enkel met de natuur meelevcnd en o|) zijn
eentje zichzelf vormend soms een heel mooi
stuk inaakt, toont A. H. Koningin zijn Winter.
Dil is ' gezien ' ; het is zuiver door de zinnen
gegaan en beeld der ziel geworden. Het is
gevoelig, poelisch werk en toch... natuur.
Het is naluurgetrouw en marchentreu
tegelijk.
De aanleekeningen laadplegend zie ik ze
nog de werken vergezellen van N. Bastert,
Mej. A. C. van den Berg, A. M. Broekman Jr.,
G. de Groot, Kd. Karsen, A. L. Koster,
F. Laiigeveld, J. C. Ritsema, H. M. Savry,
Mevr. Th. Schwartze, C. Vreedenburgh en
J. H. Wijsmuller. Deze waren stellig de
aandacht waard.
Onder de beeldhouwwerken was de groep
Ond eiyen leed herleefd, oni de psychische
verdieptheid van de vrouw, bevvonderens-
waard. Zou het mogelijk zijn dat in Noord-
Ncderland de beeldliouwkunst eene schoo-
nere toekomst wacht? Daarin zijn de Belgen
ons zeker een heel eind voor
Vergeefs zocht ik op deze tentoonstelling
naar Th. Molkenboer's in den catalogus
vermelde Eeuwige Eva. . Heeft zij zich weer
onlrokken aan 't oog van den sterveling,
nadal men haar een oogenblik aanschouwd
had '?
^^9i ^9i {g,f^^•!l ^9i ig,»5 ^ ^ a^ cgjft
HET BEHLDHOUWWERK DE EEUWIGE
EVA VAN TH. MOLKENBOER BIJ H. W.
VAN DELDEN /l^- Floutarchos verhaalt
— in een gesclirift over Isis en Osiris — dat
te Sais in "t Oude ^Egypte de tempel van Isis
het opschrift had, of wel, dat een opschrift
bij het z. g. gesluierde beeld der Godin
Neith de diepzinnige gedachle verkondigde :
« Ik ben al wat was en is en komt, en niijnen
sluier heefl geen sterveling ooit ojigelicht ».
Deze gedachle kwam mij te binnen toen
ik in een zaal door den Heer Van Delden
geheimzinnig geleid werd naar een groot
gordijn, (hit van <len zolder tot den grond
necrhing. Daar achter was het beeld ver-
borgen. De bladcn haddcn het gerucht ver-
sprcid van een strijd tusschen het bestuur
van Arti en dell bceldhouwer. Het bestuur
had beweerd : hel is geen kunstwerk, —
het is naluiir. De beeldhouvver hield vol en
slaafde met bewij/.cn : het is Icunsl.
KUNSTBERICHTES' — UIT AMSTERDAM — ARNHEM — DEN HA AG
Heefl geen der aanschouwers hel beeld
gezien zoiider verdvvaasd te woideii als de
jongeliiig in Scliillei's gedicht over de
Godiii Ne'ilh'.'
Daar zoii de sluier opgelicht worden ! Wat
zou zij verbergen? — De Natuur'? De Kuiist?
De Waarlieid '? Das ewig Weibliche ? — « Die
Mfllter siiid's », meende ooli Goethe. Eva
aeterna...
Ik heb het gezien, — en werd niet ver-
dwaasd als Schiller's Jiingling. Ziehier dus
niijii oordeel over het beeld : het is een zeer
knap werk. Levensgroot verheft zich eene
jonkviouwelijke gestalte. Het beeld is uitge-
voerd in gepolychroraeerd gips. Als het doel
van den Heer Molkenboer was een zeer
' natuurlijk ' beeld te niaken, dan is hij
wonder wel geslaagd. Vooral het lichaam
is natuur-gelrouw. De vleeschkleur zelfs
is bedriegelijk nagebootst. Als Aristoteles'
begiiisel der mimesis (iiavolging) het eenig
juiste was, dan zou dit beeld een buiten-
gewoon kunstwerk zijn. Alleen het gezicht
is niet natuurlijk-psj'chisch ; er is geen leven
in ; het is niet bezield.
Doch wij weteii dat het Aristotelische
beginsel niet het Eesthetisch... volmaakte
weergeeft. De kuiist verheft de natuur tot de
schoonlieid, en deze is psychisch-noetisch,
ziinielijk-geestelijk.
J. D. B.
^^'^^^^^^^'^^^^
nana UIT ARNHEM annn
N het gebouw der Koiiink-
lijke Socieleit heel't de
nieuw opgericlite kunst-
vereeniging Arlihiis Sa-
crum Ihans haar tweede
lenloonslelliiig ingericht.
Van de twaalf tenloon-
slellingen, welke hot Vercenigingsjaar zal
schenken is, na Vaarzon Morel, deze tweede,
aan het werk van de schilders C. Brciteii-
stein en G. W. Van Blaaderen gewijd. Van
Blaaderen is de belangrijkste, met het work
uit Frankrijk tiat liij toonl. In deze Seine-
landschappen is Van Blaaderen een oprechle
werker, die in de richling welke hij tluins
uitgaat de eerste passen lijkt te hebbcn
gezet. Dat wil zeggen : hij bereikte reeds
de klare uitbeelding van verschillende land-
schapaspecten, doch heeft te beginnen met
het sentiment 't welk hij te vertolken heeft,
hier nu in te brengen. Zooals zijn werk nu
is, is het aandoeningloos, onbezield. De
oude werkman daarentegen, een gaaf por-
tret ten voeten uit, is verder gebracht ; op
deze hoogte staat het stilleven. En toch, dit
alles is nog zeer valbaar voor dieper, tril-
lender weergave. Zooals dit goede werk is,
laat het onberoerd, uitgezonderd het werk-
mansbeeld.
C. Breitenstein heeft de woeligheid van
de zee het liefst tot onderwerp. Dat hij
vooruit is gegaan zou ik niet mogen zeggen,
doch veel gewerkt heeft hij blijkbaar wel.
Er is groot verschil in het werk. Naast
weinig ver gebrachte doeken, hangen andere
met knappe gedeelten, doch jammer is het
dat de schilder zoo zelden geheel en al
bereikt wat hem blijkbaar trof. Zoodat de
wensch opkomt dat deze schilder wat
minder hoeveelheid niochl schenken, en de
qualiteit van zijn werk brenge op dit peil
van kunst, waarnaar enkele arbeidsproeven
in gelukkige brokjes reeds heenwijzen.
Alb. de Haas.
a a a UIT DEN HAAG a a a
lOLLANDSCHE TEEKEN-
MAATSCHAPPIJ /:-».
Waar vroeger de land-
schapschilders en die van
hel interieur een eerste
rol speelden op de ten-
loonstellingen dezermaat-
scluippij, daar is nu de porlretkunsl aan het
woord.
Na den dood van dc Marissen en van
Israels, nu de Haagsclie school haar groot-
meesters lieeft vcrloren, komt de opbloci
der figuurschildering, als (iguur, en niet als
belichlings-ohject nicer en mecr op den
voorgrond.
Waardcopenlucht-schildcring haarhoog-
ste troeven heeft uilgcspeeld, waar de studie
van de atmospherische verhoudingen in
Israels wel haar groolslen onderzoekcr en
41
KUNSTBERICHTEN - UIT DEN HAAG
vertolker heeft gevonden, daar komen nu
Velh, Haverman en W. Maris Jbzn., oni het
portret, karakter van den persoon die zich
laat uitbeelden, weder op de gaafste wijze
weer te geven, liefst in zoo neutiaal nioge-
lijk licht.
Het niooie schilderen, het zuivere uitbeel-
den, het luodeleeren konit nu meer naar
voren, de studie der oude Meesters krijgt
waarde, zij die zulke uitneinende voorbeel-
den achterlieten van portretschilderen.
Haverman gaat van de analyse naar de
synthese, hij verbreedt zijn teekenwijze,
Veth daarentegen blijft steeds dezelfde, .zelf
is er eerder achter- dan vooruilgang te
benierken, waar zijn manier van teekenen
riiet zoo veel zeggend meer is als die vroe-
ger in een teekening van Dr. Bode kon zijn.
Nu, waar hij als in het portret van de Ko-
ningin Moeder zijn toevlucht neemt tot
kleine zetjes en streepjes, wordt wel een
levender effect bereikt, maar de karakter-
aanduiding minder vast en beslist.
Haverman daarentegen is in het portret
van Kuyper veel minder beschrijvend, veel
grootscher van opvatting, veel slcrker en
krachtiger van modele dan in zijn vroegere
vlak verlichle portretten. Hij zoekt naar
expansie, tervvijl Velh het meer vindl in
inlimiteit.
Meer colorist is Willem Maris Jbzn. Hij
ook tracht door scherpe observatie meer
vastlieid te geven aan zijn vaak alleen kleur
en weinig cor|)s bezitlende conlerfeitscls.
In het gelaat vail iiet portret van zijn vrouvv
zijn beide eigenschappen van kleur en
vorm al heel gelukkig lot uiling gekomen.
Therese Schwartze en Willy Sluyler, de
eersle de schilderes, de Iweedc de leckenaar
bij uilncmcndiieid, sluiten zich bij de boven-
gcnocmden aan, het decoralief en illuslralief
karaklcr in de tcekenUunsl vcrlegenwoor-
(ligCMid.
Ken van de mooiste portrcljes zond Me-
vrouw Hobcrlson, gccn portretschilderes
ill do eigcnlijke bcleckenis van liet woord
(jciijkenis zal dil kopje misschien nict lub-
bcii, karaklcr en leven des le meer.
Voor het ecrst exposeerl bier dc Zvveed
Larson, de bekeiKJe illustraleur aan zoovccl
aardigc boeken, hel leven van zijn gezin
gevend in het prettige « Sundborn ». De
teekeningen hier zijn niet van zijn besten,
zij zijn wat vlak en eentoonig, en doen in
bun encadrementen als achter glas gezette
uitgekniple en opgeplakle illustraties.
Eveneens illustraties zond de bollen schil-
der A. I^. Koster, uitnemende door vastheid
en typeering, heel anders de bloemen ge-
vend dan in de oude bollenboeken, zonder
kleur in zwart en wit. De landschapschil-
ders ten laatste waren zeer in de minderheid
qualitatief. Wel zonden Tholen, Masten-
broek en Bauer goede specimen van bun
kunnen, ze konden echter niet voldoende
de plaals innemen die de groote Haagsche
school openliet.
^9i ^9i ^9i ^ t^ ^9t ^9i ^9i ^9i ^fi ^fS
HART NIBBRIG BIJ SCHULLER yC*. Bree-
der en lichter wordt het werk van Nibbrig.
Is er in het landschap in Limburg in de
panoramas aan den Ruhr nog een bijna
vlakke schildering, waar het poinlille heel
fijn is aangebracht, in de doeken uitZeeland
waail een ruimer wind. Krachtiger is hier
geschilderd, met grooter stippen en strepen
een lichlheid bereikt, die zijn vroegere wer-
ken er tam en goedig bij doen schijnen.
Hoe sterk is niet de golving onder den zilten
zeewind uilgedrukt in het helm op het duin,
waar de zon door de wolken heenbreekt. In
Veilli den vedelaar tracht Nibbrig een hislo-
risch gegeven op luministische wijze op te
vatten. Dit gelukt hem uitnemend, alleen
de actie in de veischillende dansende figu-
ren is niet voldoende, is te verstard.
^^ c^* aK* ^^ %^ ^* 55*1 S.* S* %^ ^
KUNSTHANM)EL THKO NEUHUYS
Na zijn afscheiden van den Larenschen
Kunsthandel heeft Theo Neuhuys een eigen
zaak opgericbt, die geen vaste woonplaats
heeft, maar van verschillende gelegcn-
heden gebruikt maakt als hospilanl. Zullcn
er onder zijne leiding in 't vervolg tenloon-
stcllingen, die vroeger van de Larenschc
Kunsthandel uitgingen, gehouden worden
in de bekende zalcn der lirma Kleykamp,
tbans heeft bij om zich aan hel piibliek
voor le slellen de zaien van Fulcbri Studio
geluuird. Ii)cn ulgeniecn kcnmerk van deii
KUSSTBERICHTEN — UIT DE\ HAAG — UIT HAARLEM
smaak van liezeii kunslhaiuielaar is dat liij
het fijne, het subiele beiniiit, het gevoelige
zooals Tholen, A. R. Mauve, Gabriel Alike-
ringa, Floris Anitzenius, dat als hoofdken-
merkeii van hun werk vertoonen. Vooral
de teekeiiingeii, die Tholen van de papier-
iiuiustrie inaakte, deze romnielige, vuil
grijze inlerieurs, liij heeft ze zonder eenige
opsinuk zoo triesl niogelijk gegeven. Het
rafelige, goi-e, het kleurlooze, grauwe vond
in den zoo biiitengewoon gevoeligen artiest
al een heel uiliiemenden verlolker. Mauve is
zijn geestverwant. Hij is echler niet zoo
levend ; door ver doorvoeren wel wat
dooiisch geworden in zijn groote grasvlak-
ken. Toch is het simpele, het doodgewone
van zijn visie zeer eigen.
De Vijverberg van Arntzenius en de land-
schappen van Gabriel vertegenwoordigen
hun makers al heel gelukkig. Teerder aqua-
rel van Arntzenius is ons niet bekend.
De landschapschilder Emile Clans geeft
hier de buitenlandsche noot. Zijn werk beeft
het frische spontane van het buitene, de
factuur is echler veel te onverzorgd, dan
dat de doeken nil de verf kwamen. Alleen
op grooten afstand zijn ze le genielen,
wanneer hel oog niet meer gehinderd wordt
door dikke klodders en grove penseelstre-
ken, die wel de natuur trachlen na te boolsen,
maar waardoor deze niet als abstraclie
gelransfornieerd werd.
Monnikendam is een kracht, niaar een
ongebondene, die fijnheid mist en daardoor
hier dan ook al heel ongelukkig uitkomt,
te midiien van ben, die deze eigenschap in
zoo sterke mate bezitten. Zijn werk doet
geforceerd, pijnlijk aan. Rustiger zijn de
doeken van Suze Robertson, zwaar van
donUerte. Ze bebben echter eenheid en
zuivere toon, waardoor haar werk steeds
echt aandoet.
Nog zijn te vermelden Hel Witle Paiird
van Pieters om een zekcre natuurlijkheid
in de almospherische uitbeelding, de wat
eniotielooze elscii van Ilarling en de bloe-
men van J. H. Kever, die in deze vaak
zooveel zuiverder en natuurlijker is dan
in de interieurs, die wel eens bet karakter
dragen van gemaakt te moeten worden.
G. 1). CiHATAMA.
^•S^»b^Sft»5cg,»> S*&»i ^•i $>* S,*5 S^
D D G UIT HAARLEM nan
UNST-FOTOGRAFIE
•♦-y In het Kunslnijver-
heidsmuseun> bebben
zeer mooie fotografische
opnamen in kooldruk,
oliedruk, broomolie,
broomzilver en gomdruk, den bond nog
eens opnieuw gelegd lusschen kunst in
't algemeen en (olografischen kunst.
Een keurcollectie is daar door meesters
op fotogiafisch gebied bijeengebracht. Zoo
blijkt hier dal de geoefende fotografische
werker steeds aan het karakter van de
opname zijn procede heeft aan te passen
en dit procede heeft te kiezen 't welk hel
meest doeltrefTend vertolkt de stemming
en atmospheer van portret, landschap, in-
teiieur.
In De oiide Keiiken van Adriaan Boer
wordt men getroflen door een zeldzaam
niooien lichtval, terwijl het geheel uitste-
kend in de ruimverdeeling is geplaatst. Een
eenzame niolen, van wijlen den beer W.
Husselman beoogt de loutere stemmings-
kunst van den schilder. In oliedruk is dit
werk uitgevoerd, voor ingewijden dus om
van te genieten zoo'n groote atmeting in
dergelijke uitvoering te zien. Hoe goed leent
zich de gomdruk voor senliraentvolle onder-
werpen, deze, uit het armoeleven; J. Huj'sen
geeft er een aantal voorbeelden van. Mooi
blond zijn weer de kinderbceltenissen in fijne
broomzilverdruk ! In zorgvuldige kooldruk-
uitvoering komt E. A. Loeb uit ; zijn Waler-
lelies, fijn van balftoon, blank in de scha-
duwen zijn bepaald mooi. N" 27, Wiiiler is
een zoogenaamd tegenlicht, lintelend van
licht en schaduw, mooi van sneeuw, als
geheel een prachtig werk ! Hollandsche
luchten in gomdruk, een majestueus wol-
kengevaarle, waarbij de ondergrond zich
bescheiden aanpasl is een tecbnisch knap
werk. De Spinster, is een in alle opzichlen
mooi belicbt interieur, door .\. J. Weinberg.
De meeste werken van dezen fotografischen
kunstenaar zijn kooldrukken. Een eerste
klaswerker loont zich B. Zweers. Kooldruk-
ken, (loch van hoc scboone qualiteit. De
43
KUNSTBEHICHTEN - HAARLEM - MOSS - BOEKEN & TUDSCHWFIEN
nieesteii op Japansch papier {>elinnsporleer(i
hebbeii liierdoor eeii vooniaam cacliel vei-
kret;eii. Voor lie doorkiieede tecliiiiek van
hier uil hulde !
Zoozijn hiereenif^e der meesl iiilslckeiide
staleii van Fotokunsl geiioemd. Voorlieelden,
waar. uit den fotograaf, dc kunslenaar voor
den da<> liad.
Alb. be Haas.
««'a5 5«'S««'S 5»^; '^'^ ^'^ ^^ '•^^ '•'S? «•'?' «•■$
GDnnn UIT MONS ddddd
TENTOONSTELLING VAN DEN KUNST-
KRING L'ESSAIM /C^
jMwg^pgpij?! KN bescheiden tentoon-
iBhiigr^lijr* slellinkje in twee zaleii
nW^Sxi^^^ ^'''^" ''P' niooie Bergen-
nBf W^ ^ffM sclie sladluiis, ingericht
JUvsLfiiMt door een liring, die haar
JIBS^mSh^ nieeste leden in den om-
Irek van de stad zelf
viiidl. Dil is ecn poging tot artisliekc decen-
tralisalie, die alle aanmoediging vei-dient.
De meesl l)elangiijl<c iiizending was die van
Georges Janiolle, vooral bewonderde ik zijn
niooie, geeslige paslelleekeningen Eliennelte
en linperia. De decoralieproeven van Ante
Carte, die een kolorist is, verdieiiden made
zeer- <le aandaclit Louis Buisseret was er
met een tanielijk koude Aanbiddiny der
Koniiijien en enkele niooie poitretlen ; de
koppen van oude mensclien, van Goffint,
warcn gocd, — een beelje buiselijk — opge-
vat, de lii'delaars \'an Louis Martin, onlbrak
bet eclitcr gebeel aan de benoodigde lenig-
lieid. Dil verwijt geldt ecbter niet den beer
Rene Mollet, die kna|)pc loodkrijtleekenin-
gen, o. a. een Joni/e Mcisjeskopje liad inge-
zonden Van de liiiidscha|)pen van Locuficr
zou men ecbter gewenseiit bebben dat ze
mcer waren gedrenkt in liclit en hicbt.
Nestor .lonet ei) Eugene Lue(|. waren er
beide met een goed doek, de Pijnbooinen
en Doorf/tinnsuaarl. De eenigzins artifieieele
Naaktstudies van iuiiiel Baes zijn niet erg in
onzcn smaak gevailcn, en geven we verre-
weg de voorkeur aan ecn eenvoudige studie
van dezeli'de liand, een Vroiiuieiii>orliel.
Eniiei Mode, ecu een dergenoodigden.toonde
dal liij van alles aandiir It. Ilij was liier met
zijn Hwig weibliche en een Porlrel van den
Eere-vrederechter Oscar Biichel, aangeboden
door de bewoneis van bet Kanloii Fonlaine-
rEi>i'<Iiie. Iwcc slnkkeii die ijskoud en peu-
terig in de uilvoering zijn, en verder met
kranige en met maestria gepoinlilleerde
landscbappen.
A. (;.
^9i %9i ^,9i ^9i ^9i ^9i ^9t {^fi '^9i ^9> ^9i
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
DKH ClCi^iiONI-: /C».
]^g^N liet September-nuninier
mS^k n'*''" Kurt Freise een
gK;^ overziclil van Nieuive
ap^jl schiiderijen in Nederland-
JKwl sclie i'er:amelirii/eii. De
>Br I verzameling van Dr A.
Bredius in Den Haag verrijkte met een
Chrisliissliidie van Rembrandl, een voor-
studic misschien voor dc Discipelen ran
Emmaiis van Parijsof Kopenbageii, en alsdan
ontstaan omstieeks 1648 ; ook mogelijk l)e-
lioorend tot de door Bode van 1656-59
gedateeide studies voor eene of meer niet
uitgevoerde of verloren gegane Christus-
voorstelliiigen, die den kunstenaar in bet
midden of in de tweede belft der viji'liger
jaren bezig liielden, belgeen overigens is op
te maken uit verscbillende etsen van die
periode.
Het Mauritsbuis in Den Haag onlving in
bruikleen de vroeger aan Sir George DonaUi-
son en nu den kunstliandelaar A. Preyer toe-
beboorende Moeder ixin Rembrandt, bene-
vens ecn plafondsluk getcckend Jakob de
Wit 1743, vroeger eigendom van den beer
C. Cock te Leiden.
Het Amsterdamsebe Hijksmuscum ver-
rijkte met een Viscltnuirkl van Emmanuel
de Witle, een liankel in een Paleis van Hen-
drik Aerts (geteekcnd 1602', een Laalsle
Oordeel van Aert Pielersz., 2'ie" zoon van
Pielei' Aerlzen, een liedelaar \:\ni\ei\ weinig
bckcnden Utreciilsciien scliildei' Jacob van
Hassel (1659), een ramiiie|)orlret van Micbiel
Adriaensz. de lUiyler door Jurriaen Jacob-
son, Ic'TliiiH van Frans Siiijders. In bruik-
leen wcrd aan lietzelfdc museum afgcstaan
<loor lien beer Jobii Allard le (ieerlruiden-
BOEKEX & TUnSCHRfFTEN
berg eeii Opstandiiig van Chrislus door Rem-
braiuit's leerling Pieter Laslman (1610).
Het Renibrandthuis te Aiiisteniam kreeg
in briiikleen eeii door den heer J. O. Kroiiig
le Louden onldekte Golqolha van denzelfdeii
schilder 1 1616).
Het Museum Boymans te Rolterdam ont-
ving, eveneens in biuikleen, van Dr. Lilien-
feld (Den Haag) een Ahasverus van Arent
de Gelder en een Hagar en Ismael van Jan
Steen.
In liet Oclober-nummer bespreekt de heer
Karl Lilienfeld de dit jaar geliouden Zomei-
tentoonstellingbij Frederik Midler te Amster-
dam. Het voornaamste gedeelte daarvan
beslond uit schilderijen in t begin van 't jaar
in de veiling Weber te Berlijn aangekocht :
een jeugdwerk van Albert Cuyp Heljonge
Melknieisje. een Winler van Aerl van der
Neer, een Landschap van Hobbenia, een
Portrel van Ferd. Bol. Uit de verzameling
Joseph te Louden waren er een Ahasverus
en Human van Arenl de Gelder en een Ma-
ziekscene van J. Ochlervell. Verdei- werken
van Jan Steen, J. ^L Molenaer, Dirk Hals,
Thomas de Keyser, Miereveld, G. Dou, Jan
Wynanls, Jac. Ruysdael, W. van de Velde,
Backhuysen, Pieter Claesz, A. van Beyeren
en J. D. de Heem. De lentoonstelling om-
vatte verder eene kleine verzameling zoo-
genaamde • primitieven », waarvan, zegt de
heer Lilienl'eld, de reeks van zeven voor-
stellingen uit het leven der H. Dymphna het
meest interessant waren. De zeven tafereelen
komen rechlslreeks uit het klooster van
Tongerloo, waarvoor Gosewijn van der
Weyden ze in 1505 geschilderd lieeft. Bekend
is het dat de nieester, nadat hij in 1513 \ve-
duwenaar werd, zelf in het klooster geleefd
heeft. Men kan in de schihlerijen opnierken
dat ze af konistig zijn van een kunslenaar die
geliecl aan het einde iler I5<' eeuw zijn op-
leidlng kreeg. Zij zijn van die viottende
tcchiiiek van het begin der lt)>^ eeuw, die
met de kunsl van 's meeslers groolcn voor-
vader, Rogicr van der Weyden niels ge-
meens nicer heeft. Gosewijn staat, wat i\'^n
stijl betrefi, ongeveer tusschen de generatie
van Geeraarl David en die van P. Brueghel
den ()u<le.
^ Sft* ^2^* S* ^ £* 2^* C?,* ^ 3^
GAZETTP: DES beaux-arts September;.
De heer F. <le Mely meent dat de men-
schelijke voorsteiling van den Dierenriem —
een miniatuur uit de Ties riches Heures du
due Jean de Berry (Musee Conde te Ghantilly)
die volgens hem duidelijk een Ilaliaan-
schen invloed vertoonen — geinspireerd
werd door een antiek beeldje voorstellende
de Drie Gracien en bewaard in de Biblio-
theek van den Dom van Siena.
In een werk tot nu toe geheelen Portrel
van een jongen Man in het Louvre- museum,
toegeschreven aan Angelo di Cosimo di
Mariano, gezegd Bronzino, meent de heer
A. Dubrulle, door vergelijking met beslaan-
de conterfeitsels en met een borstbeeld, een
portret te ontdekken van den beeldhouwer
Jan van Bologne, die te Dowaai geboren
werd en na een jaar te Antwerpen te hebben
doorgebracht. naar Italic trok.
repertorium fur kunstwissen-
SCHAFT ± (Bd. XXV. Heft I) yC».
Prof. Dr. Karl Doehlemanii en G. Joseph
Kern trachten elkaarop slreng wetenschap-
pelijke en methodische gronden te weerleg-
gen omtrent perspectief en architecluur in
de schilderijen van Jan van Eyck. De niathe-
maticus Doehlemann onlkent dat de gebroe-
ders van Eyck theoretische kennissen op
het gebied van perspectief zouden bezeten
hebben.
moxatshefte fCr kunstwissen-
SCHAFT yc».
In de nummeis van Juni en Juli levert
August Grisebacli ccne zeer belangrijke
sludie over architecluur in Xederlandsche
en Fiansche schilderijen der XV' eeuw, ecu
bijdrage tot onlwikkeling der vorinenlaal
van de Noordsche Renaissance. Zijn onder-
zoek strckt zich uit over den lijd van het
realisnie (het realistischc stad- en straat-
beeld, lie ideale gebouwen van den van
Eyck-tijd, het gothische architectuurpor-
Ireti, de grondvesten van het nieuwe vorm-
gevoel(deroinaansche Renaissance. Fouquet
en lie eersle Italiaansclu' inilrukken. de
BOEKEN ct TIJDSCHRIFTEN
voorslelling van Jerusalem en liaren invloed
op de archileclonische fantazie), de archi-
tectuur-fantazie der Renaissance.
Hermann Nasse schrijl't in iiel Augustus-
nummer over een tot nu toe onbekenden
Abel Grimmer, De Torenbouw van Babel
(verz. Freiherr von Bissing) geteekend en
gedateerd 1595, schilderij dat veel gelijkenis
vertoont — in de samenstelling ten niinste
— met bet bekende stuk van P. Brueghel te
Weenen. Van Abel Grimmer, den tot nu toe
weinig gekenden Anlwerpschen architect
en schilder (geb. + 1570, gest. + 1619) zijn
heden als onderteekende slukken bekend
een in het Museum te Brussel en zes te Ant-
werpen. Wiirzbach en Waagen vermelden
nog een ander voorbanden in de verzame-
ling van den Earl of StafTord. Toegescbreven
worden hem nog eenige scliilderijen in bet
Boj'mans-museum te Rotterdam, in bet
Haagsche Mauritshuis, en in particulier
bezil, alle inlerieurs of landschappen.
In het Seplember-nummer ontwikkelt
Pierre Bautier twee puiiten waaroj) hij niet
voldoende de aandacht heeft kunneii inroe-
pen in zijne (vo()rloo|)ige) monografie over
Justus Sultermans, den portretschilder der
Medici in de xviie eeuw ('), nl. aangaande
eenige godsdienstige tafereelen toegescbre-
ven aan dezen meester, een H. Faniilie in
bet Pitti-paleis en een H. Maagd met het
Jeziiskind en een Hngel in aanhidding,
(Galerij Gorsini te Klorencie), dit laatste
veeleer, meent de beer Bautier, een werk
uit bet atelier van van Dijck. Ken I'orlrel
nan een jonijen man in de Pinacotheek van
Modena, waarin de beer Bautier aanvanke-
lijk de inanier van .Sutternians bad meenen te
berkciinen, schrijl't hij nu, na nieer ingaande
bescbouwing, niaar weifelend toch, toe
aan Mignard.
Metzelfde nuinnier beval ecu nota van
Ivrwin Rosenthal over een tafereel van den
Utrecblscben schilder Luemen van Porten-
j{en, een quasi-onbekenden kunstcnaar, die
ten jare Ifi.'iS in dc .St Lucas-academie te
Utrecht trad. Ken geteekend stuk, voorstel-
lende een niusicecrend en zingend gezel-
(') I'Icrre lluiillcr. — Jiixir. Sitllermunx, iieiiilie (hs
MeiUeh. Coll. <Ich Gniiids Arllslirs di-s I'ays-ltns.
Ilruxnili!-!, (;. Vmi Ofsl * (/' MVi.
schap, heeft de schrijver in de verzameling
Olschki te P^lorence oiitdekt.
OUD-HOLLAND
In aflevering II begon Dr. Hofstede de
Groot een reeks arlikelen over Meenings-
verscliillen omirent werken van Rembrandt.
In zijn catalogus van Rembrandt's teekenin-
gen bad bij de echtbeid van de teekeiiing
De ongehoorzame jongen te Berlijn, in tv^'ijfel
getrokken, en een ander exemplaar daarvan
in bet Prentenkabiiiet te Budapest als bet
origineel bestempeld. In de Amlliche lie-
richle ans den Koniglichen Kunslsammhmgen
bad Prof. Dr. Jaro Springer getracht deze
bewering te vveerleggen. Dr. Hofstede de
Groot vergelijkt derhalve opnieuw bedoelde
teekeningen, en met de bijna voorlreffelijke
reproductie's daarvan onder de oogen, zai
men zeker geneigd zijn hem gelijk te geven.
Hij heeft het verder over Rembrandt's
prentje Vroulgen met een pappotgen, waar-
over Titus van Rijn in 1664 sprak tot den
Leidschen boekverkooper Daniel van Gaas-
beeck. Men verwijlde in gissingen omtrent
dit prentje, dat Dr. Jan Veth in Onze Knnst
meende te kunnen vereenzelvigen met bet-
geen dat tot dusver beUend stond als De
Teekenaur en het Model. Dr. Hofstede de
Groot bestrijdt deze bewering, en is eerder de
meening toegedaan dat van het bedoelde
Vroutgen met een pappotgen geen enkel
exemplaar meer overgebleven is.
Een derde « meeningsverscbil » bestaat
er omtrent bet portret van Elisabelh Bas,
vroeger aan Rembrandt, later door Dr. A.
Bredius, eerst weifelend aan Jacob Backer,
maar nu in voile overtuiging aaii F. Bol
toegescbreven. Dr. Hofstede de Groot be-
ijverl zich om het beroemde portret weer
tegc veil aan Rembrandt, hetgeeii Dr. Bredius
maar niet schijnt te kunnen gedoogen. Het
« meeningsverscbil d wordt aldus tot eene
alles/.iiis inlercssante discussie, waarvan wij
geduldig en beiangstellend bet rcsultaat
zuUen afwacbtcn.
In helzclfde nummer eene nota van Dr.
Bredius over een vcrgeten schilder Giiilliam
Frenwuts of Fremont aliax Strazio Volulo
(Williiim Jans:. I'rfinonts (\'clnto->) van
BOEKEN & TJJDSCHRIFTEN
wien tot nu toe geen enkel schilderij be-
kend is.
In eene aiidere nota geeft ook Dr. Bredius
een aardig document over Hindostaiische
teekeningen en andere Oosleische rariteiten,
voorkomeiide in den inventaris van Julian
van Hoorn, gewezen Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch Indie en Maria van Rie-
beck, zijne weduwe (20 October 1711 opge-
niaakt door notaris Servaes te Amsterdam .
In nummer III zetlen I)i'. C. Hofslede de
Groot en Dr. A. Bredius bun bijna tot twist
ontaarde discussie voort over de Elisabeth
Bas van Rembrandt, steeds echler zonder
resultaat.
Dr. Hotstede de Groot meent verder niet te
kunnen nieegaan met den beer F. Scbmidt-
Degener, waar deze in Onze Kunst onlangs
Rembrandt's grauwschildering De Een-
dvacht van het Land i Boymans-museum te
Rotterdam) aanzag als een voorstudie van
De Xaclilwachl ; de beer de Groot betreurt
het dat de beer Degener « zijn fantaisie geen
teugelen beeft aangelegd en met gebeele
miskenning der gescbiedkundige feiten een
verband tracbt te leggen, waarvoor geen
zweem of scbaduw van bewijs voorhan-
den i.s. »
Ook Dr. Jan Vetb's eveneens in Unze Kiinsl
gepubliceerde bewering, als zou bet door de
Scudery in een zijner versjes bedoelde
« portraict de Monsieur le Marquis d'Andelot
de la main de Rbeimbrand » te vereenzel-
vigen zijn met een portret van een jeugdig
geharnast krijgsmaii die den gesp van zijn
gordel vastmaakt (Bode III, n" 205), wordt
bestreden door Dr. Hofstede de Groot, die in
het bedoelile sluk eerder « een studie van een
model vvil zien waaraan Rembrandt zijn
eigen gelaatstrekken zou bebben gegeven ».
In zijn nota over hel yeboorlejaar oan
Caret Fabriliiis stelt de beer F. Scbmidt-
Degener vast dat Bleyswyck in zijn BeschriJ-
ving van Delft, zicb 10 jaren vergiste, toen
bij den meesler op 30-jarigen leeftijd in een
ramp deed omkumcn. Verder loont bij ook
treirende faniiliegelijkenissen tusscben bet
Zelfportret van Carcl in Boymans en een
portret van Bernbart Fabritius in de Miin-
chenscbe Pinacolbeck. Zoodal dit laatste
zeker eveneens als een Zelfportret kan wor-
den bescbouwd, en wij voorlaan gerustelijk
van de broeders Fabritius mogen spreken,
lets waar tot nog toe geen document ons bet
volstrekte recbt toe gaf.
Dr. A. Bredius komt bij de door hem en
wijlen den beer E. \V. Moes opgemaakte lijst
der talrijke schilders Camphuysen, nog een
voegen, nl. Govert Rafaeisz. Camphuysen
(blijkbaar een zoon van den verdienstelijken
Rafael Campbuyseii), en van wie wellicht
enkele scbilderijen verscbolen zijn onder
de stukken aan Govert Dircksz. Camphuy-
sen loegescbreven.
In nummer IV beschrijft Dr. Bredius een
merkwaardig portret van Cornelis Ketel
(firma Knoedler, Louden) in 1601 zonder
penseel, met vingers en duim gescbilderd.
De geschiedenis van Gerrit Lundens' kopie
van Rembrandt's Nachtwacht, tot nu toe
bekend tot 1712, wordt door Dr. Bredius
verder aangevuld.
Dr. Bredius deelt verder zijne oiitdekking
mede van eene notarieele acte (die bij ge-
heel overdrukti, aangaande den aankoop
door Rubens den 1 November 1610 van bet
buis <t De Wapper >., waarnaast bij zijn pa-
leis bouwde : « De prijs, vcr over de/" 10.000
was voor dien tijd aanzienlijk. Rubens zou
dan ook niet alles in eens betalen. Maar bij
belooft nog twee extra's. Eerst zal bij eigen-
bandig voor den verkooper (Hans Tbijsz. te
Amsterdani)een stuk scbilderen; bij beboudt
zich voor de grootte er van nader te bepa-
len, en den niet verder genoemden zoon
van den verkooper zal bij de schilderkunst
leeren, gebeel en al kosteloos, en « niets
voor hem secreet houden ». Tevergeefs
beeft Dr. Bredius in de a Liggeren » naar
dien zoon gezocht. De koop is blijkbaar
doorgcgaan, maar wellicht zijn er sommige
bepalingen in gewijzigd.
A. D.
47
AMBACHTS- £A' NIJVERHEIDSKUNST
DDDDDDna AMBACHTS-
EN NIJVERHEIDSKUNST
RCHITHKTUUR yc^. Onl-
liaan van de lijdens den
bouw zoo prachlige ijle
gevaarlen deistijgersslelt
liel reuzenlichaani, liet-
wclk liel niodemagazijn
der firma Hiisch & C''' le
Amslerdani zal herbergen, zijne pronkende
leden met veel aannialiging tentoon. Welis-
waar zijn stucadoors en beeldhouvvers nog
druk in de weer cm vele constriiclies weg te
pleislcren en grove piofileeringen in de
cemenlkleurige naluursteen le hakken, doch
allerduidelijkst valt reeds in bet oog met
wat voor nieuw soort decor bet tooneel van
bet Leidscbe plein is verzorgd.
Het uiterlijk van bet gebouw lieeft iets
speciiieks on-Hollan<iscli ja, oiidefinieer-
baars. Wanneer men van nit de Leidscbe
slraat komende bet plein overziel zou men
zich kunnen verbeelden te San-Fraiicisko,
Buda-Pestli of Slockbobii te zijn.
Wat bet gebouw zelf betreft, zou men bet,
wist men niet, dat daar een niodemagazijn
gevestigd wordt, gevoegebjk kunnen ver-
sbjten voor bet paleis van den een ot ander
Balkanvorsl, die de rust van ons kabii Am-
sterdam verkoos boven de van kiemen van
moord en doodslag bezwangerde atmosfeer
te Cettinje of le Belgraib).
Dat liel gebouw een zooiiaiiig karnkter-
loos uiterlijk beeft, lioe kon iiel andcrs.
Hen niodemagazijn, dat zoozecr waarde
becbt aan bet Parijsche cacbet, dat al iiet-
geen in scbrifl van baar uitgaat in de
Fransche taal is opgesleld, wier onderne-
ming van Duilschers geleid wordt, en baar
bedrijf uitoefent in Nederlaiid's boofdslad,
moest immers eene arcbilectuur preferee-
ren, die teruggrijpt naar de Ilaliucmsche en
Fransche lienciissance, welke zelve eene
renovatie was van de Romeinsche zuilenor-
den, zooals deze allereerst in de Grieksche
bouwkunst voorkwamen, en die na door een
Engelsch arcbitect te zijn toegepasl, door een
Nederlandschen bouvvmeester zoo scboon
was bevonden, dat bij bet Engelscbe voor-
beeld van zeer dicbtebij volgde.
Het zal den bescbouwer dus wel begrijpe-
lijk voorkomen dat ingevolge bet passeeren
van <le velerlei zeven der verscbillende slijl-
vormen, karakter iiu juist niet de deugd van
bet onderbavige bouwwerk is.
Docb treurig is bet te moeteii conslatee-
ren, dal, waar nu tocb reeds sederl jaren
den oninzicbligen vooroogen gesteld wordt,
welk een miserabel aspect onze steden ver-
kregen bebben door bet bouwen van onbe-
voegdeii, bet ontstaan van een dusdanig
product als bet besprokene er de fevende
getuigenis van is, hoe reactie en oiikunde
nog vrij spel bebben in ons gezegend Vader-
land.
Sepl. W13.
JOH. G.
48
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE
TENTOONSTELLING VAN
MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST C)
DE FRANSCHE AFDEELING
EN tentoonstelling van godsdienstige kunst moet inter-
iiationaal zijn, dan eerst komt ze tot haar voile lecht;
en de plechlige katholieke eeredienst stemde hier op
veiheven wijze, met den ritns van vele andere kerken
saam. Elk volk looft God op eigen wijs en men vermag
dit algemeen vcrschijnsel slechts op de juiste waarde
te schatten, waar men de veischillende vormen van
den godsdienst onderling vergelijken kan.
De a Exposition Internationale d'Art religieux moderne », in de lente van
1912 te Brussel gehouden, gaf ons voor de eerste maal, aan deze zijde van den
Rhijn, de gelegenheid tot een vergelijking van al de plastische uitdrukkings-
middelen van den eeredienst; maar noch het belangrijk initiatief van een
« Salon d'Art religieux, » in December 1899-Januari 1900, te Brussel door het
tijdschritt « Durendal » ingericht, noch het « Salon d'Art chretien », Parijs
1911, door de « Societe Saint-Jean I'Evangeliste » gehouden, hadden geheel
aan de eischen voldaan. Hiermee wordt geenszins bedoeld, dat de hier
besproken tentoonstelling volledig was, — want we weten o. a. maar al te wel
dat wijlen Dulac, een reeks lithografieen heel't uitgegeven, Emile Bernard
beeldekens heeft gekleurd, Filiger miniaturen verlucht heeft en dat Scandi-
navie eenige decorateurs, Moscou een goudsniid, en Milaan een glazenniaker
bezit, die ik iiier al vast gemist heb.
Maar tocii, iioe bekoorlijk waren de toon aangevende afdeelingen : de
Engelsche Prerafaeliten, met hun vormelijkc gratie en voorname uitvoering,
de soms wat gewilde oorspronkelijkheidszin en de gewetensvolle ernst, die
wel eens in 't kinderachtig peuterige vervalt, van de Duitschers, den gloed
van den Spanjaard Sert, het rijke temperament van den Fool Mehoft'er en de
(') Zie Onze Kunst, decl XXIII, l)lz. 0; (Jaiuuiri 1913).
OsiE Kunst. Ueel XXIU, Febiuari 1'J13.
49
DE VREEMDE AFDEELtNGEN 6P l)E TENTOONSTELLING VAN
gevoeligheid van een Maurice Denis ! Maar tocli stond dit alles wel lieel ver
afvan ons en liet meerendeel der Belgische schilders, mot uilzondeiing van
Fabry, met zijn mannelijk ideaiisme, Frederic met zijn strai\iieid en Degouve
de Nuncques met zijn opreclile aandoeing, sclienen enkel iuin profaan geble-
ven zinnen aan den godsdienst le iiel)l)en gewijd; ze naderen hem enkel van
buiten af en bepalen zicii bij haar scbildciacbtige episoden — wal waren
er bijv. niet een anniinciaties, een vlncblen naar Egypte — en welk een
moeite iuid l luin i)lijkl)aar niet gekost om zich op bet gel)ied dier vergeeste-
lijking le bewegen !
En toch is deze gelukkige en tegelijk fatale verscbeidenheid van aanleg,
ais de gist dezer tenloonsleliing geweesl. De leek vreesde dat een uilstalling
van christelijke kunst al te monotoon zoii worden; als men in Rusland
voor een iconoslasr blijf't staan, beel't men ze alle gezien en al die met elkaar
wedijverende Madonnas werken vermoeiend. Maar nii geviel bet, dat de
aangrenzende afdeeling van bet « Lente Salon » met zijn eeuvvige ai'wisseling
van een landscbap, een slilleven en een ligunr, z6o banaal scbeen, dat
de nieuwsgierigbeid der snobs zicb naar de zalen der godsdienstige kunst
verplaatste, waar de oneindige verscbeidenbeid van bet repertorium nog door
bet verscbil in de bebandeling werd verhoogd, zoo dat er soms een toeloop
was voor de H. Drieviildiyheid van Frederic, den Cliristiis met de Kindcrcn
van Denis, bet Avondmaal van Toorop, de glasramen nit de catbedraal van
Freiburg, van Meboffer, ol'de Fresco's nit de « Cbapelle Saint-Maur »> te Bcuron.
Daardoor zag men dadelijk dat de jonge Belgiscbe kunstenaar. tot
biertoe weerbouden door bloobeid, door de wetten der nabootsing en bet
vooroordeel van den amateur om een Driejaarlijkscbe met een sticbtelijk
sluk te alTronteeren, zich voortaan op dit precedent zal kunnen steunen, dank
zij de « Kon. Maatscbappij voor Schoone Kunsten «, die met haar gezag onze
onderneming gedekt beel't.
De Franscbe ai'deeling was ge])laalsl onder de bescberming van drie
groole dooden : Hippolyte Flandrin, Pater Besson en Puvis de Cbavannes.
Die hulde was recbtmatig en gepast. Hel zijn alle drie mcesters, die school
gemaakt bebben ; Maurice Denis zelf erkeni in brii zijn voorgangers, anderen
zouden wel doen, bij ben in de leer te gaan. De ordonnanlie van Flandrin,
iiet bescbeiden gevoel van Besson, het w^l volgebouden gevoel van I'uvis,
zijn zeer leerrijk voor de beminnaars van een pretintieus gewirwar, zell's
vor)r den maker van een in alle onderdeclen veizorgd moeslerwet k als het
Drieluik van NalVaituic. De I'landrin-zaai \\;is dan ook ii'ii iciil Flandrin-
niusenin /onder Iccnilcn. De decotalie \an de kerk Sl-\'iiucnl de Paul, le
50
MODERN-GODSDIENS TIGE KUNS T
l';uijs, uii ilit- Villi Saint-Gerniain-des-Pres, viiult men in alle handl)ot'l<en ;
men viiidt er in krij (studies en geschilderde sclielseii, die door de juisllieid en
vastlu'id van liim omiiekken, de vaste. zekere hand van Ingres" geliefkoosden
St.llOUL VAN BEUKON : \Vanclschil(k-i ing nil ile CIkiih-II.- Sninl-Maur U- lU-
leerling venaden. Veider onlwerpen voor andere, minder l)ekende fresco's,
zooals die van de Chapelie Saint-Jean in de kerk Saint-Severin, te Farijs, of
van de St-Paul's te Nimes, verUleinde copieen van liet Avondmaal le Saint-
Severin en iiel museum te Lisieux : Laal de IdndciLeiis lol niij kuinen. Onder
al die, door de kritiek zeer bestudeerde werken, werd een eereplaals ingeno-
men door een groole Pictd, eig. van den Heer en Mevronw P. H. Flandrin. Al
is dit sluk niet af, wal men in dezen lijd van Pocliadrs nauwelijks opmerkt,
verdienl 'I locli zeker een plaals in een museum. Niet dat de meesler iiier van
zijn eenvoud, van zijn al te groote geslrengheid bijna, is afj,e\veken! — Jezus
en zijn Moeder zijn, zonder bijwerk, de eenige figuren oj) dit groote doek. De
moeder der smarten slaal eenzaam als een zuil legen den liorizont, voor hel
OJ) den groiid uitgeslrekle lijk van liaar zoon — geen enkel gebaar — haar
wee is sprakeloos! — De grootschheid dezer zoo welsprekend ledige conipo-
silie impressioneert en is, in haar ingetogenheid, aangrij])end.
■< Flandrin », zei Beule. " est iin peiiilrc c-iiielien. nourri dans iin temple
grec », allerliefsl uitgedrukl en ook wel op anderen toepasselijk, in een eeuw
waarin men neigt om de incantalie van hel « Genie du christianisnic » le
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE TENTOONSTEUJSG VAX
verzoenen met de leering van Ingres en liet gebed op den Aciopolis te
versmelten met hel gebed op den hoek des daks. Het was dns natiuirlijk dat
Roliault de Fleury in liet werk van P. Besson, eveneens iets « je ne sais quoi
d'antique cliristianise « ontdekte.
Dit is, meen ik, de eerste maal geweest dat er een werk van I'ater Besson
op een tentoonstelling was ingezonden en het was vreemd dat dit niet reeds
gedaan werd door de vereeniging « Saint-Jean I'Evangeliste », op de door liaar
te Parijs ingericlite tentoonstelling van christelijke kunst. Het kan diis zijn
nut iiei)ben om den iezer even op de hoogte le brengen. Al had Overbeck, zijn
vriend te Rome, dikwijls van hem gezegd « c'esl notre maitre a tons ». is de
iiivloed van Besson individueel en zijn zijne producties mysteriens gehlcven.
Een vlugschrift van Touionse-Lautrec (*) en de goede biografie van zijn helper
en vertrouwde Cartier (*), had zijn oude kameraden verlroost, zonder hel
groote publiek te bereiken ; nu is echter onlangs een naar 't schijnt nog
betrouwbaarder document van een broeder Dominikaan verschenen : een
album met uitstekende reproducties, voorafgegaan door een studie van
R. P. Berthier (^).
Besson, in 1816 op een dorpje bij Besan^on geboren, werd te Parijs, waar
zijn moeder in betrekking was, opgevoed. In zijn vurigen sludentenlijd,
maakte hij zich zeif en zijn makkers van de Ecole Biichez, het hoofd warm
over sociale hervorming en in 't bizonder over verjonging der zielen door
populaire kunsl. Na een eerste reis naar Rome en op de werkplaats van Paul
Delaroche, voelde hij, 21 jaar oud, zijn geloof ontwaken. Twee jaar later
leruggekeerd naar de Eeuwige stad, onderging hij den invloed van Lacor-
daire, die van het herstel der Predikheeren-ordre in Frankrijk droomde en
stichtte de Broederschap der christen knnslenaars van St-Jan den Evangelist,
een soorl van artistieke licrs-ordre van St-Dominicus, te Parijs en le Rome
gevesligd, waarin o. a. ook Gounod opgcnomen werd. — Besson voelde veel
voor hel plan van Lacordaire en zag zich bij de « twaalven » ingelijfd die van
de « Province de France » droomden. Onder hen bevond zich ook Danzas,
eveneens bekend geworden door Berthier, die later de Dominikaansche kapel
te Lyon opgericht heeft en Piel, die met medewerking van Montalembert en
de commissies ten spijt, le Nantes een neo-golhieke kerk, de eersle in
Frankrijk, stichtte.
In 1845 tot priesler gewijd, keerde Besson naar Frankrijk wrdcr om hel
(•) 17/1 Religieux dominicain, Toulouse, I8(i(J.
(') Vie dii P. Besson, mcl cfii nanh:iu^scl van een deel " l.ellres ».
(') Un pcinlre dominicain — L'u-iii'ie aiiistiqiie dn l{. P. Besson, uil j^inivi-ii door de
Palers Behthieh en Vai.l^k (T. R. P. I.-(i. Vallee, Le Saulclioir-KniM-liil-i(|nc en/.. 19()',»,
getrokken op 500 ex.).
62
MODERN-GODSDIESSTIGH Kl'NST
heslnur van het
kortelings te Cha-
lais, ill de Iseri-
sclie bergen opi^e-
richle noviciaal
der Paters-Pie-
dikheeien op zich
te neiiieii. Als
prior van Sinte-
Sal)iiia, iveert liij
naar Rome terug,
niaaronderbreekl
zijn veri)lijf al-
daar, eerst om
zicli in zijn kwali-
teit van aposto-
lische zendeling,
van de missie van
Mossoul, naar
Kurdistan te be-
geven en vervol-
gens om op zijn
lerugtochteenpei-
griniage naar bet
H. Land te onder-
nenien,en daarna
het klooster (^or-
baraop Corsica in
le richten. En als
hij dan naar Ho-
me sveeriieert, zai
bet enki'i zijn om
de decoralie van
Sl-Sixtus te vol-
tooieneneindelijk
den dood te vinden te Mossoiii, waar bij in ISfil, 45 jaar ond, aan lyiibus
bezwijkt.
Men leze liet « Testament " \an Lacordaire, indien men de groollieid \an
ziilke zielen wil meten, die (hoonideii van de believing der kunsten, van liel
l<KI>
.lOHAN THORN PHIKKlilU'): Di- Annhidding der Herders.
(Kerkraam, iiilgrvocrd door Gottfried HeindorflT).
(') Tliorn I'rikkcr stelde ten k
de Duitschi- Afilceliiig.
53
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE TENTOONSTELLING VAS
adelen der democratie, de redding van Fiankrijk, Iiet winnen der wcitld voor
dcM Christus. — Pater Besson was cen Heilige !
Was Iiij een groot kunslenaarV Hij had een, eon weinig incoherenlc vor-
niing genolen. Zijn reizen naar Ilalie haddeii lieni in verrukking gel)raclil voor
de kunstwonderen van Florence, Siena, Perugia en Assisi. In sanienslein-
niing met Hio, om de cliristelijke knnst in de Florentijnsclie seliool te /oeken,
bevrijdde hij zich nooit van die Iradilie, die hem maar a! te gemeenzaam
geworden was en indien men iiem den Fra Angelico der xix'i'' eeuw iieeft
genoemd, was zulUs helaas niaar al le juisl. Te lU)me daaientegen, in de
Romeinseiie C'.ampagna. \(ind hij de schadnw \an i'onssin en liok van diens
grootsciie lessen iiarlij tot in zijn late vertolkingen der enge hergpassen en
keiige vlakten van Mesoi)olamie.
Besson heelt sleehts een heteekenisvol vverk nagelaten : de veisiering van
de kai)ittelzaal, ingerieht tot kapel van hel kloosler St-Sixtus le Rome.
In 1852 ondernomen, door de eerste reis naar het Ooslen onderbroken en in
1859 beeindigd, beslaal ze een oppervlakte van 200 meters. In de drie groote
al'deelingen schilderde Besson de mirakelen, die op de plaats zelve hadden
plaats gegrepen : de opstanding van den bouwheer van het klooster, van den
jengdigen Napoleon Orsini en van een kind. Daaromheen de overige gebeur-
fenissen uit hel leven van St-I)ominicus. Het isgansch een poeem, ongehikkig
reeds nitgevaagd ten deele — dc Fresco's zijn vochtigzwart, op "t pnnt van te
verdwijnen.
De, op de godsdienstige tenloonslelling aan Besson gewijde zaal, heree-
nigde vcle schetsen voor deze wandversiering. De moeile die de knnstenaar
zich getroosl heeft, is ongeloofelijk — wan! de raadgevingen van Ingres golden
nog — er waren lot in de 75 piojellen voor een zell'de tigiiiir ! en gevoegd hij
een Iwijfelachtige oorspronkelijkheid, is de lechniek dikwijls lamelijk vaag.
Besson liad geen modellen, daardoor moesi hij zijn loevlncht nemen lot
zijn cartons, die hem maai' al le gemakkelijk poncifs van de Florentijnsclie
gratie verschat'len en lot kleine beeldjes, die hij zelT kneedde en waarop hij
met speiden nalle linnen lappen bevestigde. Mel (ill procede kreeg hij vaak
een zeer i)ekoorlijk elTect : hij heelt er schemalisclie en bescheidcn drapee-
ringen mee gemaak!, die den sloel van kaarsciidragcnde Maagden o. a. voor-
Ireirelijk kleedl op de OixThrciuiiiifi ixtii dc M(uu](l. gez. van Sl-I,iicas, te
St-Sixtns. Al leekende Besson sli'chl, hij slaagde er niellemin in om de bewe-
gingen zijner figuren zeer harmoniens le maken en zijn compositie nilslekend
le rylhmeeren, maar wal zijn schep|)ingen vooral boven hel gewone verhell,
is het gevoel dal hij aan al zijn peisonages weel mee te deelen en dal hij nil
zijn eigen harlgrondige ovei|)einzingen, nil zijn eigen reinen geesi had gepul
— hel is hel verslaan dei- verschiilcnde karaklers — de niorci'le nildrnkkinij
MODERN-GODSDIENSTIGE KUXST
zijner flguren. En ik nicrk die supeiioriteit vooral op in zijn akwarellen en
vluchtige leekeniiigen, in die heiUijvnbeeldvkenx, die de kunstenaar aan zijn
nioeder en zijn viienden vvijdde, o. a. in die sanguine, met lieel vaag maar,
lu't gelaat van den sleivenden Clirislus, de lialf Ijezwijmende Catiierina van
Siena, de welgelukzalige Inieida, die niet nieer is dan een schuciitere adeni
der goddelijke liefde, of die Maagden, die iiet kindeken Jezus aanliidden in
de kril), een onderweip, telkens door Besson liernomen, met a! de venuk-
king van een man, die jong van hart is en rein.
Die onuitpultelijke portefeuiiles van Besson, voor de eerste maal voor de
« Exposition inlernalionale d'Art religieux » geopend, werden in bewaring
gegeven aan de Fransclie Dominicanen, die op t oogenhlik leKain, l)ij Door-
nik, verbiijl' lionden, terwiji liet fonds van den lieer Carlier, den i)iograaf van
Besson, aan de Benedictijnen van Ste-Cecilia vverd nagelaten en dat van
Claudius Lavergne aan de Fransclie Dominicanen, aan wie Eacordaire, de
door Besson aan de Minerva te Rome vermaakte leekeningen ter hand had
gesteld, toen de novice, uit vrees voor die verdeeling van zijn hart Uissciien
God en zijn knnsl, geen de minste waarde meer hechlte aan die « mechants
bonis de papier, gribonilles d'encre «. — Besson had in llalie en de Romein-
sclie Campagna, niet minder dan 65t)() figuren geschetsl ! — Bij het I'onds van
Eavergne, da I met Besson's eersle manier overeen komt, hebben de Domini-
canen het fonds van Descend, een vriend van Besson, kunnen voegen, dat
duizenden van penteekeningen en in Kurdistan gemaakte akwarellen, zoowel
als het album van het H. Eand, bevat. Het is een heel Besson-museum, dat
in bet Broederhuis te Kain opgeborgen is.
i'uvis de Eliavannes vuide iiet ondeniebl (h'zer groole keikversierders
aan met zijn beide cartons van de Kindshcid ihiii (icnourixi uit liel Pantiieon,
afjieslaan door den beer Durand-Ruei.
in (le voetslappen van die drie groote doodi'n, gingen diie levende
Fransclie decorateurs.
Paul F"landrin arbeidl in de scliaduvv van zijn eigen naam. HiJ had (wee
zijner zeven groole, correct gecomponeerde, maar lanulijk dor geschilderde
doeken ingezonden, een met Hel leucn van St. Anlonius van Vadaa en een wal
levendiger schels van de Bekronuhj van de Maacjd, die hij voor de kapel van
Notre-Dame de France, te Jerusalem heett geschilderd.
De beer A. Besnard beefl aller acbtiiig gewonncn en dal reeds van jaren
tier, op die gedenkwaardige lenlooiistelling van lUO.'). waai- hij 'I werk van een
55
DE XREEMDE AEDEELISCEN OP DE TENTOOXSTELLIXC, VAN
dertig jaar l)ijeeii had gebraclit. De beide carious voor /.ijn iresco's voor liel
Kinderziekrnliitis it- Back aan Zee, hevvezcn dal liet godsdicnslii) "evoel iiiet
vrij is jfebleven aaii de/cii schitterendeii dfcoraUiii- van lirl platond del'
Comedie-Francaise, de gelioorzaal dtM- I^haiiiiac-ciilisc he school en hel scliei-
kiindig amphitheater der Sorbonne.
De Chrislus daalt neer, in bet midden van lien, die bet gocde in Zijn naam
gedaan hebben; naast de noii, die den beelmeeslei' bij de snijlafel helpt of
die anderc zusters, die aaii de kloosleipoorl aalmoezen nilreiken aan de
ouden van dagen, of onderwijs geven aan hel kind. In die scbildering van
vverken van i)armhartigheid, die op Fransche nnircii de gaslvrijbeid en
milddadigheid der bonnes seems vereeuwigen, liet'l ons, in onze, vaak
onnatuurlijk opgeschroef'de omgeving, bet volkomen gemak en eenvond van
den toon. En dit is wel een echt Fransche eigenschap; als wij bet woord
« compositie « gebruiken, denkt men dadelijk aan iels heel ingewikkelds.
Maurice Denis, inspireeii zich sonis op Fiandiin en ook op Pnvis, bij
wien bij vooral bet moreei-majesliiensc op prijs stelt. Ook houdl bij veel
van Pater Besson en ik beschouw de communianljes en voorover gebogen
nonnetjes op de gravuren « Sagesse » en de ('Imitation du Christ » alsverwant
aan de Maagden der Processie van San Sisto Veccbio. — Hij miskent geenszins
de traditie, maar houdl loch aliereerst aan zijn eigen diepc oorspronkeHjk-
beid vast.
Denis is op dit oogenblik wat compositie betreft, de eerste schilder van
Frankrijk; omdat hij goed en ernstig is en ongezocht vroom, is er veel
oprechtheid in zijn naUiialisme en verhel't hij de gev^'one dingen van bet
leven van alle dagen — bet vverk, bet spel, bet moederscbap — tot een
sereene boogte, zoodat ons zijn meest profane stukken voorkomen als
tooneelen nil hel paradijs voor de zonde ot uit onze hedendaagscbe samen-
leving, door de goddelijke genade gered.
Ik gelool'dat binnen enkele eeuwen de pelgrims in stoel zuUeu gaan naar
bel leelijke kerkjc van Vesinel (Seiue-et-Oise) zooals men Ihans naar het
Arena van Padua gaal. — Daar, in de blauvv-blaiikc slilte van de kapel van
de Maagd, of in de purjieren exallalie van die van het Heilig Hart, kan men
Denis eersl lecbt l)eoordeelen ('). Op de lentoonslelling waren hiervan enkele
scbelsen. Allereersl een kleine schels in kleur op twee paneelen en drie
roodkrijl-studies op carlon, voor de aclil afdeelingen van dc ka|)el van de
('j Zic : Maurice Denis aii Vesinel, van Auocsth Deskossks, vooni-dc v;in AniuiiN
MrrHOL'AHl). iii-4", ficlrokkcn op 200 ex. (Paiis, IJibliollicque dc « rOccidi'iil », 1904);
Loiis RoLAHT |)iil)licfiM<k' ill de Nonvelle Heinie 10 Mei 1907, 1)1/.. 52() eii V{5t<., ecu
heUiiopI en diiidclijk ai likel over Les a-unres ile Maurice Denis; en Oenis zelt lieefl oiilaiiHs
ill : Theories IS'.ltl-l'JtO. du stjuiholisnie el tie (Unuiuin vers un nouvel ardre el(issi<iue in-So,
I'arls. Hildiollieqiie dc •< I Occidcnl . . /Ijn sl:nHl|)iuil vcidcdi^d.
MODERN-GOnSDlENSTIGE KUNST
Maagd : boveii de aanliidtionde, imisiceerende en bloemen slrooieiide engelen,
/weel't de Madonna in l l)Iaii\v. Vervolgens zijn er zes kerkiamen-cartons,
drie voor elke kapel.
Die van het Leven van de
Maagd : 1) Ecce ancilla Domini :
aan den voet van een bloem-bla li-
ken boom, waar de Heilige (ieesl
in straall, ontvangl de van onlroe-
ring l)ijna bezwijmende Maagd,
den ring met een diepe neiging uit
de banden van den engel; 2) .!/<;-
(fiiifuat anima men Dominum :
Onder een l)oog van saamgegroei-
de takken, in de laan van een bof,
omhelzen de Maagd en Elisal)etb
elkaar, terwijl terzijde Jozef en
Joacbini samen spreken; 3) Fili,
cirr fecisli nobis sic'? : De Maagd,
door Jozef gevolgd, voert bet nog
opgewonden Kind zacbtkens weg
van de hen van uit het HeiUge der
Heiligen, naoogende scbriftgeleer-
den, drie ecbte ouwe joden-tro-
nies, wijzend op den tekst, waar-
over ze aan 't discuteeren zijn ge-
weest, en die ze voort zullen gaan, met naar de letter te volgen. In de
hoeken van eiken spitsboog, geeft een engel uitdrnkking aan het gevoel
van elke episode : op de Verkondiging breidt hij, bet hoofd buigend, de armen
uit; op de Visitatie, heft hij ze vol vreugd ten hemel, bij het vinden van
Jezus in den tempel, opent bij wijd de oogen en slaat de banden verbaasd
en ontroerd ineen.
Niet even mooi zijn de drie kerkraam-cartons met het Lenen nan Cliris-
tus, het Avondmaal, Mmjdalena nan Jezns voetcn en Jezns die de zieken genecsi.
In de emails met het « Leven van de Maagd « overbeerscbl het wit met het
geel en oranje, — met bet bruin der pijen en in de boordsels schitlerl vroolijk
bet blauw ; daarentegen in de kapel van het H. Hart, neigt bet symbolisme
naar een wat al te bard rose en violet, in de zoomen met druiven en rozen,
gestyliseerd op de, een weinig mechanische, manier van Grasset en Verneuil.
Aan den ecnen kant zijn de niet bescbaduwde liguren, met bijna plooienlooze
gewaden al te eenvoudig, aan den anderen de personages mecr gedetailleerd
ANTON HOFER : Dalmatiek.
meling Priesterlijke prachtgewaden,
uit het Klooster Kloslerneuburg,
uitgevoerd door de Kunstgewerbeschule, Weenen).
(Uitde Ver
57
I)E VREEMDE AFDEELINGEN OP DE THNTOONSTELLING VAN
en geindividiialiseerd, en de Mchteigrondeii meer bewerkl — giiids scliijnl nlles
l)ieed, los daarheen geworpeii, liarmoiiieus — hiei- meer doorwerUl, op eeii
oesteld en eenUIeurig. Doch men oordeele lievcr nict volgens deze hionillons
en ga zelf naar Vesinet!
Verder vermeld ik nogeen Uerkraani-earton en een rnitjes-teekening, die
twee verscliillende dala, Iwee veischillende manieren van den kunstenaar
kenschetsen. Op liel kerkraam ziet men, onder een klassieke colonnade van
een Toskaansch lenas, een gesluierde engel, die de Maagd bloemen aanhiedt.
Dil is nil den lijd loen Denis dezellde regelen geiioorzaamde als Paul Ranson :
de te lange tignren maken hoekige gebaren en de draperieen zijn als lot
arabesken gestyliseerd ; terwijl Denis later de gezicbten gevoelder zoii maken,
de gebaren afgeronder, de plooien minder omvangrijk en zwaarder afbangend
en de figuren meer gesyntbetiseerd. De leekening zelf vverd later ook vereen-
voudigd ; de Cbristus lioudt een groep van vier werklieden, die elkaar bij de
hand houden en waarvan een een Macfarlane draagi, met de armen omvat en
Denis is er in geslaagd om dit onderwerp met groole soberbeid te behandelen
— hi) beeft zijn tiguren zoo eenvondig mogelijk voorgesleld, zoo als Cezanne
een landscbap ineen zette. Dan was er nog een, in 1898 gescbilderde
Annuiiciati(\ die ik vroeger reeds in de Libre Eslhcliquc bad gezien en een
Vliicht ncuir Egijple, in 1907 te Venelie gescbilderd en de Roeping der Aposle-
len, een, in zijn luminositeit nilerst indrnkwekkend tooneel, met iets pallie-
tisch, dat men anders bij Denis zelden opmerkt. In al die werken geelt bij
blijk van groote bandigbeid en van al de hnlpbronnen, waarover zijn uiterst
beschaafde geest bescbikt; — hoe pittig werden bij hem niet die insipide,
vlakke tonen — dat pleisleracbtig-blanw, dat bessennat-klenrig rose, dat
wijuklenrig violet, met bet vermiljoen van de kleeren van de koorjongens en
de pantolleltjes der Maagd, hoe goed weet bij, met al de kinderlijkheid van
een Patenier, een bijbelsebe episode in een liedendaagscb Veneliaansche
omgeving weer te geven en hoe rijk is zijn talent, dat in zijn dramatiseb leliel'
aan een Ilaliaan nil de xvie eeuw berinnerl.
Maar daar waar we bem bet liel'ste zien, waar bij de voile maat toont van
zijn gevoel en zijn t'igcnaaidig genie, is in zijn Christiis met de Kinderen.
Jezus versebijnl in een dier landscbajipen, die bij Denis allijd bet midden
honden tusscben een imilen op de benvels van Snresnes en de Florenlijnscbe
cam|)agna. \)v moeders \ i'rlr()n\\en(l op zijn bt'lol'lc : « Laal ze tot mij komen »
i)rengen lum kinderen in luui mooisle kleertjes bij Hem. Let vooial op dal
kkine meisje met de kurkelrekkers-krnlleljes, die de bloemen in iiaarniandje
vergeet en bet verrukte gezicbl van de moeder als .lezns haar jongskcn op
hel voorbool'd kusl. Met zien van een dei'geiijk werk is als een zielebeproe-
ving — sommigen gaan vooibij en zeggen : « Ilcb jc die oiiwe lanle mi'l 'r
58
MODERX-aODSDIENSTIGE KUSST
kiiidjc gezieii?" — Andereii voelcii liiiii oogen voclitig wordcii un ik vraiig nic
afol' de gioole en geduclile Ingres zelf, voordit sInU niel lierluiald zon liehben
wat liij voor de IVeseo's van Assisi zei : « Dien, cjiie eest l)ean ! Moi anssi, je
sais bien que celle-la
a le nez trop poiiitu
et celle-ci des yenx
de poisson, mais il
taut se metlre i\ ge-
noux devant, car Ra-
phael lui-meme n'a
jamais atleinl nne
expression pareilie!"
MAIRICE OENIS: Cluislus met de Kindeien.
De wet! M we van
Eugene Caniere had
begrepen, dal deze
openl)aring van nio-
dern-godsd ienslig
knn.slleven onvolle-
dig zou zijn, zonder
den overleden mees-
ter, en op de lenloon-
steUing vond men dan ook vier sliikUen van hem i)ijeen. Hel is onnoodig
cm hier tot Remhrandls Ucht en donker op te kiimnien of, om volgens
Charles Morice, nit le wijden over de heleekenis van Carrieres bitumeuse
grijssciiiUlering ; hetzij iiij een aannemelingetje schilderl, neergezegen in
haar wiltt' wolk van i)hinke tniie, of een vrouw, met ten hemel geheven
oogen en handen, of die groep van Ellendigen, waarvan er een, met de
viiisten tegen de l)orst gedrnkt, om hulp smeekt — wijl de andere, van
nilpulting niel ianger smeeken k;in - ailijd zijn hel hewonderenswaardige,
eehl mcnseiielijke gegevens. — onlledingi it van een /.icieslaal. De dhrisliis luut
hel A'/7;/.s-, sehijnl voor allt- t'ciiwigheden huilen lijd en sl'eer, mel hel iijdende,
\von(ieri)aar verhielite liehaam, sehijnl hij in de riiimie le zweveii — een
lichlende lignur, in de voil)e\vogen riiimle.
(leorges DesvaJlieres (iaarenlegen voerl Jezns naar de aarde lerng. Ilel
inlens realisme van zijn gi'geesehien Heihind, doel aan ^hdhias (iriinewald,
aan de Spaansehe heeldhouweis en de telle visioenen van Calherina Emme-
rieh denken. Zonder eenig sleiinnnnt voor de hloedig, door de koorden
;')!!
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP I)E TENTOONSTELLl^G WIA'
geschrijnde enkels en polsen, met de leden, van de heeiicii lot ;ian dc scliou-
ders rood gestrlemd en druipend van bloed, sleekl hel lichaani van diMi Verlos-
ser, bijna afkeerwekkend tegen den witten geeselpaal en den diiisleren acliter-
grond af. — Dit is inderdaad het ijzingwekkende — de Man van Smarten, die
onze ongereclitigheden lieeft gedragen en met onze strienien gegeeseld is. Dit
doek, dagteekenend van 1910, handhaaft Desvallieres in een soort van gruwe-
lijk vroomheidsgenre, waarin hij zich, sedert 190(), zoo superieur had getoond.
We hebben hier het oog op zijn H. Hart, mede op de tentoonstelling aan-
wezig. Hier nadert het naturaHsme de allegorie. Het lijf, bruin als gelooid
leder,van den goddelijken Gekruisigde, met den met bloed gedrenkten ienden-
doek, lost tegen den hiank-blauwen dom van de Baziliek van Monlmartre af.
De spieren zijn sterk gespannen, — de aderen hoog gezwollen, hel gelaat door
pijn vervrongen en het bloed, dat onder de doornenkroon uitdruipt, mengt
zich met zijn tranen. Wijd en gapend, bloedig rood, is de wonde in de zijde;
maar de aanblik van Parijs, waarover het slachtofler zich buigt, is zoodanig,
de nood der wereld is zoo hoog gestegen en de liefde van den Verlosser zoo
oneindig groot, dat hij de wonde met beide handen nog verwijdt en in nog
volkomener overgave, zijn eigen hart schijnt uit te rukken.
De inspiratie van Marcel Roiix beweegt zich eveneens om den voet van
iiet Kruis. Zijn vier etsen, het Agnus Dei en de drie platen van zijn zeven-
parabelen-serie, geven in even zoovele, buitengemeen knappe en met veel
lyrisch gevoel saamgestelde bladen, de zinnebeeldige of realistische aanblik
van het Kruisdrama weer. — Een balk van lichl, die den doodstrijd van den
Christus verheldert of een zwarle, stormgezwecpte nacht, waartegen de drie
ontredderde galgen afsteken.
Mev. Jeanne Simon en Mej. Thiollier, doen ons deze heilige vervoering
vergeten. De Annonciulie en de Maagd met het Kiiuleken Jeziis, zijn allerliefst
— als twee sprookjes-idyllen. De Maagd, een mooi boerinnetje, met rond
voorhoofd, gezonde wangen en heldere oogen, leeft haar looverleven uit in
een landhuisje — half modern-Engelsche cottage, en half ingericht volgens
de tradities der vlaamsche primitieven.
MejufFer Thiollier daarentegen verplaalsl haar legende niet naar hel
exotische of retrospectieve. Ze kijkt om zich been en teekeiit, zonder veel
voorstudies, naar de natuur. In enkele van haar aanlrekkelijksle teekeningen,
brengt ze de engelen onder de kinderen van het gezin en doet de Maagd en
de Heiligen nederdalen in de donkergewelfde vertrekjes van Forez. Doch die
eenvoud en die natuurlijke wending hei)l)en liaar uitstekcnd gediend voor
haar schets, ler versiering van een kapel in een kinderhospitaal ; De Kinderen
hij de H. Krib, heel begrijpehjk en passend bij hel onderweij).
Dit aantiekkelijk werk heefl Mej. 'riiiollier echter ver oveilroil'en in een
60
MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST
brons, dat ik reeds op de Parijsclie teiitoonstelling v;iii 1909 had opgemeikt :
De H. Vvomven op wcy nnar hel Gvaf. Het iialiuirlijke in de hoiiding liij alle
drie, hel ware en geconceiitreerde in de nildiiikkini>, vereenigd met groote
schoonlieid en lij-
nenharmonie,maken
deze groep lot het
verdienstelijke werk
eener leerlinge van
de Bourgondische
beeldhoinvers der xV
eeiiw en was liet l)este
der al te zeldzame
heeldhouwerken in
de Fransche en
vreemde afdeelingen .
De niooie kwaliteiten
van den Chrisliis aan
7 Kniis, van Bartho-
lome, vallen echtei"
evenniin te niisken-
nen. Het lichaam van
den Heiland zakt in-
een, zijn voelen bie-
den Hem geen steun-
punl meer en Hij
hangt enkel aan de armen : het hootd is naar achteren op den rechterschou-
der gezonken, de oogen zijn reeds binnenwaarts gekeerd en de ziel keert
weer tot den Vader.
Onder de inzending van Eugene Bourgoin vermehlen we : Het Gvbcd,
een volslagen inerte Jeanne (fArc, een Bekioniny i>an hel H. Hart en twee
Miskelken, waarvan de zinnebeeldige decoratie, zeer wel overwogen en zeer
ingenieus was.
Van de inzending mnnten en penningen, zij t voldoende om te zeggen dat
Roty in de eerste plaats was vertegenwoordigd met zijn l)eroemde medaille
van de H. Genoveva. van de Maayd, enz., opvallcnd door iuin schoone lijnen
en dat de heerThos, door het bewerken der patina van enkele medaljons, bun
een zekere kiminositeit had weten niee te deelen, die hij echler nuer aan een
sehildersrecept dan aan de techniek van den gravenr ontieend bad.
I'.DMOND i>i: iiiu VK.
OKOKGKS DESVALLIERES : De Geeseling.
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP DE
TENTOONSTELLING VAN
MODERN-GODSDIENSTIGE KUNST
DE ENGELSCHE AFDEELING
I.I iiUen die met niij, op de teiitooiisfelliiio v;ui j^ods-
dieiistige kunst, de Engelsclie afdeeliiig l)ezochleii.
nam il< deiizeU'den gunsligen indriik waai". Hetzij men
ze vaiuiit de Fransche of de Duitsclie afdeeling bimien-
Irad, altijd was de overlieerscheiide impressie die van
een gevoel van sympathie voor de kunstenaars, waar-
van men de onderiegdheid hij den eerslen oogopslag
e. Deze indruk werd nog bevestigd bij nader onderzoek van kwaliteilen,
meesle kunslwerken met elkaar gemeen liadden — nl. een verfijnden
, kiindige feekening en compositie, en gioote tecbnische bekwaamheid
gebieti van ambachls- en nijverheidsknnst.
erken
die de
sniaak
op het
Reeds elders (') |)rees ik deze tenfoonslelling in luiar geheel, en gaaine
beveslig ik iiier dit gunstige oordeel, en verklaar mij solidair met de
inrichters. Wanneer men, zei ik, de Binsselsche tenloonslelling te samen
brengl met de Aussteliung fiir Christlicbe Knnst te Diisseldorf (1909) en met
het Salon dart chrclien te Parijs (1911), mag men zeggen dat de werken, die
het succes van deze drie tentoonstellingen uilmaakten, een geheel vormen,
waarin ieder lielderziend criticns den nanvang eener wedergeboorte der
godsdienstige kunst zal kunnen begroeten. En, a! moesi ik voori)eiu)ud
maken i)ij de smakeloosheid en bet gcbrek aan godsdicnslig gevoel van
sommige te lirnssel tentoongeslelde werken, sprak ik mijne i)ewondering
nil, niet enkel voor de werken der Engelsehe afdeeling, niaar ook voor die
van een Frederic, een Donnay, een Rousseau en een Miiine - voor een
(') In di' S'oli's (t'lirt et d'unhcotiKiic, Aii{;iisliis en SfplcnihiT Illlli. P:ii ijs, liloiul.
62
1)E VREEMDE AFDEELlSGEh' OP DE TENTOONSTELLISG
I)e Goiive eii eeii Delaunois ondei tie Belgen, — voor de Apostelen van
Toorop L'li het drijfwerk van Broni onder de Hollanders, — voor de cartons
van Fuvis, voor dv schiiderijen en carlons van Maurice Denis, en voor de
meeste werken der leden van de Societe de St Jean. Nu we dil gezegd
hebben, om, door een bloote vermelding van enkele werken, het belang der
Brnsselsche tentoonstelling te doen uitschijnen, en, om anderzijds aan te
toonen, dat onze voorkeur voor de Engelscbe kunst ons de verdiensten der
andere afdeelingen niet doet vergeten — zij het ons vergund om te wijzen op
de superioriteit der Kngelsche at'deeling — vooral wegens de zoo heilzame
leering welke wij er vinden.
Dit overwicht heel't niij niet verbaasd. De echt-godsdienstige kunst,
welke, volgens het programma « devait servir a la decoration des eglises et
des edifices religieux » is inderdaad slechts een zijtak van de versieringskunst
en zooals ik lang geleden bij niijn terugkecr van een bezoek aan een der
jaarlijksche tentoonstellingen van Arts and Crafts te Louden reeds schreef:
« Pour celni a qui il a ete donne d'etudier avec soin, el de comparer le
mouvement artistique de ces dernieres annees, en Angleterre, en France, en
Belgique, en HoUande, dans certaines parties de I'Allemagne el notamment
en Baviere, la superiorile de I'Angleterre ne pent etre mise en doute. En aucun
autre pays nous ne voj'ons un renouveau aussi artistique, des innovations
aussi heureuses rej)ondant aussi bien aux besoins de la vie nioderne, d'anssi
part'aits chefs-d'oeuvre dans les diflerentes branches des arts industriels ». En
bij he! zoeken naar de oorzaak van dil overwicht der Engelsche sierkunst,
vonden we die in het f'eit dat : « Les arts decoralifs n'avaienl pas ele separes
en Angleterre de I'arl propremenl dit, mais qu'au contraire les premiers
peinlres de ce pays, les Madox-Brown, les Rosselti, et les Burne-Jones en
avaient ete aussi les premiers artistes decoraleurs >■>. (')
In ISii? (■) had Buskin reeds gezegd : « The sole distinction between
decorative and any other form of art, lies in the fad that the former has been
executed for a certain spot, in connection with other works of art, which il
dominates or by whicii il is dominated, and the greated art, that tiie world
ever knew, was made tor a certain spot and made subject lo a certain
determined destination. There has never existed any leally elevated art,
which was not at the same time decorative. The best sculpture, hitherto
produced, has been the decoration of a temple, the best picture, that of
(') I,es Prciaplmclilcs. Notes siir I'arl dccoiiilil ol l;i pciiilurc en Aiifijelerre. liriissel,
Dieliich 1891.
(•') Op eon le/.int> le Hi adl'ord : Mullein nuimifticliire and (lesiyii.
ti3
DE VREEMDE AFDEELJ.\GEN OP DE TENTOONSTELLING VAN
a room. Raphael's masterpiece is nolhiiig hut a wall-painting for a suite
of apartmenis in the Vatican ant! his iiesl cartoons were made for same
pieces of tapestry. CoiTegf>io's greatest work was the decoration for a ceiling
in the pope's private
chapel, that of Tin-
torette for the ceiling
and walls for the hall
of a Humane Society
at Venice, while Ti-
tian and Veronese
put their most beau-
liful thoughts, not
(iiily in hut also out-
ride the walls of Ve-
nise, built in com-
mon brick and plas-
ter. »
Bij de overtui-
gende voorheelden,
door Rusk in ge-
noemd, voegen we
nog andere aan de hedendaagsche kuusl ontleend, waaronder, als de meest
trefTende in Frankrijk, de decoraties van Puvis de Chavannes in het Pantheon,
in deSorbonne en in de groote hal van het Museum te Amiens en, bij ons, de
Leys-schilderingen in het Stadhuis le Autwerpen. Maar indien deze voor-
heelden ook al kunnen worden genoemd, bleven ze op het vasteland, door
het misverstaan van hun zending van puhliek en kunstenaar beide, toch lang
in een toestand van minderwaardigheid.
In Engeland daarentegen, hadden onder Ruskin's invloed, de meest
begaafde kunstenaars als Madox-Brown, Watts, Rosetti, Burne-Jones, William
Morris en Walter Crane, nooit van de scheiding tusschen de groote kunst en
de toegepaste kunsten willeu hooren en al naarmate de omstandigheden en
hun iiispiiatie, gingeu zij nu'l de/.elfde hefde van het schilderij op het fresco,
— van de pcjntiirc de rhcixtlcl op cailons voor kerkramen en schilderijen
over. En zoowel in bevestiging van Ruskin's theorieen en als antwoord aan
zekere ciitici, onkundig naar het schijul van de godsdienstige kunst van
onzen tijd, zij 't mij vergund bier op le uu'rkeii, dal, nadat Ik nog heel
onlangs de feeenachlige verzameling wandtapijieii van South Kensington
REGINALD FRAMPTON : De Kindslieid van de Maagd van Orleans.
64
MODERN-GODSDIE^S TIGE K UNS T
c'li lii'l liecrlijU inoza'iek dev i<escliilderde kerkramcn le Straatslniig heb
wee-iiJe/ien, mij oiider de lueestei-wfrUen van glasschilder en tapijtweefkunsl
van do Middeleeuweii vn
de Renaissance, niels be-
kend is, waarvan de ver-
dienstein inijn oogen, dal
van liet heerlijk kerkiaam
niel de Oiujcli niuvc Wijn-
<l(utrdeiiii'rs door Rosetli
voor het kleine kerl^je van
SI. Martin on the Hill te
Searhorougli nitgevoerd,
de figuren der H. ('.ccilid.
van de Maliijhiid, de Hoop
en de Lief'dadkjheid die
Buine-.Iones voor de kerk-
lamen van Christ Church
te ONtoid teekenile, of het
poetisch lapijtwerk van de
AaiibiddiiHi dev Koniiuim
door Burne-Jones en Mor-
ris te samen voor Exeter-
College der zelfde stad uit-
gevoerd, overlreft.
i
1
1
HIBbh
i
ffl
in
R
hb
m/-r
wK
W^-
wH m
^^ ^p^u
R
j^^jl jj^^fSa
H^M
rlPMf ^^iS
Wm B^iB
t^
gwB^
1
m^^
w^^
UQj^
^p ¥s^m
HI
^^i Ev^mH
LjG^Mi
r^E^flH
i
mH
ioK
9^
wt
i^^
ij
j^i rlraDB
^^ ^t
X
W ^^
ISB
■Bh f^^^
_S
^ BHI:
* WALTKK (;R.\N1:; l)iil«.i|. \..,h .un K.rkr.iaiu.
Om een juist denkbeeld van het prodiictie-verniogen der godsdienstige
kiinst in Engeland te geven, had men een toover middel moeten vinden om
al deze wonderen, met de serie wandtapijten van den H. Graal, niede door
Morris en Biirlie-Jones samen voor Stanmore-Hall uitgevoerd, zoowel als de
nog veel sehoonere reeks van 300 glasramen als versiering voor Engelsche,
Anierikaansche en Australische kerken vervaardigd, naar hier le doen over-
komen; maaraangczien dit toovermiddel onlbrak, hcbben we tocli ons best
gedaan om de hoofden der Preraphaelilische school hier te doen vertegen-
woordigen. En dank aan de nitnemende wehvillendheid der Engelsche
artisten'^en verzamelaars, die we hierbij onzen dank l)etuigen. waren we in
staat om meer dan een i)ekoorli.ik wandtapijt dr lundr lissc van William
Morris, o. a. d<- \'cvkomU(iuuj, een gekleurde teekening van Madox-Brown
voor bet beroemde Si-Michael's kloosler te Brighton le toonen, dat de luer
65
DE VREEMDE AFDKELINGEN OP DE TENTOONSTELUNG VAN
Selwyn Image, Buskin's opvolf^er op den leerstoel der esllietica aan de Uni-
versiteit van Oxford, ons onlanj^s als liel schoonsle liem hekende, moderne
kerkraam aanduidde.
De Enoelsche afdeeling behelsde bovendien Roselli's niooie kerkiamen-
seiie, fer veilucliting der St-Joris-Legende, waarin men de vriiclilbare en
poelische vcrbeelding van liel Hoofd der Prerapbaeliscbe school, zoowel als
zijn volkomen begrip van al de eischen der glasseliildiikiinst kan bewonderen.
Naast deze geslorven Meeslers loonde heel een reeks van levende kuns-
lenaars, hoezeer ze zieh bij voorUluring lot godsdienstige kunst en gods-
dienstioe ondervverpen voclden aangelrokken. Onder hen vermelden we
vooral Walter Crane, de verniiflige en vruchlbare sehepper van die mooie
prenteniioeken die hem aloni bekend hebben gemaakt, die tevens voorzitter
is van bet kunstgenootschap Ails and Crajh, waarvan de jaarlijksche ten-
loonstellingen in Engeland zooveel tot de herleving der sierkunst hebben
bijgedragen. Hij had ons een groot, gekleurd carton loegezonden voor een
kerkvenster in de Calhedraal le Hull, en bet Belgische gouvernement is op
den goeden inval gekomen van bet aan le koopen voor bet Museum van
decoratieve kunst.
Dezelfde eer werd door bet Minislerie van Schoone Kunsten bevvezen
aan bet tapijt met de Aanhidding, van H. Dearie en aan de venstercarlons
van Ciuislopber Whall en Selwyn Image. We voegen er bij : tot onze vreugd,
want we rekenen hen tot de beste technici van de tapijt-, weet- en glasschil-
deikunsl en naar onze beseheiden meening zouden al de bezoekers van den
Cincpianlenaire, die bun sniaiik wenscben le vormen of le louteren, er wel
aan docii, oni de leedere kleurenbarmonieen in bet lapijt van H. Dearie en de
knappc coniposilies vol ()()rs|)ronkeli|kheid en dieblerlijk gevoel van Selwyn
image en ('.. W'ball le raadplegen en le besludeeren.
Ilcnrv llolidav zijnerzijds, bad een seiie earlons afgeslaan, belrekking
bebbend op de I'assie en andere eijisoilen nil den Hijbel en loonde in zijn
gcbccle /ending, legelijk niel die kennis van leeki'iiing en eomposilie, welke
we bij bijna alle Kngelsebe kunslenaars bewonderden, een eenig aanpassings-
veiinogen aan die, in onze dagen le zelden beoel'ende zijiakken der kunst : bet
I'juaii (11 licl Mozaiek, die, zooals liii in zijn wcrk loonde, evenwel lol bi'hing-
rijke deeoralieve hulpbronnen zouden kunnen worden.
Nog builengemeener, nil iui opziebl eciu r gi'inaiikelijke aanpassing aan
MODERX-(i ()I)SI)Ii:\S TIGE KUSS 7
zeer vcrscheiiii'ii lakkeii van kuiisl, is de voor alles aichitect scliijnciule Hem y
Wilson, die echler levens decoiatieschilder, goiuisniid en beeldhoiiwei- is —
een groote versclieidenheid van yaven, die
men eeilijds weliswaar bij de gioote bouw-
meesteis der Italiaansche Renaissance vond
vereenigd, doch die men heden nog maar
zelden aanlrel't. Bnilen twee zeldzaam ooi-
spronkelijke luciilers, had Henry Wilson
nog half verheven werk en watervert' schil-
deringen ingezonden, nitgevoerd voor het
altaar van de Maagd en het doksaal in de
St-Bartholomens te Brighton. De inriehting
onzer lokalen gedoogde heiaas niet,om al het
werk van dezen zeer interessanten knnste-
naar in een zaal te vereenigen en ik nit den
weiiscii dat, bij gelegenheid eener volgende
lenloonstelHng,dezeldzame versclieidenheid
zijner talenten door een gelnkkige groepee-
ring, die buiten iiet te Brnssel tentooiige-
stelde ook het goudsnieedwerk, dat hem
naam heeft doen maken onder de Engelsche
artisten en waarover ik slechts volgens een
prachtig heiligenschrijn, dit jaar in het
Artificer's Guild te Londen geexposeerd, hel)
kunnen oordeelen, beter tot liaar reclit zal
tvOnieil. HI N 111 HOLIDAY:
De Engel van het Jongste Gerichl.
Indien we dan nog, bij deze reeds lange lijst, de vermelding voegen van
belangrijke voorwerpen, liij den R. K. en Anglikaanschen eeredienst in
gebruik, als een praclitig (jhorium van Charles Spooni-r. een liisschopkruis
en een monstrans nit de (^alhedraal van Weslminsler van (".arr en Ramsden,
haU-verheven werk van (lill, met de Doves Press gcdrukte boeken van Cobden
Sannderson en minialiiren ^an (iiaily Hewil, en ten slolte opmerken (hit dit
geheel van oorspronkelijk werk geconipleleerd werd door allerbekoorlijksle
lithografieen in kleur. door de Filzroi/ Sociclij iiilgegeven als versiering voor
de Engelsche volksscholen en een reeks praclitige i'otografieen, door Fred
Hollyer naar het godsdienstig schilderwerk van de I'reral'aeliten vervaardigd,
zal men zich een oppervlakkig denkbeeld van hel belangrijke dezir Engelsche
()7
DE VREEMDE AFDEELINGEN OP I)E TEXrOOXSTELIJSd
at'deeling kiinnen vormen. Moge ze hiler op iiieiiw worduii siKiiiigevocnd, fn
dan met bijdrageii van Burne-.Iones en andeic l)ehni^iijkf inzendingen, die
het ons dilmaal onmogelijk was bijeen te krijgen (de lieele tenloonslelling
werd binnen drie maanden inoengezel !) en niogen al die goede boedaiiig-
heden, welke we bij de Engelscbe kunslenaars hel)ben leeien waaideeren,
nieer en meer op prijs worden gesteld en op het vasteland. ais in Engeiand,
dienslbaar geniaakt worden tot (ie wedeiopbel'fing en den opbloei van elken
vorm onzer godsdienstige kunst !
DoM BiU'NO Destree, 0. S. H.
68
NEDERLAND OP DE IDEAL-HOME
EXHIBITION TE LONDEN igi2
.S7o/(*)
A de studie van de ruimfewerkinf«, van verhouding,
vorm, klenr en licht, komt die van het doode mate-
riaal en zijn bewerking aan de orde en zij mag gelden
als een volgende grondslag, waarop de interieurkunst
wordt opgebonwd. Dat de kunst de shivin moet zijn
van de materie is zeker le veel gezegd, maar dat de
materie en haar bewerking van grooten invloed zijn op
de Uiuislpiestatie, kan nioeilijk ontkend worden. Het niateriaal te kennen,
naaizijn aard te i)eiiandelen en naar de goede regelen van het ambapbl tot
een technisch-constructief geiieel samen te stellen en op te bouwen, is een
z:iak van bet hoogste belang en er is nioeilijk een goede interienrkunst
denkl)aar, die iiiet in een znivere ambachtskennis haar stenn en wortel vindt.
Maar het staat aan het jnist en oordeelkundig inzicht van den inlerieur-
kiinstenaar oni te wefen en te voelen hoever de invloed van het niateriaal en
zijn l)e\verking mag gaan, want de grens, waar de technisch-constructieve
vorm raakt aan den aesthetischen vorm, is niet met wiskundige zekerheid aan
te geven. Het verstand eiscbt wel eens waar het gevoel niet wil en hel gevoel
wil wel eens waar het verstand zwijgt. Een verstandskunst is onbestaanbaar
en een knnsi, die los is van elk verstand, heeft geen levenskracht. Verstand
en gevoel znllen dns samen nioeten gaan, en wel in dien zin, dat de interienr-
kunstcnaar zoo innig doordrongen is van den aard van zijn niateriaal en van
den juisten techniseh-construclieven opbouvv, dat hij reeds in den eerslen
opzel, als een- vanzelF sprekend lets, dit niateriaal en dezen tecbnisch-
constriictieven opbonw in zijn aesthetischen vormopbonw opneemt en
verwerkt, zoodat beide als het ware gelijktijdig geboren worden. Zijn
schepping zal dan niet zijn een stnk knnsl, dat ook wel geconstrneerd kan
worden, evenmin een ("'oiislrnetie, waaraan ook wel een knnslkarakter
(') Zie Onzv Kiinsl. Dccl XXIII bl/.. :«), .UiminrI I'Ji:!.
liU
AMBACHTS- EN NUVEHHEIDSKUNSI
W. BUOUNVKH : Aiirdcwcrk.
verlceiid kan worden, maar cen welgelxxiwd cii scliooii oif<anisnR', dal wrl-
ijeljoinvd is, omdat hot schooii is, en schooii, onidal liol \vc'i{>el)()iiwd is, cii
waaniaii clke bijgedachte aaii ids, dat er lalcr aaii loff^evoefid zoii kiimieii
Jzijii, ten eenenniale onlhieekl.
Kn als laatsle giondsiaf* van
(ie nioderne inlerieursknnsl kan
de i)iuikl)aariieid j^enoenid wor-
den Alieswat zicli in een inteiienr
l)evindl aan gebrniksvoorwerpen
lieefl een gebrniksdocl en hel ligl
voor de hand dat een voorwerp
met een gebiniksdoelookzoogoed
niogelijk aan dit doel zal nioelen
Ijeantwoorden. Reeds in het leit
dat een gebiuiksvooiwei p den
aaid van het gelirnik op het eersle
geziclit verraadt, ligt iets dat aangenaani stemt, iets dat onitrent de hedoehng
en het karakter van het voorwerp geruslsteilend werki, en waai' nu dit gelniiik
i)ij de gehruiksvoorwerpen uit het interieur zoo goed aks dagelijks terng-
keeii, daar is ook het goede, gemakkelijke en geriel'elijkt gebruik een zaak
van groot belang en van veire strekking. In het in de lioogste mate voldoen
aan de eischen van het gebrnik ligt zeifs iets, dat aan de schoonlieid grensi
en de meest treffende vooil)eeiden hiervoor zijn zeker wel die gebrniksvoor-
werpen, welker vormen alleen (h)<)r hel doehnatig gebiiiik zijn onlslaan, maar
waarbij deze gebruikseisch dan ook op de meest direete en zakelijke wijze,
door een jaren- soms eeuwenlange bestudeering van dat gei)ruik, is opgelost
geworden. Deze niterst doeltreffende en daarom bijna sehoone gebruiksvoi-
nien kan men, waar iiet oude voorwerpen l)etreft, vinden bij tal van werktni-
gen van den land- en seheepsbonw, en waai' liet nienwe voorwerpen l)etreil,
bij tal van machines.
Niet dns in een ongebreidelde laiilaisie is de grondslag van de moderne
inlerienrknnst le zoeken en evenmin in den namaak van wat eenmaal reden
van beslaan had en schoon was. De grondslagcn van de moderne inlerienr-
knnst liggen in de stndie van de i-nimtewerking, in die van de veriionding,
den vormopboiiw, de klenr en hel lieht, in de kennis van hel maleriaal, in
dvn ambaclitelijk zuiveren opbonw, in de soiiditeil en de jjrnikiiaaiheid en
eindelijk, en niel het minsi, in de shidie van iiet eigen leven. Dal de arbeid
onzer vooronders ons daarbij zeer veel kan leeren, zal wel allijd een gioole
waarheid blijven, maar dan zal deze arbeid voor ons een les moelen zijn hoe,
in hepaalde lijden, ondcr hcpa^dde oinstaiuligluden, dooi iicpaalde mensehen
70
AMBACHTS- EX SIJVERHEIDSKUSST
soms zeei' mooie tliiii^eii koiuk'ii worden gemaakt en hoe (ius ook wij, andere
nuMiscluMi. in andeic lijdon en onder andere onistaiidigheden moeten
traehlen desgelijks le doeii.
Xu de l)eleekenis van de
inlerieni- en nunihelkunst
als slennningskunsl is ge-
noemd en op de grondslagen
van de nioderne inlerienr-
en nieubelknnst is gewezen
geworden, zal ook als van-
zelf, zij liel ook zeer in het
koit, de verhouding van het
pnbliek tegenoverdeze kunst
en den interieurkunslenaar.
en, in verhand daarmede, die
van den knnstenaai-ontvver-
per legenover den fabrikant-
nitvoerder, ler sprake dienen
te komen.
Het publiekweet ternan-
weinood datereen interieur-
en meuljelknnsl is en heeft
dus al even weinig i)egiip
ervan dat er kunstenaars zi Jn,
die zich biermede bezig hoii-
den. Waar het zich nog eenig
denki)eeld heeft gemaakt van
de inrichting van een inle-
lienr, daar is het meernialen
van nieening dat de boiiwnieestei", die het ontwerp voor iiet huis heel't
gemaakt, ook de aahgewezen persoon is om den iniioud van het interieiir
te scbej)pen, of, wanneer het deze meening niet is toegedaan, dan is bet
oveituigd dat de gioole nieiilicimagazijnen daar zijn. oni aan alk' eisehen
van een slijikuntiigen irdiond van het interienr le voidoen.
Wat nu de l)ou\vmeesler betreft, geloot ik niet aan de waariu'id le kort
le doen als ik i)e\veer dat ons vaderland vele bekwanie architeelen rijk is,
die uilstekend een hnis honweii. en zelfs enkele, die de i)on\vknnsl als kunsl
begrijpen en wier honwkinistige weiken als knnslwt': ken waarde bebben.
Maar evenmin zal ik bezijden de waarheid zijn wanneer ik zeg, dat er onder
deze bouwmeesters maar zeer weinige zijn, die de meubelkunst beoelenen
A. V. SNMTS : Ktagere in riel.
W. F. VAX Vt.FET. le s-r.ravenhage.
AMBACHTS- EN NUVEHHEIDSKUNST
MEVR. \Y. DUSSELHOF-ICiaCHENIUS : liniduui-
en haar maclitig zijn. Maar al Ic dikwijls zijn dc l)oii\vnK'C'skTs do nu'eniiif*
toegedaan, dal zij zicli in dezen zin hewegen, waiineer ze hiiii l)oii\vkiinsl op
de nieul)ellaiiisl overhiengen en tocli is dit onjiiist. Bouw- en niciihelkunst
hebben, als lolen van eenzellden
slam, vele punten van overeen-
komst, niaar bij al deze oveieen-
konist zijn ze tocb in haar aard
weer zoo verschillend, dat maar
zelden in een pei'soon de gaven
voor beide in gelijke mate ver-
eenigd wordt aangetroffen. Het
kan nalniirliik niel in de bedoe-
ling van dit ailikel liggen, op de
overeenstemming en het verschil
dezer kunsten nader in te gaan, ^
maar wellicht is het toch goed
eenige punten aan te geven, waar-
in l)onwkiinst en meubelkunsl van
elkaar afwijken. Zij zijn o. m. de volgende :
a. Aan een gel)ou\v neemt elk deel zijn vaste plaats in het geheel in,
lerwijl het mobilair van een interieur uit vele losse deelen bestaat, die zoowel
in het geheel als afzoiidcrlijk tot bun recht znllen moeten komen ;
I). De beschouwer neemt ten opzichte van het gebouw een ander stand-
punt in dan ten opzichte van het mobilair, waardoor de werking der massa's,
der vornien en der details een andere zal zijn. Terwijl het gebouw zich in
(hie tempo's laat l)eschou\ven n. 1. als totaalmassa, ais een uit verschillende
grondlichamen opgebouvvde samenstelling en als een in details ingcdeelde
reeks grondlichamen, hiat het meubel zich in eens zien, in zijn hoofdopbouw
en in zijn detailleering ;
c. Het meubel konil door zijn dagelijkseh gebruik zoo dieiit in aanraking
met den niensch en het menschelijk liehaam (bet sterkst is dii het geval bij
dcvzilmeubels), chit het zich in veel sterkere male, dan dit bij het gebouw het
geval is, i)ij den schaai van den nienscli zal aansluilen. Waar i)ij een gebouw
nog een ai)solute en een belrekkeiijke schaai denkbaai' is, daar is bij het
meubel slcchls een schaai mogelijk en wel zulk eene, die in direkt verband
slaal niel de aliueiingeii en de onmiddelliike iiai)ijiiei(i \;ni den nunsch.
(I. iici gebouw wordt iniders vcriiciil dan hel nu'iibei. Ti-iwijl het
gei)ou\\ , tenininsle op driekwait \au zijn /ijviakken /.onlichi kan onlvangen,
krijgl hel meubel zoo goed als nooil zoiilichi, nu'cslal leruggekaatst licht en
hovendien kuiislHcht. De werking van iiet licht met liel oog op de kleur
72
A\IBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUXST
eii (le scliadiiwwcikino is diis hij eeii gebouw anders dan bij eeii meubel.
I'll p ; l)e hegrippeii « drageii « en « godiagen worden « zijn bij een
gebouw nil een teohnisch-construclief oogpnni anders gesteld dan bij een
meiibel. Hel nuHil)el heeft zijn eigen samensteliing a!s meul)ei, in verl)and
met iiet materiaal houl. Het meubel is geen klein bouwweik. Zelfs zijn er in
de kunst van houti)e\vei-king nog drie graden te ondeiselieiden, die elk hnn
eigen eisclien slellen, de limmeikunst. de schrijinverkkunst en de meu-
belknnst.
Een moeilijke vraag zou nu nog knnnen zijn bij wien eigenlijk het
schiijnwerk van het inferieur behooit, bij den bouwkunstenaar of bij den
meubelkunslenaar. Hel schrijnwerk van hel inleiieur (zoldering, wanden en
vioeren) wordl gewoonlijk door den archilekt ontwoipen. maar is meermalen
niel geschikl om als omlijsting van een ameul)lement te knnnen dienen. Dit
is ook viijwel oinnogelijk, wanneer de architect zich niel een juist denkbeeld
heeft gemaakl van het mohilair tlal in hel verlrek zijn plaals zal knnnen
vinden, en zelfs wanneer dit wel hel geval is, zal het nog zeer moeielijk
l)lijven de noodige overeenstemniing tusschen de binnen-architekluur en het
mobilaii- lot stand le brengen, wanneer het ontwerp van beide niel van
dezelfde hand is. Bij hunrhuizen, in welker veiirekken steeds andei'e meubels
geplaalst woiden, is het natuurlijk dat de architect de l)iinienruimte schepl,
die zich zoo goed mogelijk voor velerlei inrichting moet leenen ; maar waar
het gaat om een stijlvol interieur, dal aan den bewoner en eigenaar een
beeld van een harmonisch geheel zal hebben le geven, daar zullen de bimien-
architecluur en hel mohilair niet van elkaar gescheiden kunnen worden en
ligt het, dunkt mij, op den weg van den interieur- en meubelkunslenaar om
beide te sclieppen.
En wal nn de groote menbelmagazijnen of werkplaalsen betreft, waar het
pnbliek de inricliting zijner vertrekken beslell en nil de vele modelkamers
zijn keuze doet of een keuze sanienstelt, — de ervaring leerl dat deze menbel-
magazijnen en werkplaalsen meermalen uitstekend geconstrueerd werk voorl-
brengen, maar dat de kunst bij dit werk ook heel dikwijls zock is, wanneer
men tenminste ondei- kunst datgeue wenscbt te verslaan, wal boven als
zoodanig is aangeduid geworden. Slechts waar deze magazijnen of werk-
plaalsen samenwerken met een interieur- en meubelkunslenaar — en dit
komt enkele malen voor — daar is de weg geopend om lot een zuivere
interieur- en meubelkunsl le geraken en zelfs zou deze kans ook daar
kunnen beslaan waar de fabrikanl interieur- en meubelkunsienaars in zijn
diensl heeft, wanneer hij dan aan deze zooveel ruimte van beweging zou
kunnen lalcn, als de knnslenaar l)ehoefl om kunst te kunnen geven. Maar dit
geschiedl veela! niet, want de tai)rik:nil richi zich naar de luimen van hel
AMhACHTS- £A' NIJVERHElDSKUh'sT
puhliek en liet pul)liek is een sU'chte inndj^ec-rslei- in kiuislziikeii. Zoci woidl
(Ian een niisloeslnnd _i»el)<)ien en dc inlcrienr- en inenl)elkiinsl is er de
dupe van.
Waai" er eelitei' interieui- ru nu'Ml)elknnstenaars zijn, die /eilslandifi;
arbeiden oi', in rovalen zin, sanienweiken niel Avn ral)iiknnt-nitv()erdei-, daar
bestaat de inot^eiijklieid dat iels voorlocbiiielit woidl betwelk en iiit een
aestlieliscb- en nil een lec'bniscli oogpnnt kan worden aanvaard en daar ligl
het dan ook voor de liand, dal elk van de voorlijreni^ers zieli dafgene van de
eer van dezen aibeid ziel toegewezen, waarnp iiij door zijn daadwerkelijken
arbeid nanspraak mag maken en waarvoor bij aansprakelijk gesleld kan
worden. Zoo komt dan de eer van bet ontwerp aan den kunstenaar-ontwerper,
die van de lecbnisclie iiilvoering aan i\vn labrikant-uilvoerder. En waar men
nu mocbt vrageii oldil alles niet van zellspreekt en oT de een zieli misscbien
den arbeid van den ander zoii willen loeeigenen, daar moet hel antwoord
lielaas zijn dat dit meerniaien abliis is en dal king niet altijd aan den ontwer-
per van een stuk toegepasle kunsi, dns aan liem of baar, wiens geestesprodukt
door het kunstgebalte in de eersle phiats zijn waarde beeft verkregen, de eer
van dit ontwerp wordt gegnnd en maar al te dikwijls voor de ontwerpers
worden aangezien, die aan dit ontwerj) |)art nocb deel bebben.
Bij de inzending van ile « (iroep van XederUindscbe Kunstnijveren >> op
de « Ideal Home Exhibition » te Londen is gepoogd in dit opzicht een znivere
loesland te scbeppen door en den kunstenaar-ontwerper en den labrikanl-
uitvoerder in bun recbten te erkennen. Waar de tentoonstelling eene kunst-
tenloonstelling wilde zijn, lag het ook voor de hand dat zij, die deze kunst
iiet aanzien badden gegeven, dns de kiinstenaars-ontwerpers, de voorberei-
ding, den opzet en de leiding van de expositie in banden hielden. Waar het
de bedoeling was een aantal inlerieurs te sebeppen, die een zooveel mogelijk
harmoniseb gebeel moeslcn vornien, daar was bet natuurlijk dal bet aantal
deelnemers werd !)eperkt en dat zicb zooveel mogelijk diegenen aansloten,
waarvan men mocbt verwachten dat bun arbeid, hoe persoonlijk ook, zou
zetelen in zekeii' algenuene beginsekn <)|) at'sletiseii en eonstructiel' gebied,
die door dezen kring als jnist en goed woiden aanvaard. ()|) deze wijze zou
bet doenlijk zijn den vieemdeling een zoo zuiver mogelijk beeld te geven van
een deel dei- Nederlandsebe Nijverbeidskunsl. Dat dit beeld niet volledig
zou kunnen zijn lag dus voor de band, maar beler een onvoUedig maar
zuiver l)ci'i<l dan een volledig en onznivcr exeniplaar. Dal zells deze poging
in alle opzieiiten zou slagen was niet te veiwaeblen, niaai- iiel \ele goeck'
is loch niet onopgemerkt voorbij gegaan. Ook waren de omstaiidigiieden
(ien exposanlen niel i)t'paald gunslii; De voorbereidende arlnid werd
in zeer korten ti;d vcrriebt, de plaatsrnimie maakte de indeeling niel altijd
74
Ai\fBACHTS- EN XIJVERHEIDSKVSST
geiiuikkelijk, de kosleii nioeslL-n door cnkolen wordoii gedragen, de nioeile
c'li zoigeii warcii zoiuier l;il. Tocli (rok dv inzcndino de ;iaiul;iclil van vieem-
delini> en hiiulgeiiool door liaar sleininiiii^ en liaar heseliaal'd karaklei'. I)e
gi'oote werkkiaelil die iioodig was voor he! Noorheieideii, iiiUoereii en leidcn
der lentooiislelliiig van « Nedeilaiidsclie Nijverlieidskiiiisi » op de « Ideal
Home Exliibilioii » te Londeii is iiitf<egaan van den inleiieur- en nienl)elknn-
stenaai' W. Penaat te Hiarieuni. die ais Voorziller \an de " (iroep van Xeder-
landsclie Knnslnijveien " was o|)<*elieden. De zeer vele, en niet ailijd aantreU-
kelijke, weikzaandieden van hel Secretariaal werden vervuid dooi- Mejnilronw
B. Bake, sierkunstenaies te Bloemendaal, leiwiji hel pennin^nieesteiselia|)
door ondeif^eteekende werd waai'genonien. Aan de l)eslonnnerini>en dtr
opslellin^ nanien CI. Oosscliot, diieetem' van « di' IMoeg i> en II. W. I'enaat,
directenr van it de Woning » in ininie mate deel. De iijst van knnslenaars en
kunslenaressen, welke de tentoonstelJinit doof lum arheid nu)i>elijk niaakten,
l)e\alli' de \ol<)en(K' namen : Meinllromv .1. (). van Ueeliteii'n Aili'iia le
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
Apeldoorn (l)orduiirvvt'rk), Mejuffrouw li Bnke Ic BI()L'iihmhI;i;i1 (hnlikwi'iU),
K. F. C. de Ba/.el Ic Biissuni (iiilcriciii- cii iiK'ul)L'lkiiiist), 1 1. .1. Boiiliiiiis Ic
Dc'vc'iilcr (liipijk'n), \V. ('.. Biouwit Ic l.cidci-
doi |) (iiaiclewcrk), MejiinVoiiw W. I)i iipslecn
Ic Aiiislcidam (illuslralic), II. I'lilcns Ic Noord-
woldc (\ Icchlwcrk), Mcvroiiw Dij-ssclliol'-Kcii-
cliciiiiis Ic Ilaailciii (iiaaidvvcrk), G.W. Dijsscl-
liof Ic Haarlem (balikwcik), .1. Eissciiiocllcl
Ic Blaricuni (mctaal- en cmailweik), J. dc
GraaiV Ic Lareii (incid)clkiinsl), 'I'll, van Hoy-
tcnia Ic 's-(iravcnlia<^c (iilliotiialii'), (I .1. La-
nooij Ic (ionda (aardcwcik), Ch. Lcl)can Ic
Haai'Icni (danuisl), ('.. A. i.iou (.aclict Ic Vrcc-
land (inlciiciii- en nieul)eii<iinsl), 11. ('.. Mauve
Ic Selieveiiingcn (nicuhclkunsl), .Ian de Meijer
Ic Anislcrdam (inlciicuii'CunsI), Bcii Xiciduiis
Ic llagen in Wesllalen (mclaalwerk), Meiiil-
tVonw E. Xicrslrasz te Ooslerl)eeck (naald-
vveii<), C W. Nijiiotl'te Anislcrdam ( inleriiur-
en meui)elkunsl), C. Oosschot le Amslerdani
(l)ee!dhouwwerk), \V. Penaat te Blaricuni (in-
lerieur- en meuhclkunst), Mejufl'rouw A. Phi-
lipse le Haarlem (naaldwerk), Mejufl'rouw
E. S. van Rec.senia te Ooslcrbeek (naaldwerk),
M. 1). Benscn te Ueventer (tapijten), Hn.
Roland Hol.sl tc Laren (decoralicvc leekenkunst), G. Rueter le Slolerdijk
(lithografie), A. P. Smils en H. Fels te 's-Gravenliage (inlcricur- en meuhcl-
kun.st), J. C. Veldheer te Bergen (lioulsnedc) en Tjipkc Visser Ic Alkniaar
(beeldhouwwerk).
G. W. Xi.moKF.
A. I'. SMrrS : Blocliici
(Uitgevoerd door W. F
te 's-Gravenhage.
76
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RRESPO N D E NTEN)
9Dl£CKMBEH 1912
an UIT AMSTERDAM
^^^^SJ3F|INT LUCAS ± THN-
wMicr^sn'^^ to()nsti:lling van
aquarkli.rn, thhkh-
ningen, enz. van lr-
I)1-:n der verkkniging
in met stedelijk mu-
Si:UM VAN 10 NovEMiii;ii-
L-^Ec'ii leiiloonstellinL; vol
lef^enslelliiigen. Zoo;ils 1 Icveii zelf'.' J;i,
vooial in de zimijksle nller tef<eiislcllingcii :
van schooM en leelijU. Eveiiwel is zij liiei'
pijnlijUcr: liet schoone is er wcl schooner
(iiiii in iiel leven of de naluur — danrvoor
is liel ininieis kuiist — doeli liel leelijljc is cr
leelijlier dan in de naluur of liet leven,
dewiji deze niet lol 'Ivimsl' werilen ver-
lieven. Het leelijkc in de woreld li:iii in
ieslhetisclie ziclsstenniiing opijelieven woi-
den ; <le vele leelijk heden op deze tenloon-
stellini> van 222werken zijn als dissonanlcn,
die in geen hoogere liarnioiiie opgelosl
worden. Het is te liopen dat zij len onder-
gaan, overslemd door het schoone.
Lizzy Aiisingh's poiiret van den gevieideii
kapelnieesler Willem Mengelheig in eeii
geestrijke stralende voordraclil dvvingt lot
bewondeiing, waaraan allerlei niuziUale
ideecn-associaties geen kwaad doen : men
hegiijpl dat deze man een syniphonie
beheerschen kari.Mel eenvoudige niiddeien,
in hoofdzaak loodkrijl, zulk een ' geestes-
beeld ' te kunnen vormeii, is bewondeiens-
waardig. Haar |)ortiet van de schilderes
Theiese van Duyl-Scliwaitze is 66k t l)cUij-
ken waarcL Vlugge, zwieiige, fijiie en, waar
'tpas geeft,scherpe zwaite kiijllijnljes geven
een geestig levcnsbechl der porlietscliildc-
res. die liiei- zelf oiiU enkelc slalcn van hare
\vell)ckeiide kunst laal zi<'n. Wonderlijk, hoe
gelnkkig enkele kunslenaars met hun iioi-
trctkunsl uitkomen. Wilij' Sluilcr geel'l in
zijn doorwerkt, diepgevoeld pastelporlrel
van Jiizef Israels een zuiver zielsbceld
\an den ouden nioegednioniden nieesUr.
Lichaani en gelaal zijn een \ an slenniiing,
lie heriniiering wakker loepend van
onnoenielijU vecl schoons. Welke ninseum-
direclie legl oj) deze Israels besIagV Het
Rijksninsenm is al voorzien : doeli het
Anisterdamsche of Haagscbc genircnlenui-
seum zouden er zicli mcde knnncii eeren.
Van Israels — ik schiijf bevvnsl Israels en
niet Sluiter. want Sluiter heefl zichzelf
weggedacbt bij t werken — naai- P. v d.
Hem, Wat een ovcrgang! De legenslelling
lusschen de Hollandsche volksziel en het
Parijsclie mondaine karakii r I Enkele hooge
levensschelsen zijn uit Moscou (Icone, ('.ha|)-
pelle Ivelskaya, Restaurant), maar ze zijn
alien nilerlijk van Parijsch karakter, mis-
schien feller en grover van inborsl. Hier en
daar is 't te grof gebleven, niet nesllietisch
verdiept en geadeld. Dit gebrek treft ook den
schilder ! Toch worden Vaarzon Morel's
('.(iroiissel- en Stniutlknibheh,\\ui: goed typee-
rend ook. er wat slap en onbeduidend bij.
Ook Raemaekeis' groole gekleurile earica-
liiieii van polilieke kopslukUen moet men
niel na v. d. Hem zien. Over Geslel's cubieke
porlrctten zwijgen wij liever; — zoo leelijk
als die van zijn meesler Faueonnier zijn zij
wel is waar niet.
De mecsterlijke elseii van Graadt van
Roggen boeien altijd; doch dal liij met een
aquarel Kerk If Vct're en een leekenliig,
lUitiicn, de aandaclil weet te trekken zij hier
KUNSTBEWCHTEN ~ UlT AMSTERDAM
tie verniekiiii" Wiiiird. Liever ouileiwetsche l);i\i(l Scliulinnn Uoiil zijn v;ik hi-ler cji
kunst (inn iiieuwerwelsclie gckuiislcldlieid I lifcfl l)liikl):i;ir vcul kiinsl (M:i;i;4sclic mIkioIi
Het liefsl verj^eleii wij helouiieenliel iiiciiwe fiozicn ; imaT kiinsl (hiii n:iluiii wclliclil !
om liel sclioonc. lets v:ui (l;it sclioone, (l:il l-j- is in /ijn wcik ciii U- \ccl wclcn hoc
v;in iiUc tijden is, is oiis l)ijf<cljleven v;in I zon nnnMcn /.ijn. M;i;ircrzlin l^nnlscinipiicn
H. Heyeniji-ock's Fot/7('A--/(;/i';w/, lioewcl lie iiij, \v:iMiiiil l)liikl d:il liij /.ijn vak wi^mI
fi{>liren vv:U sliji' cioeii, A. ii. Ironing's pou- iini ;i:in /ijn ■^cvdcl ;dle vrijlicid U- l:ilcn,
lisciie Dori)scliets. H. Kiuydei's Landsclui/js- /oomIs in ( nkclo Winlvilunilnchiipiivii (MS, [Vd
en koe-sliidies, Monnickenciam's Munneqiiin en Vl,. Onk liel Spookhiiis in liel I5laiicnni-
eiiTulpciuU.U.'^awiysGeziclU op Lavoche. sclie, ln)ewcl wal liarci van kleiir. Iieefi
waar een slenimi><e lomanliek aanjjcnaani slenunin^. I Zonliehl weet iiij scnns ook
veriasl, Hol)lje Sinilli's kiiappe waleivei I- aiooi le doen scliijnen. Scluiinian, die sleeds
teckeningGe/((A7n(///iii(senP.v.\Vijngaerdl s voui uilgaal, hlijkt ecu veKiicnslelijk voorl-
slillcvenpaslels en landscliapssclielsjes. /.eller der Ilaaj^sclie Iradilie. -
Ten slotle zij veiineld dal G. W. Knap een line .m-enieen is J. Mankes! Ilij (JKMjnil
zaal vol vluclilige kiei-r-nolitics uit Rome, in een splicer van ijle sclioonlieid, waaiin
Napels eii Verona len loon slelt. Waar een ook Tlivs Mai is en Japansclie en CiiiiKcselie
op zicli zelf weiiiig aaiidaclil zou Irekken, teekenaai sjakwei kjzouden kiinneii adenien.
dwingen deze wanden vol er wel loe. Hoe Men nioel niel zijii Maiiiiekop (5-1 1 zieii, die
aangenaani en vlug van voordiachl ook, glazig is en vveinig Ijezield . niaai- zijn l)Ioe-
verniogen dezc klenr-nolilies niel andcrs men, zijn vogels en koiiiji Ijes, zijn gciljes en
dan een oppervlakkigen indriik le makeii. al die kleine en slide dingen. Daar zil ziel in !
De toerisl lieljben wij op reis gezieii, - de Wal een slil-kven in die diiigcn ! Zij zijn als
arlisl scliijnt lliuis gebleven le zijn i,, cL-n dioom gczicn, lijn en leer in een ijle
^'$««'S5«'S^^««^5«'^««'3;'^^-;«'ft^'gJ;«'a: ^dniosplieer. Hi j hreidl als '1 ware zijn drooni-
"^ ^ sleinining nil over die diiigcn, die liij lie!
LARENSCHI^: IvUNSTHANDEL ,•*• SCHIL-
lieell. Alles klcin, lijn en leer weik, liaast
DI-RIJKN VAN MEVR. K. KAF^SHOVEX- onmanlijk van weeklieid liel zijn kleine
BIEHMAXS, DAVID SCHULMAN HX dinoen. ',lie hi] ziel en beeldl. I .e klenren
J. MAXKES (XovEMliEH) ^^► Als mevronxv ..azeii in elkaar, .le lijnen ranken en ve.ijlen
Kalshoven-Biermans hare bloemen even in hellond als 't lijnenspel in fijn Japansch
•i.ard- behandell als zij ze sehilderl, - dan |,Uwerk of barsljes in oud poreelein. Hel
houdl ZIJ nietvan bloemen ! Zij kan blijkbaar ,jj„ vooral de omliekken, die hij leeken(,van
wel schdderen, maarzij doet hel niel lijn en stillevens. van bloemen, oogen en pooljes
niel breed, niel leer en niel machlig, niel ,,,11 vogels en konijnljes; overigens is alles
M.nig en. . 1,1 een woord : zij doet hel niel vlak en dnn van in elkaar vioeiende kleuren
n.ooi. Heell zij bloemen werkelijk lielV - ,|ie weergldnzen onder de glad.le vernis.
Van (lie lielde blijkl weinig. Dat zij in een /jj,, zellporlret geelt hem zooals hij als
gelukkig oogenblik wel schilderen kan sehilder is Ikl algewende, nog jongensach-
bewijzen bv. de Clmjsanten (27), waar lielil ,ige gezielil, niel de mat glanzende verhoo-
enscbaduwgoed veideeldzijnendebloem- „i„ge„, lu-l droomvol zien. De geenszins
pol len minsle aangenaam van kleur is, ,„„„ie |,..uuen, zorgvnidig geleekend, spre-
Van veel bloemen beiiiiinl zii hel knikicr 1 1 ■ n • n ■• 1 ■
" Jl" '-'I '" ' '^'" ■"'" ' ken van hel illuzic-volle van zijn kuiisl.
- laat mij zeggen de ' ziel' - niel. \Vel een beperkl laleni, alles missend aan
Hieren daar zijn verder wel mooie brok- b, c.,.dheid, aan groolheid, aan o..,.sU.s,naehl ;
ken kleur, - d<K-h hel geheel is alles behalve „„,, ,,, hel zijn gienzen weel in I oog le
een harmonie. Hare bekwaamheid is meer |„„„|,,„ „,, ,,,„ uidn gebied. Ii|nzinnig en
i.ilerhjk <lan innerlijk en haar kleurgevoel is ,„.|svol de sehoonheid zuiver belraehlend.
zeer onzuiver. Zij moel zieli inhaaronder-
werp verdiepen en mel 'lielde' sehilderen, "' "' *'
ir laleni iels word
en.
KI'SSTBERICHTEX - (11 DEN HAAG
D D c UIT DEN HAAG a g n
t-" L"V!^^.^I ^J < X IN' VAX WKLIE Blj
(.OLl'IL yc^. l)e naiiiii
\aii (Ic/.eii kiiiislciKiiir is
zoo zocljcs ;i;iii Ijckeiui
gc'worden bij liel Unng-
sclie publiek.
Een j;i;ii- of twaalC gele-
(leri, hel was op een poilreUcnleiitooiislel-
liii" vail den Haagsclieii Kuiislkriiig decil
hij zijii debiiut, waarbij een liipliek, Pol
de Mont en faniilie vooislellende, een
damesporlrcl en een vioolspelende jonge
man, liet meesl de aandacht trokken.
In de li'ipliek was een zekere eenvouil.
een naief bekijken van de liguren, die iels
piiniiliel's liadden, door de at'wezigheid van
al wal naar chique zweenide. De kleur was
niet slerk, i)ijkoinsti«, voldoende oni ecliler
de bcdoelin<> van den scliilder, oni vooral
waar en eeiiijk Ic zijn, Ic schiagen. Hel
damespoilrei van een of andere frenle nil
s Heitogenbosch had al een slicvi'ii naar
voornaamheid, en was minder echl.
De musicus l)ezat een andeie eigenschap
van dezen meesler, de neiging voor liet
myslieke, voor het spiookjesachlige. Hit
gevoel voor liet bovennaluni iijke wasecliter
nieer buitenkanlig dan dal het als kern aaii-
wezig was, en wekle de verdenking op van
coqnetteeren met niet doorvoelde gewaar-
wordingen, gaf den sentinienteelen maker,
in phiats van den scliilder van sentiment.
Al die neigingen, toen in den schihiei'
aanwezig, zijn tot heden gcbleven. De een-
voud lieeft hij beliacht bij zijne teekeningen,
die als zij onbevangen het model weer-
geven. lot zijn voornaamste werken muelen
worden gerekend. Helaas dat hij vaak
ollerde aan den heerschenden smaak, dal
hij vooral in zijne olieverfporlretlen, niet
de leider der mondaine wereld was, niaar
door haai- gebracht werd tot allerlei zoeligs
en lievigs, waardoor dan een geflattecrde
beeltenis ontstond, waar alle karaklor nil
verdween.
Dan werd hij de photograaf a la mode,
niaai' nicer ook niet, die er op allerlei inanier
/iJMc nKiiiic voor hel myslericuse bij le pas
liaall. om een achtergrond tot iels le bren-
gen, dat met de geestesgeaardheid van den
geportrelleerde in verband moel slaan.
Daardoor Uwani een scliijn van onwerke-
liil<liei<l. die als een parfnni de figuren
oniluildc. en een s|)rookjesachligen loover
bedoelde le wekken. Het is eeliler als bij
een looneel over daj', waar de coulissen
den achtergrond xoinicn, niaar waar geen
abslractie den loeschouwer nieevoerl in
een andeie wereld. Als scliilder beoordeeld
is van Welie le zwak van draagkracht. Zijne
verxen zijn niet krachtig genoeg aange-
braclil, zijn peinlure is te slap, en kaii door
een correc.e leekeniiig iiiel uit de kleur van
een acadeniieslndie, als zijn Romeinsclie
Keizer bier, konuii. De scbildering is niel
positief, niel sniijdig, de kleur flauw en
onbeduidend. Ware de leekeniiig niet zoo
verzorg<l en de vorni niet zoo gekeiid, over
dezen knnslenaar ware niet veel le zeggeii;
de/.e qnalileilen redden hem, al geven ze
hem nog geen leclit op het succes, dat de
groole wereld zoo gaaine geeft aan hem,
(lie liaar in licl gevlei weel le komen.
^•> ^9t i6,fi -:g,f5 g,»S '$^9t ^9i ^9i ^#5 ^#5 ^•i
WILLHM C. HIl' HIJ BIESING jC^ Rip
beliooi I lot dal geslaclit van schilders, wier
beslaaii niel denkbaar is, zoiider de groote
Haagsche school. Hel zijn die volgelingen,
die niel slrikl de werken van huiine meesters
copieeren, niaar die zoo doordrongen zijn
van de principes van hen, dat zc, in huniic
werken, deze steeds herhalen. Vandaar dat
liunne doekeii uiterlijk dan ook zooveel
liebhen van die hunner illustre voorgangers.
Waar Bip vroeger nog al aan de strooperig
bruine kaiil zijne verven iiiengde, daar is
(lil euvel llians vcrdwenen om plaals te
niaken voor een Weisenbrucli-achlige blond-
held inheteene dock of ecu (iabriel-achlige
piltigheid in een aiider. Rigen is hij het
meesl in de onbevangen geziene studies uit
Tyrol, die veel zuivcrder den maker verte-
geiiwoordigcn dan zijne andere werken.
Mel Schiedges lieel'l hij genieen het lialf-
shichligc van dan eeiis Du (Ihatlel, dan
eens Roclofs of een aiulere bekeiule voor-
ganger le schijnen, wat waarschijnlijk in
veibaiid slaal niel deii olsch van den Kunst-
KUS'STBERICHIES — (IT DES flAAd - iUJ liOTlElWAM
haiuk'l. Wij blijven dil bejjnnniuicii, wiiar
Hip ill zijne Tyroolsclie laiKiscliappeii
zoiuicr vo()i'l)eel(l voor ooj^cn, zoo synipa-
Ihieke resiillateii wisi le bereilun
J. C. W. COSSAAR IX . I^SHKR SURHI-.Y «
•♦-y Het iiieesl lieel'l ileze keiUenscliildei'
•^cmeen met Bauer. Dezelfde visioiiaire kijiv
op lie liooge heukeii, waar- heel klein de
iiieiiscluMima.ssa zich beweegt lol eeii pro-
cessie mel liel Allerheiligste. Zijn lielil en
(loiiker, zijn composilie ze zijii leiii^ Ic
viiulen in dc clsen van Rauer, die eciilei-
meer mj'sleiie zag in de groote kalhedialeii,
die nieei' nil de materie zijn drooni wisl le
f^even De sloruildrukkini* bij C.ossaar is
zwak, de voordr^iebl niel zonder voornaani-
lieid, de scliilderij noi; le vecl in de veil'
j^ebleven. Daardour onlslaan oinninj^enanie
dililen, die niets uildi"id<ken, en de inalerie
een kuikaehlif< aanseliijn geven. l-"en leniger
penseeIvoeriii<<, een nieei' expressieve leeke-
ning ware le wensciien bij dezen artiest,
wieii het niet niangell aan sloute pliantasie,
maar vviens kraciil lol nilbcelding luel giool
genoeg is cm deze naai lieliooien le sclwa-
gen. Ken iidenser simile dcv ondeideeien
zoudeii een gewensclile kennis Uumien
biengen, zonder vveike liet niel niogelijk is
hel overweldigende van een (lodsluiis le
benaderen.
I). RAUIV, R1.I K1J-;YKAMP >c». Van bet
trio. Van den Heig, Goedviiend en Bautz
lijkl niij de laalsle bezig le zijn zicli alle
scbeiden. I^enzell'de beliandeling der \eil',
hel geljiiiiU van lenipeia, liel geven van een
oud aspect aan linnne vveiUen, waardooi-
deze op aniieke schilderijen ^clijUen, deze
eigenscha|)pen vereenigden lien, en gaven
liun een apaile plaals onder de niodernen.
liij li:iulz iiebben zijn jongsle vverkcn niel
nieei- dal dieplonige, dal donkeie, waar in
de enKiihiehlige pAle zoo heerlijk de roodeii
konden llonkeren, inaar waai- ook zoo
dikwijls het levcn vcrslolde dooi' slroeve
pcnseelstreek. Zijn hindschappcn van nu, de
uroote vrouwensludies, ze vcr I jen llians
mindei- gebruik van glacis en vcinis, een
le\cndiger aspect, door sinijdiger scliilde-
rinj;. Daardooi Uonil zijn scliildei werk
diclitei bij dal \an Van der Maarei le slaan,
al heell iiij in dc leeUening nog groole
lekorlkoniingen hchondcn. XOoral de pro-
jiorlies zijn bedenkelijk, de handeii legiool,
een hool'd le zwaar, heell een lichaani geeii
corps genoeg. We gelooven echtei-, dal deze
jonge man wel deed liet spoor te verlateii,
dal dreigde dood te loopen, om, op een
nienwc ingeslagen weg, zijn talent lot levens-
valbaaider nilinf^cn Ic onlwikkelen.
(i I) (iHATAMA.
^•^ '^9i ^#5 cft»5 ::ff,9i ^.pt ^9> ^9i '.^Pi $t,»5 ^•'.
n D a UIT ROTTERDAM D dd
AAr\vi-;i:FSKi,s /l^ Nu
licl vaslslaal dal de bui-
lcn;^einecii schoone col-
Icclle Ikalweel'sels, door
dcii zendeling Di'. Wie-
Icnga nil .Soemba meege-
lii aclil. in ons land blijf'l
(Museum \an Land en Volkeukuude te
Rollerdain) lijkl liel fillcszins gewensclit er
in dil knnsllijdschiit'l de aandacht op le
vcsli^en Want waarlijk. niel alleen uit
ethnogiaphiscli oogpunt, (loch wel zeer
slellig nil een algemeen belang van decora-
lieve kunsto|)valling zijn deze ikatweersels,
schalleii van schoonheid en originalilell.
Als voorbeelden van kleurschikking zijn
ze allereerst te roemeii in huii gamma van
biuin lol lerracollarood, waariii een enkele
maal een doorgloeid purper zich mengl. En
hel verwondeilijkc is dal deze doeken van
grol kaloenen diadiii vcivaardigd, juist
door die klcnrschikkin;i, een indiuk maken
als van zwaai soepel I'erzisch, dal zij de
mooislc gamma's van hel, om kleurprachl
zoo gczochlc iiochhara oproepen. Belialve
aan Perzlsche, kan men aan de miodcrne)
Zweedsche natuurverfslod'en deiiken. I)e-
zcll'dc beschaai'de tonen en tusschentinten
\an dc planlaar'lige verl'slofren vindl men
in deze doeken van den oubescliaalden
Soembanecs, alleen is de iialiiurinensch nog
krachliger in zijn kleuruildrukkitig, leven-
dl;;er, men zou mogcn zeggen : geesliger in
dc (Mivci wachlhcdcn van dc lonlraslen
80
KUNSTBERICHTEN — VIT ROTTERDAM
welUc hij f^eefl. Kn onveiwnclit, geesli}<, duf
iiocli iirf^eslelen is de oninmeiiliek, wnnrniee
(li"zc wcelsels zijri veisiprd \';iii kninkU'r
/iji) ze zepr verscliilltMid van dt' meei' nl>>e-
iiieen bekendo wccl'scls uil Java en Siimalia.
]'.r zil inecr pil. rneer leel'krachl, iiieci'
iKilinn'li{klK>id en sponlaiie schoonlieidsziii
ill, ii'ii verblutlende durf, eeri gioot zell-
vi'rlrouwi'ii in lici \ crwerken van de nieesl
uileenloopcnde inolieven, voornanienlijk
di'ze aaii de dicienwereld ontleend. Docii
o|) een eiikele dei doeken vindl men in een
illusievol gewaiicl van gekleurde diaden
den mcmnmenlalen spiegel dei' oude drie-
inasteis, verbeeld. lui hoe prachlig zil liel
gcvoelvan indi-nk\vekkeiidlieid hieiin ! Men
voelt welk een onlzellenden indi-uk zulk een
schip met vol luigage in den Soembanees
lieefl gewekl. En juist in hel onduidelijk
iiouden van hel l)eelil, lijkl liel schemerig
\ ei-dwijneii van zulk een indrukwekkend
gevaaric aan den zeeeiiulei' le zijn weer-
gegcven. Over deze zeldzanie coUeclie ikat-
weol'scls zou heel vvat le zeggen zijn. HIk
niolitl eriii verwerkl. vaji den boom mel
gesnehle koppen lol de visch en mensch-
voiinen loe, zou ecu besludeering waard
zijn, l-ji juisl, wal in ornamenliek zoo
l)elaiigrijk is, de groei van een ornament, de
gang van zuiver naluralisme lot de strakste,
slrengsle slijl, waariii de naluurvorm in zijn
enkele meest keniachtige lijn leeft, is in deze
doeken als in een, nog van leven vol, docu-
ment l)ijeen !
Alb. i)k Haas.
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
LKXPosrrioN hi-:tiu)si'i:(:tivi-: di-; sa-
RAGOSSH.IWS JTI<:XTK HISTOIUQUl-: HT
CRITigUl-: PAR H. BKRTAUX t. I'-\HIS KT
SARAC.OSSK, 1910 /C-»-
lie iiiei'sl bclaiigi ijkc iii-
/.eiidiiiij^cri op de lenlooii-
stellii)}^, (lie in 1908 le Sa-
ragossa f^ehouden werd;
als (laai /.ijii : schilderwerkeii, niinialuren,
la|)ijU'n, pricslerlijUe gewaden, beeldhouw-
weik, vooiweipen van f»oudsmeedkuiisl en
in email, voor liet meerendeel uit kerken le
Saragossa en andeic sleden in Aragon al-
komstig.
Op liet nul van een deigelijke uilgavc Uaii
niel genoeg nadrnk woideii gelegd : kunsl-
sclialten in Spanje zijn slechls met nioeilc
locgankelijk, lietzij omdal zc meeslal in
kleine plaalsjes, geheel van den begancii
weg al', le zoeken zijn, hel/.ij onidal ze in
dnisleie kapellen, bijna geheel onzielilbaar
bliivcn (il'ilat ze in kaslei; en kislen liggen
le veigaan, waarnil ze slechls hij nilzonde-
ring le voorschijn gehaald worden. lie! is
enkel op leiitoonslellingen als bovenge-
Moenide, dat men ze besludeeren Uan en
gelcgenheid vindi oni ze le reprodneeei en
en hel vail le belrenien dal deigelijke
exposilies in Spanje zoo zeldzaam zijn ; se-
dcr-t die van 1892 to Madiid, was er geen
zoo belangrijke gehouden.
I)e moeilijkheden oni zich le docnmen-
teeii'ii, die dc hisloriens blj elken slap onl-
moel, doen ons verslaan waaioni men eersi
onhings is begujnicn om op oicUlijke en
syslcmatisrhe wijs, de kiinsi in Spanje le
besludeeren Kail .lusli, wiens eei sle ondei -
zoekini^cn hunger dan dcrljg jarcn opklim-
meii. is (le ccisle j^eweesl, die zich aan deze
sindiccn \\ ijdde. In de laalslc jaren zijn er-
eclilcr in Spanje zelC, mede verscheiden
(iiKieizoekeis opgeslaan als: (icslosoy Perez
le Sevilla, Sanpere y Miguel le Rarcelona,
Hernele en C.ossio, schrijvers van belang-
rijke mond^ralieen ovei- Velasquez en (ireco.
hcbben er loe bijgedragen oni zekcre pun-
len in haar kunslgescbiedenis o]) le helde-
ren ; doeli niemand heel'l ijveriger deze
geschiedenis besUideeid en een beter kijk
op hel geheel er van gegeven, dan Emile
Berlaux, hooglceraar aan de universileit le
Lyon, in zijn Knnslgeschiedenis, die onder
hel opperloczichi van den beer A. Michel
werd uilgegeven, lerwijl de nolas, die hij
aa[i iedere |)laal in hel Album loevoegde,
even nauwkenrig zijn als suggesliel' ; zij
bepalen tijd en plaals, gaan de bronnen
na, waaruil hel werk onlslond en geven
ons alle mogelijke verlangde inlichlingen.
Die hislorische nolas zijn des te nood-
zakelijker, aangezien de kunst in Spanje lol
in i\i^ Iweede helfl der xvr' eeuw, bovenal
recepliel' is geweesi, en benrlelings den
invloed van Frankrijk Vlaanderen en llalie
heel'l onderj^aan. l-"eii aanzierdijk aanlal
werken nil den vreem<le, werden in hel
Sehiereihind binnengevocrd en Spanje blijl'l
dan ook een gou<lmijn van knnslsehallen
vooi- den onderzoeker, vooral wal Vlaam-
sehe sehilderwerkcn en Vlaamsche lapijl-
weel'kunsl helrcl't. De lenloonslelling le
Saragossa legde voldoende geliiigenis voor
i\^-/xn invoer en dezen invloed al' ! Vooral
nierkle men er op een Drielnik van I IKil,
een Aragoneesch werk, dal een dnidelijke
oveieenkomsl veiloonde niel de IVansch-
vlaamsche minialnien nil den lijd van
Karel \'l, letwijl I wee paneelen nil hel
BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN
iiiitiden (Icr XV eeuw, ecu iiuliicct Vl;i;\iii-
sclien invloed verraiieii door Uissclieiikomsl
villi (ieii Valeiicijnsclien meeslcr Jacomsirl
Haco, (lie le Napels ontier Alfonso Y gewerkl
heel'l. Ilel zijii kleiiie pancelljes, fijn als
luinialuicLi, fragnieiiteii van eeii veclluik,
voor Isabella la C.alolica. door Uerlaux
locijeschreven aaii Jiiaii de Flaiides (.Ian
vail Vlaaiideieiii den veivaardiger van !k'1
allaarstuk in de Callicdraal le Valencia (.'ii
dat door de landsclia|)i)eii met groote
boonicn en de een weinig weekc beliande-
ling van bijna al de liguren, op een leerling
van Gerard David scliijnl le duiden. Verdei
was or een schoone Verkondiyinn, nil Mcni-
lings werkplaals afkonislig, Iwee dubbel
luiken, loegeschreven aan <le Anlwerpsche
school van bet begin dei- xvi>' ecnw. waar-
van liel nicest opnierkelijke, voorslelleiiii
ceil ViikoiuU(jing, SI. .hiii de Hintiu/clisl op
Pathmos en een SI. Ilieroiujimis. een e'lgeii-
aardig voorlbrengsel is van dat nog allijd
oiivoldoend bestudeerde tijd vak in de Xeder-
landsche kuiist, toen ile scliilders aan t
zoeken waren naar een veigelijk lusscben
de overgeleverde voinien der xv' eenw en
die iiieuwe schoonlieidsleer. die door de
Italiaansclie Renaissance was aangebracbt.
Dan nog een Getijboek, van liet begin deixvr
eeuw, dal voor Juan Hodrigues de Fonseca,
bisschop te Valencia, verlucbt werd en dal
degrootst mogelijke oveieenkonist verloont
met bet liremtrUiiii Giinuiiii. een reeks tapijt-
weiken-uit Vlaanderen of bet Noorden van
Fraiikrijk uit de xv of xvi'- eeiiw, deel nit-
makeiul van de rijke veri^ameiingen in de
catliedraal eii de O. L. Vr te Saragossa,
waaroiider we vooral de oudsle, nil de
eersle jaren der xveeuw moelen veriiiel-
den, met looneelen uit tleii Liidensweg, die
nauw vciwant zijii aan de tapijtwerken uil
de Doornikscbe (Catliedraal en leveiis een
heel iiiooi sluk uil bet begin der xvi'^ eeuw.
(le liekronimj van de Maagd. uil een Hrus-
selsche werkplaals afkonislig.
Ik lieb bier bijna uilsluilend Vlaanisclie,
of Vlaamschen invloed verradeiKie werken
gciioeniii, onnhil de/.e den groolsleii invloed
op de Uniisl in Spaiije iiilgeoelend liebben.
(lofli liil MJIunii reproduceerl ook nog een
aaiilal aiideie. die men met belaiigstelling
beslndeei I, van af de werken uit den Hyzan-
tijnscben en Moorscben tijd tot aan de sUik-
ken van Goya toe. Deze behoorcii tot de
meest moderne werken, die op de lentooii-
stelling le viiiden waren en waarvaii de
kunsl der xviir- eeuw, de uiterste grenslijn
gelrokken bcefl. J. Mesnh..
S* ^ti ^9i fftfi ^9^. ^9i ::^9>. ^ '^ ^^9i cftt^
HKVUI-: 1)1-: L ART ANc.iKN i:t MODHRNK
(Septi-.mblk) /'-^
Andre Deganois verbaall lioe door C.arel
van Maiidcr jjesclircveii Duiiui' van Ilendrik
Goll/.ius, welke iia de veiling van der Dussen
in 1774 verdweeii, in 1899 in de Galerie
Georges Felit te Parijs deelmaakle van
de veiling Talleyraiid-Valen?ay-Sagan, om
daarna onopgenierkl weer le verdwijneii,
nu lerecbt kwam in de verzameling van den
beer Cliabert te Fai-ljs. « Men moel, zegt de
beer Degarrois, in dit werk niet zoeken de
gepassioneerde poezie iioch de lyriscbe emo-
tie van de Danae's van Titiaan, niaar ze
eenvoudig bcwonderen omdat ze goed
gescbilderd en bebeiidig samengesleld is...
De mooie facluur van deze liggeiide vrouw,
zal, meenen wij, doen oordeelen <iat de bijna
oiibekende Danae van den groolen HoUaiid-
scbeii plaalsnijder verdiende te wordeii
bestudeerd, afgezien nog van bet kleiiie
kuiislbistoriscbe problenia waarvan bare
berverscbijning de oplossing bracbt. •■
Ri;VUI-: DK L'ART CHRETIKN. (Mei-Juni).
In een opslel over de xv ceuwsclie schil-
derkunst in Savoye, bescbrijlt Conrad de
Mandacii een scbiideiij nil bet museum van
Gliambery, vooislellend het Laalsle .ii'oiul-
nutal. geleekciid Godefroy 1482, uilgevoei<l
voor de familie Roiiivard de Mareschal. en
waarinbijeen nieiigeliiig ziet van Vlaanisclie
en Italiaansclie invloedeii.
$>* cft*s $,•'• &^- ^^- ^^-X'.^-'jk^ S,* %^^*^
TIIK RlRLINGlON MAGA/.INH. (Aro.-
Sei't.-Octoh.) /C^
(Ihrislux en de oiHTspeli<ie Vroiiir. loege-
schreven aan Hem bra 11(1 1, dalsindsde veiling
vail Marlborough House door vile bandeii
giiig en lerecbt kwam in de verzameling
Weber le Hamburg, werd oiilangs le Herlijn
BOEKEN tt TIJDSCHRIFTEN
verkocht voor 40.000 mark. Dr. Hofstede lie
Grooten Prof. Woermann beschouwdeii liel
als eeii echte Rembraiult. Dr. Breciius is van
een ander gevoelen. Hel Uan ook, volgens
hem, niet hel werk zijn van een leerliii;^ van
Rembrandt, maar veeleer een van die ver-
valschingen, welke in de eersle helft van de
xviii'^ eeuw Udrijker waren dan men (h)or-
gaans vermoedt.
De Parijsche knnslhandelaar F. Kieinber-
ger, (lie hel aan Rembrandt toegeschreveii
schilderij Onde Vroiiw die een vogel pliikl,uH
de verzameiing Levaigneur aankoclit voor
£ 20.900, weeriegl de beweringen van Dr.
Bredius, die in The Burlinf/lon Magazine \a»
,Iuni 11. de echtheid van dil schildei ij in
twijfel had gelrokken.
In het SEPTEMBER-nummer geefl Dr. Bredius
toe dal de vogel zelf van Rembrandt's hand
is, doch hel overige en vooral het gelieele
figuur van de oude vrouw slechts van een
leerling van den Meesler. Hetgeen door den
heer Kleinberger alweer heftig word I legen-
gesproken.
Albert van de Put betoogt in het zeit'de
nummer dat het porlret van een edelman in
de Dulwicb gallerj', en dal door de meeslen
aan van Dijck, door anderen aan Rubens
wordl loegeschreven, moet aanzien worden
als de beeltenis van een prins van Savoye
iPhiliberl '.'), zijnde een werk dal men wist
door van Dijck te zijn geschiiderd, maar dat
men sindsdien verloren meende.
Van Mrs. John Hungeri'ord PoUey is even-
een.s in hel Seplembernummcr een beknopt
overzicht van de verzameling kanten in de
koninklijke Musea vooi- Versicrings-cn Nij-
verhcidskunslcn te Brussel, dil naaraanlei-
ding van hel praclitwerk van den heei-
hoofdconservator K van Overloop. ')
Zeer belangrijk is de vondst welke de heer
(leorge Hulin de Loo mededeell in hel
OcroBEH-imnmier van dil maandschrif'l. Hen
allaarsluk in het Kaiser Friedrich Museum
te Berlijn (No 526 , en voorslellend De Gi/I
uan Calmpllwnl, werd door hem herkend als
zijnde een werk van (iosewijn van der
(I) Detilellen anciennen dea Musiea ioj/hii.i ile.\ Aih ilOni-
ralifK at iniliiHlrirh d Hruxeltes, par K. van l)\ciloi)|),
conservalcur uii cli<!f, l)nixelle!i ; (i. vuii Oust <;l ('.- (■di-
Ieur>.-I20frs.
Weyden, den kleinzoon \ an Rogier. vvaarvaii
lot nu toe slechts zeer weinig schlldersluk-
ken bekend waren, o. :i l)e Legendc van Ste
Diiniphna. vroeger in deabdij vanTongerloo,
sinds korten lijd in bezit van den heer Fred.
Miiller le Amsterdam. Het bedoelde sluk te
Berlijn werd geschiiderd omslreeks 1512, en
slell voor de H. Maagd gekroond en met hel
.lezuskind op den linkerariu, slaande voor
cene {lra|)erij inetn landschap. Voor haar
knielen, aan de eene zijde, een edelman in
voile wapenrusling, achler hem een jonge
man in t rood gekleed, aan de andere zijde
de vrouw van den eilelnian, houdende beide
in handen verkleinde stukken grond met
boomen bedekl, de symbolen der gill. De
wapenschilden duiden aan Arnold van Leu-
ven (+ 1287), bondgenool der hertogen van
Brabant, en zijne vrouw Elisabeth van Breda ;
dil is echter hel gevolg eener verwarring
met de ecble schenkers van Calniplhoul, een
groote streek die aan de abdij van Tongeiloo
gegeven werd meer dan een eeuw vroeger
door ArnuH'us Brabanl (of Brabanlinusi en
zijn zoon Arnulf, voor een gedeelte, en door
Bemerus van Riseberge voor het andere.
Dat hel schilderij hel werk van Gosewijn
is, word! zonder twijfel bewezen door
verschillende beschrijvingen der xvu'-' eeuw.
De beer Hulin de Loo kan eveneens de
hand van Gosewijn van der Weyden her-
kennen in verschillende andere stukken,
wanrvan het voornaamste en het meest
gekende is het drieluik van de //. Calharina
liuislende met de wijsgeeren (verz. Fred,
(jook, Richmond).
Meesl alle deze scliildeiijen loonen dal de
kunstenaar zeer beinvloed werd, dan eens
door Quinten Metsijs, dan weer door de
bloeicnde school, vvaaraan museuincalahi-
gen en kunslliandelaars doorgaaiis iKii
sh'chtgekozen naani van Hies lieclilen. in
welke de heer Hulin daaioin noenien wil
de /).s<'(if/o-/i/esi//.s-sclio()l. Deze scliilderslijl
kreeg zijn bepaalden vorm in de eei slejaren
dier eeuw.
De heei' Hulin behcnrl hel Icn slolle (hil
de Legende der II Diiniplina. hel eersle mel
zekerheid gedateerde sluk dal le Antwerpen
in den aanvang der xvr' eeuw gescliilderd
werd, en dcrhalve voor de geschiedenis dei-
BOEKEN Si TI.IDSCHRIFTEN
Antwerpsche school — cii ook voor die v;\ii
het laiuischnp viiii zoo grool l)elaiio is,
geeiipiaatsmoclil vindfiiiiiecinltT Helgisclic
imisca.
;«^ 5«'S ^^ ^"^ '^"^ ^'S ^"^^-^ ^'^^'^ ■'•^
111 L'ARTP: (AcGUSTUSi schrijll Adolt'o Ven-
luri aangaaiide in de catliedraal van Gubbio
en in liel imiseo del Diioino lo Oivielo
bewaardelvaznifelsen borduiirwerken welkc
hij deiikl le zijn uitgevoerd naar teekeiiiiigen
van JusUis van Cieiil, op beskdliiig van
Frederik van Moiitelcilre.
5«^^'5 '•^ ««^ '•^^ '•^' ^ '*'& '•^^ '•'^ '•^
RASSKGNA 1) ARTK (Jui.i) beval een arlikcl
van Pierre Haulier over nieiiwe aanwiiislcii
in hel imiseum te Rrussel, nl. van Lucas van
Leyden, een Verzoekiim van den //. Anlonius
(geschilderd in 1511 loen Lucas ITjaar oud
was !), een H. Boodschap van den Meesler
van Meiode, een Concert van Gonzales
Coques, een Veiir.k nnnr dv MarkI van Jan
Siebereehls, e. a
*^ <«^ '•'^ '•^ '^'^ ''*''5 ^^^ '•'5 ^'^ '•^ '•'^
ZKITSCHRIFT I^T'R RILDKNDI-; KUNST
(JUNI-AUGUSTUS) ^-^
Wilhelni Bode geef'l beschouwingeii ovei-
de jonijc Renil>i(nidl en zijn nlelier nl. wal
aangaat de vele heiliaiiiigen en kopijeii van
Renibiandt's vveikeii, dcels door lieni /.ell,
deels door leerlingeii als Hoi, Don. van
Beyeren,de Poorter, Flinck, e. a uitgLvoeid.
dil naar aanleiding van een porlrel van den
zoogeiiaamden vader van Rembiaiidl, oii-
langs bij Clirislie te Louden door den lieer
•Julius Rochler le Miincheii voor ~ 2 0
guinjes aangekoclil, een waarvaii een zeer
overeenslemmend origineel zicli iiidegaleri]
S. Neumann le Louden bevlndl.
In de nuinmers van Mei en AugiisUis lieel'l
Wilhelni R. Valenliner hel over </(' scliildc-
rijen van Rubens in Amerika. Rubens is in
de verzainelingeii van Amerika veel minder
goed vcrtegenwoordigddandeanderegroole
meeslers der xvii'^^ eeuw als Rembrandl.
Frans Hals en Vcrmeer, als Velasquez of van
Dijck. 40 schilderijen van zijne band, daai-
oiider ongeveer 'iO schelsen zijn er bekend.
de meesten nog nooil besproken, een zeer
klein aanlal in vergelijkiiig niel helgeen van
hem beslaal in Kuropa, vvaar voorzeker nog
ongeveer een lOOOIal schilderijen van den
kunsleiiaar zijn overgebleven. Amerika bezil
',„ van de werken van Rembrandl (+ 80 op
660) en van Velasquez (+ 12 op 100), </,; van
die van Frans Hals (+ 50 op 300). zeker % van
die van Vermeer (8 oi) 37i. en als het aanlal
der werken van van Dijck er nog niel zoo
aanzieiilijk is (+ -10 op 800) dan is de waarde
van de schilderijen, iil. die van den Ge-
nueeschen lijd, des le hooger. Dr. Valenliner
gcel't bij menigvuldige reproduclies eenc
uitvoeiige beschrijving en eene volledige
lijsl van meesl alle de werken van Rubens
die den Oceaan overgingen, en girds nu de
glorie uilniaken van meiiige prachlige
galerij.
A. 1).
DIK (iRAPHlSGllEN KLINSTK A*-
De Gesellschajl fiiv vrrviclfaltigendc KnnsI
(Wceiien Luftbadgasse 17) verzond dezer
dai^eii zijne uilgaven van hel sluilen des
jaars : twee nieuwe atleveringen der Craplii-
sclien Kiinsle, hel vierdc van hel viji' en
derligsle en hel ecrsle van hel zes en dertij;sle
jaar, lerzelfder lijd als de Jalvrsmui>i>e en
de Premie van hel jaar 1912.
I)c premie beslaal in eene nelooiide els
door deii Anlwerpenaar Marlen van der
Loo : Dannnveder le Mevhelen. Hel blad is
reeiis door zijn formaal (lieeldvlakle 44 X
(iO em; karlonlbrmaal 70 X HO em.) zeer
gesohiki oni als wandornaal le dieiien. Ken
ongcmeene onderscheiding vail door deze
keus oMzeii joiigen kunsleiiaar leii decl.
De Jahresniappe leveri over hel al>^enu-eii
klcurige prenlen door Weener kunslenaars.
.lozel' Sloilziier Icverl Iwee voorliellelijke
houlsneden: Ansdiii Tancrn vu llocliiieltirfie
ini Winter ; Alois llanisch beeldcie (/// .S(7i(»c;j-
l>rnnn nanielijk de Neplumusbron, bewerkl
lot een prachlige lilliographie. R. Schwel;:
ceil Slonxikisili lioercniinis op ecu linoleum-
dock.
De Iwcc allevcriiincii van dc (ir<ii>hi^clten
Kiinste bevallen mel de mededecliiigcii een
kwislig overvloedige illuslralie. Behalve
lalriike at'hecldiiigcn in den leksl zijn er niel
iiiiiidei dan nencii phileii l>ijgcvoei;d, ihuir-
85
BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN — PERSONALIA
oiider origineele elsen Viui Allied Cossniann
Sir Alfred EasI en E. J. Boiidious. Cossniann
en East vvordcn ook groiulig bespioUcii in
lien leksl door Weixlgarnlner en A. M. Hind.
De elser Hermann Struck schrijft niet enUcl
over den beroeniden Hollandsclien elser
Marius Bauer, niaar lieeft ook dczes porlrel
voor liet lijdschril't op koper geteekend. Nog
niogen uit den inliond van liet tijdschiit'l
opgeleekend worden : Hermann Ubells sin-
die owe;- afe Worleleii van Aiiselm Fciterbaclis
kiinsi iiiiel de welgclukte kleurige weer-
geving eeiier liaiidlei-kening des inccsters,)
liet o|)slel van ecu nieinv boek van Carl
Larsson, eene biographic van den voini-
snijder Donat Hiibsclmiaii (-;- 1583), kunst-
berichten uit verschillende sleden en landen.
H.
□ D n a PERSONALIA d n n n
!•:. W. MOES T /C-». Onverwachls overleed
in den ouderdom van sleclits 48 jaar, de
heer Ernst Willem Moes, direcleur van s
Rijks Prenlenkabinet in liel liijksninseum,
geboren le Amsterdam op 5 September 1864
Na enkele jaren le liebbcn gcsludeerd aan
de Hoogeschool van Ainslerdani, werd liij
in 1886 eerst bijgevocgd archival is te Rot-
terdam, daarna bijgevoegd boekwaarder
aan de bibliotheek der Amsterdamsclie Uni-
versileil. In 1898 werd liij onderdirectenr
en in li)(),'{ direcleur van s Rijks Prenleiika-
l)inet benoemd.
Zijn groole werkkraclil bestccdde de heer
Moes vooral aan de iiilbreiding van dit kabi-
net, waarvan liij de rijke sclialten vciopeii-
baarde door het inrichlcn van ilrieniaande-
lijksche tenloonslellingen. Hem alleeii is he!
tedaiiken.dalde belangrijklieid dezerinslel-
iing in ruimeien Uiing bekend wenl.
(leheel alleeii onderiiam en voltooide liij
lien onivangrijken arbcid der Iconoj/rapliia
liatuva. Daarenboven scliiecl'hij eene sliidie
over Frans Ilala, sa vie el sun ivuvrr en
leverdc de teksteii voor een aanlal plaat-
werkeii. Met Dr. Abraham Hredius was hij
jareiilangredaeteur van het degelijke Uunst-
hislorische maandschrill Ond-IIollanil. Hij
begoii ook het deel over de Nederlandsehe
kunsteiiaais van hel giodlc Kiiiisliei-I.exi-
.lAAK liOSSEELS.
kiin. Ten einde dit gedeelle van het werk,
dal liij ill haiidschrift heelt achlergelalen,
niet te laten verloren gaan. beslaat hel iilan
deze aanleekeningen voor het Fieiitenkabi-
net aan te koopeii
De licer Moes, door wiens alslerveii de
Nederlandsehe wetenschap een gevoelig
verlies ondergaat, was tevens heslunrslid
van verschillende vereenigingen lol hel ver
breiden van geschiedenis en kiiiisl, o. a. van
hel Koninklijk (hidheidkundiii (icniiiilschdp,
van Ainslc'lodannini, van ile xereenigiiig
licnibrandl, en/,.
5\»S '5,fi $,9> ^pi ^9i -$,9^ ^9i ^tj fg,»5 ^9t i^f^
.lAAK IU)SSKi:i.S t /i.^. Op ■^ November II
overleed le Aiitwerpen de kunslschilder
.laak Corneel Rosseels. Hij was 84 jaar ouil.
Rosseels was een van de sympalbieksle
limiien van de inleressaiile M'liildersgroep,
\vell<i' men geniii'ind lieel'l c de grij/.e school •>,
en \v:iarvaii hij niel Isidoor Meyers, Florent
( J aliei'ls en A .1. Ileymans een der verdiens-
lelijksle verlegenwoordigci s was. \'eel Wiis
hij werkzaam vooreeisl in de slieek der
Dendei vallei. waai iciii;;c ji)n;^e sehildeis
PERSOSAUA - VAHIA — AMHACHTS- EN MJVEHHEIDSKUXST
zicli roiid licin sciKiniilcii. Iu'lj;een hem den
iininn deed verweiven v;m slielilei' del
Deiiderniondsche seliool, en hiler, door
loedoen van Heynians le Weeheldei zaiidi'
in lie Antwerpsclie Kcnipen
Hij was een der ccislc ljaaid)rekeis van
liel plein-air alliiei-, ecu der eeisleii oiii at'
le bieken mel den veisleenden en onniach-
ligen akadeniischen sleui-. Zijn kunsl was
van een opiechle ooisproidcelijkheid, sini-
pel-gezond en frisch-nalnurlijk. Zij biaclil,
tezanien met die van Ciabeels en Heynians,
de klaarheid van licl weelderige, kleurige,
wainie iiclit der Vlaanische eindeis. In zijn
doeken, leedei gevoelde inlerprelalies van
een lijk landscliap. iiiel de loode daken als
vurige siiilels flonkeiend In liel gioen en liet
gond der lilondc akkers, ol van de Miperl)e
lieurnis der paarseiie Kempen niel luiii
<lofgroen sparrcnlool', waail de zaclile nie-
lancolic van de centonige inaai' locli i ijkc
l)eko()ilijkliei<l der vlakten met haar lage
lioeven en mijmerende vennen.
Rosscels was een bij uitstek gevoelig
kunstenaar, een van die wier geoefend oog
in de wisselende aspeeten van het land een
geduiige verbeelding zocht van eigen inner-
lijke onlioerinj^. Zijn kunst maakt deel van
liel beste <lat onze zoo vruclitliare scliil-
derscliool sinds de laalste vijt'tig jaar lieelt
voorlgebraclit. Moge tevens aan zijn niel
onverdiendeii roeni van talcntvol scliilder
gepaard blijven de sclioone lieiiiineiing van
een iiilmunlend menscli.
.laak Rosseels was li<l van liel Akadeniiscli
korps van Aniwerpeii, eere-bcstniii'der <ler
K(»idnklijke Akademic van Dendermonde,
eere-inspecleni' van lict leckenonderwijs van
s Hijks teekenscholen, lid van den vei betc-
ringsraad van het teekenonderwijs, ollieier
der Leopoldsorde, enz.
A. I).
D □ D D D D D VARIA D G □ D D D D
-^-y De scliililer luigeen Lacrmans lieet't
aan het gemeenlel)eslnui- van St. Jans Mo-
lenbeek eene soiii van (ilHIl) IVank geschon-
ken, met opdrachl le cenwigen dage het
kroos daarvan le gebruiken tot liel uilloven
van een jaarlijkschen prijs, gezcgd ■• luigeen-
Laermans-prijs », toe le kennen aan den
leerling van den hoogeren cursus voor schil-
derkunsl naar het leven, wiens gezamejdijkc
werk gedurende het schooljaar zai worden
beoordeeld alszijnde het meest merkwaar-
dige; deze prijs zaI bij uitzonderiiig kunnen
vcrleend worden aan een leerling van den
hoogeren cursus voor teekenen, bouwkunde
of boetseerkunst, in geval de werken van
den hoogeren leergang vooi- schilderkunst
geheel onvoldoende mochlen blijken.
-t^ry Na de lenloonstelling der werken van
wijlen Isidoor Verheyden in den Kunstkring
te Brussel, kwam een coniite tot stand met
liel doel de nagedachleiiis van dezeii hoogsl
verdienstelijken kunstenaar te vereeuwigen.
Hit coniile heeft iiu beslolen de ingeza-
nielde gelden le besteden tot het stichten
van een « Isidoor-Vei heyden-prijs » aan de
Koninklijke Akademie voor sclioone kunsten
le Miussel. Deze prijs zaI ieder jaar worden
toegekeiul aan de beste portretschildeiing
geleverd in een prijskamp waaraan zullen
mogeii deelnemen de leerlingen van de
liguurklas, weike Verlieyden tijdens zijn
leven bestuurde.
S^»b iftfb '$^ ^9i ^9i ^fj ig,fb ^9i ^•i ^fb ^
□ DDGDDDa AMBACHTS-
EN NIJVERHEIDSKUNST
DHU(:KF.RUITUOU\V/0» Xuopliel (.(.gen-
blik. dal wij dil schrijven, allerwege bet
voor en tegcn ten aanzien van het dooi- hel
ctdlcge van li. en \V. der gemeente Amster-
dam gedane \(ii>rslel lot het alstaan van de
tuinruimie om liet Rijksnuiseum vooi- de
sljchting van den z. g. tweeden Druckeruil-
bouw, oveiwogen wordt, is hel niel onaar-
dig op te merken, hoe van de zijde der
voorslanders van den uitbouw geoorcieeld
wordt over de archileklonische waarde van
hel Rijksmuseum.
Men zegl namelijk dal de jeremiades der-
genen, die zicli sterk kanlen tegen den
bewusten uitbouw, overdreveii zijn, aaiige-
zien het uilzichi op den voorgevel loch in
liet geheel niel belemmerd zaI woi-den.
Men ziet dus het Rijksmuseum als eene
hocveelheid zaien en vertrekken, met aan
de voorzijde, voor de pronk, een voorgevel.
A MHA CUTS- EN MJ I EHIIEIDSK I 'NS T
Wij acliten liel iiiel ondiensliji er o|) le
vvijzcii. dill (ie {iroolste schoonlicid van den
opsland vmii ci'ne arcliilccloiiisclie schc|)-
ping, alleriiiiiisl in /.ijnc gevels, docli voor-
namelijk in de oiganisclie ontwil<kcliiig der
bouwYornien nit eeii liainionieus geleeddc
plallegiond, gelegen is.
I^n (lit is jiiisl zijn gioole waaiiU' als
lamslwci U, dal iicl HijUsnuisenm door zijn
bouwmeeslcr- op wei kciijis geniale wijze lol
ccn wonder van hai'nionieuze voi nionlwiU-
l<eli[ig is gemaakt.
Hel groolsle uvvaad dal de gepiojecleci de
Di'uckeruilbouw /al slielilen is iiiel, dal een
op zicli zelt'schoon sink muuivverk aan hel
geziclil onlti'okken woidl, docli veeleei',
dal, door den bescliouwer de gelegenlieid le
ontiienieii hel gebonw groolendeeis leover-
zien, lu'l geziclil op diens groolsle scliooii-
lieid, de prachlige alzijdsclie onlgioeiing
der houwvoi men, vernieligl.
liel is wijdcrs minder goed gezien cr van
le gewagen, dal ile nionii.nenlaie piachi zal
vervangen worden door- piclurale sclioon-
heid, zooals dooi- soinniigcn gedaan is I-amic
piclurale schoonheid nioge zeer aardig zijn
viior een schililer die pikanle gevalleljes
zoekl ; len einde een schooii en planmalig
sladskwarlier le verkrijgcn, dieni ei' len
zeersle voor gezorgd le worden, dal men
van |)ikanle gevalleljes versclioond blijve.
liovendien zoii men lelangmoelen wachlen.
voordal de Drucker-uilhouw, zoodanig in
elkaar gezakl. vervallen en verweerti is, dal
er van piclurale schoonheid sprake zou
kiinnen zijn.
Seiit. ifli'i. JOH. (i.
K»
IIENUHIK l.UYI KN : I'OHI Itl-.'l' VAN KUANS VAN KL'VCK.
FRANS VAN KUYCK
JOZUE DL'POX : Gedenkpenning ler eere
van Frans van Kuyck.
Antwerpen is de stad der feesten,
de stad der stoeten en ommegan-
gen, en haar faam dagteekent niet
van gisleren. Zoo menige Pompa
Introitus werd in Latijnsch of
Dietsch vers door gelegenheids-
poiiten bezongen, en stelden de
groote Peter Paulus, en naast hem
zijn bevoegde leerling Theodoor
van Thulden zich in hun tijd niet
ijverig fe weer oni straat en plein
te sieren voor feestelijke intreden?
Die oud-Vlaamsche traditie ligt
nog zeer aan 't hart van den op
praal-en-prachtgemnlstenSinjoor.
De groole regisseur die oj) onze
dagen de traditie in eere hondt is Frans van Kuyck genaamd. Hij is schepen
van zijn geboortestad, en heeft zichzelf in den loop van den jare 1912,
Jaar van jubelen zonder wederga, overtroffen. Den 20" Octol)er 11. hebben
lalrijke dankbare medeburgers hem ten stadhuize en in de feestzaal van he(
Kunslverbond heerelijk ingehaald en hem bcsfoken met vers en proza, hem
oveiwuifd met eerel)oog en bloemenkransen, hem verheugd mel gaven van
penseel en teekenstift, mel zang en klang van Vlaamsch gelnid, en, lot bekro-
ning van dil alles, werd, naar oubollige zede, een reuzen-maaltijd aangericht,
waar, aan welvoorziene taaflen, Iroonden alien die in Antwerpen zich voelen
de echte zonen van Scaldis, de ingezetenen dezer stede van d'oude gilde-
kameren en der onvervalschle lenfe. Met vaderlandsche geestdril'l werd daar
de held des dags behuldigd.
Van dil t'eesl willen vvij vooral berdenkeii een hooggespannen vaers van
den poeel Halael Verluilsl, liel van coloristisch sap overgoten, flenrige conler-
I'eilsel door Hem V Luyleii en de leesliede uilgesproken dooi- den oudeii vriend
des helds, Max Hooses.
Onzk Kl'Nst, Dei-I XXMI. Mnaii 1»i:i
FRANS VAN KUYCK
Onze Kiinsl is gelukkig ook lets te monen bijdrageii tol die liooggekleuidc
en liooggestenide liulde, en (iaarom volge iiier liet zangeiige woord van den
grijzen Conservator van Plantin's Huis : iets van de weidsclie leestelijkheid
van dien echt-Antwerpschen dag kiinkt er in dooi', als met klinkiank van
klokken en van fijfers, van roemers en glazen, en wie dil t'eest meevieren
mochl zal ernietaan denken zonder een gullen weemoed oin al die Joidaens-
sche vreugde, die Rafael Verhulst terecht deed rijnien :
Gij vierders van dit feestgetij,
Beurt hart eii beker lioog!
Met scliooii geljaar, dal lioeft erl)ij :
Jordaeiis lioudt ons in t oog!
rfiktbrrojrnuij
iat£anbjatx)fr
92
KHANS VAN KUYCK :
ShiilHluk nit hct pruclitwcrk
« III- \Vijl< <)ii(l-Anlwcrpc-ii».
90
FEESTREDE VAN MAX ROOSES
Waarde Heev van Kiiyck,
ET /.i\\ U waarsoliijnlijk niel veiwondeien dat men mij
gehist heeft hier het woord lot U te voeren. Gij wee
toch dat sedert twintig jaar ik in zoo nienige omslan-
digheid U tor zijde stond, U werken zag en bewonderde
wat Gij deedt. Ik leerde U kennen in uw streven en
u\v kunnen en nu het nur geslagen is, waarop uwe
nu'deburgers U dank komen zeggen, zull Gij het niet
vreemd vinden dat zij mij tot hunnen tolk kozen.
Het was bij het inrichten der wijk van Oud Antwerpen, in 1894, dat wij
elkander eerst ontmoelten. Gij hebt de beugelijke maanden niet vergeten, die
Gij besteeddet aan het heropbouwen van dien brok onzer oude stad ; met
welke geestdrilt en onvermoeide inspanning Gij met den beer Eugene Geefs en
niel uwe medeleden der Commissie der wijk van Oud Antwerpen arbeiddet
aan hel verwezenlijken van wat sedert dien het ideaal zuikcr berschepping
is gebleven ; boe buis voor buis, sliaat voor slraat daar oprezen, geteekend
door U beiden, gebouwd door onze burgerij ; boe in die straten en op dit
plein zicli een leven onlplooide, dat lang geieden geleefd werd en dat men
vergeten acbtte; boe daar feesten werden gevierd en stoeten rond wandelden,
die in al bunne eigenaardigbeid, met al bun banieren en blazoenen, zich
vertoonden aan de opgetogen menigle; boe de bewoners der wijk fier waren
deel te nemen aan die feestelijklieden en ongebikkig waren wanneer er bun
geen plaats kon ingeriiinid worden in groepen of op wagens. Er was daar
een i)uiten- en een binnen-burgenieesler, een Scbepenscbap en een Genieenle-
raad ; niaar Gij waart de opperiieer, de Sellout, de ingever van ailes en van
alien. Zoo werd een kunstdroom verwezenlijkt, ojjgevai door U, genoten door
een beele slad, een beel land. Gij beweest daar voor de eerste niaal welke
drijlkraclil van U nilging. Men zag loen boe Gij. in die slad van herinnering
en weerspiegeling, seboonbeid en seliilderaeliligbeid als Grondwil liadl doen
eerbiedigen ; men besloot er uit tiat in eene slad van steen en kalk met
zooveel lionderdduizenden buruers als er daar eenbeden van duizenden
FRANS VAN KUYCK
waien, passende reglementen zoiidl welen voor le schiijven en le doen
volgen — en als bekroiiing uwer lieerscliappij in de wijk van Oiid Aiitwerpen
koos men C lot Scliepen der
jonge stad Antwerpen.
Maar het was niet het
uiteinde uwer lasten en zor-
gen, het was eerdcr het be-
^^■- — gin ervan. Gij zijt de eerste
ware Schepen van Schoone
Kiinsten geweest dien onze
stad gekend heeft, de eerste
die zijn liooge taak ernstig
opnam en al zijn kracht in-
spande om ze waardig uit te
voeren. Iviinstenaar Gij zeli'
en overtuigd van de gegiond-
heid uwer beginselen, wist
Gij ook de overtuiging van
anderen le eerbiedigen ; die
dubbele erkenning, moeilijk
om samen te doen gaan in
eene stad als Antwerpen,
deedt gij door eenieder aan-
vaarden; Gij wist ernstig
werk en vhjtige studie aan te moedigen en vrij spel te laten aan persoonlijke
vinding en verbeelding.
Dieper en dieper was de gedachte doorgedrongen dat de tijden der groote,
der historische kunst verloopen waren en dat men al goed van Eyck en
Matsys en Rubens en Van Dyck en Leys tot zijne voorouders heeft uit te
roepen, dat de stoffelijke vorm hoofdzaak is in de kunst en dat wie handig
het penseel weet te hanleeren een groot schilder is. Gij beproefdet het jonge
geslacht op den weg te plaatsen, dien het nicer en meer verlaten had. De
trapzaal van het stadhuis liet gij beschilderen met paneeleii, elk een voorn;iam
tafereel uit de Geschiedenis onzer stad voorstellende. Aan een aanl;d jonge
schilders liet Gij de wanden der scholen versieren, aan de kunstenaars
onderwer|)en ler uitvoering, aan de schoolkinderen stol' lol genol voor oo^
en geest en lot aankweeking van bun schoonheidszin vcrsclialTcnde.
Niet alleen de beslaande gebouwen liet gij vercdelen dooi- de knnsi,
ook nieiiwe gebouwen liel gij scheppen. Jaienlang was in onze stad het
gebrek gcvoeld aan een ruime zaal in hel midden der meest bezochte wijken
FRANS VAN KUYCK : Een uithangboid.
(Vignet uit het prachtwerk : < De Wijk Oud-Anlwerpen »)
92
^t^tff&$Pfr-5Bf#orniooifr$Tift5inidprrRtmiirnriidnito
I'HANS VAN KlYCK: IIl-T S 1 l-.l- KSI'Kl .
(■.i-a<iuarellpci<lc> luiili'iilekslpliiat nil lii-l iirnclilwcrli ■: l)r Wijk ()u,l -Aiilwii pen .. ( x ciklciml).
FRASS VAX KUYCK
gelegeii, wjuir de sUul luirc I'eesteii Icon viereii en li;uc tenloonstelliiigoii kon
lioiulen. Het is ;uni u\v l<i;ichld;uiii> iumdriMijfii vn inv veiniifti'; veil)indeii
JUS. POSENAKH : Het Inpijtwi-vcn
Wandversiering in een der Antwerpsche Stadsseholeii.
dat vvij de leestzaal op de Meir verschuldigd zijn waar wij alles le zaniL-n
vinden wal wij wenschen kiinnen aan riiinite en ligging. Even lang hadden
wij iiitgezien naar een weidsche groene wandelplaalsaan de stad toehoorende,
totdat door uwe niedewerking het piaclitige Nachtegalenpark ons eigendom
werd. Wij niogen L' ook dnnken voor het Vhiamsch Opera, een pnik gehonw
van stijl, dat de rijk hegaat'de bouwineester der stad optrok en dat de talenl-
rijksle on/er jonge schilders door U geroepen werden om op ti' luistercn. Het
zal een volledig meesterwerk worden van onze jonge eigen school, waar
het pas gel)oren Vlaamsch zangspel zal herklinken tusschen Vlaanisciie nuiren
en onder Viaimsche zoideringen, jong en blij, stalig of vroolijk.
En bnilen de gebouwen, op straat en plein, hel)t gij den eeredieusl van
93
FRASS VAX KUYCK
hel scliooiu", hc'l vadeiiandscli i*c'vocl wilcii ;iiiii tc vvaUkereii. Niel zoo liatisl
lieell (le jongc Iciile cie bloenieii (Iolmi l)l()e-iLMi, oT iloor iiwe zoif^cii vcisicrcii
KHANS VAN lU YCK : Zi,|<lcri Vaaiulel voor lie Ma.ilsi'liappij .< Sint J:i
(Ic (loipi'ls (IcM- vc'iistors van alle opeiibare gehouwen zich met oiithiikciide
plaiilon i-n licrcn {^roeiieiide Ijooinen langs onze straten. Slad of land vit'ieii
gevn kist of ill onafzicnhaar hinge leien dooikruist de jeugd onzer scliolen
onze slralcn, de vroolijklieid in hel liart, (k' lienduizenden tegenhuliende die
op de hooiden der siralen mel gehdi hnnne kinderen zien vooil)ijlrekken
naai(U' leeslzaal, \vaai- mel woord en zaiig hnn Mehle voor Vorst en VaihThnid
o|) pk'elilige wijze word! aangek'eid.
Zeker is dii alles niel gegaan zontk'r nioeiU' en (h'ze oniwenU'Mng in
onze zeden heelt lijd en oveiiiiiging noodig gi'had. Gij hei)l ous den slool en
(k-n slenn van nwen loisehen wil en van nw dooiziend oog geleend, nwe
kribbelvaardige liand IkhII zooveei liondeid phninen op liel papier gewor-
94
I'I'.ANS VAN Kl V<.K : l)K MAAIKR.
(Na:ir eene ooispmnk.-lijkc els)
P'RANS VAN KVYCK
pen. (lie, in een oogenlilik opgevat, dagen en maaiulen noodii^ luulden oni le
rijpen; niaai' zij zijn ei loeh i>ekonien onidat Gij 1k'I)1 aani^edronoen en door-
/ i/'o
FRAN'S VAN KLYCK : Biirgerwaclit-typen, (IS7S).
gedreven. En ook onulat wij alien, burgers van Anlvverpen, l' stennden. Bij
elke poging, die Gij deedl om onze stad een slap vooruil le lalen iloen, hel)t
Gij de medewerking iiwer medel)urgers gevoeld ; dit gal U moed en ver-
troiiwen en, al was de strijd sonis wat lang en hardnekkig geweest, de zege
was aan liel einde en deed de moeile veigelen, die liij gekost had. ^Vij zijn
hier bijeengekomen om openlijk geUiigenis te brengen van onze gehecht-
lieid aan U, om U le veizekeren dal wij U volgen zullen op den weg die
Anlvverpen leiden zal naar wat wij aanzien als hel einddoel eener gioote
stad: eene stevige vesle, rijk en machlig op sloll'elijken grond, stialend en
heerschend op verstandelijk en scheppend gebied. Wij zullen U steunen
wanneer Gij aandringen zull op bet uitvoeren van hel gedenkleeken aan
95
FRANS VAN KVYCK
onzen grooten zanger, Peter Benoit en van ihil aan Jaii Van Rijswijck, onzen
ongeevenaarden spreker gewijd.
I)c Kiipcl 111 lie « Wljk Oud-Antwcrpen ...
Wij licrdi'iiken licdeii meer hepaaldclijk wal wij laalsl samcn nu'l V
liel)l)en veriiclit : wij liel)l)cii Conscience lici-daclil en de l)Iijde inlrede van
ons K()nings|)aar gevieid. Hel leest van ('onscience is ecu volksfeesi gcvvecsl
zooals misschien oiizc vooiouders er ecn aiider gekend licl)ltcn in 1<SI(), als
zij de diieiionderdsle veijaring van Hnhens' alslerven iierdachlen, inaar
zooals wij er in onzen levensloop geen Iweede gezien iichben. Die aigenieene
96
^
FHANS VAN KUYCK
losbarsting vnii dankhnarlicid voor clcii man die ons volk leerde lezen, die
nicer dan wie ook l)ijdroeg (ol de lieiophenring van de Viamingen ; die
KUANS VAN KUYCK : nnclpischcicliiinslciOicn voor do lerlcn vnn liel Acadeniiscli Koips'van Anlwerpeii.
duizenden en duizenden biaadjes van beeltenissen aan elk venster tentoon-
gesteld, die spreiiken van iof in enkeie woorden nil iiet liait gevloeid ; door
niemand voorgezegd of opgegeven, niaar klinkende met den natnuriijken
vollen klank des genioeds : hel was de uitdrukking van bet eigen innig gevoel.
Gij bebt bijge(hagen wal knnsi voegt bij gevoel; de inricbling van den
stoet, waaiin (iij aan de l)uigersgroepen gelegenbeid gaafl te bewijzen hoe
zij Conscience gelezen en verstaan badden en wisten te doen oplrcden in
levenden lijve wal liij me! de pen geteekend bad. In de lenloonstelling van
alles wat bij scbrcel", van alles wat aan bem berinnerde, wat de vooibode
zal zijn van bet Museum dal zijn beiinneiing voor ons bestendigen zal ; in
97
FRANS VAN KUYCK
de heruitgave van zijn Leeuw ran Vldandercii, die vcreeuwii^eu inoel <lc (icic
geslalteii van de vleeschgeworden verlegenwoordigers der vadeilandselie
lielden : daarin vonden wij iiw werk en vvij Uonden niel de (".onscienee-feesten
herdenken zonder dal uvv naani al dadelijk op ieders lippeii kwani.
En l)ij die meer bepaald Antwerpsclie feeslvieiing kwani zieli de nicer
algemeen Vaderlandsclie plechtigheid vocgen. de Biijde Infrede van ons Jong
Vorstenpaar, die Gij met iiitzonderiijken praal wist te onigeven. Hel vooibij-
ti-ekken van de Schoolkindeien oj) de Meir, de onfvangsl van den Handel op
de Bears, van den Stederaad op het Stadluiis, van de Lelterknndigen in de
Conscience-tentoonstclling, de Avondvvandeling door de verliclite siraien : dil
alles heefl ons vorstenpaar een wijie niel ons doen leven. Wat ons iiet diepsle
Irof door haar kiinslschoon was dc ontvangsl van hel vorstenpaar in de
leestzaal. Wij zien nog het dozijn paren juffers geschaard op de trede te
midden der zaal, cene liloeni in de hand, begeleid door kleine hanierdragers.
Een eerste koppel der hloemendraagslers daall van de trede neder en begeet't
zich met zijne begeleiders naar de koninklijke zelcls, daar buigen zij en leggen
luinne bloemen necr voor de voelen der koningin, verwijderen zich naar
beide zijden en keeren dan lerug naar hunne plaats. Een Iweede en verdere
paren volgen en gaan en komen onder geruisch van zang en muziek ;
een zangeressenpaar heft een feestlied aan, een begaal'de vertolkster van
dichlwoorden spreekt de hulde van de menigle nit — alles bracht ons een
oogenblik in den waan dat wij niet meer in onze goede Vlaamsche stad,
maar in het onde Athene feest aan het vieren waren.
Wij hebben die hengelijke slonden niet kunnen nocb willen laten voor-
bijgaan zonder er eene duurzame herinnering van te behouden, en aan eenen
gcvierden aniblgenoot hebben wij opgedragen nwe beeltenis op bet dock te
Itrengen, opdat het zij de verdnurzaming van de erkenlelijkheid nwer mede-
burgers jegens U. Wij spreken den wensch uit dat Gij nog lange jaren U nioogt
verheugen in die geiiechlheid, dat wij nog dikwijls mogen samenwerken en
het Vlaamsch Anlwerpen zich nog lang moge verheugen in het bezit van
zijnen geliefden en geaeiilen Sehepen van Sehoone Kunslen.
OUD=ANT-
WERPEN
mmmmm Wat ^ d e ^ st a d
Antwerpen m WAS
IN M DE ^XVTM EEUW
I m DE €^ STRATEN ^ EN ^ DE S HUIZEN
EN vindt voor het eerst melding gemaakt van Ant-
werpen in 650. Toen bestond er aan den oever
der Schelde ' Aan de Werf » , op een lichte verhef-
fing van den grond, eene Burcht, waarvan de muren
gedeeltelijk nog bewaard zijn en die in tijd van
oorlog een veilige schuilplaats voor de bewoners
der streek en in tijd van vrede een middelpunt voor
den ontkiemenden handel aanbood. De sterkte w^erd in de negende
eeuw verbrand door de Noormannen, die haar herbouwden en
bezaten tot in het begin der tiende.
Dit oudste gedeelte der stad, zooals het staat afgebeeld aan het
einde van dit hoofdstuk, met zijnen zwaren vierkanten toren in het
PRANS VAN KUYCK : VERKLEINDE AFBEELDING EENER BLADZIJDK
LIT HET PRACHTWERK : . DE WIJK OHD-ANTWERPEN ..
«L^S^
^t
W^^
I70
2^S
^^
5^^
32
^^^
i&
^s
^m
^g
^s
r^
1
S^W
M^
^^Q
^M
^^p
IM^
g^^J
1^
BIOCHAFISCHR AANTREKENINGFN :
Frans v:ui Kuyck werd fieboicii te Anlwerpen den 9 Jimi 1852. Hij wns leerling van
/ijn vader-, [>ouis van Kuyck, en van zijn ooni, den beroeniden landscliapschilder
Francois r.aniorinieie; hij vollooide zijne studies aan de Antweipsche Academie.
Voor t eersl slelde liij lentoon o]) de i^ricjaarlijUsche Tentooiislelling te Antwerpen,
in 18~3; liij verwicrf de gouden niedaille op de Tenloonstelling te Gent, in 1880, en de
Groote Reremedaille op de Wereldlentoonstelling te Antwerpen, in 1894.
Als landscliap- en fignienschilder zoclit liij zijne onderwerpen vooinaiiielijk aan de
Sciieldeboorden boven Antwerpen, in de Polders, in de Antwerpsclie Kenipen. Onder zijne
sehilderijen vernielden we : Hooilijd, 1879. en OonsI, 1880, (Mevr. Victor Lynen, Brussel);
de Hoiithdkkers-faniilie 1888 iKon. Museum, Antwerpen); Halte in de Kenipen. en Kempische
IweiJc niel hnonupuird, 1892 (de Heei- Aul)an-Moet, Rpeinay); de Hoiilhakkers, 1905 (de Heer
F. Spetb, Antwerpen); Dninen le Calnipthoul, 1910 (Wereldtenloonstelling Brussel; de Heer
De la Haye-Racliet, Parijs), verder tal van landscbajipen met figurcn, portretten enz.
Zeer vruchtbaar is van Kuyck als leekenaar; hij illustreerde bet Album, in 1875 door
den u Olijftak » uitgegeven; de Novellen van Doewa, de Nooellen van Virginie en Rosalie
Loveling, de Kermesses van Georges Rekhoud ; hij teekende lallooze diploma's, feest-
adressen, disclikaarlcri, affiches; ontwierp slraatversieringen, praalwagens, costumen,
vnandels, kunstvoorwerpen van allerlei aard. Hij voerde ook een aantal etsen uit.
Van Kuyck was de ziel der « Wijk Oud-Aiitwerpen » weike op de Antwerpsche Wereld-
teritoonstelling van 1894 znlk reusachtig succes verwierf, en lot nog toe onovertrolTen is
gel)leven. Gevels, uitliangborden, belimnieringen, meubelen, warden door hem ontworpen
en geschetsl ; geen stoel, geen kleedingstuk, geen voorwerp hoe gering ook werd er
gebruikt, of liij gatci- den jnisten vorni aan. drukte er deit warcn stenipel op. De herinne-
rir.g aan deze vergankelijke reconstructie wei-d l)ewaard in een prachtwerk, dat hij zelf
illustreerde en waaivan iiij, in samcnwerking met wijlen Paul Buschmann, de typogra-
lisclie uitvoering verzorgde.
Fians van Kuyck is sedert 1889 I.eeraar bij de Kon. .\cadeniie van Schooiie Knnsten te
Anlwerpen, en sedert 1902 lid van bet Academisch korps aldaar.
In 1890 werd hij Gemeenteraadslid, en in 1895 Scbepen van -Schoone Kunsten der .Slad
Anlwerpen.
.\anleekeiiingen over zijii ieven en werken vindl men o. a. In Sirel's Diclionnaire des
Peinlres, in de (.hroniquv des lie<uix-Arls, van 5 Aug. 1880 (L. Van Keymeulen). in De
Vlddnische School 1889, biz. 97 (Ma.\ Roosesi in Oiide en Niennie Knnst, 1896 Deel II, biz 185
ivan dezelfilen scbiijver), in A'o.s- (irlisirs AniH'rsois, 1898 biz 255 (G. De Giaef) enz.
Red.
99
DE SCHOORSTEEN
AAR kail de .schoorslecn niet van rooUeii » « Waar de
schoorsleen rookt is hel goed vrijeii » « van liel'df rookt
de schooisteen iiiel », « Het is vvn waiuk-leiide sclioor-
steeiiw: spieekwoorden gevariecid door hel overhe-
kende « Eigen haard is goud waard, » enz. dergelijke
zeggeii hoe de schooisteen in onze woning een ding
van heteekenis is; een gewichlig element van ons leven.
Wat zon liet huis in onze noordelijke landen (hui ook zijn, zonder
schoorsteen : een lichaam zonder orgaan, een on))ractisch en onhruikbaar
ding.
Zou het een gewaagde stelling nioge iieeten <> de stookphials » ais het
l)egin onzerwoning te noemen'.'We kiinnen ons indenken hoe de oermensch,
eenmaal J)ekend met het niaken van vniir, dit op de nicest voordeelige wijze
trachtte zich ten nutte te niaken, door oni het in de open hiclit aangemaakte
vuur, — waaro|) iiij z'n voedsel bereidde en waaraan hij zich warnide — a!
ras eenige bescinitting aan te brengen. Daarna bracht liij iict vuur l)iniien z'n
holwoning, en hij zal gctracht hehhen de rook at' te voeren door een ot'andere
opening in den bovenkant van (hit hoi. Zien we dit zell'de beeld niet nog
bewaard in de plagge hut op de heide en de allereenvondigste boeienarbeiders
woning? Het vuur wordt op iiet micUk'n van den vloer in de hut aangemaakl,
eu slechts een eenvoiidig gat in het dak der hut dient als trekgal voor den
opstijgenden rook. Dat de rook zich z6o gehoorzaaiii gedraagt oni regelreeht
naar boven door dat gal naar builen te gaan, kunnen we ons wel voorstellen
(hit niet l geval zal zijn. Deze primitieve slookplaalsen zuUen dan ook verre
van aaiigenaani zijn, door den zich in de hut verspreidenden rook, (iaan we nu
de geschiedenis van den schoorsteen iia; dan nierkeii we, dat er steeds met
den aivoer van den rook geworsteld is. In een vcrder stadium van ontwik-
keling zien we, oiii de vunrplaten, die nu aan een der wanden geplaatst
wordt, beschultende muurljes aangehraclit en slechts tot op zekere hoogle
open om daarna in een geslolen kanaa! of scliaclil over le gaaii ; en ziedaar
hot type van schoorsleen onlslaan, dal nu nog op alii'iiei wijze omgewerki
als de universeele vorni, eikeiid en loegepasl wordl.
UK)
A MBA CH TS- EN XIJ \ 'ERHEIDSK I XS T
Als we de gescliieiienis dor l)()iiwl<imsl luigium
zieii wo die aanviiiikclijk zoo sinipt'le slookplaals
door den loop dcr tijdeii lot eeii gewc-ldig sluk van
decoralieve kunsl opgevoerd. Tot welk rcii s_vml)ool
van huiselijkheid zieii we reeds in de niiddeleeuwen
de schouw of schoorsfeen gevormd. De schouw is
een overwegeiid sierend deel van de kamer gc-
worden.
Een algenioen type, met kleine at'wijkingen, ken-
iiierkt de niiddeleeuwselic scliouw. Hoe i)etrekkelijk
eenvoiidig is deze grondvorm : een niet diepe iiis
de nuiiii' ingeboinvd, met aan weerskanten, van den
vloer tot op nianshoogte rank opgebouwdo zij wan-
gen, wier boveneinde nog lets slerker naar voren
zicii ontwikkelen en consoles vormen waarop een
laty rust, die wederoni de kap of rookscliacbt draagl.
De seliacht ot kap wordl nieestai naar boven lor
vc'inauwd
lot op iiel
])untwaar
SclUKIlstCfll, \\ .-.■uw.
de Zolde- (I-nigmeiU uitinn l«o.-luik
, , uitd.'schnol van M, 11111110.
""8 I'^'l inl„lMiiM.uniU-.\nUv..,p..n.)
eigenlijke
rookkanaai raakl.
De nieerdere of mindere rijk-
doni werd in de versiering en de
kenze van iiet niateriaal gevonden.
Door het oordeclknndig aanbrengen
en een areliitectoniscbe verdeeling
van bet lange niiuuviak, ontstond
door de nieerdere of mindere voor-
sprong der sclioiiw een scboone
en gezellige at'wisseling van liebt en
sebaduw.
Zoo als de middeleeuwsebe
bonwmeester liaar wist aan te bren-
gen l)raebt zij wijdiiig in be! vertrek
als liel altaar in de keik. Met bijna
evenveel liel'de en eerbied als dit
laalsle zien we baar in de middel-
Schnorsloen, xvir ci-uw.
(Kragmcnt nil een scliildeiij van Cdiii
in dp vtTzamcling Six te Anisterdiinil.
101
AMBACHTS- ES NIJVERHEIDSKUNST
ociiwsclie woniiig aaiigebrachl on versicid, ZiJ vvcid als liel ware licl syiiilxx)!
dcr liuiselijklieid en liezcllii^hcid.
\'aii liaaiging een scluxiiilicid nil die
zicli slrcng en tocli lievelijk aaiislool l)ij
dc Iradilioneele voimeii dei- ramcii, de
kk'iii- der ijlaveien op den vloer, de
nienbelen en liel luiisraad. Hoe aan-
Irekkelijk, luii.seiijk en vredig, liel)l)en
de primitieve schildeis, die verliekken
voor ons levend gehouden, door ze o|)
zoo nieesleilijke en gevoelvolle wijze op
hunne sehildei'ijen at' le nialen. Hoe
nioelen zij ontroerd zijn geweesl doorde
schoonlieid dezer woningen, schouwen
en dat huisraad, om hel zoo te seliilderen
dal wij na zoovele eeuwen, nog weer
niede die sciioonlieids-onlioering Ijele-
ven kunnen l)ij de aanschoiiwing luinner
meesterwerken. Maar ook, lioe Ijewijsl
dit tevens de volinaaktheid dier aiclii-
tectuur, die eenheid in de veelheid. Alles
wal men niaakte was zuiver doortrokken
van den tijdgeesl, van liel innig samenle-
ven met de keri(, die op alles haar stem-
pel dnikle en hel gelieeie leven dier lijd
belieeischte.
In ^\L'n aanvani^ der IB'' eeiiw, zien we heel andeie voinu-n naai- voren
ircden. De lijdgeesi is veranderd. Hoewel de let'ormalie wel nimnier zoo
sli rk lol iiiliiig in <le kunsl is gekonien, als dal le voren hel geval was met bet
kalholieke geloot, loch hlijkl nil dc vornieidveuze dat men brak met een
vormenlaal die al le vecl verbondcn was mcl dc moedcrkerk.
Hel sirenge doginaliselu' karaklcr, dal lui niiddelceuwschc vertrek
kcnmerkl, maaki plaats voor een nicer weelderig karaklcr. Ook de schouw
ondergaal die vormverandering. Wel blijll dc oorspronkelijkc opzet nog
duidelijk waarnecmbaar, docli men vcrvangi dc scluiin naar bovcn loeloo-
pendc scbaehl door ecu rcclilc. Dc zijwangcn, voorbcen ceii inel den nuuir en
sleehls weinig naai voren in hel verlrck springend, wordeii weg gelaten
en sleehls pilaslcis hliJM'n over ol Icii dcclc vervangen door vrijslaande
(•(ilonnncn.
Dc ki'rkcliilic allriltiilcii worden vervangi'n door aan i\v llaliaansehe
Schoorlecn uit het kasteel Zuyleste
Leeisuiii (Nedeiland).
AMBACHTS- EN NI.fVERHEIDSKVNST
reiuiissniice lieiimuMi-ndf onianu'iilt'ii. In plaals van oenvoudig een schoor-
sleen le zijn zondoi' nu-er, word! (\v arthik'clnnr zoo uilgewei'kt, dat men zoo
waar de arcliilecliiinvorim.'ii die men
voor het uitvveudige geljoiiwgebrnikt ool<
aan de scliouw tocpast. Men ziel aan de
16" eeuwsclie schoiiw de overslekenile
kroonlijst met walerlioUen en terugs|Min-
gende tViezen, enz. P>n schoonlieid van
andere orde treedl naar voren.
De verandering in den vorm der
schouw is eclilei" niet alleen te zoeken in
het l)reken met de golhische vormen-
spiaak, doch ook voor een deel in de
practische oplossing van het rook vraag-
stuk. Ontegenzeglijk heeft men ook bij de
(iothische schouw steeds te worstelen
gehad met den rook afvoer. Veel van het
aangenanie en gezellige van het open
vnur en de hoog opgaande vlam zaldoor
den rook, die ook zich min of meer door
het geheel vertrek verspreidde, weg geno-
men zijn, ja zelfs hindcrlijk zijn geweest.
De verhoudingen worden om dat euvel
te gemoed te komen, veranderd. De man-
lei wordt lager gemaakt, en de schouw
verhreed om daardoor zooveel mogelijk
den rook door het kanaal opgezogen te
krijgen. Ook het optrekkeu van het roolc-
kanaal ondergaal verandering, werd dil
in de middeleeuwen onmidellijk naar
buiten gebracht en langs den gevel opgemetseld, in de renaissance, voert men,
op grond van constructieve verbeteriug, het rookkanaal l)innen den gevelmuur
naar het dak. Hierdoor moesl de schouw diaper gemaakt worden en werd de
rechthoekige vorm de aangevvezene. Door deze vormen ontstond groote opper-
vlakte waaraan de ornanientist dier dagen zijn kuncle kon i)()t vieren. De
friezen zien we al rijker en rijker bewerkt worden. Was de middeieeuwsche
schouw uitsluitend van steen vervaardigd thans zien we iioulcn ommante-
iingen toegepast. Meestal marmeren pilasters ol' dito colommen dragen de
schacht die met een houlen tries afgedekt, met i)reed vooruitspringende
lijsten omtimmerd is. De hierbij al'gebeelde schouvven laten zien welk een
1 hiiis I,- AmsU-nlani
(Keizersgracht, 224).
103
AMUACHTS- EN NIJVERHEIDSKVNSJ'
schoonheid ook in deze voi-ineiispia;ik lieifiUl is. ifi'l slicvcii luinr nicer |)i<'i:il
sprceivt er collier (iiiidclijk nil.
in dc zcvcntiende eeuw
zien \vi' weer iindeie vornicn
ii;i;n' vorcn dringcn, dc ornn-
nicnlalic wordi nicer in<<c-
dceld in valvJKcn. I)e opoiiandc
Jijncn woidcn liekroond door
ix'cldiioiiwwcrken. Dc zij-
wangcii nit dc i*otliiek komen
wccr, oiidcr ;nideicii vorni, de
jiilcisters en coloninicn ver-
dringen. Ook deze vorm der
scliouw zal wel weer ten deele
door iiet rook vraagsUik ver-
oorzaakl zijn. De zijwangen
wordcn in lie! zelfde of nage-
iioeg zelf'dc vlak van de recht
opgaandc scliacht (boezem)
a;nigcl)raclil en daardoor de
slookplaals l)Cj)crkl lot con
lage opening aan dc voorzijde.
Dc slookplaat wordt vervan-
gcii door ceil slookijzer d.w. z.
ccn zoogenaanid vunrniandje
van ijzer wordt onder de
scliouw geplaatsf. Ook dit
i)lcck nog nict afdoende voor
dc rookphiag, siccds pi-acli.sclicr wordI deze piaag i)cslrcdcn, en liet stookgal
daardoor al kicincr. Kr wordI a! nicer en nicer van dc oorspronkelijke schoon-
heid del- schonw ingeboct. We zien sclioiiwen niel ijzcren denrljcs lot stand
koniiii en ccn vniirmandjc op rails oT ids dergclijks. Aciitcr deze dcnrljes
word! licl xunrniandjc nicI dc brandstof geplaalsl oin zoodra dc lirandslol"
voidoendc is doorgclirand, dc deurtjes te o|)encn en hel vuurniandje iiaar
vorcn Ic halen. Dit is wel als liet eersle verschijnsel aan Ic nierken waaruit
onzc legenwoordige inshiithaard voortkwani.
'i'eneinde deze laalste geinakkelijk te knnncn aani)rcngcn wcrd dc Itoczcni
alweer ccn sink lager lot den grond getrokkcii en is dc vorni gcgrond die wc
ini als algcinccn, docli Icvcns karaklcrloos din'' kcnncn. Dc sclionw liccll
II. p. Hi:iU.A(iK : Si Ik
AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST
SMITS & KKI.S; Scliooisteer
opgc'lioiuien le l)esta;in, (ie sclioorstecn is lui niels mecr dan een kaiiaal
waaraaii een verleiigstuk van ij/.i'r is gcnuiaki, waaioi) do haard van ijzer
aansluit.
Het rookvraagstnk schijnl iiier niede opgelosi lo /ijn. Rookondo sciioor-
stcenen, d. w. z. die in plaals de rook naar builen, ten deele naar hinnen
dooilalen, komen niet nieer voor, tenzij er een gebrek aan is. De tradilioneeie
105
AMBACHTS- EX NIJVERHEIDSKVNST
brecde boezcni is echler eeii
leiigen geworden, ten minslc
als de schooisteen op de begane
grond veidiepiiig is aange-
bracht. Thaiis worden de kaiia-
li'ii dcr verschillende verdie-
piiigen zoo veel mogelijU naasi
elkander tot bet dak doorge-
Irokkcii en beeft dus de breede
boezein op de verdiepingen
eenigen zin. i
Ondanks de verwording
vail deeeiiszooscboone schouw
tol (iesclioorsteeiimaiilel zooals
we dezeiii oiizen tijd gewoonlijk
zien aaiigel)iacbt, blijft destook-
plaals als gezelligheidselemenl
een onmisi)aai- ding in de ka-
mers. Er is tbans een streven
oni,niidecentrale verwarmings-
ladiatoien nieer eii meer hel
systeem voor verwarming wor-
den, de schooorsteeii in de ka-
nier geiieel weg te laten. Prac-
tiscb geredeneerd sCbijnt daar
niets fegen in te brengen te zijn,
daar dit verwarmings systeem
slec'htseen stookplaats noodza-
kc'lijk niaal<l,zou deschoorsleen
in icder xcrliek een iiiderdaad
gSw* jjsgtt'i ' Jl^^^^^tflltai overixxlig ding, een ding nil
||PR.J^^^K ^^I^^^^HPI^^ geworden zijn. Maar
I'cn verlrek zonder de tradi-
lioneele sclioorsleen is loeb niel
zoo gezellig, zoo intiem le ma-
ken als een met sclioorsleen.
Hel zoii (Ian ook zi'cr le belreuien zijn, als inik'i'daad de sclioorsleen en de
sclioiiw gelieel nil onze V( iliekken gcl)annen zoii worden. I lei is aan de
kiiiislenaars oni le slrijden vooi- liel beiioud, le meer daar er praclisclie
gronden voor dit beboiid zijn aan te voeren.
JAN IISI.M.IJl.l !■ I.I.
106
AMBACHTS- EX MJVERHEIDSKUNST
De centrale verwarming is zeer zeker een praclische, voor voortdurende
vol warming en is een heeilijke oplossing (e noemen, waardoor de toch
.lAC. VAN UEN BOSCH : Schoorsteen mel i
rii-MiIkachel.
meeslal leelijke vulkachels en z. g. vuliiaarden bedreigd worden, docli er is
een niaar aan,.zooals er aan ieder ding hoe volniaakt ook eon scliadnwzijde
is. De voor- en najaars avonden knnnen in onze noordelijke landen sonis
aardig frisch zijn. Op den dag is liet dan vaak lekker liiw weer en vraagl men
niel naar kunstmatige verwarming der vertrekken. en wordt dus de centrale
verwarniing iiilgelalen. Is liel dan geen uitkomsl in de gelegenheid le zijn
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
's avonds bij een gezellig knappend vuurlje te kiinncii gaan zilteii. Dc sclioor-
steen kunnen we dan in het vtMirek niet niissen! Gelnkkig zoggen wij, want
daardoor kan er een prachtig decoratiet'
moliefin de kamer behouden blijven.
Maar dan moet er weer een ding van
ware schoonheid van geniaakt, en gebro-
ken worden met de eilendige verwaterde
voini zoo als die nog thans in de meeste
bnizen wordt toegepast. De modeine
architect en kunstnijveraar kan daar z'n
krachten aan geven, en de stookplaats in
het vertrek weer in eere herstellen. Zeker
zal dit bijdragen tol de gezelligheid van
het ieven, en het hoekje bij den haard
menig genotrijk oogenblik aan de men-
schen verschalfen. Wei is waar wordt
door het toepassen van centrale verwar-
ming en tegelijk het aanwezig zijn eener
sehonw in een vertrek, de schonw ten
deele een louter decoratief element maar
dan een even onmisbaar decoratief ele-
ment als een lichtkroon, een radiator-
bekleeding en dergelijke.
De hierbij gevoegde afbeeldingen ge-
ven eenige schoorsteenen en schouwen
op moderne wijze opgevat te zien. Bij de
meeste zal men nog de traditioneele vorm
gehnldigd vinden, hoogst waarschijnlijk
omdat dit de universeele vorm is, even
als een stoel en tafel en meer dergelijke gebruiksvoorwerpen, een onomstoo-
telijken vorm hei)l)en uit de noodzakelijkheid van het gebruik geboren. Toch
weet men niet wal in dc toekomst verscholen ligl, en is het de taak van den
knnstcnaar naar nienwe vornien te zoeken. Wie weet onlstaal er weer een
type van schoorsteen dat zich kan meten met de classieke schoonheid der
middeleeiiwsche schonw, echter dan meer aan onze i)egiippen van hvgiene
en pracfisch gebruik beanlwoordende.
Men Irachte dan ook niet de onde vorm weer te handhavin, want dat
zon de wijzer terng draaien zijn, en even dwaas, als dat er thans nn de
machiene-weerteciiniek zoo geperl'ectionneerd is, dat er om zoo te zeggen alles
WILLEM C. BROUWEK :
Schoorsteen in aardewerk
108
AMBACHTS- EN XUVERHEIDSKCXSr
mede gedaan kaii wordcii, men wcer leriig j>aal lol liet nieesl primilievc
haniiweven.
Xei'ii wo mot'lfu nicl teriig gann niaar al le veel is lieze weg reeds
COHN. VAN DKK SLUYS : Scliets vooi ei-ii ^^■hoo^sleen ;
mahnnie Ijetimnierinn met gii.js manm-u-n platen.
betreden. Alle niogelijke slijlen worden thaiis nog weer eens herkauwd, als
of er geen nienw voedsel le vinden is.
Uit onze korte besclioinving van de ontwikkeling der seliunw bleek, dal
iedere tijd eigen vormen scbiep, de eene traaicr wel is waar dan de andere,
doch in ieder geval eigen vormen. Slechts onze karakleiiooze, de jonge
Iwintigsle eeuw wil nog maar steeds l)U.iven leien op oude roem en daardoor
onde vormen nabootsen. Knnnen we niet dadelijk een zoo scboon ding maken
als een middeleenwscbe scbonw was; goed dan maar wal minder IVaai
beginnen. Maar in ieder geval beginnen met eigen vormen, gesleund op de
109
AMBACHTS- EN NIJVERHEWSKUNST
II. I'. DKIil.AC.E: SchoorslLiil larl lui:inlk:i.:lR-Uj,-.
Iniditic-, le .sche])peii, dil is dc eenige weg om dc schouw weer tot liet ge-
weiisclite schoonlR'idsvoorwcip te ninken.
Mogelijk l)ic't'l<t er dan weer eeiis eon tijd atiii, vvaann onze vertrekken
lot zulk eeii compleetheid van bij elkaar lioorendc vormen wnrdt opgevoerd
dal cen iiioiiwe sclioonlu'id verrijsl dir oiis ontroerl, zoonls eeii middel-
eeiiwsch verlrek de kiiiisteiiaars oiiliocrde, die iiim seiiooiie sthilderijeii nan
oiis acliler Helen.
.I.\<.. VAN i>i;n ik)s('.ii.
^"^3^j^:c^
no
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RRESPO N D E NTEN)
QD UIT AMSTERDAM an
KNTOONSTELLlNd VAN
SCHII.DHHI.IKX DOOR
ANTON DIRCKX IN 1)K
KUNSTZAAI. VAN DEL-
I)1-:N t. I'lXliMKKH 1912
■♦-y Bloemeiiserie, I^a
Richesse des Fleurs,
Bloeinen in de Duiiieii, Lentepracht, Bloe-
inenhof eji Bloeiiiciipail... ziehier eeniye
iifimen van schilderijen, die u iets voorloo-
veren van de sclioonheid, die Anton l)ircl<x
zocht... en vond. Zuike schooidieid nil de
verf le haleii, 't lijkt zoo simpel en l is zoo
moeilijk: lioeveel vrouweti iiebbcn de bloe-
meii innig lief, en toch, hoe vvciiiige kiiniien
ze zoo schilderen dat daaiuit liaar liefde
blijkt, — door kunst geadeld Dit isjuisl de
moeilijkheid : het gevoel aesthetiscli te ver-
fijnen.
Anton Dircks ziet niet de bloenien afzoii-
(lerlijk, zoo, dat ze in haai- type en karaUler
voor oogen staan, iiiaar, verzol op li:i;ir
kleur en weelde van bloei, zoekt hij luiar
ovei'dadige veellieid en l)ontlieid op in de
natuur, of, waar deze nog niet overdadig
genoeg is, in serres en bloemengaarden. De
groote Azalea-serre der Rotterdaniscbe dier-
gaarde heefl hij gezien als een ontzaggelijke
'zwerm', als een lichte 'wolk' van bloenien.
Een dock van enornie afmetingen geiuigt
van zijn pogen. Volmaakl geshuigd is hij
wel niet, maar toch dwingt zijn arbeid
eerbied af.Beter geslaagd is hij in zijn bloesc-
mende landschappen, waar t lichl van zon
en zoiner iets leeslclijks hccl'l. Groole lichl-
werking verkrijgl liij door laliijke kant-
lichten op de dikke verl'schubben. Sonis
zijn de Ijloenien als 't ware geboetseerd in
de verfpate. Dat de sclioonheid overal • nil
de verf gekomeii is -- zooals boven gesteld
werd — mag niet beweerd worden, maar wel
een wonder is t, dat het den schilder gelukl
is met zulk ecu werkwijze een ' realistisch
luniinisme', oni 'I zoo eens kras te zeggen —
in iederen verfklodder een bloem of een
bloemlros boelseerend, niet alleen licht,
maar zelfs hier en daar bloesemende liclit-
schittering vol schoonheid uit de verf le
halen. Dal hij zich nieer dan eens vergist of
zicli met een ten naastenbij vergenoegl is te
wijlen aan een nog onzuiver kleurgevoel.
Dat hij eclitei' zijn smaak nieer en nicer op
zijn reizen wist te onlwikkelen, toonen
enkele Fransche en Italiaansche landschap-
pen, waarin een zuidelijk luniinisme met een
Nederlandsch lealisme, wondeilijk goed
blijkl samen te gaan, verlevendigd als beide
blijken te zijn door een zweempje van
lomanliek.
Blauwe meren, zonnige luchlen, bloese-
mende of veelkleurige landschappen, —
veel hiervan, al is 'I soms maar even aange-
(luid, is niet noodig, om de illuzie van iets
schoons le wekken. Dat deze toerist eene
kunstzinnige ziel als metgezel liad,stemt ons
dankbaar.
^9) '5,fj 2^»> ^9i ig,f5 a^fb a^ ag,^ ^Wt ^9i ^9>
TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN
DOOR MEJ. LIZZY ANSINGH, G. VAN
NIFTERIK, A BRIET EN S. GARF, BENE-
VENS VAN EENIG BEELDHOUWWERK
VAN TJIPKK V1SS1;R IN DEN LARENSCHEN
KUNSTIlANDELg; DiiCi-MBKH 1912 /0». Met
haar poppen-schilderijen heefl iMej. Lizzy
Ansingh veler harten veroverd. Niet alleen
111
KUNSTBERICHTEN — VIT AMSTERDAM — UIT ANTWERPEN
' harten ' — te weten de liarlen van grootc
menschen die kiiuiercn blijveii, — maar
zelfs ook 'geesten', eii wal noi> het mecsl
zegt : zelfs (ie moeilijksl le veroveieii
geesten : die der critici. Van al haar pop-
pen-comedies, want ze spelen alle lieel
lypisch liaar rol, lieef't dan Het gete Geinuir
hel nieest gezegevierd. Het gele Getmar lieefl
Frankrijk, heefl liecl Parijs veroverd. Tout
Paris — dat zijii dan eenige tienlalien, maar
(Icze vertegenwoordigen dan ook Parijs en
meer dan Parijs, d. i. de wereid - sprak
cen klein tijdje van « les poupees de Mile
Ansingh ». Tocn wentelde de wereldgol!
over Parijs weer duizeiuimaal licen en dni-
zendmaal kwamen weer andeie namcn,
andere comedies, andeie gevaren. Maar
loch kreegtout Paris even een blijden sclirik
— de kunst verlilijdl altijd — door « le Peril
jaune », de groole « belie japonais (ou clii-
nois?))), die de verscliillende Europeesche
bebes van 't tooneel at' kijkl, zoo, dat zelfs
Arsene Alexandre in de Figaro ervan
spreekt. Zoo erg is de opzet eigenlijk niet.
Maar wat een levenswijsheid, — waar zeker
een greintje humor door gemengd za!
geweesl zijn, — van de schilderes om juisl
daar mee te Parijs le verschijncn ! Zij mocht
(lit : om haar buitengewoon kleurgevoel en
bijzondere scbiidersverfijning ; terwijl zij
zelfs een psychologisclie kern weet te leggen
in haar poppen-looneeltjes Ue Oiigeiwode
GasI, de Priiwessen, de daiisende Poppeii :
ze zijn zelf nicer dan wat ze schijnen. Ook
als portrel-schilderes hecft zij vcrdienste.
I'jikele zwakke stukken tusschcii het 21-lal
tentoongestelde docn blijkcn, hoe zeer zij
is vooruil gegaan in weinige jarcn !... Au
revoir in Amsterdam... et :"i Paris !
(i. Van Nifterik had wijzei- gcdaan als hij
zijn werk — een 46-tal schilderijen — niel
ten toon gesteld had in de iiabijheid van hel
van kleur-zuiverheid en -verlijning getui-
gende werk van zijn kunslzusler. Hij heel't
vaak een paarse kleur in zijn landschappen,
die Mocli natuurlijk, Jiocli sesllieliscli is, lei-
wijl lalrijke misteekeniiigen, met name van
(le koeien, bederven sval er soms aan gevoe-
ligheid en sleniming in zijn laiidscliappcn
aanwezig is. In enkele sludies naai- de
iiatuur, b. v. Her/'stoclilend (21), Geldcrsrh
F^andschap 126), Geldersche lieek (46), Voov-
jaar (49) en Limburgsche Vallei (52), is edit
iialnurgevoel, cen enkele maal zelfs natuur-
poezie riccrgelegd; maar al le dikwijls ver-
genoegl hij zich met wat valsch pathos en
gcefl hij toe aan een neiging voor een bij-
zondere kleur, waar geen aesthelisch gevoel
in necrgelegd kanzijn. Rn dan de teckening!
— Zelfs in een impressionnistisch schilderij
is de teekening een deugd, — die in 't ver-
borgene weldoet.
Wat de teekenaar in den schilder vermag
toonen A. Briet en S. Garf. Zelfs opdringerig
is de lijne teekening bij den eerste; zij dringt
bijkans den schilder oj) zij en de stemming
meleen Dal fijnheid geen kleinlieid behoeft
le zijn en met psychologische verfijning kan
samengaan, heeft Gerard Don getoond en
toonde ook Bakker Korff. Een Israels of Neu-
liuys in 'I klein is nooit een groot schilder.
Dat deze kleinlieid nochlans tot een zeker
nieeslerschap kan voeren zien wij in A. Briet.
— Als Garf in grooler lijn ook naar een
nieeslerschap streeft, laat hij dan, door
l uilerlijk been, psychisch inzicht toonen.
Zooals Tjipke Vissei- (lit toont door bout,
IjroMs en faience been. Zoo'n gekleurde
omslagdoek in laience z. g., wat openbaart
hel een Zorgvolle Ouwe dag (83) ! Of zou de
bonding van t vrouwtje de diepere symbo-
liek barer ziel meer onthullen, dan die
typische dock, die haar sclianiele ledeii
voor ons onihuUen? Zoo schijnt de schoon-
heid weer naar buiten, als zij maar eerst
binnen verscliencn is.
.1. I). B.
a^f^ <^,Pi '^9t '^9i ^p^ ^9i %9i, ^9i ^P> '!^*®,*
OD UIT ANTWERPEN DD
lNSlVi;Hli()Nl) ;*; Tl-;-
BUCHLIKKI.NDE TEN-
lOONSTIlLMNG VAN
s(;iiktsi-:n' I':n kleine
\VI;BKI;N /l.^ Dat er
ids verandcrdc in hel
Aiilw (1 psclic Kuiisl vcrbond, dal er nienw
Icvcii k\v:ini in dil eens zoo kwijnende orga-
nisnic, (III riiDclilen wij reeds vioeger met
vrcngde vaslstcllcn. Dat die wedergeboorte
steeds schooiiei- iiitbloeil en ons bet besle
KUNSTBERICHTES — UlT ANTWERP EN
voor (ie loekomsl laat vcrhopen, daarvaii
was ileze tenloonslclliiij^, ecu der lucr-
lijkslc ooit le Antwcipeii gelioudeii, liel
scliillercixlsle bewijs. Leeirijk was zij le-
veiis, (loordien zij weikcii loonde, wi-lUc
men met gioole moeilc vcrzaiiield liad iiit
parliculiere collcclies, oiigeiiaakbaar door-
gaaiis voor liet publit'k. Onvernioede scliat-
teii werdeii aldus in lid voile iicht f^cbraclit
on verj^aard tot ecu scliilterend eiiseinhle.
Ken afschijn weid hier gegeven van de
groollicid onzer Helgische scliilderschool,
en mochlen zij die daaraan tot nu toe ge-
twijfeld hebbeii, hier de vasle overtuigiiig
liebben opgedaaii liat de Vlaanisclie schil-
ders van het midden en bet laalste der
vorige eeuw, eens zullen mogen gcrekend
worden lusscben de grootste van alle landen
in deze nioderne tijden.
Hier was dan in de eersle plaals vcrza-
nield van Hendrik de Braekeleer, den steeds
nog al te weiiiig geapprecieerden nieester,
een reeks uitniuntende kleine werkjes, fon-
kelende juweeltjes van kleur en Iicht, won-
deren van techniek, kleine poema's van
gevoel en realisme, als de Dikke Mee en
Wille Bloemen iiit de verzanieling van der
Kelen, te Leuven, ecn rijk stilleven Bloemen
en Vruchten, en de vlammende schels van
het Wdterhnis le Anlwerpen, dit brutaal ge-
durfde sluk, insgelijks in bezit van den heer
senator L. van der Kelen ;
van Henri Leys twee kleine, maar zeer
representalieve scliildcrijen De Lezev (verz.
F. Speth, Antwerpen) en Lnlher (verz. G.
Caroly, Antwerpen ;
van Willeni Linnig Jr. die groote glorieuze
scliets Na hel Feest (verz. F Speth, Antwer-
pen), en De Krabhe (id.l een schilderij schit-
terend als het inooiste der Oud-Hollandsche
stillevens ;
van Constantin Meunier drie geschilderde
schetsen Ilel Mijnpaard, Hel zwarle land en
De Uilzoekslers, bet eerste vooral van eene
zeldzame suggestieve kracht ;
van Louis Arlan vier zeer mooic zeestuk-
ken, waaronder vooral uitblonk door zijn
breedheid en |)akkende draniatiek dit nit de
groote concerlzaal van het Kunslverbond ;
van Alfred de KnyfT, vviens belrekkelijk
wcinig gekend werk eerlang door de zorgen
van Kunsl van lleden zal worden verza-
meld, twee zeer delicate paneeltjes, ecn
IVaai Zcczichl cm een slcniniig Auondlund-
xchiip :
van Alfred Slcvens, bencvciis dc /.eel
mooic kostbaic doekjcs Vrotnv in 7 n)it en
Viuuw in 'I hlinno (beidcu in bezil van den
heer Tliys, te Brussel), ecn bccrlijk slukje
Yrouw mel voodcn mantel, een kleinood van
verbluflcnde virluozileit, opscbillercnd in
zijn sobcie groolbeid van zwart en lood ;
van Piet Verliaert een lieele reeks van
die kleine werkjes uit zijn bloeilijd, won^
derniooi meeslal, als (lit Zichl van Anlwer-
pen, (lit Zichl uan Hei/sl, dit Doode Kind,
die liullebaan, alien stukjes van ongenieene
waardc, die aantoonen hoe de Anlwerpsche
school in Piet Verhaerl een meesler bezat,
die, ofschoon hij in de laatste periode zijns
levens zich niet op dezelfde hoogle wist le
houden, toch geduiende lange vruchtbare
jaren werk heeft geleverd dat men met
zekerlieid rangschikken mag tusschen het
allerbeste.
Verder bevatte deze tentoonstelling schet-
sen en kleine werken van Theodoor Ver-
straete, Joseph Stevens, Alfred Verwec, Is.
Verheyden, Willem Vogels, Pericles Panta-
zis, Karel Verlat, Guslaaf van Aise, Henri
Schaefels, Felicien Hops, \V. Linnig Sr.,
Corn, van Leemputten, Eg. Leemans, Jan
Verhas, Evert Larock, Fr. Lamoriniere,
Jacob Jacobs, L. Istas, J. Impens. Ch. de
Gronx, J. de Greef, L. Dubois, Fl. Crabeels,
G. Colsonlle, Ed. Agneessens, Hipp. Bou-
lenger en Albrecbl de Vriendt.
Deze tentoonstelling was een Iriomf! Zij
was tevcns een koslbare les en een heflig
protest !
Een triomf was zij dooidien zij de schit-
terende tradilie onzer glorieuze nioderne
Vlaamsche schildersgeneraties op een sjmi-
thetische wijze voorsteldc. Een gulden les
was ze in dien zin dat ze wellicht heeft bij-
gedragenom velen dier verdwaalden, terug
te voeren naar die traditie die zij nooit
hadden hoeven te verlaten. Maar ze was
ook een protest ! En als zoodanig kwam ze
to goeder ure ! Het oogcnblik is nakend
waarop ook ten onzent wellicht de ziekte
der raardoenerij woeden zal. En nn reeds
113
KUNSTBERICHTEN — UIT ANTWERPEN
moes'.en wij tot oiize ergernis lierhaaldelijk
hooreii beweieii, dal liet uit was met «la
belle peiiiluren, dat men iels aiuiers giiig
zoeki-n in de seliildcrkunst, en dal aiidere
wetten die kunsl voorlaan {jingen regeeren !
Die dwaling Ijaartie — zooals naluurlijk' —
de zottigheden waataan een vverehl van
zieke snobs zlcli in deze momenlen aan 't
vergapen is, tot grool jolijt of ook wel tot
groot medelijden van degenen die wel beter
weten, en die oog en geest zuiver wisten te
bewaren. Tegen die ijdele maar lieiligscben-
dende poging om liel werkelijke zijn der
schildeikunst tol een dvvaas spel van bur-
leske rebussen te doen onlaarden, was deze
tenloonslelliiig van waaraclilige , diepe,
eerbiedig gevoelde kunstwcrken een kracht-
dadig protest. Moclit liaar diiedubbelen in-
vloed als zoodaiiig goede vruchlen dragen !
EUGIiEN VAN MIEGHHM — een stille in
den lande — is een van die zeldzame jonge
kunslenaars die bet jirodnct van bun staag
doorgevoerdeii aibeid opslapelen, nieer oni
eigen geiioegen dan om andermans, en die,
weerbouden door een zeker gevoel van
scliaanite, moeilijk tc bcwegen zijn hun
weik onder de zoo dikwijls biulaal- oneer-
biedige blikUen van bet publiek le brengen.
Deze gekgenlieid, dat bet Kunstveibond er
al in gelukt was dezen zeer begaafden lee-
kenaar en scbilder te overtuigen dal bet
oogenbliU gekomen was lot bet bouden van
ecne Gesanitausslelliing van zijn werk, was
dan ook wegcns bare zcldzaanibeid zeer
apprccialul
Van Miegbem is een bizonder lenipera-
menl. Zijn zeer sclieij) opmeikingsvernio-
gen, zijn zeer superieure kijk op de men-
sfben en dedingeji van liet leven rond hem,
zijn liem de middelen lot bet scbeppen
van een ooispionkelijke kunsl, die wel bare
ariiniUfileJi zal bebben, maar die niellemin
zeer van bem blijll en ons bekoorl vcelal
door baai- bizondeien kleurcnzin, baaizeer
acule verniogeii lot bet weergevcn der on-
iniddellijkc, soins sebiijiiend- wreede wer-
kelijkbejd.
De liuvcn en jiaai- bcdi ijl liebbcn uuk hem
door bun ranlasliselio gewcldigbeid geliol-
fen ; bij is daarbij een van de zeldzamcn
die cr de groolscbbeid van zagen en ze in
bun werk synlheliseeiclen, niet |)eiilerig
nocb piellutlig, maar breed en nionumen-
laal, bijna schrikwekkend. Zijn figuren van
kaailossers, zakkennaaislers , schippers ,
nieiden, groeiden tot symbolen tegen den
cbaoliscben acblergrond van maslen, kra-
nen, louwen en plomjie gevaarlen van stoo-
niers, zeilboolen en bavcngebouwen. In
deze zijde van zijn kunsl is bij bel gioolsl,
hetgeen niets afdoet van de wezenlijke
waarde van zijn andere vizie, nl. die der
nachlkroegen van verdaclit allooi, en der
kleurUlalerende bars, die gansciie wufte
wereld van a la basse iwce ^^ met baar bys-
teriscben gillacb en bare moedelooze zelf-
veracliling.
Ecu zeer afzonderlijke plaals neeint liet
werk van van Miegbem in Hij heeft zich
door deze eersle tenloonslelling bepaald
veropcnbaard als een onzer inleressantste
kunslenaars, van wiens veelzijdig en zeer
persoonlijk temperament wij gerechligd zijn
nog beel veel te verwacbten.
^9i ^9^. cg,•^ S* ^^ ^'P^ cS,* iS.*^ S-* '^•s ^*>
KUNSTVERBOND g; KERSTMISTENTOON-
STI'^LLING yO^ Men kan aan een vereeni-
ging als bet Kunstverbond, waar ieder lid
dezcll'de recbten beefl, welke door de in-
ricbleis der colleclieve lenloonstellingen
om uileenloopende redenen nioelen geeer-
bicdigd worden, niet dezelfde eisclien stellen
als ann andere kunstoiganismen. Hier ini-
niers zijn door den noodzakelijken drang
der omslandigbeden verscbillcnde kunsloi)-
vatlingen vertegenwoordigd, en bier kan
dus, zooals (lit elders op beboedzanie eu
kunst/.iniiige wijze gebcurt. en i\;\n ook
vooi hcfl'elijke uilslagen opieverl, van geen
seleclie spraUe zijn. Men make ei' dus den
iniicblers van de/.c lenlooiislclling geen
vcrwiji van dal zij — lioe noode nocblnns !
— enUele middelmalige en zelfs definilief
slecble weiken Ic midden van bel vele goede
een plaals moeslen verleencn. Ilel best ware
U'ji slolle deze lenloonslellingen gewoon af
Ic schaHcii cii le Iracblen <len kunslenaars-
kilcn van lul Verbond — alien vogels van
zeer diverse pluiniage ! — op andere manier
KUNSTBERICHTEN - VIT ASTWERPEN - UIT BRIJSSEL
voldoeiiing le verschalTen. Hel comile dal
/.eer kunslzinnige menschen bevat, viiidt
beslisl zooii middel dal iedereen bevredigen
nioet, en dat ons vobr dc toeUomsl behoedeii
zal voor die kuiislbazars in het Ulein, waar
bet goede werk de vernederende en scba-
delijke proniiscuileit van talenllooze niis-
baksels dulden nioel.
Als uilmunlende zeiulingen bier zijn dan
le nocnien. die van Jacob Smils, De Slid, als
altijd een werk waarin men de zekere band
van den meesler voelt ; van Viclor Hageman
Rassisch Meisje, een van die bizondere, diep-
psycbologiscbe grepen, van kleur leer en
harmonisch, zacbt-grijs en rose; van Karel
Mertens, Mosselbooten, onberispebjk gelee-
kend en groolscb van opzet ; van Waller
Vaes, een bloeinensluk Anenwneiu sierlijk,
rijk en tocb sober geslolTeerd slilleven van
bloenien en porcelein; van Richard Bascleer
zijn reeds vroeger geziene en bier bespro-
kene Laag Water (De Panne); van Albert
Crabay een knap gebouwde sludie Oiide
Schuit, met een zcerbizonderen acblergrond
van zon spelend op een zandigeii, fonke-
lenden horizont; van Victor Tbonet een
Heide, sober en breed gelijnd; van Frans
Hens een zijner mooisle doeken Op de
Schelde, knap, diep levens en ruim van
atmosfeer, in een harmonisch lonende kleu-
lenganima.
Bchalve nog andere verdienslelijke inzen-
dingen ais die van Frans van Leempullen,
A. L. Rosier, Jan de Graef, A. Lynen, John
Micbaux, Eug van Mieghem, Edni. van
Offel, vvou ik in l bizonder vermelden bet
werk van eenigc nieuwelingen in de salons
van bet Kunstvcrboiid, nl. van Floris Jes-
pers, Vtaamsche Kantwerksters, een scbil-
derij waardoor deze jonge kunslenaar zeer
de belaiigslellende aandacbt gelrokken beel't
en waaivan de voortrelTelijke qualileiten
ons een schilder van meer dan gewonen
aanleg beloven ; verder van den Pool Leon
Rosenblura, die een in dc kunsttraditie van
zijn land hooggehonden sink inzond Dooi
in Rnsland, en van Herman Verbrugge ccn
poolig gescbilderd slilleven Knorlmnen, dal
verlangend doel uilzicn naar meer werk
van dezen blijkbaar uilnemcnd aangclegden
artist.
Ook als becldbouwwerk w:is vecl nicnws
eii veel goeds le noemen : ecu busle Mijn
Moeder van Frans Claessens aardige kleine
kippen, ganzen en eenden van Georges Col-
lard, en een bizonder geslaagd Kinder-
hoofdje van Oscar Jespers.
FRANS VAN LEEMPUTTEN verzamelde,
cveneens in hel Kunslverbond, onder den
lilel « Hoe ik een schilderij voorbereid »,
een groot aanlal karlons, studies, leeke-
ningen, enz. Inleressanl in hoogc male was
deze tenloonstelling, doordien zij ons le
zien gaf de wijze waarop enkele der voor-
naamsle doeken van dezen sympalbiekeii
schilder lot stand kwamcii, doorhccn de
gaiische reeks van studies, boutskoolleeke-
ningen, krabbels, schelsen en (iocumenten.
tot de eindelijke samenslelling van bet defi-
nilieve karlon. Wc Icerden er de zorgzanie
werkwijze kennen van een gewelensvol en
eerlijk bclracbtend kunslenaar.
Frans van Leempullen is een van die
schilders der oudere generalie, wier werk,
nietlcgenslaande de lijden andere inzichlen
indekunst brachlen, loch zeer bleef beko-
ren. Te midden zijner lijdgenoolen is hij een
van die zeer zeldzamen wier vizie frisch
bleef, en wier werk niet verzonk onder die
dutTe wade van verslarring en versleening.
waaronder zoovcel scbildcrwerk van zijn
lijd verkwijnde en vroeglijdig de vergelel-
beid in ging. Het werk van van Leempullen
zal door zijn eerlijkheid en zijn frischheid
blijven als een representalievc uiling van
de knnsl der schildersplcjado die de laalsle
onniiddcUiik voorafging.
AUY DlvLEN.
DDon UIT BRUSSEL dddd
'•: KUNSTKRING LUNION
scbillerde niet door oor-
spronkelijkheid en zijn
jongsle tenloonstelling
convciiliinieil.VaM Louis d. C.andjier, wartn
cr echlcr een paar mooie Sliltcvcns en ecu
115
KUNSTBERICHTEN - UIT BRUSSEL
Lenlemorgen, die giool waren gezien en
uitgevoerd. Flasschoen had er vlot geschil-
derde kleine slukjes, in het genre der H(.l-
landschc Kleinmeeslers (Op iiw ijezondheid);
Jacques oefciil zicli in liet scliildersoorl, dat
door Melsen is beiocmd geworden, met
minder Icarilialurale neigingcn evenwel,
met meer landelijlc gevoel en minder als ecn
stedeling, die zijn dorpersmodellen van nit
de lioogtc Ijeziet! - Jamar legt liet sappigc
der gouaciie in zijn Hollandsclie Binnenluiis-
jes; Lanloine past de impressionnislischc
precedes op zijn Corsiiiaansclie landscliap-
pen loe. Leduc l)lijn ec-liter grijs en Uoiul
in zijn Morgeit in de Ardcnnen en zijn Huit-
gerloyies. Van Ronner was er een tamelijk
goed ding : de FasaiU.
Onder al deze, min olinecr aanhcvelens-
waardige kunstenaars, ondcrsclieidt Lem-
mers als gel)oren kolorist, zich met zijn
Stakelsel. Merckaert, een ander zeer ver-
dienstelijk schilder, was mooi in zijn Deiuer
in den Morgcn, in al zijn stralenden glans
toch eenvondig gezien en eerlijk weergege-
ven. Van Verlnirgh herinner ik nie een uit-
stekende liermiswagen.
Onder de bceldhouwers niecn ik Herbays,
krachligals immer, maar met een overdreven
forschheid, niet in overcenslemming met de
ondcrwerpen, die hij traclit te behandelcn.
Zijn naakte vrouw leek volslrekt niet op een
Sfinks! Crick was er met ecn uilslekend
l)rons : De Bedelaars en Tnerlinckx met een
goed liouten becld : De Man nil het \'oli<.
5«^ ^"^ ^ti "4^ "*% ^"S ««'9:- '•'S '•'S "ii^ ««'S
KUNSTKIUNC. <■ \M SII.LON » >c^ Het
jongste IcnIoDMslellinkje van dezcn kring,
was hot negenliende vaiiaf de o|)ricliting.
Van de kunstenaars die liet hebben lielpen
stichten en aan wie het zijn repulalie dankt,
zijn er echter maar vveinige trouw geblevcn,
en van de hoofdmannen zijn er niet meer
over dan Swyncop en Haslicn ! Doch deze
mulalie konil leu slollc ten goede aan de
grucp, die er door vciiiieuvvd wordi en
vcrlcvendigd.
Hond Haslion, allijd Urachlig gebleven,
allijd lyrisch en exnberani, die met een
niooie ViJL'er en een Ndiikt was vertegen-
woordigd, scharen zich thans ettelijke jon-
geren, waaronder vele gocie krachlen, met
aanleg, zooal niet met talent. Noemen we
allereerst Cockx, een kolorist, die wellichl
te veel Iracht het te vvezen! Jean Colin was
er met mooie, warmc, Italiaansche inipres-
sies en goede Naaklen, vrijelijk uitgevoerd,
Anicdee de Greef had er goeie landschappen
en een Malernile, mooi, maar wellichl wal
grijs van toon. Van Haustrate, een volgeling
van Snieers, bewonderde ik vooral in zijn
Goi'iler en Park onder de Sneeniu. Lefebvre
gaf een impressie van Versailles. Navez
voegde met zijn Pierroleries niets loe aan
het genre, reeds door zooveel schilders be-
oefend. — Tordeur, die lets van de kracht
van Courlens heeft, was er met een belang-
rijk Landschap nit de Voorstad. Verder noem
ik dan nog Het oude Ilofje te Rrnssel, van
van den Brnggbe, de etsen van Ramah voor
Verhaerens gedichten, Sclietsen van arnie
drommels van Constant van Offel en Gevallen
Paard van den beeldhouwer Kenimerich.
G. E.
IKi
W^S^Wi^[^¥ {[TS^
^^j^^
1^2
^
r^^
S
^^
S'j^^^^jff
m
m
REMBRANDT'S PORTRET VAN
GERARD DE LAIRESSE
NDER do velc scliilderijeii waarniede Uomljiaiidl's ceuvre
ill de laatste jareii vcnijkt is, schijnt mij liel Mans-
porlret in de verzanieiing L. Koppel te Berlijn, vciie-
weg het belangrijkste, ook al omdal liel dateerl uit
's meosters schoonslen lijd : uit de trolsclie jaicn die
er verliepen tiissclien scheppingen als de Staalnieesters
en de Familie in Brunswijk.
Bode lieeft in het Jahibuch dcr kgl. preusxischeu Kuiislsammliingen (1908
l)lz. 179) en in de Zeilschrifl fi'ir bildcnde KiinsI (oct. 1909) dit poitiet hesciire-
ven en de geschiedenis ervan verteld. Onldekt door Mr. Humphry Ward in
Louden, werd het doek in Berlijn door prof. Hauser gereinigd. Hel geiaat,
mooier gemaakt door een vroegeren bezitter, bleek flink oversciiilderd. De
oorspronkelijke trekken, breed en kraclilig uitgevoerd, kwanien ongerept
weer aan den liag : en daar kreeg men tc aanschouwen bet algrijseUjkste
facie dat de kunstgeschiedenis kent.
Dank zij de welwillendbeid van den eigenaar, vond ik gelegeniieid het
schilderstuk in zeer scherp licht langdurig te bestudeeren. In een tweelal
bizonderheden wijken niijn opmerkingen van de bescbrijviug van Dr. Bode af.
Ten eerste las ik i\en datum, na een nauwkeurig ouderzoek, 1665 en niet
1663. Dr. Bode schreef : « Nach der niclit ganz deutliclien Bezeiclmung
anscheinend aus dem Jahre 1663 «. leder vveet hoe liclit l)ij licl lezen van
xviv eeuwsch schrift de 3 en de 5 verwisseld worden.
In de tweede plaats zag ik iels anders in de zeer vaag behandelde achter-
grond, welke dit schilderij met het Joodsche Bruidje en de Familie in Bruns-
wijk gemeen hceft. De armstoel van den geconterfeite staat, naar iut mij
voorkwam, vlak naast een vensler, half gesloten door een draperie en uil-
zicht gevend op een verre zuilengaanderij : alles hoogst summier aangeduid.
Waar ik zuilen onderscheidde vermeldl de bescbrijviug van Dr. Bode een
reeks boekbandeu (ein Biicherbord). Een dergelijk aangebrachte veusler-
opening komt ook reed.s voor op bet Manspoiiret bij den Earl of Fevershani.
Onze KiNsT. Deel XXIU. April WVi
117
REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
Schijnt de achtergrond met het nevelachtig perspectief als in droom aan-
schouwd, de afgebeelde zelf is van een des te concreeter vvcrkelijklieid.
Evenals andere personen uit Rembrandt's laaisten tijd blikt hij. van cen
verhevenheid, op den toeschouwer neer. Met de Slaalnwrslers deell daardoor
ook bij in een statigheid aan boog gezetelde leclilcrs eigcn. Men l)enadeit
bem als van onder op, men treedt voor hem met ontzag.
Maarjnist in dit geval is, op de eerste aanblik, deze indruk, dat ceibied-
wekkende, onbegrijpelijk. Wei is de bonding, men zou zcggen bestudeerd
voornaam, met de rechter die losjes schuil gaat in bet brokaten wambnis,
met de linker die achteloos een papier gevat heeft ; wel zijn de klenren,
roomwit van linncn en llnweel-zwart van mantel en boed, met eenig matgoud
bier en daar, van de rijkste ingetogenheid. Maar dat is alles immers verloren
pose tegenover het wcerzinwekkendste, bet meest bideuze bakkes, dat ooit
geschilderd werd.
Dit schrikwekkend gelaat doet ieder van beimelijke apprebensie hui-
veren. Want dnidelijk bleek, onmiddelijk na de reiniging, wat er eigenlijk
weggewerkt was : de onmiskenbare stigmata van bet fataalsle euvel. Aan
enkele geleerden is toen een hard woord ontvallen : men karakteriseerde de
ziekte als «selbstverscbuldet )^
Een groote, in gevangenscbap wegkwijnende menschaap, zoo bescbreef
Bode treffend het gebeele uiterlijk van dezen man.
Een monsterlijk nitgedijd hoofd, een tenger lichaam, een scbrale hand,
die spinachtig naar voren komt. Verschrompeld en wasachtig de egaal ver-
geelde huid. lets als een mond wordt nauwelijks gevormd door gezwollen
lippen en tusschen de oogbolten laat een weggevreten nens een weee spacie
vrij.
Dit verwoestc aanscbijn ligt, ironische glorie, als gekoesterd in donker-
blonde lokken, vol i'onkelend gouden boogsels naast diepten waarin rood-brnine
rellexen. Wat eebter al bet overige vergeton doet, dat zijn de oogen. Bescbouw
dit conterl'eilsel maar eens en ge weet ook : het is alleen geschilderd om de
I'ascinatie der oogen. Hnn Inister is volmaakt inlacl. Uonker staal-blauwe
oogen, onnaliuirlijk groot, van een vvonderbaaiiijke nuance, vieemd gerele-
veerd door de llelse pate van bet kraiike vleescb ; meercn van weemocd die
in een gaan vioeien : Iransparante holen, waarin het benarde leven der
aangetaste tronie ccn iiiterste toevhiciit vond. \i\\ lerwiji ze ons opnemen
met de klagende uitdinkking van een ziek dier, leveren die oogen ons levens
over gebecl bet inneilijk wezen, de zeer persoonlijkc geaardbeid van bet
individu.
Ziel ge hem (biai- zilten, licht in een gedoken, nicl de melancobeke
distinclie soms aan zijn Uwaalgeiioolen cigen, Aau pakt n, vanzeirsprekend,
118
liKMBiiANDi VAN 1(1 1.\ , I'oiinti-.'i' VAN i.i;iiAiii) i)i-: i.Aiiii.ssi': (iiUi:.).
(V«l-Z!.m,'lir,Kl.. Knpi.cl. lUTlijll).
REMBRANDTS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
deernis met zijn ellende. Onderga echler een tijd lang die fel opmeikziime,
scherp critiseerende hlik, dan wordt liet vveldra opcnbaar dat ge, in stee van
een gevoelige, een uitsluitend susceplibele voor u hebt. Ge ontdekt dat in zijn
hart de jalonsie zicli zeer op iiaar qni-vive hondt, dat nil zijn ooghoeken bet
wanliouwen loeil en dat een I'orniidabele ingebeeldheid zijn binnenste
verviilt.
Deeiniswekkend, zeker. Maar met zijn gretigen mond, zijn perfide over-
leggingen, is iiij haleiijk tevens. In de aapacbtige gestalte buist de ziel van
een aterling.
Het Irof mij dat er in 1665 in Amsterdam een wezen rondliep met een
dergeHjk uiterlijk en een dergelijke inborst. lemand met betzelfde donker-
blonde haar en de zelfde nuance van staal-biauwe oogen. Hem bescbuldigden
de tijdgenooten van dezelfde kwaal, die ook het nageslachl in ons portret
onldekte. « Selbstversehuldet », zoo luidde ook bun oordeel. Emanuel de
Wittc, cynicus die hij was, niaakte, op een vrooHjken avond, den ongelukkige
tot mikpunt van een onbehouwen grap. (')
Ik bedoel Gevavd de Laircsse.
Nu zal de gedaeiite, dat Rembrandt Lairesse geschilderd zou kunnen
hebben, ieder doen lerugdeinzen. In de kunstgeschiedenis speelt immers
Lairesse de rol van den absoluten tegenstander van Rembrandt's kunstwijze.
Een schot schijnt er voor altijd tusschen die beiden opgericht.
Maar luistert eens. Door wie werd Lairesse in 1665 « ontdekt », naar
Amsterdam gebracbt en als een nieuw licht aangepreekt '? Door Gerrit Uylen-
burgh, scbilder en kunsthandelaar. den zoon van den l)ekenden Hendrik
Uylenburgh die, verwant van Saskia, geen geringe plaats in Rembrandt's
leven inneemt. Dat Gerrit Uylenburgh met Rembrandt in relatie stond, spreekt
van zelf. Nog in 1673 had hij werk van Rembrandt in voorraad.
En dan : een tegenstander van Rembrandts kunstwijze is Lairesse ook
niet altijd geweest. In zijn Groot Schilderboek verontschuldigt hij zich dat hij
vroeger Rembrandt bewonderd heeit (^). « Ik wil niet onlkennen », zegt hij,
a dat Ik voor dezen een bijzondere neiginge tot zijne manier gehad heb ».
Wat zien we dus? Lairesse duikt in 1665 in Amsterdam op in Rem-
(') Houbraken, I 284.
{^) De plaatseii waar I^airesse in zijn lioek liembraiult bij name iiociiil, viiuil men te
. samen in liel Oorkomicn-boek van Dr. C. Hofslede lie Groot. Door eene vergissinj; zijn zij
op het jaar 1714 gesteld, toen Lairesse reeds drie jaar ovcrleden was. De eerste edilie van
het Scliilderboek verschcen in 1707. Volgens Lairesse zelf dateeren sonimige opstellen van
voor 1690.
119
REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE lAlRESSE
brandt's onmiddellijke onigeving. Hij zelf Ijikenl d;it hij een « l)izon(lere
neirtiiig tot Rembrandt's maiiier » gehad heeft. Dit alles sluil allerniinst nil.
GERARD DE LAIUESSE.
Naar de gravure van Van Gunst.
mag men zeggen, bij een verblijf in dezelfde stud, in betzeli'de milien, een
persoonlijke aanraking dier twee ongelijksoortige groolheden.
Vergeleken met de hier gereprodnceerde portretten, kan er, wat de
identiteit betieft, geen twijfel overblijven. Ware dit niet Lairesse's afbeeldsel,
dan moet hij in 1665 in Amsterdam een dubbelganger gehad hebben, met
denzelfden zadelneiis, dezelfde nuance van staalblamve oogen, met denzelfden
donkerblonden haardos, dezelfde ziekte-verschijnselen en die, omdat zij
door Heml)randt geschilderd werd, ook eveneens in Rembrandt's onigeving
evoluecrde (*).
Toch biedt een vergelijking dcr wezenstiekken in dit geval wel enkele
(') In Schleissheim hevindt zich eeii zelfporlrel van Laiiessc. Dcii diiectcur van dc
Vcrzameling aldaar, Dr. Aug. L. Meyer, ben ik zecr verpliclil vooi- dc niiuwkcuri{<e op^ave
dcr nuances van oogen en haar. Hij sclireef : « Das Scll)sll)ildnis (1. de Laircssc Kat
n<>10.")l, diirfle unstreitbar cin Original sein, schon wcgcn dcr Sicherlieit dcs Vorlrags.
Augcn grau-blau, Slcrnc sclir dunkclblau. Ilaaie dunkclbloiul ins braunc itbergehend ».
120
REMBRANOrs PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
be/.waren. Daar /ij uit later lijd ch.teeien stellen de hier bijgevoegde repio-
duclics del. man ids oudor v.x.r, met zwaardere gc/Jchtsvormen. Maar erger
(lEIiAHD Dli. LAIRESSE.
Zwaitekuiislprent naar een zelfportret.
is het, dat ze onder Lairesse's invloed, ol ooispronkciijk door hem zelf ver-
vaard'igd en derhalve zooveel mogelijk gellatleerd zijn, volgens vastslaande
theorieen. Men leze maar eens in zijn Grool Schilderborl.; het kapittel Van
de Gebreken drs Aaiuiczichls en der andere Lcdenmnten, waar hij onder de
Natuurlijkc ijvbn-kvn rangschikt : een scheeve tronie, scheele oogen en een
scheeve mond of neus. « Laal ons nu eens overwegLMi hoe veele dwalingen en
121
REMBRANDT'S PORTRET VAN GERARD DE I.AIRESSE
misgreepen veele scliilders l)egaaii, waaivan sonimi^e zicli im>iT lalcii gelegcn
leggen om zoo vccl in liun vermogen is, de i<wiilcii imi gfl)rekfii van vvn
tronie, zoncJcr ondeischeid, op het nanwkcniigsl aan It- wijzL'ii, cvenals ccn
blind cog, sclieelheid, diergelijke... »
\Yat meet er vveinig van zijn overgt'ljicvcn als dir man zicii zclt' sciiil-
derde... en wat inoet hij Rembiandl's ()nvcii)iddelijk conlcifeitsel liel)hc'n
gehaat! En hoe begrijpelijk is liel dat hij het hoogslens lot een l)edekle
toespeling laat konien en verder niaar lievei' over die al'beelding zwijgl.
Lairesse nioet geleden hebben onder zijn uiterlijk. Dat hij, zonder zich zeit' te
nocmen, er gediirig op terug komt, is een kcnneiijk psycliopathisch ver-
schijnsel.
Ik bceld, als illiistratie van de niterste graad van llalleering, nog een van
zijn portrelten al. Ilier zijn de trekken geheel naar zijn receplen gepre-
pareerd.
Reeds in zijn Groiullcgginge der Tcekcn-konsl, Amsterdam 1701, geel'l
Lairesse, in zijn Ecrslc Propasiiie, den raad de Proporlie te besfudeeren om
de gebreeken Ic vcrhelpen die in 'i leeven zijn. En hij noemt als gebreken op :
Scheevc inond, blind oog en horlevoet.
In zijn Schildeiboelx sehrijll hij voor « om le verbergen, te verschikken,
o{ geheel n<t Ir Uticn een i)lind oog, een sneede, pokpiitten, pnistachtigheid,
hangende lippcii, enz. ». .Inist die « hangende lip », waardoor Rembrandt's schil-
derij een eigen al'grijselijkheid heeft, is in Lairesse's portretten weggewerkt en
door een al te normaal lippenslel vervangen. Overigens komen de geziehts-
bizonderheden naiiwkeurig overeen. Ook Honbraken's bnste, nit de Groote
Schouwburg, hiernevens gereprodnceerd, komt de gelijkenis nadrukkelijk
bevesligen. Overal vinden we dezelfde geslonken neiis, dezelfde ingedrukte
kin, (le loodreehle groel' in het voorhoofd, de iiitgezette kaken, dezelfde lijn
der wenkbronwen, de dikke Ibrmatie der oogleden. Voeg daarbij de afstand
Insschen de oogen, de al'staiid van het stompje neus naar de onderlip, dan
gelool'ik dat er, gelet op de zeer bizondere nnanees van haar en oogen, geen
mogelijkheid i)estaat om aan deze identifieatie te twijfelen.
In 1665, toen he! porlrel onlsloiid, was Lairesse 25 jaai- ond. Prof. Hol-
lander te Berlijn taxeeide den voorgestelde als « 45 bis 4(S jiihrig ». IMaar hij
reieveerde tevens hel v kindlich-greisenhalte » van het gezichf, een appre-
cialie die een ruimc speling loelaal. Voeg hierbij dat gewoonlijk Reml)randt's
modellen veel ouder geschat worden dan ze zijn (*), dat men aan zieke lieden
I*) Men (Iciike aaii de door Dr. W. H. Valeiiliner tici'lcnlilicfcrde Tiliis-porlrcUcn. Zie
ook vail deii/.fltdcp sclirijvur : Remjjrandl u. seine Unifiebun}^. Slrasslnirfi 1905, p. 39,
waar hij liet t^eval v:iii lu-l porlrct van .Ian Six aiinlinalt, dodi Smilli voor CiO jaren oiid
vcrklaanl, loldal ccji ooi konde den vi)()i}>eslelde ciii leellijd van .id ^-aW Iloe laslif^ liet is
122
REMBRASDTS PORTRET \MA' GERARD l)E LAlRESSE
on\villekeiiri<< cen Iioooimlmi k'L'I'liJd j^eol't, en dat het nioeilijk, zoo niet onnio-
geliJU is, iiit die geschoiulcii troiiie ecu juisten leeflijd al' te leideii. Het slanke
licliaam daareiitegen diiidl op jeugd.
In 1G65 had dezc vioegrijpe Luike-
naar, die op zijn 15" jaar voor de kerken
van zijn geboortestad begon te vverkeii,
reeds een wilde ronian achter den rug.
Bedrogen modellen giiigen den trouwe-
loozen Waal met doiUsleken te lijf, zoo-
dat hij de vlucht geraden vond. Verge-
zeld van zijne niclit Maria Salme, die
vervolgenszijn echtgenoolwerd, l)eieikle
hij Maastriciil. Vandaar ging het naar
Amsterdam, maar in I'trecht wordi hij,
zonder middelen, door de bevalHng van
zijn vrouw opgehoiiden. Den 4" April
1665 ontvangt daar zijn zoon Lodewijk
(waarschijnlijk jong geslorven) den
doop. Intusschen heeft Gerrit Uylen-
burgh hem onldekl, meegenomen en
bij zich geinslalleerd. In 1GG7 verwerft
Lairesse het Anisterdanische burgerrecht (^).
Decoratie-schilder van zijn vak, dilettant op allerlei gebied, groeide hij
in 't laatste kwart der xvii« ecuw tot een door de Academisten aanbeden
autoriteit. Een kopstuk der oudere school daarentegen, Emanuel de Witte,
vergeleek cen schilderij van Lairesse bij de prinse-vlag. Vijttig jaar oud,
overviel hem een ramp die wellicht ten onrechte aan zijn ziekte geweten
wordt : Lairesse werd blind. De gedachte is wel ontstellend, dat het
gruwelijk gelaat ook den blister der vvonderbaarlijke oogen nog derven moest.
In zijn duisternis begon Lairesse, door zijn zoons bijgestaan, een reeks
theoretische opstellen over kunst voor den druk gereed te maken. Na veel
verlraging werden ze in 1707 uitgegeven : het Grool Sehilderboek, een niet te
onderschatlen document voor den smaak van den tijd en een document tevens
voor het karakler van den auteur.
GEHARD DE LAIRESSE.
Beeltenis uit Houbiaken's « Ciioole Sehoubur<;li ».
lie oiuleriloin op Ic iiialvcii uit ecu (Icr^clijk wanvormig gclaal, zicl iiieii aan de portrctleii
van Paul I. Men Iraclite diciis lecllijd niaar cens le Ic/en op de l)usles door Ktieiine
Slchoukine te Galcliina en door Tlieodose Tcliedrine le SI. I*elersl)urt5.
^'l Zic over I-airesse : Sandrarl Acadeniia arlis picloriiu ItiX:!. lIouiirMUcii III lOG.
Dcscanips 1762. Ill 57. ICen slaaltje van zijn dilcUantisnie wordt ook verliaalil door N. Tcssin,
die in 1G87 Amslerdani be/.oclil. ^(). II. XVIIl 11).
123
REMBRANDT'S PORTRET VAN (iERARl) 1)E LAIRESSK
Dit talent, dezc dilettant, zvvclgt in de depreciatie van f^iooihcdL-ii. Hoe
zalio wanneer hij in een phrase Rembrandt en Tiziaan opzij kan zetten! Zelfs
Rafael, van wien hij gaarne den niond vol neemt, ontsnapl niet aan zijn
verwaten critiek. Laaldiinkende Thersites die hij was, beet hem. Teller dan
zijn kwaal, wangunst en haat.
Die schrijvers over kunst en over schilders, welke de overgang mee-
maakten van de xvii'' naar de xviii'" eenw, ze zijn van hetzclide geveinsde
slag. TrefFend verschil met den nobeien Van Mander die met een gastvrij hart
en gullen geest de knnstenaars in zijn boek ontving! Maar Lairesse was de
ergste. Hij pracliscerde toespelingen en doodzwijgerij ; praalde als aposlel
van een verslandige riehling en was absoliuit op de hoogte hoe « de » knnst
mopst zijn.
A. v. Wiirzbaeh val in zijn Lexicon aldus zijn oordeel over Lairesse
samen :
« Er war haszlicli, eitel, scliwelgerisch und ansschweifend nnd soil
inl'olgc seines Umgangs mit Dirnen seine Nase verloren haben. Das Anl'dring-
liche seiner ganzen Talentlosigkeit machte ihn zu einer in jeder Hinsieht
wenig synipathischen Persoidichkeit ».
((Talentlosigkeit » is te sterk. Lairesse als schilder is, wegens zijn karak-
ter, meer verguisd dan hij bet verdiend heel't.
Wat zijn ziekte betreft, ook daar mag wellicht wat afgedaan worden.
Honbraken, die met Lairesse bevriend was, verdedigt hem tegen die aanlij-
gingen. Hij verzekert dat Lairesse, blijkens een vroeg zelfportret, reeds voor
zijn zeventiende jaar dat « misselijk fignnr » vertoonde. Houbraken's pleitrede
heeft Lairesse niet gebaat. Zijn reputalie staat vast. En wanneer bijvoorbeeld
bet Miiseo P^iorentino (17r)r)) spreekt van « diverse noiose infermitadi », dan is
dat zeer bescheiden
Een Nederlandschc aiitlioriteit op dit gebied, Dr. J. H. Hanken, wien ik
verschillende al'beeldingen van Lairesse voorlegde, decide mij welwillend zijn
diagnose mede, welke aan Honbraken gelijk geel't. De ziekte draagt, volgens
Dr. Hanken, een duidelijk hereditair karakter. Op zeer jengdigen leeftijd
heel't de kwaal dit gelaat vermiidct, de schedel vervormd, bet verhemelte
doen vergroeien. Heludve de eonchisies die nil 'mans gelaatslrekken af te
leiden zijn, pleil ook voor deze meening bet normale verloop van zijn
huwelijksleven.
Men verdenke mij niet, dat ik bier een « Ehrenrettnng » in den zin heb.
Selbstverschnldel of niet, bet was Lairesse's lot te zijn als hij was. En al komt
zijn afschuwelijke tronie niet op eigen I'ekening, zijn vrij wat afseluiwelijker
inborst blijft.
Het is ons gegeven, vrij zeldziiam geval, IU'rid)randl"s porlrel te loelscn
124
REMBRASDrs I'ORTUET VAN GERARD DE LAIRESSE
GEUAUD OiS LAIRF.SSK.
Vooilieeld van een geflatloerd portret.
aan hct litteraire zelf-poitiet, dal Lairesse in zijn boek heelt nagelaten. En,
al vergelijkende, beseffen we dat Rembrandt's psycbologie verbliiirend
penetrant is. Hij heett den jengdigen Lairesse vohnaakl doorzien, hij expli-
ceerde beni, en, om iiet zoo te zeggen, voorspelde iiem levens. Dil is niet
alleen de Lairesse die zich, volgens Descamps, gaarne voornnam kleedde en
mensehen van stand freqnenteerde ; we zien ook in hem als bet ware de
synthese van een generatie die aan 't opgroeien was, onmachtig, pedant en
125
hembbandt's portret van gerard de lairessE
wangunstig, en die als laatste representanl ecu iiidividu zoii voortbrengen als
Campo Weyerman. Overigens woog Rembrandt wat er los en vast aan hem
was : hij erkende een scherp intellect, maar vergifligd door jalousie ; glim-
lachte om 's mans pralheid op zijn gaven ; en onderslieeple in die opgejjrikle
deftigheid het air van den zicli gevvichtig voelenden dileltant. Fhiil, viool,
boetseeren, poeterij, geschrijf, dal waren alles neven-occupaties door Lairesse
gepracliseerd en het is merkwaardig dat Rembrandt juist den dileltant in dit
conterfeitsel deed nitkomen, het talent dal op verkeerde wijze streeft naar
universalileil.
Om alles samen te vatlen : Rembrandt bespenrde in den nijdigen betwe-
fer een ziel gelijk aan zijn uiterlijk.
Descamps, die hem gekend heeft, zegt van Lairesse : « on ne pouvait voir
un homme phis laid «. Welnn, Rembrandt vergoelijkl niets, zoomin van het
physieke als van het moreele, en toch, zooals ik in het begin van dit opstel
schreef, gaal er een prestige van den aterling uil. Dat we hem met een zekeren
eerbied bejegenen, wat kan daar de rede van zijn? Op welke wijze heeft
Rembrandt dien gehavende verheerlijkt '?
De groote portrettisten begiftigen bun modellen met ecu bepaalde,
imaginaire eigenschap. Rubens geeft ze vitaliteit, Hals temperament, Van Dyek
distinctie, Velazcpiez onaandoenlijkheid, Goya koorts, Quentin Latour esprit.
Wat ontvingen Rembrandt's sujetten? Waarmee bezielde Rembrandt zijn
schepselen van na 1660? Kan men zeggen dat het wijsheid was? Eigenlijk neen.
Maar hij begreep ze met zoo'n wijsheid, met zulk een indnlgentie, dat wij
vanzelf toegeven : zoo behoort die man noodzakelijk te zijn : en het is goed
dat hij zoo is. De wijsheid, waarmee deze menschen beoordeeld zijn, slraalt,
voor ons begrip, op henzelf af. De Siaalmeesiers, een treffend voorbeeld : ze
zeteien als een tribuiiaal van philosophen in Plato's Republiek, en loch is er
niets menschelijks in hunne karakteis verheeld. Zoo, meen ik, is het ook met
Lairesse : wij iiaderen hem met ontzag, niet onuiat hij wijs is, maar omdat
hij met ontzaglijke wijslicid begrepen is. Niets valt er te bemantelen, niets
te verdraaien, niets op te otl'eren. Weldadig komt over ons de wijdsche
gelalenheid van den hoogen beoordeelaar. Het diepe inzichl brengl voor
Lairesse vergiiTenis en zelfs rechtvaardiging nice.
En lot onze verwonderde tevredenheid kiinnen we de oogcii gevesligd
lioiidcM op wat geinceiilijk vooi' laag en veraehtelijk doorgaat en onder het
aaiisciiouwcn ons oiigcnoiiR'H voelen in een steer van eerbiedwi-kkende
humanileit.
♦ •
Ik kan de verzoeking iiiel weerstaan, om, lerwille van niijii beloog,
legenovcr Rembrandt's schrijnend waar en toeli aesthelisch overtuigend
126
REM BRANDTS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
KAFAKL : Forlret van Kardinaal Alidosi.
(Prado, Madrid).
conteifeilsel , een portiet tc pUiatsen van den hoogen iiK-t-ster, lang als
Rembrandt's anlipode uitgespeeld : Ralael.
Nade Balthazar deCastiglione in den Louvre, geldt de kardinaal Alidosi
in Madrid voor het volniaakste van Rafael's porlretten (').
(i) Een mcclaille mel Aluiosis proflcl in hel Brilish Museum Icveil lu-t bcNvijs voor de
i.lcntitcil. Ik hoo,. l.icr uilvocriger op leruf. to komcn. Ken karaklerisUck van Aluios,
vin(il men in Casimir v Chledowski. Rom. Miinchen 1912, p. 202.
127
REMBRANDT S PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
Scliijnbaar stenit hier zeldzame scliooiilieid samen met ecu zekizaam
rein genioed. Het is alsol" een vleliUelooze ziel zclf Alidosi lol luilsel slii'kl.
Hel ideaal van den preiaaf, bezonken van gcest en vorslelijk lei iighondend,
is hier eens voor a! vastgelegd.
De vergissing is groot. In Alidosi slak een gierig inlrigaul, een aarlslini-
chelaar, een wreedaard en een wellusteling. Den jongeling met dit lieeld-
schoon gelaaf noemden de tijdgenoolen den Ganymedes van Julius II.
Maar hoe ging Rafael dan te werk toen hij dezen verfoeilijken harlstoehl-
niensch kreeg uif beelden en waaroni maakle hij er een engel van ?
In de harmonische geeslesgesteldheid die hem zelfeigen was, liet hij den
kardinaal deelen. En hel olympische evenwicht der jonge hoog-renaissance,
in een woord : de sereniteit, is, evenals aan alle schepselen Rafael's, ook als
ziel aan Alidosi gegeven.
Men kan, eenmaal bekend met de wandaden van den pauselijken legaat,
op .dit koele masker de verholen waarheid langzaam gaan ontdekken. Maar
wie onvoorbereid dien purperen prins le analyseeren krijgl, hij zal aan een
wonderlijke mengeling van aartsengel en asceet zonder erg geloof slaan.
Terwille van hel kunslwerk werd er onderdrukt wal snoodheid en passies
aan dat gelaat hadden gemodeleerd : de acslhetische verkwikking van een
kunslwerk beslond voor Rafael in uilerlijk en innerlijk evenwieht.
Toeh zal men met niel minder voldoening hel oog houden gevesligd op
Rembrandt's Lairesse. En ten slotte bereikl Rembrandl, nut waarheid en
hoogheid van opvatling, hetzelfde aeslhetische effecl als Rafael. Maar de
indruk op hel gemoed zal hij den Hollandschen meeslcr kraehliger blijken :
wal hel emolie-wekkende l)elreii, slreeft Rembrandt verre boven Rafael nil.
Slond Laiiesse in hel dagelijksche leven plolseling voor ons, we zouden
het hoofd met weerzin afwenden. Rij monde van Lairesse wordl dat bevestigd,
wanneer hij zich aldus over mismaakten nil : « De natuur zelve weigerl
vermaak le nemen in hel beschouwcn van zulke menschen : want wij zullen
ons oog niel als met een soorl af keerigheid op hen geslagen houden ». En
ziel, zonder een grein realileil te laten vallen, ovcrwint Rembrandt's afbcel-
ding oiize aiitipathie.
De oude meesler koos, uit eigen wil, het sluilendsle model, waarmee
hel sehoonheidlievend oog le tarlen viel : een hatelijk wezen in een afgrij-
selijk uilerlijk. En op dit erealuur beproeft hij, onlslelleiid waagsluk, de
rijkdom van zijn ervaring, de macht van zijn levensbesehouwing. Wijsgeer
en kuustenaar beeldde Rembrandl Gerard de Lairesse af, als wilde hij, hoog
en zeker, en door een huiveringwekkcnd schoon voorbceld, demonslreeren,
dat de geesl waarin gesehapen wordl, aan de schej)ping de wezenlijksle
waarde geeft.
128
REMBRASnrS PORTRET VAN GERARD DE LAIRESSE
Renil)niii(lt's moiisteilijk dock lioiull do ;Kiiul;iclit men gt'v;ingeii. TcrvvijI
wij (lit gc'lnal (looivorsrheii cii dil kiiiaktiT |)lm1oii, kampeii in ons weemoed
en alkt'cr, veraclilino fu nu'delijclcii. Mn aldiis oiulcigaan wc de kalliarsis, de
reinii^ing, waaivan Aiislololes sprcekl. Onder licl aanhooren van Hcmbrandl's
niilde cxplicatie wordt liet ons bewust waarom hcl afscluuvelijke hicr
aanlrekkelijk is. In Rembrandt's geest gespie>>eld bceft hel bidenze bakkes
een Irinmfeercnde bekoring niet gemist.
F. ScMMIDT-DlXiENKR.
129
DE HOLLANDSCHE MEDIAEVAL
VAN S. H. DE ROOS
ET is nil ineer ihiii ccn j:iai" geleilen — hel \v;is Xieiiw-
j;uir 1912 — d:U tie LcltLTgielfiij v Ainsler(l;ini » aan-
kondigde luiar « Hollaiulsche Mediaeval », « een
nieuwe boekletter door oiis le siiijden eii le gieten in
X corpsen naar leekeniiii^ van S. II. de Roos ».
Er was aanstonds voor deze letter eene belang-
slelling, die niet atliet en nog imnier stijgend is.
Couranten en lijdschriften voor vakkringen en leeken lieetten liaar welkom
en prezen haar, en — hierin zal de maker zijn sehoonsle l)elooning vinden
— liet gebruik van de letter neenit voortdnrend toe, vooral voor boeken.
Dil laatste is typeerend, in aannierking genomen het karakter dezer boeken
en bet streven van Iiiinne nitgevers : als eerste boek, Berlage's lezingen,
gelioiiden in Anierika, verzen en looneelspelen van Henr. Roland Hoist-
van del- Seiialk en van Adenia van Sebeltema, alle bij de nitgevers Hrnsse,
voorts — wij knnnen sleclits een greep doen — werken van Strenvels, Bnysse
en .Moerkerken bij Veen, Van Disbocek en Van Kampen & Zoom, en, voor
bet oogeidjlik nog ler perse, twee bibliopliiel nitgaven, in den goeden zin,
van Raudelaire's Kleurs dn Mai (in den Romein) en nieiiwe gedieiilen van
Van Eyck (in de Cursijl) voor « De Zilverdistel ».
De overweging al dezer onistandigbeden doet een vraag rijzen : wat is de
oorzaak van het sncces dezer letter in kringen, overigens van elkaar
verwijderd, bij persoonlijkheden, sehrijvers en nitgevers, wier slijlinzichlen
en smaak in dczcn wcl geacht kunnen worden gebeel verscbillend te zijn?
Dc gegevens voor een eenigszins bevredigend antwoord scliijnen niij
versprcid te liggen op velerlei gebied en een sanienvatting van deze daarom
niet zonder nut.
In hel algemecn kan worden vooropgesteld, dat in de ontwikkeling dcr
kunslen en in de belangstelling voor deze in onzen tijd een verloop is le
conslateeren van de vrije kunslen naar de gcbondene, i. e. naar de nijver-
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
heidskiinsfen. In deze zelf hleck lelkciis de tijd voor de drukkuiist, nieer
l)ijzoiulei- voor de lierde lot hct schooiie boek hiler cUm le breken, dan voor
de andere takken aan tlien \viid(lrai<enden boom. Bedriegen de verschijnselen
niet, dan is die lijd in Engeiand sedert 1890 aanwezio, in Duifsebland sedert
1900 en bij ons wederoni een liental jaren laler, i)niten bescbonwiny geiaten
voor-perioden en kleine lijdversehillen.
Neemt men nu in aanmerking onze l)elang,sleiling en in vcel ook onze
afhankelijkheid van l)uilenlandsebe produelie, is bet dan niet te verwonderen,
dat, waar men sedert 1900 deenorme sclieppingshist der Dnitscbe lypograpbie
— in letters en boeken — bad knnnen gadeslaan, en meer dan dal, van deze
letters, onder vvelke boogst stijlvolle, mede gebrnik liad nioeten niaken, is liet
dan niet verklaari)aai-, dat bet daarop als bet ware de bevrediging van een
bongerend gevoel was, toen men in bet cigen land een materiaal zag tot
stand komen, dat origineelvan seliepping, in alle opzicbten den strijd met de
buitenlandscbe prodneten, niet alleen van Dnitscbland, maar ook van Amerika
en Frankrijk, kon opnemen. De Inst naar goed materiaal was door bet buiten-
landscbe voorbeeid wakker geworden, bet nationale product, als zoodanig,
gaf daarom een dubbele bevrediging. Hiermede wil geenszins gezegd zijn,
dat de letter van De Hoos specifiek Nederlandscb zoude zijn, zooals in
Nederlandscbe l)esprekingen soms gaarne wordl beluigd — op dit punt zal
nader worden teruggekomen — docb bet wil aanloonen een belangrijk
element in de bartelijke belangstelling, die deze letter erlangde en verdient.
Het is ecbter duidelijk, dat liiermede de verdienste van de letter zelf,
baar scboonbeid als schriftteeken niet direct werd getrolfen. Toch doet ook
deze, zij bet bij de meesten nog onbewust, bare werking, en zal bet in de
toekomst, wanneer bet publiek de slecbte letters is ontwend, steeds meer en
blijvend doen. Wij zijn bier op andere gebieden en zuUen tot begrip der zaak
wat dieper bebben te delven. Het is de genesis dezer letter en daarvoor nog,
bet wezen van de letter in bet algemeen, die bier om beiiandeling en
verduidelijking vragen.
De Letter, wat is er niet in bare vormen gelegen ! Letters zijn de teekenen,
waarin de menscbenzielen baar innigste denken en voelen als de schalten
nederleggen, die zij voor anderen bestenimen. En in die daad van overgave
zijn zij omludd van de scboonbeid, waarmede bet gevend gemoed is getooid.
Toen liaar vormen rijpten, in die verre tijden, waren bare leekenen niet
dan voor de allerboogste mededeelzaandieid bestemd. Is bet wonder dan,
dat in baar vormen nog bet rbytme is besloten, waarin eens dat denken zicli
bewoog, is het wonder dat in baar samenvoeging nog een alscbijn is van de
scboonlieid, die eens bet diepst gevoel ontsprongV
En omdat in de ontwikkeling der menscbbeid, zicli bewegend nit den
131
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
laatsten schemer der Romeinsche Aiitiqiiitas, door den morgeiifjlccd der
eerste Clirisleiiheid, door het brandcn der niiddeleeiiwsche go(lsvereerini>,
door dea stiller, door den zoeleii lieiliifencultiis, d;iii door liel i<!;i:irder
bewuslwordeii en den trolschen opsUnid der rede, waarmede de renaissance
de wereld verrijkt, onulal in dezen zielegan^ de hand heell niee<<el)eden,
heel't meegedroomd, is niede oiitwaakt en met de reile heeit nu'egezoiinen,
daarin ligt de verklaring, dat de leekenen door die zell'de hand gehokken,
inede van dat wisselend leven zijn vervnld.
Is het hieriiit niel duidelijk, dat zoo ergens, dan i)ij het vornien van cen
letterschrifl, de kunslenaar nioet worden gesleund door de geeslelijke krach-
ten, die in ziJn tijd werkzaani zijn, dat deze zich nioeten samenvoegen tot een
geheel, tot een milieu, waaruit het dezen werker mogelijk is te ahsorheeren
wat hem voor zijn vormgeving dienstig is. Van tijd tot tijd zijn er zulke
perioden voor de verschillende knnslen. De kunslenaar is dan zeker van
helangslelling en sympathie en men mist in zijn werk die sporen van opdrin-
gerigheid waarmede in zwakke perioden getracht wordt de onverschilligheid
wakker te schudden en den lieden in het gevlei te komen. De kunslenaai- is
als een redenaar, die door het merkbaar medeleven van zijn gehoor zich al
meer en meer van het innerlijk vergaarde voelt ontlokken en op naluurlijke
en treffende wijze als van zelf zich uiten hoorl. Yergissen wij ons, of gaat er
niet weder in dezen tijd in hen, die de letterkunst le aanschouwen krijgen een
heimelijk bewegen om, dat de oogen richten doet met meer dan nieuwsgierig-
heid, met hartelijke en aanmoedigende helangslelling. In kringcn, waar
nimmer aan typographic werd gedacht, is « De letter van De Roos » een
bekende klank gevvorden. Er is weder een nieuw contact in onze naar samen-
werking slrevende wereld ontslaan. Het klinkt in het welkom, waarmede deze
nieuwe letter wordt ontvangen : zij bevredigt een meer algemeen vormgevoel,
omdat bij haar ontslaan daarmede rekening is gehouden, niet opzeltelijk,
(loch uit een innerlijke samenstemming met helgeen ook builen dvn kunsle-
naar zich in den tijd bewoog.
Is deze omslandigheid met vreugde le begroelen, men denke zich echler
i\vn tijd nog niel zoo rijp als in de groote periode, die de middeleeuwen voor
bet schrift te bewonderen geven. Er was toen nog lets bijzonders aanwezig,
wal Ihans ontbreekt en vooralsnog ontbreken zal.
Onze letter heell zich gevormd als geschreven letter. I'il de monnmentale
in sleen geliakle inscriplie-kapilalen der Romeinen, ontvvikkell zij zich langs
de ruslieke kapilalen, welke reeds het meer bevvegelijke van het schriji'luig
— het riel — doen zicn, lot de roiulcr vioeiende uncialen, om Icn slolle nil
le i)loeien in de zachl bewogen, de zwciicnde en sliiikcnde, zich soepel voe-
132
DE ZON WAS AL OP EN EEN
heerlijk nieuwe lentemorgen geboren.
De groote kinderkamer was vol licht.
In de ruimte, tusschen de vier wanden was het
licht als een tastelijk stuk doorzichtig vloeisel,
dat binnendrong met geweld door de twee
groote ramen^ — twee hevig glanzende vakken
in den schaduwwand, die er als twee schitter-
spiegels tegen ophingen. Het neteldoek, dater
voorgespannen was brak het geweld, waar-
door de klaarte als door een teems getemperd
en gelijkvloeiend in de kamer openspreidde.
Op de vier wanden sloeg het licht met een
efFen witten glans ; over het vlak der zoldering
slierde het teerder, doorschijnender, dieper,
met wattige matheid. De blauwe behangsels
boven het bed en het wiegje baadden in het
witte licht en bleekten het diepe blauw met
een schijn van azuur uit den uchtendhemel.
Op de ronding der spannende kussentooisels,
op de f rommeling der lakens en sprei schitterde
en weerkaatste 't licht op dat zuiverwit als op
schuimende room of verschgevallen sneeuw.
Bladzijde uit Stijn Streuvcls ..Morgenstond" — Gedrukt bij G. ]. Thicme te Nijmegcn.
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKVNST
<*eiKle miuuskiuil, zooals die in het schrift onder Keizer Karel de Groote, in
de Karoline, haar schoonste vormen toont.
Onze letter is een schrijllelter, niaar zij kan, gevormd als drukletter, iiiet
al het bewegelijke, daaraan veibonden, beliouden. Deze melamoiphose van
geschreven letter tot drukletter bestaat in een vastleggen, niaar daardoor ook
in een zuiveren. Er is daarvoor noodig een zoeken naar het zooveel mogelijk
bevredigende, een pogen tot samenvatten van alle mogelijkheden, die de vrije
hand in haar schriftvoering al naar de omstandigheden kan toepassen, een
kleinste genieene veelvond, waarin al die factoren zijn voorzien. Verder heeft
de letterknnstenaar niet le gaan. De lechnieken, die ten slotte he! gegoten
letterbeeld vormen, hebben hem verder niets te dicteeren, en in het bijzonder
zal hij zich niet hebben te binden aan de lechniek des lettersnijders, in dien
zin, dat hij in zijn vormen een graveersnede tot nildrukking zoude hebben
te brengen. Wat ware ook de bedoeling hiervan? Onmiskenbaar een te loven
zin naar uitdrukkingsechtheid, naar een uitdrukkingswijze in overeenstem-
ming met het werkluig, met het materiaal, dat de vormen te voorschijn
brengt. Maar de bedoeling zou haar wit voorbij streven, en vervallen in eene
verdubbelde vervalsching. Zij zoude vergeten, dat het niet meer de teekenaar
is, die de stempels graveert, dat het, omgekeerd, niet meer de stempelsnijder
is, die de lettervormen schept. Wij hebben in dezen nu eenmaal, in onzen
tijd, eene verdeeling van werkzaamheden, en maken gebruik van lechnieken
(van reproduclie, van snijden, van stempelen, van gieten) die den letteront-
werper, wat zijn uitdrukkingsmiddelcn betreft, beperken tot diens pen en
papier, en die den lettersnijder er toe brengen niet als een in levende lijn
scheppend kunstenaar te werken, maar als een steenhouwer, die van zijn
materiaal al'bikt, uitholt en wegsnijdt al naar de willekeur en het bevel van
zijn voorbeeld. Er is hier geen sprake meer van een levende technick, het
leltersnijden is een volgzaam copieeren. Aan dit werk een vorm te doen
beantwoorden ware miskenning in dubbelen zin : een overschatting van het
snijwerk, een noodeloos beklemmen van het scheppend teekenwerk. Niet
naar den lettersnijder heeft dit zich te richten, doch het heeit zich bewust te
zijn van zijn historischen oorsprong. Deze is : het zuivere, gevoelige hand-
schrii't, zooals hierin in de middeleeuwen de menschheid hare koslbaarste
gedachlen heel'l nedergelegd. Schrijvend, met de gedachtcn van het te schrij-
vene vervuld, zagen de middeleeuwsche schrijvers hunne hnnden de letters
vormen, vcrvormen, levcnd van de begeleidende gedachtcn. Niet uit con-
slructie, noch uit graveering, met de aandacht op niets dan het letterbeeld
gericht, is onze letter onlslaan. l':n toen de eerste drukkers voor de teekenen
der gevoelige hand hcl gekristalliseerde lellerbeeld behoelden, wislen zij wel
de schoone schril'ten en hunne schrijvers, die de levensvolle vormen bun
133
AMBACHTS- EN NIJVERHEWSKtJNST
moesten leenen. De beste sclnirtkunstcn;iien matiklen ook voor de driikkers
de letterbeelden, zoodat liet werk der pcis schier gelijk van aaiizieii was, als
de gelijktijdige manuscriplen, al waien er fijnzinnigen ook loen, die leriig-
grepeu naar verder tijden, naar liet Lalijn in de Karoline in Kaiel de Groole's
tijd geschreven, naar liet Gotliisch uit de slille klooslers der twaallde eeuw.
Kan ecliter de tegenwoordige lellerknnstenaar zich naar dien algenieenen,
juisten regel der middeleeuwen gedragen? Hij hadde dan te speuren naar het
levende handschrift van eigen tijd; hij hadde wat vormzwak misschien, maar
niettemin onmiskenbaar als levensteeken daarin verborgen lag, aan het licht
te heffen ; den Iniden vormspraak te geven aan wat in 'I handschrift zelf
slechts fluisterde, en zoo in zijn drukschril'l, als ieder kunstenaar, den lijd-
genoot het eigen leven, gelijk het zich in deze of gene vornien manifesteert,
gezuiverd, verreind voor oogen te voeren. Maar deze doorvoering is thans
niet mogelijk. Onze schrijfzin is afgestompt, ons handschrift is stijUoos, het
leven vlndt anderen uitweg dan in diens teekenen : de schriftknnstenaar heeft
thans, niet uit precieuzen keurzin, gelijk wcl de eerste drukkers deden, maar
uit gebrek aan stof zich naar andere tijden te wenden. En hierbij wordt op
zijn vormkracht, op zijn zelfbeperking en richtingvastheid geen geringer
beroep gedaan, dan wanneer hij uit eigen tijd kon scheppen. Integendeel,
voor hem, die eenmaal uit het heden is gestooten, kan maar al te licht de
daarbuiten liggende veelheid van stijlen en perioden tot verwarring en stijl-
loosheid worden.
Een juiste keuze daaruit van hetgeen tot grondslag van eigen bouw zal
dienen kan hem daarlegen hoeden, en zoo zal deze keuze voor den beschou-
wer een teeken zijn.
Waarheen richtte zich De Roos?
Beschouweii wij daartoe zijn letter van meer nabij.
Zij is vierkant gebouwd, en houdt zich daardoor reeds verre van die
latere smalle letters, welke vooral door de Elzeviers in de zeoenliende eeuw
voor hunne uitgaven werden verkozen; smal, omdat die kleine bekoorlijke
boekjes door breedere letters te weinig woorden, naar het oordeel van hun
makers, op 66n regel zouden dragen.
Zij heeft een evenwichtig onderscheid tusschen op- en ncer- halen, zich
daarin afscheidend van die letlers als van Bodoni, Didot en Gando, welke
aan het einde der achlliriuie en begin ncgculicude eeuw, met haar schrille
tegenstellingen tusschen dikke en dunne lijnen ecu pijiilijk on gczociit ellect
niaakten.
Haar |)rolotype is dan ook niet in deze eeuwen le zoeken, doch in die
schoone letter, welke nog in gebruik in de zt'slicude eeuw, haar oorsprong
vend in de jaren tusschen 1470 en 1 I7(), en het eerst aan de boeken van
134
, 1 U 1
1 J**
lO^
H - ^ -^ ^
lJ,
1
,
S. H. DE ROOS :
Teekening hoofdietler D
S. H. DE ROOS :
Teekening letter d.
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
Nicolas Jensoii, den F'ranschen drukker le Venelie, hun onovertroffcn harmo-
nisch aanzien geeft. Geen wonder, zeide Jensoii zelf niet, dal zijne letters waren
gesneden en gegoten door
eene goddelijke kunst?
De letter van Jenson :
liet was ook deze, welke
Morris als zuiverste Ro-
mein-letter analyseerde,
nateekende,vergrootte en
overwoog, als voorstudie
voor het ontwerpen van
zijn eigen Golden type,
en het is diezelfde letter,
welke herleeft in een zelt's
lets verfijnder gedaante
in de jiiweel-boeken der Doves-Press, nn nog werkend door Morris' vriend
Cobden-Sanderson.
,Ia, de keuze van De Roos is teekenend goed. Zij toont zijn verlangen naar
de jiiiste beginselen, aan welke een letter heeft te beantwoorden en zij richtte
hem tot een tijd, walks beste letters als een samenvatting van deze begin-
selen zijn.
Welke zijn die beginselen en zijn zij eigen aan de «Hollandsche Mediaeval)/?
Leesbaarheid zij het eerste beginsel, en de letter worde daarom niet
beladen met irrationeele aanzwellingen of pnntige uitspringsels. Zniver vloeie
de lijn nit de beweging bij haar nederschrijven, een beweging niet van passer
en lineaal, doch nit knnstenaars hand te verwachten. Maar wil de schoone
teekening lot haar recht komen, zij zal in een vierkant ongeveer zijn le
besluiten en niet in een recht-hoek, als die smalle letters, welke wel een derde
deel van het vierkant moeten missen. De teekening hebbe ook voor elke letter
haar bijzondere karakteristiek. De verdikkingen van een b, e, g moeten niet
van dezellde soort zijn als van een d. Een u moet niet enkel zijn een n, het
onderste boven gekeerd. Deze onder andere beginselen, alle voor een knnste-
naar vanzelf sprekend, maar nieltemin door den lezer in de mecste boeken,
die dagelijks zijn leeshonger moeten stillen, vergeel's te zoeken.
En dan, naast deze eischen voor elke letter afzonderlijk, die voor de
Itllers te zamen in haar verbinding tot woorden, tot regels, tot pagina's.
Behalve eigenscbappen van individneele schoonheid zullen zij ook — als
het ware — die van een gemeenschaps-schoonheid moeten vertoonen. En welk
een veld ligt hiermede niet voor het kunstgevoel open, waar het boven alles
aankomt op de gevoeligheid van het menschelijk oog, die wonderlijke gevoe-
135
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
ligheid voor een gelijkmatige verdeeling van lichl en donker, voor een juisfen
grond van contrastwerkingen tusschen deze Ijcidc, en daarbij voor liet even-
wicht van maat-verhoiidingen. Zoo zal, om mel dit laatste Ic beginnen, liet
oog aangenaam worden aangedaan, wanneer er een liarmonie is tiissclien de
stokken van letters als b, d, h, I, enz., en de slaaiten van letters, als f, g, j, p,
en q; wanneer de breed te der letters, verschillend voor een i, een n, een u,
eenm, ofw, in een evenmatig opvolgende reeks zich voordoet; wanneer
vooral tusschen de hoofdletters en de kleine letters weder die noodige saam-
hoorigheid is te onderkennen, welke door het verschil van haar oorsprong —
de kapitaal uit het gebeiteld schrift, de kleine letter uit het met riet geschre-
ven schrift — zoo lichtelijk verloren gaat, niaar door een beide beheerschende
beweging in de teekening kan worden herwonnen. Ook een innerlijke rich-
tingseenheid voortkomend uit een parallel gaan in de onderscheiden letters
van markante lijnen, zooals bijv. van de diagonaallijnen in a's (de lijn
waarmede het beneden oog zich naar den stam beweegt) en in e's (het
zoogenaamde dwarsstreepje) ; van de lijntjes, waarmede de letters worden
afgesloten, de treden of schraveeringen ; de laatste uiteinden op den regel als
van I's en e's ; de kort-krachtige van a's, d's en z's, en zoovele meer. De
overeenstemming van al zulke lijnen geel't aan het letterbeeld van een pagina
een zekere innerlijke richting, en daarmede een geordendheid, die aange-
naam rustig aandoet.
Het probleem van licht en donker wordt veroorzaakt door de verschil-
lende substantie der letters. Een i b.v. vergeleken met een o, geeft een groot
onderscheid van licht en donker te zien. Deze verschillen maken, dat de
letterbeelden maar niet op lelkens dezelfde wijze in een woord kunnen
aansluiten aan elkaar. Het komt hierbij geheel aan op de optische waarde van
een letter.
l)e optische waarde aan licht en donker moet zooveel mogelijk gelijk zijn
voor telkens gelijke ruimten, door de letterbeelden ingenomen. Is dit niet het
geval, dan komen er vlekken in de woorden. Indien bijv. dc w te smal
gebouwd wordt, dan zal zij, omdat er zooveel lijnen in haar voorkomcn, op
de te kleine ruimte een te intense zwart-werking verkrijgen en bij een over-
zlen van de pagina telkens hinderen als een donkere vlek. Zelfs zorgvuldig
gekozen schriften, als dat van de Engelsche Cambridge University Press en
van menige ook Nederlandsche prachtnitgavc worden dooi' zulke gel)rcken
ontsierd.
Bij dit afwegen van de donkerwerking is naluuilijk Icvcns rekening te
houden met de ronde, puntige en haak-vormcn, die in l)epaalde letters voor-
komcn, — l)ijv. ronde in de c, de g, de o, puntige in de k, de v, de w, iiakige
als in L — welke vormen op bepaalde phialsen meer wit overlaten, dan elders
136
OVER KUNST EN AMBACHTSONDERWIJS
LEZING VAN ANTOON J. DERKINDEREN m. VOOR HET EERST
GEDRUKT IN DE GIDS VAN JUNI 1902 mTHANS HERDRUKT
DOOR DE ZORGEN VAN DE VEREENIGING TER VEREDELING
VAN HET AMBACHT P.
I ET IS NU ONGEVEER DRIE JAAR GELEDEN, DAT
de bouwmeester der nieuwe kathedraal van Sint Bavo te
Haarlem, Jos. Th. J. Cuypers tcr vergadering van het ge-
nootschap Architectura et Amicitia de wenschelijkheid be-
toogde om de bouwkunst en aanverwante vakken te doen
opnemen onder de leervakken onzer Rijks-Academie van
beeldende kunsten. M> Al mochten wij tot heden van eenig
gevolg dezer actie weinig bespeuren, toch zou ik het feit op zich zelve gaarne
prijzen als te zijn van heuchelijke beteekenis. Immers, oprechtelijk gezegd, de
eenige instelling, waar van 's rijkswegc het hoogere onderwijs in het schil-
deren, beeldhouwen en graveeren wordt gegeven, schijnt mij door de alge-
meene belangstelling al te zeer te worden vergeten. Het werken der kunst
verflauwde niet in de laatste vijftig jaren; nieuwe meesters werden de dragers
van nieuwe ideeen ; de nieuwe overwinningen werden niet verkregen zonder
scherpen strijd. Maar de Rijks-Academie voert daarbij een zwijgend bestaan
en levert in stilte jaarlijks het aantal jonge artisten, waaraan, men moet het
veronderstellen, behoefte is.
Al wat het onderwijs voorschrijft, al wat een buitengewoon begaafd en con-
scientieus leider als August Allebe aan dit onderwijs toevoegt, het gebeurt en
men laat het gebeuren. Dit schijnt mij een onverschilligheid, waarvan ik de
voordeelen onmogelijk kan ontdekken.
Denk eens aan de belangstelling, die zich concentreert om ons heuschhooger
onderwijs in zijn universiteiten. Ik bedoel niet die belangsteUing af te meten
naar de enorme sommen, die er aan worden besteed in vergelijking met het
budget onzer Rijks-Academie, maar ik wilde herinneren aan de werkelijk
levendige en wakkere belangstelling, waarmede van uit wijdere kringen het
werken van het wetenschappelijk onderricht gevolgd wordt. De benoeming
van professoren gaf meermalen aanleiding tot waarlijk heftige besprekingen;
de bibliotheken, de lokaliteiten, de hulpmiddelen bij onderzoek en behande-
lingen, zij laten ,,het denkend deel der natie" geen rust. En onder de duizen-
den jonge mannen, die de gave des lands aanvaarden, ontbreekt het niet aan
het kritisch vermogen om mede toe te zien of de geschonken zorge wel
evenredig is aan waardige eischen.
Hier leeft werkelijk iets; en al mogen wij ons aan deze wetenschaps-culte
ook onttrekken, wij kunnen niet ontkennen, dat kunst en handwerk daarbij
dingen zijn, die hun rechtmatige plaats in de schatting onzer tijdgenooten en
in onze maatschappelijke organisatie nog niet vermochten te vinden. Ons
kunst- en ambachts-onderwijs lijdt daaronder, en niet het minste in zijn hoog-
Proefpagina rtcr Hollandsclie Mpcliaeval naar ontweip van S. H. db Roos
Uitgpvoerd door de Leltcrgieterij « Amsterdiim • vocrhcen N. Tetteiode.
LE VOYAGE DANS LES LIVRES
II nest que detre rot pour etre heureux au monde.
Benis soient tes decrets, 6 sagesse profonde!
Qui me voulus heureux, et, prodigue enuers moi,
M'as fait dans mon asile et mon mattre et mon roi.
Mon Louvre est sous le toit, sur ma tete il s'abaisse,
De ses premiers regards l' Orient le caresse.
Lit, sieges, table, y sont pourtant de toutes parts;
Livres, dessins, crayons, confusement epars,
La,je dors, chante, lis, pleure, etudie et pense;
La, dans un calme pur,je medite en silence
Ce qu'unjourje veux etre; et, seul a m'applaudir,
Je seme la moisson queje veux recueillir.
La,je reviens toujours, et toujours les mains pleines,
Amasser le butin de mes courses lointaines:
Soit quen un livre antique a loisir engage,
Dans ses doctes feuilletsfaie au loin voyage:
Soit que, passant et bois, et vallons, et rivieres,
J'aie au loin parcouru les terres etrangeres,
D'un vaste champ de fleursje tire un peu de miel.
Tout m'enrichit et tout m'appelle; et chaque del
M'offrant quelque depouille utile et precieuse,
Je remplis lentement ma ruche industrieuse,
ANDRE CHENIER
PincrpnKlna ull rio Hnllnndsrlir Mrdlnfvnl Ctirsii-fnonr trekoninR vnn S. H. dp. Root.
lMlK<!vocrd door de I.tllcrglclierlJ • ImilcKliim ■ voorlieon N. Tcltciodi .
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
de lijnen onigeeft. Omgeeft, want aangezien tusschen de letters immer eenig
wit vooikonit, wordt daarvau door het oog aan elke letter lets toebedeeld,
zoodat ieder als het ware in een ideeel vierkant anreooltje van wit konit te
staan. Alle letters, die rond zijn, als de o, de e, erlangen op dezc wijze —
voor liet oog — meer wit oni zicli, dan de letters, die recht zijn als de i, de
ni, de n, tnsschen welke in zich dan i)ewegen de half-rond-half-rechte, als de
p, de d, de b, enz. Zoo omgeeft de k meer wit dan de h, door den ingaanden
hoek, vertoont de w meer wit om zich dan de m, heeft de L zelfs zooveel wit,
dat het zich als een gat tusschen het andere letterzwart kan voordoen.
Dit alles eischt bij het teekenen vornigevoel en keurzin in een subtiel
samengaan; het eischt een zicnde hand, een tastend oog. En na dit werk is
ook het nasnijden van de teekening te con'troleeren en vooral het « stellen »
van het letterbeeld tijdens het gieten, omdat hiermede in laatste instantie over
't gansche aanzien van een schrift wordt beslist.
Het letterbeeld toch, door een gesneden stalen stempel — depatrijs--
geperst in het platte sink koper. dat de matrijs wordt genoemd, vertoont zich
daar als een niet zeer diepe holle, die volgegoten met de loodalliage het
evenbeeld van den stempel weer zal opleveren. Dit gegoten beeld staat natunr-
lijk niet op zich zelf, doch bevindt zich op de krnin — den kegel — van een
looden staafje, waarmede het een geheel uitmaakt. De vraag is, welk opper-
vlak heeft die kegel nog om het letterbeeld te vertoonen.
Het letterbeeld n. 1. neemt niet de geheele bovenzijde van het staatje in,
immers dan zonden de letters van een woord en de regels van een pagina
elkander aanraken en tot knoeierige onleesbaarheid leiden.
Rechts en links, onder en boven van het letterbeeld blijft dus op den
kegel wit over. Hoeveel echter en hoe verdeeld?
Deze vragen worden beslist, eensdeels door de wijdte van het vorm-
kanaaltje — een deel der gietmachine — aan welks uiteinde de matrijs tijdens
het gieten onwrikbaar wordt vastgehecht, en waarin het vloeiend lood, tot in
de matrijsholte, lot letterstaafje met letterbeeld zal stolten, en anderdeels
door de plaatsing, die der matrijs onder aan dit kanaalje wordt gegeven.
Meer naar links verplaatsl, zal een afdruk van het letterbeeld meer wit voor
de letter toonen, meer naar rechts verplaalst, meer wit aan de andere zijde.
Na het voorgaande kan het duidelijk zijn, dat niet alle letters evenveel
wit znllen hebben te verkrijgen, d. w. z., dat de niterste piinten van de een
niet evenver van de grens van den kegel znllen liggen, als die van de ander.
Gaf men evenveel wit aan alle letters, dan zou dil bijv. knnnen leiden tot een
juistc mate wit om een i, geplaalst tusschen een m en een n, zoodat de
i tusschen deze letters duidelijk onderscheidbaar ware, doch een o met
die zelfde iioeveelheid wil omgeven en gei)laatsl lusschen die zelfile letters
137
AMBACHTS- EN NUVERHEIDSKUNST
zoii dan l)lijken zoovcel wit Ic hebben, dal de samenban^ met de aiidere
Iclteis was verbrokeii en bijv. bet woord ((limoiiade" /.ich voor zoii doeii
a Is (liie woorden : lim-o-nadc.
Om bierop mi eenigen regel tc slcllcii druki iiu'ii al Itlleis m iiaasl elkaar
en daarnaast een ris o's. De ni's zijii zoo gcsleUI, d;il de alslaiKl tiissebeii
1' steiiing : mmmmmmoommoommomomoooooo '<" ^U'l K'-stcide os
2' » mmmmmmoommoommomomoooooo soed gpsieide o's
3- ' HOHOHHHAHHOAHHOAAOA le nauwgesleldecapi.alen
4- » HOHOHHHAHHOOAHHOAAA goed gesU-Ul.. capUale,,
S. n. DE RODS : lienige stelpioeven.
telkcns twee m"s gelijk is aaii de riiimle liissebeii elk paar poolen van die
leKer. De os worden zoo diclilaan elkaar gevoegd, dal bet wit-etTekt tiisscben
twee o's opweegt tegen bet wit-effect tusscbeii twee ni's.
Is dit bereikt, dan beefl men twee grondmaten van wit verkregen.
Het wit, dat links en recbts van elk m-letterbeld op diens staafje is over
te la ten, is ook de wit-maat voor elke andere begrenzing, waar een letter
recbt verloopt, dus bij de n aan beide zijden, zoo ook bij de I, de i, daaren-
fegen alleen aan de stokzijde der letters b, d, p, enz.
Het wit der o's is de maat, waar de letters eveneens rondte vertoonen,
dns voor de c, de e aan beide kanten, voor b, d, g, alleen aan de ronde kant.
Hiermede is ecbter gecnszins bet laatste woord gesproken. In deze wijze
van bandelen is niet anders dan de boofdregel gegeven ; bet is nn aan het fijne
gevoel van den kunstenaar overgelaten voor zijn speciale letter met den regel
als beginsel de fijnere nuances aan te brengen. Want het spreekt wel van zelf,
dat bet van elke afzonderlijke leekening afhangt, in boevei re in dezen is le
geven of te nemen.
Om maar een voorbeeld te noemen kan de s al naarmate haar einden al
dan niet tot op gelijke breedte gaan als baar bogen, meer of minder tot de
rechte of de ronde letters gerekend worden en zoo zijn er nog vele andere
nuances mogelijk. llel zijn alie optisclie regulaties, — ook hel verlengen van
de V punl tot onder de lijn kan in dit verband worden genoemd — die hel
oog en bet gevoel van een kunstenaai- vereiscben.
Hel is niet vreemd, dal de leiler van .lenson aan al /uike eiscben van
Juiste afgewogenheid beanlwoonil. Die eersle iMansclie en Duitsebe drukkers,
als aposlelen van (iulenbeig's kunsl naar llalie Irekkend, boe moeslen zij in
(lien lijd daar niel worden getrollen door het maatvolle en klare van den
renaissanee-geesi, opgerichl als die was dooi- de sludie van de werken van
lilleraluur en l)eclden(k' kuiisl uil de klassiekc oudluid. Zicli locleggend juisl
i:i8
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
op den druk van die Romeinsche geschriften, en Ink op de beste handschriften
daarvan, hoe moesten zij, als frissche enthousiasten, dan niet in liunne letter-
vormen eene nieuwc levendige zijde van dien renaissance-geest doen zien, de
edele klaarte, als in de letters van Johann en Wendelin van Spiers, Jacobus
Rubaeus en Nicolas .lenson, welke boven anderen in staat is bet ranke even-
wicbtige der nog jonge renaissance te demonstreeren.
Het is ook duidelijk, dat bet vormgevoelige hierin De Roos nioest aan-
DE BOEKDRUK IS EEN DER
belangrijkste hulpmiddelen van de
S. H. DE HOOS : Zincogralische veiklciniiig naai- eeii der pioelleekeningen.
trekken. Ecbter mcer dan een ricliting behoefde bij niet te erlangen. Geen
navolging, docb gobeel zelfstandige scbepping, evenals Morris « Golden tj'pe »
beanlwourdl de Hollandsche Mediaeval op haar e'ujen wijze aan de omschreven
beginselen, en het is daaraan, dat zij haar rusiig harmonieus aanzien dankt.
Een lust op zicb zelf is bet, de werkleekeningen te vergelijken met de
proeven daaraan voorafgaand ; boe het bedoelde immer zuiverder wordt
bereikt, hoe het geheel immer uit een vrije, maatvol bedwongen handbewe-
ging is voortgevloeid en eerst achteraf door een constructie-schema werd
gecontroleerd en — eigenlijk niet te verwonderen — ook uit dit oogpunt werd
juist bevonden.
Hoe blijkt ook uit deze teekeningen de groote zorg, om bet karakter der
letters in de verschillende grootten toch telkens lot zijn recbt te doen komen.
De vormen van een kleine letter vergroot voldoen niet, evenmin, als die van
een groote verkleind. Elk heeft zijn afzonderlijke eiscben, waarmede De Roos
op gelukkige wijze rekening heeft gehouden. Vertoonen de kleinere corpsen
als het ware de quinlessens van het letterkarakter, naarmate de corpsen
grooter worden is er nicer gelegenheid de sierlijke lijnvoering, die in de
kleinere als in kiem ligt bcsloten, nu ook in haar vrijcr bewcgen te doen
ontbloeien, tot dat in de allcrgrootstc corpsen weder een ingetogenbeid tot
monumentaliteit heenvoert.
Een blik op de proeven van de gieterij al'komstig, doel tevens zien, boe
ook bierover de inzicbten van den ontwerper bebben gewaaki; een omslan-
digheid wel afzonderlijk te vermeldcn, omdat zcU's bij gevierde schrilten uit
het buitenland zoo vaak de ontwerper na de teekenpen te bebben nccrgckgd,
bet werk verder aan Icttersnijder en giclcr bceit overgelaten. Wat er dan
ecbter nog voor een kunstenaarsband te doen valt is licht te begrijpen, doch
kan niet beter worden aangebracbl dan door een nagaan van al die lijne
IM
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
aanleekeningetjes door De Roos bij de tallooze proeljcs geplaalsl. Zijn ver-
bonden zijn aan een gieterij, waardoor de noodige wisselwerking liissclien
ontwerper en techniek van zelve is verzekerd, moel in dezen als een niel le
onderschatten onistandigheid worden aangemerkt.
Er is wel bewoerd, dat De Roos' letter een zakelijk, en daarniede een in
bet bijzonder boilandscb karakter zoude eigen zijn. Ik kan dal, vooral nn de
versebillende corpsen en ook de cnrsief voltooid zijn, niet inzien. Zij is geluk-
kig meer dan zakelijk en specifiek boilandscb, zij doet blijken van een
vormgevoel van een lenigen, opgewekl-sierlijken aard en dit gevoegd bij
baar, zeker, niet boUandscb-vreemde maatvastbeid en gejjondenbeid, niaakt,
dat zij boven bet doorsnee boilandscb uilgaat en ook in de inleniationale
beoordeeling menigen lot reeds beeft verkregen en, moge bet zijn, ook inenige
toepassing nog vinden zal.
In een niting van De Roos zelf vind ik voor deze opvatting een kantiee-
kening, die bier niet acbteiwege is te laten : « Het is niisscbien een gevoelszaak
— scbrijtt bij in de Boekzaal van Januari 1912 — dal wij boUandscbe knnst
onmiddellijk als zoodanig tusscben transcbe, dnitscbe en engelscbe ber-
kennen, maar vast is bet, dat bet duitscbe overladene ons legenstaal, dat wij
eer geneigd zijn tot de fijne gratie van den franscben geest, versterkl door
onzen gedegenbeidszin ».
Juist, de fijne gratie van den franscben geest, deze is bet, die in deze
letter met onzen « gedegenbeidszin » zoo bekoorlijk saniengaal. Aan baar kon
de lenige pen de licbte niting geven. En boe scboon is niet de conseqnentie
van dit penkarakter volgebouden ; de e's met bet kleine drnkje op de pen,
waar de dwarsstreep lets uitgebaald zicb aan de booglijn voegt, bet pitlig
afsluitend boveneinde van de a's, de fijne trekjes aan de dwarsstrepen van
f en t, de origineele en jniste oplossing voor de g, en dan bet sierlijke, licht
bewogene in de kapilalen — niet in de laatste plaats in de scbraveeringen —
waardoor deze bet noodige verband met de kleine letters weder bebben ver-
kregen ; ja in scbier elk letterbecld is bij een rustige bescbonwing een Jiiist
overleg, een levendige lijn, een mooie verboiiding of een andeie Insl voor bet
oog te genieten.
Rescboiiwen wij ten slotte bet beeld dei- letters in verband tot woorden,
regels en pagina's. llel valt aanstonds o|> bij bet bezien van een j)agina niel
deze letter bediiikl, boe gelijknialig baar zwart-werking is : geen galen of
zwai-te vlekken, doeb een constante kleni- in a! Iiaai- klare i-egels, daarbij dooi'
liaarjuislen dikle-graad van lijn van een |)raeblige eonlraslwerking tegen de
blaid<e marges. Ilier is bel, dal de diiidelijkiieid van een letter ook baar
seboonbeid van werking ten goede komt. Dnidelijkbeid slaat toe, Insseben
de woorden weinig .sj)alie le nemen, de regels zonder inteilinie le zellen.
140
CHARLES BAUDELAIRE
LES FLEURS DU MAL
Tilol en lwo<; blniizijdcn van ecn
luxe-iiURavo <lor'« ZU^^fiSbtel » ^<* •s<SVnrenhi.BK
AMBACHTS- EN MJVERHEIDSKiJNST
zoodat de driikspiegel als met gesloten gelederen, krachlig in levend zwart
zicli op 't papier vertoont. Zij die met deze letter werken, mogen wel be-
(lenken, dal men haar verdieiislen door eeii mime zetvvijze omeclit doet.
De Hums verschenen cursijt vertoont dezcilde qiialileiten, als haar oudere
l)rocder de Romein. Ook zij neemt aanstonds voor zicli in, en een schoon
gedicht in luinr meer inlienien schrijl'stand gedrukl, vindl daarin de waardige
teekenen, oni de dichterlijke verbeelding tot liet gemoed van den lezer te
dragen.
Zoo staat thans de balans ; een Nederlandsch kunstenaar, van het vorm-
gevoel van zijn lijd vervnld, heeft aan de letterbeelden, zooals zij tegen het
einde der vijttiende eenw zich hadden ontwikkeld, een nieuwen levensvorm
gegeven, waarin eenerzijds de zuivere, van oudsher geldende beginselen
hunne voldoening vinden, waarin echter tevens — en dit is haar grootste
verdienstc — het vormgevoel van eigen tijd tot uiting komi, ja, waarin dat
vormgevoel wordt verrijkt door haar stijgen nit het zakelijke in de vrijere,
rnimere sfeer van het gracieus bewogene.
Dit in een letterschrift te hebben volbraeht, nn de schrijfzin verlamd ligl
en dus de levende omgeving van direct materiaal voor des knnstenaars ont-
werpen niet aanwezig was, is een praeslatie, die op haar juiste waarde le
schatten niet ieder eigen zal zijn, maar die door haar resultaat elken lezer
heeft getrofTen.
In onze samenleving grijpt alles in elkaar en heeft elkanders slenn van
noode. De schriftkunslenaar, wiens schijnbaar geniakkelijke teekeningen
gebonden zijn aan znlke koslbare processen van voortbrenging, als door het
lettergieten bepaald, zal er meer dan iemand van doordrongen zijn. Zonder
eene handelingskrachlige Gieterij, begaafd met het inzicht in het nieuwe en
betere, met de lust tot ondernemen en de voliiarding lot doorvoeren, wetende
nochlans hel groote risico verbonden — in een klein land vooral — aan het
schatten kostende gieten van een nieuwe letter, zonder zulk een slenn komt
ook de hoogste letterkunst, al ware zij van een Jenson of een SchotVei-, in
onze samenleving nicl meer aan hel woord. Wij willen deze regelen daaroni
niet besluilen zonder een eerbetuiging aan de Letlergieterij ^c Amsterdam >s die
hel mogelijk maakte, dal na 75 jaren leegte, ons land wcder een eigen stijl-
volle letter heeft voorlgebraciil. En al zullen wij wel nimmer — qmmliUilief
— onzcn ooslelijken nabiiur evenaren, die in dit tijdverlooi) om en bij 600
nieuwe letterschriften hel aanzien gaf, van znlke instellingcn als de Letler-
gieterij ((Amsterdam)) is zekerlijk nog meer van hel allerbesle le verwachten.
En nu is het woord aan de drukkers, aan de uitgevers. De kern van goed
drukwerkeu in hel bijzonder van de schoone boekkunst is een schoone lelter.
141
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
7A'] is thans binnen onze palen te vinden. Haaredel voorkomcn weike lot cell
edel arrangemenl, tol hct schoone gelicel van driikwerk en l)oc'k.
Moge Nederlaiul in de letter van I)e Roos een nieiiwe en l)lijveiule aaii-
leiding liebben eriangd oni in de drukkunst, gelijk leeds in de seliilderkunst
gelukken niocbt, den ouden roeni weer te erlangen ; de bloeiende uiling van
een bloeiend leven.
JamiariW13. J. p. VAN HOYKN.
OVER MODERNE ARCHITEKTUUR
Tiltl en twc« hlodzijdcn vnn : tVii drtcKil le-:ingeti in Amerd.n jji /lornlrii i/niir H. V. Ilrrliiiii
I'itKtivc vnn W. L. J. nrusse le Roltcrdnm, Jnnl I91V!.
Hl^^L^Ttf^^^
^S
^
(^ji)^#n^
&s^^
OT^
^BM
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)
an DC UIT BRUSSEL dddd
N DEN KDNSTKRING
hebben ettelijke exposi-
lies gedefileerd
Mevr. Eduard Elle,
slelde met viomeii ziii
Ijijeeii vergaderde land-
schappeii van haar over-
ledcii eclilgcnoot teiiloon, mooi werk, goed
geschilderd en mooi gevoeld : Fraiis van
Damme had een assortimentje heel be-
deesde, convenlioneele stukjes uitgepakt.
Pieler Stobbaerts daarentegeii was er met
mooie interieurs : De Pomp, Dorpswinkel en
A Icoof.
In den kring heeft de inzeiiding van Kurt
Peiser opzieii gebaard. Niet dat ziJTi verlol-
kingen van het Antwerpsche volksleven en
aan de haven, altijd zoo aantrekkelijk zijn
en welgeslaagd, maar nietlegcnstaande, de
brnlaliteit en het nalatige der facluur en het
gebrek aan adel en bevalligheid bij de be-
handelde typen, zoowel bij menscb als dicr
(paarden vooral) doet zich toch in alles een
temperament gevoelen. Onder zijn beste
dingeii noemen we de fnspanning, Scheie
Net en Wit paard bij de kaai.
Dan verder nog iji den Kring goede dingcn
van Boonen, ongeaclit het alte systematisch
tegenover elkaar stellen van licht en scba-
diiw, mooi vooral om hun mouvemcnt :
Landschap, Stiidie, de Maas en de Molen.
IN DE (iALERY GIROUX, werd, gedurendc
eenigen tijd de aandachi gcboeid door een
opstandcling — een " wilde » — Kees van
Dongen.
Van Dongen is een Hollander, die lang in
Parijs heeft gewoond, d w. z. hij is een dier
metoiken, die Parijscher dan de geboren
Parijzenaars zijn en die het ras der Buule-
vardiers in stand houden. Niettegenstaande
al de excentricileiten, het gewilde en het
blnfTerige in van Dongens' kunst, nioet men
tocli erkennen dat deze overdrevene, een
beetje agressieve peintuur, een echt talent
verbergt. Van Dongen schildert vrouwen
van lichte zeden en prostiluees, maar zon-
der eenig mededogen, met een soort van
woeste verachting — want er is hier slechls
spraak van natiiralistische documenten,
zonder eenige sympathie of ook maar de
eenvoudigste menschelijkheid. En die ge-
blaiikelte en gemaquilleerde schepsels heb-
ben ook bijna niets menscbelijks meer ! Ze
doen denken aan die Vierges byzantines,
waannee Theo Hannon ze in zijn Rimes de
y'o/c vergeleken heeft. Maar de modellen van
van Dongen trekken ons ook minder aan
dan de manier, waarop hij ze heeft geschil-
derd. Ze dienen hem soms enkel als prctekst
voor eigcnaardige licht-clfeklen. Want wat
van Dongen ook doet om zich builenissig
aan te stellen, hij teekent toch dikwijls bij-
zondei' goed! Trinidnd Fernande:, is een
uitslekend portret en Geonielle veel meer
dan een vliichlige scliets van een Enfant
terrible.
MAUHITS LANC.ASKKXS heeft een heel
belangrijkc lentoonslelling gehad in zijn
atelier in de Godecharlcs-slraat, hoofdzakc-
lijk samengestcld uit werk, dat hij voor
wedstrijdcn gcmaakt heeft : een decoratief
paneel, De liron voor den Kunstkiing tc
143
KUNSTBERICHTEN — UIT BRUSSEL
Brussel, prachtig en screen, en tevens eeii
ding, dat lieel niooi ineengezel is. Verder
een ander decoralief paneel voor een school
te Schaerbeek, dat uil drie groepen bestaat :
Ij Hel Verledeii, een grijsaard die spiookjcs
aan zijn kleinkinderen vertelt. — 2) Hel
Heden, herders die in de slerren dc loekonist
lezen en 3) De 7'oe/co;)i,s/, jongetjes cii meisjes
overhun boeken gebogen.
Langaskens had tevens een Slaiu/eii-
beziveerder en een Herctile Sliimphaleide
geconiponcerd, bestemd voor een wedslrijd,
uitgeschreven door liet provinciate bestiuir
van Brabant.
Al deze voortbrengselen plaatsen liem op
den rang ojizer beste decorateurs en Ijren-
gen liem op de hoogte van Montald en Fabry.
IN HET STUDIOZAALTJE zag ik onlangs
een vermakeHjke verzanieling van sclietsen
en charges.
Scliitterend vooral was Pol Dom met Op
den Boulevard, de Dandies, de Karikalurisl en
Ongelitelde bladzij. Pliilipppc Swyncop met
charges van bekende personen, die blijk
geven van een bitter scherpzienden, ziel-
doordringenden blik. Verder waren er :
Jean Droit, Blaudin, Thiriar, maar vooral
van OfTel, wiens Traile des Gosses en la
Fessee, tegelijk heel woesl van opvatting en
heel precies van uitvoering zijn — legelijk
heel gewild en heel diep gevoeld.
'•'S ^^ ««'3:- ^ ^"^ '•'S 5«^ ^"^ ««'S <«'® '•'^
IN DE (JALERIE DART, had Geo Follet een
reeks landschappen tentoon gesteld, die hij
En Ardenne genoemd heet't, ze leggen blijk
van ernslige studie af, zonder evenwel tot
hiertoe een stcrk op den voorgrond tredende
persoonlijkheid le verraden. Hct perspec-
lief er in, is echter heel mooi. Ongelukkig
echter is de kleur niet bevvogen genoeg en
is er een gebrek aan licht en luchtiglieid in.
We verwachlen later heler I
'•^ «•'$ '*'^ *^ 5«'S ^'& ^'^ 5«'S 5»^ ^•^ *-3
.SMEERS EN WAGEMANS, twee der beste
schilders uit den Sillon, hcbbcn laatst een
heel belangrijke tentooiistelling in de « Ga-
Icric Giroux n gehad.
I'.r had in de manier en het streven ilezer
beide kujistenaars in de laatste tijden een
evolutie en l)ijna een revohitie plaals.Na Ian-
gen tijd getrouw te zijn gebleven aan som-
bere, zware kleuren — aan een bij uilsiek
ernstigen toon, schijnen ze zich thans tot hel
impressionisme en wel meer bepaald tot het
« clairisme » bekeerd te hebben. De Danse-
ressen van Smeers zouden zelfs bij wat min-
der neveligheid en wazigheid wiiinen en
Wagenians figuren ontbreekl het aan rugge-
graat. — Hun vornien zijn vaag — er zit geen
spierkracht, geen pit in, doch in enkele
zeer schoone portretten vond Smeers zich
zelf weer en Wagenians legt in de minste
zijner studies dat gevoel vooi- het verschil
der toonwaarden, dat behagen in de kleur
om de kleur, in haar meest subtiele grada-
ties, die hem altijd, wat hIj ook moge doen,
van de impressionisten van het blauw en
het grijs zullen onderschciden.
DE DAM1-:S PENSO EN ROI.IN EN DE HEE-
REN DILLENS EN SERVAIS, hadden aar-
dige dingen in de Galerie d'arl tentoon ge-
steld. — Mevrouw Penso's specialileit ligt
in het vervaardigen van bloemen uit kruim
vanbrood,een mooie en aanlrekkelijke kunst,
die ze evenwel tegen nabootsing en herha-
lingen zal hebben te behoeden! Mevrouw
Rolin was er met waterverwen van een
dieper toon dan vaak bij die, bij uilstek
lichte kunst, die zoo dikwijls naar 't schijnl
binneii het bereik van den eerste den beste
schijnt tevallen, 'tgeval is. Haar landschap-
pen, vooral Tegen den Avond en Eiken,
trokken niet enkel de aandacht, maar voer-
den tot gepeins.
Paul Dillens was er met I'orsch behandelde
tooneelen uit het volksleven, la Rixe (stand-
jes zoekenj en Karnavalsprel, waariii hij
eehler meer accent en nieer diep gevoelde
eniolie had kunnen leggen In een dergclijk
geval weten onze kunstenaars zich zelden
boven bun eigcn gegeven te verhelFen ! Wel
maken ze lets beters dan Ibtogralie, maarde
onmisbarc ziel ontbreekl er nog te vcel in ;
hij had er echter ook landschappen, die
gevoeliger waren behandeld. Paul Servais,
een grout relziger voor het aangezicht des
lleeren, had djiniaal zijn ezcl in hct
144
Ziiidcn iiecrj^ezel en gaf iiileressaiile nolas,
geiiomeii uil (ie omslreken van Frejus,
de Esteiel en Toulon.
I)K SCHILDERS JULIEN GENOT EN AL-
BERT PATOUX, EN DE BEELDHOUWER
CANNEEL, waren met een geheel van goede
en hier en liaar zelfs zeer venlienslelijkc
werken in hel Stuciio-zaallje bijcen
Wat denheerJ.Genotvooralonderscheitlt,
is zijn streven naar zaclitlieid, door sober-
heid en groote eenvoud in de aangewende
liulpmiddelen. Hij is eenigermale een niysli-
cus van de kicur en van de lijn. Maar doorzijn
manier om al te veel Ie willen ellieiiseeien,
vervalt liij wel eens in liel inconsistente en
ledige. Er ligt evenvvel soms hier en daar
groole kunst in zijn werk, zooals in Kulme
Watcren. Dorp in den Auond. enz. enz.
De Heer Patoux koeslert niet dezelfde
scrupules en waar er in zijn manier liier en
daar groote scliroomvalliglieid ligl, is dit
zeer zekei- ondanks lieinzelf.
Canneel was er met goedc KinderporlrcUen,
kraclUig en uitdrukkingsvol en twee inder-
daad verruUkelijke groepen ; Illuaie en
Lenlevreugd. Het eersle vooral is uitersl los
van bevveging en zeer bevallig.
!«^ 5*^ *'S ^"S '•^ ^"S <«^'<«^ ^•^^•^ '•^
IN HET SALON DER AKWARELLISTEN
yC^ Bij het doorbladeren van den Caia-
logus in alphabelische volgorde, onlmoctcn
we, in de eerste jjlaats, den Antwerpenaar
Baselecr, wien deze ecr ook volgens de
kunslwaarde van zijn werk toekomt. Zijn
zeeslukken, uit de omslreken van Anlvver-
pen en voor de ree, zijn niet enkel jnist
gczien — ze zijn ontroerend en troeblant.
llecl de innigc bekoring van onze wijde
watcipiassen ligt er in. Ilel is alles op een
zeer peisoonlijke en quasi nocit nic da (jc-
wesene wijzc gezien, maar met zulk ecu
liooge mate van oprcclitheid, dat lie kunsle-
naar van meet af aan den bcschouwer geheel
beheerscht, met een wijze van vcrtolking,
die verbijstercnd in zijn oorspronkelijkhcid
zou kunnen zijn. Boven alle andcrc nmnllen
uit zijn f.aalxle gnwl (uni de slnd en Sncfnn>
in de Dokken.
KUNSTBERICHTEX - VIT BIWSSEL
Cassiers had ons ditmaal niels nieuws
gebracht. De Course d'aalomne van Charlel
daarentegen, munlle uit door groole Ojnheid
van lichtverdeeling en Uleuren. Glaus was
er met allerliefsle akwarellen, die we nog
meer bewonderd zouden hcbben als we niet
aan zijn nog mooiere olieverwen hadden
gedachl ! Zonderzijn talent op in 't oog val-
lende wijs te hebben vernieuwd, weet De-
launois niellemin in zijn binnengezichlen
van kcrken en klooslers, zooveel kracht en
innigheid te leggen, dat ze ons telkenmale
weer als een nieuwe openbaring van het
eerlijk talent van dezen meester zijn. Don-
nay was er*met mooie landschappen uit de
Ardennen,decoratief, goed geteekend, maar
een beelje te veel als een afficlie behandeld.
Ensor met een Croqitis rose pour un bcdlel
charnuint — een nielsje — een houlade /<i
menue Monnaie van Watteau. Het Rosse
Kopje, van Fabry, was van 't beste dat er
was in het Salon der Akwarellisten, eerst
gewasschen, daarna opgeteekend met rood
krijl, een teeder vrouwekopje, tegen een
bhiuwen achlergrond, een krachlig, mooi
werk, groot van slijl, dat geheel bet merk
draagt van den leeuwenklauw.
Mevrouw Gilsoul-Hoppe , was er met
blanke, bloeiende Bcgijnhoven. Heel sug-
geslief en heel aantrekkelijk was de Hindoe-
sche Malroos van Hageman. Van Maurits
Hageman's Een Onweershemel en Lenle Ie
Freyr, dichterlijk in den nevel verloren
gezien. Theo Hannon muni vooral uit in bet
schilderen van bloemen Ooslersche Pupavers,
maar heel dikwijls ook zwerfl hij in onze
landschappen in de voorslad en de Borinage
rond.
Xavier Mellery is ecu der Iriumlators ge-
weesl in dit Salon. Weinig knnstenaars
bouden op zoo verbeven wijze bet gevocl
voor klassieke schoonheid hoog, — hij zet
dc tradilies der Ilaliaansche mecslers van
bel groole lijdvak voorl. Waarom wordl
beni niel ann cens konings hof of in 't een of
ander openhaar gebouw, de versiering van
een Loggia oi' Stanzci opgedragcn? Dan zou-
den we op onze beurl scbeppingcn hcbben
Ie slellen tegenover een Rafael of een Co-
reggio. Waar loch vindt men edeler, zui-
verder en bevalligcr-gerylmecrde lijn dan
145
KUNSTBERICHTEN
[JIT BRUSSEL
ill zijn (lonkerc silhouetten tcf^en ecu f^oiiden
aclitergrond, wier jirachlif^e lioiuliiiiteii iiict-
temin allijd aanvallig en levciidif^ blijven en
zijn twee Gezichteii op het Uegijnliof, zijn
ontroerend en diep gevoeld. l)e akwarellen
van Georges Lemmen, zijn knap gezien en
zeer intiem. Ze zijn het werk van een onl-
rocrd artist, die door een niccslerlijke tecli-
niek gedieiid wordl. — Noemen we verder
dan nog Olell'e, Michel, van Leeniputten, (van
dezen laatsle een lioogst opnierkelijke Kal-
varieberg), Sineers, Tilz, Hermans, KhnopH'
en Marcette.
Samen met Mellery en Baseleer, lu'ct'l
Jacob Smils het meest de aandaclil gelrok-
ken diior zijn Noocl Gods, pvaclitig van klenr
en schooner nog door zijn diepe onlroering.
Er zijn niet minder dan zeven tigiiren op dit
doek, waar de Christus, in't verkort gezien,
aan Rembrandt's tweede Analomische Les
doet denken. Ende Heilige vronwen heblien
zachte, kalme, snijdige gebaren, die aan-
grijpend in hun vvaarlieid zijn. Het gewild
anachronisme van een zwarten griffler, tus-
schen al deze evangelische figuren, brengt
een actueele en realiste noot in deze lieer-
lijke compositie, een voorstudie voor een
grooter werk, bcslenid voor het gereclitshof
le Brussel.
Smits was hier tevens met twee land-
schappcT), aangrijpend met de blanke wol-
ken, die aanrollen over een hoek van de
Kempen en een tweede een Avonil nwt
M(uin-e/fekl, met een niet minder halluci-
naiiten liemel. En vergeten we vooral niet
zijn liinnciiluiis — als met godsdienslig ge-
voel doordrenkt.
De kunstenaars nil den vn'oniiic wareii
vertegenwoordigd cloor liarllcll, Van dcr
Waaj', Mevrouw Montali)a en Liiigini, alio
reeds lang bekend en op vcrdiende waarde
gesclial.
^"^^"^ ««^' ^"^ ««'S ^'^ ^'& «•(*:• ^t: ^'^ ««^
KKN TIi:NTOONSTi;FJ,IN(; VAN STKINLKN
♦V Steinicn, een der meest wels|)ickende
vcrlolkcrs van de ellenden en de nitspallin-
gcn van de onderste higen der Parijsclie
bevolking, is vooral door zijn teekeningcn
en verhichlingen liekend en na zijn lentoon-
sleliing, onlangs in dcii kring, /al hij vocn I-
gaan met meer in 't bijzonder als teekenaar
unze aandaclil Ic blijven boeicn, want wat
we hier van zijn schilderwcrk zagcn was
maar z6o z6o. Zijn straattooneelen en zijn
Tfipes fciiihoiiriens, trokken echter de aan-
daclil en men vergeet ze niet zoo licht ! De
nalnralisle lileratuur zon nergens een ver-
Inchter kiinnen vinden met zulk een diepe
deernis — zoo teeder en fijn van gevoel;
hier en daar vermengd met wat bitlerheid,
veel meer dan in sommige roiiians en ver-
haaltjes nit de school van Medan.
Wij betreuren dan ook dat de inrichlers
der tentoonstelling, Steinleii wal onver-
wacht zijn komen overvalleii, zoodat hij
dilmaal niel veel meer dan het oveischot
uit zijn laden en porlefeuilles had ingezon-
den. Die schelsen waren zeker aanlrekke-
lijk genoeg, maar wij hadden gaarne een
gelieel zijner nicer belangrijke composilies,
bijv. zijn teekeningen voor hi Fi'iiille van
Zo (i'A.ra die aangrijpende verlolking van
kindei'dwangarbeid of de Biiibi des Gosses
gezien.
■^Pt ^^ ^9t ^Pi ^^9i ^ft -;^ft ^9i cg,^ ^»i ^9i
OMHH COPPli:NS EN CHARLES MICHEL,
zijn reeds sedert lang gunstig bekend en de
Kuiislkring had zijn beide zaien voor hen
geopend.— De eerste had er schitterende en
heel ver doorgevoerde (een eigenscliap die
in dezen schelsmaligen lijd op prijs valt le
slellen !) gezichleii van Vlaamsclie stedcn
en andere stnkken, die hij van zijn reizeii
had nieegebrachl. Karel Michel had er voor-
trcfl'elijk en heel oorspronkelijk werk :
inscklen o. a. zoo onoindig fijn gezien en
zoo onberispelijk iiilgevoerd, dat ze soms
lets hebben van de siralende volmaaktheid
dcr .Ia|)ansche prenten en soms van l-'ngel-
sclie illnstralies.
WH.LEM HATAILLi:, dc jongc Vlaamsclie
Mcester, die dc laalslc jaicii zoovcci naani
liecl't gemaakl, was in dc Salle d'aii, in de
Koningslraal, nicI ccii \ ijl'lig landschappcn,
die voiiral dc aainlaclil hebben getrokken,
door (Ic vlolle en Icidge penseclvoering, als
dojii licl liclilc en glanzciidc p;dcl. Soms
cclilci Idcipl dc virhidsilcil wcl ccns wcg
116
KUNSTBERICHJEN — VIT BRUSSEL
met liet gevoel, vooral als Willein Bataille
zich oiuterwiiuil oni onze iliclilcrlijke Keui-
peii le schiUleren, doeli luiai' we liopeii zal
inellerlijd ilescliililer van iIlmi clichlerleeren,
om meer ziel te leggeii in eeii decor, waai-
vaii liij nu reeds met zooveel lyrisine de
kleur en het grillige, steeds wisseleniie lichl-
spel weergeeft. Onder die doelien bewon-
derde ik vooral : Uooi, Unci sUidje in de
Kempen, Keinpische burg, Grijs weer en
Moryen in de Kempen.
EMIEL JACQUES lioort toleeii scliildersras,
waarvan de vertegenwooidigers Uiier in
Belgie, zelfs in de groolsle lijdvakken nooit
heel overvloedigi, steeds zeldzamer begin-
neii le worden, — tot lien bedoel ik, die zich
uiet levieden stellen met te zien, aiaar die
tevens kiezen en schikken. Niet alleen ligl
er groot talent en opnierkingsgave in zijn
Vlasivieden en Slaap vun den llouenicr, niaar
tevens veel verbeelding en Irissche beko-
ring, die een weinig verder dan het slieelen
van de oogzeuuw gaat. Vooral hebben we
zijn Plukken in West- Vlaauderen, bewon-
derd. In zijn wat harde en vveiuig dooizich-
tige poitretten, onlbreekt het echter aan die
onmisbaie onlleding van een zielestaal, en
de inwendige glans, die de ziel is, bestraalt
ze niet !
KENE GEVEKS, ware soins iu staat oin ons
met het i'ointdlisme le verzoenen, als we
zieu weik voordeel liij weel le Irekken uil
dit proccde. ler weergave van het vocht-
Irillende, vvazige van zekere luchtgesleld-
heden, zooals. bijv. in zijn Up het liunual,
Muansopyuny, twee van de doeken, die hij
in den kring tentouii had gesleld. Tevens
onderscheidt hij zich door de gave der
Mise en Page, en een sympalhic — ik had
bijna gezegd een elan, die hij vooral in zijn
Abdij van Villers, doet gevoelen.
OMEK DIEKCKX, was, tijdens het bestuur
van den overleden liurgciueesler van Mce-
nen, met de decoralie van de zoldering in
de Suite des pui perdus in het Genieentehuis
van St. Gillis, de groole Brusselsche voor-
stad, belast en de kritiek had een uitnoodi-
ging ontvangen om van zijn beide conipo-
sities kennis te komen nemen.— Ze zijnvol-
konien geslaagd en de kunstenaar heelt
vooral uilstekend parlij weten te trekken
van het naakt, dal oveial in alleraantrekke-
lijkste groepen, in streeleade lichtspelingen
wel geschikt om de verhoudingen en bewe-
gingen er van nog beter te doen uitkomen,
is aangebracht. Ze dragen den naam van
De Vrijheid dault op de aarde neer, toegejuicht
door de Volken en De liaad.
&*i ^ &*5 ^^ C^*!i ^9i s^fi f^ti fg.'ft '^ ^
IN HET BOUTE-ZAALTJE, hield Louis Cam-
bier wat men een tendens tentoonstelling,
een manifest in de schilderkunst, zou kun-
nen noemen. Hiermee bedoel ik dat het
eeiimaal opgevatte denkbeeld er den boven-
toon voert, zonder het kunslwerk op zich
zelf een dieper indruk achlerlaat. Zooals op
het meerendeel der expos. ties dezer soort,
wareu er verscheiden eigenaardige lioeken
en iu enkele details scheeu de toepassing
van het procede inderdaad volkomen op
haar plaals. Dit was bijv. iu Weslende, de
Uurthe bij Hanioir en de Jardin de Latoue bij
Versailles het geval.
i^*>^ i^*i -:ft»!i ^ ^9i i^fS 2^ ^9i ^9> ^9>
VICTOR MARCHAL strooit de meuschen
geen poeder of zand iu de oogen, al ware
dit poeder ook van goud! Zijn duel is uiet
om ons te verbliudeu of te doen gapeu — hij
vergeuoegt zich met ons le bekoreu en ons
vertrouweu te winnen. En indien hij hier-
mee lets grools verrichi en er iu slaagl om
ous te ontroereu, geschiedt dil eukel door
zeer eenvoudige, ik had bijna gezegd tradi-
tioneele middelen, zooals bijv. in zijn heer-
lijke Scltapen op de Vtakle. Zijn luchten geveu
inderdaad de synthese der oneindigheid
weer. En uiuiuier zal een « luminisl » ous
zulk eeu indruk van het licht en de ruimle
in den ether vermogen te geveu, als we
meedrageu vau die llavervetden in Haspen-
gonw of die Moryen in de Kempen, met al
de beangstigcude droefheid vau een grijze
lucht of een hemcl zwaar van ouweers-
wolken.
147
KUNSTBERICHTEN - UIT BRIJSSEL — BOEKEN & TJJDSCHRIFTEN
IN HETSTUDIO-ZAALTJE, liaddeii cen ^rocp
Luiksclie kuiisleiinars, met August Doiinay
aaii liet hoofd, niooie gezichleu op de
Ourtlie en de Maas leiUoon ge.sleld. Naasl
liet werk van bovengenoeniden nieesler,
liewonderde ik vooral dat van Pircnne, die,
vooral als leekenaar zeer gelukkig was in
zijn schetsen van oude hoekjes uit de voor-
slad, bijv. in zijn : An Wayiii. Verder l)el-
cour en George LelJiun.
G. E.
'•'^ 5«^ 5«S ^^ 5«^ ^^ 5«^' 5«'S ^"^ ^"^ ^•'^
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
GAZETTE DES IJEAUX-AJVIS (Novemiseh
id
en zeer lezenswaard aili-
Uel over neen sciiildei- van
liet landleven iu de xvii^
eeuw : Jan Sibeieclils »,
(lien liij noemt " een weiniggekeuden kunstc-
naai-, beliooiend tol de groep van (^uyi) en
Adriaan van de Velde. Minder fljn landsciiap-
schilder dan dezen, minder bandig in liet
weergeven van de teedere scliakeeringcn
der lucht of van de vreedzame slraliiig der
zoii, is hij een even nauwgezet opmerker als
den eerste, en minder transigeerend dan den
aiidere, in liet stipte verbeelden van bet land-
scliap en van zijn weiiiig bescliaal'de bevvo-
ners. Hij toont ons bet huidclijk bedrijl met
al de juistbeid van een proces-vcrbaal, maar
zijn bijna godsdicnstige bewustbeid en aan-
dacbt, de uiterste enist die zijn personages
doordringt, en waarin niets meer overblijit
van de palsers en nietdeugcii die zijne con-
I'raters zoo nauw aan 'I bart lagen, bezielen
zijn werk met een del'tigbeid en met een als
't ware bizondere waardiglieid, en op de
doeken van dezen zoo sleclit gekenden
scliilder, ziet men voor zicb voorbijgaan die
eerbicdwekkende en eenigszins strenge
bezoekslei-; de waarbcid >.
Jan Siberecbls (Seberecbts, Sieberecbts)
werd geboreii te Anlwerpen o|) 29 .lanuari
1027. Zijn vader, die denzeli'dcn vooniaam
droeg, was beeldbouwcr. Na ziili in de
schilderknnst Ic liebben ingewijd ondcr
de Iciding van leu onbekeuden nieester,
Adriaan de Hye, werd liij nieester iii de
St Lucasgilde in 1048. Horace Walpole, in
zijn AiH'cdolen over de schilderkiinsi, zegl
dat (' bij landscbappen scliilderde en de
zicblen van den Rijn bad bestudeerd (sic),
vvaaivan zijn waterverl'teekeningen meer
verspreid zijn dan zijne scbilderijen ■>. De
bertog van Buckingbam, terugkeerende door
Vlaandereii van zijn zending naar Parijs,
ontdeklebem te Antwerpen, kieeg smaakin
zijn werk, noodigde bem uit oni naar Eiige-
land te komen en deed bem werken le
(^liofden. Walpole noemt twee werken van
bem in Nevvstead Abbey : bet eei-ste cen
landscbap o in den stijl van de scbool van
Hubens », bet aiidere, dat bij beoordecldc
als bet besle « een zicbt van Longleat,
eenigszins in den trant van Wouwermans ».
Siberecbls stierf in 1703 en werd begraven
op bet kerkbof van St James ».
De Belgiscbe Musea bezitlen de meesle
werken van bem. Parijs, Rijssel, Yalencljn,
Bordeaux, eveneens belangrijke doeken,
terwijl de openbare vei'zamelingen van
Miiiicben, Hanover, {Budapest en Kopenba-
gen onder zijn naani iiileressanle sluUken
toonen.
Zeer belangwekkend is bet artikel van den
beer Henry Marcel, en aans|)oring tevens
tot meer ingaande studie van dezen scliilder.
Hier werd nu alleen aandacbt gegeven aan
de lypen, de liguren, maar ik ben overtuigd
dat bet bestudeeren van bet landscbap in
zijii scbilderijen eveneens leiden zou tot
zeer verrassende constalatics.
^9i ^9i c^ft iji,^ ^9i a^^ ^9i c^,* ^fi ^»i tg,^
monatshi-:fte flib kunstwissen-
SCHAFT (NoviiMHKR) yC^^
Waller Bombe scbriji'l over « de kunst
aan bet liof van F^ederigo van Urbino », de
Italiaanscbe Maecenas, waarvan zijn biblio-
tbekaris, Vespasiano da Bislicci, in zijn
levensbescbrij ving zegt,dat bij een Vlaamscli
scliilder naar Urbino deed komen om dc
wanden van zijn sludeerverlrek met scbil-
derijen te versiercn : " Daar Fcderigo in
Ilalie nieniand kende, die met olieverl'scbil-
deien koii, zuo deed bij cindelijk in Vlaan-
148
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
deren een grooten nieesler zoeken, deed
hem iiaar Urbiiio komen en liet liem daar
vele schittereiuie coiiterfeilsels uitvoereii,
vooral in zijn werkkamer, waar hij de wijs-
geeren, dichters en geleerden der grieksche
en latijnsche kerk schilderen nioest, echle
kunstwondeien. Daar schikierde hij ook den
hertog (Sua Signoria) zoo natuurgetronw,
dat hem niets onlbrak, dan de adem ■'.
Deze Ylaamsche schilder was nieniaiul
anders dan Josse van Gent of Joost van
Wassenhove, van wien men in de Acadeinie
van Urbino een allaarstuk bezit, De Comnm-
nie, dat men, volgens onbetwistbare docu-
menten met zekerheid aan dezen Vlaamschen
meester mag loeschrijven. Dit schilderij, dat
iiiet het laalste avondmaal, maar wel de
instelling van het sacrament voorslelt, is,
wat den stijl betreft, zeer verwant aan liet
werk van Hugo van der Goes.
De Iieer Bombe bespreekt verdcr de
hoogstwaarscliijnlijk van dit allaarstuk af-
komstige vleugelpaneelen, apostelvoorstel-
lingen, bewaard in de sacristij van de Dom-
keik van Urbino, en een paar andere werken
van Josse van Gent, gedeellelijk onder den
invloed van de rond hem werkende Ilaliaan-
sche tijdgenooten. Belangrijke gegevens
omtrent zijn leven en werken, zijn verder
in deze uitgebreide, uitmuntend geslelde en
oveivloedig gedocumenteerde sludie l)ij-
eengebraclil.
BULLKTIN VAN DE\ NEDKHLANDSCHEN
OUDHEIDKUNDIGEN BOND (October
1912 , bevat van den beer J. Philip van der
Kelleii Dzn. een nola over het hem toebe-
hoorende tot nu toe onbekcnd gcbleven
portret van Priiis Willeni II op 9- of lO-jari-
gen leeflijd, geschilderd door diens leer-
mceslcr in hcl leckenen I'ielei' Quast.
De heer S. Mullcr Fzn. heeit hcl over het
pas voor hcl Anislerdanischc Hijksmuscum
aangekochte laniilicporlret van den Admi-
raal de Ruyler door Jurriaen Jacobsen,
waarvan hij dc verschillende personages
verklaren wil.
D' C. Hol'sledc dcGioot mccnt dat ann dc
schilderkunsl te wcinig plaals wcrd gcgund
in de uilgavc Xcdvrlandsclie Moiiumeiilen
van Geschiedenis en KiinsI, en betwist daa-
renboven eenige atlributies en datums uit
het eerste deel daarvan, nl. de beschrijving
der voormalige Baronie van Breda door Jan
Kalf. Deze laatste Iracht zich in een ant-
woord daarop le verweren.
KUNSTCHRONIK (15 November 1912) /C^.
Dr. A. Bredius komt hier terug aan het
woord aangaande den Jongenskop uit de
collectie Weber, die lot heden toe doorging
als zijnde een werk van Rembrandt, maar
die Bredius voor een vervalsching aanzag.
De reiniging van Prof. Hauser heeft hem
doen inzien dat er van een moderne verval-
sching geen sprake kan zijn. Het beeld is
hem nu alleszins veel mooier gebleken. De
domineerende oranje-gele toon schijnt hem
evenwel zeer raadselachtig, en het werk
staat volgens hem geheel buiten de reeks
van de andere jeugdwcrken. Toch heeft het
stuk na de reiniging zooveel aan fljnheid
gewonnen, dat Bredius zich de vraag gaal
stellen : « Wie anders dan de jonge Rem-
brandt kan aldus geschilderd hebben '.' »
In helzell'de nummer bespreekt F. Winkler
vluggelings eenige Nederlandsche en Duit-
sche werken uit de 15« en 16<' eeuw op de
tenloonstelling in 1912 te Granada gehou-
den. Veel onbekende slukken, in bezit van
de Spaansche kerken waren daar voorhan-
den, en zijn nu, na even besproken en
gereproduceerd le zijn geweest in het
Spaansche tijdschrifl Musenm, weer terug in
de donkere kerken en kloosters verdwenen.
Het waren, in de eersle plaals, de Madonna
met de lioos, van Geeraard David (Iglesia
Magistral del Sacro Monte, Granada), zeer
verwant aan de helgekleurde , schoone
Madonna uit het Kaiser-Fricdrich Museum.
Van Bouts zell wellicht, allhans van een
zijiier besle navolgcrs, was er een uilmun-
tende Madonna met Iwee Enijelen (lioliotypie
in de Gazelle des Jiean.v-Arts 1908).
Een handschrifl, Xatnryescliichle des At-
bertus Ma(/nns, nil de Universileitsbiblio-
Ihcek le Granada, bevat niiniatureii weike
Durieu (Bibliothcquc de 1 Ecole des Charles
189H) en van den Giicyn i.Vinialcs de IWca-
dcnuc royalc d .Xrchcologic de liclgiipic
149
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
t. 58, 1906) haddeii opgenomeii in huiine be-
richten omtrent Vlaamsche en Fransche
niinialuren, en welke nu Winkler nieent
veeleer te zijn verwant aan de werken van
de school van Konrad Witz, zonder daarom
zelfs niaar eenigszins aaii dezen Duilsclien
kunstcnaar te kuniien worden toegesclire-
veii.
De verzameling Meersmaiin le Granada
bevat een Kniisafdoening in hoog formaat
met halfflguren, zeker volgens Winkler van
den nieester des Avondmaals (Luik, Brus-
sel, eiiz.), waarschijnlijk te vereenzelvigen
met den door Friedliinder voor het eeist
herkenden Anlwerpschen meester van 1518,
wiens werkzaamheid mag iiegrensd worden
tusschen dejaren 1515-loJO.
^•^ '•^' '•^ '•'S '•'S ^"^ 5«^««'JS '•^ '•'^i ««^
THE BURLINGTON MAGAZINE (November
1912; A*-
De heer A. J. Wauters publiceert liier een
eerste reeks nota's over Rogier van der
Weyden. In zijn Historia Loixmiensium
schrijft Jan Vermeulen, gezegd Joliannes
Molanus :
« Magister Rogerius, civis et pictor Lova-
iiiensis depinxit Lovanii ad S. Pelruni altare
Edelheer, et in capella Beatae Marire sum-
mum altare quod opus Maria Regina a
Sagittariis impetravit el in Hispanias vehi
curavit, quanquam in mari periisse dicatnr,
et ejus loco dedit capellse quingenloruin
tlorenoruni organe et novum altare, ad
exemplar Rogerii, expressum opera Mieha-
elis Coxenii, Mecliliniensis, sui picloris. »
Er is veel reden tot veronderstellen dal
de twee hier bedoelde schilderingen nict de
eenige waren die Rogier van der Weyden
voor de stad Leuven uitvoerde. Zijn talent
wcrd daar gebruikl + 1425 waarschijnlijk,
en bij de werken verricht op bcstelling van
liet Leuvensche Magistraal dienen begre|)en
te woiden :
loi het zoogenaamde altaarstuk van I'aus
Marliiius V, waarvan 2 |)aneelen In de kathe-
draal van Granada, en liet 3'-, oiilangs ont-
dekt, lui iii bezil is van de lieercn gei)roeders
Duvecn. Van deze dric paneclen zon het
bckende sluk in het Kaiser-Friedrich Mu-
seum sU'chls een goede, oude kopij zijn;
2°) de zoogenaamde Madonna der Medici
nu in het Slaedel-lnstiluut te Frankfort.
Bij vergelijking van het Recueil de Saint
Luc (een Doorniksch document nit de tweede
hand, zijnde slechts een later afschrift van
het origineel), met het register van den onl-
vanger der stad Doornlk, tracht Wauters
ecnig licht te werpen op de tot nu toe
duislere periode van Rogier's levensbe-
sclirijving, begrepen tusschen zijn geboorte-
jaar 1400 en het tijdslip waarop hij zich te
Brussel (of eerder wellichl te Leuven) ves-
tigde, d. i. + 1430.
In zijn boek overRogier van der Weyden (*)
schrijft de heer Paul Laf'ond : « Het eerste
gekende scliilderij van Rogier van der Wey-
den is het bekende altaarstuk der H. Maagd,
dat beschouwd wordt als zijnde door paus
Martinus V aan Jan II van Castilie ten ge-
schenke gegeven, en door dezen laatste op
zijne beurt geschonken in 1445 aan het
Karthuizerklooster van Mirallores dat hij
toen pas gesticht had nabij de poorlen van
Burgos ».
En de heer Lafond voegl er bij : « Hoe de
Paus eigenaar werd van dit schilderij, is
moeilijk te verklaren ».
De heer Wauters meent op deze vraag
echler een antwoord te hebben gevonden.
Het drieluik van het Kaiser-Friedrich Mu-
seum, (ioor Hynians in zijn nota's bij vai»
Mander (Dl 1 biz. 103; genoemd als « het
eenige werk van van der Weyden waarvaii
de echlbeid zonder twijfel vast staat o, en
voorslellende Chrislus' gebooric, Clirisliis op-
lien sctioot van Maria, en Chrislns aan Maria
verschijnende is volgens Waulers niets an-
ders dan een oude kopij, de origineele pa-
neclen zijnde, zooals gezegd, twee in de
kathedraal van Granada en liet derde in
bezit van de hcercn Duveen. De (hie schil-
dcrijen werden ter gelegenlieid van de
slicliting van het Studium Gencrale le Leu-
ven, door het kapitlel van St. Pieler uit
danlibaarheid aan paus Marlinus V ten
geschenke gegeven. Deze stelling schijnt
(laarenboven te worden bevestigd door een
leksl van Anlonio I'onz, 18'- eeuwsch
(•) lloKi-i- vim (li'i Wcvdi'ti, p. I'.inl r.nldiul, Cohs'.t-
viitoiw (III .Miisci' (If I'^iii: Coll. lies (li\ Artistes des.
I'livs llns. (i. Mill OiM c^; (>, linixcllcs, 1!)12. p. 18.
l.'.d
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN — PERSONALIA
Spaansch schrijver, secrelaris van koning
Carlos II, (lie een besclirijving geeft van de
schilderijen zooals zij in l)ezit van de nion-
niken van Burgos overgingen.
De nota's van den heer Wauters werpen
niet weinig liclit op de geschiedenis van
van der Weyden en zijn werken.
Lionel Gust behandelt enkele poitretten
van Cornelis Ketel, o. a. liet door Bredius
reeds in Oud-Holland la{[. II) besproken zell-
portrcl met duini en wijsvinger gescliilderd :
Sender Borslel oft Pinseel
bin ick dus gheschildert heel,
en nu in bezit van de firnia Kiioedler le
Londen. De lieer Cust noemt Ketel een van
de nieesl compleete, italianizeerende mees-
lers van de \(}'= eeuwsclie Nederlanden.
In hetzelfde numnier zetten Dr. Bredius
en de kunslkooper Kleinbcrgcr hunne be-
Iwisting voort ointrent de zoogezegde Rem-
brandt, Oiide Vroiuu die een voqel pliikl, nit
de verzameling Levaigneur. Beiden blijven
op bun zelfde wederzijdsch standi)unt :
Bredius bewerende dat hel stuk van twijfel-
aclitige echlbeid is, Kleinberger daarenlegen
dat alles volgens lieni een autbenlieke Rem-
brandt aanwijst. A. 1).
s*^ «^ ^^ ^^ ^'S; ^^^ ««s^^' ^•^ ««^^^
nana PERSONALIA n d d n
EUGENE SMITS f /O*. In December 11.
ovci-lecd te Brussel in den ouderdom van
bijna 88 jaar de schilder Eugene Smits, een
der nobelsle kunstenaars der Belgiscbe
scliildcrsscliool.
Steeds zeer eenzaani levend in de schoone
wereld zijnei- droomen, bleef Sniits bijna
gebeel onbekend voor bet groote publiek,
en mocbten alleen eenige meevoclcnden
zijn arbeid bewondercn. In bein leefde voort
de traditie der groote scbibiers der Renais-
sance; liij ondcrbield zorgvuldig de ovcr-
weldigende bcrinnering der kunsl van bet
onde Italic; de geest der KK-ecuwscbe glorie
oingalbcm en was in zijn arbeid doordrin-
gcnd en levend overgcgaan.
Zeer talrijk zijn zijne werken niet. Lang-
zaam en gewetensvol, eerbiedig en nederig
voltooide bij de vcrbccldingcn zijner vizioe-
nen, en zelden kwanien zijne schilderijen
in openbare tcntoonslcllingcn. Ms een der
hoogste en verrukkelijkste nieesterstukken
onzer bedendaagscbe scbilderkunst, blijft,
in bet Moderne Museum te Brussel, zijn
Gang der Seizoenen (1872) getuigen van de
Here en aristocratiscbe betracbtingen van
dezen uitzonderlijk verfijnden maar belaas
al te veel miskenden artist.
In 1911 moebt de Brusschelsccbe kring
UEstampe een gedeelte van Smits' oeuvre
veropenbaren door een groote tentoonstel-
ling zijner teekeningen. Thans niogen wij,
door die welke Kunsl van Heden te Antwer-
pen inricbt. de ganscbe bekoring van dil
onvergankelijk talent ondergaan.
Tot deze wellicht al te laattijdige bulde
zal ook On:e Kunsl bet zijne mogen bijdra-
gen, zooveel bet mogelijk zal zijn met
woorden de beteekenis van deze kunst te
benaderen.
C^ ^9i ^9i ^9t^9i^^^^^9i^ ^
FERDINAND VAN DER HAEGHEN f >o».
Ofschoon de uitgel)reide werkzaamheid van
dezen zeer verdienstelijken eerehoofdboek-
vvaarder der Geiitscbe Universileitsbiblio-
tbeek groolendeels niet in bet bestek ligl
van dit lijdscbrift, zou bet nietlemin onbil-
lijk zijn niet met een paar woorden te
gedenkcn bet aanzienlijk aandeel dat wijlen
Ferdinand van der Haegben genomen heeft
in de kunstbeweging van de stad Gent eu
zoodoende ook van gebeel Belgie.
Want bcbalve de vele niet te onderscliatleii
diensten die bij bevvces door zijn uitgebreide
kennissen op bet gebied der bibliograpbi-
scbe, literaire en gescbiedkundige weten-
scbappen, wist deze nijvere vorscher der
aloude Abdij van Baudcloo, vooreerst als
secrelaris, later als voorzitter der Maat-
scbappij voor Seboonc Kunsten, de Gent-
sche driejaarlijkscbe salons te verbefVen tot
l)eriodiscbe artislieke gebeurtenissen, die
vooral van de buitenlandsclic kunstenaars
de bizondcre aandacbt wistcn te verwerven.
Hij beroemde er zicb, niet gebeel ten on-
rechte op, een der eersten te zijn geweest
die de groote moderne scbilders van over
de grenzen in Belgie bekcnd maakten.
Ferdinand van der Ilaegbcn wcrd gcborcn
te Gent oj) Ki October I8;i() en overleed er op
22.1annari 11. A. D.
ir>i
VARIA - ERRATUM
«»S *'S ^^ ^'& *^ '•'S ^"& '•S '•^ '•^ '•^
□ D D D D D VARIA D D D D D D
■♦-y De lieer Dr. H.E. van Gelder, archivaris
en directeur van het Gemeentenuiseiini te
's Gravenhage, zal voortaan, ter vervanging
van vvijlen den heer E. W. Moes/oplreden
als inede-redacleur van het lijdschiift Oiid-
Holland.
■^r^ In de Ecole des Haiiles Eludes Sociales le
Parijs (16, rue de la Sorbonne) werden dezen
Winter belangrijke voordrachten gegeven
over Oud-Nederlandsche kunst : over de
Gebroeders van Eyck, door den heer La
Fontaine; over Rogier van der Weyden en
Petrus Cliristus door den lieer H. Fieiens-
Gevaert ; over de Nederlandsche Bonn>kiinst
van de XfV' lot de XVI' eenw, door den lieer
(".amille Enlart ; over de Haarlemsclie schil-
ders : van Ouwaler, Geerlgen lol SI. Jans,
Dirk Bonis, door den heerX; over de Vla-
minyen in Ilalie : Hugo van der Goes, Justus
vanGeul, door den heer Ch. Diehl; over de
Drngsche school : Mending, door den heer
Paul Alfassa ; Gerard David door den heer X;
de Anlwerpsche school: Quinlen Massy s, de
Paliuir, door den heer H. Fierens-Gevaert;
de Romanisanlen : Gossaerl, van Orley, L.
lilonded, door den heer Conrad de Mandach ;
de Hollanders : Lucas van Leyden, Cornelis
van Amslcrdam, Jan Scoreel, door den heer
L. Rosenthal; Antonio Mora, Pourbus de
oude, door den heer Hoas-Boasson; de weer-
sland leyen hel italiauisme : Jeroen Bosch, de
Breughel's door den heer Henry Marcel.
•^-V De Societe du Salon d'Antomne te Parijs
heeft in hare laatste zitting de heercn Prof.
Edward Pellens en Marten van der Loo tot
leden van hare afdeeling van graveerkunst
verkozen.
S»5 c^»i ^•J l&^i ^•t {g,•^ ig,»b ^Pi ^9i f^fi a^»5
D D D D D ERRATUM D D D D n
Tot ons leedwezen verzuimden wij onder
de afbeeldingen van schoorsteenen, op.
biz. 102 en 103 van het vorig nuninier, te
vermelden, dat deze afbeeldingen werden
verkleind volgens de groote platen in het
prachtwerk « Oude Binnenhuizen in Neder-
land » verzanield en beschreven door Prof.
Sluj'terman en uitgegeven door Martinus
Nijhotr te 's-Gravenhage. Wij haasten ons,
dit verzuim hier te herstellen, en maken
van de gelegenheid gebruik om tevens de
aandacht te vestigen op een tegenhanger
dezer uilgave : « Oude Binnenhuizen in
Belgie », welke onlangs bij dezelfde firma
veischenen is, in samenvverking met den
Boekhandel Forst te Antwerpen als inede-
uitgever voor Belgie. Beide uitgaven meenen
wij onze lezers met warme sj'mpathie te
mogen aanbevelen. Red.
152
(JICHAIU) DAVID: \>E AANlin)DIN(. DICl! WI.IZKN.
(Kon. Mus(^uni, l!russ<H).
DE PORTRETTEN VAN
GERARD DAVID
|iE kent ill liet Museum te Brussel niet de Aanbidding
der Koningen van Gerard David, een der juweelen
van het Primilieven-kabinet ? Maria zit recht op een
hoek van de kril), die met een kussen en een tapijt
bedekt is. Caspar, de grijsaard-koning, neergeknield,
kiist met den diepsten eerbied bet armpje van het
Ivind, dat door Zijn goddelijke Moeder omhoog wordt
geheven. Balthazar, evenals hij ter aarde neergebogen, biedt den Jongge-
borene een rijke, gouden drinkschaal aan. Links treedt Melchior, een tulband
op het hoofd, met zijn gevolg vooruit. Achter Caspar de H. Patriarch Jozef, op
zijn staf gesteund. Eindehjk, op het achterplan naar links onlrolt zich een rijke
stoet in een geaccidenleerd landschap, omhoog rijzend achter de stad Jerusa-
lem, — rechts, aan den voet van de rots, waakt een herder over zijn kudde.
Gerard David heeft herhaaldelijk het aanlrekkelijk onderwerp der
Epiphania behandcld ('). Hier echler schijnt de kunstenaar, zooals trouwens
reeds van verschillende zijden is opgemerkt, geheel onder den indruk te zijn
geweest van een werk van Hugo van der Goes. De ingetogen Maagd, de
tamelijk realistisch opgevatte Jozefsliguur, de boudingen der Wijzen, de
stroobos op bet voorplan links en eindelijk de geest, die bet geheele tooneel
bebeerscht, herinneren aan den onmiddellijken invloed van den Gentschen
meesler. Hetzelfde valt op te mcrken in de tempera-schildering in de Uffizi
te Florence, met behandeling van een gelijksoortig onderwerp (').
Nog onder andere omslandigbeden vervaardigde Gerard David, in plaats
van een eigen vertolking te geven, een bijna lelterlijke copie van van der Goes,
zooals bijv. op de Aanbidding der Wijzen in de Pinakotbeek te Mtinchen («),
('i Fheihehk von Bodeshal'sen. Gerard David and seine Sclude; zie repr. biz. 95.
('] Fheihehk von Hodenhaisen : (ierard David mid seine Schide, repr. IjIz. 118.
(^) Ilct Musemii te Beilijii, is in het l>ozil van ceii veel minder f<esla:if;(ie copie. Ze is
het werk van een onljelvcndcn meester, dat, belialve in iiel poilrel van don Grijsaard-
koning;, niel van de Miincliener composilic afwijkt. Dil is hot eersl opt>emerkt door den
heer Max Fiiedlander, die ook liel ecrst lieeft aanj^etoond dat de bcide copieen genomen
waren naar eeiizelfde origincei, afkonistig van van der (ioes (Ihujo van der Goes, Eine
Nachlese, Jahrbiicit der Kdninlicli prenssisclien linnslsammliinnen, 19()'i, Heft 111.
onie KiNkT, Dtri xxni, M<
153
DE PORTRETTEN VAN GERARD DAVID
waar hij echter geliacht heeft om het karakler van zijii model le wijzigen.
Dit stuk uil hel Brusselscli Museum, werd in 1827 of 1829, aaiigekoclit
door Prof. Van Rotterdam, hoogleeraar inde geneeskunde aan de Univcrsiteit
van Gent, die het te Brugge, in de kamer van een zieke ontdekt liad.
De eigenaar had het van een bloedverwant, abt van een dei door Jozef II
opgeheven kloosters ontvangen (*). Toen de dokter het kocht, was 't met een
dikke laag stof en vnii bedekt, die het den l)csten kenner moeiHjk zou hel)hen
gemaakt om het voorgestelde te onderscheiden.
Zelfs hij 't aannemen van zekere ovcrdiijving in deze mededeeling
(nietlemin uit ernstige en lietrouwbare hronnen geput), is 't in ieder geval
een feit, dat het stuk gerestaureerd, ten minste zorgvuldig gereinigd is, zooals
bij nadere beschouwing duideiijk blijkt. In 1843 door Mevrouw Maertens van
Rotterdam le koop aangeboden, werd 'I echter, eerst vijf jaar hiter door het
Museum le Brussel aangekocht (-). Ze vroeg er eerst 30,000 frank voor, doch
nam ten slolte met 12,000 frank genoegen, een bescheiden som, in aanmer-
king genomen dat het stuk toen algemeen aan Jan van Eyck werd toege-
schreven. Onder dien roemruchligen naam was het in ieder geval in den
Messager dcs sciences liislorujues te Gent vermeld en had Ch. Onghena er een
lijngravnre van gemaakt.
Het stuk bleef, tot in de laalste jaren, officieel aan dezen meester toege-
schreven. 't Is me in ieder geval niet bckend of Ed. Felis er ook maar over
heeft gedachf om in dil opzicht zijn catalogus le herzien of ook maar het
etiket op het sink te veranderen ('). Scheibler geefl het stuk aan Gerard
David en zijn oordeel werd door verscheiden kenners gedeeld. Trouvvens het
vail gcmakkelijk om de overecnkomst op le merken, vvat betreft composilie,
teekening en kleur, tussciien het Brusselsche sink, het Oordeel van Cambyses
en het Villcn van Sisainncs, in 1 198 door Gerard Davit! uitgevoerd en in het
(') Vol{4ens den lieer A. J. Wnuters (Calaloqne hist, cl descriptif des Icdtleaiix anciens dii
Mnsee de Briixelles, 190()), zou (lit sink uit de Norbcrtijtier SI. Micliielsabdij te Antwerpen
afkomslig zijn. We weleii niet uil wclke bron de hcer Waulcrs dit <<egeveii gcpul heeft.
Oiiwaiirscliijnlijk is het niel, aangezieii (ierard David te Antwerpen gewoond heeft.
(') Zie de nola bij een biieC van Mevrouw Macrlens van Hotlcrdani, van 17 .luli 1843,
waarin ze zich, als verkoopsler hitler bcUlaagl over verscliillcinie bedriegerijen, waarvan
ze hel slachloU'er gewecst is en waaivan ze vooral den kunslkenncr Nieuwenhuis heschul-
digl. Ilel dossier aangaande den aankoop van hel stuk is ons wclwillend dooi- den beer
Fierens-Gevaerl meegcdecld.
") We vernielden bier de Oi/d/or/iie /i/s/or/V/iic el descjiptif dii Mnsce roi/cd de Hcliiiqiie,
."li" uilgaaf van 18(iO, die vaji I8().{, 1875 en 1889, waarin de heer Felis do verwanlschap
opnierkt lusschen hel Brusselsche stuk, een niinialuur uil hel Hrevarluni (iriniani en de
Atiiihiddini/ drr Koidiincii, uit hel Museum te Mi'inclien. Deze opnierking is gegroiid en de
diie werken loopen len slolle uil op Hugo van der Cioes ! In de kennersvvereld, werd de
naain van van l-iyek eehler zonder legcnspt aak aanvaard, gelnige hel veislag van 21 No-
vember 1810, mel de handleekeningen van Ivlienne I.eroy, .1. T. Tliijs en Ileris. Deze vak-
kuiidigcn mcrkten echter o|) « que le lablcau etail hop netloyeel trop reslaure, nolammenl
dans Ics li'lcs. i>
154
I)E PORT HE! TEN VAN GERARD DAVID
Museum der Academic te Brugge l)cwaaid. De Aanbiddiny der Wijzen schijnl
oude.dan deze beidc slukkcn, heide verloonen een grooten vooiuitgang op
het Brusselsche werk.
Dc toeschrijving aan Gerard David, werd echler niel door alle crilici
aanvaard. De heer A. J. Wauters slelde den naam Gossaert voor. Dil liceft ons
a'ltijd'zeer verbaasd. Hoe is het mogelijk om in dit paneel de opvalting, de
teekening, de kleur en vooral het eigenaardig manierisme van den Waalschen
mecster le vinden (')•? en de hecr Waulers verwicrp geheel de idenlificalie
nadat ik er mededceling aan de Academie roijale d' Archeologie de Belgiqiie
van had gedaan. Ik liad aangetoond dat Gerard David zijn eigen portret als
't ware midden in de compositie geplaalst had (-).
We zien inderdaad op het derde plan, Unks van den heschouwcr, een
man van een dertig jaar ongeveer, met een eenigszins breed, baardeloos
gezichten gekrulde, blonde haren, die bijwijze van mantel, een draperie over
den hnkerschouder draagt; - hij houdt een hand op de hoogte van zijn
goi-del. - Het hoofd is lichtelijk naar rechts gebogen en hij zict van terzijde
Maria aan. Dit is wcl de passende bonding voor een knnstenaar, die door zijn
teuenwoordigheid op het looneel, zijn merkteeken heelt willen zelten, zondcr
e^^en^vel aan de handeling deel te nemen. Het stuk nit het Brusselsche Museum,
is in 1902 op de tentoonsleUing van Primilieven le Brugge geweesl en het is
een feit dat vermelding verdient, dat dc heer James Weale, de opsteller van
den catalogus, het stuk bij de onbekenden heeft gerekend, hierin iogisch met
zichzelf handelende. aangezien hij, in zijn studie over den knnstenaar (Port-
folio 1895) het ook niet onder Gerard's producties had vcrmeld.
Ons volsta om het zoo even beschreven portret te vergelijken met een
ander op het schilderij in het Museum te Bouaan, voorstellend Maria met het
Kindehen, Engelen en Maagden. - Elk der hoofden schijnt een porhet. Dit stuk
werd in 'ir)(»9 door den schilder ten geschenke gegeven aan de Carmelieten
van Sion tc Brugge en sierde tot in 1783 in iuin kerk het Hooldallaar. Twee
i-iren later, l)ij de verkoop der schilderijen te Brussel (na de ophetfing der
kloosters door Jozef II), werd het voor 51 gulden aa.igekocht door den heer
Berthcls die het weer verkocht aan een emigre, den beer Miliolti van Parijs,
opdaloogenblik in Belgie woonachtig. In 1805, stond het Museum le Parijs
,M .\ J Waiters. Mn!<ee dc nruxelles. Tableaux oncicns, 1900. De scluijvc-. r.ieenl
..nalouieen ie ..nl.iekUen lusschen .Ic Aanbiddiny der Wijzen vnn ,len C.rnaf van (.ar .sle en
aMuLrdi„eliccl.,e,s..n Aniwe.pen. In .len cn.a.ogus van 190G vereen.,l scl.r.jvcr
/i.-h mcl (Ic mccninj' van Scheibler en dc Duilsclic knlick.
,' I he mer er hier nnn .lal wijlen Henry llyn.ans en de Heer Max Rooses m,n
,icn NV e deelden en on. .le waarheid le ze«(.en had ik ,ehoopt « in hel Nverk van Baron
.!n 1 odenhansen : C.erard David and seine Sclude, Mnnehen im. neer e vnnlen ande.s
had ik niet ternf. hoeven te kon.en <,p een ohscvalie. reed.s voor .le 1 enloonslell.n.j ran
I'limiliever le Hrn(<nc t<eniaakl.
1').')
DE PORTRETTEN VAN GERARD DA VI D
liet afaan de stad Rouaan, vanvvaar het, ter gelegenheid van de lenfoonstelling
der Primitieven in 1902, weer naar Brugge ferugkeerde. Het was zelts, iiidien
ik mij wel herinner, voor
de soin van een millioen
veiv.ekc-id !
Maarwe keereii tot de
porlrettcn terug. — Dank
aan den Ijeroemden ico-
' nogiatischen l)inidel der
l)il)Iiotlieek te Atreclit,
waar zicli de beeltenis
van den kiinstenaar, met
liet opschril't : Maistre
David pciiilre excellent
bevindl, kan eraangaan-
de de idenliteit van het
poiirel te Rouaan, geen
twiji'el bestaan.
• De bonding en bet
j karakter van den kop,
de l)lik en vooral iiet
licbte vlokje baar, neer-
bangende op bet voor-
•->w«.-fe««.> ,««-^**..^,n«M.i— boord,koniengebeelmet
I /(W« /--"' ,..-/.< ..r,fi.^< jjp eigenaardigbeden
overeen, vvelke men op-
POHTRET VAN (iKKAIil) DAVID. , , , , . i .
(Iconogralisehe vcrzamcli,,;; in .lo mbli„U„.,.k te Afech.). '"'^'■'^' °P ^1^' portret te
Rouaan, lerwijl t een
i)eiangiijke l)ijzon(leriieiil is dat Gerard David zicb iiier legenover zijn
vroMw (latbarina Cnoop beelt voorgesleid. Zonder Iwijfel beefl, zooals Baron
von Rodeniiausen terecbt opnierkte, de teekenaar bier naar bet stuk in iiel
Sionklooster te Brugge gearl)eid. Het is iiier eeliter niet de pbuils om de
documenlaire waartk' van de Atreclitscbe verzameling te bewijzen. De vervaar-
diger van liet porliel iiad er voor naar Ibugge te gaan, waar (ierard David's
meesterstuk bewaard werd. Overigens Ijlijkl, nil de samenstelling van bet
l)eroenide Atreclitscbe Alljum, dat de auteui- ervan in verscbiileude steden
der oude Nederlanden verJ)lijf' bad gebonden.
Tusscben bet portret le Rouaan en dat te Brussel, moeten een zeker
aantal, minslens Iwintig Jaren bggen. Het eerste geeft ons den indruk van een
man in fb- voile kracbt des levens, die ecu siralende "lezondbeid <jeniet — bet
i:)6
DE PORTRETTEX VAX GERARD DAVID
andere van een menscli verouderd, zoo al niel versleten door den arbcid.
Het haar is gedund, de wangen zijn ingevallen, de jukbeenderen steken nil en
de mond (gevolg van landenverlies) komt minder naar voren. Hel is het
porlret van een man, die ond is geworden, maar daarom nog geen krachle-
looze grijsaard is en de
trekken van dat fijnege-
laat,openbareneenvast-
iieid en een kalmte, die
men op het eerste por-
trel niet vindt. Het zou
ons dan ook nioeilijk
zijn om de voigende op-
merking van den heer
A. Michiels te onder-
Portretvnn GERARD DAVID, schpijven : ((Caraclei'e
(OnderdocI van een schilderij : . . * ^ i i •
deMangddoorHeiligenomringd PieUX JUSqUa la tl'lS-
Museum te Roiuian). lesse. Un de ces hommes
probai)lementqni trem-
blent tonjonrs a la pensee d'un autre nionde
pour lesquels la devotion n'est qu'une angoisse
et la priere un gemissement !»(').
Rekening houdend met de onvermijde-
lijke veranderingen van den tijd in dit gelaal,
zal men moeten loegeven dat het Ronaansclie
portret en dat te Brussel. dcnzelfden jjersoon
voorstellen.
Daarom i)epaal ik er mij toe om oj) drie eigenaardighcden te wijzen :
sterke ontwikkeling der oogkassen, een langc, rechte ncus, de haarvlok. die
een deel van het voorhoofd bedekl. amandelvormige oogen en een krachlig
besneden mond.
En het schijnt zelfs of Gerard David zich eveneens op zijn eigen gelaat
geinspireerd heei't, waar hij ons in den stamboom van Isaie, Johannes den
Dooper voorstelt in het Museum te Lyon, op het zijluik van den doop van
Christus in het Museum te Brugge en op de Kruisiging in het Kaiser-Friedrich
Museum te Berlijn {^).
Door het aanbrengen zijner eigen trekken in zijn werk, voerde Gerard
David echter geen nieuwighcid in. Haddcn van Eyck, Bouts, Memling en
wellieht zelt's van der Goes niet op gelijke wijze een onderteekening aan hun
werk geheeht — veel meer welsprekend dan een naamtccken dat door den
minste der knnslenaars kan vvorden nagebootst ".'
Jos Di;stri';e.
Portret van GERARD DAVID.
(OniliTfleel van de Aant)idding der Wijzen.
Museum te Brussel).
(•j Oeel IV, IjIz. VM).
(■) Cf. vov HoDENHAVsiiN, o|). cil. icpr. 1)1/. IDC), Uf), I7().
157
KUNST VAN HEDEN
ii;r nog eens, voor de zooveelste maal,cie aandacht der
iiiet geheel in de boosheid verslokten inroepen op de
nit't le ontkeniien beteekenis, op liet ver in de foe-
komst dragende belang van een verceniging als Kunst
van Heden, nogmaals doen uitscbijnen dat baarinvloed
Iiet meest overwcgend zal zijn, dat geeii van de vele
op dit oogenblik in Belgie bestaande kunstorganisalies
er in slaagde jaar na jaar zulke expressieve overzicbten te geven van belgeen
de kunst op dit oogenblik in ons land piesteeil, dat men bet alleen aan baar
toedoen te danken beefl, wanneer in de laalste tijden bet werk van enkele
der groote voorgangers zich in al zijn glorie openbaarde en de roem van de
reuzenfiguren onzer nationale kunst bij de geslacblen van beden bevesligd
werd, bet ware werkelijk een nutlelooze nioeite.
(leiiurende ncgen jaien welgeteld, beeft Kunst van Heden door bare
salons en terugl)likkcnde tenloonstelliugen, op pracbtige wijze verwezenlijkt
bet progranima dat zij zicbzelve, daartoe genoopt door de dringender
wordende eiscben eener beuscbe kunstbeweging, bad voorgeschreven, nl.
door middel van zoo representatief mogelijke ensemble's, bet meest interes-
sante moderne kuiistwerk van eigen bodeni vooral, maar ook van over de
grenzen, te verzamelen, en aldus, zonder daarbij rekening te bouden van
uiteen!o()()ende tendenzen, maar steeds zoo veel mogelijk werende bet werk
dat, door gebrek aan innerlijke ievende eniotie, den dood in zicb droeg, een
bevvijs te geven van een werkelijk i)loeiend, zeer veelzijdig Belgiscb kunst-
leven. De sebiiders en beeldboiiwers die zicb bier tot bet gezamenlijk loonen
van bunnen jaailiikseben arl)ei(ioogst vereenigden, i)eb()oren tot de alleii)esle
van deze tijden, en moest bet snoode bediiji'van den kwade er in gelukken
bun de gelegenbeid daartoe te ontnemen, door bet verder bestaan van
Kuiisl nan Heden oiimogelijk te maken, dan ware bet voorzeker voor langen
tijd met alle waaracbtige kunstbeweging te Anlwer|)en gedaan.
Wie daarvan nn de overtuiging nog niet i)ezit, zal ook door alle
redeneering niet tot belerc inzieiilen konien. Immers... « wat belpen kaersen
olle briilen, als de u\leii niet sien I'n wiilcn I n l.aal ik lut dus maar niet
158
KUNST VAX HEDEN
weer Ijeproeveii met niijii kaarslichlje te beschijnen wal dil nioedwillig
oogentoeknijpende uilensoort weigert te aansclioiiwen. Hel succes waarop
de pogingen van Kunst van Hedeii recht hebben, zou er iiiet grooter door
worden. Want hoezeer ook de inneilijke aaid van ons publiek een voor
picturale scboonbeid zeer gevoeligen, weliswaar nog geenszins ontwikkelden,
maar dan locb latenten ondergond bezit, locb l)leef het initialief van dit
kiinslorganisme slechls door een kleine niinderheid geapprecieerd.
Waarom echler zich daardoor lalen ontnioedigen en bittere janinier-
klachten gaan uiten ? Ofscboon tijdelijk Kunst van Heden als Carmen zingen
mag : Je clianle pour moi-meme..., toch moet er niet voor de toekomst
gewanhoopt worden. Een werking als deze kan niet zonder invloed blijven,
en al schijnt die nu bij een oppervlakkige beschouwing niet bijsler groot,
toch zal in latere tijden blijken, dat al de onverdrolen moeile die enkele
menschen zich nu ieder jaar in de stad van Rubens gelroosten, niet een
ijdele degenstoot was in het rimpellooze water der Anlwerpsche onverschil-
ligheid. Van het zaad dat zij nu uitslrooien, zal het nageslacht de vruchlen
oogsten. Magere troosl zoo men wii, maar men schikke zich in t onvermij-
delijke van een wet, die voor bijna alle moderne kunstperioden van kracht
is gebleken.
Een l)uitengewoon belangrijke lerugblikkende lentoonstelling was
ditmaal samengesleld met hel werk van vier Belgische meesters : Jozef
Stevens, Louis Dubois, Eugeen Smits en Alfred de Knyff, alien bier siechts
zeer onvoldoende bekend, en wier werk, het eene al wat meer- dan het andere,
verdiende aan de belangstelling van het publiek te worden opgedrongen.
Jozef Stevens in de allereerste plaats ! De bier verzamelde schilderijen en
schetsen, meeslal nil parliculiere collecties aan het licht gebracht, toonen
ons hoe de Belgische kunst van de laalsle helfl der vorige eeuw aan hem
heeft bezelen een meester van onlzaglijk talent, een van die haasl geniale
werklieden der scboonbeid, die zijn emotie heeft weten nit te drukken met
zulke volkomenheid van tecbniek, dat zijn werk door alle eeuwen de criliek
van den tijd zal trolseeren. Jozef Stevens, te zanien met en meer nog weliichl
dan zijn broer Alfred, draagl in zijn werk dien bizonderen gcesl van zijn tijd,
en levens al de karakterlrekken die hem rangsciiikken tusschen de groote
rasschilders van alle eeuwen, de sensuele niinnaars van de kleur, van de
gesmijdige, gezond-weelderige, stevig levende materie. Maar daarenboven
kenschetst hem een diepgaande psychologische gevoeligheid, een leer-zinde-
rende menscbelijke ziel, die in beroering kwam bij belgi'cn bij in zijn
omgeving als een der nicest expressieve levensuitingen bad o])gemerkl, een
ganscbe aparte wereld, waarin bij met zijn geoefend oog van knlorisl en zijn
159
KUNST VAN HE DEN
ontvaiikelijk gemoed van waarachlig kiinsleiiaar gestaag de aaiileidiiig voiid
tot het boLiweii van niel zelden grootsclie monumenlen van klenr, van vonn,
van lijn, van leven.
Deze honden, zijn zij nicl alien als zoovele uitingen van universocl leven,
veelvuldig en verscheiden? De oiidc Wijfjesjdchtlwnd (verz. van Cutseni),
met haar zachte, goedig-bruine oogen, hare Liildrid<king van Ireurige gelalen-
lieid; die Tivce Doggeii (eig. van den heer Barella, Bnissel), vooral de
witte, met zijn hrntale, stompe, onbeleefde, patibulaire herbergierstronie ;
die kleine bruine Mops (eig. van den heer van Gelder, Ukkel), die onbenullige
papzak met zijn onsympathieken, platten parvcnnsiuiit, zijn wanlrouwige
oogjes, zijn preutsch-verachtelijke treklip, zijn, verwaand, pietluttig, omhoog-
kruUend slaartje, als een potsierlijk sieraad aan dat ronde, vetle lijtje, dat
prelentieuze, laag-bij-de-grondsche bnrgerheeilje dat daar zoo parmantig met
zijn billekens op een rood kiissen zit; die trekhond A'a den ar-be id {eig. van
den heer van Gelder, Ukkel), log zwoegbeest als iiit brons gegoten; maar
bovenal die Ellende (verz. van Cntsem), een ruige straalhond die, woest van
honger, een jjeen heet't vcroverd tusschen een hoop oesterschelpen en
kreeftenschalen, afval na een festijn uitgeworpen naast de stoep; monumen-
taal staat het sterke, weinig vertrouwen inboezemende beest, gephnit op zijn
pezige pooten, de beenige kop omhoog met de prooi tnsschen de scher])vvitte
tanden, tiie bloot komen in den nijdig open^etrokken natrooden mnil, de
onheilspellcnde valsch schitterende oogen loerend van tei"zij, het gansche
zeniiwacbtig-saamgetrokken, gestnikte lijf gereed tot verweer legen den
onzichtbaren vijand. Een ziiiver, machtig meesterwerk is dit, van ongewone
kraclit, van verbhifl'ende knaplieid, evenwichtig als niet een, waardig van het
schoonsle dat ooit de Vlaamsche schilderkunsl heeft voortgebracht sinds Fyt
of .lordaens, aan welke meesters men den dierenschilder .lozef Stevens niet
ten onrechte dikwijls vergeleken heeft, en van wier traditie hij de werkelijke
glorienze voortzelter is.
Van Louis Dubois waren, voor de eerste maal wellicht, een leeks zeer
represenlalieve werken vereenigd die, voor degenen die dezen schilder niet
kenden in zijn geheel, de veropenbaring waren van een l)ij nilstek Vlaamsch,
robust-zinnelijk lalent. Eerlijk betracbter van de waarheid, hield deze discipel
van Gourbet, waarvaii hij echter nooit de krachl evenaarde, zieli aan de
oppervlakkige, ofschoon rijke, kleurwarme weergave der werkelijkheid zonder
meer. Zijn arbeid verlegenwoordigl op waardige, en vast zeer interessante
wijze, in de evoliitie onzer kiinsi, de j)eriode van liel onniiddellijke nalura-
lisme. Als portretschilder kan de waarde van Dubois' kunst, meen ik, ten
voile gea|)pretieerd worden. De vrouw met hel hainsteeneii ludssnoer (eig. van
den heer Lombaerl, lirussel) is le dien opzithle een preeieus en welsprekend
160
KUNST VAN HEDEN
voorbeeld. Een wonder is het van technische knaplieid; met een ziniielijken
wellust weid de warme, matte schooiihcid van deze superbe, zwarlharige
vrouw, sappige, gezonde, volbloedige vrucht, weeigegeven met een materieel
welbehagen, dat door geen enkelen Belgischen schilder van dien tijd werd
overtioffen. Dezell'de qualiteiten zal men teiugvinden in dit andere vrouwen-
portret De Leziiig (Museum van Elsene), in dit kloeke, maar wel eenigszins
gehavende en op sommige plaatsen herschilderde Mansportret (Museum van
Brussel), in die yvouw met Japansch kleed (eig. van den heer G. De Ciaene,
Brussel), dat in 1876 evenzeer de vilzucht der toenmalige onbevoegde criliek
opvvekte, als lieden ten dage de werken der meer modernen de bonende
spotlernij der oliedomme critiekasters moeten verduren. Ook in zijn somp-
tueuze slillevens, in dit van bet Museum van Brussel o. a., en niet minder in
bet bier gereproduceerde Toebereidselen voor het maul (eig. van den heer
Breckpot, Brussel), ook in die Bloemen en Vriichten (eig. van den beer Barella,
Brussel), vierde Dubois zijn scbildersdrift bot.
Vreemd was de kennismaking met het nog veel minder gekende werk van
ridder Alfred de Knyff, een landscbapschilder die zich in enkele zijner niet
zeer tahijke doeken toonde als een uiterst fijnbesnaard kunstenaar, met een
gerafineerd kleurgevoel, een zeldzamen zin voor bet poetische stemmings-
landscbap, en die daarin een boogte bereikte, die des te meer uilkomt
doordien hij in vele andere landscbappen niet boven de middelmatigheid
ging. Moeten wij aannemen dat Kunst van Heden er in geslaagd was bet
voornaamste dee! van zijn oeuvre te verzamelen, dan mag het Antwerpsche
Museum zich verbeugen in het bezit van de twee allermooiste dingen van
dezen schilder, dien Camille Lemonnier, misscbien wel op grond van deze
twee kleinoden, noenide « un maitre tranquille et grave », nl. Het dorp Chasle-
pont en bet Landschap met de twee hooge boomen. Laat ik deze gelegenheid
niet voorbijgaan om te wijzen op de zeldzame schoonbeid van bet eerste
vooral, deze delicate interpretalie van een broeibeeten zomernamiddag,
waarin de stille buisjes van het dorpje met bun rozige daken en witte muren
te blakeren liggen, waar het loome vee afgemat rust in de verzengde weiden,
onder den koperen bemel met zijn eigenaardige vreemde tint van dreigend
onweer. Ook het tweede is een koslbaar meesterstukje, met zijn zeer oorspron-
kelijken opzet van donkergroene boomenmassa's in een avondwei vol scheme-
ring en neveldampen. Een zeer bizondere grootschheid bereikte de Knyff in
dit breed aaugelegde landschap De z;ya/-/e slagboom (Museum van Luik), waar
hij zich verlustigde in bet tegenover elkaar stellcn van een weidestuk met
grazend vee, waar de zon van nil een feestelijken, klaren, van goudcn licbt
doortintelden bemel overschuift, maar den gebeelen voorgrond met slagboom
en bloeiend slruikgewas in scbaduw van donkere wolken laat. Een bijna
161
KUNST VAN HE DEN
gelijkaardig effect brachl hij op ongemeen gelukkige wijze le pas in liet l)ijiia
tragische zeestuk Zivaar weer (eig. van den beer baron Louis de Mollait,
Nandrin). Deze belaas al te weinig talrijke werken zijn, de eene door bunne
waarlijk pakkende grootscbbeid, de andere door bunne fijne, teedere stem-
ming, alien door een sierlijke tonenharmonie, en door een kracbtigen,
samengedrongen bouw, meer dan voldoende oni dezen kunslenaar van de
vergetelheid te reddeil.
Even lerloops vvil ik bier melding maken van bet werk van den pas
gestorven Antwerpenaar Eugeen Sniils, een scbilder die meer verdiende dan
de stille vergelelbeid waarin men bem tijdens zijn leven gelaten beeft, en van
wiens arbeid men nu pas de voile nobele scboonbeid is gaan bevroeden.
Weinig werk beeft ook bij acbtergelaten ; bet is evenwel van zulke waarde
dat eenbizonder aan bem gewijde berdenking in dit tijdscbrii'l niet misplaatst
zai zijn.
Veel beeft Kunst van Heden reeds gedaan tot bet bekend maken van de
prachtige scbilderkunst die op dit oogenblik in Fiankrijk bloeiende is. Dat er
nog beel vvat kan gedaan worden, daarvan is wel een bewijs dat bij elke
nieuwe tentoonstelling een min of meer groote plaats wordt ingeruimd voor
werk van F"ranscbe artislen. Ditmaal was Aman-Jean aan de beurt, met een
decoratief werk De Elemenleii. Toen dit voor de eerste maal te Parijs in bet
Salon de la Societe Nalionale des Beaux-Arts werd tentoongesteld, drukte de
kunstkroniekscbrijver van Le Merciire de France, Gustave Kabn, zicb daarover
volgenderwijze uit : « .... en une immense toile destinee a la Sorbonne (la
» Sorbonne n'est pas toujonrs trcs favorisee) M. Aman-Jean semble s'etre
B tronipe, ou plutot non, 11 a applique a un grand panneau decoratif les
» qualiles ordinaires dun art reveur Ires reserve, peut-etre trop, et dune
B intellectualile certaine, mais trop i-esumante. Les figurants de son grand
)) tableau, Les Elements, sont trop simples, et a realiser ces Elements, sous
» des formes de iigures simjilement un j)eu bieratisees, il est arrive a repre-
» senter une balte de bergers insensibles a une apparition grise, indiquee au
B haut (ie la toile. En voulant eviter les facilites de I'allegorie, I'artiste est
» arrive ii un modernisme un peu trop simple. » Daarmee is uitgedrukt bet
eenige werkelijke verwijt dat men dit werk maken kan, dat bet aliegoriscbe
der tiguren niet genoeg met voile beduidenis lot zijn reeiil komt. Maar zal
men daar tegenover geen aandacbt scbenken aan de uiliiemende (lualileiten
van Aman-Jeans doek, aan de deeoialieve eenbeid van iijn en kleur, aan de
beuscli zeer bekoorlijke graeie van bel gebeel vooreersi, van enkele der
atzoiidcrlijke groepen in bet bizonder, aan de trell'ende, plastiscbe sierlijkbeid
der coin|)()silie? De Horeusliguur daaiboven is iiiel zeer gelukkig, — dit zal
162
r
KUXST VAN HEDEN
wel waar zijn — , maar mooi is die groep van naakte vrouwen, hel Water,
niooi ook de Aarde met iiel verrukkeliji<e kindernaakt, mooi in zijn gelieel
genomen het gansche onderdeel. En zonder daarom feilloos te zijn, is liet
doek van Aman-Jean een zeer verdienstelijk, geenszins Jianaal decoratief werk.
De sieilijkheid, de elegante voornaamheid van deze Elementen en van
de twee andere aangename decoratieve paneelen van Aman-Jean, het kind
met de goudvischjes en het kind met het geitje, kwamen des te meer nit,
doordien zij in de onniiddelHjke Ijnnrt hingen van Duitsch decoratief werk
van den Miinchener schilder Fritz Erler. Laat ik het hier maar dadelijk
zeggen, dat ook deze nitslalling van moderne Dnitsche kunst van deze laatste
geen al te gnnstigen indruk gaf. Mochten eenigen van de vele hier vertegen-
woordigde schiklers van over den Kijn, dan al blijk geven van niet te
onderschatten technische vaardigheid, als b. v. vooreerst Leo Puiz met zijn
Zomer en Ann hel Strand, Fritz Erler met een paar niet onaardige naakt-
figuren, verder Wilhelm Gallhof, Josse Goossens en Walter Piittner, toch
vertoonen alien dit aan de moderne Duitschers zeer eigen gehrek : gemis
aan kleurgevoel. Zij missen alle distinclie, aan alien zonder uitzondering
ontbreekt die aan Franschen en Belgen zoo ingeboren zin voor harmonisch
koloriel. Velen van hen zijn in hun land gevestigde reputaties, maar een
vergelijking van hun werk met dat van onze schilders, die het heel dikwijls
zelfs niet zoover mochten brengen van een sant te zijn in eigen land, zal doen
inzien dat een gevoel van fierheid voor onze eigen grootheden nieis minder
is dan volkomen gewettigd.
En velen der onzen zijn hier dan weer eens gioot, sommigen zeifs
rensachtig gebleken.
De schoonste, de volledigsle inzending van dit salon was die van Eugeen
Laermans. Tot nu toe heeft men hem gekend als den schilder van het epos
der landelijke mizerie. Zijn naam wekt de herinnering op aan somher-droeve
werken, waarin de lijdensmomenten van een onder ecuwige laslen van
honger en hard labenr gebukt gaande menschelijkheid zijn nitgedrnkt.
Daarvan is deze schets De Bedelaars nog een voorbeeld. Samengedrumd,
geknield ten gronde, met blinde oogen en geslolen monden, de handen
smeekend uitgeslrekt, zijn zij nog de havelooze paria's, die we steeds de
angstige vizioenen van Laermans hebben weten bevolken. Het is een van die
werken waarin hij gehcel zijn mateloos medelijden heeft gelegd, een van die
werken die hem in de oogen van oppervlakkige beschonwers wel eens als een
pessimistischen kunstenaar hebben doen doorgaan. De andero doeken, hier
voor het eerst, meen ik, tentoongesteld, die reeks lumineuze naaktfignren van
vrouwen en kinderen, zij zijn het hewijs dat die meening valsch was. Het
163
KUNST VAN HEDEN
genie van Laermans heeft hier plots een gansch andeie iiitdrnkking gevonden.
Had hij in zijn tragisciie werken van troostelooze treurnis of wrokkenden
opstand, reeds het meesterschap bereikt, [och besloot zich daarbij niet de
verdere ontwikkeling van zijn lemperamenL Een atmosfeer van stil geluk,
van zacliten jnbel is in zijn nieuwen arbeid gekomen. De algemeene lonaiiteit
veranderde eveneens; de vroegere drukkende, donker-zware hemeis werden
licht, een lentefrischbeid looit het groen der boomen en weiden, bet water is
er als een klare spiegel onder de stille zon. Maar wat een weeide zijn deze
badende vrouwen, rustiekc lichamen van een breede, monnmentale schoon-
heid, sterk geplnnt op de aarde waarvan zij als 't ware deelmaken. lets van de
voldane rijkheid van de schilders der Vlaamsche Renaissance omkleedt deze
vrouwen, die niet meer zijn de door honger en ellende verzwakte en uitge-
mergelde wezens, bloedarme telgen van door ziekten en ontberingen uitge-
zogen zwoegersgeslachten, maar statige, levende prachtbeelden, synibolen
van een gelukkiger humnniteil.
Een andere noot weer zijn de Badende Idnderen, die in een zelfde zonnig
landschap, bij een klare beek, de jolige frischheid brengen van bun tengere,
bekoorlijke naaklheid. En ook dit landschap De Beek... Is ze niet aangrijpend,
deze impressie van een doodsfillen zondagnamiddag op het Brabantsche platte
land... Geen niensch, geen levend wezen... Alleen de huizen, het dorp met de
schamele kerk, het water ongerept, de gouden zon reeds schuivend naar den
avond toe, de eindelooze verlaten weg, de open deuren, de witte wolken aan
den heme], de bladstille boomen. Niets dan de peinzende kalmte, de heilige
stilte van den dag der rnst. Een onvergetelijk mcesterwerk, waarbij de critiek
al hare koelbloedigheid moet opgeven !
Een andere vreugde moet het voor alle waarachtige knnstgenieters zijn
geweest hier, wie weet na hoe langen tijd, enkele van die oude werken van
James Ensor terng te zien, scliilderijen uit zijn zoo vrnchlbare bloeiperiode,
en in die eerstc plaals die Christiis schrijdend oner de zee (1885). Dit scbilderij
nierkt een keerpunl in de verbazend snelle en prachtig evolueerende ontwik-
keling van Ensor's onlzaglijk talent. De groote vizionair die hij was kwam
hier voor 'I eersl lot de voile nilingvan zijn bijna bovenmenschelijke fanlazie.
Het onderwerp, de personages bieven bijzaak, bijna onzicblbaar, maar de zee
en de hemel vereenigden zich tot een drama van kleur en van licht. Alleen
een genialen kunslenaar als Ensor, van welk soort niet elke groote periode
verlegenwoordigers leverl van zulken omvang en beleekenis, mocht het
gegeven zijn, een zoo superienre inferpretatie, een zoo overweldigcnde
dramalizeering der cosmische elemenlen te verwezenlijken. Ook in die
kleinere marines, /o/i.so/jJf'/cyrj/jy (1885) en \\7//r /ro/A' (1884) zien wij dezen
begeesterde op zijn schoonsl.
164
KVNST VAy HEDEN
En een zeer bizonder zwak heb ik voor dezen Tuin der Liefde (U
Menl^e IpreUen van buitenissigheid, van oneven.ichti, ge.antazee. noo.t
F.Ur.. I.AKIIMANS; liadiniU- Kiiu!
rukkclijk van kleur. De.c n.aiH.ncl.n,, '" '"\ ! J .„ ,„,„,„„d e,.
„eUclUing van U,oa,o,.ec„„, .j ...occ. op al^ | - ; ,„_^,^,^ ,^
■"^■'-'"»"- '"™"^' ;■■■ .'"'Tt: el mI ;.....„. .,."o„,o„. vc.,.e„i-
;:;;-r:'::::"r:"^;;";":™^ .-o„. .....o,,.,,
165
KUNST VAN HEDEN
XAVIEIt Ml;l.l,i;HY : 111 lii-l li.-ijiiliof, (nndiT lid ]^vWi\ van ilcn ilag).
(lugciuloiii van (ii-ii hci-r I,. Kianc-U, Aiilwi-rp -n).
uik'isl c'igeiKKinlij^c Iraiispositie v;iii de ac-hllit'iideeu\vsche |);mtomiine...
Zc'kiT, er komi con tijd d;il dc glorif van dezcn j<roolen niiskL'nde l)evcstigd
woi'dl \()()r idle cfuwci' !
ICcn dcrdc liioinl was die van Xavit'i' Mellii}, die cvimh-lmis con i>r(U)t
cnscMnhlc van zijn wfikcn Icidoonslilde. I-aii waas van vri'dc lianj*! over dit
alios. '1 Is de siiizcnde stillo van con ncdciig avondinlciicnr, ccn Kcukcn
waar hot halve lichl ecner aiinc lani|) dc spokcndc sclianwcn nicl vcrniag
le verdrijven. 'I Zijn MijmvciLris die dc 11. liarlxint opsiniiLLrii. en o|) doze
" iiuenlcs noircs » is nicls nii-er ()Vi'i'<el)lcvi'n van do illondo, van den
160
KL'SST VAX HE DEN
r.KOUC.K MINNK : M;iii>l)c)i slhi.ld, (gips.)
opsland; met zoele i^ohaieii en sereiieii gliinlach looien zij met iiaieve bloenieii
het becld luinner palroiiesse. 'I Zijii kalme, vredige toonoclljes iiit liel leven
der simpeleii : de Uitgang der FabriehuyciLcrs Ic GenI, de Maiht le Sinl-Xiko-
laas, de Oiide Vririid. t Zijn voorslelliiigon, hall decoraliel", als De Vrijhcid,
Liefdadiyheid, van vvn liaasl kindeilijkc naieveleit als A7<'//( Duimpjc, waar
de primitieve arheid van den pientjcsveilucliter werd opgevoerd tot siihliele
kiinsl. '[ Zijn veider ontroeiende vizies uit hel e<<aie kloosterkven, Bryijnrii
biddend e:i weikend in de eenzaanilieid dei' selienieiif<e oeilen, waar de
KUNSr VAS HE I) EN
heiligheid der godsvriiclit oiiziclilbaar aanwezig is. Maar ook in grootsclie
decoratieve werken drukte deze kunsteiiaar zijn edcle gedachlen iiit. De
Roeping zal daaivan wel een der scliooiiste vooibeeldeii l)lijven : de i ythmus
der lijnen, der ziiivere gestalleii, de liarmonic der tonen op den gouden
achlergrond, niaken dit paneel lot een zeldzaam meeslerwerk. Oneindige
goedheid, zachte maar diep-mensclielijke onlroering, te zamen met verheven
ernst en zielenadel, ziedaar de indruk van deze kunst. L'Art louche an del ei
a la Icrre, sclireef liij boven een zijner decoratieve scbetsen...
De beeldhouwer George Minne was slechts met een enkel werk verlegen-
woordigd. Maar dit eene was dan ook een beele inzending waard ! In de
laatste jaren zien wij dezen oerkrachtigen Vlaniing zich met voorliefde wijden
aan de studie van een model, waarvan wij bet type berhaaldelijk terug zien
komen in bijna al zijn laatste tentoongestelde werken. Het is een pracblige,
stoere kerel, met een stierennek, borst en scbonders als van een titan, kop
met een reuzengeweld. Daarvan maakte Minne ditmaal een buste, vvaaraan
hij, schijnt bet, slecbts de waarde van een studie becht, maar die door zijn
volmaaktheid, zijn expressieve kracbt menig wansmakelijk product van
geiisurpeerde reputaties overtrel't. Zelden zag men zulk sluk leven, zelden
werd door een kunstenaar de stof op zulke voortreffelijke wijze tot vleescb
en bloed omgezet. De vingervaardigbeid van Minne scbijnt mij bier een
toppunt te bebl)en bereikt. Zoo werkclijk dit l)orstl)eeld slecbts een voorbe-
reidende studie is, wal zal bet zijn, wanneer eenmaal deze conceptie baren
bepaalden vorm zal bebben gekregen ?
Maar ook een andere beeldbouwer Irok op deze tentoonstelling de
aandacbt, nl. de nog jonge Rik Wouters. Yroeger reeds mocbt ik bet
bizondere van dit pracbtig ontluikend talent met waardeerende sympatbie
vermelden, nu is bet mij een vreugde geestdriftig mijne l)ewonderiiig te
kiinnen uiljubelen, en met zekerbeid te voorspellen dat bier een temperament
van ongewone beleekenis werd geopenbaard. Wouters is een kunstenaar met
een beerlijke toekomst, waarvan de verdere ontwikkeling ons nog menige
verbiijdende verrassing bewaart. Zijn levensgroot Porlret van den heer
H. Ehlander was een der kapilale brokken van dit salon. Die man leelt, men
voelt iiet warnie volbloedige leven dat bem bezielt. Kvenals Minne, beeft
Wouters in dit werk de stoi' overwonnen. Zijn temperament is anders dan dit
van Minne, die stoer is, en sireng, en ingetogen. Wouters is beel en al
uilbundigbeid, jong, zonnig entliousiasmc. Maar even monunienlaal is zijn
scliepj)ing. Zijn levenslust, die iiem te sterk wordi, zal bij uitsclialeren, on
't wordl een naakle, si)ringende baccbanle, weelderig, smakelijk vleescb,
jubelend van overmacblige, gezonde vreugde, Ilvl zolle (jeweUl. V.n wat een
kleur weel bij in zijn sculi)turen te leggen : wal een gouden licbl sprankell er
IGK
A7'A'.sr VAN HE DEN
om zoo le /ejij^en overvloedig over tlie op Iuuxmi l)look"n aim soezeiule vioiiw.
In dezon! Wat een sierlijUheid van lijiieii in ilic |iorlici.slu(iie Hoiidiiuj !
WUi WOITICIIS : Pmlrct-bludii- \nil den liccr H. i:isl:imit']'.
Hot koii niijns iiiziLMis \vc! iiiet aiulers, oFWoiilers moest ook lot de vert"
als iiitdi-iiickiiigsmiddel zijii toevliiclit ncmen. Reeds vroegcr was hij elders
met opmerkeiijk seliilderwerk voor den dag gekonien. Iiivloed van Ensor
nieende men loeii, niet geheel ten onrechle weilielil, in die eersle proeven
te ontdekken. Maar zijn rijkhegaat'de natiiur is niet van zidken aard dat zij
daaraan gebonden zou l)iijven. Reeds zien wij hem in de liier tentooiigeslelde
doeken naar een eigen I'ormiiie sUeven. en liet oogenhlik is niet ver meer dat
ook de scliilder cvenzeer ais de l)eeIdliou\ver ons met oorspronkelijk en
degelijk werk zal komen verrassen. Nu reeds weet liij heel wal te hereiken,
vooral in zijn sliiievens, waar iiij l)iiik geet't van een zeer jjersoonlijk klem-
169
KUNSr VA\ HE DEN
ftevoel, — men geiiietc het rijke l)lau\v in dif Rollc apprls, de l)()iik\ nuiiir
geenszins oiiaangename schikking dcr kleiiivlakkcn in zijn groot Slilh'Den
met appe.h. En zijn figunrslukken, als die Iktme met hcl gelc halssnuer, zijn
vol van een plezierige liciilatniosfeer. Alle verlrouwen mag men liel)ben in
dezen jongeii artist: liij is een werker, gewetensvol, overliiigd en oprecht.
El- is iMJ hem iets sclioons nan 'I groeien !
Wal zal ik nog zeggen over liet iiier aanwezige werk van Emiel Glaus,
waarvan ik vroeger al de aandoenlijke sclioonlieid uitvoerig moclil aanloo-
nen? Zijn Zonneschijn in de Lenle. pure zang van innig gelnk om de weelde
van de jonge natnur, die zicli om het klare luiis van den kunstenaar tooide
als een jonge bruid ; zijn Zonnige dag, zijn Boomgaard in den Winter,
uitingen van een uiterst gevoelige ziel, die hare emotie's voor de rijke
wisselende pracht van liet landsehap helichaamde in voor alle lijden onver-
gankelijke vormen. Laat ik het alleen betrenren dat Antwerpen zoo nilerst
zelden nog de eer geniet het werk van dezen meester te zien te krijgen.
Ook bij de nochtans zeer belangrijke inzending van Richard Baseleer
valt hier niet veel aan le nierken : vroeger immers mocht ik over het grootste
gedeelte van dezen voortrefFelijken arbeid mijne oprechte bewondering
betuigen. Zijn groote aquarel Aan de Dokken, grootsch als een fresco, uiterst
delicaat van kleur, zijn Avond, subtiel steniniingsbeeld, werk van een aller-
gevoeligst dichter, we kennen ze van vroeger. Maar nieuw werk was er toch
van hem. En l was een gelegenheid om vast te stellen hoe Baseleer, schoon
voor hem, en sinds lang reeds, de techniek ein iibevwundencs Punkt werd,
toch nog naar meer volmaking streeft, en nieuwe schoonheid in zijn werk
tracht te leggen. Zijn Visschers in den Morgen (Beneden-Seheldr) was te dien
opzichte een verrassing. De hemel daarvan was een prachtstuk ; een fata
morgana van doorzichtige leerheid, broos en ijl als een zeepbel, met duizen-
den en nog duizenden tintelingen en weerschijnen gaande van het onstoffe-
lijkste rose tot het kristalhelderste groen en het meest dial'ane blauw. Deze in
de voile lleur van zijn kraclit levcnde schilder lieeft zijn laatste woord nog
niet gesproken.
Wat heel't Jakol) Smits, den genialen schepper van de Pieta, van den
Vader van den Veroordeelde, van het Si/nibool der Kempen, van dvu Jndaskus,
van de Diacipelen van Enimai'is, deze maal bezieid om zich zoo opzettelijk 't
binnenste buiten te keeren en zijn gansche techniek te veranderen'.' Staan wij
voor een nienwen ommekeer in de evolntie van dezen rensachtigen kerel,
van wicn men alles, ook het meest onvooiziene, vcrwaehten mag? Wie weel,
niemand heell hel rccht le twijfelen aan hem die zooveel eeuwige schoonheid
scliiep ! Smits scliijnl oiis toe in dil wi'iic wi'cr opiiieuw zoekende te zijn.
Mogelijk vcrgisle hij zirh; hij zell', beter dan wie ook, zal dil aisdan le zijner
KUNST VAN HE DEN
lulers over dun mel eLTl)ied le
Jnchten, on d.nkbanr to zija om .\c schoonhei.l dio hij ons h>edt. zolls n, het
lijd Nvel inzien. Ons blijll voorloopii- niols :.n
AVC. OI.F.KrE ; Stilleven.
(Eigendom vmi de.i licer Wollers, Biussel).
werk dal ons hot raoosl onthutst. Niemand immers knn loochenen dat die
Salome hot work zou zijn van een g.oot artist? Een rijke harmon.e, oen
aangriipendo t.agiek in d,e an.lo.s zoo soboro voorstolling, verheflon ze
vor bovon do hopeloozo banaliteit van hon dio hot ^vagen minaohtond de
schoudersopto halon, of, erger nog, het ais stommoHngen uit to proesten
En ook in dit Binnenuchl zien wij nog stoo.ls Smils, zooals h,, aU.jd geweest
is • innig, ornstig, giootsch, (jcniaal !
■ \uoust Oloflo b.aoht hier, mot zijn zoor mooio aqnarellen, do stolhge
oetuloe.^is van een talent dat evoneons geraakt tot de voile behoersching z.jner
^hijke middelen. Rogalen van kleur, dit SliUevcn met zijn pa.elmoeren tonen ;
die Memnakslcrs, godistingeerd van lijn, kohniet on groepeer.ng; d,t Hoek^e
,,an Brnssel, stemnng stadszicht, waar hot g.anwo van het dh-uder.ge, w.nde-
Z wee. uitnu-ntend is wee.gegeven ; dit andere, /n <len Tn:n, een van d,e
,Len vol van die intieme po.zie, welke de werken van Oleffe b,na alt,d
kenmerkt; die twee p.ettig-elegante Na,.l.fujuurij.s ook. alien zee.- e.gen
werk, van een uiterste voo.naamheid steeds en... verbazend knap !
Desehittorende p.aoht van bloen.on en po.celoin, do paarsche, roodo,
KUNST VAN Hi:i)ES
l)lainve en willo rijklieid van superbe anemoiieii, de doiikere, lliiweelbruine
zachtlicid van violieren, de ivoorgele overvloed van opulenle magnolia's, de
VICTOR THONET: Na den Rt-gen.
Ireellicid van lenleyeuieiulfn aj)|)ell)l()esL'ni, IilI vlaniinenck' veiniiljoen van
een kieel'tenkiiras, oi'dc nu)n.skiaclilii;c i^econipliccerdlieid van een kial)hen-
lijl, daarvan lu'ill W'allei" Vaes de eoinplexe sclioonheid nitgezegd in een
tienlai werken, vei rnkkelijke Klcinnidlcici, die voor liel alleri)esle, wat in dil
genre ooil geleverd wcrd, geenszins nioel onderdocn. ilardiukkig l)lijri Vaes
vasllionden aaii de Iradilic oiizer gioole kolorislen, en locli weet zijn soepel
laleni zieli levens te viijwaren van vieeinden invJoed. Deze hekooriijke slii-
levens, ze zijn zijn nilsiuitend eigendoni en liij l)raelil iiel daarin door
diepen ernsl en slndie tol waai-aeidige gioolheid. Ook zijn Porlrcl ixm den
licrr L.D.P. is een i)i()k seliiiderweik van nilnenuMide gelialte en ()ni)eiispclijk
geleekend.
Omslandiglieden, als de uilnoodigiiig lol lie! vornuii van een oveizieid
van zijn werk voor liel salon van de (ienKeiie wereidlenloonslelling, zullen
172
KUSST VAN HEDEN
Alfred Dc-launois (.ooals dit l.ouwens wel min of meer hel geval was bij
eenioe andere van de hier aanwezige schilders). genoopt hel.l.en .aar /v„..s/
AUL HI:NTZE: Twee mcisjcs
..„ Hrden slcchts ..nig. kleinc . e.U.i.s, tc.kening.n en aqua.ellen le .cndc ,
die wel geenszins een nieuwen kijk geven op hel lalent van dezen zoo b>/on-
deren a.^ist, maar waaronde. n.enig sluk, als zi.in Ben.UcUJnen en z.jn zee.
breed geziene landsebappen, de bewonderende aandaeht ove.waard z,.,n.
Nooit we.d tol heden toe nu-t genoeg nad.nk gewezen op hel koene we.k
van den marinist en landsehapsehilder l-.anz Hens. Van hu.ze u.t kolons
heeft bij vooral oog voor bet aangrijpende, bijna trag.scbe karaktc, ^an
173
KUNST VA^ HEDEX
maanverlichic ()t'l)i'\V()lklc' iuicIiIlmi, op dc (licphliiiiwL' of vreenKlgroene wjiIlt-
plassen, liel ;inostiu-|)eklc'ninu'iuk' v;ni oikIlt sjjrookjesnevolc-n liedeklc laiitlun
KUG. VAN MIEGHEM : Ann lie Dokkcn.
en poolen, en in avonddanipen wegdoezelende onilrekken van geheimzinnige
hoonien en donkere liofsleden. En hoe kloek zijn al deze dingen gebouwd,
hoe getnigen zij alien van l)ez()nkenlieid en zelfl)e\viisle kiaeht!
Ongemeen inteiessant was Curl Hentze. Verheugend is hel fe mogen
vastslellen iioe deze nog niet zoo heel hnig geieden zijn weg zoekende, er in
l)etrekkelijk koiien tijd toe kwani, weik le i)rodiiceeien dal van een Ijniten-
gewonen aanleg gelnigt, nieei- nog, waarin liij venassende resnllaten hereikte,
die liet beste van hem doeii veiiiopen. De 'Iwcc incisjcs die, de eene met haar
gliindere, klaar-hriiine kijkeis, de andere in haar snugger-zedige lionding,
l)epaald zeer gehikkig zijn getypeerd, lijken ons van al hetgeen de jongere
elementen aanhiaeiilen, iu'l aileillinksle werk, laak gezien, evenwiehtig en
zeer oorsproida'lijk van ojjzet.Ook zijn .SV/V/c/'n; was een i)epaald venlienstelijk
sink, rijk en warm van toon. Ik hclY overluigd dat we van Hentze al heel
spoedig werk van zeer hoog staande waarde ziiilen niogen aanslippen.
Mooi en voornaam was Mareel Jellcrys' sehiiderij Hhododcndruns, maar
hovenal i)evi(l(ii inij (hze maai zijn, door een rake ojjnierking van atmosfeer
en iiclil, werkelijk zeer ijizondcre seiielscn van i'aiijsche sladszichlen : de
174
KUSST yA^ HEDEN
wazige, zoo parliciilier onstoffelijke, bijiia iiiet vast to let*^en clanipkrini>, die
op zekere dagen oni de briiggeii der Seine iiaiigl. de zomersclie lijkdom
der tuinen van het
Trianon en van St.
Cloud, Jefferys gaf
ze weer op geheei
eigen, en onge-
nieen gelnkkige
manier.
Van al dege-
nen die gelraclit
liebben het gewel-
dig bedrijf van de
haven te syntheti-
zeeren, is de Ant-
werpenaarEugeen
van Mieghem een
van die zeldza-
nien, die er in ge-
lukte daarvan de
grootschheid te
pakken te krijgen.
De groezeligiieid,
<iie hem vroeger
eigen was, heeft
plaats gemaakt
vooreenveel door-
schijnenderen luu-
monischer kolo-
riet ; zijn figuren
zijn sterkergewoi-
den,beleroniiijiui.
Van Mieghem
werkt nooit peulerig. Zijn siliioiietten van ioggc stoomers en nionslnieuze
kranen zijn foisch en indrukwekkend. Hij gaf bier het beste dat ooit van hem
te zien is geweest, en hij neemt nu bepaald een zeer eigen phials in tusschen
de persoonbjkste en de meest kunnende van onze schilders. Zijn groot pastel
Aan de Dokken is een werk om niet liclit te vergelen.
Albert Crahay, die aan de Xieuwpoortsche stnuulen een geschikt arbeids-
veld vond voor zijn aclief en ernstig i)eliachtend talent, bracht ons deze maal
AI.B. CRAHAY ; Op het viakkc Strand.
175
KUNST VAN HEDEN
werk van zeer uiteenloopeiulL-n aiird. Ilet niocsl apiJieciccrde ik van lieni ocn
niterst suggestief doek Op Iwl vlakkc Slntiid, van een walerii^f IVisclilieid,
doorschijnend un vol Icvcnd liclit, de luclit is van zontii^e nalheid, eon hemel
als van o|)aal, zicli hcrlialend met klenrige retleclies in den spiegel van liet
voclile Zand, waarvaii de seliillering siechls even onderhroken wordt dopr de
donkeie vlek van een te paaid zillenden schelpenvisscher. Ook dit Oude
ii'illi' Pddrd, gezien als in een [renrige grauwe voorjaars-atmosl'cer, in bet
wakke liclil van een regendieigenden niorgen, was een gevoelig work van een
nitnenuMid leehnieker.
Wat de landscluippen van Virloi Tlionel vooial karaklerizeeii, is de steeds
vooitrefrelijk geslaagde weei'gave van de landelijke stemming. In zijn groot
doek .\V( (/('// Hcijvn moel men hewoinleren een reeds vaste hand en een
gevoel voor wijdseidieid, voor de stille, melanelioliselie eenzaamheid van de
Kenipenstrcek. Maar zijn wat logge, wat materieele donkeite, waarvan liij
zieli voortaan zai te ontmakeii liehben, was in sonnnige andere doekcn wel
een ielsje liinderlijk, naar nii' dunkt.
Laal ik dit overziclil van dczc merkwaardige teiilodnstelling heslniten
met de opreelite svmnatliieke veiiiieldiiii; van kimstenaais als den (lentenaar
17(i
KUNST VAN HEDEN
Jules De Biuycker, met groole etsen van een ver doorgevoeide, stevige tech-
niek, van een geest fantaslisch als van een Gustave Dore; Alfons Vermevlen
met een llink Portret en een stevig gebouwd, kleuiig Stilleven, den meester
A. J. Heymans, met klare zeer intens gevoelde landscliappen; den jongen
beeldhouwer Ma mix D'Haveloose, met een heele reeks dansende-Salome-
beeldjes, uitmuntende studies van houdingen en bewegingen ; Arthur Navez
waarvan ik vooral wensch te gedenken dit zeer precieuze stukje De ivassen
pop, en Ferdinand Schirren, met een paar goede bronzen.
Collaboreerden verder aan dit salon met min of meer goed werk de beeld-
houwer Frans Huygelen, de schilders Emile Fabry, Valerius de Sadeleer,
Emil Vloors, George Lemmen, G. van Zevenberghen, John Michaux, Marten
Melsen, Andre Lynen en Paul Artot.
Ary Delen.
177
DRIE MUURSCHILDERINGEN VAN R. N.
ROLAND HOLST in de BESTUURSKAMER VAN
DEN ALG. NED. DIAMANTBE^VERKERS-BOND
ET zijn aitikel over de wandschilderingen van R. N.
Roland Hoist, in de veri*aderzaal van het gebonw van
den Alg. Ned. Diamanlhewerkers-bond lieeft Dr. A.
Pit in dil tijdschrift (') er reeds op gewezen,dat de bij-
zondere beteekenis van dit werk gezocht moet worden in
bet feit dat een groote gedachte zich in alles le gader
openbaart. Niet als de illnstratie van de een of andere
toevallige idee, die even beperkt is als toevallig, zooals wij die kennen in de
beschilderingen van levensverzekeringsbureaux, benrzen en andere min of
nicer openbare gebonwen, en die nog veelvuldiger, in de moderne boekver-
ciering is blijven leven, niaar als uitzegging van een de gansche levensbe-
scbouwing ricbtende overluiging, en een den arbeid bezielend vertronwen
bel)ben wij bet werk van dezen kunstenaar aan te zien.
Ik meen te kiuinen zeggen waaroni bij daarop recbt beeft. Want beden-
kingen tegen details van Roland Hoist's arbeid kan men wel opsomnien —
Dr. Pit licelt er eenige aangeduid — , men kan nooit zeggen dat bij, als de
plu'aseurs doen, bet gemeenzame, als te eng van strekking, beeft vervangen
door iiet gemeen-plaalselijke dat niet breed is, meer plat en oneigen. ()m bij
die vroegere seiiilderingen even te blijven, bet sebijnt voorbarig, van den
verkondiger van nieiiwe gedacbten te eiscben dat bij dadelijk zijn nienwe laal
kant en klaai- lieeft, en als dns de ailegorie, of nog liever bet symliool van
Hoist sointijds nog te realistiscb is (de fai)riek-inkijk op Dragcnde. Houj) in
hcl Hart, maald DonUerc Wcrcld lichl en de steiger van bet biiis in aanbonw
o]) Soliddrilcil ivccisladi ook de lukkciide stem van het (lOud) zoo lijkt mij dit
een tekortkoming die eer v66r dan tegen de waaracbtigbeid dezer kunst pleit,
immers een onvcrscbillige welbespraaktbeid liad baar beelden gemakkelijk
uit de galerij der tradilioneele Retborica knnnen l)orgen. Van de zwakke
romantiek, die zicii zoo vaak introdnceert alsgedacbtekiinst, is Roland Hoist's
i') Did .\ll, l)lz. :>7, (Aii^^iisliis l(t((7|.
178
•a 2
a %
„e,.„uche urn,., moe .M' , ^^,_^ ,„„, ,„ «»".-" '';;;^L.- doo,-
moed v»n Oen S-^; D« .„,, _ ,„„„„n«,„aa, z,,.. He. e ^^^^
de «,oo,e S0< acl- ^ ^^._,,, ^„„ ,,^„ ,, Wivoo,,. • ^,,^„ „^^,,
'"""■' """ .' 1 leenvoudiger a.s mcUeUUu, mu^ ^^_ . ^„.,„^,,
s;:::::"- ':;ei::er;;;-i*-^*^ "----'^
nii'l tie e sJcnschappen
nil /.i.l'^ "
179
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
duiden op een achtergrond van doorvoeling en van inlellcctueek' conflicten,
die vaardige tweedehandskunsl nimmer kende.
De drie nieuwe wandschildeiingen die Roland Hoist maakle, zijn een
verdere en meer volgroeide uiting, de laal is er veigeestelijkl. Wat ik nu
zeggen ga, is geen bedenking, maar een vo()il)eh()ud : de gedachte-beelden
die er in neergclegd zijn, komen mij echter levens voor, ook zooveel vager te
zijn, en daarom betrekkelijk een geniakkelijker opgaaf te hebben geboden.
Wij hebben wel bet vertrouwen, maar nog niet de zekerheid, dat de kunste-
naar, nicest hij eenzelfde onistandiger beelding van de sociaal-democratische
idee geven als in de vorige, talrijker schilderingen te vinden is, dat hij dan
zich geheel en a! even breed van zegging zou toonen. Nietwaar, de verdeeling
van den dag in de sterke, de diepe en de zachle uren, leent zich gereeder voor
een oningewikkelde en daardoor groote plastiek, dan de tafercelen, die de
groote vergaderzaal, als een directer duiding op arbeid en vereenigingsleven
hadden te vercieren. Intusschen, de kans is groot, dat de Roland Hoist van
thans ook daarin minder illustratief, meer summier zou zijn geweest.
Wat de kleur betreft, staan deze nieuwe schilderingen overigens reeds
onmiddellijk op een hooger plan, ze is bescheidener, overzichtelijker en
grooter begrepen dan te voren. Dat de betimmering door den architect Berlage
in zijn karaktervol gebouw aangebracht, bier den decorateur nicer te gemoet
kwani dan daar, geloof ik stellig, toch nieen ik dat de ornamentatie, in haar
breedheid en expressieviteit aan wijding zoogoed als aan ongezochthcid heeft
gewonnen. Zonder in een volledige tj'peering, die hier alweer de opvatting te
nauw begrensd zou hebben, te vervallen, heeft Roland Hoist ook in deze
menschfigurenniet slechts noblesse en diepte gegeven, maar ook daar dooi'heen
wel degelijk de menschelijkheid recht gedaan. Die energieke en jonge man,
die zich ten strijde begeefl, de droomende vrouw in den waarlijk verheven
gestemden avond, en de peinzende man in de diepe uren, zijn goddank geen
wezcnlooze gcneraliseeringen geworden. De voornaamhcid en de cvenwich-
tigheid van deze paneelen, de vergeestelijking van de voordrachl, die, zonder
te nawijsbaar-meliiodischen opbouw, geheel en al afwijkt van bet episodische
dat de kleine kant is van realisme — dit alles niaakt dit werk lot een zeer
bijzondere kunstuiling. Van den kunstenaar Roland Hoist, die met loewijding
en reserve in den middag zijns levens, die voor zoovelen reeds een inzinking
beduidt, zoo vastbcraden aan zell'ontwikkcling en zelt'verruiming arbeidt, is
zeker nog veel te verwachlen.
CORNKMS VeTII.
N. B. iVloog lijk koiiicii wij laler op hel yebouw zell', hel werk v;in ilcii liecr Herlage
lerug. Dii HEDACiiK-coMMissiii;.
180
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NTEN)
on UIT ANTWERPEN D
\/Ai ICK KAN yL.^ Dejaar-
lijUsche leiiloonstelling
vail (ieze vcreenigiiig is
(ieze maal zeer oiiopge-
iiierkt voorbijgegaaii. De
gelialtc van het bijeenge-
braclilc werk was ook
dooigaaiis zeer niiddelmalig eii de indruk
die men meedroeg alles behalve opweUkeiid.
Een gevoel van koude, van sikkeneurigheid,
van armoede ook, ging nil van nicest al deze
pogingen, die men niet slecht mag noemen,
noch evenniin doodzwijgen — zij geluigeii
immers dooigaans van zooveel goeden wil !
— maar waarin men tcveigeefs zou zoeken
naar een temperament dat u aangrijpt, of
dat u alleen maar behaagl door zijn nicer
dan alledaagsclie persoonlijklieid. Wat een
zvvare last van moedeioosheid weegt over
al die nog jongc mensclien ! Sommigen
schijnen liopeloos onmachtig, — of was hun
werk alleen ditmaal liet product van een
slecht voorbijgaande malaise? Laat het ons
hopen ! Velen immers onder hen zijn
begaafd, en Helen ons bij vroegere gelegen-
heden heel wat nicer verliopen dan zij ons
deze maal te zieii gaveri. Dat zij zicli liervat-
ten, dat zij zich ontmaken vooral van die
drukkende atmosfeer, van lakslicid, van
zenuwloosheid, van zich-maar-lalen-gaan,
waarin zij alien verdwaald zijn. En dat zij
zich vooral niet op sleeptouw laten iienien
door half-lalcnten, die door burgerlijken
wansmaak een bedenkelijke en zeer tijde-
lijkc beroemdhcid vcrwierven. Neiit ! niclit
solclie Tone, Diiuier, sondern lass mis aiidere
aiislimmen .'
*i*i $Pi cft»i '^•i ^^ 5l»; 5^*5 ift»i ■^•5 $,f^ S»i
CAMILLE LAMBERT, wiens werk we zeldcn
te Aiilvverpen zien, hicld nu eeiic tamelijk
grootc tentoonstelling in de zaal Forst.
Bekoorlijk zijn al deze kijkjes in een poes-
lieve wereld van aardige, giclielende jufjes,
die backfischachtig en behaagziek dartelen
en spartelen in de schuimendc, s|)ranke-
lende, parelende weelde van zonneschijn en
zeewater, of die — nioderne meerniinnen —
in een lascieve achteloosheid haar gracieuse
leden laten streelen door de golvcn en de
gouden warnile der zomersche stranden.
Maar — oh wee! — wat is (lit alles ook
oppeivlakkig ! Men zockt cr- vrnchteloos
naar een niensch, naar een dicpvoelende,
geemotioneerde ziel van een waarachtig
kunstcnaar. Knap ! Oh zeer! Van een ver-
bluflende, bijna angstvvckkende knaphcid
zijn al deze dingen, die men geamuzeerd
voorbij drentelt, maar die op den langen
duur ergerlijk worden door hun al te luch-
tige, al te vluchtige gracie. Men krijgl er dra
genoeg van. Zc worden vervelend. En men
gaat zich de vraagslellen of het niet veeleer
jammer is dat een schilder van zoo onge-
wone virtuozileit, zijn talent — want talent
heeft liij, als weinigen ! — verspillen wil aan
dergelijk geflikflooi, dat maar al le klaar-
blijkelijk bereUend is op een gemakkelijk
niaai- gevaarlijk succes. Want dat Lambert,
met <le heusch zeer bcnijdbarc niiddclen
waarover hij beschikt, ons werk van nicer
duurzame waarde zou kunnen schcnkcn, dit
bcwijst immers ten voile een schilderij als
die Noceurs « Oslende, een waarachtig zeer
origineel werk, waarbij al het andcie als
aardig, maar tamelijk nultcloos tijdvcidrijf
KUNSTBERICHTEN — UlT ANTWERPEN
wegzinkl. Wil dil nu zeggeii dat wij liel
afkeuien dat dcze nog jonge kunstenaar
zijne modellen in deze omgeviiig ging
zoeken? Het ware oiizin zooiels te bewe-
reii : de keiis van liet onderwerp doet liier,
evenals altijd, volstrekl niels ter zake.
Maar we zagen veel liever Lambert zijn
vizie's uitdrukken desnoods met minder
knapheid maar met wat mcer bedachlzamen
ernsl, en zijn opgedane impressie's wat meer
laten bezinkeii. Scliilderijen als die enkele
doorgaans kleine doeltjes Hooge TiJ, Voor
den Oceaaii, Voor den golfbreker, loonen ons
dat Lambert, ook al blijft liij langs dezen
kant zijn inspiratie zoeken, bekwaam is
nieer te geven dan louler mondanileiteii,
weergegeven met een zeldzame handiglieid,
maar die door haar leeghei<l, doorgaans geen
blijvenden indruk acliler lalen.
<«^ «»^ 5«^ ««^ ««S ««^' ^^ ^^ 5«^ ^'^ ^"^
CH. VICTOR HAGI-:MAN /:♦. Wat is na
veel onmachlig gel)azel of blulTerig, onern-
stig gedoe, deze schilder een verblijdende,
sympatliieke verschijning ! Zijti tentoonstel-
ling in liel Kunstverbond was een der voor-
naamste kunslevenemenlen van dil drukke
seizoen. Grootendeeis waren, voor wie de
groote tentoonsteilingen van de laatsle jaren
met aanciaclit voigde, deze werken bekend,
maar belangrijk was dil salon, onidat het
vereenigde de syntliese van een gansch
CEUvre, omdat liet verlegenwoordigde een
afgeleekende periodc in de evolutie van een
artist, die door nocslcn arbeid tot een ver-
bazende ontwikkeling van zijn talent, door
een gedurige verdieping zijner vizie tot een
ongevv'one psycliologische kracht geraakle.
Deze lentoonslelling is van beteekenis in liel
artislick leven van llageman : met haar
wordt af'geslotcn een periode, op het oogen-
blik dat de schilder op een keer[)unt geko-
nien, oiis waarschijnIijU een anderc zijde
van het leven toonen gaat. Welke gloricnze
verrassingen staan ons te wachten '.'
Men heeft dezen schilder dwaselijk van
eenzijdighcid i)csclnil(lig(l, omdat hij zich
met voorlielde keerde tot zcer bizondere
lypen : joden , landverhuizcrs, liiniioe's.
Maar wie als hij nil dit vrcenidc exolische
leven alios haalde wal er in lag, or de gan-
sche (licpe, verborgcn ziel van ontdekte en
uitdrukte, er de groolsche algemeene men-
schelijkheid van zag, en in zijn werk om-
zetle tot schoonheid, die is een kunstenaar
van meer dan alledaagsche beteekenis. Geen
uitzonderingskunst is deze, maar het leven
zelf in al zijn aangrijpende tragiek, samen-
gevat, gesyntheliseerd zooals allecn eenige
zeldzame, innig-voelende, sterk-willende,
sloer-ernslige kunslenaai's het nog ver-
mogen.
Want is b. v. deze Zoogende landverlmi-
zersuronw niet een monumentaal figuur,
geen aangrijpend symbool van nioeder-
schap'.' Is deze Esther niel het lypische
beeld der Israelietische vrouw, de concrete
verpersoonlijking van een ras? Draagt deze
Hindoe, met zijn vreemd-schoonen, fijnen
kop, niet de gansche uildrukking van zijn
tot verval geraakle prachlig volk? En zijn
dcze drie symbolen niet vol van een alge-
meene, roerende, menschelijke karakler?
Ik noem slechls deze drie werken, omdat
ik aan de verleiding weerslaan moel den
bewonderenswaardigen artist die Hageman
is te doen uilkomen in die vele andere wer-
ken, waarin hij lelkens een deel zijner
machlige emolie in een schoonen voi'm
heefl neergelegd. Want ooU op lechnisch
gebied zijn deze schilderijen bewonderens-
waardig : kloek gebouwd en scherp gelee-
kend zijn deze Hgurcn, in een kleur die
slemniig en dieptonig, maar steeds zeer
harmonieus blijft.
Op dil oogenblik heeft Hageman Anlwer-
])en verlaten oni zich le Brussel te vesligen.
Men heefl hier de diepe beteekenis van zijn
kunsl niet begrepen, en hij bleef als vele
anderen steeds versloken van alle waardee-
ring. Zal hcl hem elders, wat dil betreft,
beler gaanV Het is Ichopen, schoon wij met
eenige billerheid betrcurcn mogen, dat weer
ecus te mcer een groot Anlwcrpsch kunste-
naar elders den moreelen steun ging zoeken
waarop hij rechl had, en dien men hem hier
onlhield. Maar laat ons tevens niet veigelen
dat Hageman een van die slerke karakters
is, die aan alle oincieele erkenning den brui
geven, om alleen de verwezenlijking van
bun droom te benaderen.
182
KVNSTBERICHTEN - UlT AXTWERPES - i'lT BRVSSEL
^•^^ ««'S ^'^ '•^^ ^^5 5#'S ;«^ ?«^ «#^ ^'^ <«^
IIHT KL'NSTVKHHONl) sloot mel eenc leii-
looiislcUing vnn paslcls en leekeiiingeii zijn
(irukke, welgelukte wiiiterwerkiiig. Hel wa-
reii alweer dezell'ile kuiisteiiaars die hier
den loon aangaven, en door werk van
waarde aaii dit salon belang kwamen bij-
zelten : Richard Baseteer met een reeks
zeer lijiie, delicate pastels, Studies van de
Beneden-Schelde, uiterst teere, venassend-
juisle annolalies van liiclit en water, wolk-
en lichletTecten boven de eindeloosheid van
den bieeden slrooni. Wat een wijdscliheid,
wat een heilige kalmie nu eens, vval een
jubel ceil andeie maal, weet liaseleer telkeiis
ill die kleine. niaar zeer piecieuse werkjcs
te leggen ! Jakob Smils met een groote rood-
krijtlcekening, De Brief, en een reeks leeke-
iiingeii van lypeii en inteiicurs, alien hoc
klein van afineliiig ook sonis, toch vol van
die karaklerislieke groollieid die het werk
van dezeii meesler bijna allijd onderscheidt;
Charles Merlens, wiens studies voor het
zoldcringdecor van de Vlaanische Opera
zeer belangrijke documenlen waren voor
het leeren keiineii van de decoratieve zijde
van zijn talent, naast do aristocratische
kleurdistinctie van b. v. dit zeer niooie Kiii-
deiporlret ; Rmil Vloors, wiens reeds dik-
wijls gezienc vrouwenportret Het groene
medaljon, een typiscli specimen is van de
gracieuze kiinst van dezen schilder, die in
knap bewerkle porlretten, zich vermeit in
aardige kleurcombinalies ; Waller Vaes, die
van zijne kleine pastels, zlchlcn nil Vene-
tie en elders, koslbare kleinoden niaakle,
waarin hij al de prachl van een ond, ver-
weerd sledenzicbl, of van een dieploiiig
nijverheidsland nitdrukle met de soherlieid
van middelen en dc superiorileit van vizie
die hem eigen zijn; Eug. van Mieghein, die
ook hier eeiiige zeer gocd gekozen voor-
beelden loonde van zijn zoo eigen inlerprc-
latics van het Icveii der havenstad.
Vcrdieiistelijk werk was crverder van FIo-
ris Jcspcrs (werkclijk zeer aardig die kleine
maancireclen van de Heiieden-Schelde), van
(ier. Baksteen, Rene Bosicrs, A. L. Kosler,
Frans van Leenipiilten, Rene Lombaerts en
A. van do Velde.
^9i ^•S ^*i ^ ^^ ^•^ ^ S** ^^- ^^ ^^
IN DE ZAAL FORST veizamelde de schilde-
rijeii-handelaar Campo een zesligtal dingen,
mecst alien van zeer bedenkelijke mediocri-
teil, waar Uisscben alleen, naast een kleur-
rijke schets van N. Diaz, De geltik-kige
Familie, en een van Monticelli, De Dame in
hel Bosch, een schilderij van Frans Courtens
Aan de Zuiderzee, en een iiiet oiiaardige
schets van Hcndrik de Braekeleer, Biniien-
plaals, de aandachl liokken. Ahy Delen.
CDDD UIT BRUSSEL dddd
1-: N T O O N S T 1-: L L I N C.
« POUR L'AHT » A^^
Dil is ceil der oiulsle,
tevciis een der degelijk-
sle onzcr kunsleiiaars-
groepcn, waarondcr
liooge rigureii als Fabry
en Rousseau de Iradities eencr kunst-arislo-
cralie lioog houden en blull'ers, lawaaima-
kers en broodscliilders, angstvallig wordeii
geweerd. Elke tenloonstelliiig is allijd uit-
slekend inecngezel en mogen het al niet alle
meesterwerken wezen, het gelieel geeft toch
steeds den indruk van een eerlijk en oprecht
schoonheidsslreveii.
Op dezejongsle tentoonstelling had Euiiel
Fabry vijf prachlige composilies ingezon-
den, waarvan dric lot het allerschoonsle
werk mogen wordeii gerekend. De Mnziek,
de Pldsliek- en de Hurnionie. In deze tijdeii
van plat realisme, van karikatunr en waar-
delooze improvisalie, is Fabry een dier
zeldzanie kunslenaars, die werken vooil-
brengen welke naast ilie der groote Ouden,
waard zijn om bewaard te wordcn door het
nageslaclit. Hij is een idealist, die oiis zijn
droomeii en aspiralies verlolkl. door bun
bet inachligsle allcr i)rcsliges, dal der kunst
le verleenen.
Victor Rousseau, de beeldhouwer, een
aiKler zuiver arlist, had prachlige busies cn
tcgelijk heel delicate en loch iiuhukwek-
kende bronsjes ingezoiulen, kkin van vcr-
houding, maar niellemiii groolsch door dc
krachl, de inlensileit cn de poezie, die er
in lag.
183
KUNSTBEIilCH'l EN — UIT BRUSSEL
Onder de oveiige, liet iiieest l)e\voiider(le
en verdieiistelijkste werk, iioem ik eeii
Avoiid vail van Holder, een piachtif> gescliil-
derd doek, — van een innijjheid — een dieple
van gevoel, dat wcinig schildeis, altijd ver-
onderslehi dat liun slreven nog in die licli-
ling gaat, — verniogen te bereiken.
Oleffe en van de Woesteyne hebben jjeide
laleni — een feit waarvan men ben onafge-
broken verzekcrl, niaar we wachten nog
steeds — van den een als van den ander,
een werU, waarin zich dat talent op aangrij-
pende en legelijk overtuigcnde wijs zal
openbaren. Evenals vele aiidere rijk be-
gaafden, geven ze ons allijd den indiuk
van een kooitsacbtig opdrijven bunner
kracbten en een zicb versnipperen in schet-
sen en stndies. (".aniille LaniJjert bezit even-
eens vele gaven, durf en een groot talent,
wij zouden lieni onderweipen willen toe-
vvenscben, nicer bcnizelf en die gaven waard !
Wanneer zal eindelijk onze liedendaagscbe
kunsl opbouden oni de mode en den smaak
der nienigte le streelen? Iji dit opzicht lieb-
ben de Hoerinnen van Firmin Baes, een
lofwaardige uilzondering gemaakt op den
algemeencn regel. Hij geefl aan onze lande-
lijke bevolking bun aangeboren adeldom
weer. Die frisscbe en gezonde kinderen van
den bodem, zijn eens een aaiigename afwis-
seliiig op de grimassen trekkende siiuiten,
vvaarmee somiiiige zoogez. realisten onze
dioomerige, stemniingsvolle velden en vlak-
ten willen bevolken. De verbeelding en de
levendige geest van Amedee Lynen, trekken
iiiij niede altijd bijzondcr aan, want zijn
vroolijkbeid onlaardt nooil in parodie of
sarcasme en zijn uitgelateiiste tooneeien
blijven locli altijd bevallig, voornaam en
sympalbiek. Prosper Colmant blijft mede
altijd aanlrekkelijk omdat zijn kunst streel'l
naar een edel doel, dat liij met elk werk
dicliter nadert. Hoven al dc overigen muni
ecbler de Licrsclie meester Isidoor Opsomer
uit, die bij voorkenr de mooic hoekjes nil
zijn scbilderachtige geboortestad en liaar
omslreken wcergeel'l en de ingenonienbeid
van den kunslenaar met zijn on(leivvcr|) in
zijn werk doel gevoelen. De oevers van de
Nellie liebben in lieni liuii bezielden zanger
gevoiiden. Naasl slnkken als de McimtmiuL
maken de rnmoeiige doekeu onzer himi-
iiislen op ons allijd i\Qn indruk van knappe
inslanlanes. Voegen we bierbij dan nog de
namen van deu beeldliouwerPieter Braecke,
van Wolfers, d'Havelooze en de Haspe, dan
liebben we de besle exposanten in dit kleiiie
Salon van Voor de Kunsl genoenid.
^9t c^»i c^»5 ^9t ^9t ^9i ^9i ^fi ^Pi ^9i ^ft
LOUIS TITZ is een der teedersle vertolkers
van, ik wil niet zeggen onze doode steden,
want deze benaming, bet eerst door de
ziekelijke verbeelding van George Roden-
bacli gebruikt en sedert vele malen niis-
bruikt, passeii niet op onze lieve, ingetogen,
laeliende, sluimerende stadjes, als bij v. Diest
en Dendermonde, die moeilijk een waarili-
ger, aantrekkelijker vertolker zouden kun-
iien vinden dan juistTitz. Zooals bij ze ziet,
doen ze ons aan als de aardige, gezellige
verbalen van beel oude menschen, die zich
gaarne verdiepen in herinneringen van het
verleden en van bun jeugd. Zoo doel Titz
ook die lieve, oude stadjes spreken en in
tegenslelling met zijn kunslbroeders ver-
diept hij zich liever in bet aarlsvaderlijk
intieme dan in de tragiscbe gescbiedenis er
van. Vandaar de glinilacb op zijn gracbljes,
in de boekjes van zijn Begijnhoven, zijiier
boehtige reitjes en kromme sleegjes. Het is
een allerbekoorlijkste en heel personeele
kunst. Het aanlal zijner bewonderaars breidt
zich dan ook steeds iiieer uit en zijn jongste
lentoonstelling is een dci- best geslaagde van
den geheelen winter geweesl.
r* g,»i eg,* &* ^S* ^^ S** S'J cft»- S»5 S*
llKNBl ANSPACH, een jonge Luiksche kuns-
lenaar, lieel't laailst een belangrijke lentoon-
stelling in den Kunstkring geliad, waaibij
bij zich als een ontroerd en getrouw verlol-
ker van de landschappen in bet Walenland
geopenbaard heelt. Van deze plckjes geeft
hij vooral met groole sajiiiigheid van kolo-
riet en giootc levendigheid, dc blijde gratie,
het grilligc, steeds wisselende licht en de
cigenaardige legenslellingen weer, gedu-
rende dc nicest glorieuse, stralendsle uren.
Mooic kijkjes op de Maas en de Ourthe
gcel't hij, zich verliezend in de dciningen van
din borizonl en zcldcn zicl bij ze in dc scha-
184
KUNSTBERICHTEN — UlT BRUSSEL
duw, bijna altijii in tie zon ! Anspach is een
jong en geluiikig schilder, wiensoiiverstoor-
baar goede luiiii het meest in overeeiistem-
ming met de zon is, als ze zijn geliefkoosde
vcldcn en vliedende vlalvten beslraall.
We Iici)ben tevcns zeer zijn teekeningen in
zwarl krijt bewonderd, met een losheid en
kraniglieid van loets, die uilstekend bij het
eigenaardig type van de landstieck passen.
IN DEN KUNSTKHIXG TE LAEKEN jC^
Een belang inboezenicnde poging tot aitis-
tieke decentralisalie, heeft te Laeken plaats
geliad. De jeugdige kunslenaars der lionink-
lijke_ residentie. liebben tereclit genieend
dat de aantrekkelijkheid van het aardige
plaalsje, met zijn niooie, groote parken en
breede pleinen en lanen, dat zich zoo gunstig
van onze doodsche liuizen en sleeneii
woeslijnen ondersclieidt, door wal kunst-
leven en l)e\veging nog veel zou winnen.
Daartoe openden ze hun Kunslkring met
een belangrijke lenloonslelling, waaraan
door reeds beroemde oudeien als Colmant
en Merckaert deelgenonien werd en waar
iiieuw aangekomenen als Van Looy, Spae-
lant, Counhaye, Van i-^xtergem en Landuyt,
zich van gunstige zijde liebben doen kennen.
LEON FREDERIC /i^^ In afwachting van
een meer uitgebreidde studie, die ik mij
voorslel meer speciaal aan dezen, een der
grootste en meest oorspronkelijke Relgisclie
meesters te wijden, vermeld ik het biiiten-
gewoon succes, dat onlangs door hem in den
Kuiistkring behaald is. Zijn doeken werden
vlijtig door de liefhebbers gekocht. Dit
overigens volkomengerechtvaardigd sncces,
verv^'onderde ons niettemin eenigszins en
deed ons met weenioed lerugdenken aan den
tijd, toen de schoonsle en aangrijpendste
scheppingen van den meester, den weg
terugvonden naar zijn atelier of door den
vreenide weiden weggekaapt. Zoo kvvam
het Luxembourg o. a. in 't bezit van de
Leeflijden ixin den lioer, een Drieluik — een
der schoonste picturale scheppingen van
den laalslen lijd. De werkcn die Frederic
(iitniaal in den Kring ingezonden hail, ston-
den niet volkomen op gelijke hoogte en
juist daardoor giiigen ze als de kooplui zeg-
gen, wellichl gemakkelijker van de hand.
Allen echter ondeischeidden ze zich door
Frederic's gewone frischlieid en hoogst
oorspronkelijke wijze van zien en handhaaft
hij altijd zijn naam alsonafhankelijk kunsle-
naar. Nooit wacht hij van iemand bevelen
af of volgt een ander na. Langzaam slijgend
is hij loegenonien in aanzien en kracht en
heeft hij zich welen le doen gelden door
zijn enkele wilskracht en zijn geloof in
zichzelf.
GE0RGE;S LEM.MEN is evenzeer een een-
zaam strever, een koppig en hardnekkig
werker, wel zeer duidelijk te onderscheiden
van het heirleger onzer kunstnijveraars, die
ons met hnnne waar komen overstroomen.
Er bestaan weinig meer gewetensvolle kuns-
lenaars. Niet alleen is hij altijd zichzelf
gebleven, maar steeds heeft hij zich zelf
hernieuwd — streeft naar lets nocli iiie da
gewesens en naar grooler volmaking. En iiu
is eindelijk dit talent tot stralende rijpheid
gekomen ! Letlerlijk alles heeft hij voorzich :
zijn teekening, zijn kleur, zijn wijze van
samenstellen, zijn teedere voornaamheid.
Hij munt evenzeer uit in het Slilleven en in
het Porlrei. Hoewel de invloed van het
Fransch modernisme niet geheel vreemd
aan zijn kunst is gebleven, heeft hij zich dit
modernisme eigen gemaakt zonder er, zoo-
als l)ij vele anderen het geval is, de bedeesde
en nederige dienaar van le worden en zege-
pralend maakt hij het nieuwe slreven aan
zijn eigen aspiraties en zijn eigen tempera-
ment ondergeschikt.
Zijn tentoonstelling in de (ialerie Giroux
was een gebeurtenis! Evenals bij Frederic
zijn de kooplui en de mode zich eindelijk
met hem gaan benioeien. Des te belcr. want
kunstenaars van zijn kracht zijn wel bestand
tegen het dronken makende van het succes
en blijvcn standvastig bij voor-, zoowel als
bij legensiioed.
ALFRED VEHI1AI-;REN is cveneens zonder
eenige kwcstie een onzer schoonsle schil-
185
KUNSTBERICHTEN — UlT BRUSSEL — HIT LEIDEN - PERSONALIA
ders en weinigeii beziltcn cen zoo schille-
rend, z6o veclvormig, zoo rijk palet als hij
eii (ie armzaligste huizeii en krotjes vvonien
door zijn liartslochlcUjke kleureii, lot ver-
blindens toe verrijkl en verlicht. Hij is de
medewerker van de zoti en in dit opziclit is
hij aan de Braekeleeren Stobbaerts vcrvvaiit.
Hij geeft voor goed eeii kras door de iiiii-
fornie grauwschildering, waartoe het ini-
pressionisnie de schildeikunst scheen te
hebben gedoenid. Onder de vele klad verwers
is hij een scliilder. Zijn rood, zijn groen, zijn
blauw, zijn als gedrenkt in licht en stralen
als zoovele edelsteenen en naast hem konien
onze zoo gezegde luniinisten ons verdron-
keii, schemerig en nevelachtig voor en hun
zoogezegd licht is, om een niooie uitdiuk-
king van Heinrich Heine te gebruiken, waar
hij slechl vcrtolkle poezie parodieert, als
een « ausgeslopfler Mondstrahl! ».
5^ ;^ ««^ ««^ 5»^ ««^' ««^' ^; ^"^ 5#^««^
PAUL DUBOIS had in den Kring een geheel
zijner bevalligste werken ingezonden, die
geheel vreemd waren gebleven aan alle
gewildheid of dwang. Hierdoor heeft hij
zich een eigenaardige plaats onder onze
beste beeldhouwers verzekerd, die evenals
onze schilders maar al te dikwijls zijn
geneigd om kracht met brutaliteit en slordig-
heid met natuurlijkheid te vervvarren. Stuk-
ken als de Hloemslinger, de Zoiiier, Inspiratie,
Moeder en kind, zijn wondercn van sereni-
teit en wel overwogen, wel tegen elkaar
opwegende harnionie. Doch lang te voren
reeds had Dubois, de aandacht der fijnproe-
vers op zich gevestigd.
LE LHiHHK {\)E KLIMOPi IN DK ZAAL
BOUTE, een onzer jongste Kunstkringen,
heeft ons dczen winter, naast al te talrijke
schelsen, enkelemooie en sonimigezelfszeer
geslaagdc werken van Servais, Seghers,
de Clercq, Piet Stobbaerts, Huyghens en
Jacqmolte gebracht.
(i. E.
%* eft* S* $.* 'S.»5 eg,* a* S* eg,* $,* S*
UDDD UIT LEIDEN DDDD
KIDSCHE KUNSTVEREE-
NIC.IN'C. ± DIRK NIJ-
LAM) yO^ De waarde
van licl doorgezel zoeken
van dezen teekenaar is
Ihans Ie bepalen naar de
1 esullalen welke deze vol-
ledige lenloonslelling biedl. Trots misken-
ning aanvankelijk heeft Dirk Nijlaiid koers
gehouden in de richting welke met het
Fransche neo-impressionisme in het nauw-
ste verband staat. En niet Ie ontkennen is :
Dirk Nijland heeft er de ziel geheel van
begrepen, het gevoel er gansch van vast.
Zijn Halle van den Ivein is een oorspronke-
lijk slaal van nuchter aanschouwde werke-
lijkheid, scherp en sterk gesteld, superieur
aan de landscliappen, zelfs aan de meest
geslaagde, waarvan het Dordlsche Museum
ereenbezit. Uit de verschillende tijdstippen
van 's schilders levensloop biedt deze uit-
voerige tentoonsteliing arbeidsproeven. Er
zijn dus de, aan Japansche houtsneden
herinnerende zwartkrijl krabbels, rivier en
zeegezichlen schier alien, uitgewerkleteeke-
ningen als van den pastorieluin en voorlsde
olieverf doeken, waar minulieus en nauw-
keurig, landscliappen zijn in beeld gebracht,
overdacht en als uit een zinvol overpeinzen
geboren en in zooverre, al ontbreckl de
overgave van een schihicrssentiment, niet
zonder slemming.
Alb. D1-: Haas.
5^*2^,* S;* eg,*^* ^ ^* ^* 2^* a^ ^
D D c D PERSONALIA G D n d
P. JOZ. VAN DEN C.HEYN S. J. f. A-^ Ken
gevoelig verlies leed de wetenschap in het
afsterven (30 Januari 11.) van den geleerden
hoofdconservalor der Koninklijke Biblio-
theek van Belgie, den pater Joz. van den
Gheyn, die in 1909 wijlen den beer Hymans
opvolgdc. Zijn veelzijdige kennissen en zijn
wijdioo|)cndc werkzaamheden kunnen wij
hier niet brcedvoerig uiteen zellen. Maar
een bcknopt ovcrzichl van bet reusachtige
werk van dczen nitzondeilijken man zal
186
PEIiSONA LI A
Phot. Pardon, Prussel.
alleen reeiis volslaan om te doen iiizien <lal
mel hem verdweeii ceii iler schoonsle fi^u-
ren van dezen tijd.
Hij werd geboren te Gent op 24 Mei 1854.
Zijn vader, leeraar van scheikunde aan de
Hoogeschool aldaar, plantte lieru de liefdc
in voor de wetenschap. Reeds vroegtijdig,
nl. in 1888 trad liij op als medewerker van
het genootschap der Bollandisten, en was
tegelijkertijd werkzaani als leeiaar , ge-
schiedsclirijver, etluiograaf, philoloog en
hagiograaf.
De ontzaglijke aibeid, vereischl voor de
hem opgcdragen uitgave der .\cla Sancto-
rum, was hem geen beletsel om in 1896 het
ambt van Conservator van de handschril'ten
der Koninkhjke Bibliotheek le aanvaarden.
Daar was hij voortdurend in de gelegenheid
aan de kunstgeschiedenis onschatbare dien-
sten te bewijzen. « Met vaderHjke bezorgd-
heid en vaderlandschen trots .>, zoo schreef
een zijner verdienstelijkste en trouwste me-
dewerkers, de heer Emiol Wagemans, a zag
men hem. in de bestendige uitstalling, voor
hel oort van den betooverden toeschouwer,
de onoverirotfen niiniatuurhandschriften
open vouwen, waaraan onze oude Vlaam-
sche meestersde wonderen van bun penseel
toevertrouwden. Met een schrander vooruit-
zicht wist hij aanhoudend de verzameling
te verrijken en kon liij aldns ondcr nieer de
belangrijkste handschriften uit de boekerij
van Sir Tliomas Phihpps, te Cheltenham,
aanwerven. Door bijzondere werken op mi-
niatuurgebied, riep hij de aandacht der
kunslwereld op de voortrellelijksle pronk-
slukken zijner atdeeling, en zond deze be-
reidwillig ter bewondering naar vele belang-
rijke tentoonslellingen.
Doch meest van al droeg daartoe bij zijn
standaardwerk, de groote Kataloog der
Handschriften : in een afdeeling waar alles
le doen was, dierfhij het aan eene voUedige
nienwe beschrijving en indeeling op Ic stel-
len van al de handschriften die in de oude
inventarlssen meer dan 25,000 nummers
l)eslaan ; hiervan verschenen jaar op jaar,
negen lijvige boekdeelcn die de bewonde-
rin'g vanalle bibliografen afdwingen. »
\"\u zijn meest belangrljke hcrnitgavcn
187
PERSONALIA — V Alii A
van oude niiiiinliuiiliaiidschrinen uil lie
Koninklijke Bibliollicek, kuiinen hier vcr-
meld worden Le Psaulier de Pelerhoroiinh
en Le Bicviaire de Philippe le Bon.
Tot het laatste oogenblik heefl pater van
den Gheyn zich opgeofTerd voor de welen-
scliap, en verliet sleclils zijn post, wanneer
de ziekte, die hem sinds lan>i onderniijnde,
hem alle werk onniogelijk niaakle. Als ge-
leerde laat hij een leenile achler zicli, die
bezwaarlijk weer aan te vullen is. Van den
mensch liewaren alien die hem gekend heb-
ben, een uitniuntende herinnering.
In zijn betrekking van hoofdconservalor
der Koninklijke Boekerij, werd hi] opge-
volgd door den Benediktijner Dom Beiliere,
als conservator der handschriflcn door den
heer E. Bacha.
A. 1).
*^ *^ '•^' ^ '•'^' '•'^^ '•'^ '•^ '•^ '•'^ '•'^
D □ □ n D n VARIA n n d n n n
■♦V Wijlen staatsminisler Aug. Beernaert
vermaakle bij testament zijn verzanieling
oude en moderne schilderijen aan de sleden
Brussel, Antwerpen, Brugge en Oostende,
die achtercenvolgens voor hare musea lien
werken zouden mogen uitkiezen. Tot nu toe
hebben Brussel en Antv^'erpen haren keus
gedaan.
Brussel nam voor haar deel de volgende
vv'erken : van een navolger van van Dijck,
een Sinl Sebastiaan ; J. van Oost, Porlrel van
een matiislraat; Jan Stobbaerts, Een Stal ;
Meissonier, Een Hnzaar fsludie); Fourmois,
Dmiphine landschapstudie) ; F. Lamoriniere
Eandschap ; Jakob Smils, Vrouwenboofd;
Jan Fyt, Vogels door lionden opuejdcij/d :
Victor Hageman, Twee groepen.
Antwerpen koos : Albrecht de Vriendt, De
Ring ; 11. Boulenger. Budende Vrouw ; H. Sla-
quet, Kapel (akwarelj; L. Titz, Brngsclie
Kade \aU\\'are\i ; Binje, Sladsgezicht {akwa-
relj; Am. Lyncn, Ilei Proces-verbaal (akwa-
rel) ; Ravenstein, Vronwsporlrel ; Vlaamscli
niee.sler van de xvi= eeuw, Terug van de
viscluHingsl ; van Delen en Palamedes, Praal-
gebonitien ; Vlaamscli meestcr derxvir" eeuw,
Vdslcnavond op hel ijs.
Wij hebben op dien laalslen kens voor-
loojjig niets af le wijzen, en wachlen voor
(le nadere bcspreking van deze schildeiijen
hel oogenblik af waaro]) ze, na den dood
van Mevrouw Wwe Beeinaerl, in de verza-
meliiigen van ons Museum zuUen worden
o|)genomen. Alleen knnnen wij niel nalalen
zondei- meer deze vraag te slellen : welke
reden hccfl de beheerraad van het Anlwerp-
sche Museum geliad om de zonder eenigen
twijfel meeslerlijke akwarel van Jakob
Smils De Uiscipelen van Enimaiis niet te
kiezen ? Wij mogen het alleszins belreuren
dat men deze uilmuiUende gelegenheid heefl
laten ontsnappen om gratis een zeer repre-
senlalief werk te bekomen van dezen kun-
slenaar die — wondcrlijk genoeg I — tot nu
toe in ons Museum niel vertegenwoordigd is.
Hel schilderij za! nu waarschijnlijk het
museum te Brugge gaan verrijken.
A. 1).
De afdeeling der beeklcnde kunslen in
de Wereldtentoonslelliiig te Gent zal een
zeer compleet beehl geven van de heden-
daagsche Belgische schilderkunst. De vol-
gende artislen werden door de jurj' uilge-
noodigd een representalief ensemble van
bun werk in le zenden : Rich. Baseleer,
Albert Baerlsoen, Georges Buysse, Emile
Glaus, Hem-y Cassiers , Frans Courlens,
Ciamberlani, Jean Delvin, A. N. Delaunois,
A Donnay, De la Hoese, Jean Delville, de la
Laing, James Knsor, Leon Frederic, E.
Fabry, V. Gilsoul, Frans Hens, A. Heymans,
Gh. Hermans, F. KhnopH", E. Laermans, G.
Lemmen, Gh. Mertens, X. Mellery, C. Mon-
tald, \. Marcelte, Aug. Olclle, Alice Ronner,
Tli. van Bysselbei-ghe, Jakob Sn)ils, J. Stob-
baerts, Al SIruys, A. Vcrhacren en E.
Wnnlers.
188
ALEXANDKU VAN HAI'l'Altl).
Na zijn ilooil nileckcmi dmir I)i; Jussii.en i>E Joni,.
(Kigi-ndoiii v:m .llir. Mr. K. HiililcT van Happaril. Ii' lUr.'chl).
ANTHON GERARD ALEXANDER
RIDDER VAN RAPPARD, 1858-1892
ET is niet om het oordeel van den tijd vooruit te loopen
— wie, die dit zou vermogen — dat wij de aandacht
vragen voor een zoo goed als vergeten schilder, wiens
naam zelden verder heeft geklonken dan binnen den
kring zijner vrienden. Doch in dit geval heeft de tijd,
die iederen naam, ieder werk, ongeacht den roeni, de
bekendheid welke de artiest bij zijn leven ondervond,
opnieiiw weegt, opnieinv meet, en opnieuw in zijn, met zoo vaste hand gehan-
teerde zeef werpf, — deze tijd, is in zoover voor van Rappard aangebroken
nu zijn werk na den dood zijner wednwe meer onder de oogen van het
publiek gebracht werd.
Want door zijn bijzondere besciieidenheid, door de voortdurende onvol-
daanheid met zijn werk, dat hij liever verslopte dan Het zien, was hij zoo
weinig bekend, dat zeifs zijn intiemste vrienden zich eersl na zijn dood een
denkbeeld konden vormen van zijn studies, van zijn streven, van zijn vol-
harding.
Wei werd in de maand November van zijn sterfjaar door de zorgen van
zijn vrienden, een tentoonstelling van zijn werk :schilderijen,aquarellen, krijt-
teekeningen, in den Haagschen Kunstkring gehouden, naar den catalogus te
oordcelen, een tamelijk voliedige verzameling, welke wij tot onzen spijt niet
gezien hebben. Doch het is met zulke uit picteit bijeengebrachle tentoonstel-
lingen zoo gelegen, dat zij, waar het niet een groote naam geldt, weinig of
geen indruk maken en dus ook weinig of geen invloed uitoefenen op den
smaak van wat men het publiek noemt. Een enkele wezenlijk belangstellende
moge eens verrast worden door qualiteiten, die hij hier niet dacht te zullen
vinden, een enkele maal zooals bij Jongkind mogen de nagelaten werken een
revelatie zijn, die den weinig gekcnden schilder, helaas na zijn dood, plotse-
ling beroemd maaklen, — bij van Rappard was dit niet zoo : het was of zijn
naam daarna nog in Ic dieper vergetelheid zonk.
Hij was er, met zijn crnstig streven om de dingen bun cigen waarde te
Onze Kunst, Deel XXIII, ,Iuni 191,^.
189
ALEXANDER VAN RAPPARD
geven, de figuren in Inm aclie, in (.'igcn niiliL-ii Ic zeltcii, iiocii aciilciKl dc
kleur, noch aandachl over liel)l)cnd voor dc cisciieii van ceii scliildering, zon-
der eeii enkele concessie aan den algemeenen smaak of voor den veikoop, —
niel de persoonlijkheid naar, oni zijn naam in de harlen der l)escii()n\veis
te stempelen. Want, l)ehalve de groole schildereigenschappen, die lieni nog
onlbraken, was hij ook gelukkiglijk verstoken van dat doorgaans goedkoope
sentiment, van iiet zoeken naar l)ehaaglijke ondeiwerpjes, dat minderen
dan hem de gunst van liet pnl)Iiek deed verwerven. En zoo aan zijn werk
een ilinstratief karakter niet altijd le ontzeggen vail, zoo is er in zijn heste
werk een zeldzame belangelooslieid op le nierken, l)ehalve voor ailes wat de
studie van zijn onderwerp aanheiangl, zeldzaam genoeg om hem de adding
en de vriendscliap van de l)este onder zijn schilderende tijdgenooten te
winnen.
Eerst na den dood zijner wednwe, die hel nagelaten werk van van Rappard
aan den schilder Wenckebach, een vricnd a! nil zijn Ulrechlschen lijd, iega-
teerde met de bedoeling dat deze dil zoo zon kunnen plaatsen, (hi( hel meer
bekend en meer gewaardecrd kon worden, zooals zijn ernslig sireven dit
verdiende, en deze zich als een waar vriend met opofleiing van lijd en nioeite
van deze laak kvveet door liel besle er van in verschillende nuisea en schilder-
genootschappen te plaatsen, werd zijn werk lets meer bekend. En vooral door
de tentoonstelling welke de beer Moes in de ])rentenzaal van bet Rijksmuseum
aanrichtte van de zevenlig teckeningen, die hel Prenlenkabinel gckregen had,
werd de aandacht meer op hem gericiit, werd zijn persoonlijkiieid duide-
lijker, zijn strcven vaster omlijnd. En voor ons, die de tentoonstelling na zijn
<iood niel zagen, die door gewone tentoonstellingen slechts een vagen indiuk
van hem ontvingen, ons deden deze conscientieuse teekeningen, zijn verdiept-
heid in bet onderwerp, bet volhonden om altijd weer opnieiiw de aclie te
i)estndeeren, verlangcn meer van zijn werk te leeren kennen.
Want zoo onze groote bewondering uitgaat naar die meesters, die bnn
inziciiten en verlangens zoo glorieus verwezenlijken mocblen, vvierwerken de
bakens zijn voor geslacbten op geslacbten, — zoo gaal onze sympatbie ook
vooral nit naar die aitistennalnren, wier talent, wier karakter, wier gemoeds-
bevvcging, niel altijd sterk genoeg bleken om bun voorname verlangens
i)cvre(ligd te kiinnen zieii, docii die zicii nicflemiii niinmer verlaagden lot een
gemakkelijker sncces en bnn opvatting zniver bidden, door al zoekend en
slrijdend le Irachlen, ids le benaderen van wat zij zich oj) bnn zdlgekozen
weg voor oogcn gesteld hadden; schilders, arlislen doorgaans, wier fijnere
eigensdiappen in hel gedrnisch der lentoonsldlingen dooigaans iiel minsl
gewaardeerd worden.
lid was zoo, dc cnkdc nialen, dal men van Kappard's werk op ccn Icdcn-
190
ALEXAXDHH VAX RAPPARD
teiitooiislelling van de .McUitschappiJ « Arli et Amicitiip » ziig, was de indruk —
wij herimiereii ons een aqiiarel van blinde nuindenmakers — wel dat bet
ondeiwerp iiitnenu'iid Ix-'sliidct'id was, wel dal cr aan de actie een anndachl
A. \AN HAPI'AHl) : llu^p^k(■l■klu)^: walcrverl.
(Eigrndoni van den Heer H. J. Haverman, den Haag).
hesleed was, die men bij de meesle interieurschilders zelden aanfreft, maar
dat deze, wat het enseml)Ie van handeling en kleiir betrof, vooral wat de klank
der kleur, wat de liarnionie aanbelangt, eigenlijk gelieel onvoldoende was.
Want met al zijn eerbiedwaardig stndiemateriaal, dat bij van deze bHnden,
van sommig fabrieksbedrijf, van de steenbakkerijen ook vooral, bijeenge-
braclit bad; met al de degelijke en soms venassende voorstndies, was bem
bet inzicbt om een scbilderij goed in de lijst te scbilderen, cm zijn onderwerp
tot iels mooi's te maken, slecbis bij nitzondering gegeven. Hieibij kwam dat
de talentvoUe jonge Amsterdammers, dat wel zeggen, de leerlingen der Rijks-
Academie van Beeldende knnsten daar, zijn viienden dikwijls, in dien tijd
veelal zwaar van kleur en van scbildering waren, en van atmosfeer, zooals de
groote Hagenaars die begrepen, zoo goed als geen besef scbenen te bebben.
En ol'scboon van Rappard, betzij door Brusselscbe, betzij door Parijscbe of
Haagscbe invloeden, betzij door onderlinge wisselwerking, later zocbt naar
malscber kleur, naar meerdere blondbeid, naar uitdrukking van licbt ook,
zooals men dit in een paar studies nit een ververij zien kan, zoo is bet tocli
niel aan te nemen, dat deze manier, bem tot een voornamer kleuropvatting,
tot een beter begrip van de waarde der kleur, lot de vorming van toon zou
voeren.
Waar bij in zijn krijt-ol penteekeningen met deze overwegingen niels te
maken bad, dan is bij meer zicb zelf, daar is bij vrijer, daar loont bij zicb in
zijn kracbt, daar kent iiij veel, daar is bij doorgaans belangwekkend. Het is
191
ALEXANDER VAN RAPPARD
wel opmerkelijk dat hij, die oni het teekenen iiaar model voor de Iweede
maal de Academie van Beeldende kuiisten te Amsterdam bezoclit, j^eeii liesef
A. VAX RAPPARD : Convocatiebillet voor den Utreclitsclien Kunstkring
op autografisch papier voor den sleendruk geteekend.
(Eigendom van den Heer J. W. R. Wcnckel)aeli, te Santpooit).
scheen te hebben van wat hem veel meer onlbrak en zoo weinig scheen te
kennen van de Haagsche Meesters, dat het niet in hem opkwam de door hem
gezochte blondheid aan deze bron zelve te zoeken. Doch aan den anderen
kant voelde hij aUichl dat zijn kracht daar niet geiegen was, was het zelf-
kennis, die hem nog eens naar de Academie dreef, was het de bewustheid,
dat zijn aanleg, dat zijn hist, dat ook zijn smaak vooral in het teekenen lag,
zooals zijn nalatenschap getnigt.
Het schilderij waar hij sncces mec had, nilerlijk succes lalen wij zeggen,
was de Spinster, dat in 1880 te Londen geexposecrd, een zilveren medaille
verwierf. Trouwens, Vincent van Gogli scheen dat een zijner beste werken te
vinden, althans hij schreef daaivan aan van Rappard :
« Van harte wensch ik n geiuk met de zilveren medaille die ge te Londen
» hebl gekregen. Voor niij is I een salislactie indertijd van dat schilderij
» gezegd te hebben wat ik ei' van gezegd heb. En dat nog eens hei'liaald te
I' hebben nn onlangs juist hij ons ges|)rek van dien Vrijdag toen ik n nog
» zeide " ikvind in de kb'ur van dat schilderij, de SpinKlcr. iels wal inij hclcr
t> en solidrner voorkomt dan l geen ik n bier heb zien scinldeien. Toch het
» wevertje maakt daarop weer een nitzondering zooals ik tlians ook stipu-
» ieei'de. Een schilderij in een lagen looiiladdi-i' bcgonnen en dan van hiag
192
A. VAN HAPHAIUI : S IHl-.N liAKKi:illJ , .'Is
(Kijkspi-enleni-:\liim-l, Amsl.Tiliiin).
193
ALEXANDER VAX RAPPARl)
» af op zoekeii le voeren, cl;it sysleein voiul ik dul in iiw spinster indeiiijd
» — ofschooii liet eeii zeer oorsproiikelijk manier van doen was. — Ik
» lierinnerde u op dien Vrijdag nof> aan u\v eij^en woorden nit een uwcr
» brieven over dat schilderij, « er zilten veihazende krachten in » En die
» niisle ik wel eens in u\v later werk. »
Ofsclioon dit schilderij volj^ens het belrouvvbare oordeel van een zijner
vrienden, wel een ernslig werk zooals troinvens alles wal van Rappard
maakle, niaar toch van nit dezen lijd gezien niet tot zijn ))este belioort, —
zoo is het laatste gezegde uit den brief van Vincent van Gogii dat wil zeggen,
dat hij in zijn eerste peiiode nicer kracht ontwikkelde dan later, o. i. alleszins
juist.
In het Prentenkabinet te Amsterdam \indt men krijlsludies van deze
Spinster in verschillende iioudingen, sommige l)elang\vekkend van opmerking,
vooral ook om het onconventioneele weeigeven van het type, soms opmer-
kelijk om de impressie, soms gewoon, zelden oi' nooit belangrijk door de lijn,
door de kleur van het zwart-en-wit, of door de voordracht. Dit is voor ons
wel zijn eenige verwantschap met Vincent van Gogh, het zich, zooals een
Engelsche dichteres het noemt, « soul-forward, head-long)) werpen in zijn
werk, in zijn onderwer|), zonder aan lets antlers, zelfs niet Ijcwust aan het
resultaat te tienken.
Zijn teekeningen nil de steenhakkerijen, zijn latere nit dc katoenververij
van de Poll te Haarlem, zijn dikwijls verrassend door het volhonden van het
motief, door het ontwarren en schuiven der verschillende plannen, door de
accurate teekening tier macliines en hovenal tioor de in de jniste actie, in de
juiste verhoutling en in het ensemble opgenomen liguren en soms ook door
het licht daarin, tiat aan tie fignren relief geefl.
Men zal nooit kunnen zeggen dat hij in deze onderwerpen meer bereikl
heeft dan de Josselin tie long in zijn hoogovens — hoe conscientieus hij
teekende, het gesjiierde van zijn vrienti miste hij stellig. Doch wel kan men
zeggen dat van UappartI niet als deze de eene figuur losmaakte van tie andere
om the op zijn teekening kolossaler, heroischer le kunnen geven. Hoewel ook
hij van Rappard iiet lignui- iioolilzaak was, zocht liij toch tegelijk het verband
van zijn personen met de omgeving en al kan men nu ook de grootindustrie
waar de Josselin de long zijn motieven opliep, niet vergelijken met het
rusliger betirijf van een katoenververij en weverij, zoo komt het ons toch
voor dat het stieven van onzen eenvoutligen schiltler zuivertlei' was. Waarin
zij vervvaiit waren, het was in heider hcwontlering \oov de illnslralics van
The (iraphic en antieie ICngelsche perit)tlieken. Van l{a|)partl veizamelde deze
evenals trouwens Vincent van (iogh, zij zt)nden ze elkaar tt)e en coirespt)n-
deerden ei" over. Mn in enkele Icckenintifn van onzen schiltler vinill men
ALEXANDER VAN HAPPAIW
vooral in de kleur en in de uitvc.erigheid deze hewonderini- terug, zonder
toch dal hier van navolging spral^e Ivon wezen.
Er is mecn ik, naar nanleiding van de tenloonslelling zijner teekeningen
A. VAN liAPPARD: Oude Vrouwenhuis op Terschelling.
(Eigeiulom van den Heer H. J. Haverman, den Haag).
in het Rijl^smuseum, de opme.king gemaaki, dat er overeenkonist te zien
was lusschen van Happard en Vincent van G-.gl.. \k he), dil niet kunnen
vinden Wal de laatsle voor alles zoolit in een f.guur, in een a.heuler, het was
hel menschelijke. Hoe gel^rekkig dikwijls in zijn Holiandsehen tijd de vorm
is /CO vergeten wij dit dadelijk voor de expressie, voor het g.o(,tsche
se'nliment, voor de openl.a.ing er in van dal menselieiijke. Dil nu zocht
van Rappai-d nooil. Hij stond zuiver tegenover zijn ondenveip en de arl.e.der
in /ijn milieu, de iKuuieiing, de hijkomslighede.,, i,et iichl sonis, wa.en,
ondanks dal in leekeningen van l.iinden, een oog jnisl door de waarhe.d zeer
patlielisch zijn kan, vvel zijn groole zorg. Zijn f.gnren zijn geen revelahe, de
liin er van is sleel.ts hij uilzondering levend en vvaar hij de leeken.ng .n
liclit en donker verder doorvoerde, daar vindt men heel vvat lijnen, krassen
kan men zeggen, zonder heleekenis voor de uilheelding, voor de kleur van
hel Nvil-en-zvvarl, - krassen die alliehl toeh als voorsludie van een seh.lderi,
voor hem hun bedoeling haddcn.
De middelen vveike hij tot hereiking van zijn doel gebru.kle waren
versehillend. Hel door ons hier gegeven lal.rieksinterieur is een moo.e.
zuivere krijlleekening. Een ingewikkelder labrieksgegeven is soml.jds met
krijl otpotlood of heide. aangewasschen mel sepia, opgeteekend met mkl.
19')
ALEXANDER VAN RAPPAHD
terwijl het licht met wilte verf aaiigegeven was. Alles te sameii gceft zoo'n
teekcning een goede voorslelling van hel complex van zoo'n fahrieksbedrijf.
VaiiRappard maakte
veel aquarelleii. Het
schijnt wel of dit mate-
riaal lieni minder moei-
lijklieden hood dan de
olieverf en dikwijls be-
leikfe hij er wat kleur
l)etiefl iets fijners in.
Dikwijls gebruikte hij
de waterverf ook om te
teekenen met het pen-
seel, een andere keer
zocht liij naar sterke
kleurtegenstelling zoo-
alsindiein hetPrenten-
kabinet, een motief uit
de roodververij in een
kaloendrukkerij, die
voor zijn streven zeker
van belang is. Wat er
het eerst in treft is een
soort van moderniteit,
zooals die toen ten on-
zent niet aan de orde
was en welke zich uit
in een soort schel licht
en het tegenover elkaar
stellen van slerke, on-
gebroken klemen. Links een groole plek rood, rechts hij het raam labriek-
arbeiders met hhiinve kieliMi, op de maiiier zooals van Happard waarschijnlijk
in Brussel zal hei)heii zien werken. 'loch was het eileet van de iahriekarbei-
ders onder (.\Qn liililval van het raam wel iets dat hij later ook nog zocht en
dat in olievei rsliidies, delails van een zoodanig onderwerp mooier bereikt
werd. En al voelt men er niet altijd die vaste overtuiging in, die het werk
nit de steenhakkerijen, l)ij voorbeeld, in zijn Utrechtschen tijd belangrijk
maken, er zit toch een consiaiil stieven in, dat men ook in sommige zijner
krijileekeningen terngvindt.
Wat klenrhehandeling aanhclangi kan men het groote waterverl'stilleven,
A. VAN RAPPAliD : Dc lioekhouilc
; (pciiteckciiinH).
19fi
A. VAN UAI'PAIU) : I)K ISOHKHOUDEK.
(Sli'delijk Musciini. Aiiislcrilam).
ALEXANDER VAN RAPPARD
Vans met Jtidaspenningen in het Boymans Museum, te Rotterdam, als een
afzonderlijke blad/.ijde uit zijn werk beschouwen. Hier sprak hij zich volko-
A. \A.\ liAHPAUU : t)iidi- Spinster uit Rolde ; steendruk.
(Kigcudiini van den Heer J. W. R. Wenckebach, le Santpoort).
men uit, liier geet't hij een voordraclit le bewonderen zooals men die slechts
bij uitzondering van hem kent ! De fi.jne, paerlemoeren achtergrond doet de
blonde, soms zilveren, mica-achlige lonveitjes naar waarde uitkomen. De
groene vaas, bescbaatd weergegeven, is mooi opgenomen in het geheel. En in
heel deze waterverfteekening heerscht een dislinclie zooals men die in zijn
ander, moeilijker tot uiting gekonien werk nooit aantreft, zooals hi) die in
ander werk ook niet zoclit. Doch zooals wij reeds zeiden, deze aquarel staat
()]) zicii zelf. Zoo iiij hieiin zijn doe! bereikte, zoo geloof ik dat hij mij liever
197
ALEXANDER VAN RAPPARD
is in dat onvolmaakte werk waarin hij te zeer verdiepl was in hel onderwerp
dan dat het iilmaken van zijn scliilderij en de voordrachl daaivan hem
kon bezig hondeii. Iji /rkii slant di nrniarel Doipskerkhof, veel hooger.
A. VAN RAPPARD: Fabricl.inl, i u i
(Rijksprentencabinel, Amsterdam^.
kiijtleukLMiiiig.
Van Rappard werdl le Zeist geboren in 1858. Hij bezocht de Hoogere
Burgerschool le Ulrechl en onlving daar ook teekenonderwijs. In 1876 ver-
trok hi) naar Amsterdam oni daar aan de Rijksacademie van Beeldende
knnslen te stiideeren. Hij bleef daar evenwel zijn leertijd niel nit. Twee jaar
later ging hij naar Rrussel en werkte daar en te Parijs lot 1881. In Brussel
werd hij lid van de vooruitstrevende schiidersvereeniging I'Essor. Onder de
Hollandsche jonge schiiders liad hij vele vrienden, waaronder Vincent van
Gogh, Haverman, Siebe ten Gate... Na een ernstige ziekte keert hij naar
Utrecht terug en scliildert daar in hel hnis zijner onders, die ook gaarne zijn
vrienden bij zicii zagen. Hij vond daar een soorl knnstenaarskring, de
Schelvisch-clnb genaamd, waarvan ook de Utrechlsche schilder Wenckebach
lid was. Andere leden van deze vereeniging waren de Dnilschers Mengeil)erg
sr. en Geiier. Er wer<len daar vroolijke carnavaisavonden gehonden. Van
Rappard maakte ilhislralies, penkral)l)els op sleen voor de convocalie bil-
iellen, soms viol o])geschreven, soms gevoeiiger, met een zoeken naar stem-
ming. Rovendien teekende iiij s'avoiids o|i KimslMit'de, een nog bestaande
I'lreciitsche vereeniging.
In die eersle jaren te I'lreclil lieell liij vciwoiulerlijk enislig weik geinaakt.
Hel Oiuh'-Vromvi'iihuis (ij) 'I nschrlliiui, van IXiSl, is een sink sehilderwerk,.
198
A. VAN HAPPAIU) : 1)1-, lili I- IM I K.
(Eigendoni van hut Genootsoliap I'lih-hri SImlio. lU n Il:i:ig).
ALEXANDER VAN RAPPARD
waarvan men zeggen kan, dat hij ten voile bereikt heeft het samengaan
van de figuren met het inteiieur, de karakleiiseering der figuren met de
kleur en de kleuibehandeling. Dat de laatste zwaar is doet hieraan niets
af. Eris een mooie toon nit geworden en het is door een en ander zeker
het mooiste en helangrijkste schilderstuk, dat wij van hem kennen. Belangrijk
zijn uit den eersten tijd de studies van een steenfabiiek, de teekeningen en
ook de ets. Er is in deze iets in van het Fransche naturalisme, welks invloed
in dien tijd ook bij meerdeie Amsterdamsche jonge schilders merkbaar was.
De figuren in hun milieu, zooals Zola die gaf, zonder vermooiing, zonder de
een t^'en koste van de andere naar voren te halen, vindt men bij hem in
eenvoudige mate terug. Uit dezen tijd dateert ook het schilderij, de Tegel-
schilders, het eigendom van het Museum van Moderne Kunst te Middelburg,
waarvan de aquarel bij de familie van den schilder berust. Men mag dit mede
tot zijn beste werk rekenen.
Het is wel teekenend voor van Rappard dat hij die met zijn Spinster toch
succes gehad had, zoo heel en al onvoldaan was met zichzelf, dat hij in 1886,
op zijn"acht-en-twintigste jaar nog eens naar de academic te Amsterdam gaat
cm naar model te schilderen. Ot hem dit bevredigd heeft is ons niet bekend.
Drie jaar later woont hij, gehuwd, te Santpoorl, en werkt daar veel in de ka-
toenververij van de Poll te Haarlem. Ook toen nog zocht hij, terecht er van
overtuiod dat zijn kracht in het leekenen lag, zich te oefenen door des avonds
op een leekengenootschap . Kunst zij ons doel » te Haarlem, te gaan teekenen.
In dien tijd komt er een keerpunt in zijn kunstopvalting. Licht en kleur,
in verband met de handeling van de arbeiders in de fabriek, soms onhandig
toe.epast, soms zooals wij reeds schreven modern, is het wat hem nu bovenal
belanarijk dunkt. De actie, waaraan hij vroeger al zijn aandacht w.jdde
wordt aan het oplossen van dit nieuwe probleem nog al eens opgeoiTerd.
Wat hij hierin bereikt zou hebben is niet te zeggen. Sommigen meenden op
het laatst meer een kentering naar zijn vroegere zienswijze te kunnen waar-
nemen. Doch alle schilderproblemen bleven onopgelosf. midden in zijn werk
stierfhij, op den leeflijd van vier-en-derlig jaar.
In November van zijn sterfjaaar, 1892, werd er in den Haagschen Kunst-
kring een tentoonstelling van het werk van den sympathieken van Rappard
gegeven. Tot mijn spijt heb ik deze tentoonstelling niet kunnen z.en. Het
Llangrijkste wat er over geschreven is, vindt men in de Sleutve RoiteHamsche
Courant van 24 November van dat jaar. De samengevatte indruk van bet moo.e
streven en het schaarsche bereiken, is naar ik meen. door zijn vnend Haver-
man geschreven. Wij veroorloven ons hiervan een gedeelte over te nemen.
199
ALEXANDER VAN RAPPARD
« Korten tijd heel't van Rappaid geaaizelcl en lieel't liet spontane en
» decoratief-coloristische hem aangetrokken en is liij, in de Haarlenische
» katoenverwerij, in dien trant gaan werken. Maar hij wasdaar al weder van
» teruggekonien, lerug tot het nilersl nauwgezetle, en o, als hij nu den ouden
» arbeid iiad mogen voorlzelten, wat zon liij dan nog iioog gekomen zijn!
» Wie met een oog, gevoelig voor ernstige karakterteekening zijne nalaten-
» schap beziet, zal hij zijn schilderij De Tegelscliilders, bij zijn Oucle Vrouwen-
» huis op Terschelling, zijn in 1884 geschilderd Kinderkopje, zijn Boekhouder,
» zijn penteekening Boekhouder en Oiide vroiiw, zijn aqnarel van het Dorps-
•» kerkhof en vooral bij zijn reeks Studies in een Steenbukkerij, vaststellen dat
» al dit werk voortgezet, verder gezien, nog dieper in het karakter der dingen
» uitgesproken, zeer merkwaardige knnsl zon niogen heelen, hoog uitstekende
» boven al het gewone, gemakkelijk verkregene. Dat kinderkopje van 1884
» doet het trouwens al zien, waar hij naar sireefde. Diners werk heeft hem
» daar voor den geesl gestaan.... Van Rappard's werk is bijna stroef en ernstig.
» Behaagzucht was hem vreemd, als alle egoisme; zijn schilderen was geen
» mooi-doen, het was geluigen : eerlijk wilde hij zeggen wat hij te zeggen
B had, volkomen waar — geen realisme, maar zooals de Franschen het zijn
» gaan noemen, veridieke kunst. Hij is zoo niet de eerste, een der eersten
» onder onze moderne Hollanders geweest, die alieen streefde naar zuiver-
» argelooze-karakterteekening, naar het : de dingen maken om het intense
» van den vorm, om het zielgevoelige in beide, de inner- en uiterlijke eigen-
» schappen. Het was een streven dat hij, in zijn stille, nog al algezonderd
D leven, op het laatst met zoo groote vreugde meer algemeen zag worden —
» en dat hem zeker veel zou hebben doen bereiken. d
Jammer dat van Rappard deze waardeering niet heeft knnnen lezen, hij,
die volgens een zijner intieme vrienden zoo stilleljes blij was met appreciatie!
Doch zooals wij reeds schreven, het was met de lieste inzichlen in zijn werk
niet mogelijk zijn artistieke persoonlijkheid te kennen bij zijn leven. Hij
verborg bijna alles en de enkele aqnarellen en schilderijen, die hij exposeerde,
trokken lusschen ander werk in, niet altijd de aandaeht, en konden op zich
zelf ook geen denkbeeld geven van het voorname streven van onzen schilder.
Zonder de vrienden, lalen wij zeggen, de warme vrienden van van Rap-
pard, ware het onmogelijk geweest zijn j)ersoonlijklieid ook maar eenigszins
te naderen. Deze mededeelingen zijn mij te waardevoller omdat ieder naar zijn
aard een of anderen kant, intiemer of minder intiem, sterker naar voren zag
dringen. Dit hangt van de mate van inteiligenlie, van de verbeeldingskracht,
200
-Avl^pi'vt)
A \AN K.Al lAI.U . IN 1)K I'AISIUI.K.
(Eigencicn van ,.,.„..,...■ J. W..<.NV,.,uUc...„..>. US:,,.,
ALEXA^DER VAN RAPPARD
dil haiigt ook af van den peisoon zelve, die, onbewiisl, aan iederen vriend
die kant van zijn inlellect ofvanzijn inlieme peisoonlijkiieid laat zien, die
hij voelt dat het meesle weeiklank vindl, he[ beste door de/.en begrepen
wordt. Zoo kail liet geheureii, dat men jarenlang een persoon van nabij
meent te Uennen en op een moment dat men hem in gesprek met een
anderen vriend ontmoelte, meikt dat men hem eigenlijk heelemaal niet
gekend heeft.
Zijn vrienden waren : Siebe ten Cate, Vincent van Gogh, Haverman,
Hoeker, de Josselin de Jong, J. de Meester, Veldiieer en Wenckebach.
Ten Cate, van Gogh en Haverman leerde hij in Brussel kennen. De vriend-
schap met Vincent van Gogh dnurde nog eenige jaren in Utrecht door, die
van Haverman, de Josselin de Jong, Veldheer en Wenckebach tot het
eind toe.
Of Vincent veel invloed op iiem had, is niet gemakkelijk uit le maken,
doch wel zon men dit opmaken nil het I'eit dat een van zijn vrienden hem
voor deze vriendschap waarsciinwde, omdat hij meende dat de schroom-
vallige, hoofsche van Rappard, niet opgewassen zon biijken tegen dezen
onstuimigen vriend, die hem, om het zoo eens uit te drukken, het gras voor de
voeten wegmaaide en zijn beetje zelvertrouwen geheel dreigde te onlnemen.
Het was wel opmerkelijk dat in Brussel geen dezer jonge schilders lets
bizonders zag of iets bizonders verwachtle van Vincent van Gogh. Opmerkelijk
omdat tijdgenooten gewoonlijk de knapperen, de meer begaafden onder hen,
dadelijk herkennen zooals de in zijn eersten tijd veel onstuimiger Breitner
op de Academic in den Haag, in de krabbeltjes van paarden op de marge
zijner pleisterteekeningen, reeds de aandacht zijner kameraden Irok, evenals
hij even later op de teekenavonden van Pulchri Studio met zijn inslantane
aquarelleljes reeds iets van school maakte.
Intusschen was de vriendschap dezer tegenstrijdige naturen in de eersle
Hollandsche jaren nog de zelfde. Van Rappard bezocht Vincent van Gogh in
de pastorie te Nuenen, Vincent hem in het ouderlijke luiis te Utrecht. Zij
correspondeerden geregeld en deze briefwisseling liep over bun werk, zooals
wij reeds zagen en vooral ook over illustraties uit The Graphic en andere
periodieken, die zij beide bewonderden, verzamelden en aan elkaar stuurden.
De kennis hiervan zijn wij verschuldigd aan den beer A. Fiasschaert, die in
zijn lijdschrift Kriliek van Beeldeiide ktinsten en Kunslnijoerheid, jaargang
1905, eenige brieven van Vincent aan van Rappard openbaar maakte. Er is
bijwijien iets ecbts vriendscbappelijks in deze brieven, iets vaderlijks ook
wat natuurlijk is bij den slerkeren vriend. Vincent oordeelde zeer terecbt dat
modellen voor den scbilder onmisbaar waren. Hij meende dat het niet
gebruiken van modellen bij de jongeren dikwijis uit gebrek aan geld voort-
201
ALEXANDER VAN RAPPARD
kwam en was daaroni zeer ingenomen met de manier van The Graphic, waar
dagehjks een rendez-vous van modellen was. Hij gaat voort :
« Enfin, wat hier ook van zij lanl ons elkaar warm hoiiden er voor en
» laat ons elkaar zooveel we kunnen aninieeren voort te werken, niet in de
y> richling van handelaars of de gewone kunstliefhebbers te behagen, doch in
» de richting van niannehjke kracht, waarheid, trouw, eerlijkheid ».
Vincent van Gogii ging verder nog in een brief uit Echten van 1881,
aarzelend, zich vooruit excuseerend :
« Rappard, ik geloof dat gij ook dan wanneer ge op de Academic werkt
» ge meer en meer een echt realist zoekt te worden en ook op de Academic
» U houdt aan 't reeele. Evenwel zonder u zelven daarvan bewusf te zijn,
» sans le savoir is die Academic een maitresse, die verhinderl dat er een
» meer serieuze, meer warnie, meer vriichtbare liefde in U wakker wordt.
» Laat die maitresse loopcn en wordt tot over de ooren verliefd op uw
» eigentlijke beminde, dame nature of realite ».
Deze raadgevingen, schertsender wijze gegeven, hadden een gullen grond.
Slechts bij uitzondering overwon van Rappard in zijn figuurteekeningen die
zekere academische tournure, wat vooral uitkwam, waar hij een figuur ten
voelen nit teekende of schilderde.
Het schijnt dat van Rappard niet altijd op deze brieven antwoordde,
ofschoon dit geen oorzaak werd van liun brouille. Toen de breuk in 1885
plaats had was het onulat Vincent van Gogh een brief van hem ongeopend
terngzond. De aanloiding hiertoe was een kleinigheid. Van Rappard begreep
niet hoe Vincent die banale navolgingen van Millet of Mauve maken kon.
Zulk een aanmerking kon deze niet verdragen en bun vriendschap nam
hiermede een einde. Een brief van onzen schilder aan zijn vriend Haverman,
van 12 Januari 1891, geschreven naar aanleiding van een hem door dezen
geleende allevering van de(n) Nieuwe(n) Gids, waarin het opstel van Frederik
van Eeden over van Gogh stond, geefl over deze vriendschap behalve de reden
van hun breuk nog lezenswaardige bizonderheden. Gebruik makend van de
vriendelijkheid van den schilder Haverman, die mij dezen brief ten gebruike
afstond, ontleenen wij ei- het volgende aan :
« Hoevvel zijne (van Gogh's) heftigheid daar (de breuk) ook schuld van
» was, geloof ik toch dal ik nu niet z66 zou oordeelen als toen en althans
D niet zooveel gewicht zou hechlen aan dingen, die mij nu onbeduidend
B voorkonien, maar toen was de invloed van de Academic nog Innielijk groot
» i)ij me. De omgang was moeilijk met hem, weiuigen konden het met hem
» uilhoudeu door zijn fanatieke heftigheid. Vijf jaar heefl onze omgang
» gedunrd : als ik bij zijn uitvallen niet steeds gczwegen had, zou het zoo
» lang niet goweesl zijn d.
202
ALEXANDER VAN RAPPARD
A. VAN liArFAlili; .liulaspemiingen.
(Museum Koyni;ms. Hotlordam).
Van Rappard had, zooals hij ook in dczeii hiief schrijlt, voor het werk
van Vincent van Gogh grooten eerbied :
« Ik herinncr mij een eindclooze rei sUidie's van linibantsche weveis,
» onbeholpen 'gedaan', diepcr gcvoeld dan ik ze ooil, van wion ook, zag.
. Altijd was er ielsgeweldigs in zijn work, navianl,dikwijl.s huiveiing-wekkend
» ' farouche'. Voor hcl gewone dagolijksclie leven was hij tolaal onbiuikbaar;
203
ALEXANDER VAN RAPPARD
» hij stootte zicli onopliouilelijk : zijiie opvatting van liet leveii was evenals
)) die zijner kiinsi, grool en onbaalziiclilig, ja, ook daaiin was iels lieel
1) geweldigs en nioois. Hij is krankzinnig geworden, naluurlijk, da( kon niet
» anders. Niet door den stiijd legen iiiiskenning en kieinlieid; niet door
« teleurgestelde grootiieids-ideeen, neen, de oorzaak lag niet buiten maar in
» hem... Wat Vincent wilde was iiooge knnst en dat rensaclitig streven om
)) haar nit te drukken, zon geloof ik, elk artist gesloopt hebben. Tegen dal
>i aaniiondend hoogopgevoerde gevoels- en zenuwleven, daar was geloof ik
» geen enkel gestel tegen bestand, .... Toch gevoelde ik voor dat geweldige,
» fanatieke karakter meer ontzag dan vriendscha|), nieer vereei'ing dan
» kameraadschap... Het sanienzijn met hem had iets i)enanwends voor niij,
» nuciitere Academieleerling! Later heb ik dien omgang dikwijls lerngge-
» wenschl... Voor mij zal iiij allijd biijven wat hij steeds voor mij geweest is :
» een groot karakter en een groot artist. »
Men ziel nit dezen bezonnen geschreven brief wat een goed, wat een
hartelijk, welk een eerlijk vriend van Rappard was en hoe hij ondanks dien
moeilijken omgang, in Vincent van Gogh's Hollandschen lijd hem begreep en
zijn grootsch streven bewonderde. Deze brief brengt ons bovendien den
persoon en het karakter van van Rappaid nader. Er spreekt nit deze regels
een gloed, een overlniging welke men bij hem, naar zijn schilderwerk le
oordeelen, niel aitijd zon zoeken ; men herkent hierin iemand, die l)egrijpt,
die kan zien, die zichzelf I'ekenschaj) geeft : kortom er spreekt nit dezen brief
een groote noblesse, er spreekt hart en geesl uit, men voelt er een persoon-
lijkheid in, een niensch!
Doch bet was niet alleen Vincent van Gogii dien hij Ijegreej), niaai- ook
voor de andere sterken onder zijn lijdgenooten en vrienden voelde iuj
opiechte l)ewon(lering. In een Utrechtsch blad schreef hij opstellen over knnst,
omdat liij iiet betrenrde dat deze, door hem zoo iioog geschatle schilders nog
niet het sncces hadden wat lien toekwam !
Hoe zijn verschillende vrienden over zijn werk mogen geoordeeld heb-
l)en; of de een meendedal bij bij langer leven nog veel bereikt zonde hebben,
hoe een ander minder optimisch hierover dacht; hoe de een meende dat bij
hem de edelman, dal de concessies aan zijn familie, hem, die het moeilijk
vond iemand zelfs een klein verdriet te doen, de vrije onfwikkeling van den
kunstenaar somwijlen in den weg slond ; hoe een andere vriend jnisi andersoni
oordeelde omdat van Ha|)par(l te Santpoort zijn vronw des avonds dikwijls
alleen liet om in Haarlem te gaan Icekenen ; hoe de een meer loekomst zag in
zijn later, de ander in zijn vroeger werk, — alien zijn het iiierin eens dat hij
als artist nobel was in zijn streven, dal zijn streven dikwijls aanzienlijk hooger
204
ALEXANDER VAN RAPPARD
stond dan veler bereiken; dal hij als vrieiid, als mensch in bijzondere mate
de synipalhie opwekte en verdiende.
Na een kort leven van worslelen en sfrijden stierf hij, onuitgesproken.
Op zijn sterfbed zuchtle hij nog, dat hij ook niets had kunnen bereiken van
wat hij gewenscht en gewild had. Een droeve verzuchting deze, die den
ernstigen kunstenaar, die van Rappard was, karakleiiseert, die de voornaam-
heid van zijn streven kenschetst.
G. H. Marius.
205
NIEUW WERK VAN
CORNELIS VAN DER SLUYS
^c^v^^bSSSI^ e tijd van eersten fellen terugslag na de periode van
QHIAt<^^aDnA wansniaak ligt achler ons. De gebiuiksvoorwerpen,
die toenmaals onlstonden nit afkeer voor het lieer-
schende leelijke en nit liefde voor de schoonheid van
liet materiaal en den evenwichtigen vorm, waren van
bekoorlijke friscliheid. In plaats van den schijn werd
begeerd het wezen. Zoo kwamen tot stand, in aan-
dacht overwogen, de eenvoudige, rechtlijnige meubels van goed blank
eikenhout, de vooiwerpen van blinkend nietaal, niet of zeer sober versierd.
Hoe stonden op de eerste tentoonstellingen die nieuwe werken te pralen
in hnn zuivere klaarbeid !
Maar als elke terugslag droeg ook deze foulen van overdrijving, van al
te sterken nadruk onvermijdelijk in zich. Was tot dan toe de constructie
verwaarloosd en veelal verborgen onder slecht ornament, nu werd de toeleg
de wijze van samenstelling ten duidelijkste naar buiten nit te doen blijken.
Met terzijdestelling van wat de ver gevorderde techniek reeds bereikt had,
werden de onderdeelen van kleine metalen voorwerpen met klinknagels
saamgeklonken, waren aan menbels de verbindingen versterkt met pennen,
die soms nil de oppervlakte van het meubel uitstaken. Overdekte de « ver-
siering » als een kwaadaardig gewas de prullen van voorheen, nu werd bet
ornament of zeer spaarzaam toegepast ofgeheel achterwege gelaten.
Mochten enkele gelijkvoelenden met vreugde het nieuwe aanschouwen,
bet was Juist liel uitersle waartoe men was gekomen, dat het « groote
pni)liek » koel, ja zells vijandig slemde. « Das Schlimmsle isl bei uns zu
Lande, dass alles immer und immer wieder missverstanden wird « (Schultzc-
Nauml)urg, Hausi)au). (iewend aan franje en zinloozen opschik, achlte de
groote meerderheid dil naakle kond, dil oiiversierde ongczellig. Men s|)rak
van « keukenmeul)els ». Kn al was dil oordeel uilgesproken in blindheid voor
wat in schoonheid le bloeien l)egon, in alle benepen eenzijdigheid had men,
zii licl oiii)wiisl, niet yeiici'l oujieliik.
206
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
III de naliuir toch valt op de
wijze van samenstelling niet de na-
driik. Bij het menschelijk lichaam
b.v. neemt de bedekkende huid met
de daaronder liggende vetlaag en
spieien de afzichlelijkheid van het
schragende geraanite, dat in de
schoonheid van hetlevendelijfvoor-
ondersteld is, weg. Zoo behoeft bij
het honten of metalen werksluk de
constructie niet zichtbaar te zijn, of
bloot te liggen, hoewel deze als on-
ontbeerlijk, vornigevend en bin-
dend daarin nietgemist kan woiden.
Onze kunslnijveren hel)ben na
de aanvankelijke periode van fello
en eenzijdigezuivering het stijle i)e-
ginsel verlaten, dat in weeiwil van
alle jeugdige frischheid niet blij vend
beviedigen kon. Men stond nu ech-
ter op een zuivere basis, waarop
verder kon worden gearbeid. Veel
goedsissinds dien tot stand gebracht
DeUiil van All). 1.
Afl). 1. - COIiN. VAN Dtl; M.L \S: Kast.
en hij, die beweert, dat de Nederlanders
op het gebied van ambachtskunst thans
in de eerste phiats zijn te noemen, geeft
geen blijk van zeltoverschatting, maar
laateenwaarheid hooien,welke op Inter-
nationale lentoonstellingen zichtbarebe-
vestiging vindt.
Xiettemin geefl het gioote pul)liek
nog steeds weinig steun.
L'it geldelijke overwegingen zijn de
ral)rikanten bcgonnen het nieuwe na te
hootsen.speonleerendeopde mode-ziichf
dor gioote massa. De rechte lijn en het
207
Afb. 3. — Detail van Alb. 1.
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
geomeliiscli oinameiit vorinden een eenvou-
dig en gemaklijk recepl om zonder nioeite en
overleg goedkoope pnillen in elkaar te zetlen,
vvaarmede zij, die met de mode wilden mee-
gaan, die « modern » ingericht wilden worden,
tevreden waren le stellen. Op deze wijze is
groote verwarring ontsiaan, die als opgeslagen
onkruid <\en groei van de jonge amljachts-
kunsl belemmert. Eenerzijds verkeeren soni-
migen in den valschen waan te leven in een
« modern interieur », die betergedaan hadden
l)ij liet leelijke oude te blijven, anderzijds is
i)ij >i de menschen van smaak », die evenmin
liet verschil waarnemen tusschen het echte en
den naniaak, tusschen het zin-volle en het
zin-looze, de afkeer voor het nieuwe toege-
nomen en een ziekelijke genegenheid voor het antieke ontsiaan. Yoor deze
laatsten vail te overdenken wat Karl Sclieifler zegt in zijn « Konventionen der
Kunst » : « Es gibt nichts Schlimnieres, als wenn eine Konvention, die vor
Jahrhunderten unter bestimniten Voransselziingen geschlossen worden ist,
leblos durch gewandelte Zeiten geschleppt wird. Darin liegt eine Schwache,
die das eigene Leben in Frage stellt, eine
Heuchelei, die den Ciiarakter der Volkei- vei-
dirbt und ihr Selbstgefiihl im Innersteii
erschiittert)), en verder : «Ein Volk, das dem
Echo folgt, wendet dem Ziel den Riicken ».
Prof, van de Velde laalzich in zijn voordraciit
« der neue Stil » uit o|) de volgende wijze :
« Unsere Gegner s|)ekulieren auldie Dehn-
barkeit der BcgrilTe und sie verbergen nnlcr
der Definition : « Die alien Stile j' ihre Yor-
liebe fiir jene Periode, die gerade absolut
keinen Stil besasz — ihre Vorliebe liir jeiies
Jahrhundert — das 19i'' — dassich sojiimmei'
lich von einer Mode zur andercn sciilepple
— von einer (ieschmacksverirrung zur ande-
ren — von einer kraltlosen Naeiiaiimung zur
andercn ! Ich kenne nur sehr wenig Men-
schen, welche die wahre Kemilnis der alien
Stile und den vvaineu (leschmack dal'ur be- ^^^^ ^ -(oun van di h si iys- siooi
208
AMBACHTS- ES' M.lVEl{HEII)SK[l\S'l
CORN. VAN DER SLUYS :
Dames-schrijftafel.
silzei! — luid icli liabe koiislaticicii konnen,
dasz nicht aus ilirer Mitle die Gegiier des
iieuen Stils sich rekriitieien!... Aher, unsere
Gegner htibeii gerade eiiie Vorliebe fiir Mi-
schungen imd Falscliiingen ! Hire Vorliebe
fiir alte Slile reicbl nicht an den BegritTeines
Stils, sei er (tit oiler ncu .' Was sie unter
« Stil » versleben, ist ein zienilicli anpas-
sungsfaliiges und debnbares Etwas, das
ilmen in eineni Salon die Mischung von
Rokoko, Barock — und Knipire-niobeln ge-
stallet — in eineni anderen Salon die Mi-
schung von Golischeni, Renaissance, englischeni Sherraton und Chippendale
Stil ; ein Durcheinander franzosischer, italienischer, vlamischer, deutscher
oder englischer Arbeit. In solche Milieus kaini die Idee des Stils niemals
eindringen ». Kn Goethe ten slotte, in een ges])rek met Eckermann over liel
zelfde onderwerp, zegt onder meer : c< Denn so etwas steht im Widerspruch
niit dem lebendigen Tage, in welchen wir gesetzt sind, und wie es aus einer
leeren und liohlen Gesinnungs- und Denkungsweise hevorgeht, so wild es
darin bestiirken ».
Twee middelen om te trachten het goede werk op den voorgrond te
plaatsen staan ten dieuste : de tentoonstelling en het verluchl tijdschrift
artikel. Het zien kan er toe brengen te leeren onderscheiden wat naniaak, wat
edit is en verniag ho|K'lijk sonimigen van hen, die nog steeds voorkeur
geven aau wat vroegere eeuwen brach-
ten, langzanierhand af te brengen van de
d waling, dat het nieuwe kond en onge-
zellig is.
In dit verband konit zeer geschikt
voor dat, wat genoenul zou kuunen wor-
den het « nieuwe werk" van Gornelis van
der Sluys, in duidelijke afbeeldingen
onder de oogen te brengen.
In het werk van dezen ijverigeu ont-
werper is een voortdurende vooruilgang
waar te nenien en de meubels, weike hier
zijn verbeeld, viuden bun plaals onder
de zeer goede, die tot nu toe zijn voort-
gcbracht, resullaat van rustelooze vol-
iiardiny, van innii> willen oni het wen-
Afb.fi. - Detail van .All. .■■.. "
•JO'.)
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
schelijke, het bevredigendo to hena-
deren.
Het salonkastje (fij<. 1), waaivan
mede zijn opgeiionien twee oiideideelen
(fig. 2 en 3), is vervaaidigd van donker-
gebeitsl, gewast mahoniehoul, waarvan
de rood-biuiiie kleiir veredeld woidt
door liet zwart ebben, dat spaarzaam ge-
bruikt is voor de snialle in de deurstij-
len ingelegde lijstjes en voor de versie-
ring langs den kap, langs de samenkomst
van onder- en bovenkast en in de deur-
paneelen. Dit nieubel, evenwicbtig van
vorm, is vol stemming. Hoewel streng
van lijn, is het scherpe en hoekige ver-
meden zonder aan den eisch van het
Afb. 7. - CORN. VAN DER sLUYs : Rureau-stoei nialeriaal te kort te doen. Er voor staande
komt de neiging het te betasten,
de hand te laten glijden langs de
fijne vormen. In teere welving
heft zich de kap nit de bovenkast
en laat in figuur 2 een voor het
oog zeer harmonieus profielzien.
Afbeelding 3 loont duidelijk de
zachtglooiende lijst, die de over-
gang vormt tusschen boven- en
onderkast. Zoo is verkregen een
meubel van degelijke voornaam-
heid, van rustige intimiteit. Dit-
zeli'de geldt voor den bijbehooren-
den stoel (afb. 1) met llnweelen,
gebatikte zitting in donker paarse
tinten.
In dit werk is neergeslageii,
tot materie vervvorden de geesl
van een niensch. Deze eisch is in
de ecrste plaats le slellen. Hier
door word t de scherpe scheidings-
lijn getrokken, de zware dam op-
Al'l). :0. — CORN. VAN I)i:il SI.LIYS : Stoel.
210
mm
Afb.S. - CORN. VAN DER SLUYS : Meul.els
;,. 11 _ CORN. VAN DF.R Sl.lYS : Zilnunibcl.
211
AMBACnrS- h:.\ M.lVlilHIEIhSh'UNST
All). 12. — COKN. VAN DEFi SLl'YS : Tafellje
geworpen tusschen het eclile tii licl val-
sclie. Bij (lit l;i;itsle lf)ch wordi iiiet gc-
wc'ikl inel lu'l doel liel cdcle v;iii zich
zoir te f<c'veii maar liel latere, dal allecn
iiil/iel naar geldelijk <>ewin. liij hel eeiie
lieersclit de liefde voor de sclioonlieid.
liel geestelijke, bij liel lict aiulere de
ziiclil naar winst, het geesllooze. Onver-
mijdLlijk moot zicli dil diiidelijk uitspre-
ken in hutgeen tot stand wordt gebraclit.
Zoo kan liet namaak-niodern en het
namaak-antieke, dal in gioole hoeveel-
heden en in velerlei vornien voorde win-
keiianien in de groole steden wordt ten-
loongesleld en al te veel koopers vindt,
de verslolTelijking iieeten van l)rnte winziicht zonder meer. Dil te Inengen
in eigen huis, te midden er van le ieven is de dwaasiieid, waariii velcii
zichzelt' le koit doen.
At'beeldingen 5 en (> ge-
ven een damesschrijftatel en
een onderdeel ei" van, afl). 7
loont den bijl)eho()renden
stoel. Deze beide menbels zijn
gemaakt van niooi gevianui
eikenbont.lieiilgerookt. Foto-
gralie N° 6 iaat dil diiidelijk
zien. Voorls zijn aangel)iachl
lijslen van lieht-geel palni-
hout;tie kno|)jes o|) de laden,
in bet hart vooizien van een
ingelegd schijije paarlenioer,
alsMiede de verzonken slentel-
plaaljes zijn van ebbei;. liel
talelbiad is bespannen met
paars-grijs laken, de stoelzit-
ling met licbt-paarse zijde.
IJij deze menbels is dns voor-
namelijk ell'eet gezoelit in de
samenvoegiiig van mooie ma-
lerialen. In luin licbte klen- Aih. i:i. (oisn. van ni-n si.i ys : Knsi.
•iVl
Afl). 9. - CORN
UN. VAN DER SI.UYS : ZITMEUBEL.
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
righeid zijn ze aangewezen voor een damessalon. Een fijn kristallen inktko-
kerlje, een ivoren penhouder, een porceleinen vaasje met een orchidee en
wat meer vluclitig gebruik en fijne smaak bijeenbrengt behooren het tafelblad
te maken tot een kleine tentoonstel-
ling van intieme zaken door een blan-
ke vrouwenhand te betasten.
De afbeeldingen geven niel de
bewoonde kamers, evenmin als ten-
toonstellingen dit doen. Daarop dienl
bij de beoordeeling gelet. De verbeel-
ding van den beschouwer moet het
jnist inzicht de meubels denken in het
gewoon, dagelijksch gebruik. De be-
woonde kamer alleen heeft sfeer; in
geluidloosheid wordt daar de intinii-
teit door de wanden besloten.
Het is een verheuging hier te knn-
nen laten zien lioe van der Slavs zijn
poging om te geven een vooinaam en
deftig interieur met goeden uitslag
bekioond ziet. Afb. 8 toont een kamer,
die veel schoonheid inhoudt. De stoel,
een meubei, zeer moeilijk tot een be-
vredigende oplossing te brengen, ge-
tuige de. vele mislukte proeven ook en juist van de moderne kunstnijveren, is
hier volkomen geshiagd. Afb. 9 en 10, zijn een aandachtige beschouwing over-
waaiii. De gemakkelijke stoel, de ruststoel (atb. 9), die veelal of verwordt tot
een kusseiizak of tot een sanienstel van houterige plompheid, is hier als een
meubei van sieriijke defligheid verwerkelijkt. Noch het bout, noch de kussens
voeren den Ijoventoon, maar een eenheid is verkregen. Het mahoniehout is
door fraai snijwerk verkosllKianl. De bekleeding is van een licht pauw-blauw
flu wee).
De i)ijbehooiende bank (fig. 11) met de beide zitkussens is bcdoeld als
dubl)ele zetel. en kan geacht worden te bestaan uit de sanienvoeging van twee
fauteuils. Door deze wijze van conceplie heeft dit meubei niet die eenheid,
waardoor de ruslstoel (afi). 9) uilmunt.
Figuur 12, toont hel tafeltje, dat in hel interieur (fig. 8) voor de bank is
geplaatst.
Van de kasi geel't plaat 13 een afzonderlijke afbeelding, plaat 14 tot meer
jiauwkeurige beschouwing een onderdeel te zien. Ken mooi meubei vol rust,
Alb. 14.- Detail van Afb. 13.
213
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
van bescheiden voornaamheid. Het zilver van knop, slentel- en scharnier-
platen verhoogt de schoonheid van het donkenoode, met sobere insnijdingen
versierde bout.
Moge bet voorafgaande er een weinig toe niedewerken de verwarring,
aan bet begin van dit artikel bedoeld, te onlwarren, de vertroebeling te ver-
helderen door juister inzicht na leerzaam voorbeeld.
Naast elkaar stellende bet namaak-moderne, het antieke en bet nieuwe
nieubel kan bij wijze van vergeUjking gesproken vvorden van het valscbe, bet
doode en het levende. Daar het valscbe niet geduld kan worden en wij niet
doode, maar levende menscben zijn, moet de keuze onafwijsbaar vallen op
bet levende, op bet nieuwe nieubel.
C. DE LORM.
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CORRESPO N DENTEN)
DD UIT AMSTERDAM □□
ASTELS EN TEEKE-
NINGEN VAN FERNAND
KHNOPFF , EN SCHIL
DERIJEN VAN DIRK
SMORENBERG ± LAREN"
SCHEKUNSTHANDEL
Het eerste wal ik,
jareii geleilen, van Fernaiui Khiiopff zag,
was de reproduclie van een zijner vrouwen-
portretlen, een piofil, bij een gedicht. Het
vrouwengelaal is mij bijgebleven, — het
gedicht niel. Later zag ik meer van dczen
■wonderlijkcn teekeiiaar en schilder, hier te
lande, in Belgie, in Frankrijk, docli heel veel
was 't niet. Het vrcemde en de zeldzaamheid
der verschijningen van zijn werk, doortrok-
ken van eenzelfden geesi, fijn en voornaani,
duidelijk van teekening en toch diep mys-
tiek, deze bijzondere eigenschappen mislen
hun werking niet. Het is dikwijls dat zelfde
eigenaardige viouwengelaat : niet Grieksch,
niet Egyptisch, niet modern, — en loch het
een en het ander tot een wondere eenheid
gebracht, streng en fijn van vorm, gcheim-
zinnig van wezen. Ook door de wijze waarop
het in 't kader gezel is, zoodat vaak een
gedeelte onzichtbaar is, of wel het symbo-
lische bij werk van vleugels en anderelegen-
darischezinnebeeldcn,\vordl de psychische
werking dikwijls verhoogd. Het gelaat zou
iets hebben van een masker, wanneer niet
juistde psychische werUiiig zoo fijn en diep
was, -sterker immers dan een gedicht. Het
Grieksche looneel-masker, waar achler zich
nochtans allc harlstochtcn alspclen ? Neen.
Uit de vizie van dal vrouwengezicht ont-
slaan psychische symbolen van ideeen als
17de'e rfe Justice, La Conscience, Le Regret,
La Defiance, Meduse endormie, Le Secret...
En toch.. .. laat het werk onvoldaan.
Waaroni? De teekening is zuiver (behou-
dens enkele onvolmaaktheden, als b. v. van
de linker arm en pols en hand van VIdee de
Justice) en de teekenaar is zoo psychisch
van bedoeling, dat hij nog meer laat ver-
moeden dan hij toonl. Het wil haast meer
gedicht dan geteekend zijn. Ziehier een
deugd en een gebrek tevens. Ditzelfde ken-
merkt ook zijn ander werk. Toch verlangen
vvij van Fernand KhnopfT niets anders dan
dat hij ons nog dikwijls 17de'e laat... ver-
moeden, en b. v. van Brugge meer dan de
realiteit blijft doen zien : VAulrefois (22) of,
alsRodenbach, weemoedige verslorvenheid,
— zij het dan ook niet als Verhaeren het
geestdriftige leven. Als hij maar VIdee laat
vermoeden...
Dirk Smorenberg vermag slechts met
moeitc in korsten en klonters van verf de
schoone aandoening, bij wat hij zoo op zijn
reizen al zag, voor ons aanschouwelijk te
maken. De verf schijnt voor hem een ruwe
materie te zijn. of beter, te blijven. En toch
ontbloeit uit al die stugheid der materie
bier en daar schoonheid. In Nevelmeer (29)
b. V. de schoonheid der stille en wijdheid
van een siieeuwlandschap, in liivier in Ame-
rika (43) het prachligc spel van zon en
dampkring. Zijn Anierikaansche Farm (40)
en liergweg te Mont Fleuri (39) bckorcn door
kleurschoonheid en realislische romantiek.
Evenwel hopen wij voor dezcn kunstenaar
dat hij, uitgcrust van de reizen over de
aarde, zich toerust tot reizen in den geest,
opdat hij de materie nog meer zal kunncn
vergeestelijken.
215
KUNSTBERICHTEN — UlT AMSTERDAM
DE LAATSTE WERKEN VAN VAN BEUR-
DEN, DE GRAEF, POSENAAR , RIKET ,
BOSIERS, WIETHASE E. A. t KUNSTZAAL
VAN DELDEN /:♦> Het zou de moeile loo-
iieii naar de redeneii te zoeken, waarom in
den laalsten tijd Belgisclie kiinslenaars in
Holland zooveel belangslelling genieten.
Het zou ons hier ecliler te ver voeren. Wij
■wijzen slechts in de verle aan o. ni. : de
bekoring van het vreemde en toch nog
eenigszins verwante, waarin men zich kan
trachten te herkennen, en voorls het ver-
langen om te zien naar de werking van
invloeden, die ook ten onzent de nieuwere
kunst kenmerken : de Barbizonsche land-
schapsroniantiek, het inipressionisme. hel
luminisme, etc.
Wat zou Jan de (jiaef zijn zonder Rous-
seau? Veimoedelijk dezell'de lyiisch-ronian-
tische kunstenaar; docli dat zijn Zoiwiider-
gang in October anderszou geschilderd zijn,
wamieer Rousseau b. v. zijn groote zonson-
dergang aan den woudzoom bij Fontaine-
bleau (Louvre) niet geconiponeerd ha(l,lijdt
geen twijfel. Noclitans is ook door den
jongeren schilder romaiitische dichterlijk-
held in een breed gebaar veraanschouwe-
lijkl. Hij heeft een sterk kleurig palel, niaar
hij weet die kleuren zuiver te steninieii en
harnionieus te veriuengen, terwiji de vorm
vail het boschlandschap ecnvoudig eii iiiet
zonder groolschheid is.
Een zuivere laiidschapsstemniing geven
ook Roessingh in zijn Winter- en Joseph
Posenaer in zijn Scplcmhermorgen, terwiji
de pastel van den laalste, (iijzelbrecltteglieni,
bekoort door haar lijn en voiin. Edgaid
Wietliase genoot van de liclitspeling en het
fijne gefonkel van kleuren van eeii Oclohcr-
morgen,c\\ wij met heni,gelijkook Leon Hikct
het zonlicht In hel Bosch, al is zijn kijk op 't
geval wat verward, wezenlijk weet tedoen
schijneii. Alfons van Beurden's Kind met de
Geil is breed en realislisch, in zoovei- zon-
licht reeel mag heeten : een sterk sink plain-
air, vrij plonip en onbehagelijk, niaar cerlijk
en kranig. lloe andcrs is Bene Hosieis : er
is iels nioe's en aCgewerkt's in zijn schilder-
wijze, hclgcen nici idlccn ann zijn oiidci-
werpen, Onde Woningen, De Blinde en Ach-
terbnnrt ligt, en slechts ten deele uit zijn
stemming en kijkopdedingente verklaren is.
Wij vergenoegcn ons ten aanzien van
Armand Maclots' en Isodore Meyers' wcrk
met eene eervolle vermelding luinner
namen.
Al'zondcrlijke vermelding verdienl het
magislrale wcrk van Louis (jallail, in het
achterzaaltje ten toon gesteld : De laatste
eerbewijzen aan de graven van Egniond en
Hoorn , een herlialing, behoudens kleine
verschillen, van het schilderij te Doornik.
ARTI ET AMICITLE ± TENTOONSTEL-
LING VAN SCHILDERIJEN EN BEELD-
HOUWWERKEN VAN LEDEN DER MAAT-
SCHAPPIJ t. April-Mei 1913 >c-». De ca-
talogus veiineldt 198 werken van nagenoeg
evcnveel kunstenaars, die dan ook bijna
alle slechts door een enkel werk vertegen-
woordigd zijn. Gesteld nu, dat het uitver-
koren sink het bovenste beste is van
maanden arbeids, dan, ja, dan geluige de
criliek, dat helgeen hier schilteit de gulden
middelmaat is, — zoo niet het klalergoud,
door het al te niilde bovenlicht, nog meer
glans vei-spreidl. Toch is het merkvvaardig,
dat een zekere schildersbeschaving zoozeer
gemeengoed kan worden , <lat er in het
schilderend Amsterdam meer ilan honderd
jongeren en oudereii zijn — alle generaties
zijn hier aanwezig — wier minste werk nog
een kunstwerk kan heeten. Wei is waar van
een niiddelmatigheid, die op den duur be-
nauwend is en naar een g'ooterc wereld doet
verlangen, waar een maalstaal aangelegd
kan worden, waarvoor Arti's zalen te klein
lijken. Een grootere weield, — waar deze
of gene al van droomt? Grootere ruimten,
wijdei' hoiizonnen..., waar reeds enkelen
met zevenmijlslaarzen op al' stevcnen? Siy-
listcn, Gubisten, Gyclisten, Futuristen ',' Of
zijn het geen zevenmijlslaarzen van reuzen,
— maar krnkken, teekenhaken en passers ?
Konden wij slechts gelooven in een Don
Quicliol, want dan schltlerde vooralsnog
bet « ideaal » allerwegen ons loe.
Hier zullen we ons voorshands nog niaar
een wijlc vergenoegeii met den ghnis der
KUNSTBERICHTES — VIT AMSTEIiDAM — riT A US HEM
f^iililcii nii(l(lcliii;i;il. en ons nu en dan enkele
oogenblikken veiiieugen over de schilleriiig
van liooger schoonheid, zooals b. v. Suze
Bisschop-Robeilson's Diujelijkseh werk (15),
Goedvriend's Heriiinerin;/ uaii Bachcirach
(50i en Paddestoeteii (51 j, Heyenbrock's in
vuur en vlam en walm slaande Knentlingen
(Lothaiingen) i61), Juncss drainaliscbe Be-
spolliiifi van Chrixlus (74), Karsen's weenioe-
dig diclilerlijk geziene Oiide Vinkenbatirt
(Anisterdami (75) en Monnickendam's Sa-
lome. Voor dit laatsle werk slaan wij even
stil, op een afstand. Hoe onrijp, hoe wrang
van kleur; hoe grof en ruw van vorm, hoe...
barbaarscli. maar ook lioe fel en stout... !
Het verwicrf de gouden niedoille van H. M.
de Koningin. Hoe vreenid zouden Oscar
Wilde en Strauss er legenover slaan !
Wij wenschen nog te noemen Mej. A. C.
van den Berg's Hloemsluk. F. Bobcldijk's
Damntk, waar Breitner behagen in scheppen
zal, Mej. M. de Boer's Giiilaar-speelster en
Slillenen. Brouwers' Oiide Huljes, Deutmans
Moeder en Kind, Dooyewaard's liij den
HiKird. ill Neuhuyssclien tranl. B. de Hoog s
Xuaister. \. H. Koning's Winter Inndschnp,
Van der Maaiels Zomer, Mej. C Morel's
Driedislel. J. C. Ritsenia's Winter, Willy
Sluiler's Porlrel. G. J. Slaller's Oude Tivn-
p/e/;! (Amsterdam , Mej. J. Surie's .S/iV/ece/i
en Wijsnuiller s Herfst en KorlenhoeJ.
Beeldliouwwerken zijn er van Tom le
Clercq, Mej. R. M. van Dantzig. A. Hesse-
ling, Mevr. J. A. Sclireve-Yzernian. F. Visser
en G C. Vriiit.
J. D. B.
□ DGG UIT ARNHEM DDGD
JHYRXBROCK g; KUNST-
IIANDKL DE VHlKSyC^.
Het is een nieteling, de
wvme fabrickarbeider,
legenover de groote
iiidiistriecn door eleclri-
cileit of stoom gedreven,
Wiuu 111 /.ijii eiikelingsarbcidzoo bitter weinig
bedui<lt, zoo klein is als hij zelf klein staat
neveiis de reusacliligc hoogovens de diepte
del mijiieii.
Heyeiibrock, de Hollandsclie scliilder die
op de wijze van een dagbladsciirijver, een
interrvieuwer dringl in de lioeken waar wat
te zien is, kan aniper zijn meegevoelen ver-
steken,zijn sociale sympatliie voor die in zijn
wereldsch lot aan dien ijzeren dwingeland:
de industrie, overgeleverden. Een fabriek
doeint op voor Heyenbrock als iets grootsch,
tegelijk van niacht en dwingelandij, een
monument van menschelijke overwinniiig
door welenschap en van geknechle meiisch-
heid. Heyenbiock is lechnisch tlmis in de be-
drijven welke hij uitbeeldt, hij is verlrouwd
erniee. Het zit hem wel eens iii den weg,
deze wetenschap, dan wijkt de schilder voor
den doceerenden kenner. Een ander maal
overvleugelt de schilder, den veelweter. In
dit geval is Heyenbrock ons het liefst. Nog
altijd leelt in onze herinnering dit dock,
waar hij een paar fabrieksarbeiders in den
nacht naar de doovencie vureii <ioet staren.
Het is een schilderij, waar Heyenbrock een
hoogte punt bereikle van wat hij geven kan.
Op deze tentoonstelliiig zijn cveneciis een
paar werkeii weike bij het besle behooren
van wat wij van Heyenbrock zagen. Het is
het sclnlderachlige werk nog : Hooguuens te
Lolharinyen ; een ander in grijs gamma
geschilderd weik is de Sleengroeve Eifel,
atmosfeer is er opnieuw in een andere
Asphallgroeve, die te Limmer. Deze laatste
eigenschap wordt sterker in Heyenbrock :
de schildeiachtlge indruk blijkt hem in de
laatste jaren meeraan het hart te gaan. Zie
zijn : Vervoer van gloeiend staal, het onder-
wijzende is uit de teekening weg; coloris-
tisch gaf hij de donkcre partijen tegen de
purperengloeiing van het staal endearbeider
is naluurlijk opgenomen, in dit contrast van
donker en lichl. Hij is nict het gewichtige
poppelje gelijk Heyenbrock dit zoo gaariie
door een fel blauwijc. door ceii nit den
band springende detaillecring van vorm,
gaarne geet't. Hij doet dit nog in no (i, het
overigens zoo geslaagde wcik, waarin een
praclitigen vnurgloed is, die optiekt in
blauw en blauw-goud in het water weer-
kaatst ligl. In Jonge kracht toont des kuns-
tenaars mcevoclen , bet becld van een
jongske, leer leven, lot oinneedoogenden
arl)eiil l)esleiiul. Ja, waatlijk, na reeksen
217
KUNSIBERICHTEN — UIT ARNHEM — UIT BRUSSEL
landschappeii, nn onlelbare paproereiide
moeders, valt Heyenhrock reeds om zijn
slreven uit het gelijkniatige plan der Hol-
landsche schilders te roemen !
Alb. ue Haas.
5^ !#^ vt'S 5«^ 5«^ ^^' '•'^ ««^5#^ ^^ 5^
DDDD UIT BRUSSEL dddd
IBRE ESTHETIQUE
l)it was een soort van
reliospectieve leiitoon-
slelling van het <» Impres-
sionismei) die daardoor
juist van groot belang
voor de v66r- zoowel als
de tegeiistanders der school is geweest.
We zullen over het streven en den uitslag
er van hierechter niet in nadere bespreking
Ireden, aangezien alles dienaangaande reeds
vaak is gezegd.
Van de berocnidsle P'ransche nieesters,
hoofden en voorstanders dezer richting,
waren hier de meesten verlegenwoordigd :
Claude Monet, van Gogh, Manguin, Valtat,
Maurice Denis, Guillaumin, enz.
Van de Belgen was er Van Rysselberghe,
die, niellegenslaande het procede, toch altijd
een groot kunslenaar blijft. Verder hebben
we vooral de Rozen van van den Eeckhoudt
en een allerliefst Italiaansch landschapje
van Charles Hei mans bewonderd. De aan we-
zigheid van dezen laatsle, hier onder de Im-
pressionisten was echter tanielijk vreenid
en onverwacht.
Onder de beeldhouwcrs, die in iedcr geval
niets met bet Inipressionisme gemeens had-
den, onderscheidde zich vooral Caspar met
een prachtig Ilert, Rousseau met zijn groep
van de Geiireii en Rik Woulers met mooie
busies, waaroiuier een van den roman-
schrijver Elslander.
^^ *"$ *S ^^ ^'S '*'S ^"S ^'zj) ^"S ^'S 5«^'
FRAN'S GAILLARD, die in den Kunslkring
tcntoon slelde, heeft sedert hij met een uit-
gebrcide composilie mijn Moulin horlui/e
(een imprcssie van de slral'kolonie te Merx-
plas in den Cycle Polibiilaire) illuslrecrde,
een heel eind wcgs afgclegd ! Al kan men niet
allijd bewcrcn dal hij ei op vooruil is
gegaan, loch licefl hij met ccn soort koorls
achtigen durf zich zelf vooitdurend lier-
nieuwd en — pantheist van lem|)crament,
als hij is — zooveel niogelijk getracht, om
zich een le maken met de naluur, zooals ze
zich van haar verschillcnde zijden vertoont
en niet enkel met onze Noordelijke naluur,
maar ook met die van bet stralendsle Zui-
den • Zoo had hij bijv. mooie dingen uit
Griekenland, o. a. zijn prachtige Hymiie aan
de Zon meegehracht.
DE HEER A. OST, een nog heel jonge
Mechelsche schilder, heeft een opzienba-
rende tentoonstelling in de zaal Boulte
gehad. Hij was er met niet minder dan 300
doeken, het werk van ongeveer 10 jaar, alle
buitengewoon knap in de uitvoering en vol
gloed en vuur, vol warme sympalhie voor
alle mogelijke onderwerpen uit zijn geboorte
stad en land, die hij onvermoeid weergeeft
met olieverf, krijt, pastel en akwarel. Het
liefst bespiedt hij het volk bij hun rythmi-
sche bewegingen — hun verschillende hou-
dingen bij dans en spel, wedloopen eu
krachloefeningen en welke blijde levenslust
straalt er van al die verschillende schetsen
af! Waar de menschenfiguur niet volstaat,
voegt hij er die van de paarden bij, in de
hevige spanning hunner spieren, bij bun
draf en hun galop. En dal alles op de meesl
bewonderenswaardige wijze geleekend,
saamgesleld en neergezet, — hij teekent
zelfs beter dan hij schilderl 1 Doch niet
minder innig der naluur getrouw geeft hij
de mooie plekjes zijner landslreek en der
goede stad Mechelen weer. Hij schilderl de
kanalen, zijtakkenen grachten van de Dijle,
met hun mooie, oude huisjes en aardigc
vlicljes, boewel tegenwoordig helaas zoo
glad gcschaafd en gemoderniseerd, dal er
weinig van is overgeblevcii ! In ieder geval
heeft Van Ost er de herinnering aan voor
ons bewaard, in zijn talrijke composilies,
die bij ten gerieve der bewonderaars onzer
schildeiachlige slcdcn in verschillende sc
rietMi prenlbriffkaarlcn uitgegcvcn heeft.
Want wal zal er bij dc vernielingswocde
onzer administraticve wandalcn weldi a van
onze pracblige steden, van ()u(l-Anl\vcri)on,
218
KUNSTBERICHTEN — UIT BRUSSEL - MUSEUMKROMEK
van Outi-Brussel overgebleven zijn? Zullen
we zelfs niet voor Brugge hebben te sid-
(iereii ? En lateii we zoo spoedig mogelijk
nog eens naar leperen, Veurne en Nieuw-
poort gaan en nog eens een bedevaart naar
Lier, Diest, Dendermonde, Herenthals en
Zoutleeuw ondernemen, eer alles onder den
mokcr gaat. Van Ost heeft vele koorden op
zijn boog en is verwant aaii hel edel ge-
slacht der Breughels en Oslades. — Hier en
daar zouden we hem echler wat fraaier
modellen liebben toegewenschi, die wat
minder van ledepoppen en vogelverschrik-
kers hadden I
Evenals bet nieciencieel onzer sciiilders,
Laernians en Frederic zelfs niet uitgezon-
derd, voelt hij zich vooral aangelrokken
door karakter en expressie, ook bij bem
soms ontaardend in de karikaluur. Hoe
zouden zijn ruiters op den bedevaarlsgang
naar Hakendover gewonnen hebben, zoo ze
in hun soort even tier, even elegant en
decoratief als hun stevige paarden waren
en er meer adel in bun trekken lag !
Alles in Allem v^'as deze tentoonstelliiig
echler een grool succes — een der belang-
rijkste van den geheelen winter !
'•'S ^'^ 5«^ '•^ '•^ ^ ^'^ ^'^ '•'S ^'^^'^
EDMOND VERSTRAETEN is mede met een
zeer belangrijke exposilie in de concertzaal
van den Kunslkring geweest. Hij scliildert
bij voorkeur de lage landen — de polders
met hun eindelooze horizonlen van zijn ge-
liefde Land van Waes, vooral de vele kron-
kelingen van de Durme, met haar grazige
weiden en haar rozengaarden en dat met
een voorliefde, die er vooral naar trachl ons
het groote, bet oneindige en de majesteit er
van te doeii gevoelen, die echter het ver-
teederende en bekorend-droeve niet buiten
sluit !
Het is meer dan inipressionisnie dat hij
hier geeft en onder het soms wat al le
vurige, de wat al te sommaire loels, voelt
men de bekoring die het steeds weer nieuw
geziene, steeds meer aangebeden land op
den schilder uitoefent die er ook steeds
meer de innigheid, de poezie van zal onder-
gaan en doen gevoelen.
JAN APOL is evenzeer een belangwekkend
en naarstig schilder, een zoeker en slrever,
die vaak den juisten toon en de gedroomde
beweging weet te trefTen — de juisle uit-
drukking van t geen hij ziet en in de naluur
gevoeld heeft. Hij is een kolorist en zijn
kleuren blijven weelderig en vrij, nietle-
genslaande het rijke licht dat er overvloe-
diglijk over gespreid ligt en in dit opzicht
vooral onderscheidt hij zich gunstig van de
luminislen, die ons liefst een natuur te zien
geven als een door de zon verscholen of
door de mot weggevreten tapijt. We roemen
vooral zijn Ilatiaansche slad, zijn Vertrek
van de Ruiters en zijn Slitlevens, van het
besle mee, dat hij in den Kunslkring len-
toon gesteld had.
LEON HOUYOUX iieemt onder onze land-
schapschilders de bescheiden, doch zeer
eervolle plaats van wijlen Huberti in. Met
een tot in 't uitersle moderne techniek, met
de grootsl mogelijke zorg voor licht en ver-
lichling, is hij levens een dichter der halve
tonen, die het zonnige hooghoul schildert
als de wazige avondschemering valt. Maar
op den door hem ingeslagen weg, zou het
m. i. in het voordeel van dezen kunslenaar
zijn om zicli nog meer te concenlreeren —
nog meer te veriniiigen.
G. E.
D MUSEUMKRONIEK n
RUSSEL yO». Ik stel me
voor om de lezers van
Onze KiinsI, gercgeld van
de a Beweging » in de
Brusselschc musea op de
hoogte te houdcn. Want
ware bet niet zeer ge-
wenscht dal hot publiek hierin wat meer
belang ging slellcn? Hocwel onze tijdelijke
tentoonslellingen tamelijk gelrouw worden
bezocht, is men gewoonlijk zeer slcclil op
de hoogte van de kunslschatlen, die in onze
musea worden bewaard en die in hun oog,
naar 'I schijnt, enkel bedoeld zijn om door
219
MilSEUMKROMEK
vreenidelingen te woiden bezocht. He So-
ciete des Amis des Miisees royaiix, zou, buitcii
en behalve liet door gebrek aan geldinidde-
len helaas beperkte doel, dat ze zich heeft
gesteld,om oiize kuiistscliatteii met iiieuwe
aaiikoopeii te verrijken, door het houdeii
van voordrachten en wandelingen door de
zalen, gaarne wat leven trachlen te brengen
in die kerklioven van kunst !
Laten we daartoe allereerst een vluclitig
overziclit van de zalen in liet Oude Museum
nemen. — EenTweelnik, door Dr. Fried lander
meen ik, aan Ambrosius Benson toegeschre-
ven, werd onlangs iii de Galerij onzer Vroeg-
meesters geplaatst. Men ziet er een Johannes
den Dooper met een rooden mantel en een
Begiftiger met een nogal leelijk gezicht. De
figuren zijn eenigszins stijf en wat zwaar
van sehildering, maar het landschap met
zijn rotsen en buitenhuisjes is mooi. Een
curieuse aarlsengel SI. Michael met twee
heiliyen, een penteekening van een onbe-
kenden Vlaamschen Meester, geeft aanlei-
ding tot leerrijke vergelijkingen. Het komt
uit de Verz. Hoogendijk, onlangs bij Fred.
Muller te Amsterdam verkocht. Daarnaast
hangen twee niooie, kleine stukjes van de
verkooping Mathys (Dec. J911) een uiterst
delikaat gesehilderde Madonna tussclien een
non en twee bisschoppen van Giovanni di
Fielro, gez. Lo Spagna en een Petriis wunde-
lend op de ijolven, in het genre van Bles. De
Bruegel-serie, is met een Val van learns ver-
rijkl, \vaai- het hooi'd-sujekt zich in een sterk
in 't vcrkorl gezien, in de lucht geheven
been re.sumeerl, docli dat, niettegenstaande
het onevenwichlige in de conijjositie, zeer
volkonien gesehilderde onderdeelen geeft,
vooral in de typische scluiiljes, door de
plaatsneden van den meeslei- voldoendc be-
kend, den Landnuin met zijn Ploey en een
azuien krans van bergen, klaarblijkelijk op
de Ilalianen geinspirecrd. Verder, voorloo-
pig geplaatst in de Hollandsche Zaal, de
prachtige Hembrandt, tijdelijk aan liet Mu-
seum af'geslaan door Mevr. May : De Man
met den Tnlhand lomstreeks l(i29), waar men
den Vader van den Meester in meent te zien.
Mel is een gehehnzinnig gulden stuk. een
zijner geniaalste scheppingen; onze eigen
Hcmbrandt's vallen ei- geheel bij wcg; maar
slechts vveinigen zouden strafteloos deze
overblufl'ende nabuurschap kunnen door-
staan ! Op de benedenverdieping vinden we
beter dan een geleend, een geschonken sluk
uit de prachtige verz. van Mevr. Garden,
(een Bespotte Christus), die veler aandacht
boeit. Het is mooier naar het schijnt dan
het stuk door Ghauchard aan den Louvre
nagelaten en van een warm-bruine, naar
wensch gepatineerde tonaliteit, met al het
machtig-krachtige van het onvoltooide.
Weldra zal de Precantion malernelle, teeke-
ning van Millet, eenvoudig maar duur, van
de verkoop Van den Eynde, het fransche
xix= eeuwsche contingent komen aanvullen,
waarbij men later nog enkele der wonderen
door den onlangs overleden kunslliefhebber
Alfons Willems nagelaten, zou hopen te
voegen.
Yerscheiden ezels, die tegenover den Slag
bij Woeiingen zijn opgesteld, als een aanval
der Modernen op deze Gitadel van het Ho-
manlisme, leggen voldoende getuigenis voor
de vlijt onzer hedendaagsche kunstenaars
af. Baertsoen, met zijn eigenaardig nienwen
blik, legtzon op de oude kaden van Gent en
geel op de muren en rood op de daken.
Karel Hermans stond een stralende Villa
Mattel af. Van Rene Menard, voor mij de
hoogsle verpersoonlijking der hedendaag-
sche decoratieve kunst, veiheugen we ons
in het bezit vai; dat harmonieuse Herders-
leuen, welsprekend diminutief van een ge-
heel, vroeger door ons te Anlwerpen en te
Brussel bewonderd en thaiis een sieiaad
van de Salle des actes de I'Ecole de Droit te
Parijs. In een bijtende schels. In het Ge-
rechlshof, crayonneerde F^orain de zich met
hun clienten onderhoudende advokaten.
lien teekening van Eugeen Smils Ofelia kon-
digt de op handen zijnde lentoonstclling
van de door den beheerraad aangekochte
werken van dezen aantrekkelijken kunste-
naar aan {onverdiend door het Ihanslevende
geslacht vergetcn), wieiis lang, werkzaam
leven een uitgebreide beschrijving waard
zou zijn. Aan het hoofd prijke het voorname
Portret van Knijeen Smils door Hicard,
waarvan het Museum de gelukkige bezitter
is gewoiden. De vier stukken van Troyon,
Gourbet, Leys en Stevens, in April van bet
220
MUSEUMKRONIEK — BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
vorigc jaar, op de verkoop Cardon aange-
kochl, niakcii iiaast liuii Fraiischc cii Bcl-
gisclie kuiisll)roe<iers een goed figuur. De
pcinzemie Paul Janxon van Lucieii Wolles
eii dc Maayd op de School van Maurice Denis,
iireiigeii in liel gelicel de godsdienslige nool,
op heden ijevrijd van ijdcle convenlie.
De vroegere bureaux van het Museum
secretariaat, zijn legenwoordig voor het
publick geopend, men zal daardooreen zaal
met zijlielit krijgen en de voorhof van het
Nassau-paleis, zal eindehjk van de hiiider-
lijke Maquelle van den Kunsiberg bevrijd
worden.
In den (^iiiquantenaire strekt zich het ver-
langcn van conservators en verzamelingen,
nicer en nicer iiaar de reeds zoo lang bc-
loofde nieuwe iiistallaties uit! Bij geregeldc
tussclieiipozcn komligen dc dagbhulen « la
pionipte conclusion des travaux de laile
gauche » aan, inaar het bordje « Exposition
d'arl aiicicn xviie sieclc » dat niaar altijd
iiaast derotonde l)lijft hangen, van wat een-
niaal bet Volkspalcis is geweest, werkt niel
geruststellend. Het wcekblad L'Aii modenie
geesclde oiilangs in biltere bewoordingeii
« son Incoherence le inusee du Cinquaii-
lenaire » en wees op al de gevareii, die het
bedreigen. Wanneer zullen de nienigvuldige
voorweipen, iiagelalen door Yermeersch en
l^venepoel, cindelijk ecus behoorlijk uilge-
slald worden in de een weinig droog opge-
valte kloostergangen, volgens de plannen
onzer ollicieele pasticheurs gebonwd? Over
den slijl van liet geljouw valt te Iwislen,
uiaar aan ruinile onlbreekt het er zcUcr
niet! De prachlige zoldering uit een parlicu-
lierc woiiing Ic lepcren. met de 2()7 verschil-
Icndc uiolicvoii, zal <h' verwczenlijUing zijn
van den wciiscli van velen.die inonzeiiiusea
ecu volledig l)celd dci- vervlogcn ceuwen
wensclieii te zicn. De prachtige liiip, stijl
Lodewijk XV'', in gelieeldhonvvd cikcii bout
uit bet oude St. Micbiclscollege in de Ursu-
linncnstraat (vroeger Paieis van den graal"
van lloorne) met zijn venukkclijk open ge-
werkle lenniiig, zal er dan cindelijk even-
eens ecu (ilaats vindcn. Kerst is nog ecu
lieele I'erzische vcrzameling. met vreemde
jjordeii en scbilden nu'l bliksemseliillerende
refleksen en miniaturen intens van blauw en
gouil <( op zicht f) in de voorzalen gejilaatsl.
Bij dergelijke schatten voelen we ons macli-
teloos, vooral nu Parijs, scdert gedenkwaar-
dige en aristocratische feeslen, zoozeer Per-
zisch in smaak en neigingen geworden is. —
Zullen we weer van heel dit schitterend
Oosten hebben te scheiden '?
Laten we onze Mecenen ecus aansprekcn
en dat milde gaven toestroomen !
Februari, 19i:i. P. BauTIER.
'^9i ^9t ^9i ^9i ^9i ^9i^ ^ ^ ^9i ^9)
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
LEO VAN PUYVELDE J ONDERZOEK
NAAR DE OORZAKEN DER WIJZIGINGEN
IN DE ICONOGRAPHIE DER OUDE NE-
DERLANDSCHE SCHILDERKUNST g; Gent
1012 .
X deze lezing, den 19" Juni
1912 in de Kon. Vhtamsciie
Aciidemie gehouden, be-
sludeert de schrijver den
iiivlocd derinysterie-spc-
en op de wijzigingen in
de iconogralie der Nederlandsche schilder-
kunsl. Hij maakt eeiiige vergelijkingen tus-
schen de nianier waarop de schilders zckcre
onderwerpen behaiidelden en de tooneel-
matige schikkingen door den tekst der
gcwijde slukken aangegeven. Deze vergelij-
kingen zijn echler maar zelden overluigend
en waar ze t al schijnen, geiden ze enkel
werken van ondergeschikte beteckenis of
van laten datum, als o. a. de Degrafenis en
Ilcmclvaarl van de Maagd (Museum te Brus-
sel, Nr 535), een sink dat aan Albrecbt Bouts
of een zijner leerlingen wordt toegeschreven
en iconogralisclie eigcnaardigbcden ver-
toont, precies in overeenslcmming met het
Mysleriespel de serenste Jiliscap van Maria
— In de ovcrige gcvallen slapelt dc schrijver
mill of nicer vernuftig be(hichtc hypotheseii
opeeii; zoo beweert liij,bij onlstentenis van
elk onniiddcllijk bcwijs. dat men aan den
invloed der Mysterien dc ontwikkcling van
het thema der I'ietd heeft toe te schrijven,
dat in dc xv^' ccuvv, in de kunst van het
Noordcn zeer j>cvarieerde vormcii aannani
en i<eliecl verschillcnd was van ihe wolke
2S1
BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN - AMBACHTS- EN XIJVERHEIDSKUNST
door lie Meditalien, toegeschreven nan SI.
Bonaventuia waren ge'inspireerd, wclUe
men, vanaf liet begin tier xiv« eeiiw in Ilalic
aantreft.
Doch sederl tie xiv^ eeuvv, oiilmocl men in
Italic evengoed bewerkingen van de Pieta,
welke aan den teksl der Medilalien vrecnid
zijii, en min of meer ovcreenslemmcn met
degene welke men in de xv^ eeiiw, in hel
Noorden ziet verschijnen : een stiik van
Cecco di Pielro di Pisa van 1377 (Museum le
Pisa) vertoont een Maagd met den dooden
Cliristus op haar schoot en het gelaat van
den Zoon dichl bij het hare, en een dergclijke
op zichzelf staande groep, geheel gelijk aan
de Pietas, die men in de xv^ eeuw zoo veel-
vuldig in het Noorden aantrof, ziet men op
een stuk der Sieneeschc school in de Pina-
coteek le Vollerra. In 1305 onderteekende
Giovanni da Milano, een Pieta (Academie
van Schoone Kunsten le Florence) waar de
Chrislus staande wordt voorgesleld, ondcr-
sleund door de Maagd en twee H. Vrouwen,
terwijl andere vormen, welke van het oor-
spronkelijke type der Pielas verschillen, in
de xiv eeuw veclvuldig voorkonien. Moet
men noodzakelijkerwijs het ontstaan dezer
motieven aan gewijde vertooningen toe
schrijven ? Waren de schilders dan zoo dom
en onmachtig om zelf lets te bedenken, dat
onmiddellijk raakte aan hun kunst, zonder
zich te inspireercu op letlcrkundigen of
looneelisten?
Over de waarde der algemeene bcschou-
wingen, waarmee tleze sludie beginl, moge
men naar den volgenden volzin oordeelen :
« Ilct geeslelijk tooneel gaf de schilders alles
te aanschouwcn wal zij op paneel en perka-
ment te brengen hadilen en zoo dat ze't zicli
i)ezwaarlijk zelf belcr koiiden voorslellen. «
De beer van Puyvelde, Profcssoi- in de
Kunstgeschicdeiiis aan de Genlschc llooge-
school, heel't een treurig denkbeeld van do
verstaiidelijke gavcn der schilders en (•en
eigcnaardige opvalling van Jul phislJMlic
kunslwcrk 1
,1. Mksnii,.
^J^ ^^ S* S^ ^* 31* S* '5>* ■^j^ $i* 2?j*
Dnaanann AMBACHTS-
EN NIJVERHEIDSKUNST
X HET MUSEUM VAN
KUXSTNIJVERHEID TE
HAARLEM /C* Het is een
prijzenswaai'dig idee van
de museum direclie te
Haarlem ons gercgeld ten-
toonstellingen te brengen
van nijvcrheidskunsl. Het een mag belang-
rijker zijn dan hel ander, '1 is toch op dcze
wijze dat we in de gelegenheid vvorden
gesleld kennis te makcn met het werk van
kunslcnaars, sonis volledig, andermaals met
slechts enkele werkstukken.
Zoo kunnen wij Ihans beschouwen negen
glasramcn naar ontwerpen van Johan Thorn
Prikker le Ilagen (Weslfalen), uilgevoerd
dooi' Godfricd Heinersdorif le Berlijn.
In een nevenverlrek slell de beeldhouwer
M. J. Hack een vrij uilvoerige colleclie
modelleii voor beeldhouwwerk ten loon.
De venslers van Thorn Prikker zijn nicest
van diepc, warme kleuren, zoo, datze bijna
geen licht door laten, allhans voor "t mceren-
deel het vcrtrek in t donker huUen. Dc
opgcbrachle grijn is grof, zsvaar « gedopt »
zou nieji bijna zeggen.
Dit kan men veroordeelcn of apprccieeren,
maar prachlig laten dcze ramen weer zien
welk een slijlvol teckenaar Prikker is. De
flguren zijn met rake, krachtige lijnen aan-
gegcven. Hij houdt van krachl, van forsch-
heid, dat is altijd zijn clement gcweest, en
dat zien we ook nu weer in de toepassing
der brcede loodlijnen.
Of deze ramen kunnen gerekend wordcn
als bchoorende lot dc idcale glasschililer-
kunst, uit vakkuiidig oogpunl (wijl ze wel
van anilere opvallingcii verschillen) mag
worden betwijfcld, maar waar het er slechts
omgaat eenige aanlcckcningen bij dcze len-
loonsteliing te gcven zou hel te ver voercn
bier op door te gaan.
I'.cn raam beslaat gdu'cl nil oniamenl, in
lijUe kleuren. Ilcl lijnensanicnspcl in de
delailstloet mcslerU deidicnaan dc Mali Us die
we van hem nil zijn Haagschcn lijd kennen.
N" 3, I'clrms o/; dc zee, mcl mooie gcdecllen
is wel wal oniluidclijU, en slechls langzaam
UciMil men ■ cr in », oulwarl men dc liguren.
lU'sUMU'cri'iiil /oiiilcM we knnncn zeggen
222
AMBACHTS- EN NIJVERH. - VERBETEIUSG - KUNSTVEILINGEN- VARIA
(IntTliorn Piikkercen iiijvcrlK'idskimslcnniir
is met nicer picliiinlc ihiii vnkkiiiulij^e ci^eii-
sclia|)pcii, niaar met cen duif en I'antasie
(lie al zijr. werk tot iets Ijijzoiuiers maakt.
M. J. Hack keimcii we uit hot arlikel
van December j. 1. in Oiize Kuiist. Veel wal
(laarin wcrd besproken en gereproiluceeid
is hier te /.ien, nangcvnlil met ^elijUsoortige
moileilen.
Deze tenloonstelling laat weer duidelijk
zlen de l)ek\vame ornamenlisl en gevoeligcn
l)eeldliou\ver.
In liet jjijzonder zij hier vernield het mooi
f^eiitiiogralecrd porlrel van Hack door Cliris
Lebeau.
En dan zien we hier liet « Kuypcr kaslje »,
aanfjeboden door « de anti revolutionaire
slaatsparlij aan Dr. A. Kuyper. » Hcl is
onlworpen door Jac. Pii. Worniser, met
l)eehisniiwcrk van Hack en menlu'iwerk
van K. Boonslra. Op dit werkslnk konien we
nadcr in Unzc luinst leru;^.
Eeii opmerking. Ongerept tentooiigestehl
is liet weik van Hack niet, we zouden
eerdcr zeggen slordig. Moeten we hier de
mnseum direclie een verwijt van maken
dan zouden we willen verzoeken de gasten
wat correcter te liuisvesten.
Gelijktijdig, en ook in de calalogus opge-
nomcii is ecu tentoonstelling van ta|)ijten
van mevrouvv C Polvliet-van Hoogstralcn.
Behoort dit werk liier Ihuis '.' Als nijverlieids-
product, ja. Als kunstnijverheidsproducl
niet. Immers mevrouw Polvhet laat in hare
labriek oostersche tapijten copicercn, en,
't moet gezegd, o|) verdienstlijke wijzc. Maar
(iaar blijt't het bij, en waar men hierdoor
geen eigeii kiinst voortbrengl, iiitegcndeel
den vooinitgaiig in den weg staat, kunnei;
we bet vrijwel hierbij latcii, resiuncercnd
dat een coi)ie inimer inl'erieur aan het
oilgineel is.
April J9i:i. Corn, van 1)i;h Sluys.
^ft ^,9i '^9i ■:^f^ ^9i ^9ii sg,^ ^fS ^* ??,* ^ft
QD D VERBETERING □ c D
De Hcer P. N. van Eyck vcrzoekt oiis te
nielden, dat dc oorspronkelijke nilgave van
K Les Fleurs du Mai » van liaiidelaiie, waar-
van eidiele proefpagina's wei'den opgeno-
men in ons April-nummcr, i)lz. 140, gcdrukt
is op daarvoor vervaardigd " HatcUolor »
papier, en dat op pag. 215 tier proel' in den
G«» regel van onder eene druklbiit is geslopen
(rendu in plaats van redil), welke niet in de
oorspronkelijke uitgave voorkonit. Red.
'•'S««^' ^'^ '•'Sj ^'^ ««^ 5«'?5 «•'§? ^"^1 ««^««^
D D KUNSTVEILINGEN D n
i.T ontvingen dc nilslekend
verzoigde calalogus der
zeer belangrijke verza-
meliiig Maiczell von Ne-
mes nil Budapest, welke
op 17 efi IS Juni te Parijs
in de Galcrie Manzi ge-
vcihl wurdt. De vcrzameling, waarvaii wc
reeds op veivscliillende tenlouiistcllingen van
outle kuiist staaltjes te zien kregeii, omvat
werkcii uit de Italiaansche, Vlaamsche,
lloliandschc, Duitsche, Spaansche, Fransche
en Engelsclie scholcn, van de xiv lot de
xixi! eeuw Van dit alles een ovcrzicht Ic
geven, ligl hier niet in ouze bcdoeling. Wij
willen eukel wijzen op enkele stukken, die
voor ons van bizonder belaug zijii. Voor-
cerst een |)aar paneclljes van Gerard David,,
waarvan vooral een grallegging onze aan
dacht vraagt, een Kardinaalsportret van
van Dijck, cen sappige Fijt en niet minder
smaUelijke Snijdcis, vicr Rubensen waar-
onder twee portrctlen, twee Siberechtsen ;
onder dc Hollandsche meesters worden
vermeld : Abr. van Beyeren. (Juiriju Breke-
lenkani. Alb. Guyp, ,lac. G. Cuyp, .lac. A.
Duck,. Ian van Goyen, Dirk Hals, Fraus Hals
(met een bizonder l'raaimansportret),W. Kalf,
Thomas de Keyser met de zeer iuiportante
Trictracspelers, vrocger in dit tijdscbril't
afgebeeldj, Ph. de Koninck, Nic. Maes,
A. van Ostade, Rembrandt (met hcl roman-
tische portret van zijn vader en een paar
sludiekop|)eni, Jac. van Ruysdael, G. Ter-
borch en Ph. Wouwerman. Onder de
vreemde scbolen trekt vooral ilc aandacht
een recks van niet minder dan twaall'wer-
ken van El (Ireco. B.
^9t ^f^ ^9t ^9> '^9t ^#5 {ftfS ^fj c^ft ^9i ^9i
D D D D D D VARIA D D D D D D
Door OMVoorziene omstandigheden
zien wij ons genoodzaakt eene bijilrage van
den Heei- Sclunidt-Degener over » Poilretten
van Beuibrandl : Tilia van Uylenbuicli en
FraiKj'ois (^oopal », welke voor dit nuunner
bcstenid was, tot de volgcnde allevering te
verschuiven. RiiD.
223
INHOUD VAN DEEL XXIII
(TWAALFDE JAARGANG — EERSTE HALFJAAR igiS)
Hi./.
Bosch (Jac. van deii): De Sclioorsleen KH)
Bruyn (Edniond de): De vreemde afdecliiigen op di,' Tenloonstelliiig
van Modern-GodsdieiisUgc Kiinst. (De Fransche
Afdeeling) 49
Delen (A17) : Kunst van Heden IfiS
Destree, 0. S. B. (Doni Bruno) : De vreemde afdeelingcn op de Tentoon-
stelling van Modern-Godsdienstige Kunst. (De
Engelsche Afdeeling) fi2
Destree (Jos.) : De Porlretten van Gerard David 153
DuBRULLE (A.) : Naar aanleiding van een albasten Ligbeeld ... 1
Fierens-Gevaert : Tentoonstelling van Modern-Godsdienstige Kunst
te Brussel (Belgie en Holland) 9
LoRM (C. de) : Nieuw werk van Cornells van der Siuys .... 206
Ni.iHOFF (C. W.) : Nederland op de Ideal-Home Exhibition te Londen
1912 30-69
Marius (G. H.) : Anthon Gerard Alexander, ridder van Rappard,
1858-1892 1S9
Rooses (Dr. Max) : Frans Van Kuyck 89
RoYEN (J. F. Van) : De Hollandsche Mediaeval van S. H. de Roos . . 13(»
Schmidt-Degener (F.) : Rembrandt's porlret van Gerard de Lairesse . . 117
Veth (Cornells) : Drie muursebilderingen van R. N. Roland Hoist
in de Restuurkamer van den Alg. Ned. Diamant-
bewerkers-Bond 178
KUNSTBERICHTEN
UiT .Amstehuam : Coniflis Ivuypers, Larcnsclic Ivuiislliaiitlcl — Jac.
Zon l)ij Frans Bufla & Zoiieii — I^'rits Mondriaaii
t)ij II. \V. Vail Deldeii — Arii el Ainiciliiu: Tciilooii-
slclling van scliiltierijen en bcclilliouwwcrk — Dc
Ecuwigc F.va van Th. Molkenboei- l)ij II. NV. Van
Delden (■'• ''■ '^O •<"
Sint Lucas: Tcnloonslcllint^ van aciuaicllcn, Ici'-
kcnirif^en, enz. van Icdcn dor Vorcfni^iiiif^ in licl
Sledclijk Museum — Larensche KunsUiandel: Mevr.
K. Kalslioven-!5icrmans, David Scluilinan en .1.
Mankcs '•!• <1 '^-i "
224
Urr Amsterdam ; Anton Dirckx in ile Kiinslznal van Dchtcn — .Muj
l.i/.zy Ansiiigli. (i. Van Xiflciik, A Briel en S. Cuii T,
TjipUc Visser in licn LaicnsclicnKunslluuulcl. . (J. (I. 15.) Ill
Pastels en leekcnin^eii van Fenianti Kiinoi)!! en
schikicrijen van Dirk Smorenberf^, Larensclie
Kunsthaiulel — Dehialsle werken van Van Heurden,
l)e (iraef, Poseiiaci-. Rikct, Hosiers, Wiethase, e. a.,
Knnstzaal Van Delden — Aili et Amicitire : Ten-
loonslelling van sciiihierijen en liecldlionwwerken
van leden (ler Maalschappij ij. d. B.) 215
UlT Antwkkpes : Kunstverhond : Teruf<l)likkeiide lenloonslelli[ii<
van schetseii en kleiiie werken — l-'ugeen van
Alieglieni - Kunstverboiid: Kcislniislenloonstelling
— Fians Van Leemputten (Ar\ Delen) 112
Aze ick Kan — Camille I.ambert — Cli. Victor Hage-
nian — Het Knnstverbond — In de zaal Forst . lAry Delcn) 181
UiT AuNHHM : Tweede tcntoonstelling Artibns Sacruni . . (Alb. de Haas) 41
Heyenbiock, Kiinslhandeine Viies . . . . 'Alb. de Haas) 217
UiT Bhussel : Kunstkiing « L'Union •> — Kunstkring « Le Sillon .. iG. E.) 115
In den Kunstkring — In de Galerij Giroux — Maurits
Langaskens — In lict Studio-zaallje — In de Galerie
dArl — Snieersen Wagenians — De dames Penso en
Rolin en de Heeren Dilicns en Servais — l)c scliil-
ders Julien Genot en .\ll)eit Palonx en de beeld-
houwcr Canneel — In bet salon der Akwarellislen
— Een tentoonslelling van Sicinlen — Omer Cop-
pens en Charles Michel — Willem Bataille - Eniiel
Jacques — Rene Gcvers — Omer Dierckx — In bet
Boutc-zaaltje — Victor Marchal — In bet Sludio-
zaalljc ((^■•F^) '^3
Tentoonstelling >■ I'our I'Arl .. — Louis Titz — Henri
Anspach — In den Kunstkiing le Lacken — Leon
Frederic — Georges Lemmen — .Mfred Verliaeren
— Paul Dubois — Le Lieirc De Kliniop) in de
zaal Boute ('■• ^ ) 183
Libre Esthelique — Fraiis Gaillard — A. Ost —
Edmoiui Verslraeten — Jan Apol — Leon Houyoux (G. E.) 218
UitdenHa.vg: HoUandscbe teekeiimaatscbappij — Hart Nibbrig
bij Scbuller — Kunslhandel Tbeo Neuhuys (G. 1). Gralama) 11
Anloon van Welie bij Goupil — Willem C. Rip bij
Bicsing — J. C \V. Cossaar in « Esher Surrey " —
D. Bautz bij Klcykamp (G. D. Gratama) 79
UiT Haarlem : Kunsllbtografie (Alb. de Haas) 43
UiT Leiden : Leidsche Kunstvereeniging — Dirk Xijiand . (Alb. de Haas) 186
UitMons; Tentoonstelling van den Kunstkring » L'Essaim » (A. G.) 44
UiT Rotterdam : Ikalweefsels (Alb. de Haas) 80
MUSEUMKROMEK : Brussd P. Bautieri 219
Personalia: E. \V. Mocs; Jaak Rossels . . (A. D.) 8(i
Eugene Smits; Ferdinand van der llaegben . . . (A. D ) I.)l
Pater Jozef van den Cdievn S. J (A- H) 1>*<''
Vah.a: ■ 8'-'««-^23
„ 152
IVRRATIM :
Amuachts- & NuvKKilKiDSKiNsr : Arcliileklnnr (Job. G.) 18
Druckeruitbouw '•'"''• *'• ^'
\n liel Museum van Kunstnijverhcid le Haarlem
(Corn, van ilei- .Sluys) 222
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
BertauxIE.): L'lv\|)()silii)ii lull ospcclivc (]c- S;ii iifjossc" 1!)()8 . (J. Mcsiiil) 8'J
Die Ginpliisclu'ii Kiiiisk' (H.) 85
PuYVELUE (Leo v;iii) : Oiidcrzock luuir de ooiz.nken cier wijzingcii in <ic
Iconof^rnpliic der Oude Ncderlandsche scliildcr-
kuiist (.1. Mesiiil) 221
Ovcizichl v:in Tijdsclirirk'n (A. I).) 44-S:M IS
PLATEN
N.-B. De cijfei-s lui-l • gemerkt gevcii lie hl,-i(l/.ijrlen :ian tcgpilovei dcwclke lie plali'ii liuiirn t.'ksl moolcn
tusschengevoc'gci worden.
TeksUteisieriiiy in haul iicsiiidcn door Edw Pcllens.
Omsldi/ in liont gesiicdcn door (i. \Y Dijssclliof.
Bazel (K. p. C. de : Interieur *32
Beklage (H. P.) : Scliooisleen met visici lianrd . . 1((4
Schoorslcen iiiel li;iai(lkacliellje 110
Bosch (Jac. van den) : Sclioorstceii met conibinalie liaaid-vulkachcl lf)7
Bhouweh (Willem C.) : Aardewerk 70
Seliooisleen in aardewerk 108
Cambier (Louis (1 ) : De vluclil naar Egypte 21
Crahay (Alb., : Op het vlakke slraud 175
Crane (Waller) : Oiitwerp voor eeii KcrUiaani 65
David ((ierard, : De Aanbiddiiig der Wijzcn *153
De H. Maagd oniriiigd dour bcilige Vroiiweii *I54
Poilrctleii van Gerard David 15(J-lo7
Degouve DE NuNC.QUES (W ) : De slaap van Jczus 1<>
Denis (Maurice) : C.hrislus met de kindcren ... 59
Desvallieres (Georges): De Geeseling (il
DoNNAY (Aug.) : Het overbiengen van licl lljk van SI AVallieiius *14
St Wallierius berispt zijnen neef — Onldekking van bet lijk
van .St Walherius **14
Doudelet (Karcl) : Jezus door bet slraatvolk liespot 22
Dubois (Louis) : Toebereidselcn voor bel leeslmaal *K)0
DiHUOJur.Q (.lac(iues) : Albaslen ligbeeld "*2
Mausoleum van Euslachius de Croy, Hisscboj) van Atrccbt . 5
Dui'ON (Jozui'l : Gedenkpeiining Icr eerc van Frans Van Kuyck 89
DiJSSET.uor |G. W.i: Scberni 35
DiJSSEl.HOF-KiiuCHENius (Mevr. W.) ; Borduurwerk 30
Borduurwerk 72
ElSENLOEFFEL (Jauj : Scboorslecn lOO
Ensor (James) : De Irooslendc Maagd 17
Fabry (Emiel) : De Ileilige Micliacl 23
I'rami>ton (Reginald) : De kindsbeid van de Maagd van Orleans (il
I'ri^deric (Leon) : De Ileilige Drievuldigbeid : God de Zoon *10
» » God de Vader— God de Ileilige
GeesI **10
De 11. I'ranciscus in liel veld *I2
GuNST (Vail) : Gciard de Lairesse naar <le gravuur van \'an Gunsl . . . . 120
Hens (Franz) : Avond in de Kempen 170
IIentze (Carl) : Twee mei.sjcs 173
lIoFER (Anton) : Dabnaliek 57
Holiday (Henri) : De Ijigel van bel .longste Gericbt 67
22(i
HoLST (H. X. Roland) :
.lossiii.iN Dii Jong (I'c) :
JOCKDAIN (Jules) :
Knyff (Alfred dc) ;
Klyck (Fraiis Van :
Laurmans ;Eug.) :
Lairesse (Gerard del
Lanooy (Chris) :
Llytex (Hendrikj :
Mellery (Xavier) :
MiEGHEM (Eug. Van) :
MiXNE (George) :
Oleffe (Aug.) :
Opsomer Isidoor) :
Pexaat(W./:
POSENAER (Jos.) :
Rafael :
Rappard (A. vanj :
Rembrandt van Run
Roos (S. H. de) :
Si.LYS (Corn, van del
De sterke urcn *I7,S
De diepe uren *17g
De zachle uren *180
Alexander van Rappard ... *')S9
Sinte Alice 24
De zwarle slaghooni *1()2
Sluilsluk nit liel [m aclilwerk « De Wijk Oud-Antwerpen » . 90
Houlhakkerslaniilie *yo
Een Uitliangbord 92
Hel Sleekspel .... *92
Zijden Vaandcl voor de Maatscliapi)ij » Sinl Jan » . . . . 94
De Maaier *i)4
Burgerwaclil-typen ilSToi 95
MislefTect *y(;
Onderscheidiiigsteekens voor de leden van liet Acadeniiscli
Korps van Antwerpen 97
Dc Kapel in de a Wijk ()ud-.\nl\verpen « 95
Verkleinde albeelding eener bladzijde uit hel ])rachl\veik
« De Wijk Oud-.\nt\verpen » *98
Badende Kinderen ... 165
Zwarleknnslprent naar een zelfporlrel 121
Voorbeeld van een geflalleerd porlrcl 125
Polterij 36
Porlret van Frans Van Kuyck *S9
In het Begijnhof lUG
Aan de Dokken 174
Mansborstbeeld (gips) 1G7
Stilleven 171
Jezus predikend le Lier . 20
Eetkamer *72
Het Tapijlweven 93
Porlret van kardinaal Alidosi 127
Dorpskerkhof, waterverf 191
Convocaliebillel voor den Ulrcchtscheii Kunslkring . . . 192
Sleenbakkerij, els 193
Oude Vronwenhuis op Terschelling 195
De boekhouder, penteekening 190
De boekhouder *196
Oude spinster uit Rolde 197
Fabriekintericur, krijlleekening 198
De Breisler *198
In de F"abriek *200
Judaspenningen 203
De Tegclschilders *204
Porlret van Gerard de Lairesse 1065 *118
Bladzijde uil Slijn Slreuvels « Morgenstond ....... *1.32
Teekeningen hoot'dleller 1) en letter d 135
Proefpagina der Hollandsche Me<iiaeval *130
Proefpagina uit de Hollandsche Mediaeval Cursiet *137
Fcnige stelpioeven 138
Zincographisclie verkleiniiig naar een der procl'leekenijigen 139
Titel en twee bladzijden van een luxe-uitgave dei' « Zilver-
distel » te 's Gravenhage *1 111
Titel en twee bladzijden van : lu-n drielal lezingen in .Vnierika
gehouden door H. P. Berlage *142
: Scliels voor een selioorsteen 109
Kasl 207
227
Sluys (Corii. villi (Icn
S.MiTS (Jacol))
Smits (A. P.) :
Sjiits hn Fels :
Stevens (Jozef) :
Thonet (Victor) :
Thokn PniKKER (.lolian
TooHOP (Jan Tli.) :
WoESTlJNE (Guslaaf vai
Wouters (Rik) :
ONfiEXOEMUE OF OxBEK
Details van all) 1 207-208
Stoel 20S
Danies-sclnijllarcl 20<l
Detail van afl). 5 2tt'J
Buieausloel en Stoel . 210
Menhels en Zitnieubcls 211
Tafeltjc en Kasl 212
ZHincubel *2r2
Detail van all). 13 .... 213
De 1100(1 Gods 13
Rieten stoel 3!
Etagere in licl 71
Rlocnienslandaaid in riet 76
Tuinkamcr ... 75
Sclioorsteen met open haard . 105
Kanierlioek met sclioorsteen ... *108
EUende *158
Na den Rc,i;eii 172
:De Aanbidding der Herders 53
De Aposlcl Simeon 27
Christns Eucliaiislicns . 28
1 de) : Cliristus 19
Poilret van ilen lieer H. IClslander 169
ENDE Meestehs :
School van neuron : Wandscliildeiin]> iiit de Chapelle Saint
Main- le Beuron 51
Porliel van Jaak Rosseels ........ ... 80
Sclioorsteen, xv eeuw 101
» xvii'- eeuw 101
» uit liet kastecl Zuylesteen 102
« in cen hnis te Ainsterilani 103
Pater J. van den tilieyn, iiaar eeiie oulaiigs uityevoerde lolo-
gralie 187
(ii:i)iuKr Doou
.I.-E. lU'SCHMANN
iii Ani\vi;iu'i;n.
228
k .'^^r''
. . -v^/i;:"' v^----"^' T:^.-^-. '=/.-'' -'\^-^ -■
Onze kunst
5
07
deel 23
PLEASE CK> NOT REMOVE
CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET
Iff^lVERSITY OF TORONTO LIBRARY
m
' 1 \.
t ^
.y£-
' ^.l-■
. :f,^:
'""i%.,^«- > •>r.-::^•-
'C,ti
S« '•'"^'^. / J- •,'--)■■ m; -'v .' ' .'Tw'^ '•vi^i*'
'"iSf
>^ -/^' -^^* '^■' -^ ■'■ ^'^-^
3
e
'I^i.